30/1/2008 www.filmsenses.com Tijdens het 37e Internationale Film Festival Rotterdam (www.filmfestivalrotterdam.com) - Verslag door BAM -
Intro Deze internationale conferentie over media-educatie bekeken vanuit een artistiek perspectief werd georganiseerd in het kader van het Internationaal Filmfestival Rotterdam, in samenwerking met het Nederlands Instituut voor Filmeducatie. Doel van de dag was het onderwerp media-educatie in de picture te zetten, omdat het tegenwoordig vele vragen oproept m.b.t. mediageletterdheid, empowerment, burgerschap, verantwoordelijkheid en engagement van zowel filmmakers, filminstituten, onderwijzend personeel als verschillende overheden. De vragen die aan de basis lagen van de conferentie, waren de volgende: - Wat kan media-educatie doen voor filmmakers, hun werk en hun publiek? - Hoe kan media-educatie film en het film maken beïnvloeden? - Is het belangrijk om „film‟ te begrijpen? - Moeten overheden filmmakers betrekken in hun beleid m.b.t. media-educatie? De volgende onderwerpen kwamen aan bod tijdens de keynote lezingen, panels en workshops van de conferentie: - Het effect van digitale democratisering op media-educatie en filmmakers; - De invloed van filmmakers op media-educatie en het effect van educatie op de praktijken van het film maken. - Het betrekken van nieuwe generaties d.m.v. initiatieven rond film maken, filmscholen en talentontwikkeling. Tijdens de conferentie wilde men werken richting een statement over de betrokkenheid en de samenwerking van filmmakers, de media industrie en educatieve organisaties in de verdere ontwikkeling van media-educatie over de hele wereld. Dit leidde tot het formuleren van een manifesto (zie verder). Meer info over de conferentie is te vinden op www.filmsenses.com.
How to stimulate Filmsense(s) 30/1/2008 – verslag
2
Programma 1. Welkomstwoord door Rutger Wolfson, directeur van het IFFR, en Sharon Dijksma, staatssecretaris voor onderwijs 2. Keynote 1: Gregory Paulger, directeur van het directoraat-generaal „Information, Society & Media‟: Presentation of the European Commission communication on Media Literacy 3. Keynote 2: Anna van Someren, MIT Comparative Media Studies: Exploring new Media Literacies: the challenges and promises of participatory culture 4. Eerste sessie workshops en panels a. Patricia Lange: Illuminating Journeys b. Dutch Directors Guild: Panel met internationale regisseurs over de praktijk van media-educatie, geleid door Nik Powell c. Daniel Lundquist: presentatie van Dvoted.net d. Janine Prins & Nynke Winkler Prins: Godard and the wheel 5. Tweede sessie workshops en panels a. Anna van Someren: Parrying with Awareness: Artists in a New Media Environment b. Dutch Directors Guild: workshop met de Nederlandse regisseur Hidde Simons c. Luis recoder & Sandra Gibson: Experimental film educationals; Lessons from an Avant-Garde Film d. Jetse Sprey: Copyright issues, mediating between filmmakers and educators 6. Discussie 7. Afsluitend manifesto
Conferentie moderator: Gabriel McIntyre (http://media.xolo.tv/)
How to stimulate Filmsense(s) 30/1/2008 – verslag
3
1. Welkomswoord door Rutger Wolfson, directeur van het IFFR, en Sharon Dijksma, staatssecretaris voor onderwijs De conferentie werd geopend door Rutger Wolfson, directeur van het Internationaal Filmfestival Rotterdam, en door Sharon Dijksma, staatssecretaris voor onderwijs. Wolfson drukte het belang uit van de connectie tussen media-educatie en de filmindustrie, terwijl Dijksma wees op de alomtegenwoordigheid van media in ons dagdagelijks leven, en het daarmee samenhangende belang van media-geletterdheid. 