Supplement bij het Nederlands Tijdschrift voor Fysiotherapie Jaargang 115 / nummer 5 / 2005
Astma bij kinderen
KNGF-richtlijn Astma bij kinderen
Inhoudsopgave Praktijkrichtlijn
3
Inleiding
3
I
II
Diagnostisch proces
4
I.I
Verwijzing en aanmelding
4
I.II
Anamnese
6
I.III
Onderzoek
6
I.IV
Analyse
7
I.V
Behandelplan
7
Therapeutisch proces
8
II.I
Behandeldoelen
II.II
Tussentijdse en eindevaluatie
II.III
Afsluiting, verslaggeving en verslaglegging
11
II.IV
Nazorg
11
Verantwoording en toelichting A
8 10
13
Inleiding
13
A.1
Onderwerpkeuze
13
A.2
Doelstelling van de KNGF-richtlijn ‘Kinderfysiotherapie bij astma’
13
A.3
Klinische vraagstellingen
13
A.4
Samenstelling werkgroep
14
A.5
Werkwijze werkgroep
14
A.6
Opbouw, producten en implementatie van de richtlijn
14
A.7
Literatuurverzameling
14
A.8
Positionering kinderfysiotherapie
15
A.9
Doelgroep
17
A.9.1
Specifieke deskundigheid
17
A.9.2
Advies ten aanzien van de inrichting
17
A.10
Afbakening van astma
17
A.11
Oorzaak van astma
17
A.12
Klinische diagnose
18
A.12.1
Piekstroommeting
18
A.12.2
Longfunctieonderzoek
A.13
Epidemiologie A.13.1
A.14
A.15
V-14/2005
Prognostische factoren
18 19 19
Medische behandeling
19
A.14.1
Intermitterend astma
19
A.14.2
Persisterend astma
19
A.14.3
Acuut astma
19
Therapietrouw en zelfmanagement
20
1
KNGF-richtlijn Kinderfysiotherapie bij astma
A.16
B
C
Pathofysiologie
20
A.16.1 Verminderde inspanningstolerantie
20
A.16.2 Verminderde ademvoorwaarden
21
A.16.3 Stoornissen in de sputumklaring
21
Diagnostisch proces
21
B.1
Verwijzing/aanmelding
21
B.2
Anamnese
22
B.3
Onderzoek
22
B.3.1 Inspanningsonderzoek
22
B.4
Analyse
24
B.5
Behandelplan
25
Therapeutisch proces
25
C.1
Behandeldoelen
25
C.1.1
Bevorderen van therapietrouw en zelfmanagement
25
C.1.2
Zelfmanagementprogramma’s
27
C.1.3
Kwaliteit van leven bij kinderen met astma
27
C.1.4
Verbeteren van de inspanningstolerantie
27
C.1.5
Verbeteren van de ademvoorwaarden
30
C.2
Evaluatie
33
C.3
Afsluiting, verslaggeving en verslaglegging
33
C.4
Nazorg
33
D
Juridische betekenis van richtlijnen
34
E
Herziening richtlijn
34
F
Dankwoord
34
G
Literatuur
34
Bijlagen Bijlage 1
Afkortingen 39
Bijlage 2
Verklarende woordenlijst
40
Bijlage 3
Meetinstrumenten
41
2
3.1
Free Running Asthma Screening Test, FRAST
41
3.2
Borgschaal voor ervaren dyspnoe
42
3.3
Bruce-test
43
3.4
Fietstest
44
3.5
Shuttle run test
46
V-14/2005
Praktijkrichtlijn L.J. van der GiessenI, V.A.M. GulmansII, T. LucasIII, M. van der LugtIV, H.J.M. HendriksV
Inleiding
Doelgroep
Deze richtlijn beschrijft het diagnostische en thera-
De richtlijn is, ongeacht de werksetting, te gebruiken
peutische proces bij kinderen met astma. In de
door kinderfysiotherapeuten* die astmapatiënten in
‘Verantwoording en toelichting’ worden de gemaakte
de leeftijd van 4 tot 16 jaar krijgen aangeboden voor
keuzen uiteengezet en zo mogelijk onderbouwd met
diagnostiek en/of behandeling. Het ‘Functieprofiel
vermelding van de literatuur. Als bijlage is een woor-
Kinderfysiotherapie’ vormt het kader van de behan-
denlijst opgenomen ter verklaring van de gebruikte
delmogelijkheden van de kinderfysiotherapeut.
afkortingen en begrippen. De KNGF-richtlijn
De richtlijn adviseert verwijzers over de indicatiestel-
‘Kinderfysiotherapie bij astma’ is tot stand gekomen
ling en de mogelijkheden van fysiotherapeutische
op initiatief van de Nederlandse Vereniging voor
behandeling bij kinderen met astma.
Fysiotherapie in de Kinder- en Jeugdgezondheidszorg (NVFK), in samenwerking met het Nederlands
Specifieke deskundigheid
Paramedisch Instituut (NPi).
De kinderfysiotherapeut dient kennis c.q. deskundigheid te hebben op het gebied van:
Positionering kinderfysiotherapie
•
Het Nederlands Huisartsen Genootschap heeft in
de ontwikkeling van de luchtwegen van het kind in het algemeen;
1998 de NHG-standaard voor ‘Astma bij kinderen’ her-
•
de medische behandeling van astma;
zien, maar maakt nauwelijks melding van de behan-
•
therapietrouw en zelfmanagement bij kinderen en
delmogelijkheden die de kinderfysiotherapeut heeft bij kinderen met astma, en de gevolgen van die
ouders**; •
behandeling voor het functioneren van deze kinde-
het behandelen van kinderen met verminderde inspanningstolerantie en pulmonale problemen.
ren. Ook de consensus van de sectie Kinderlongziekten van de Nederlandse Vereniging
Tevens dient de kinderfysiotherapeut te beschikken
Kindergeneeskunde over ‘De behandeling van Astma
over specifieke pedagogische en didactische kennis en
bij Kinderen’ vermeldt deze behandeloptie niet. Als
vaardigheden, zodat de behandeling aan verschillen-
reden werd, in een eerdere consensus, in 1993, het
de leeftijds- en ontwikkelingsfasen kan worden aan-
gebrek aan wetenschappelijke onderbouwing
gepast.
genoemd. In de afgelopen jaren is er op het bovengenoemde terrein veel fysiotherapeutische wetenschappelijke evidentie gegenereerd. Deze wetenschappelijk onder-
*
Uit stilistische overwegingen is de term kinderfysiotherapeut soms
bouwde KNGF-richtlijn hoopt derhalve een positieve
vervangen door fysiotherapeut; gebruik van ‘hij/zij’ en ‘zijn/haar’
bijdrage te leveren aan het inzicht van collega’s en
zijn vermeden; waar dit van toepassing is, worden met ‘hij’ en
verwijzers in de behandelmogelijkheden van de kinderfysiotherapeut bij kinderen met astma.
I II
‘zij’ beide geslachten bedoeld. ** In deze richtlijn worden met ouders ook verzorgers bedoeld.
Lianne van der Giessen, kinderfysiotherapeut, Erasmus Medisch Centrum – Sophia Kinderziekenhuis, Rotterdam. Vincent Gulmans, kinderfysiotherapeut, Universitair Medisch Centrum – Wilhelmina Kinderziekenhuis, Utrecht. Huidige functie: coördinator werkgroepen en richtlijnen Integraal Kankercentrum Rotterdam.
III Truus Lucas, kinderfysiotherapeut, Streekziekenhuis Midden Twente, Hengelo. IV Maria van der Lugt, kinderfysiotherapeut, eerstelijns praktijk kinderfysiotherapie, Rijswijk. V
Erik Hendriks, gezondheidswetenschapper, klinisch epidemioloog, Nederlands Paramedisch Instituut, Amersfoort; Capaciteitsgroep Epidemiologie Universiteit Maastricht, Maastricht.
V-14/2005
3
KNGF-richtlijn Kinderfysiotherapie bij astma
Advies ten aanzien van de inrichting
de aanwezigheid van andere atopische aandoeningen
Bij de fysiotherapeutische behandeling van kinderen
bij het kind zelf of bij eerstegraads familieleden.
met astma worden specifieke eisen gesteld aan de behandelruimte en de apparatuur. De behandelruimte moet schoon (stofvrij) en goed geventileerd zijn.
I
Benodigdheden voor inspanningstraining zijn bij-
Het doel van het diagnostische proces is inventarisa-
Diagnostisch proces
voorbeeld een hartslagmeter en oefenmateriaal.
tie van de ernst, de aard en de mate van beïnvloed-
Benodigdheden voor de behandeling van kinderen
baarheid van het gezondheidsprobleem van de
met sputumproblemen of verminderde ademvoor-
patiënt. Uitgangspunt is de hulpvraag van de
waarden zijn geschikt oefenmateriaal ter stimulering
patiënt/ouders (inclusief de belangrijkste klachten).
van de ademhaling. Bij voorkeur dient de piekstroom-
Bij het komen tot een kinderfysiotherapeutische indi-
meter van het kind zelf gebruikt te worden.
catiestelling en behandeling zijn ‘Methodisch Handelen’ en de ‘International Classification of
Afbakening astma
Functioning, Disability and Health’ (ICF) als uitgangs-
Astma is een recidiverende aanvalsgewijs optredende
punten gekozen, waarbij het probleem op het niveau
bronchusobstructie met als symptomen kortademig-
van stoornissen, beperkingen en participatie, en inter-
heid, hoesten, en/of piepen op basis van verhoogde
ne en externe factoren wordt benaderd.
gevoeligheid van de luchtwegen voor specifieke (aller-
Het diagnostische proces is opgenomen als stroom-
gene) en niet-specifieke prikkels (o.a. virale luchtweg-
diagram in figuur 1 en op de werkkaart.
infecties, inspanning, rook, stof, mist of kou), met als pathologisch substraat een chronische ontstekings-
I.I
reactie.
De behandeling veronderstelt verwijzing door de
Deze KNGF-richtlijn heeft betrekking op kinderen met
huisarts of de medisch specialist naar een kinderfysio-
astma vanaf de leeftijd van 4 jaar, omdat de diagnose
therapeut voor een diagnostisch consult of voor
astma bij jongere kinderen meestal niet met zeker-
behandeling. Indien er geen verwijzing heeft plaats-
heid gesteld kan worden. Elementen uit de richtlijn
gevonden door de huisarts of de specialist, neemt de
kunnen echter toepasbaar zijn bij jongere kinderen
fysiotherapeut contact op met de huisarts om relevan-
bij wie de symptomen en de problematiek overeen-
te informatie te verkrijgen en het beleid af te stem-
komen met hetgeen in deze richtlijn is beschreven.
men. Astma kan ertoe leiden dat een kind achterblijft
Verwijzing en aanmelding
bij leeftijdsgenoten (participatieproblemen). Een verEpidemiologische gegevens
wijzing is geïndiceerd als er sprake is van:
In de internationale literatuur wordt beschreven dat 5
•
stoornissen in inspanningstolerantie en/of angst
tot 15 procent van de kinderen astma heeft. De preva-
voor bewegen in relatie tot beperkingen in
lentie van astmasymptomen bij kinderen in
(inspannings)activiteiten en participatieproblemen;
Nederland tot een leeftijd van 14 à 15 jaar loopt uit-
•
verminderde ademvoorwaarden;
een van 8 tot 16 procent voor ‘piepen op de borst’ en
•
problematische sputumklaring;
van 6 tot 14 procent voor ‘kortademigheid’.
