f
2UK MIDDBL8,4KE
l Ë I S J E S N 0 0i)Z
.V- V A IN O ' S ' ^ T i!-:;
iüvergedrixkt
liet M a a n d b l a d Onderwijzcrfj CTCnoo'
VLXX.
ARS
SGH0LB:\^
ODZAKELIJIi?
r V i-: s^ 2 - i x ^
idblad van het Wcderlandsch •CrcnootsclTip/
I
f
r
/
Zijn middelbare scholen voor meisjes noodzakelijk?
Van lijd lot tijd worden er vragen gedaan, die eene bijzondiM-o actualiteit hebben, zoodanig niet alleen, dat zij bijna in ieders momi zijn, maar ook dat elk meent ze zonder de minste aarzeling te kunnen en te moeten beanlvvoorden. ()nd(;r deze vraaen ma"- on"eiwijfeld ook die gerangschikt worden naar middelbare scholen voor meisjes, en waarlijk wanneer men alleen mocht oordeelen naar dou koortsachtigen aandrang, waarmede sommige woordvoerders der openbare meeniDg, hun gevoelen uiten, dan zoude men in verzoeking komen, om te gelooven. dat onze Nederlandsche vrouwen bitter te beklagen zijn, en dat zij verre beneden hel peil staan van hare Duitsche, althans van hare Amerikaansche zusters. Doch schrijven wij die gejaagdheid en overdrijving loe aan del eigenaardige wat onzen iijd kenmerkt, dan büji't er ook nog van eene meer ernstige zijde aandrang genoeg over. om naar de oorzaak van dit verschijnsel te zoeken, en daarna met kennis van zaken en bezadigdheid hH antwoord op de vraag te kunnen i^even. Meer dan ooit vroeger treedt in onzen tijd de individualiteil op den voorgrond. Het is niet meer genoeg, dat de inaatsehappij iu hel bezit is van zekere rechten, die het eene gedeelte voor het andere zal doen gelden, of dal er in haar eene zekere niote van kennis a.ui-
2 wezig is, welke enkele hevüorrechlen ten dienste der massa kunneii aanwenden; die massa zelve heeft behoefte aan kennis, sedert se//rcr/i'erimj en zelfhulp wachtwoorden zijn geworden, die ieder aansporen, om aan de eene zijde zooveel macht uit te oefenen, als waartoe hij zich in staat gevoelt, en aan de andere zich zooveel kennis toe te eigenen, als hij noodig zal hebben tot den strijd des levens,
'ijze de middelen van beslaan moet verschalï'en. Bij deze laatste, meer beperkte op\ atling der zaak, zoude men nu oppervlakkig meenen, dat de voorstanders tamelijk voldaan moeten zijn. Sedert 1863, den dag waarop Tliorbecke zijn ontwerp van Wel op het Middelbaar onderwijs bij de wetgevende macht aankondigde als eene groolsche taak, die van ouberekenbarcn invloed op het lol onzer natie zoude zijn, tol in 18()0 zijn er 41 scholen voor Middelbaar onderwijs opgericht, met 4-85 leeraren en 5210 leerlingen, en bestaat er zekerheid, dat de stalisti(.k van 1870 deze getallen met nog ecnige zal kunnen vermeerderen. En toch — dankbaar, maar niet voldaan, — is misschien ook hier, zooals bij zooveel, Mat er om ons plaats heeft, de meest gepaste uitdrukking van het gevoelen dergenen, die zich meer bijzonder geroepen achten, om als tolken der openbare lïieening op te treden, en liunne tijdgenooten de richting aan Ie \Aijzen, waarin zij zich op maatschappelijk en staalkundig gebied te bewegen hebben. Niet alleen toch dal deze hel meer uitgebreid lager onderwijs willen annexeeren, en daardoor het zelfstandig beslaan van ons geheel lager onderwijs bedreigen, neen zal de middelbare school de haar
waardige plaals innemen, dan raoel zij niet alleen haar veelomvaUend onderwijs uitstrekken over de mannelijke jeugd van 12 — 18 jaren, maar dan is de lijd gekomen, om ook de vrouwelijke daarin te doen deelen, en hoogere burgerscholen met drie- of vijfjarigen cursus voor meisjes op te richten. Natuurlijk knoopt men die vraag aan eene der hoofdvragen van onzen tijd vast, eensdeels om aan het onderwerp eene meer algemeene strekking te geven, maar anderdeels ook, om door de beslissing van de eene vraag tevens de andere tot eene definitieve oplossing te brengen, en met te meer gewicht allen tegenstand te ontwapenen. En zoo wordt de questie over het middelbaar onderwijs voor meisjes verbonden, ja bijna vereenzelvigd met de vraag over de emancipatie der vrouw. Vrouwenemancipatie! oppervlakkig beschouwd, zoude men denken dat daarvan in het christelijke Europa en in onzen tijd geen sprake meer behoefde te zijn. — waar toch de vrouw reeds lang in het bezit is van alle rechten, welke zij behoeft, om aan hare roeping te beantwoorden, en overal waar de le-vensorastandigheden dil van haar eischen, als individu zelfstandig op te treden. liet streven toch dat hier en daar gezien wordt, om enkele maatschappelijke bedrijven ook door vrouwen te doen waarnemen, of het meisje door een ecnigszins professioneel onderwijs daarvoor de geschiktheid te geven, zal toch wel wat al te geringe beleekenis hebben , om daaraan den zooveel omvattenden naam van emancipatie te geven. Maar juist dit, dat men met het oog uj) onze maatschappe lijke toestanden aan het woord emancipatie geen bepaald begrip meer behoeft te verbinden, maakt dal men bij gebrek van een behoorlijk afgebakend denkbeeld, zich volgens den wijzen raad van Mephistopbeles slechts met hel woord behelpt; men kan dan toch daaraan telkens die beleekenis hechten, welke het best past voor zijn redeneeringen en de gevolglrekkinyon, die men daaruit naar omstandigheden wil afleiden. Dal eve-nwel op deze wijze d-. strijd eindeloos is, en dat voor-on tegenstanders elkander daarbij niets willen of kunnen toegeven, zal wel geen betoog behoeven, en leert ons de ondervinding dagelijks, maar dezelfde onzekerheid die daarbij omtrent de hoofdvraag moet blijven beslaan, treft noodwendig ook alle andere vragen, welke men daarmede in betrekiing heeft gebracht.