2. Keynote 1: Gregory Paulger, directeur van het directoraat-generaal ‘Information, Society & Media’: Presentation of the European Commission communication on Media Literacy De media zijn een toegankelijke tool voor Europese burgers om de samenlevingen waarin ze leven beter te begrijpen, en om te participeren aan het democratische leven. De audiovisuele productie sector is een essentieel instrument voor de uitdrukking van onze culturele en politieke waarden en het is een vector voor Europees burgerschap en een Europese cultuur. De mededeling van de Commissie over media-geletterdheid van 20/12/2007 voegt een volgende bouwsteen toe aan het Europese audiovisuele beleid. Specifiek linkt het de voorzieningen van de AVMS-richtlijn (Audiovisual Media Services) – de opvolger van de Televisie-zonder-grenzen Richtlijn – met het MEDIA programma. Paulger omschrijft mediageletterdheid als: the ability to access, analyse and evaluate the power of images, sounds and messages which we are now being confronted with on a daily basis and are an important part of our contemporary culture, as well as to communicate competently in media available on a personal basis. Het is, anders geformuleerd, het vermogen om toegang te krijgen tot media-inhoud, deze te begrijpen, te evalueren en te creëren. Mediageletterdheid heeft betrekking op alle media: tv en film, radio en muziek, gedrukte media, internet en andere nieuwe digitale communicatietechnologieën (virtuele gemeenschappen, games, …). Deze mededeling van de Commissie is het eerste beleidsdocument over mediageletterdheid op EU-niveau. De mededeling concentreert zich op de drie volgende gebieden: - mediageletterdheid voor commerciële communicatie, waarin thema's worden behandeld die betrekking hebben op reclame; - mediageletterdheid voor audiovisuele werken, dat deels gaat over publieksvoorlichting over Europese film en verbetering van creatieve vaardigheden; - en mediageletterdheid online die de burgers meer kennis zal verschaffen over de wijze waarop Google en andere zoekmachines voor het internet werken. Binnen het tweede gebied is er aandacht voor een beter bewustzijn van en kennis over het „Europese filmisch erfgoed‟ en een toenemende interesse in Europese films, promotie voor het aanschaffen van audiovisuele mediaproducten en creatieve vaardigheden, en een beter begrip van het belang van copyright.
How to stimulate Filmsense(s) 30/1/2008 – verslag
4
De commissie wil vanuit de meerwaarde die het Europese niveau kan bieden de ontwikkeling en uitwisseling van good practices op het vlak van mediageletterdheid stimuleren, en het wil ook onderzoek naar de criteria om mediageletterdheid te beoordelen aanmoedigen. Meer informatie (o.a. het rapport „Current trends and approaches to media literacy in Europe‟, de communicatie m.b.t. mediageletterdheid etc.) is te vinden op http://ec.europa.eu/avpolicy/media_literacy/index_en.htm
3. Keynote 2: Anna van Someren, creative manager for the New Media Literacies, MIT Comparative Media Studies: Exploring new Media Literacies: the challenges and promises of participatory culture Het project New Media Literacies (NML) is een educatief onderzoeksproject aan het Massachusetts Institute of Technology, gefinancierd door de MacArthur Foundation‟s Digital Media and Learning Initiative. Dit project is ingebed in de werking van het programma Comparative Media Studies (CMS). Binnen CMS, opgericht door Henry Jenkins, vertrekt men van een culturele focus op media (i.p.v. een technologische invalshoek, die vaker voorkomt). NML is één van de projecten van CMS, en creëert innovatieve educatieve materialen die jongeren toelaten de sociale vaardigheden en culturele competenties te cultiveren die ze nodig hebben om participant te worden in de nieuwe media omgeving. Jonge mensen practiseren al de vaardigheid van collectieve intelligentie wanneer ze vb. een bijdrage leveren aan Wikipedia. Ze leren al over de moeilijkheden en mogelijkheden van toe-eigening wanneer ze fan fictie schrijven, of een remix video creëren. Hoewel, deze competenties moeten nog erkend en/of geïntroduceerd worden in formeel onderwijs op een consistente, samenhangende manier. In het NML project komen de 11 vaardigheden aan bod die jongeren nodig hebben om volledig te kunnen participeren binnen de nieuwe media-omgeving: play, judgment, networking, multitasking, collective intelligence, transmedia navigation, distributed coginition, negotiation, performance, appropriation & simulation. Deze 11 vaardigheden komen ook aan bod in de white paper die in 2006 door Henry Jenkins e.a. werd opgesteld in het kader van het project „Building the field of Digital Media and Learning‟: “Confronting the Challenges of