Kluwer Navigator documentselectie
WR 2014/21: Medehuur: verleend medehuurderschap vernietigd op grond van dwaling; twee samenlevende zussen; informatieplicht aankoop woning door huu... Klik hier om het document te openen in een browser venster Instantie:
Rechtbank Midden-Nederland
Datum:
6 februari 2013
Magistraten:
Mr. A.M. Loots
Zaaknr:
829881 UC EXPL 12-13480
Conclusie:
-
Noot:
Redactie
Roepnaam:
-
Brondocumenten:
Uitspraak, Rechtbank Midden-Nederland (Kamer voor kantonzaken Utrecht), 06‑ 02‑ 2013
Wetingang: (art. 7:267 en 6:228 BW) Brondocument: Rb. Midden-Nederland, 06-02-2013, nr 829881 UC EXPL 12-13480
Essentie Medehuur: verleend medehuurderschap vernietigd op grond van dwaling; twee samenlevende zussen; informatieplicht aankoop woning door huurster
Samenvatting In verband met verhuursters beslissing omtrent de intrekking van het medehuurderschap van de zus van huurster heeft zij huurster in de brief van 14 mei 2012 een termijn van zeven dagen geboden om de opzegging van de huur ongedaan te maken. Huurster heeft niet tijdig van dit aanbod gebruikgemaakt. De huurovereenkomst met huurster is beëindigd. De kantonrechter oordeelt dat verhuurster de medehuurovereenkomst op grond van dwaling mocht vernietigen omdat vast is komen te staan dat verhuurster de medehuurovereenkomst niet met de zus van huurster zou hebben gesloten als verhuurster tijdens de behandeling van de aanvraag voor het medehuurderschap was ingelicht over de koopovereenkomst van een andere woning die huurster had gesloten. Duurzaamheid van een gemeenschappelijke huishouding wordt niet alleen beoordeeld aan de hand van de duur van de samenwoning, maar ook aan de hand van de bedoeling die de betrokkenen voor de toekomst hebben. In beginsel mag er van uit worden gegaan dat indien twee zusters op relatief jonge leeftijd samenwonen dit een tijdelijke fase in hun leven is, en dat hun samenwonen een aflopende situatie is. Behoudens bijzondere omstandigheden kan het samenwonen van twee zusters niet als een duurzame gemeenschappelijke huishouding worden aangemerkt en komen zusters niet zonder meer in aanmerking voor de huurbescherming die art. 7:267 BW samenwonenden kan bieden. Verhuurster heeft kennelijk op enig moment geoordeeld dat ten aanzien van de gezusters de omstandigheden ertoe noopten van dit uitgangspunt af te wijken en heeft het verzoek tot medehuurderschap aan de zus van huurster toegekend waarbij de zus het voordeel van de twijfel kreeg. Echter verhuurster had ten tijde van haar oordeel nog geen weet van het bestaan van de koopovereenkomst. De aankoop van een huis door een huurder is echter een belangrijke aanwijzing voor een verhuurder dat de huurder het
Dit document is gegenereerd op 30-04-2014. Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Kluwer B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Kijk voor meer informatie over de diensten van Kluwer op www.kluwer.nl 1
Kluwer Navigator documentselectie
gehuurde wil verlaten en dus voor de toekomst geen duurzame huishouding in het gehuurde voor ogen heeft. Het ligt dan ook in de rede dat verhuurster de koopovereenkomst van huurster bij haar afweging van de omstandigheden had willen betrekken. Nu de gezusters verhuurster niet van de koopovereenkomst op de hoogte hebben gesteld, hebben zij hun informatieplicht jegens verhuurster geschonden. Onvoldoende is onderbouwd dat huurster het appartement in **** alleen bij wijze van investering had gekocht, met de bedoeling deze te verhuren. Daartegenover staat dat de kosten voor de verhuur van het koopappartement niet opwegen tegen de huuropbrengsten en dat inmiddels vaststaat dat huurster in het koopappartement is gaan wonen. Verhuurster zou geen medehuurovereenkomst met de zus van huurster zijn aangegaan als zij van de koopovereenkomst had geweten. Verhuurster heeft dan ook gedwaald toen zij zonder kennis van de koopovereenkomst wel het medehuurderschap aan de zus van huurster heeft toegekend.