\Vil mon derhalve do vaag omtrent hel .„ddeiba.r onU.- " voor meis es vnr.,- ,;,.!, i "J'uutjuaai oiiderwij's aeisjes vooi z.ch zelven tot eene Leshssinj,- brengen dan . , ! men wel doen haar af^escl.e.Mpp i . ! i «^'i-nöe". üan zal vraa-^ om -dl.. ' ' y ^ ' " " ^ ' « « '^ beschouwen van de cmancipaiie^ ' ""^ ""'•^» "« t« S^'-»" ol- de middelbare school zoo.b- .• • l
nog ten on.em vertoont, voldoet aan de p e d . r " ! 7 I '' ",
- v o o r de opvoeding en het o n d e r . , 3 r : i ^ ; ; ' L r : i ^ ^ J l ~ J ! r in-eric-ht
"'''1 "^'^«^-''""^^-P-l- "kennis is .acht",
rï,, t
i<^f,ijinoouiige beschavini^.
"''''ï' *=''" ""^lerwijs heeft
P^ cmand inoli ,„i
.i
•-ij.cn, of hadden pas zooveel geleerd, dat een tijdsverloop van
5«:.r^3rr--c—rit wolIennaa,en leeren, word door onze moeders als veel n' T t ^ voor onze zusters «eaeht dan h-t w l ^^el noodzakehjker
^f 7 - - -r, .J;^:,l',:::s;:L:rir ,.:• talenten invloed te verwerven w . ; . ' "'' " " ' ^ ' " ' verwerven, waren zaken van oneindig meer geliuisnoudinir een«> ynil- , ^». i i .. '^ "'-
"«iij, ctne zaak \an ondergeschikt belan-.-
Tn .i„
n
o
wicht, eu geen wonder tlus, dat deze dan ook de nchiing aanwezen, die de afzonderlijke raeisjesscholen nemen moesten. Kennis van vreemde talen, Fransch, Engelsch, en üoogduitsch, de talen der beschaafde wereld, en zich daarin vooral in de eerste meteen zuiver accent en gemakkelijk uit te drukken, — een weinigje oppervlakkige kennis van de Gricksche en Romcinsehe Mythologie, soms no<>- van enkele tijdperken van de geschiedenis der Letterkunde, maakten met de fraaie handwerken, muziek en dans het geheele programma uit, van de in dien tijd als de beste bekend staande meisjesscholen, niet alleen in Nederland, maar ook elders. Nu is het wel waar, dat de laatste vijfentwintig jaren daarin groote verbetering gebracht hebben, — dat in Duitschland, Zwitserland, Frankrijk en Engeland van lieverlede hoogere eischen aan het onderwijs voor meisjes zijn gedaan, evenals ook de wet van 1857 ten onzent aan dat onderwijs eene wijdere strekking en een rijkeren inhoud gaf, maar over hel geheel oefent de vroegere geringschatting van de wetenschappelijke kennis der vrouw nog een te grooten invloed uit oüi die verbeteringen op den rechten prijs te stellen. Tegenover die geringschatting staat echter eene overschatting, alsof die wetenschappelijke kennis alleen in staat zoude zijn, al de miskenning, al het onrecht, ai de ellende, welke het vrouwelijk geslacht, nu heeft te verduren, en waaronder het tot hiertoe sebukl «aat weg te nemen, ~- en nu hebben die gering-en die overschatting dit met elkander gemeen, dat zij den werkelijken toestand geheel uit het oog verliezen, om of met een ingebeeld idealismus de eischen van het oogenblik geheel te verwaarloozen, of met een ziekelijk realismus de eeuwige wetten der natuur te veronachtzamen. Ja, goed, degelijk en volledig onderwijs voor onze meisjes is een niet te miskennen eisch van onzen lijd, — niet oni haar alleen wat meer wetenschappelijke kennis te geven, dan tot hiertoe het geval was, — ook niet, ;ora haar tot een of ander maatschappelijk bedrijf op te leiden, — maar wel om haar vatbaar te maken voor die beschaving, welke zij in den huiselijkcn en maatschapj.elijken kring, waarin zij leven moeten, behoeven. Hel is dus de vraag, of dit onderwijs verkregen moet worden langs den weg van het middelbaar of van het meer uitgebreid lager onderwijs. Bij de bcanlwoording dier vraag stuit men echter op eonr moei.