Participatory Culture: Media Education for the 21st Century”. Van Sommeren toont onder meer voorbeelden van „appropriation‟, oftewel toe-eigening: dit gaat over het vermogen tot het zinvol samplen en remixen van verschillende media inhouden. Jongeren mixten Billie Jean (een lied van Michael Jackson) met andere muziekgenres tot een nieuw „product‟. Andere voorbeelden van zulke initiatieven werden opgenomen op de site van het project: www.projectnml.org/. Een sleutelwoord in het NML project is het begrip participatieve cultuur. Er zijn enkele karakteristieken toe te kennen aan die participatieve cultuur: een lage drempel voor artistieke uitdrukkingen en burger-engagement, sterke steun voor het creëren en delen van creaties, informeel mentorschap wanneer kennis wordt doorgegeven, „leden‟ zijn overtuigd van het belang van hun participatie. Om het edcuatieve potentieel van activiteiten gaande van sociale netwerking tot game modificatie te beoordelen, deelt NML de „participatieve cultuur‟ in vier vormen op: affiliaties/lidmaatschap; expressies; circuleringen; en collaboratief probleem oplossen. Het is nuttig om deze categorieën toe te passen om de huidige rol van de kunstenaar te analyseren. Circulaties zoals podcasting en blogging laten ons bijvoorbeeld toe de stroom How to stimulate Filmsense(s) 30/1/2008 – verslag
5
van gepersonaliseerde media streams te vormen, hoe gaan filmmakers dan hun relatie met het publiek onderhandelen? Wat kan de kunstenaar leren uit de nieuwe werkmodellen op het vlak van collaboratief-probleem-oplossen? Aan elke vorm worden voorbeelden gekoppeld: - affiliaties/lidmaatschap: informeel lidmaatschap van online communities zoals MySpace, Facebook, metagaming, Friendster,…, vb. Tiffany Shlain – The tribe,.. - expressies: het produceren van nieuwe creatieve vormen, zoals digital sampling, skinning & modding, vidding, fan fiction writing, zines, mash-ups: vb. machinima,… - circulaties: het vormen van de media flows: podcasting en blogging, RSS feeds,…: vb. Four Eyed Monsters,… - collaboratief probleem oplossen: het samenwerking in teams, formeel of informeel, om taken tot een goed einde te brengen, nieuwe kennis te ontwikkelen zoals Wikipedia, spoiling, alternate reality games (vb. Head Trauma van Lance Weiler),…
4. Eerste sessie workshops en panels a. Patricia Lange: Illuminating Journeys: The voyage Out and the Voyage In Dit panel ging dieper in op wat film- en videomakers kunnen leren over de wereld, over hun vakmanschap en over zichzelf, d.m.v. videoblogging. Verschillende videblogs passeerden de revue, allen m.b.t. volgende drie hoofdthema‟s: - Wat kunnen mediamakers leren over de wereld en anderen door participatie aan het online creëren en delen van creaties? - Wat kunnen ze leren over hun vakmanschap (inclusief artistieke en zakelijke aspecten van distributie? - Wat leren ze over zichzelf door het creëren en bekijken van videoblogs? b. Dutch Directors Guild: Panel met internationale regisseurs over de praktijk van media-educatie, geleid door Nik Powell In het panel met Abraham Haile Biru (Ethiopische cameraman die een filmschool oprichtte in Ethiopië), Kevin Jerome Everson (Amerikaanse filmmaker) en Hidde Simons (Nederlandse filmmaker, en lid van de educatie task force van de Dutch Directors Guild) en geleid door Nik Powell bleek nog maar eens dat er grote internationale verschillen bestaan op het vlak van media-educatie. Zo maakte een voorbeeld uit Ethiopië (weinig/geen financiële middelen of infrastructuur, censuur, …) duidelijk dat er in West-Europa behoorlijk veel ruimte is voor media-educatie. c. Daniel Lundquist: presentatie van Dvoted.net Daniel Lundquist stelde het platform Dvoted.net voor, een community van jonge filmmakers in Scandinavië waar jongeren (doelgroep 15-20-jarigen) films kunnen uploaden, bekijken en bespreken, feedback vragen aan professionele filmmakers, en op de hoogte blijven van allerlei audiovisueel nieuws. Dvoted.net is een product van en ontvangt financiering vanwege het Deens Filminstituut, het Noors Filminstituut, het Zweeds Filminstituut, Koulukino-Skolbio en het Ijslands Filmcentrum. d. Janine Prins & Nynke Winkler Prins: Godard and the wheel Janine Prins en Nynke Winkler Prins ontdekten in de Hogeschool voor Kunsten Utrecht enerzijds dat hoger opgeleide studenten niet in staat zijn de veelvuldige lagen en de intertextualiteit in hedendaagse audiovisuele creaties (van reclame advertenties tot MTVHow to stimulate Filmsense(s) 30/1/2008 – verslag