Partij(en) Eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie: 1.
****, wonende te ****
2.
****, wonende te ****
Gemachtigde: mr. F.A. Geevers tegen Gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie: Stichting Mitros, gevestigd te Utrecht Gemachtigde: mr. M.P.H. van Wezel
Bewerkte uitspraak Uitspraak Rechtbank Midden-Nederland (Kantonrechter Utrecht) 6 februari 2013 (…) 2.De feiten 2.1 **** heeft sinds juni 1998 met Mitros een huurovereenkomst met betrekking tot de woonruimte aan de ****te **** (hierna: de woning). Sinds december 2002 woont haar zuster **** ook op dit adres. Dit document is gegenereerd op 30-04-2014. Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Kluwer B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Kijk voor meer informatie over de diensten van Kluwer op www.kluwer.nl 2
Kluwer Navigator documentselectie
2.2 Op 29 juni 2011 heeft **** een koopovereenkomst gesloten met betrekking tot een appartement aan de **** in ****, waarvan zij uiteindelijk op 29 december 2011 eigenaar is geworden. 2.3 In een brief van 9 juli 2011 hebben *** het medehuurderschap aangevraagd voor ****. Dat verzoek is in eerste instantie door Mitros in haar brief van 19 juli 2011 geweigerd met als motivatie dat er geen sprake was van een langdurig duurzaam huishouden en er geen wens bestaat om voor altijd samen te wonen. Hierop hebben *** in een brief van 14 augustus 2011 aan Mitros geschreven dat zij wel een gemeenschappelijke duurzame huishouding voeren en dat zij gemeenschappelijk voorzien in de kosten van huishouding en levensonderhoud. 2.4 In een brief van 26 augustus 2011 heeft Mitros *** uitgenodigd voor een bespreking waarbij *** is verzocht met stukken te onderbouwen dat sprake is een duurzame gemeenschappelijke huishouding. Deze bespreking heeft plaatsgevonden op 6 september 2011. Vervolgens hebben *** op 5 oktober 2011 aan Mitros een brief gezonden met de volgende drie bijlagen: – een op naam van hun vader in **** afgesloten uitvaartverzekering ten behoeve van vijf kinderen waaronder ****; –
een zorgtoeslag over het jaar 2010 waaruit blijkt dat **** en **** als elkaars toeslagpartner worden aangemerkt door De Belastingdienst;
–
twee betalingsbewijzen van een bank waaruit blijkt dat zij gezamenlijk op vakantie zijn geweest en gezamenlijk de belastingaanslagen van het waterschap betalen.
2.5 In een brief van 21 oktober 2011 heeft Mitros bevestigd dat alsnog aan **** medehuurderschap wordt verleend met ingang van 12 juli 2011. 2.6 In een opzeggingsformulier, gedateerd op 19 maart 2012, heeft **** haar huur bij Mitros opgezegd per 1 juni 2012 en tevens aangegeven dat **** als medehuurder achterblijft. Hierop heeft Mitros **** uitgenodigd op het kantoor van Mitros voor een gesprek. Na afloop van dit gesprek, dat op 2 mei 2012 heeft plaatsgevonden, heeft Mitros het medehuurderschap van **** ingetrokken en dit bevestigd in de brief van 14 mei 2012. In deze brief is **** de gelegenheid geboden om de huuropzegging ongedaan te maken binnen een termijn van zeven dagen. 2.7 **** heeft zich in het GBA met ingang van 13 juni 2012 op het adres van de door haar gekochte woning aan de **** in **** laten inschrijven. 2.8 In een brief van 18 juni 2012 heeft Mitros laten weten dat de woning schoon en leeg aan haar opgeleverd dient te worden nu de huur tegen 1 juni 2012 is opgezegd. 2.9 In een brief van 5 juli 2012 schrijft **** aan Mitros dat zij vanwege veranderde omstandigheden haar verzoek tot opzegging van de woning wil intrekken. 2.10 In reactie op de onder 2.9 genoemde brief schrijft Mitros aan **** dat de huurovereenkomst met haar reeds is beëindigd per 1 juni 2012 en dat zij geen nieuwe huurovereenkomst met **** wenst aan te gaan.