•
problemen in de therapietrouw en/of het zelf-
Luchtwegsymptomen komen vaker voor bij jongens
management.
dan bij meisjes. Met het toenemen van de leeftijd neemt het voorkomen van de luchtwegsymptomen af
Voor de kinderfysiotherapeut is het noodzakelijk over
en wordt het verschil tussen jongens en meisjes kleiner.
de relevante psychosociale en medische gegevens te beschikken. Relevante medische gegevens omvatten
Prognostische factoren
bij voorkeur informatie over: de ernst van de aandoe-
Prognostische belemmerende factoren die het waar-
ning, recente informatie over longfunctieonderzoek
schijnlijker maken dat astma persisteert of op latere
en auscultatiebevindingen. Bij onvoldoende verwijs-
leeftijd weer terugkomt zijn: een ernstige vorm van
gegevens dient de fysiotherapeut met de verwijzend
astma op vroege kinderleeftijd, ernstig gestoorde
arts of specialist contact op te nemen. Andere verwijs-
longfunctie, roken (ook van de ouders) en mogelijk
gegevens kunnen zijn: de hulpvraag van de patiënt,
4
V-14/2005
Praktijkrichtlijn
Methodisch fysio-
Kinderen met astma
therapeutisch handelen
Verwijzing
verminderde participatie
stoornis in
stoornis in
m.b.t. inspanning
ademvoorwaarden
sputumklaring
medicatie, auscultatiebevindingen, longfunctie, bijzonderheden in psychosociale situatie
gebruik van en reactie op medicatie, tijd-, situatiegebondenheid van klachten
• afname duurvermogen Anamnese
• ontwikkeling van
• deelname aan
• hoesten:
houding en bewegen
- productief/irritatief
bewegingsactiviteiten
- aard van het sputum
• inzicht in relatie
• benauwdheid
tussen benauwdheid en bewegen
• progressieve belastings-
• observatie:
• observatie:
Lichamelijk
test met meting van
- thoraxstand
- adempatroon
onderzoek
piekstroom en afname
- schouderstand
- spontaan hoesten
Borgschaal:
- wervelkolom
- huffen
en aanvullend onderzoek
- fietstest
• onderzoek spier-
- Bruce-test
- pursed lips
lengte/spierkracht
- Shuttle run test
breathing
• meting thorax-
• zes-minuten looptest
- maximale expiratie-
excursies/bewegings-
mogelijkheid
uitslagen
aan astma gerelateerde gezondheidsproblemen? Analyse
gezondheidsprobleem te beïnvloeden door kinderfysiotherapie? motivatie van patiënt/ouders voldoende?
–
+ voldoende gegevens? medicatie optimaal?
–
overleg verwijzer
+ behandelplan volgens NVFK-ontwerprichtlijn ‘Kinderfysiotherapie bij astma’
Behandelplan
doel: verbeteren
doel: verbeteren
doel: bevorderen
inspanningstolerantie
ademvoorwaarden
sputumklaring
bevorderen van het ziekte-inzicht in relatie tot het kinderfysiotherapeutische probleem
Figuur 1. Methodisch fysiotherapeutisch handelen bij kinderen met astma tijdens het diagnostische proces.
V-14/2005
5
KNGF-richtlijn Kinderfysiotherapie bij astma
Tabel 1. Aandachtspunten in de anamnese.
• Wat is de hulpvraag? • Wat is de belangrijkste klacht? • Hoe is het beloop? • Hoe gaat het op dit moment? • Gebruikt het kind medicatie? Zo ja, welke, wanneer en hoe? • Hoe is de motivatie en het inzicht ten aanzien van het medicijngebruik? • Is de fysieke inspanning verminderd in vergelijking met leeftijdgenoten? • Wat zijn de beperkingen op het niveau van activiteiten (rennen, springen, fietsen)? • Wat zijn de problemen op het niveau van participatie (school, sport, gezin, spel)? • Hoe is de ontwikkeling van de houding en de bewegingsmogelijkheden van het kind? • Is het kind benauwd? Zo ja, in welke situatie en hoe vaak? • Wanneer hoest het kind en is het hoesten productief? Zo ja, hoe ziet het sputum er uit? • Hoe gaat het kind om met zijn ziekte (angst, vermijdingsgedrag inzake bewegen)? • Zijn er nevenaandoeningen? • Wat waren eerdere en huidige behandelingen. Wat was het resultaat daarvan?
het beloop van het functioneren en informatie van
Life questionnaire’ TAPQOL) zijn een hulpmiddel om
waaruit contra-indicaties kunnen worden afgeleid.
de problemen die het kind met astma ervaart te
Verder is een optimale medicamenteuze instelling een
inventariseren en te vergelijken met de problemen
voorwaarde voor verdere behandeling door een kin-
die gezonde kinderen ervaren.
derfysiotherapeut. I.III I.II
Anamnese
Onderzoek
Het onderzoek is gericht op inventarisatie van
Door het afnemen van de anamnese tracht de kinder-
inspanningsproblemen, stoornissen in de ademvoor-
fysiotherapeut een zo duidelijk mogelijk beeld te krij-
waarden en sputumklaringsproblemen.
gen van de gezondheidsproblemen van het kind, de hulpvraag van het kind en/of de ouders. De anamne-
Inspanning
se volgt de aandachtsgebieden voor de kinderfysio-
Om een indruk te krijgen van inspanningstolerantie
therapeut en is bedoeld om de onderzoeksdoelstellin-
kan een progressieve maximale belastingstest worden
gen te formuleren (zie tabel 1). Meer informatie over
uitgevoerd, of een ‘Free Running Astma Screening
de anamnese is te vinden in paragraaf B.2.
Test’ (FRAST; zie bijlage 3.1). In de FRAST wordt de piekstroom voor en na de test gemeten. Een daling van
Therapietrouw en zelfmanagement
meer dan 15 procent duidt op inspanningsastma. Met
Tijdens de anamnese inventariseert de kinderfysiothe-
behulp van de Borgschaal (zie bijlage 3.2) kan een
rapeut tevens de mate van de therapietrouw c.q. het
indruk worden verkregen van de subjectieve beleving
zelfmanagement door gericht te vragen naar medica-
van de benauwdheid tijdens een test. Maximale
tiegebruik, naar inzicht in en kennis over de behan-
inspanningstests zijn bijvoorbeeld:
deling, naar het kunnen herkennen van de astma-
•
de Bruce-test op een loopband (zie bijlage 3.3);
symptomen en naar het kunnen controleren van deze
•
de fietstest met stapsgewijze progressieve belasting (zie bijlage 3.4);
symptomen, naar de weerbaarheid van het kind en naar de informatiebehoefte van zowel de ouders als
•
de shuttle run test (zie bijlage 3.5).
het kind. Afname van de op leeftijd afgestemde kwaliteit van leven vragenlijsten (de ‘Preschool Quality Of
Voor evaluatieve doeleinden is de zes-minuten loop-
Life questionnaire’ TAPQOL, of de ‘Child Quality Of
test een geschikt instrument (zie paragraaf B3.1).
6
V-14/2005
Praktijkrichtlijn
Ademvoorwaarden
in tijd, in klachten, in activiteiten en participatie
De fysiotherapeut krijgt een indruk van de ademvoor-
en de hierop van invloed zijnde bevorderende en
waarden door middel van:
belemmerende factoren)?
•
observatie van het adempatroon, eventuele linksrechtsverschillen;
baar door fysiotherapie, mede gelet op de medi-
•
observatie van de vorm van de thorax en de buik-
sche achtergrond en relevante externe en interne
•
observatie van de stand van de schoudergordel en
•
onderzoek van de lengte van de musculus pectora-
Ter afsluiting van het diagnostische proces worden de
lis major en minor, de musculus trapezius descen-
volgende vragen beantwoord:
dens, de musculus sternocleidomastoideus en de
•
musculi scaleni;
•
•
wand;
Zijn de aanwezige probleemgebieden beïnvloed-
factoren? En in welke mate? •
Is de patiënt gemotiveerd voor fysiotherapie?
de wervelkolom;
•
onderzoek van de spierkracht van de buikspieren,
Is er een indicatie voor fysiotherapie? Is de richtlijn van toepassing op deze individuele patiënt?
rugspieren, schouderadductoren en de musculi scaleni;
Een kind met astma komt in aanmerking voor behan-
•
meting van de thoraxexcursies;
deling indien:
•
meting van de bewegingsmogelijkheid van de
1. het kind medicamenteus optimaal is ingesteld;
wervelkolom en de schouders.
2. er geen belemmerende medische problemen zijn; 3. de kinderfysiotherapeut inschat dat kinderfysio-
Sputumklaring
therapie de stoornissen in functies, beperkingen
De fysiotherapeut krijgt een indruk van de sputum-
en activiteiten, de participatieproblemen, de
klaring door middel van:
gedragsmatige aspecten en de persoonlijke of
•
observatie van het adempatroon;
omgevingsfactoren kan beïnvloeden.
•
observatie van de hoesttechniek;
•
observatie (van de effectiviteit) van de
Bij acuut astma is kinderfysiotherapeutische interven-
huff-techniek;
tie gecontra-indiceerd.
•
observatie van de pursed lips breathing (PLB);
Wanneer er geen (duidelijke) indicatie is voor kinder-
•
observatie van de maximale expiratiemogelijkheid.
fysiotherapie, overlegt de therapeut met de verwijzer. Eventueel adviseert de kinderfysiotherapeut verwij-
I.IV
Analyse
De bevindingen uit de anamnese en het onderzoek
zing naar een andere paramedische discipline of medisch specialist.
leiden, samen met de medische verwijsgegevens, tot een fysiotherapeutische diagnose/conclusie. Op basis
I.V
hiervan kan de indicatie voor kinderfysiotherapeuti-
Wanneer kinderfysiotherapie geïndiceerd en de richt-
sche behandeling worden vastgesteld. Voorwaarde
lijn van toepassing is, wordt, in overleg met het kind
voor de behandeling is dat zowel het kind als de
en/of de ouders en eventueel andere disciplines, het
ouders gemotiveerd zijn voor de behandeling en dat
behandelplan opgesteld en worden de individuele
het kind medicamenteus adequaat is ingesteld.
behandeldoelstellingen geformuleerd.
Behandelplan
Het hoofddoel en de subdoelen van dit behandelplan Ten behoeve van het analyseproces dienen de volgen-
worden gekoppeld aan een bepaalde tijdsperiode
de vragen te worden beantwoord:
geformuleerd, conform de KNGF-richtlijn
•
‘Fysiotherapeutische Verslaglegging’.
Welk(e) probleemgebied(en) staat(n) bij de patiënt op de voorgrond: problemen op het gebied van de
•
therapietrouw en/of het zelfmanagement, stoor-
De meest voorkomende behandeldoelen bij kinderen
nissen die samenhangen met astma, beperking in
met astma zijn:
activiteiten of participatieproblemen?
•
Wat is de prognose (in de context van het beloop
V-14/2005
bevorderen van therapietrouw en zelfmanagement in relatie tot het gezondheidsprobleem;
7
KNGF-richtlijn Kinderfysiotherapie bij astma
•
verbeteren van de inspanningstolerantie;
II.I
•
verbeteren van de ademvoorwaarden;
Bevorderen van therapietrouw en zelfmanagement:
Behandeldoelen
•
bevorderen van de sputumklaring.
informeren en adviseren De kinderfysiotherapeut geeft het kind met astma infor-
Naast problemen op genoemde gebieden kan het
matie en advies en biedt het kind steun (begeleiding).
kind nog andere gezondheidsproblemen ervaren, al
Uitgangspunt bij het voorlichtingsplan is de behoefte
dan niet samenhangend met astma. Indien nodig
aan informatie, advies en coaching die tijdens het
vormen deze problemen naar eigen inzicht van de
diagnostische proces in kaart is gebracht. Eventueel
kinderfysiotherapeut een indicatie voor verdere fysio-
vinden overleg en afstemming plaats met andere
therapeutische interventie. Deze problemen worden
disciplines.
niet in deze richtlijn besproken.