6
videoclips,…) te herkennen, en anderzijds dat filmstudenten Godard, zijn ideeën en films niet kennen. Vanuit die vaststelling en de idee dat je je eigen tradities en conventies voldoende moet kennen om een stap vooruit te zetten, drukten ze de aanwezigen op het hart dat we jongeren (en niet alleen hen) mediageletterdheid moeten meegeven. Nynke Winkler Prins illustreerde dit met voorbeelden gaande van reclame-advertenties voor parfum in tijdschriften, over reclamepots voor de Nationale Loterij tot MTV-videoclips. Op de steeds terugkerende klaagzang van studenten die claimen „de nieuwe generatie te zijn en alles opnieuw te moeten leren‟ reageert Winkler Prins met een terugblik naar de geschiedenis van de schilderkunst. Deze leert ons immers dat die „multiple gelaagdheid‟ en intertextualiteit geen „nieuw‟ gegeven is, maar altijd al bestaan heeft, zij het in andere verschijningsvormen: het schilderij „Utopia‟ van Rob Scholte (jaren ‟80 van de vorige eeuw) verwijst onrechtstreeks naar een gelijkaardig schilderij van Manet in de 19 e eeuw, dat op zijn beurt verwijst naar een schilderij van Titiaan in de 16e eeuw. Janine Prins geeft aan dat intertextualiteit ook werkt in de documentaire. Zo gebruikt Roger Moore bijvoorbeeld „Hollywood-narrativiteit‟ in zijn documentaires. Verder is het van belang jongeren vroeg te leren kritisch te zijn. Ze verwijst naar het project „Expeditie Europa‟: zeven maanden lang trokken filmjournalist Hans Beerekamp en antropoloog-filmmaakster Janine Prins voor het NRC Handelsblad door Europa op zoek naar een overkoepelende culturele identiteit. Ze plaatsten hun ervaringen in 212 afleveringen op het weblog www.nrc.nl/ee. De beeldfragmenten werden in rauwe versie aangeboden, dus zonder voice-over, muziek, of andere extra‟s die je beïnvloeden bij het bekijken en beluisteren van de beelden. Hiermee vonden ze niet noodzakelijk de filmtaal opnieuw uit (het getoonde fragment van mensen die in Metsovo (Griekenland) op een zondagochtend de kerk verlaten heeft veel weg van de eerste documentaires van de Lumière broers), maar ging het wel om het heruitvinden van de manieren van kijken naar beelden. De uitdaging met zulke ondernemingen is dat er op het internet andere conventies gelden dan binnen „film‟ of „documentaire‟ (o.a. m.b.t. de duur van de beeldfragmenten,…), en dat men daar creatief moet mee omgaan.
5. Tweede sessie workshops en panels a. Anna van Someren: Parrying with Awareness: Artists in a New Media Environment In deze sessie ging Anna van Someren in op de idee dat de veranderende media ecologie een onbegrensd potentieel betekent voor kunstenaars om innovatief te werken, maar dat de snelheid en complexiteit van de veranderingen tegelijkertijd ook bedreigend kunnen overkomen. Traditionele productie- en distributiesystemen brokkelen af vooraleer nieuwe systemen in de plaats kunnen komen, en door dalende productiekosten wordt de mediaomgeving drukker en drukker bevolkt – het wordt dus moeilijker voor de gebruikers om de betekenisvolle content te selecteren. Groeiende breedbandtoegang brengt ons sneller naar een volledig „genetwerkte wereld‟, de vraag is welke voordelen dit oplevert voor de filmmakers. Hierbij verwees Van Someren naar een stelling van Henry Jenkins: “It matters what tools are available to a culture, but it matters more what that culture chooses to do with those tools.” Van Someren ging in op verschillende succesvolle media-experimenten om het belang van participatieve cultuur voor kunstenaars aan te tonen. Zo kwam Four Eyed Monsters aan bod als een demontratie van een innovatieve aanpak in het opbouwen van een publiek. Het gaat hier om meer dan een nieuw distributiemodel, namelijk eerder om een mogelijke toekomst waarin filmmakers communities creëren rond hun werk. Een ander voorbeeld is A Swarm of Angels van Matt Hanson.