Dit document is gegenereerd op 30-04-2014. Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Kluwer B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Kijk voor meer informatie over de diensten van Kluwer op www.kluwer.nl 3
Kluwer Navigator documentselectie
3.Het geschil
In conventie 3.1 *** vorderen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad
primair een verklaring voor recht dat er tussen * **** en Mitros op 12 juli 2011 een thans nog geldende huurovereenkomst gesloten is met betrekking tot de woning aan de ****te ****,
subsidiair te bepalen dat * **** met ingang van 12 juli 2011, dan wel vanaf de dag van dagvaarding, dan wel met ingang van een door de kantonrechter te bepalen tijdstip, medehuurder zal zijn van de woning aan de **** te ****,
meer subsidiair Mitros te bevelen om * **** een huurovereenkomst aan te bieden voor de woning aan de **** te ****, ingaande binnen drie dagen na dit vonnis en inhoudelijk overeenstemmend met de overeenkomst die op 1 juni 2011 gold tussen Mitros en *****, in alle gevallen met veroordeling van Mitros in de kosten van deze procedure. 3.2 Ter onderbouwing van hun primaire vordering stellen *** dat tussen **** en Mitros op basis van de brief van 21 oktober 2011 (zie 2.5) een medehuurovereenkomst van toepassing is. Mitros heeft deze medehuurovereenkomst niet door middel van de buitengerechtelijke verklaring in de brief van 14 mei 2012 wegens dwaling mogen vernietigen. Ook indien *** Mitros hadden geïnformeerd over de koopovereenkomst (zie 2.2) die **** had gesloten, had Mitros het medehuurderschap moeten toekennen omdat *** voldoen aan alle eisen van artikel 7:267 BW, waarin bescherming van de samenwonende is geregeld die niet de huwelijks- of geregistreerde partner van de hoofdhuurder is. De aankoop van het appartement in **** door **** doet niet af aan de gemeenschappelijke duurzame huishouding die *** ten tijde van de aanvraag voor het medehuurderschap voerden. **** heeft het appartement in **** niet gekocht om er zelf in te gaan wonen, zij was van plan deze te verhuren. Dat zij er uiteindelijk wel is gaan wonen heeft te maken met de onvoorziene omstandigheid dat zij in verwachting is geraakt. Ook indien **** vanaf het begin van plan was geweest in het door haar gekochte appartement te gaan wonen, doet dit niet af aan het recht van **** om als medehuurder te worden aangemerkt. De beschermingsregeling van artikel 7:267 BW is er immers voor bedoeld om bij een eindigende samenwoningsrelatie de achterblijvende huurder te beschermen. Van het door Mitros gestelde
Dit document is gegenereerd op 30-04-2014. Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Kluwer B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Kijk voor meer informatie over de diensten van Kluwer op www.kluwer.nl 4
Kluwer Navigator documentselectie
misbruik als bedoeld in artikel 7:267 lid 3 sub b BW is dan ook geen sprake. Voorts hebben *** een subsidiaire vordering ingediend voor het geval geoordeeld wordt dat de overeenkomst op goede gronden is vernietigd. Volgens **** wordt aan alle vereisten voor het medehuurderschap voldaan, zodat een vordering als bedoeld in 7:267 lid 1 BW door de kantonrechter toegewezen dient te worden. Aan hun meer subsidiaire vordering leggen *** ten grondslag dat de redelijkheid en billijkheid bepalend is voor de precontractuele verhouding tussen partijen, hetgeen volgens *** meebrengt dat Mitros **** de positie van huurder niet meer kan weigeren. 3.3 Mitros voert onder meer het volgende verweer. Van een duurzame gemeenschappelijke huishouding is bij *** geen sprake. Dat het geenszins de bedoeling van *** is geweest om hun leven bij elkaar in huis te blijven wonen, blijkt uit het feit dat **** een woning in **** heeft gekocht, waarin zij later ook is gaan wonen. De stelling dat het door **** gekochte appartement in **** een investering is, is ongeloofwaardig omdat de kosten van de verhuur niet opwegen tegen de huuropbrengsten. Door Mitros niet over de aankoop van het appartement in te lichten, hebben *** Mitros omtrent haar beslissing over het medehuurderschap van **** doen dwalen. Daarom is de medehuurovereenkomst terecht door Mitros vernietigd.