6 lijkheid. Noch hel middelhaar, noch het meer uitgebreid lager onderwijs is behoorlijk gedefinieerd; het laatste volgt wel eenigszins uit de plaats, die het in de wet op het lager onderwijs inneemt, doch dit geldt alleen van het aanvangspunt. Neemt men voor het lager onderwijs, het onderwijs aan, dat voor ieder mensch in eiken stand der maatschappij noodig is, dan volgt het uitgebreid onderwijs daarop onmiddellijk, doch gaat aan de andere grens met eene groote mate van elasticiteit voort, die hare perken niet vindt in de wetenschap, maar alleen in den leeftijd en de bestemming der leerlingen. De onderscheiding toch die wel eens gemaakt wordt, dat het uitgebreid lager onderwijs niet verder gaat dan de beginselen, heeft niets reëels, want behalve dat al onze kennis, ook die van den verst gevorderde, in vergelijking van al hetgeen er te weten valt, geen hoogeren naam, dan dien van beginselen verdient te dragen, — waar moet de grenslijn gelrokken worden, die de beginselen van het verder voortgezette afscheidt. Zoo b. v. wijst men er op, dat de wet op het lager onderwijs niul^ die van het Bliddelbaar onderwijs wel spreekt van de letterkunde, maar dit zal toch w d niet beteekenen, dal de uitgebreid lagere school bij haar onderwijs in de vreemde talen niet verder behoeft te gaan, dan de declinaliën en conjugatiën met enkele regelen der spelling. Voor diegenen toch barer leerlingen, die geen verder middelbaar onderwijs ontvangen, zoude eene zoodanige kennis niet veel te Leduiden hebben, en verkregen zijn ten koste van groot tijdverlies, terwijl zij die later eene Hoogere Burgerschool bezoeken haar zoolang best kunnen missen. Neen ook hij die de beginselen eener laai leert en daaraan iets voor zijne ontwikkeling, iels voor hel werkelijke leven zal hebben, moet trapsgewijze bekend gemaakt worden met hetgeen in die taal geschreven is, want taalonderwijs, dat niel lot letterkundige kennis leidt, heeft niet de minste waarde. Omdat nu eenige barer lecrhnlingen die kennis van de uiiddelijarc school zullen ontvangen, gaat het niet aan, anderen bij wie zulks niel hel geval is, die Ie onthouden, en hun derhalve slechts stukv\erk te geven, waarmede niets is aan te vangen. Nog minder kan men van de uitgebreid lagere school verlangen, dal zij tweeërlei onderwijs geeft, een voor degenen, die geen middelbaar onderwijs en een andor voor degenen, die dil wel zullen
/ oiilvangcn. De zoo noodzakelijke eenheid in haar onderwijs zoude daardoor verbroken worden, want diezelfde scheiding moest dan niet alleen hel taalonderwijs, maar dat in alle andere vakken beheerschcn. Nu spreekt het wel van zelf, dat het letterkundig onderwijs der middelbare school een wijderen omvang en meerdere diepte moet hebben, dan dat der lagere school, maar meer en minder veronderstelt bij beiden wat, en daarom kan van eene geheele uitsluiting op de lagere school geen sprake zijn. Even onzeker als de grenslijn der uitgebreid lagere school is de omschrijving van het middelbaar onderwijs. De wet zelve heeft hel niet bepaald; alleen in de Memorie van Toelichting wordt het omschreven als "Omvattende de vorming van die talrijke burgerij, welke het lager onderwijs, te boven, naar algemeene kennis, beschaving en voorbereiding voor de onderscheidene bedrijven der nijvere maatschappij tracht." — Nemen wij deze omschrijving aan, dan hebben wij te doen met twee geheel verschillende zaken, met algenseeno kennis en beschaving, en met voorbereiding voor de onderscheidene bedrijven der nijvere maatschappij, en hel komt er nu maar op aan, welke van de twee de hoofdzaak en dus het criterium van de middelbare school uitmaakt. Nu is het opmerkelijk, dal bijna allen, die hel middelbaar onderwijs voorslaan, en er over schrijven, de algemeene ontwikkeling en beschaving op den voorgrond slellen, maar dat èn de praktijk, èn het programma der eindexamens ons op het tegendeel wijzen. I)il laatste evenwel ook niet rechtstreeks, maar de phrase in het Programma op de Eindexamens der Hoogere Burgerscholen: »het hoofddoel van het eindexamen moet zijn hel onderzoek of de jongelieden toegerust zijn mei die kundigheden, welke de hedendaagsche maatschappij in elk beschaafd man eischl", — verbindt die beschaving bijna alleen aan de kennis, welke men voor eene speciale voorbereidinglot eenig technisch bedrijf of ambt eischen kan en moet. — Waarlijk hel aantal beschaafden in ons land zoude merkelijk ingekort worden , als hel recht om zich zoo te noemen, afhankelijk werd van hel al of niet kunnen voldoen aan de eischen voor dat eindexamen gesteld. Doch hoe dit ook zijn moge, wanneer er sprake is van mid.lelbare scholen voor meisjes, dan zal de voorbereiding voor de onderscheidene bedrijven, wel geheel op den achtergrond kunnen gesleld worden.
8 cii men alleen behoeven Ie oversvcgen of de algemccnc onlwikkeiing en beschaving van dal gedeelte van het vrouwelijk geslacht, dat boven het lager onderwijs staat, aan de middelbare school behoort opgedragen te worden. Eene algemeene ontwikkeling en beschaving eischen evenwel meer dan wetenschappelijke kennis, of vorming van het verstand; deze behoort in overeenstemming te blijven met de vorming van het "-evoel of den aesthetischen zin. Een geleerd of een veelwetend mensch is nog geen beschaafd mensch, terwijl een beschaafd mensch ook niet zonder die kennis kan zijn, welke in den kring, waarin hij zich bewegen moet, vereiseht wordt. Ofschoon het nu niet mogelijk is datgeen te scheiden, wat alleen zijne rechte beteekenis kan verkrijgen door eene aaneensluitende harmonische samenwerking, zoo kan men toch de eischen der wetenschappelijke kennis als te zamengevat beschouwen in de leervakken der school en die der aesthetische vorming in hare methode. Is