How to stimulate Filmsense(s) 30/1/2008 – verslag
7
Van Someren concludeerde dat er een nieuwe web video esthetiek aan het ontstaan is, waarbij nieuwe concepten van „product‟ ontstaan. b. Dutch Directors Guild: workshop met de Nederlandse regisseur Hidde Simons In deze workshop werd dieper ingegaan op de voorwaarden voor filmeducatie in het klaslokaal en het opstellen van leerplannen voor de „ideale les‟. c. Luis recoder & Sandra Gibson: Experimental film educationals; Lessons from an Avant-Garde Film In een heel praktijkgerichte sessie gingen Luis Recoder en Sandra Gibson in op de experimentele filmeducatie en de lessen die we kunnen leren van avant-garde films. d. Jetse Sprey: Copyright issues, mediating between filmmakers and educators Jetse Sprey tenslotte ging in op de uitzonderingen op het auteursrecht in gevallen van gebruik van filmmateriaal voor educatieve doeleinden. De balans tussen de rechten van filmmakers enerzijds en het principe van „fair use‟ anderzijds is een moeilijke balans om te vrijwaren in het (her-)gebruik van filmmateriaal voor educatieve (en andere) doeleinden. De uitzonderingen op copyright zijn er gekomen vanuit de idee van een „free flow‟ van informatie en het toegankelijk, beschikbaar maken van materiaal voor het publiek. Er bestaat geen internationale copyright wetgeving, waardoor het rechtsysteem van het land waar de productie gemaakt wordt, hetgene is dat geldt. In deze presentatie focust Sprey dus op het Nederlandse rechtssysteem. Toch is het niet zo zwart-wit, en bestaan er verschillende grijze zones. De vraag werd gesteld of copyright een einde zal kennen door de komst van internet of gewoon zal transformeren. Voorbeelden als www.joox.net en Linewire, waar illegale downloads mogelijk zijn, en www.skoeps.nl, werden aangehaald ter illustratie. Sprey haalt drie mogelijkheden aan voor het gebruik van andermans werk waarbij een uitzondering geld op het auteursrecht: met toestemming van de rechthebbende, citaatrecht en educatief gebruik. In het kader van „toestemming van de rechthebbende‟ wordt Creative Commons genoemd, waarbij het „gebruiken‟ van andermans materiaal gebeurt volgens de logica van het „delen‟ i.p.v. het „verkopen‟ van creatieve content. Het kan beschouwd worden als een ander business model dat een ander soort aandacht genereert voor het werk. De vertaling van het Nederlands recht naar Creative Commons–normen levert 6 licentiemogelijkheden op: (variërend van meest vrijgevende tot meest restrictieve licentie) (http://creativecommons.nl/?page_id=2)1: - Naamsvermelding Het werk - of een afgeleide werk ervan - kan worden gekopieerd, veranderd, verspreid en vertoond, onder de enkele voorwaarde dat de naam van de maker wordt vermeld. - Naamsvermelding-GelijkDelen Deze licentie geeft anderen dezelfde rechten als een BY licentie, met de toevoeging dat elke nieuwe ontstane creatie onder dezelfde licentie wordt aangeboden. - Naamsvermelding-GeenAfgeleideWerken Het werk mag worden verspreid, commercieel en niet-commercieel, mits in de originele staat en met vermelding van de naam van de maker.
1
Ook naar Belgisch recht werd een vertaling gemaakt van de Creative Commons-ideeën. Meer info hierover via http://creativecommons.org/international/be/.
How to stimulate Filmsense(s) 30/1/2008 – verslag
8
-
-
-
Naamsvermelding-NietCommercieel Anderen mogen het werk gebruiken en veranderen zolang ze dit niet-commercieel doen en onder vermelding van de maker. Naamsvermelding-NietCommercieel-GelijkDelen Anderen mogen het werk gebruiken en veranderen zolang ze dit niet-commercieel doen, onder vermelding van de naam van de maker en onder de voorwaarde dat elke nieuwe creatie onder dezelfde licentie wordt aangeboden. Naamsvermelding-NietCommercieel-GeenAfgeleideWerken Dit is de meest restrictieve licentie. Anderen mogen het werk verspreiden - niet veranderen-, zolang ze dit niet-commercieel doen en onder vermelding van de naam van de maker.