Voorlichting kan op vier manieren plaatsvinden, namelijk in de vorm van: informeren, instrueren, educatie (coaching van de gewenste gedragsaanpas-
II
Therapeutisch proces
sing door interactie met het kind c.q. de ouders, met
De algemene doelstelling van de behandeling is dat
behulp van positieve feedback en positieve bewe-
het kind plezier ontwikkelt in bewegen, het kind thuis
gingservaringen) en begeleiden. In de praktijk zal de
actief wordt, de risicofactor ‘inactieve leefstijl’ wordt
kinderfysiotherapeut de vormen door elkaar gebrui-
teruggedrongen en het kind leert om bewegingsactivi-
ken, waarbij de aanpak, de hoeveelheid benodigde
teiten te integreren in ADL. Het fysiotherapeutisch
tijd, de hulpmiddelen en de vereiste vaardigheden
handelen is gericht op het verminderen van de
van de therapeut per vorm verschillen.
gezondheidsproblemen die samenhangen met astma.
Mogelijke doelen van informeren/adviseren zijn:
Het therapeutische proces is afgestemd op het behan-
•
het geven van inzicht in de aandoening: De kinder-
delplan, waarin onder andere de meest voorkomende
fysiotherapeut informeert het kind c.q. de ouders
behandeldoelen bij kinderen met astma zijn geformu-
over de aard en het beloop van astma, de behan-
leerd. Daarnaast wordt bij de behandeling aandacht
deling (doelstellingen, aard van de behandeling
besteed aan het bevorderen van de therapietrouw en
en de te verwachten behandelduur), de risicofactoren en de prognose.
het zelfmanagement. •
het bevorderen van de therapietrouw: Het leerproces
Verbeteren inspanningstolerantie –
toename benauwdheid
+
tijdens inspanning?
+ behandeling afsluiten
adequaat?
–
+ medicatie adequaat?
inspanningsniveau
–
+
overleg verwijzer
duur-, intervaltraining
• reguleren belastingsniveau • inzicht geven in de relatie tussen bewegen en dyspnoe
meetbare verbetering?
–
behandeling afsluiten
• advisering bewegingsactiviteit
Figuur 2. De stappen ter verbetering van de inspanningstolerantie bij kinderen met astma in een stroomdiagram.
8
V-14/2005
Praktijkrichtlijn
•
is gebaseerd op het continueren van de tijdens de
Daarnaast vormt het reguleren van het belastingsni-
behandeling aangeleerde functies, activiteiten en
veau in relatie tot de belastbaarheid een aandachts-
gedragingen in het dagelijkse leven van het kind.
punt. Het is van belang bewegingsactiviteiten te sti-
Het kind zal zelf moeten leren en ‘voelen’ hoe hij
muleren en een juiste sportkeuze te adviseren.
moet omgaan met astma.
De soort en de aard van de bewegingsactiviteiten zijn
het bevorderen van een adequate wijze van omgaan
divers, zoals: het oefenen van basisvaardigheden, ADL-
met klachten: Het kind leert om de juiste betekenis
gerichte activiteiten, sport en spel. Ook kan gebruik
toe te kennen aan en controle te hebben over de
worden gemaakt van fitness, aerobics, zwemmen of
klachten. Het leerproces kan bijvoorbeeld geba-
bewegen in water. De gekozen bewegingsactiviteit
seerd zijn op de afname van angst voor inspan-
dient de meest adequate en specifieke fysieke prikkel
ning. De kinderfysiotherapeut voorkomt dat hij
te zijn om het functioneren van de patiënt in het
onduidelijke informatie geeft aan het kind c.q. de
dagelijkse leven te verbeteren c.q. te optimaliseren.
ouders.
Aandachtspunten bij de bewegingsactiviteit zijn: een goede warming-up, adequate medicatie-inname en
Adequaat omgaan met astma bevordert de therapie-
ademcontrole.
trouw. Dit zal uiteindelijk leiden tot een afname van
Indien het inspanningsniveau onvoldoende is voor
de morbiditeit van astma. Een goed zelfmanagement
het functioneren ten gevolge van een afgenomen
zorgt voor een beter medicatiegebruik. Afhankelijk
activiteitenniveau (gebrek aan bewegingservaring en
van het probleem van het kind of de setting waarin
algemeen uithoudingsvermogen), kan door middel
wordt gewerkt, kan de voorlichting meer of minder
van duur- en/of intervaltraining het gewenste niveau
uitgebreid zijn. Hierbij dient ook gedacht te worden
van functioneren worden nagestreefd.
aan het consulteren van een gespecialiseerde ver-
De stappen ter verbetering van de inspanningstole-
pleegkundige in de astmazorg; zeker als de problemen
rantie zijn opgenomen als stroomdiagram in figuur 2
alleen liggen op het vlak van therapietrouw en zelf-
en op de werkkaart.
management. Naast de individuele begeleiding is ook begeleiding in groepsverband mogelijk. In Nederland
Verbeteren van de ademvoorwaarden
is een bewegingsprogramma ontwikkeld door het
Afhankelijk van de oorzaak van de beperkte adem-
Astmacentrum Heideheuvel en de Universiteit
voorwaarden en rekening houdend met de pathofy-
Utrecht. Dit programma richt zich op weerbaarheid,
siologie, kan een keuze worden gemaakt uit de vol-
zelfvertrouwen en hoe het kind omgaat met astma.
gende behandeldoelen:
Het Astma Fonds heeft, ter bevordering van het zelf-
•
management van kinderen, een voorlichtingspakket ontwikkeld voor ‘het kind met astma’. Het Fonds
nodig bijsturen van dit adempatroon; •
beschikt daarnaast over uitgebreide voorlichtingsbrochures met duidelijke adviezen en instructies.
het bewustmaken van het adempatroon en zo het bewustmaken van een goede houding, en houdingsadviezen geven;
•
het kind leren om het geleerde toe te passen tijdens inspanningsactiviteiten;
Verbeteren van de inspanningstolerantie
•
Kinderen met astma kunnen een verminderde
pectorales, musculus sternocleidomastoideus,
inspanningstolerantie hebben of bang zijn om te bewegen. Zij kunnen hierdoor onvoldoende ‘meeko-
het actief verlengen van musculatuur (musculi musculus trapezius descendens, musculi scaleni);
•
het versterken van genoemde musculatuur (buik-
men’ met sporten, vallen vaak uit tijdens de gymles
spieren, rugspieren, schouderadductoren, musculi
en worden buitengesloten op het schoolplein. Deze
scaleni);
kinderen zullen in toenemende mate minder plezier beleven aan bewegen.
•
het bevorderen van de mobiliteit van de thorax, wervelkolom en schouders.
Indien er sprake is van toename van benauwdheid tijdens inspanning bij een adequate inname van
De stappen ter verbetering van de ademvoorwaarden
medicatie is het belangrijk om inzicht te geven in de
zijn opgenomen als stroomdiagram in figuur 3 en op
relatie tussen het bewegen en de mate van dyspnoe.
de werkkaart.
V-14/2005
9
KNGF-richtlijn Kinderfysiotherapie bij astma
Verbeteren ademvoorwaarden adempatroon
spieren verkort / kracht
thoraxexcursies
thoracale extensie
inefficiënt
verminderd
verminderd
verminderd
houdingsadviezen geven,
actief
actief/ondersteund
actieve extensie
ontspanning
verlengen/versterken van
expiratie verbeteren
bevorderen
en bewustmaking
musculatuur
zichtbare verbetering?
meetbare verbetering?
meetbare verbetering?
meetbare verbetering?
NEE: JA:
behandeling afsluiten
voortzetten van de behandeling tot doelstelling is bereikt of geen verbetering meer optreedt
behandeling afsluiten
Figuur 3. De stappen ter verbetering van de ademvoorwaarden bij kinderen met astma in een stroomdiagram.
Bevorderen sputumklaring instructie gedoseerd hoesten
overleg verwijzer
– voldoende effectief?
+
–
+ behandeling afsluiten
voldoende effectief? instructie andere sputummobiliserende technieken
instructie huff-technieken
+
+
–
instructie uitademen met voldoende effectief?
–
voldoende effectief?
positieve druk
Figuur 4. De stappen ter bevordering van de sputumklaring bij kinderen met astma in een stroomdiagram. Bevorderen van de sputumklaring
Zijn bovengenoemde maatregelen niet effectief
Oefeningen ter verbetering van de inspanningstole-
genoeg, dan kan gewerkt worden met de ‘flutter’,
rantie bevorderen de sputumklaring. Naast blaasspel-
‘positive experitory pressure’ (PEP) en wisselende hou-
letjes kan de kinderfysiotherapeut het kind een aantal
dingen.
specifieke sputummobiliserende technieken aanleren:
De stappen ter verbetering van de sputumklaring zijn
•
een goede gedoseerde hoesttechniek;
opgenomen als stroomdiagram in figuur 4 en op de
•
de huff-techniek, samen met de ‘Active Cycle of
werkkaart.
Breathing Techniques’ (ACBT); •
de PLB-techniek;
II.II
•
autogene drainage voor kinderen vanaf ongeveer
Naast een ‘continue’ evaluatie gedurende de behan-
10 jaar.
delperiode vindt tussentijds een uitgebreide evaluatie
10
Tussentijdse en eindevaluatie
V-14/2005
Praktijkrichtlijn
plaats door de behandelresultaten te toetsen aan de
de behandelperiode over de individueel vastgestelde
behandeldoelen: dat wil zeggen minimaal om de zes
behandeldoelen, het behandelproces en de behandel-
weken of eerder wanneer noodzakelijk, en aan het
resultaten. Het eindverslag dat naar de arts gaat wordt
einde van de behandeling. Op basis van een tussen-
geschreven conform de KNGF-richtlijn ‘Informatie-
tijdse evaluatie kan bijstelling van het behandelplan
verstrekking Huisarts’. Voor de inhoud van de verslag-
plaatsvinden.
legging van de fysiotherapeut wordt verwezen naar de
De keuze van de evaluatie-instrumenten, die ook tij-
KNGF-richtlijn
‘Fysiotherapeutische Verslaglegging’.
dens de anamnese en het onderzoek zijn gebruikt, moet gericht zijn op de individuele subdoelen. Indien
II.IV Nazorg
het kind de ervaringen niet kan verwoorden, dient
Sporten van het kind na de behandeling wordt gesti-
evaluatie van het behandelproces en het behandelre-
muleerd door middel van voorlichting aan het kind
sultaat plaats te vinden met de ouders.
c.q. de ouders. Het is belangrijk dat het kind een activiteit kiest die hij leuk vindt en gedurende langere
II.III Afsluiting, verslaggeving en verslaglegging
tijd kan volhouden.
De fysiotherapeut informeert de verwijzer eventueel tussentijds, maar in ieder geval na het beëindigen van
V-14/2005
11
Verantwoording en toelichting A Inleiding
leiden tot meer uniformiteit van het handelen;
De KNGF-richtlijn ‘Kinderfysiotherapie bij astma’ is
•
een leidraad voor het diagnostische en therapeutische
het onderwerp moet gericht zijn op bruikbaarheid voor de dagelijkse praktijk.
handelen conform het methodisch fysiotherapeutisch handelen. Op dit moment zijn er in Nederland twee
Het onderwerp van deze richtlijn voldoet aan boven-
richtlijnen over diagnostiek en behandeling van kin-
staande criteria. Bij de keuze van het onderwerp heeft
deren met astma beschikbaar, namelijk de ‘Consensus
ook meegespeeld dat de richtlijn over de behandeling
van
Kinderlongartsen’1,2
en de standaard van het
van ‘chronic obstructive pulmonary disease’, de KNGF-
Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) ‘Astma bij
richtlijn ‘COPD’ voor het onderzoeken en behandelen
kinderen’.3
van kinderen met astma niet toepasbaar is.