In reconventie 3.4.
Mitros vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad: primair:
a.
voor recht te verklaren dat de huurovereenkomst tussen Mitros en **** betreffende de woning aan de ****te **** met ingang van 1 juni 2012 is geëindigd; subsidiair
b.
de huurovereenkomst tussen Mitros en **** betreffende de woning aan de ****te **** met onmiddellijke ingang te ontbinden; primair en subsidiair
c.
voor recht te verklaren dat geen huurovereenkomst bestaat tussen Mitros en ****;
d.
*** te veroordelen om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis het gehuurde aan de ****te **** te ontruimen en te verlaten met al diegenen die zich daar van hunnentwege bevinden en al hetgeen zich daar van hunnentwege bevindt, alsmede het gehuurde, onder afgifte van alle sleutels van het gehuurde, geheel ter vrije beschikking aan Mitros te stellen, zulks op straffe van een eenmalige dwangsom van € 10.000 (zegge: tienduizend euro) voor het geval *** niet tijdig aan deze ontruimingsverplichting zullen voldoen;
Dit document is gegenereerd op 30-04-2014. Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Kluwer B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Kijk voor meer informatie over de diensten van Kluwer op www.kluwer.nl 5
Kluwer Navigator documentselectie
e.
3.5
veroordeling van *** in de kosten van deze procedure.
Ter onderbouwing van haar primaire vordering stelt Mitros dat **** haar huurovereenkomst per 1 juni 2012 heeft opgezegd bij brief van 19 maart 2012. Deze opzegging is een eenzijdige rechtshandeling geweest. Het aanbod van Mitros per 14 mei 2012 om de opzegging ongedaan te maken, is niet tijdig door **** aanvaard. Pas op 5 juli 2012 heeft **** haar opzegging willen intrekken, maar toen was het aanbod al verlopen. Mitros heeft haar subsidiaire vordering tot ontbinding ingesteld voor het geval wordt geoordeeld dat de huurovereenkomst tussen Mitros en **** nog wel bestaat. Omdat vast staat dat **** vanaf 13 juni 2012 geen hoofdverblijf meer heeft in de woning, schiet zij tekort in de nakoming van de huurovereenkomst, hetgeen de gevorderde ontbinding rechtvaardigt. Omdat er in alle gevallen geen geldige titel aan de bewoning van de woning ten grondslag ligt, is de bewoning onrechtmatig, en kan Mitros als verhuurder van de woning ontruiming vorderen.
3.6
*** voeren verweer en stellen dat **** tijdig en duidelijk heeft aangegeven dat zij haar opzegging van de huurovereenkomst heeft ingetrokken. Zij verwijzen in dit verband naar brieven van 24 mei 2012 en 5 juli 2012, waarin **** het aanbod van Mitros in de brief van 14 mei 2012 heeft aanvaard.