Bij citaatrechten gaat het over „serieus‟ gebruik dat gerechtvaardigd is, en waarbij er niet meer materiaal dan nodig gebruikt wordt. Dit wordt gevolgd onder meer opdat de „normale exploitatie‟ van het werk niet bedreigd wordt. Aangezien deze termen een verschillende interpretatie kunnen kennen, is eenduidigheid in gebruik niet evident. Vaak is het ook zo dat het niet nodig is om toestemming te vragen (als men het citaatrecht voldoende toepast), maar aangezien de meeste betrokkenen zich niet 100% op hun gemak voelen, gaan de meesten toch alle moeite doen om de rechthebbenden te zoeken en te vinden (en zelfs te betalen). Het educatieve gebruik betreft illustraties bij lesgeven, en het gaat hier om „grotere‟ delen van het werk dan bij citaatrecht. Bij dit laatste geldt de uitzondering van educatief gebruik enkel voor delen van het werk, en niet de totaliteit ervan (vb. volledige filmvertoning – daarvoor gelden andere regels). Verder moet het gebruik „aanvaardbaar‟ zijn volgens algemeen aanvaarde standaarden. Tenslotte zijn compilaties ook toegelaten. Het wordt moeilijk als vb. een uitgeverij materiaal verzamelt voor schoolboeken, en deze dan verkoopt met het oog op het maken van winst. In welke mate dit een uitznodering is op de copyright regelgeving is niet altijd even duidelijk. De conclusie van deze sessie was dat mensen betrokken bij educatie vaak een grotere bewegingsruimte hebben dan ze zelf beseffen, maar vaak heel voorzichtig tewerk gaan uit schrik voor de vele onduidelijkheden die er nog bestaan. Verder werd het verschil tussen morele rechten en vermogensrechten onder het auteursrecht duidelijk: hoewel anderen op verschillende manieren „gebruik‟ kunnen maken van je werk, kan niemand je morele rechten op het werk afnemen. 6. Discussie Enkele aspecten die aan bod kwamen tijdens de afsluitende discussie: - Het idee om Dvoted.net uit te breiden tot een Europees platform. - Als tegengewicht tegen copyright kwesties werd geopperd om copyleft meer ingang te doen vinden. Copyleft kan gezien worden als een creatieve toepassing van de copyrightwetgeving waarbij het publiek de vrijheid gegeven wordt om een creatie en de afgeleide werken ervan te wijzigen, verbeteren en te herdistribueren (vooral in nietcommerciële omstandigheden). - Een vergelijking met de muziekwereld leverde het voorbeeld van www.sellaband.com als plek waar je als beginnende muziekband je muziek kan tentoonstellen, waar mensen kunnen „investeren‟ in een muziekband (door het aankopen van aandelen). Op die manier kunnen de bands geld verzamelen voor het produceren van albums. De reclameen andere inkomsten worden na uitgave gedeeld onder de investeerders. De aanwezigen vroegen zich af of dit model ook zou kunnen werken voor de filmwereld (met een link naar beginnende filmmakers zoals op Dvoted.net). Er werd geopperd dat How to stimulate Filmsense(s) 30/1/2008 – verslag
9
-
-
het niet vanzelfsprekend is om geld te vragen aan een publiek vooraleer een film gemaakt is. Bij sellaband.com krijgen de bezoekers van de site al muziek te horen van die bands, wat bij de productie van een film natuurlijk anders zou functioneren. Er wordt verwezen naar het Fair Use principe van het Centre for Social Media, als richtlijn voor documentaire maken. Dit werd gebundeld in een document “Documentary Filmmakers‟ Statement of Best Practices in Fair Use” en geldt sinds de lancering eind 2005 als voor vele praktijken binnen en buiten het documentaire maken. Het komt er onder meer op neer dat er verschillende „gatekeepers‟ zijn die je moet betalen voor bepaald materiaal, dus wordt er op zoek gegaan naar best practices om de kosten te drukken. Ten slotte werd opnieuw duidelijk dat verschillende (beginnende) filmmakers anders omgaan met bestaande distributiemodellen: de ene is absolute voorstander van het ter beschikking stellen van filmmateriaal op internet (om grotere verspreiding en promotie te bewerkstelligen) terwijl de andere het materiaal pas ter beschikking zal stellen op internet nadat de klassiekere weg bewandeld werd (festivals, cinema‟s, TV, dvd,…).
7. Afsluitend manifesto Ulrike Söbbeke concludeerde dat er nood is aan dialoog met, en betrokkenheid van filmmakers, professionals en beleidsmensen. Het is duidelijk dat de cinematografische taal dreigt te eroderen als er onvoldoende educatie is over conventies (ons cinematografische erfgoed). Dit kan ondermeer opgevangen worden door te werken aan de ontwikkeling van een diverse en breed mogelijke filmsmaak. Het manifesto voor media-educatie dat op het einde van deze conferentie geformuleerd werd, wordt na de conferentie op de website van de conferentie gepubliceerd: www.filmsenses.com.
Opmerkingen, vragen omtrent het verslag zijn welkom op
[email protected]
How to stimulate Filmsense(s) 30/1/2008 – verslag
10