Tot op heden bestond er geen richtlijn voor het fysiotherapeutisch handelen bij kinderen met astma. Een KNGF-richtlijn
A.2
Doelstelling van de KNGF-richtlijn ‘Kinderfysiotherapie bij astma’
moet worden beschouwd als ‘the state
of the art’ van het kinderfysiotherapeutisch hande-
De doelstelling van de richtlijn is het beschrijven van
len. De richtlijn beoogt het handelen van de kinder-
de ‘optimale’ fysiotherapeutische zorg voor kinderen
fysiotherapeut* te optimaliseren
met astma, leidend tot een verbetering van het func-
volgens de stand van zaken van de wetenschappelijke
tioneren en het leren omgaan met de aandoening en
literatuur en volgens de op het moment van schrijven
tot zelfredzaamheid van de patiënt, gebaseerd op de
geldende inzichten binnen de beroepsgroep.
huidige wetenschappelijke inzichten. Op basis van
Daar waar wetenschappelijke kennis over de doelma-
onderzoeksgegevens is bekend dat er een grote varia-
tigheid en doeltreffendheid van het (kinder)fysiothe-
tie bestaat aan verrichtingen en dat de omvang van
rapeutisch handelen nog onvoldoende beschikbaar is,
de behandeling uiteenloopt.7
wordt bij het opstellen van een richtlijn gebruik gemaakt van de consensusmethode.
Naast de hiervoor genoemde doelstelling is de KNGFrichtlijn expliciet bedoeld om:
Definitie
•
Een KNGF-richtlijn is gedefinieerd als ‘een systematisch ontwikkelde, vanaf centraal niveau geformu-
hogen; •
leerde leidraad, die door deskundigen is opgesteld en
de taken en verantwoordelijkheden van beroepsgroepen af te bakenen, inzichtelijk te maken en de
gericht is op de inhoud van het methodisch fysiotherapeutisch handelen bij bepaalde gezondheids-
de uniformiteit en de kwaliteit van de zorg te ver-
onderlinge samenwerking te stimuleren; •
klinische beslissingen te ondersteunen.
problemen en op (organisatorische) aspecten die met de beroepsuitoefening te maken hebben’.4-6
Om toepassing van de richtlijn mogelijk te maken, zijn de aanbevelingen geformuleerd in termen van
A.1
Onderwerpkeuze
Bij de keuze van een onderwerp voor de ontwikkeling
deskundigheidseisen waaraan de kinderfysiotherapeut moet voldoen.
van KNGF-richtlijnen is uitgegaan van de volgende criteria:
A.3
•
het onderwerp moet controversieel zijn en moet
De werkgroep die deze richtlijn heeft voorbereid, wil-
voldoende gewicht hebben;
de antwoord krijgen op de volgende klinische vragen:
•
er moet een reële kans op consensus zijn;
•
•
er moeten voldoende gronden zijn om aan te
gnostisch onderzoek zijn betrouwbaar, valide en
nemen dat de richtlijn zal worden toegepast en zal
bruikbaar in de dagelijkse praktijk?
*
Klinische vraagstellingen
Welke onderdelen van het fysiotherapeutisch dia-
Uit stilistische overwegingen is de term kinderfysiotherapeut soms vervangen door fysiotherapeut; gebruik van ‘hij/zij’ en ‘zijn/haar’ zijn vermeden; waar dit van toepassing is, worden met ‘hij’ en ‘zij’ beide geslachten bedoeld.
V-14/2005
13
KNGF-richtlijn Kinderfysiotherapie bij astma
•
Welke vormen van behandeling en (secundaire)
De werkgroepleden hebben onafhankelijk gehandeld
preventie zijn zinvol?
bij de selectie en beoordeling van het wetenschappelijke bewijsmateriaal. Hoewel het wetenschappelijke
A.4
Samenstelling werkgroep
bewijs door individuele werkgroepleden of door klei-
Om de klinische vragen te beantwoorden, is in
ne subgroepen bestaande uit werkgroepleden is voor-
december 1999 een monodisciplinaire werkgroep van
bereid, is het besproken en bediscussieerd met de
inhoudsdeskundigen ingesteld. Bij het samenstellen
gehele werkgroep. Bedoeld bewijs is kort samengevat
van de werkgroep is zoveel mogelijk rekening gehou-
in een conclusie, inclusief de mate van bewijs. Voor
den met een evenwichtige verdeling van leden met
het doen van aanbevelingen zijn er, naast het weten-
inhouds- en ervaringsdeskundigheid en/of met acade-
schappelijke bewijs, nog andere belangrijke aspecten
mische achtergrond. Alle werkgroepleden verklaarden
meegenomen, zoals: het bereiken van algemene con-
geen conflicterende belangen te hebben bij de te ont-
sensus, doelmatigheid (kosten), beschikbaarheid van
wikkelen KNGF-richtlijn. De ontwikkeling van de richt-
middelen, vereiste deskundigheid en scholing, orga-
lijn heeft plaatsgevonden in de periode december
nisatorische aspecten en het streven naar afstemming
1999 tot december 2004. Aanvankelijk werd een ont-
met andere mono- of multidisciplinaire richtlijnen.
werprichtlijn ontwikkeld. Publicatie hiervan werd uitgesteld, gezien het KNGF-beleid om ontwerprichtlijnen
A.6
om te zetten in richtlijnen.
Opbouw, producten en implementatie van de richtlijn
De richtlijn is opgebouwd uit drie delen, namelijk de A.5
Werkwijze werkgroep
‘Praktijkrichtlijn’, de ‘Werkkaart’ met een schema-
De richtlijn is ontwikkeld conform de ‘Methode voor
tisch overzicht van de kernpunten van de richtlijn
Richtlijnontwikkeling en Implementatie’.5,6,8 In deze
(geplastificeerde kaart) en de ‘Verantwoording en toe-
methode zijn onder andere algemene praktische aan-
lichting’. Voor deze driedeling is gekozen uit didacti-
wijzingen geformuleerd voor de strategie om litera-
sche overwegingen en om de bruikbaarheid van de
tuur te verzamelen. De specifieke zoektermen, de
richtlijn in de praktijk te bevorderen. De onderdelen
geraadpleegde bronnen, de periode waarover de lite-
van de richtlijn zijn ieder afzonderlijk zelfstandig te
ratuur is verzameld en de criteria voor het in- of uit-
lezen. De ‘Verantwoording en toelichting’ bevat een
sluiten van de literatuur staan beschreven in para-
uiteenzetting van de keuzes die zijn gemaakt bij de
graaf A.7.
totstandkoming van de richtlijn. In bijlage 1 en 2
De aanbevelingen voor het therapeutische proces zijn
worden de gebruikte afkortingen en begrippen ver-
bijna uitsluitend gebaseerd op wetenschappelijke evi-
klaard.
dentie. Indien er geen wetenschappelijk bewijs voor-
Deze KNGF-richtlijn wordt geïmplementeerd volgens
handen was, is er een aanbeveling geformuleerd op
een standaard implementatiestrategie, zoals beschre-
basis van consensus binnen de werkgroep c.q. achter-
ven in de ‘Methode voor Richtlijnontwikkeling en
ban. Naast de literatuur spelen bij de aanbevelingen
Implementatie’.5,6,8,9
vakinhoudelijke ontwikkelingen en andere overwegingen (zoals praktische implicaties) een rol bij het
A.7
opstellen van deze richtlijn.
In de ‘Methode voor Richtlijnontwikkeling en
Literatuurverzameling
De aanbevelingen zijn becommentarieerd door exter-
Implementatie’ zijn een aantal praktische aanwijzin-
ne deskundigen. Het concept van de richtlijn is toege-
gen geformuleerd voor het verzamelen van de litera-
zonden aan externe deskundigen en/of beroepsorga-
tuur.5,8 Er zijn een aantal standaardwerken gebruikt.
nisaties (werkgroep tweede kring) om afstemming en
Daarnaast is literatuur verzameld over de periode
consensus te verkrijgen met andere beroepsgroepen
januari 1990 tot januari 2004 met behulp van de
en -organisaties, c.q. andere mono- en multidiscipli-
geautomatiseerde elektronische databestanden
naire richtlijnen. Patiënten werden in de tweede
MEDLINE, CINAHL, PEDRO, EMBASE,
kring vertegenwoordigd door het Nederlands Astma
Library en het Databestand van het Nederlands
Fonds, zodat ook met hun wensen en voorkeuren
Paramedisch Instituut. De centrale zoekterm was:
rekening is gehouden.
‘asthma in children’. Gezien de veranderingen in de
14
PubMed, de Cochrane
V-14/2005
Verantwoording en toelichting
Tabel 2. Indeling van onderzoeksresultaten van interventiestudies naar mate van bewijskracht. A1 systematische review / meta-analyse die ten minste enkele gerandomiseerde onderzoeken van A2niveau betreffen, waarbij de resultaten van afzonderlijke onderzoeken consistent zijn A2 gerandomiseerd vergelijkend klinisch onderzoek van goede kwaliteit (dubbelblind, gecontroleerde), omvang en consistentie B gerandomiseerde klinische trials van matige kwaliteit of onvoldoende omvang, of ander vergelijkend onderzoek (niet-gerandomiseerd: cohortstudies, case-controlstudies) C niet-vergelijkend onderzoek D mening van deskundigen, bijvoorbeeld de werkgroepleden (para)medische kennis en zorg gedurende het laatste
De indeling van de onderzoeksresultaten naar de
decennium is ervoor gekozen geen publicaties te
mate van bewijskracht volgens deze criteria staat in
includeren van voor 1990.10 Bij het zoeken naar
tabel 2.
interventies is systematisch gezocht naar systematische reviews, meta-analyses of RCT’s, in combinatie
Op basis van de analyse van de literatuur zijn, na
met de zoektermen: ‘physiotherapy’, ‘physical therapy’,
bespreking in de werkgroep, conclusies getrokken
‘rehabilitation’, ‘breathing pattern, (breathing) exer-
over de effectiviteit van de afzonderlijke interventies,
cise’, ‘motor development’, ‘exercise induced asthma’,
gevolgd door een aanbeveling. Deze conclusies heb-
‘stress or self-management’ en ‘chest physiotherapy’.
ben ook weer een bepaald niveau van aanbeveling,
Ten behoeve van de onderwerpen prognose, diagnos-
afhankelijk van de mate van bewijs en de beschikbare
tiek, meetinstrumenten, therapie en therapietrouw
literatuur (zie tabel 3). Als het wetenschappelijke
werd deze combinatie aangevuld met ‘prognosis’,
bewijs afkomstig is uit systematische reviews / meta-
‘prognostic factors’, ‘diagnosis’, ‘diagnostic tests’,
analyses, (gerandomiseerde) klinische studies en ver-
‘measurements’, ‘outcome measures’, ‘therapy’, ‘inter-
gelijkend onderzoek krijgen de aanbevelingen, afhan-
vention’ and ‘compliance’. Daarnaast is literatuur ver-
kelijk van de mate van bewijskracht, niveau 1, 2 of 3.
zameld via deskundigen en via literatuurverwijzingen
Als het wetenschappelijke bewijs niet voorhanden of
in de getraceerde artikelen. De aanbevelingen zijn
onbekend is, maar het onderwerp is zo belangrijk dat
zoveel mogelijk gebaseerd op de uitkomsten van RCT’s
opname in de richtlijn gewenst is, zijn de aanbevelin-
en systematische reviews.
gen geformuleerd op basis van consensus (niveau 4).