3.7
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.De beoordeling 4.1 Vanwege de samenhang tussen de conventionele en reconventionele vorderingen zullen deze gezamenlijk worden behandeld. Achtereenvolgens zal worden geoordeeld over de vraag of **** nog steeds huurder van de woning is en of **** medehuurder van de woning is geworden. 4.2 In verband met haar beslissing omtrent de intrekking van het medehuurderschap van **** heeft Mitros **** in de brief van 14 mei 2012 een termijn van zeven dagen geboden om de opzegging van de huur ongedaan te maken. Naar het oordeel van de kantonrechter is niet gebleken dat **** tijdig van dit aanbod gebruik heeft gemaakt. De door *** overgelegde brief van 24 mei 2012 is niet alleen te laat verzonden, maar ook blijkt uit deze brief geenszins dat **** haar opzegging wil intrekken. Overigens heeft mr. Geevers in zijn brief van 28 juni 2012 nog bevestigd dat **** de huurovereenkomst heeft opgezegd. Pas op 5 juli 2012 geeft **** ondubbelzinnig aan dat zij haar opzegging wil intrekken (zie 2.9). De door Mitros gegeven termijn van zeven dagen was toen ruimschoots overschreden zodat niet kan worden gezegd dat tussen partijen overeenstemming over een eventuele voortzetting van de huurovereenkomst is bereikt. De conclusie is dan ook dat vanwege de opzegging door **** de huurovereenkomst tussen haar en Mitros is beëindigd per 1 juni 2012. De primaire vordering onder a van Mitros kan worden toegewezen. Aan een oordeel over de subsidiaire vordering van Mitros wordt niet toegekomen. Dit document is gegenereerd op 30-04-2014. Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Kluwer B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Kijk voor meer informatie over de diensten van Kluwer op www.kluwer.nl 6
Kluwer Navigator documentselectie
4.3 Dan is het de vraag of met **** een medehuurovereenkomst is gesloten. In haar brief van 14 mei 2012 heeft Mitros het medehuurderschap van **** ingetrokken. De kantonrechter is het met partijen eens dat deze rechtshandeling moet worden gezien als een buitengerechtelijke vernietiging van de medehuurovereenkomst op grond van dwaling. Het is vervolgens de vraag of dit terecht is geweest. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Mitros de medehuurovereenkomst op grond van dwaling mogen vernietigen indien komt vast te staan dat Mitros de medehuurovereenkomst niet met **** zou hebben gesloten als Mitros tijdens de behandeling van de aanvraag voor het medehuurderschap was ingelicht over de koopovereenkomst die **** had gesloten. 4.4 In de rechtspraak is bepaald dat de duurzaamheid van een gemeenschappelijke huishouding niet alleen wordt beoordeeld aan de hand van de duur van de samenwoning, maar ook aan de hand van de bedoeling die de betrokkenen voor de toekomst hebben. In beginsel mag er vanuit worden gegaan dat indien twee zusters op relatief jonge leeftijd samenwonen – **** is thans ** en **** is thans ** jaar – dit een tijdelijke fase in hun leven is, en dat hun samenwonen een aflopende situatie is. Dit is, wederom in beginsel, ook het geval bij ouders en hun opgroeiende kinderen en bij samenwonende studenten die geen affectieve relatie hebben. Behoudens bijzondere omstandigheden kan het samenwonen van twee zusters dan ook niet als een duurzame gemeenschappelijke huishouding worden aangemerkt en komen zusters niet zonder meer in aanmerking voor de huurbescherming die 7:267 BW samenwonenden kan bieden. Kennelijk heeft Mitros op enig moment geoordeeld dat ten aanzien van de gezusters *** de omstandigheden ertoe noopten van dit uitgangspunt af te wijken en heeft zij het verzoek tot medehuurderschap aan **** toegekend. Mitros heeft hierover nog gesteld dat *** hierbij het voordeel van de twijfel hebben gehad, hetgeen onder meer blijkt uit het feit dat Mitros in eerste instantie niet instemde met het medehuurderschap. Vast staat dat Mitros ten tijde van haar oordeel nog geen weet had van het bestaan van de koopovereenkomst. De aankoop van een huis door een huurder is echter een belangrijke aanwijzing voor een verhuurder dat de huurder het gehuurde wil verlaten en dus voor de toekomst geen duurzame huishouding in bet gehuurde