dit zoo, dan mogen wij nu vragen, welke zijn de leervakken, die eene algemeene ontwikkeling en beschaving eischen, of met andere woorden, welke wetenschappelijke kennis is er noodig voor de vorming en leiding van den zin voor het ware, het goede en het >;choone, — en het antwoord op die vraag is niet moeilijk. De lilterarische vakken, a!s: kennis van de taal of talen, die lot den kring behooren, waarin men leeft of werkt, kennis van hare regelen, voor zooverre die noodig zijn tot eene juiste uitdrukking der "bedachte, zoo mondeling als schriftelijk, maar ook kennis van het beste, wat in die talen gedacht en geschreven is; - de geschiedenis, als de gang, die de ontwikkeling en beschaving der menschheid genomen heeft, als het levensbeeld der menschheid, waaraan het individu zich spiegelen moet; — en de aardrijkskunde, of de keuni'; van onze aarde en hare producten, van hare bewoners, hunne zeden en gewoonten, hun bedrijf en hunne instellingen; - verder de wiskunstige wetenschappen, voor zooverre die als reken-, stel- en meetkurisl in onmiddellijk verband lot het werkelijke leven staan, hetzij zij ons als cosmographie de aarde doen kennen in betrekking tot het heelal; de natuurwetenschappen, niet als een meer of min volledig samenstel van natuurwetten, maar als eene reckr, van vcrschijir,.'lpD, hetzij zooals wij die in de planton- en dierenwereld waarncr.'f'n. i.f^i.zij zooals die ontstaan door eene voortdu-
9 rende of kortstondige inwerking der natuurvoorsverpen op elkander. Ziedaar hot programma, dat naar mijne mecning aan de elscheu voor de wetenschappelijke kennis van een beschaafd incnsch, hetzij mzu of vrouw, kan gesteld worden. Maar zooals ik reeds opmerkte oi het gebied van geeslesontwikkeling is er veel, dat men onniogelijk kan scheiden, en zoo is het ook hier: al het genoemde heeft meer betrekking tot het opnemen, minder tot het teruggeven, waarbij niet alleen het kenne?i maar ook het kijTi;i3ii gevorderd wordt, en derhalve moeten onder de vereischte kundigiieden voor een 'beschaafd mensch, ook nog gerangschikt worden het lezen, het schrijven, hot teekenen en de muziek. Al deze vakken heiiooren nu zoowel tot de middelbare als tot de school voor uitgebreid lager onderwijs, en in zooverre zoude het dus onverschillig zijn, of zij in de eerste dan wel in de laatste aan meisjes onderwezen werden. Maar zijn de vakken dezelfde, onge rijmd zoude het zijn te beweren, dat ook hun omvang dezelfde is; de middelbare school moet hare eischen veel hooger stellen., en al het onderwijs, dat zij geeft behoort van den aanvang af, met haar eind doel in overeenstemming zijn. Ontwikkeling van het verstand eu vorming van het oordeel zal zij door haar onderwijs, waar dit goed gegeven wordt, ongetwijfeld bereiken, maar vermeerdering van keu nis, uitbreiding van den kring van het weten, is, en blijft haar voornaamste doel; het eindexamen zal haar niet veroordeelen' ais zij dat doel bereikt, al liet de zedelijke opvoeding ook nog zooveel te wenschen overig. Hebben dus beide takken van het onderwijs een gemeenschappelijk gebied, de werkzaamheid op ieder hunner is een geheel verschillende, en terwijl de eene ontwikkelt door kennis aan te brengen, brengt de andere kennis aan om op te voeden. Verslandsontwikkeling is^" dus hoofdzaak voor de middelbare, - verstandelijke en zedelijke opvoevoor de uitgebreid lagere school — en welke van die twee behoort nu hoofdzaak te zijn bij de opvoeding van het meisje. Nog altijd wordt de menschheid heheerscht door twee beginselen : het eene dat de kennis als een gevolg der menschelijke onvolmaaktheid beschouwende, die niet alleen ondergeschikt maakt aan do eischen van het godsdienstig leven, maar haar zelfs daar vijandig tegenoverstelt, en hel andere, dat de hoogste volmaaktheid stelt JU
10 tie kennis, en dat al wat daar Luiten ligt, als ziekelijke aandoeningen of gewrochten der inbeelding verwerpt. Wel staat tussclien die beiden jn het echt humaniteitsbeginsel, dat den mensch met zijn kennen, gevoelen en willen in de menschheid vereert, hem met al zijne noofkn en behoeften, zijne grootheid en geringheid in het Goddelijke wereldplau opneemt, maar hoe betrekkelijk klein is steeds het getal geweest dergenen, die naar dit beginsel handelden, en nog meer, zijn de uitstekendslen onder hen niet te allen tijde, door de massa aan de eeue eu de andere zijde, als Luiten de menschheid'geplaatst. Ik za! wel niet noodig hebben aan te toonen, welk beginsel in onzen tijd de overhand heeft, nu voor zoovelen de spreuk kennis is macht geeu andere beleekenis schijnt te hebben, dan kennis is de ïi'.acht, en die dus alle menschelijke volmaaktheid langs den weg der kennis zoeken te bereiken, of alleen daar die volmaaktheid willen zien, Avaar zij door het weten of de wetenschap kan verkregen worden. Voor dezulken is dan ook het antwoord op de gestelde vraag niet twijfelachtig. Voor hen is het de kennis alleen, die het meisje of de vrouw behoeft, om aan hare roeping als mensch te beantwoorden. De kennis zal haar verheiren en he vrijden van allen dwang, haar den v.eg wijzen, dien zij te volgen heeft tol vermeerdering van haar eigen ' geluk en dat der menschheid. En is er waarheid in die beweering, dan voorzeker heeft de middelbare school met hare meerdere wetenschappelijkheid, haar wijderen omvang en de meerdere diepte van haar onderwijs eene niet te miskennen voortrelFelijkbeid boven de bchool van uitgebreid lager onderwijs. Maar nu leert ons de ervaring, dat die beweering valsch is, en wijzen de voorstanders van die realistische richting der school ons met zekere voorliefde op Amerika, omdat zij vergeten, hoe in die Nieuwe Wereld zoovele andere oorzaken samenwerken, om maatschappelijken \ ooruitgang en welvaart ais het waie samen te doen gaan met het hireven naar inteilectuëele ontwikkeling, laat ons dan ook uit datzelfde Amerika de lessen hooren, welke dat realismus in de opvoeding der vrouw te aanschouwen ffceft. Op hol Congres voor ïSational Science in 1807 te Boston gehouden loonde Dr. Allan van Lowell aan, dat de bevolking van Massachusetts a:!,ai;:, en i'at hel i,'etai kinderen der immim-eerende huisgezinnen ge'niddeld du..bel zoo groot was als dat der inboorlingen, — dal terwijl