Uit de literatuur is gebleken dat resultaten van onder-
Aanbevelingen van niveau 4 zijn gebaseerd op de
zoek dat is uitgevoerd bij volwassenen met astma niet
mening van deskundigen en/of op consensus binnen
te extrapoleren zijn naar kinderen jonger dan 12 jaar,
de werkgroep. Bij het opstellen van de aanbevelingen
gezien de anatomie en fysiologie van de luchtwegen.3
zijn, naast gezondheidswinst, ook bijwerkingen en
In deze richtlijn zijn dan ook alleen studies gebruikt
risico’s overwogen.
die betrekking hadden op kinderen met astma. Bij de interpretatie van de resultaten uit de literatuur
Wanneer er geen klinisch relevant effect is aange-
is rekening gehouden met de verschillen in onder-
toond in de beschikbare onderzoeken op niveau A, B,
zoeksdesigns. De gebruikte studies zijn beoordeeld op
of C, dan krijgt de aanbeveling de formulering ‘Er is
de mate van bewijskracht. Hiervoor is gebruik
onvoldoende bewijs dat…’. Indien bij de aanbeveling
gemaakt van de ten behoeve van richtlijnontwikke-
geen niveau staat vermeld, betekent dit dat het een
ling in Nederland en op basis van consensus samen-
aanbeveling betreft van de werkgroep (niveau 4). In
gestelde beoordelingslijsten en criteria van het EBRO
alle andere gevallen staat het niveau erbij vermeld.
(Evidence-Based Richtlijn Ontwikkeling)-platform. Het platform is gevormd onder auspiciën van het
A.8
Kwaliteitsinstituut van de Gezondheidszorg (CBO).11
In Nederland kunnen kinderen door een huisarts of
Positionering kinderfysiotherapie
een medisch specialist naar een kinderfysiotherapeut worden verwezen voor een diagnostische consultatie
V-14/2005
15
KNGF-richtlijn Kinderfysiotherapie bij astma
Tabel 3. Niveaus van geformuleerde aanbevelingen op basis van het onderliggende wetenschappelijk bewijs. Mate van bewijskracht van de interventiestudie
Omschrijving conclusie of advies in de richtlijn
1
‘Het is aangetoond dat…’
Ondersteund door ten minste één systematische review / meta-analyse (A1) of twee onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau A2.
2
Ondersteund door ten minste twee onafhankelijk
‘Het is aannemelijk dat…’
van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau B. 3
Ondersteund door ten minste één onderzoek van
‘Er zijn aanwijzingen dat…’
A2, B of C, maar niet ondersteund door onderzoek van niveau A. 4
Op grond van de mening van de werkgroepleden.
‘De werkgroep is van mening dat…’
of voor behandeling. Het NHG heeft in 1998 de richt-
kunnen liggen op het terrein van stoornissen in func-
lijn voor de diagnostiek en behandeling van kinderen
ties, beperkingen in activiteiten en participatieproble-
met astma herzien. In de NHG -standaard wordt de
men in relatie tot het bewegend functioneren.
behandeling van kinderen met astma door een fysio-
Deze richtlijn wil een bijdrage leveren aan de kinder-
therapeut alleen genoemd bij kinderen bij wie er spra-
fysiotherapeutische zorgverlening en meer uniformi-
ke is van ‘ernstig astma die ondanks optimale zorg
teit tot stand brengen in de kinderfysiotherapeutische
aanzienlijke beperkingen ondervinden. Zij komen in
behandeling van kinderen met astma.
aanmerking voor een gecombineerde aanpak (medisch, verpleegkundig, fysiotherapeutisch) die
Het ‘Functieprofiel Kinderfysiotherapie’ vormt het
wordt gegeven in een astma centrum’.3 De consensus
kader van de behandelmogelijkheden van de kinder-
van de sectie Kinderlongziekten van de Nederlandse
fysiotherapeut.15 Uitgangspunten hierbij zijn:
Vereniging Kindergeneeskunde over ‘De behandeling
•
het stimuleren van de optimale ontwikkeling van
van Astma bij Kinderen’ en de richtlijnen
het kind bij motorische en functionele problemen
‘Astmabehandeling bij kinderen’ van kinderlongart-
in de ontwikkeling, waarbij het bewegend functio-
sen vermelden deze behandeling
niet.1,12
In een eer-
der consensusverslag staat vermeld dat geen weten-
neren als aangrijpingspunt wordt genomen; •
het onderscheid tussen de pathologie en de hier-
schappelijke bewijs voorhanden was om
aan gerelateerde gezondheidsproblemen in termen
(kinder)fysiotherapie te legitimeren.13
van stoornissen in functies en anatomische eigen-
Kinderfysiotherapie bij kinderen met astma komt
schappen, beperkingen in activiteiten en partici-
waarschijnlijk niet vaak voor.7 Vóór 1980 werden
patieproblemen, waarbij een wederkerige beïn-
waarschijnlijk meer kinderen met astma fysiotherapeutisch begeleid. Sinds de introductie van medica-
vloeding plaatsvindt; •
de invloed van persoonlijke en externe factoren
menteuze interventies is de vraag naar niet-farmaco-
op het gezondheidsprobleem, waarbij specifieke
logische methoden afgenomen en is een andere
aandacht is voor zowel het kind als de ouders;
fysiotherapeutische zorg
nodig.14
Deze zorg is gericht
•
het centraal staan van de belangen van het kind
op het bieden van hulp en begeleiding bij het verbe-
en de ouders, waarbij het kind wordt benaderd
teren van het bewegend functioneren van het kind in
vanuit een pedagogisch en ontwikkelingspsycho-
relatie tot zijn omgeving. Specifieke aandachtspunten
logisch perspectief;
16
V-14/2005
Verantwoording en toelichting
•
het bij de analyse betrekken van de verschillende
A.9.2 Advies ten aanzien van de inrichting
ontwikkelingsdomeinen die gerelateerd zijn aan
Er worden specifieke eisen gesteld aan de behandel-
het bewegend functioneren, waarbij zowel bij de
ruimte en de apparatuur. De behandelruimte moet
diagnostiek als tijdens de behandeling nauw
schoon (stofvrij) en goed geventileerd te zijn.
wordt samengewerkt met andere professionele
Benodigdheden voor inspanningstraining zijn bij-
behandelaars en met de ouders.
voorbeeld een hartslagmeter en oefenmateriaal. Benodigdheden ter behandeling van sputumproble-
A.9
Doelgroep
men of verminderde ademvoorwaarden is oefenmate-
De richtlijn is te gebruiken door kinderfysiotherapeu-
riaal ter stimulering van de ademhaling. Bij voorkeur
ten die, ongeacht de setting waarin zij werken,
dient de piekstroommeter van het kind zelf gebruikt
patiënten met astma in de leeftijd van 4 tot 16 jaar
te worden.
krijgen aangeboden voor diagnostiek en/of behandeling. Het ‘Functieprofiel Kinderfysiotherapie’ vormt
A.10 Afbakening van astma
het kader van de behandelmogelijkheden van de kin-
Astma is de meest voorkomende chronische aandoe-
derfysiotherapeut.
ning bij kinderen jonger dan 17 jaar en wordt gekenmerkt door een ontsteking van de luchtwegen.16
A.9.1 Specifieke deskundigheid
Deze ontsteking bestaat uit zwelling en roodheid van
Om kinderen met astma te kunnen behandelen, dient
de binnenwand van de luchtwegen en gaat gepaard
de kinderfysiotherapeut te beschikken over specifieke
met verhoogde slijmproductie. Daarbij treedt perio-
kennis en vaardigheden. De benodigde kennis en
diek luchtwegobstructie op, enerzijds door de ontste-
vaardigheden kunnen zijn verkregen vanuit een rui-
king zelf, anderzijds door verkramping van de spier-
me werkervaring met deze kinderen of via nascholing
tjes in de luchtwegwand.17 De verschijnselen van
waarin onder andere aandacht is besteed aan:
astma verschillen per leeftijdsperiode (zie tabel 4).18
•
de ontwikkeling van de luchtwegen van het kind in het algemeen;
A.11 Oorzaak van astma
•
de medische behandeling van astma;
De oorzaak van astma is niet bekend. De vernauwing
•
zelfmanagement bij kinderen en ouders;
van de luchtwegen kan uitgelokt worden door virale
•
het behandelen van kinderen met verminderde
infecties, allergene prikkels (zoals huisstofmijt, kat,
inspanning en pulmonale problemen;
hond en boompollen), aspecifieke prikkels (zoals
de te gebruiken meetinstrumenten.
inspanning, vocht, rook, scherpe luchtjes en tempera-
•
tuurwisselingen).17 Tevens dient de kinderfysiotherapeut te beschikken
Behalve de genetische factoren blijkt sensibilisatie door
over specifieke pedagogische en didactische kennis en
inhalatieallergenen de belangrijkste risicofactor voor
vaardigheden, zodat de behandeling aan verschillen-
het ontwikkelen van astma.3 Borstvoeding gedurende
de leeftijds- en ontwikkelingsfasen van het kind kan
de eerste maanden na de geboorte is geassocieerd met
worden aangepast.15
verminderde kans op astma.19 De ernst van astmatische verschijnselen kan worden ingedeeld zoals in tabel 5.
Tabel 4. Symptomen naar leeftijdsperiode; het eerstgenoemde symptoom staat het meest op de voorgrond, het laatstgenoemde het minst. Leeftijdsperiode
Symptomen
zuigeling
rochelen, hoesten, zelden piepende ademhaling, (moe)
peuter/kleuter
hoesten vooral ’s nachts en bij inspanning, piepende ademhaling, (moe)
schoolleeftijd
piepende ademhaling, hoesten, moe, aanvalsgewijze benauwdheid bij inspanning
V-14/2005
17
KNGF-richtlijn Kinderfysiotherapie bij astma
Tabel 5. Indeling van astma bij kinderen naar ernst.2
van de piekstroom sterk afhankelijk van de medewerking van de patiënt.22 Er is een grote overlap in de
Licht
klachten minder dan 1x per maand
piekstroomvariatie van gezonde kinderen en die van kinderen met astma. Om deze reden heeft het piek-
Matig
klachten 1x per week tot 1x per maand
stroomdagboek vrijwel geen waarde bij het stellen of verwerpen van de diagnose astma.23 Naast deze varia-
Ernstig klachten meer dan 1x per week
tie komt uit de studies naar voren dat ongeveer de helft van de waarden die in dagboekjes wordt opgeschreven, klopt.24,25 Kamps geeft aan dat het meten
A.12 Klinische diagnose
van piekstroom slechts bij enkele patiënten geïndi-
Bij zuigelingen en peuters kan het stellen van de juis-
ceerd is, namelijk bij patiënten die vrijwel niet mer-
te diagnose een probleem zijn; in zo’n geval is het
ken dat hun astma verslechtert, of bij patiënten met
verloop van de klachten in de tijd belangrijk.
instabiel astma bij wie het onduidelijk is welke prik-
Allergologisch onderzoek kan ook bij kinderen jonger
kels een astma-aanval uitlokken.21 Vooral voor
dan 4 jaar zinvol zijn. Tot de leeftijd van 4 jaar moet
patiënten die de symptomen slecht waarnemen, blijkt
worden volstaan met een symptoomdiagnose: recidi-
de piekstroom op lange termijn een hulpmiddel te
verend hoesten, piepen en/of vol zitten. Astma is bij
zijn en het zelfmanagement aanzienlijk te bevorde-
deze kinderen waarschijnlijker indien constitutioneel
ren.26 Hoewel er geen wetenschappelijke ondersteu-
eczeem bij het kind of een atopische aandoening bij
ning is voor het gebruik van de piekstroommeter,
een familielid in de eerste graad aanwezig is.
wordt deze meter in vele recente buitenlandse onder-
Elementen uit de huidige richtlijn zijn mogelijk toe-
zoeken nog juist wél gebruikt als effectiviteitsmeting
pasbaar bij kinderen jonger dan 4 jaar.