voor ogen heeft. Het ligt dan ook in de rede dat Mitros de koopovereenkomst van **** bij haar afweging van de omstandigheden had willen betrekken. Naar het oordeel van de kantonrechter hadden *** Mitros dan ook van de koopovereenkomst op de hoogte moeten stellen. Nu zij dit niet hebben gedaan, hebben zij hun infomatieplicht jegens Mitros geschonden. Verder wordt overwogen dat *** onvoldoende hebben onderbouwd dat **** het appartement in **** alleen bij wijze van investering had gekocht, met de bedoeling deze te verhuren. Daartegenover staat dat Mitros wel met stukken heeft onderbouwd dat de kosten voor de verhuur van het koopappartement niet opwegen tegen de huuropbrengsten en dat inmiddels vast staat dat **** in het koopappartement is gaan wonen. Gelet op, ten eerste, het uitgangspunt dat alleen onder bijzondere omstandigheden aan twee zusters het medehuurderschap wordt toegekend, ten tweede, de gemotiveerde en niet weersproken stelling van Mitros dat zij **** eerder het voordeel van de twijfel had gegeven en, ten derde, de onvoldoende weersproken stelling van Mitros dat ***** de intentie had om in het koopappartement in **** te gaan wonen, is de conclusie gerechtvaardigd dat Mitros geen medehuurovereenkomst met * **** zou zijn aangegaan als zij van de koopovereenkomst had geweten. Mitros heeft dan ook gedwaald toen zij zonder kennis van de koopovereenkomst wel aan **** het medehuurderschap heeft toegekend. Het betoog van *** dat de beschermingsregeling van artikel 7:267 lid l illusoir is, indien hier geen beroep op kan worden gedaan als vast staat dat de hoofdhuurder gaat vertrekken, wordt niet door de kantonrechter gevolgd. Immers, in de rechtspraak is al uitgemaakt dat een samenwonende wel degelijk een beroep op de bescherming
Dit document is gegenereerd op 30-04-2014. Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Kluwer B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Kijk voor meer informatie over de diensten van Kluwer op www.kluwer.nl 7
Kluwer Navigator documentselectie
van artikel 7:267 BW kan doen als de hoofdhuurder gaat vertrekken, mits in ieder geval komt vast te staan dat de samenwonenden ten tijde van de aanvraag nog een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren. Er is dan wel sprake van een situatie waarbij de wens heeft bestaan om ook in de toekomst samen te blijven. Mitros twijfelde vanaf het begin of *** aan deze voorwaarde voldeed en werd hierin uiteindelijk bevestigd toen bleek dat **** een appartement in **** had gekocht. Kortom, het verweer van Mitros dat zij in haar beslissing om **** het medehuurderschap toe te kennen heeft gedwaald omdat *** haar niet over de aankoop van het appartement in **** hebben geïnformeerd, slaagt. Zij heeft de medehuurovereenkomst tussen haar en **** op juiste gronden vernietigd.
eindoordeel met betrekking tot de conventionele vorderingen 4.5 Bovenstaand oordeel brengt mee dat de primaire vordering van *** c.s., waarin een verklaring voor recht wordt gevraagd dat er een huurovereenkomst tussen **** en Mitros bestaat, zal worden afgewezen. De subsidiaire vordering van *** c.s, waarin een verzoek als bedoeld in artikel 7:267 lid 1 BW wordt gedaan, ligt ook voor afwijzing gereed. Terecht heeft Mitros er op gewezen dat zo’n verzoek door zowel de huurder als de persoon die met de huurder samenwoont moet worden ingediend, maar dat **** vanaf 1 juni 2012 niet meer de status van huurder heeft. Zij kan dan ook niet op 22 augustus 2012, de dag van de dagvaarding, nog een vordering als bedoeld in artikel 7:267 lid 1 BW indienen. Reeds om deze formele reden kan de subsidiaire vordering niet worden toewezen. De meer subsidiaire vordering is, blijkens de uitleg van mr. Geevers ter comparitie, gedaan met het oog op een situatie waarin tussen Mitros en **** een precontractuele rechtsverhouding is ontstaan, die alleen geen doorgang kan vinden op grond van de formele vereisten van artikel 7:267 BW, zoals de termijnen in het eerste of het zesde lid. Nu de medehuurovereenkomst is vernietigd op inhoudelijke gronden is van zo’ n situatie geen sprake. Ook overigens zijn er geen omstandigheden die toekenning van zo’ n verzoek rechtvaardigen.