11 voor zes geslachten gemiddeld elk gezin 8 a 10 kinderen had. dil nu nog geen 3 was, — dat ongeveer 10 pCt. dor huwelijken van de inboorlingen kinderloos bloven, en dat terwijl de oeconoinen in een welvarenden staat de normale toeneming der bevolking op ecne geloorte per 50 zielen stellen, deze in Blassachusets slechts één geboorte per CO zielen beliep. A!s de oorzaak van
11 -ils wij cciH op de feilen zien en hel Holiandsche gezin vergelijkeis met hel Fransche, waarlijk dan zal men weinig geneigd zijn, om hel laalsle zijne cco!es supérieures el professionelles pour des fdics te benijden. En die vergelijking is gemakkelijk te maken; men behoeft slcchls hel »Monsieur et Madame Béhé" naast den Trouwrin"- voor het jonge Holland te leggen, en voor een ieder die slechts een weini"leveiisernst heeft, kan de keuze geen oogenblik twijfelachtig zijn. Maar Duilschland dan, — ja ongetwijfeld de gemoedelijkheid, huiselijkheid, natuurlijkheid en openheid der Duitsche vrouw trekt aan en oefent een machtigen invloed uit, op al wat tot hare omgevinf' behoort, maar dat is niet de verdienste der "höhere Töchterschule, die zij bezocht heeft, want zegt een van Duitschlands voornaamste opvoedkundigen zelf: «onze meisjesscholen, voornamelijk de hoogere meisjesscholen zijn nog verre verwijderd van hetgeen zij zijn moeten, het onderwijs is meest werktuigelijk, het grijpt te weinig in het gevoelsleven der vrouw en gaat van de meening uit, dat het voor haar genoeg is zoowat oppervlakkig met de dingen bekend te zijn." — Niet dus de school, maar met haar is het huisgezin de kweekplaats van die deugden en voortrelTelijkheden, welke men terecht in de Duitsche vrouw prijst, en die ook bij ons nog overheerschende zijn, maar die groot gevaar loopen van uilzonderingen te worden, als de richting veld wint, die misschien wel zonder dat zij het vermoedt, ons vrouwen geven wil, waarvan de typen geteekend zijn in de Anna Rooze van Cremer en de Lidewijde van Busken Huet. Blaar gelukkig, enkele excentriciteiten daargelaten, zijn de eischen hier 111 het algemeen aan het middelbaar onderwijs voor meisjes gesteld niet overdreven. De H. B. voor meisjes te Haarlen allhans zal zeker den naam van middelbare school niet verdienen door het onderwijs, dat daar gegeven wordt, want al ken ik die school niet door een langduri"^ ol kortstondig bezoek, toch mag ik er over oordeelen als het programma der lessen en de opgave der leerboeken, mij de maatstaf ter beoordceling zijn. Immers wanneer men voor het leervak wiskunde geen andere boeken vindt opgegeven dan B. L. Vries, Gronden der cijferkunst en Boeser's Rekenboekjes en eerst in het vierde jaar evenzoo met den naam van wiskunde een weinigje elementaire meetkunde aanduidt, dan ziet men, Jat men eigenlijk niet doet dan goed rekenen onderwijzen, on dat daar vooreerst geen vrees bestaat voor ingespannen studiën, die
23 but herscD- en zünuwleven zullen prikkelen. Ook de naluuiwelcuschappen nemen er voorzeker geen te hooge vlucht; het piogramma geeft daaromtrent niet meer aan dan de noodige tijdsbepaling; alleen voor de Natuurkunde wordt als leesboek aangegeven; Ganot, Natuurkunde voor den beschaafden stand, bewerkt voor Th. van Doesburgh, en daar dit «voor den beschaafden stand" nu eigenlijk niet anders te beteekenen heeft, dan voor hen, die er zoo wat van willen weten, of een oppervlakkig kijkje nemen zonder zich te zeer in de zaak te verdiepen, — is de vooronderstelling toch niet zonder grond, dat het hier meer om »liefhebberij" dan wel om natuurwetenschap te doen is. Met de talen is het evenzoo gesteld: themaboekjes, spraakkunsten en bloemlezingen leveren de stof en de leiddi-aad van het onderwijs, en ofschoon nu voorzeker bij het taalonderwijs de individualiteit van den onderwijzer meer afdoet dan liet leerboek, zoo is het toch ook waar, dat het corrigeeren van thema's ccnc weinig bezielende, maar tegelijk zeer tijdroovende werkzaamheid is. Doch genoeg, want het is mijn doel niet eene kritiek van de Ilaarlemsche school te geven, — uit het aangevoerde blijkt voldoende, Jat de bewering voor eenigen tijd in den Amsterdamschen Gemeenteraad gedaan niet uit de lucht gegrepen was:" dat zij niet is eene middelbare school, en dat het onderwijs in de elementaire vakken er hoofdzaak is. Ook de Heer J. A. van Eijk blijft in zijne eischen aan het middelbaar onderwijs voor meisjes zeer gematigd, zoodanig zelfs, dat er met uitzondering van Boekhouden niets in voorkomt, dat ons aan eene middelbare school zoude doen denken. Doch hierover een enkei woord, al is het hier niet zoo geheel van pas. Dat onderwijs in het lioekhoudcn schijnt eene bijzondere aantrekkelijkheid voor het middelbaar onderwijs te hebben, en waarlijk voor iemand, die met het Boekhouden bekend is, zijn de argumenten, welke daarvoor worden aangevoerd somtijds vermakelijk. Allerlei verborgen krachten worden er aan toegekend, en men vergeet dat het boekhouden niets anders is, dan een technisch vak, waarvan het doel niet is diepzinnige beschouwingen over het debet en credit, maar eenvoudig het doen kennen en in beoefening brengen van de kortste en meest practische wijze, om al de veranderingen, die er in onze bezittingen plaats hebben voor Ie stellen en na Ie gaan.