voor bepaalde zelfmanagementprogramma’s (zie para-
Bij kinderen van 4 jaar en ouder is astma waarschijn-
graaf C.1.2).26-32
lijk bij:
De piekstroomregistratie wordt in vrijwel elke buiten-
•
het periodiek optreden van dyspnoe en expiratoir
landse richtlijn een centrale rol toebedacht, onder
piepen, al dan niet bij inspanning, waarbij de
andere doordat deze registratie ook is opgenomen in
klachten verbeteren bij het toedienen van een
de gezaghebbende richtlijnen van de ‘National Heart,
bronchusverwijder;
Lung, and Blood Institute’ (NHLBL).26
•
•
óf bij het ten minste 5 keer per jaar optreden van hoesten gedurende langer dan 10 dagen, waarbij
A.12.2
Longfunctieonderzoek
de klachten verbeteren bij het toedienen van
Longfunctieonderzoek is mogelijk bij kinderen vanaf
bronchusverwijders of een inhalatiecorticosteroïd;
5 à 6 jaar, bij wie reversibele bronchusobstructie een
óf bij het optreden van dyspnoe, piepen of hoes-
belangrijk diagnostisch kenmerk is.33 Er is sprake van
ten gepaard gaande met een reversibele bronchus-
reversibiliteit indien de ‘flow volume curve’ (FVC)
obstructie, al dan niet geobjectiveerd door middel
en/of de FEV1 na inname van een bronchodilatans
van het bijhouden van een piekstroomdagboek of
toeneemt met meer dan 12 procent.34 Allergologisch
door meting van het ‘Forced Expired Volume in
onderzoek kan ondersteunend zijn bij de diagnostiek
one second’ (FEV1).3,20
van astma, gezien de bestaande samenhang tussen astma en atopie.1 Er zijn recentelijk niet-invasieve
A.12.1Piekstroommeting
methoden ontwikkeld waarmee een ontsteking in de
Ondanks het feit dat in de NHG-standaard ‘Astma bij
bronchusboom kan worden aangetoond door middel
Kinderen’ wordt aangeraden het beloop in de thuis-
van analyse van uitademingslucht. Bepaling van de
situatie met behulp van piekstroommetingen te ver-
fractie stikstofmonoxide in de uitademingslucht
volgen, is duidelijk geworden dat de wetenschappelijke
(FeNO) lijkt veelbelovend voor de nabije toekomst.35
ondersteuning hiervoor
ontbreekt.3,21
De piekstroom
Naast gegevens over de longfunctie moeten er ook
wordt bepaald door de diameter van de grote intra-
gegevens worden verkregen over de astmasymptomen
thoracale luchtwegen en door de kracht waarmee
ten einde een goed inzicht te krijgen in de ernst van
wordt uitgeademd. Door de laatste factor is de waarde
het astma.36
18
V-14/2005
Verantwoording en toelichting
A.13
Epidemiologie
ventieve maatregelen. Met medicamenteuze behande-
In de internationale literatuur wordt beschreven dat 5
ling en goede preventie behoren klachten tot de uit-
tot 15 procent van de kinderen astma heeft. De preva-
zondering en is een normaal leven mogelijk.17 Er is
lentie van astmasymptomen bij kinderen in Nederland
dan sprake van ‘controlled’ astma.
tot een leeftijd van 14 à 15 jaar loopt uiteen van 8 tot
Adviezen ter voorkoming van klachten zijn: een rook-
16 procent voor ‘piepen op de borst’ en van 6 tot 14
verbod in de omgeving van het kind, saneren van de
procent voor ‘kortademigheid’. De symptomen komen
leefomgeving met betrekking tot allergenen, een goede
vaker voor bij jongens dan bij meisjes. Met het toene-
ventilatie en het (zoveel mogelijk) vermijden van de
men van de leeftijd neemt het voorkomen van de
allergene en/of de aspecifieke prikkel. Gespecialiseerde
luchtwegsymptomen af en wordt het verschil tussen
longverpleegkundigen kunnen een belangrijke rol spe-
jongens en meisjes
kleiner.10,37
Het aantal kinderen
len bij de begeleiding van kinderen en ouders op dit
met astma stijgt de laatste jaren. De meest voor de
gebied.
hand liggende reden is de toegenomen hoeveelheid
De richtlijn van de kinderlongartsen maakt onder-
allergenen in de omgeving die astma bij atopische kin-
scheid tussen de behandeling van intermitterend, per-
deren kunnen
veroorzaken.38
In 1998 overleden in
sisterend en acuut astma.1 Zie ook tabel 5.
Nederland 12 patiënten onder de 24 jaar aan CARA/astma.39
A.14.1
Intermitterend astma
Bij intermitterend astma treden de klachten minder A.13.1
Prognostische factoren
Astmasymptomen persisteren in 30 tot 80 procent van de
adolescenten.40
Prognostische factoren die het
dan één keer per week op; symptomatische behandeling met een kortwerkend 2-sympathicomimeticum geniet de voorkeur. Bij kinderen met episodisch piepen
waarschijnlijker maken dat astma persisteert of op late-
tijdens virale bovenste luchtweginfecties zonder andere
re leeftijd terugkomt, zijn: ernstige vorm van astma op
astmaklachten heeft onderhoudsbehandeling met
vroege kinderleeftijd, de mate van bronchiale hyperre-
inhalatiecorticosteroïden weinig effect.
activiteit, ernstig gestoorde longfunctie, roken (ook van de ouders) en mogelijk de aanwezigheid van ande-
A.14.2
re atopische aandoeningen bij het kind zelf of bij fami-
De ernst van persisterend astma kan op basis van de
lieleden in de eerste graad.3,41,42 Passief roken leidt tot
klachten worden onderscheiden in: licht (< 1x per
een grotere kans op infecties en tot een hogere fre-
maand), matig (1x per maand tot 1x per week) en ern-
quentie van luchtwegsymptomen bij kinderen.43
stig (≥ 1x per week). Persisterende klachten behoeven
Meisjes die op een leeftijd van 6 tot 11 jaar overge-
onderhoudsbehandeling met inhalatiecorticosteroïden.
Persisterend astma
wicht krijgen, hebben een grotere kans op het ontwikkelen van astmasymptomen en bronchiale hyper-
A.14.3
reactiviteit gedurende het begin van de adolescentie.44
Bij een acute exacerbatie zijn kortdurende 2-sympati-
Acuut astma
comimetica de medicamenten van eerste keuze; deze Op basis van bovenstaande formuleerde de werk-
medicamenten dienen daarom aan iedere patiënt te
groep de volgende aanbeveling:
worden voorgeschreven. Goede inhalatietherapie vergt echter extra inspanningen van zowel behandelaar,
Roken
ouders als kind.
De werkgroep is van mening dat de fysiotherapeut het gedrag van het kind ten aanzien van roken op latere
Op basis van bovenstaande formuleerde de werk-
leeftijd, en tevens het roken door de ouders, dient te
groep de volgende aanbeveling:
beïnvloeden door middel van voorlichting. Inhalatietechniek A.14 Medische behandeling
De werkgroep is van mening dat de kinderfysiothera-
De medische behandeling van een kind met astma
peut (of astmaverpleegkundige) bij kinderen met astma
richt zich op het optimaliseren van het functioneren
die inhalatiemedicatie gebruiken, de inhalatietechniek
door symptoomreductie en door het nemen van pre-
dient te controleren.
V-14/2005
19
KNGF-richtlijn Kinderfysiotherapie bij astma
De kinderfysiotherapeut dient zich op de hoogte te
me van het aantal astma-aanvallen, frequenter
houden van de meest recente informatie en aanbeve-
schoolverzuim, meer consulten bij de huisarts en/of
lingen zoals die hierover door het Astma Fonds wor-
medisch specialist en vaker een ziekenhuisopname. Er
den verstrekt (www.astmafonds.nl).
is een relatie tussen ‘uncontrolled’ astma, onvoldoende therapietrouw en negatieve psychosociale invloe-
Indien kinderen, ondanks een goed medicatievoor-
den.51
schrift, toch klachten houden, kan er sprake zijn van
‘Controlled’ astma met correct gebruik van medicatie
aanhoudende blootstelling aan onderhoudende of
wordt vaker gezien bij stabiele gezinnen. Onderscheid
uitlokkende prikkels, lage therapietrouw, slechte
tussen controlled en uncontrolled astma geeft meer
inhalatietechniek, en/of andere aandoeningen dan
inzicht in de rol van psychosomatische factoren dan
astma.2
in de ernst van het astma. Dit laatste heeft geen
Veel astmapatiënten richten zich tot alternatieve
invloed op de psychosociale factoren. Variaties in de
behandelwijzen, zoals drukpuntmassage en homeopa-
psychologische kenmerken van kinderen met astma
thie.45 Voor beide benaderingen is er vanuit de litera-
zijn vaak terug te voeren op de algemene adaptatie
tuur geen evidentie te
vinden.46,47
binnen het gezin.26,51,53
A.15 Therapietrouw en zelfmanagement
A.16 Pathofysiologie
Therapietrouw kan omschreven worden als de mate
Oorzaken van het verminderd functioneren van het
waarin het gedrag van een patiënt in overeenstem-
kind kunnen zijn:
ming is met een medische aanbeveling.
•
verminderde inspanningstolerantie en angst voor bewegen;
Therapieontrouw wijst meestal op inadequaat gebruik van een geneesmiddel, dat wil zeggen minder dan is
•
verminderde ademvoorwaarden;
voorgeschreven, of overconsumptie. Zelfmanagement
•
stoornissen in de sputumklaring.
is gericht op de beheersing van de symptomen en het verminderen van de impact die astma op het dagelijk-
A.16.1
se leven heeft.48
De angst voor obstructie kan betekenen dat kinderen
De therapietrouw met betrekking tot de inname van
minder gaan bewegen c.q. sporten en uiteindelijk een
medicatie bij kinderen en volwassen met astma is 30
verminderde inspanningstolerantie krijgen, met
tot 70
procent.49
Verminderde inspanningstolerantie
mogelijk niet meer mee kunnen doen met gymnas-
Onvoldoende therapietrouw is een van de verklaren-
tiek op school, en het vermijden van fysieke inspan-
de factoren voor het niet of onvoldoende reageren
ning, wat weer leidt tot een verdere afname van de
van astmaklachten op een onderhoudsbehandeling
inspanningstolerantie. Zo ontstaat een vicieuze cirkel
met een standaarddosis inhalatiecorticosteroïden (zie
Veel kinderen met astma hebben een verminderde
paragraaf A.14).2
aërobe conditie.54,55 Niet het astma is verantwoorde-
Factoren die therapieontrouw beïnvloeden zijn:
lijk voor de verminderde conditie, maar waarschijn-
•
fysiologische factoren, bijvoorbeeld last van bij-
lijk de wijze waarop het kind met het astma omgaat
werkingen door medicatie;
en hoe hij dit beleeft.16 Een kind met astma kan een
psychische factoren, bijvoorbeeld: angst, kenniste-
goede conditie hebben, mits hij een goede voorlich-
kort, weinig vertrouwen in de therapie, weerzin
ting krijgt, gestimuleerd wordt om te gaan sporten en
tegen medicatie, depressieve stemming;
zijn medicatie goed is ingesteld. Inspanningsastma
sociale factoren: bijvoorbeeld een onregelmatige
komt bij 50 tot 80 procent van de kinderen met ast-
levensstijl, weinig steun uit de omgeving en naas-
ma voor.16 Bij kinderen met allergieën en zonder ast-
ten die het belang van correcte inname van medi-
ma komt geen inspanningsastma voor.56
catie bagatelliseren.26,50-52
Tien procent van de kinderen zonder achtergrond
•
•
van astma heeft inspanningsastma.55 Als het astmatische kind, ondanks medicatie en
Inspanningsastma wil zeggen dat inspanning de uit-
behandeling, regelmatig ziek is, spreekt men van
lokkende factor is voor de luchtwegvernauwing.