eindoordeel met betrekking tot de reconventionele vorderingen 4.6 Onder 4.2 is reeds aangegeven dat de primaire reconventionele vordering (a) zal worden toegewezen en dat aan de subsidiaire reconventionele vordering onder b niet wordt toegekomen. De reconventionele vordering onder c, waarin een verklaring voor recht wordt gevraagd dat er geen huurovereenkomst tussen **** en Mitros bestaat, kan worden toegewezen, gelet op hetgeen onder 4.4. is overwogen. Ten slotte, omdat met al het bovenstaande is komen vast te staan dat *** zonder recht of titel in de woning verblijven, kan ook de reconventionele vordering onder d, waarin ontruiming van de woning wordt gevorderd, worden toegewezen, met uitzondering van de dwangsom. Gelet op het feit dat de verhuurder met de toewijzing van de veroordeling tot ontruiming reeds een titel heeft om zelf, via de weg van de reële executie, tot gedwongen ontruiming over te gaan, dient zij te onderbouwen op grond waarvan een extra prikkel om tot ontruiming over te gaan in de vorm van een op te leggen dwangsom nodig is. Nu een dergelijke onderbouwing ontbreekt, wordt de vordering tot het opleggen van
Dit document is gegenereerd op 30-04-2014. Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Kluwer B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Kijk voor meer informatie over de diensten van Kluwer op www.kluwer.nl 8
Kluwer Navigator documentselectie
een dwangsom bij gebrek aan belang afgewezen.
de proceskosten in conventie 4.7 *** zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Mitros worden begroot op € 400 aan salaris (2 punten x tarief € 200).
de proceskosten in reconventie 4.8 *** zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Vanwege de samenhang met de conventionele vordering worde de kosten aan de zijde van Mitros begroot op € 200 aan salaris (2 punten x tarief € 200 x correctiefactor 0,5).
De beslissing De kantonrechter:
in conventie wijst de vordering af; veroordeelt *** tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Mitros, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 400 aan salaris gemachtigde; verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie verklaart voor recht te verklaren dat de huurovereenkomst tussen Mitros en **** betreffende de woning aan de ****te **** met ingang van 1 juni 2012 is geëindigd; verklaart voor recht dat geen huurovereenkomst bestaat tussen Mitros en ****; veroordeelt *** om deze onroerende zaak met al wie en al wat zich daarin vanwege *** bevindt binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten en met overgifte van de sleutels geheel ter vrije beschikking van Mitros te stellen;
Dit document is gegenereerd op 30-04-2014. Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Kluwer B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Kijk voor meer informatie over de diensten van Kluwer op www.kluwer.nl 9
Kluwer Navigator documentselectie
veroordeelt Mitros tot betaling van de proceskosten aan de zijde van *** c.s., tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 200 aan salaris gemachtigde; verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad; wijst het meer of anders gevorderde af.
Noot Auteur: Redactie Naschrift Bij vonnis van Kantonrechter Midden-Nederland (Kantonrechter Utrecht) 27 februari 2013 wordt het dictum van bovenstaand vonnis Rechtbank Midden-Nederland (Kantonrechter Utrecht) 6 februari 2013 gerectificeerd. De zin: “ veroordeelt Mitros tot betaling van de proceskosten aan de zijde van *** c.s., tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 200 aan salaris gemachtigde:” Wordt gewijzigd in: “ veroordeelt *** tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Mitros, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 200 aan salaris gemachtigde;”
Dit document is gegenereerd op 30-04-2014. Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Kluwer B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Kijk voor meer informatie over de diensten van Kluwer op www.kluwer.nl 10