!4 Met boekhouden zal dus niet tot logisch denken leiden, maar evenmin zal het een middel kunnen zijn, waardoor men den leerling brengt tot orde en regelmaat in zijne zaken; liggen deze niet in zijn aanleg, of kan de tucht van het geheele onderwijs die niet wekken, dan zal het leeren onderschelden van Debiteuren en Crediteuren dat nog veel minder kunnen doen. Kn als men zijne eischen lager stelt, en het Boekhouden alleen beschouwt, als eene aanwijzing om zijne ontvangsten en uitgaven met orde te kunnen boeken, dan vergeet men, dat in de huishouding het stipt toezien of het letten op de kleintjes, niet het gevolg, maar wel de oorzaak is van het nauwkeurig opteekenen. Waarlijk de lei van de keukenmeid moge soms vreeselijk mank gaan, wat de spelling, en het behoorlijk onder elkander zetten der c^fers betreft, de sommen zullen in den regel zeer goed sluiten, en mocht er al eens eene vergissing in zijn, honderd tegen een, dat die in haar eigen voordeel is. Neen de tijd, die op onze Hoogere Burgerscholen aan het Boekhouden besteed wordt, ik aarzel niet het met ronde woorden te zeggen - is een verbeuzelde tijd, en wil men beter en degelijker onderwijs aan meisjes geven, dan kan men zonder eenig gevaar voor verlies het boekhouden gerust weglaten. De Heer Steijn Parvé gaat wel is waar in zijne eischen iets verder, maar het verschil is niet zoo groot, als men oppervlakkig wel zoude denken, wanneer men hoort dat eerstgenoemde het onderwijs lot drie jaren wil beperken, terwijl de tweede het over vijf jaren wil verdeden; het verschil ligt alleen in het aanvangspunt, want terwijl de Heer van Eijk het meisje eerst het geheele gebied van het lager en meer uitgebreid lager onderwijs wil doen afloopen, geeft de Heer Parvé de voorkeur aan het afbreken van het lager onderwijs, zoodra de gewone lagere school doorloopen is. En toch bij dat verder gaan wordt ons gedurig het «niet te veel" toegeroepen; bij de meetkunde is b e t : ,.ik verlang volstrekt geen geregelden cursus volgens een of ander voor de middelbare scholen voor jongens bestemd meetkundig leerboek, maar slechts de behandeling van enkele hoofdstukken", — en bij de natuurwetenschappen — »voor jongens wordt meer volledige kennis van beide wetenschappen gevorderd; — verscheidene onderdeelcn kunnen, ja moeten voor meisjes achterwege gelaten worden." Doch genoeg om te doen zien, dat wij door het middelbaar onderwijs, dat lol nog loe voor onze meisjes gevraagd wordt, geen
ID
gevaar loopen om der vrouwelijke natuur geweld aan Ie doen, en toeh komt het mij voor, dal juist die gematigdheid der eischen een hewijs is, dat ons middelhaar onderwijs, zooals het zich tot hiertoe heeft ontwikkeld, niet aan de behoeften van onze meisjes kan voldoen i). Ik deel wel niet alle bezwaren, die W. B. in zijne brochure tegen ons middelbaar onderwijs opsomt, maar toch moet ik instemmen met zijne twee hoofdgrieven: overlading van leerstof en opofFering van het algemeen beschavende beginsel aan eene technische opleiding, liet is zoo bij de oprichting van middelbare scholen voor meisjes wil men algemeen daartegen waken, maar hoe? niet door aan het opvoedend beginsel van het onderwijs eene besliste meerderheid te geven, maar door oppervlakkigheid in het veelzijdige, niet door de leerstof te concentreeren, maar door haar te verbrokkelen, — niet door de algemeene ontwikkeling als hoofddoel van het onderwijs te stellen, maar «het aanbrengen van die kennis, welke noodig is om aan de eischen van het dagelijkscU leven te voldoen en de verschijnselen welke daarin voorkomen, te verklaren." Kortom dezelfde soort van onderwijs als dat der Hoogere Burgerschool, maar van wat minder allooi en daarom ook van wat minder prijs; de lieer Sleijn Parvé stelt als normale som voor de kosten eener middelbare school voor meisjes met vijfjarigen cursus in eene aanzienlijke gemeente een bedrag van / 12000, terwijl die van dezelfde scholen voor jongens gemiddeld komt op niet minder dan / 28000. Past men hierop toe het bekende spreekwoord: alle waar is naar zijn geld, dan maakt de meisjesschool voorzeker eene droevige figuur. Maar als nu eene wetenschappelijk zoo beknibbelde middelbare school niet aan de behoeften kan voldoen, moet men dan wel niet eene volledige wetenschappelijke school voor meisjes vragen? In geenen deele — want tot nog toe sprak ik alleen van het onderwijs, maar Lat ons toch niet vergelen, dal de school, die alleen onderwijst i) Eene uitzonderinf; hierop maakt hel Progvauima in den Tijdspiegel van Jnni van Ds. J. P. de Keijser, die schijnt te nieenen, dal het genoeg is de leerstof maar aan te brengen; op het verwerken en tueéigenen daarvan door de leerlingen komt hel volstrekt niet aan. Jlij dunkl op dit standpunt, hehoel't men sleclils een jaartje vroeger te beginnen, een jaartje later te eindigen en een paar iinrtjcs in de week meer te stellen, en de tijd is gevonden, om het veelzijdige Programma tot een alzijdig te maken; nog wal Italiaansch, Spaansch, Latijn, Grieksch, Sanskrit, Meehunica, Kcelits- en (jein'ehkuiidige wetenschappen, en-;., viu.