‘uncontrolled’ astma. Er is dan sprake van een toena-
Tijdens inspanning is er een toename van het adem-
20
V-14/2005
Verantwoording en toelichting
minuutvolume. De neusademhaling gaat na enige
nen leiden tot een veranderd adempatroon, ook ten
inspanning over in mondademhaling. De ingeadem-
tijde van een aanvalsvrije periode.18,57
de lucht wordt dan niet meer gezuiverd van stofdeeltjes, bevochtigd en opgewarmd in de neus. Het
A.16.3
mucus in de longen verliest hierdoor vocht en daalt
Een verstoorde sputumklaring, veroorzaakt door de
in temperatuur. Het vochtverlies is waarschijnlijk de
luchtwegontsteking, kan een bijkomend verschijnsel
belangrijkste factor voor het ontstaan van inspan-
zijn bij kinderen met astma. De werking van de ciliae
ningsastma. Door het vochtverlies wordt het mucus
wordt negatief beïnvloed door infecties en veel en/of
hyperosmolair en dit induceert het vrijkomen van
taai secreet. In deze gevallen neemt het sputumtrans-
ontstekingsfactoren, een toename van de bloed-
port op basis van luchtstroming een belangrijkere
stroom en contractie van het gladde
spierweefsel.16
Stoornissen in de sputumklaring
plaats in.58 Het loslaten van het sputum van de lucht-
Hoe ernstiger het astma, des te groter de kans op
wegwand wordt bepaald door de diameter van de
benauwdheid bij inspanning. Bij inspanningsastma
luchtweg, de dikte en taaiheid van het sputum, de
worden de volgende symptomen gezien: piepende
stroomsnelheid en het stromingspatroon van de
ademhaling, hoesten, pijn op de borst, kortademig-
lucht.59 Belangrijke fysiotherapeutische aangrijpings-
heid en zich oncomfortabel voelen. Deze symptomen
punten bij een verstoorde sputumklaring zijn: het
zijn het hevigst na 5 tot 10 minuten sporten en ver-
bevorderen van de expiratoire luchtstroming, de hou-
minderen na 15 tot 30 minuten sporten. Bij de milde
ding en het brengen van lucht achter het sputum.
vorm van inspanningsastma worden de symptomen van astma sneller verward met panieksymptomen dan bij de ernstiger vorm. Bij de laatste vorm zijn de
B
symptomen veel herkenbaarder als die van astma.
Uitgangspunt van het methodisch fysiotherapeutisch
Diagnostisch proces
Bronchusobstructie kan op zich aanleiding geven tot
handelen van de kinderfysiotherapeut is het proces
hyperventilatie als poging tot weerstandsverminde-
van probleemoplossend handelen. Het proces van dit
ring van de luchtwegen, zonder dat er sprake is van
handelen omvat de volgende fasen:
paniek. Maar hyperventilatiesymptomen, gecombi-
•
het diagnostische proces: de aanmelding/verwij-
neerd met dreiging en angst voor lichamelijke nega-
zing en hulpvraag van de patiënt (ouders),
tieve sensaties, kunnen terdege paniek oproepen.
gevolgd door de anamnese en het onderzoek en
Hyperventilatie en astma hebben gemeenschappelijke
de analyse inclusief de formulering van de kinder-
symptomen en gevolgen. Het te snelle ademen zorgt
fysiotherapeutische diagnose;
voor een te snelle afkoeling van de luchtwegen en het
•
inademen van te droge lucht. Dit kan wederom bronchoconstrictie
het therapeutische proces: het opstellen van het behandelplan, de behandeling, de evaluatie, de
veroorzaken.26
afsluiting en de verslaggeving.
Bijna de helft van de patiënten heeft een zogeheten refractaire periode. Dat wil zeggen dat een herhaalde
Het doel van het diagnostische proces is het inventa-
inspanning binnen 1 tot 4 uur tot een minder ernsti-
riseren van de ernst, de aard en de mate van beïn-
ge obstructieve reactie leidt. Het mechanisme hier-
vloedbaarheid van het gezondheidsprobleem (zie
achter is niet bekend.
figuur 1 en de werkkaart).
A.16.2
B.1
Verminderde ademvoorwaarden
Verwijzing/aanmelding
Kinderen met lang bestaande astmatische klachten
Optimale medicamenteuze instelling is een voorwaar-
kunnen door de ademmechanische voordelen tijdens
de voor kinderfysiotherapeutische behandeling. Voor
een dyspnoïsche fase een voorkeurshouding ontwik-
de kinderfysiotherapeut is het noodzakelijk om over
kelen. Deze gaat gepaard met een inspiratiestand van
de relevante medische en psychosociale gegevens te
de thorax, protractiestand van de schouders, kyfose
beschikken. Een optimale verwijzing bevat recente
van de thoracale wervelkolom en verkorting van de
gegevens over longfunctieonderzoek, auscultatiebe-
(hulp)ademspieren. De verminderde mobiliteit en de
vindingen, gegevens over de ernst van de aandoening
ongunstige stand van de verkorte ademspieren kun-
en andere relevante medische en psychosociale gege-
V-14/2005
21
KNGF-richtlijn Kinderfysiotherapie bij astma
tie (zie tabel 7);60
vens. Ook gegevens over problemen op het gebied van de therapietrouw en/of het omgaan met astma zijn
•
de bewegingsmogelijkheid van de wervelkolom
voor de kinderfysiotherapeut relevant.
(extensie) en de schouders; de thoracale extensie is
De verwijsgegevens zijn richtinggevend voor het kin-
onder andere te meten met inclinometrie;
derfysiotherapeutisch handelen. Bij onvoldoende ver-
•
de spierfunctie van vooral de buikspieren, de rug-
wijsgegevens dient met de verwijzend arts contact te
spieren, de schouderadductoren en de musculi scale-
worden opgenomen.
ni;61
Afhankelijk van de setting en de werkafspraken zal spe-
•
de spierlengte van: de musculus pectoralis major en
cifiek worden aangegeven welke gezondheidsproble-
minor, de musculus trapezius descendens, de mus-
men zich bij het kind voordoen, zoals beperkingen in
culus sternocleidomastoideus en de musculi
het uitvoeren van inspanningsactiviteiten en beperkin-
scaleni.61
gen in het adequaat participeren in ADL en sport en spel. Daarnaast zijn stoornissen te onderscheiden in de
B3.1
ademvoorwaarden die efficiënte adembewegingen
Afhankelijk van de leeftijd van het kind en de
onmogelijk maken, en stoornissen in de sputumklaring
beschikbare middelen kan de therapeut kiezen voor:
die soms bij kinderen met astma voorkomen.
•
Inspanningsonderzoek
een maximale belastingstest op een loopband voor kinderen vanaf 4 jaar, bijvoorbeeld met
B.2
Anamnese
behulp van het Bruce-protocol, waarbij iedere 3
Tijdens de anamnese wordt aan het kind en/of de
minuten een toename van snelheid en hellings-
ouders vragen gesteld die nodig zijn om een diagnos-
hoek plaatsvindt (protocol en referentiewaarden
tisch onderzoek te kunnen uitvoeren. Naast de algeme-
voor Nederlandse kinderen: zie bijlage 3.3);62
ne gegevens dienen een aantal specifieke aspecten te
•
een maximale belastingstest op een fietsergometer
worden nagevraagd. In tabel 6 wordt de anamnese
bij kinderen vanaf 12 jaar, met stappen van 20
nader uitgewerkt.
watt per minuut (protocol en referentiewaarden voor Nederlandse kinderen: zie bijlage 3.4);63
B.3
Onderzoek
•
een shuttle run test, waarbij op geluidssignalen
Onderzoek bestaat uit inspectie in rust, inspectie in
met toenemende frequentie een vaste loopafstand
beweging en functieonderzoek. Het onderzoek richt
zo vaak als mogelijk overbrugd dient te worden
zich op de probleemgebieden van het kind met astma.
(protocol en referentiewaarden voor kinderen: zie
Naast de algemene inspectie/observatie van houding en
bijlage 3.5);64
beweging wordt specifiek gekeken naar:
•
een zes-minuten looptest, waarbij het kind in 6
het adempatroon: costodiafragmaal / costoster-
minuten zoveel mogelijk heen en weer loopt over
naal / gebruik van hulpademspieren / dyspnoe-ver-
een traject van 8 meter (geen referentiewaarden
schijnselen zoals intrekkingen en neusvleugelen;
beschikbaar; deze test is echter geschikt als evalu-
•
de wijze en frequentie van spontaan hoesten;
atief instrument bij voldoende standaardisering
•
de wijze van maximale expiratie, lettend op collaps
van instructie en aanmoediging).65
•
en slijmgeruisen; •
de mate van inspiratiestand van de thorax, hoog-
Bij al deze tests kan het kind zelf zijn benauwdheid in
stand en protractie van de schouders en kyfose van
een score aangeven op een Borgschaal (zie bijlage
de thoracale wervelkolom.
3.2).57,66
Bij het onderzoek wordt specifiek ingegaan op:
Op basis van bovenstaande formuleerde de werk-
•
groep de volgende aanbevelingen:
de effectiviteit van huff-technieken zonder collaps van luchtwegen;
• •
22
de effectiviteit van ‘Pursed Lips Breathing’ (PLB) om
Bruce-test
luchtwegobstructie te verminderen;
De werkgroep is van mening dat voor kinderen ouder
de maximale thoraxexcursies door omvangmeting
dan 4 jaar een belastingstest op de loopband volgens
van de thorax tijdens maximale inspiratie en expira-
het Bruce-protocol afgenomen dient te worden.
V-14/2005
Verantwoording en toelichting
Tabel 6. De anamnese. Inventarisatie van de klachten • Wat is de reden van verwijzing? Wat zijn de medische verwijsgegevens? • Wat is de hulpvraag van het kind en/of de ouders? • Wat betreft de sociale gegevens: hoe is de gezinssamenstelling; op welke school zit het kind; wat vertelt de familieanamnese? • Is er sprake van schoolverzuim en hoe is het functioneren van het kind op school? • Welke medicijnen gebruikt het kind? Wat is de manier van inname en wat is het tijdstip van inname? • Wat zijn de provocerende factoren voor een astma-aanval? • Hoe verminderen de klachten? • Wanneer treden de klachten op: tijdstip van de dag, bepaald ritme, voorkomend in specifieke situaties, zoals inspanning, stress of blootstelling aan allergenen of andere prikkels? • Frequentie van de klachten (incidenteel, regelmatig, dagelijks), duur van symptoomvrije intervallen • Is er invloed van de klachten op de nachtrust? • Wat is de duur van het (nachtelijk) hoesten of ‘vol’ zitten, een piepende ademhaling, (nachtelijke) dyspnoe? • Is er sprake van algemene vermoeidheid? • Welke sport/bewegingsactiviteit wordt er beoefend? Zijn er aanwijzingen voor een allergie (verergering van de klachten): • in een vochtige of stoffige omgeving (huisstofmijt); • in het voorjaar of de zomer (pollen van bomen of grassen); • bij contact met dieren (katten, honden, knaagdieren, paarden enzovoort). Zijn er aanwijzingen voor een vermindering van de inspanningstolerantie? • Wat is de intensiteit en frequentie van het sporten? • Is er sprake van een beperking van de mogelijkheid tot deelname aan inspanningsactiviteiten in sport en spel? • Treedt er dyspnoe op tijdens het sporten? Zo ja, wanneer? • Is er inzicht in de relatie tussen de optredende benauwdheid en de intensiteit van de inspanning? • Is er een relatie tussen de benauwdheid en de plaats van de activiteiten (binnen/buiten) en het weertype? • Is het algemene uithoudingsvermogen van het kind vergelijkbaar met dat van leeftijdgenootjes van hetzelfde geslacht? Zijn er aanwijzingen voor verminderde ademvoorwaarden? • Hoe is de ontwikkeling van de houding en de motorische vaardigheden? • Geeft het kind wel eens pijn aan in de schoudergordel of de rug? • Vinden de ouders dat de houding van het kind anders is dan die van andere kinderen? Zijn er aanwijzingen voor stoornissen in de sputumklaring? • Is er sprake van hoesten? Zo ja, wanneer? • Wat is het karakter van het hoesten: irritatief of productief? • Indien er sputum wordt opgehoest: wat is de kleur, consistentie ervan en hoeveel sputum wordt er opgehoest? • Is er een relatie tussen hoesten en medicatie-inname en/of activiteiten? • Gebruikt het kind sputummobiliserende technieken? Zo ja, welke? • Wat zijn de negatieve gevolgen van de stoornis in de sputumklaring: vermoeidheid, infecties enzovoort? Zijn er aanwijzingen voor problemen in therapietrouw of zelfmanagement? • Neemt het kind op het aanbevolen tijdstip de medicatie? • Neemt het kind de medicatie op de juiste wijze in? • Begrijpen het kind en de ouders wat astma betekent? • Heeft het kind of de ouder inzicht in het gebruik van de medicatie? • Heeft het kind zelfvertrouwen en is het weerbaar; heeft het kind angsten? • Kan het kind symptomen van een astma-aanval herkennen? • Hebben het kind en/of de ouders behoefte aan informatie met betrekking tot astma? • Hebben het kind en/of de ouders behoefte aan hulp bij de uitvoering van de behandeling?