16 iiaie laak zeer slecht vervult. Natuurlijk zal elke school door haar onderwijs wel ontwikkelen, en is haar onderwijs veelzijdig, dan zal die ontwikkeling ook wel eene veelzijdige kunnen zijn, maar eene veelzijdige ontwikkeling van het verstand heeft noch voor het individu, noch voor de maatschappij ooit veel heil aangehrachl. Waar opgevoed wordt, moet niet alleen het verstand geoefend, maar ook het gevoel gevormd en de wil geleid worden. En waardoor zal dit in de school kunnen geschieden? Door een vast afgehakenden gang der leervakken, — door het voorschrijven van eene onveranderlijke methode, - door een algemeen geldend stelsel van heloonen en straffen? — of zijn dit allen slechts paiUiatieven, om althans schijnbaar die eenheid van handelen, die eenheid van tucht te verkrijgen, waardoor de lagere school werkelijk al haar doen en laten dienstbaar maakt aan de opleiding tot maatschappelijke en christelijke deugden, of wat men misschien beter deed met een enkel woord uit te drukken, dat gelukkig tegenwoordig meer in zijne oorspronkelijke beteekenis opgevat en minder verkeerd verstaan wordt, opleiding tol vroomheid. Niemand kan meer doordrongen zijn dan ik van de onbillijkheid, die er in gelegen is, als men ons middelbaar onderwijs ten laste legt, dal het zoude opleiden lol materialisme, maar vooreerst wonlt diezelfde beschuldiging ook uitgebracht tegen ons openbaar lager onderwijs, en mogen er nu ook al, zoowel bij de lagere als bij de middelbare school onderwijzers en leeraren zijn, die hel materialisme huldigen, en meenen, dat daarin nu de waarheid is, vooreerst is dit Ie hunner eigen verantwoording en niet de schuld van de school, maar daarenboven een weinig ervaring zal hun weldra doen inzien, dat zij daarmede niet op hunne plaats zijn in eene school. Maar ondanks dal blijft het niet minder mijne innige overtuiging, dat evenals de middelbare school de voorkeur moet verdienen, waar het de eischen der wetenschap geldt, de lagere school in de gunstigste omstandigheden verkeert, wanneer er sprake is van zedelijke opvoedino-. Immers in de lagere school is de verhouding tusschen den hoofdonderwijzer en den hulponderwijzer veel nauwer, dan die van directeur en leeraar ooit zijn kan. Het is zoo tusschen de laatste kan groote sympathie in doel en opvatting van hunne taak bestaan, onderlinge welwillendheid kan in veel te gemoet doen komen, — gemeenschappelijke besprekingen kunnen vele afwijkingen voorko-
17 men, — maar nooit kunnen zij de individualiteit opheffen. En nu behoeft men waarlijk niet veel ondervinding van onderwijs te hebben, om te welen van hoo grooton invloed in dezen de individuali" teit van den onderwijzer is. Wat de een doet, zal de andere moeten laten en omgekeerd: - waar de een scherlsenderwijzp kan handelen, heeft de andere een ernstin-en toon noodic;, al naarmate hel een oi hel andere in overeenstemming is met zijne gehcele persoonlijkheid. En daarenboven, hoe nauw is de levensopvatting van elk denkend mensch met zijne individuaHteit verbonden, en welk een groot verschil van handelen moet daaruit niet ontstaan bij een eenigszins talrijk personeel van leeraren. Waar het de beoordeeling geldt van verstandelijke ontwikkeling en dus bekontie gegevens den grondslag van het oordeel uitmaken, ja daar is het licht mogelijk, dat men spoedig tot eenstemmigheid komt, maar waar het de zedelijke waarde geldt, de beginselen, waaruit de daden voortkomen, en deze toch mogen bij de opvoeding alleen gelden, daar zal natuurlijk eene te groote verscheidenheid van opvatting bestaan, om aan die harmonische samenwerking te kunnen denken, welke alleen de school tot eene opvoedingsplaats kan maken. De voortdurende afwisseling van leeraren, die het wetenschappelijk onderwijs noodzakelijk maakt, verstoort de eenheid in het opvoedend beginsel, dat in elke klasse moet heerschen, en daarenboven is liet geen onmogelijke eiseh, welke aan velen hunner zoude gedaan worden, die slechts e'én, hoogstens acht uren in eene geheele week in eene klasse werkzaam zijn. Dat de eerste bij eene eenigszins talrijke klasse maanden noodig heeft, om de namen der leerlingen te kennen, is zeer te hegrijpen, maar hoeveel te minder zal hij dan inzicht krijgen in den bijzonderen aanleg, in de mindere of meerdere vatbaarheid , en daar opvoeding toch noodwendig het geheele zieleleven moet omvatten, hoe ook maar eenigszins kunnen doordringen tot de eigenaardigheden van gemoed en karakter. Verstandelijke ontwikkeling is ondej* de gunstigste omstandigheden het eenige, waarop hij letten kan, en toch wal beteekent verstandelijke ontwikkeling, dic niet gepaard gaat met eene daaraan geëvenredigde ontwikkeling van eemoed en karakter. En daaraan valt ook zelfs in het "unslissto geval voor den onderwijzer of leeraar, die wekelijks gemiddeld vier a vijf uren in eene zelfde klasse werkzaam is maar weinig te denken,
18 Hel menschelijk gemoed moei iels zijn uil een stuk , een <.ohcol en al kunnen daarin verschillende snaren Irillen, de loon waarin die' geslemd zijn, moet door eene hand worden aangegeven. Verdeeling van den arbeid kan op stoffelijk gehied de arbeidskracht aanmerkelijk versterken, maar wat voor het stoffelijke geldt, is niet alUjd van toepasssing op het geestelijke, en waar bij de opvoeding d.e verdeeling van den arbeid wordt aangegeven door het aantal hoofdvakken, daar verbrokkelt en versnippert men, en vergeet deze waarheid: «de opvoeding moet een geheel zijn, vooral bij de v r o u w al wat half, aangelapt, niet geheel is, het moge nog zoo schitteren, verdient den naam van beschaving niet." Onrechtvaardig en dwaas zoude voorzeker het beweren zijn dat de leeraren van hel middelbaar onderwijs eene mindere pedagogische geschiktheid moeten hebben; ongeoefend op pedagogisch gebied mogen er zijn, de degelijk wetenschappelijk gevormde man, die lust en Ijver voor zijn werk heeft, zal zich beijveren, om spoedig op de hoo^^te zijner taak te zijn en gebruikmakende van de wenken, die hij ontvangt zich van lieverlede een stelsel vormen, dat en voor zijn vak en voor .ijn individualiteit past, - maar zal wat hij het eene uur in gemoed of karakter der leerlingen teweeg brengt, niet in het volgende door zijn opvolger verdoofd worden, die eene geheel andere levensbeschouwing, en hoe dikwijls geheel andere levensomstandigheden heeft Neen, gaarne stel ik de onderwijskracht der middelbare school verre boven die der lagere, maar in opvoedende kracht moet zij voor haar onderdoen. Ik wil van de lagere school geen ideaal makenook ZIJ heeft hare gebreken en hare zonden, zoowel legen de M'elen' schap als tegen do pedagogiek, maar ik stel eenvoudig stelsel tec^en stelsel; de school, die om hare meerdere wetenschappelijkheid specialiteiten of vakleeraren vordert en de school, die om hare opvoedende laak. in klassen verdeeld kan worden , welke ieder naar leeftijd en ontwikkeling der leerlingen hare eigene regels van methode en tucht hebben, die niet om de een of twee uren in toepassing verschillen maar doorloopende zijn, al is dan ook gedurende enkele uren het onderwijs in bijzondere vakken aan specialiteiten opgedragen. De opvoeding kan daar een geleidelijken gang houden, w a n t ^ i j gaat uit van een persoon, en de gestadige afwisseling van streng en zacht nauwlettend en toegevend, somberheid en opgewektheid zal niet tel'
19 kens verstorend tusschen beiile treden, en van het kinderlijk gemoed een accommoJatievermogen vragen, dal het — de ondervinding leert het ons genoeg — niet bezit. Moeten wij nu de verstandelijke ontwikkeling bepalen naar de mate van wetenschappelijke kennis die wordt aangebracht, en den beschavenden invloed naar de opvoedende kracht, dan is daardoor tevens aangewezen voor welke school de inlellectueele en voor welke de aesthetische vorming de hoofdzaak kan zijn, en er blijft alleen nog overig te bepalen, welke van deze beide richtingen bij de opvoeding der vrouw de voorkeur verdient. Nu is het ontegenzeggelijk, dat het denkbeeld van eene geleerde vrouw iels zoo onnatuurlijks in zich sluit, dat alle voorstanders van het middelbaar onderwijs aan meisjes eenstemmig verklaren, dat zij geen geleerde vrouwen willen, terwijl daarentegen het beeld eeuer beschaafde vrouw van alle kanten sympathie ontmoet, wanneer namelijk het begrip beschaafd zich niet beperkt tot de uiterlijke vormen der beschaving, maar gepaard gaat met die kennis, dien smaak en dat karakter, waardoor zij aan het ware, het goede en het schoone eene onwederslaanbare aanlmkkelijkheid weet te geven. En wat moet nu naar deze beschouwing hel ideaal voor vrouwelijke opvoeding zijn? Behartigenswaardig zijn bij de beantwoording dezer vraag voorzeker de woorden van Johanna: «Leer het meisje toch niet van alles; leer haar grondig, zij het dan ook een beperkter getal van vakken. Lellen wij bij het onderwijs vooral op de qualiteit en niet op de quantiteit. En ten tweede stelle men aan het hoofd der meisjesscholen geene vrouwelijke docenten, maar opvo'^dslers, die zielkundig het onderwijs kunnen toepassen. Orde en re'>cl moeten er zijn op elke school, omdat zij het belang der meerderheid moeten bevorderen; doch niet ieders geest voegt zich in zijn tijdperk van ontwikkeling naar een afgerond stelsel, maar eischt veelzijdigheid van toepassing. Talrijk bezelte scholen voor meisjes, acht ik daarom minder wenschelijk." Volkomen in overeenstemming met de begaafde schrijfster op dit punt, meen ik dan ook te mogen stellen: middelbare scholen voor meisjes zijn niel noodzakelijk, zelfs niet wenschelijk, maar wol "oed ingerichle scholen voor uitgebreid lager onderwijs, ingedeeld in niet
20 al te talrijke klassen, en elke klasse onder de leiding eener hoofdenderwijzeres, met zoodanige hulp als voor enkele vakken vereisclit wordt, en het geheel bestuurd door eene directrice-opvoedster, die of niet, of slechts met een klein gedeelte van het onderwijs heiast is. En opdat er wederkeerig vertrouwen tusschen moeder en onderwij zores zij, verband besta tusschen school en gezin, zij di« school geeis openbare, maar eene bijzondere, althans voor die standen der maal schappij welke middelen genoeg bezitten, om jaarlijks eenige honderden guldens voor de opvoeding hunner dochters te kunnen besteden. Waarlijk een der grootste inconsequentiën der ultraliberalen van onzen tijd is, alleen heil te willen zien in het openbaar onderwijs; zij zien voorbij, dat eene uitsluitende staatsschool de eerste stap is tot slaal.sdespotisme, en dat de individueele vrijheid door niets meer ondermijnd v^ordt, dan door een regeeringsmonopolie op het gebied der school. In hun blinden ijver tegen de Christelijk nationale en de Katholijke school willen zij al het bijzonder onderwijs onmogelijk maken, en vergeten daardoor, dat juist het bijzonder onderwijs, hetzij met, hetzij zonder kerkelijke kleur, noodzakelijk blijft, voor het overwicht dat de Staat zonder dat noodwendig zal verkrijgen. Op plaatsen waar de kosten van oprichting en onderhoud van zoodanige vrije, bijzondere scholen niet door een geëvenredigd schoolgeld gedekt kunnen worden, of in grootere steden, waar eene talrijke klasse der burgerij voor hare meisjes verder voortgezet onderwijs wenscht, maar die beperkter moet zijn in hare uitgaven, daar zal de bijzondere voor de openbare moeten wijken, en zullen plaatselijke omstandigheden dienen te bepalen, wat er in dezen te doen is. Wil men mij nu toevoegen, dat de door mij gevraagde school voor uitgebreid lager onderwijs even goed eene middelbare kan heeten, ik zal er vrede mede hebben, — om den naam is het mij niet te doen, - mits die school haar onderscheiden karakter van dat onzer middellrarc scholen behoude, eerstens hierin: dat er geen onderwijs gegeven worde door specialiteiten of vakleeraren, maar elke klasse hare eigene onderwijzeres hebbe, en ten tweede: dat de idealistische vakken in haar den boventoon voeren over de realistische, zoodat ware beschaving bij haar hooger geldt dan eene veelzijdige, doch frag mcmlnrisehe 1 onnis. V. O.
i