V-14/2005
23
KNGF-richtlijn Kinderfysiotherapie bij astma
Belastingstest op de fietsergometer
digd bij elke piekstroommeting.
De werkgroep is van mening dat voor kinderen ouder
Kwaliteit van de gevonden artikelen: B (Garcia de la
dan 12 jaar een belastingstest op de fietsergometer
Rubia et al.71); C (Tsanakas et al.67).
dient te worden afgenomen. Indien dit niet mogelijk is, kan als maximaaltest de shuttle run test worden
De kinderfysiotherapeut formuleert de uitkomsten
afgenomen.
van zijn onderzoek in termen van stoornissen, beperkingen en participatieproblemen. Het lichamelijke
Om inzicht te krijgen in het inspanningsvermogen en
onderzoek dient ter controle, bijstelling en aanvulling
de reactie op inspanning kan een progressieve maxi-
van het anamnestische profiel.
male belastingstest worden uitgevoerd met meting van de piekstroom voor en na de test, of een looptest
B.4
zoals de ‘Free Running Asthma Screening Test’ (FRAST)
Na interpretatie van de bevindingen uit de anamnese
(zie bijlage 3.1). Een afname van de piekstroom na
en de gegevens uit het onderzoek in relatie tot de
inspanning van meer dan 15 procent duidt volgens
medische verwijsgegevens formuleert de kinderfysio-
Tsanakas op
inspanningsastma.67
Analyse
Vacek heeft onder-
therapeut de fysiotherapeutische diagnose (conclusie)
zocht en vastgesteld dat door middel van de FRAST op
en wordt vastgesteld of behandeling met kinderfysio-
een goedkope manier een vroege diagnose van
therapie voor het kind is geïndiceerd. Voorwaarde
inspanningsastma gesteld kan worden bij schoolkin-
voor de behandeling is dat de patiënt medicamenteus
deren in de leeftijd van 14 tot 17
jaar.68
Powell69
en
adequaat ingesteld is en zowel patiënt als ouders
Carlsen70 geven aan dat de FRAST met terughoudend-
gemotiveerd zijn.
heid geïnterpreteerd moet worden. De test is niet
Ten behoeve van het analyseproces dienen de volgen-
reproduceerbaar en door de slechte standaardisatie
de vragen te worden beantwoord:
van de belasting kan inspanningsastma onderschat of
•
Welk(e) probleemgebied(en) staat(n) bij de patiënt
overschat worden. Indien de belasting goed omschre-
op de voorgrond: stoornissen samenhangend met
ven wordt, kan de test volgens Garcia bruikbaar zijn.
astma, beperking in of angst voor activiteiten, par-
Ook kan vermoeidheid van invloed zijn op de hoogte
ticipatieproblemen?72
van de
piekstroom.71
•
Wat is de prognose (in de context van beloop in tijd, beloop van de klachten, activiteiten, partici-
Op basis van bovenstaande formuleerde de werk-
patie en hierop van invloed zijnde bevorderende
groep de volgende aanbeveling:
en belemmerende factoren)? •
Zijn de aanwezige probleemgebieden beïnvloed-
FRAST (niveau 2)
baar door fysiotherapie, mede gelet op de medi-
Het is aannemelijk dat de FRAST een bruikbaar instru-
sche achtergronden en relevante externe en inter-
ment is om inzicht te krijgen in het inspanningsver-
ne factoren? En in welke mate?
mogen, mits er maximale activiteit van het kind
•
Is de patiënt gemotiveerd voor fysiotherapie?
wordt gevraagd en het kind goed wordt aangemoeTabel 7. Meting van de thoraxomvang. Materiaal:
een centimeter
Leeftijd:
vanaf zes jaar
Uitgangshouding: staand met ontbloot bovenlijf Meetpunten:
onder de oksel en ter hoogte van processus xiphoideus
Uitvoering:
meten bij maximale expiratie en maximale inspiratie
Notering:
4 waarden
Interpretatie:
Het verschil tussen maximale inspiratie en expiratie moet bij kinderen vanaf 6 jaar minimaal 5 centimeter bedragen. De gevonden waarde is indicatief voor een eventueel verminderde adembeweging van de thorax.60
24
V-14/2005
Verantwoording en toelichting
Om een conclusie te kunnen trekken, moeten de vol-
laag. De tekortkomingen betreffen een inadequate
gende vragen zijn beantwoord:
randomisatieprocedure, het ontbreken van blindering
•
Is fysiotherapie voor het kind geïndiceerd?
van patiënten en het geringe aantal proefpersonen
•
Kan het kind worden behandeld volgens de KNGF-
c.q. patiënten, behandelaars en uitkomstmetingen,
richtlijn?
een inadequate beschrijving van de uitvallers en onvoldoende follow-up.
B.5
Behandelplan
Na beantwoording van bovenstaande vragen worden,
De centrale doelstelling van het fysiotherapeutisch
in overleg met het kind en/of de ouders individuele
behandelen is het verminderen van de gezondheids-
behandeldoelen opgesteld en het behandelplan gefor-
problemen die samenhangen met astma: het vermin-
muleerd. Bijbehorende indicatoren en een tijdspad
deren van de stoornissen, beperkingen en eventuele
worden geformuleerd, zodat geëvalueerd kan worden
participatieproblemen. Ofwel het optimaliseren van
of de doelstellingen binnen de gestelde tijd bereikt
de functies, de activiteiten en de participatie.
zijn.
Ingegaan wordt op de aard en het beloop van de aan-
Behandeldoelen die gericht zijn op het bewegend
doening astma, de therapie (doelstellingen, aard van
functioneren van kinderen met astma zijn:
de behandeling en de te verwachten behandelduur),
•
bevorderen van de therapietrouw en het zelf-
de risicofactoren en de prognostische factoren.
management in relatie tot het gezondheids-
Het therapeutische proces is afgestemd op het behan-
probleem;*
delplan en de daarin meest voorkomende behandel-
•
verbeteren van de inspanningstolerantie;
doelen.
•
verbeteren van de ademvoorwaarden;
•
bevorderen van de sputumklaring.
Op basis van bovenstaande formuleerde de werkgroep de volgende aanbeveling:
Naast bovengenoemde probleemgebieden kan het kind nog andere gezondheidsproblemen ervaren, al
Algemene doelstelling
dan niet samenhangend met astma. Indien nodig
De werkgroep is van mening dat de algemene doel-
vormen deze problemen, naar eigen inzicht van de
stelling van kinderfysiotherapie is: het ontwikkelen
kinderfysiotherapeut, een indicatie voor verdere fysio-
van plezier in bewegen, het begeleiden van het kind
therapeutische interventie. Bedoelde problemen
in het thuis actief zijn en het verminderen van de
worden niet in deze richtlijn besproken.
risicofactor ‘inactieve leefstijl’. Het kind dient deze bewegings- en/of inspanningsactiviteiten te integreren in ADL.
C Therapeutisch proces De aanbevelingen in het therapeutische proces zijn
C.1
gebaseerd op de beschikbare wetenschappelijke evi-
C.1.1
dentie. Bij het ontbreken daarvan zijn de aanbevelin-
Behandeldoelen Bevorderen van therapietrouw en zelfmanagement
gen gebaseerd op consensus. De artikelen zijn beoor-
Wanneer de kinderfysiotherapeut het kind met astma
deeld op methodologische kwaliteit volgens de
behandelt, informeert en adviseert hij het kind en
EBRO-criteria.11
biedt hij het kind steun c.q. begeleiding. De behoefte
De sterkte van het uiteindelijke bewijs
is in te delen in verschillende niveaus. Zie voor
aan informatie, adviezen en coaching die tijdens het
beschrijving van de niveaus tabel 2.
diagnostische proces in kaart is gebracht, is uitgangspunt voor het voorlichtingsplan.
Geconcludeerd kan worden dat er weinig studies zijn
Voorlichting kan worden ingedeeld in vier deelfunc-
gevonden over de effectiviteit van fysiotherapie bij
ties: informeren, instrueren, educatie en begeleiding.
kinderen met astma. Over het algemeen is de metho-
In de praktijk zullen deze vier functies door elkaar
dologische kwaliteit van de gepubliceerde studies
heen lopen.
*
Indien er alleen sprake is van problemen in de therapietrouw en het zelfmanagement, welke los staan van kinderfysiotherapeutische adviezen en behandeling, is kinderfysiotherapie niet geïndiceerd en zal het kind moeten worden terugverwezen naar een astmaverpleegkundige.
V-14/2005
25
KNGF-richtlijn Kinderfysiotherapie bij astma
Doelen van informeren/adviseren kunnen zijn:
een adequate reactie daarop. Dit kan bijvoorbeeld
•
het geven van inzicht in het astma: De fysiothera-
door voor of tijdens inspanning medicatie te nemen,
peut informeert het kind c.q. de ouders over de
of door het innemen van bepaalde houdingen, waar-
aard en het beloop van astma, de behandeling
door aanvallen gemakkelijker kunnen worden door-
(doelstellingen, aard van de behandeling en de te
staan. Het is belangrijk om vermijdingsgedrag met
verwachten behandelduur), de risicofactoren en
betrekking tot inspanning te voorkomen.
de prognose.
De behandeling/begeleiding kan ook gericht zijn op
het bevorderen van de therapietrouw, meer verantwoor-
de therapietrouw in relatie tot het gezondheidspro-
delijkheid nemen voor de behandeling: Het leerproces
bleem. Belangrijke voorwaarde voor therapietrouw is
is gebaseerd op het continueren van de tijdens de
uitleg over het ziektebeeld. Tevens kan het zelf laten
behandeling aangeleerde functies, activiteiten en
bijhouden van de klachten, bijvoorbeeld door regis-
gedrag in het dagelijks leven van het kind. Het
tratie van de piekstroom, bevorderend werken.
•
kind zal zelf moeten leren en ‘voelen’ hoe om te •
gaan met astma.
Op basis van bovenstaande formuleerde de werk-
bevorderen van een adequate wijze van omgaan met
groep de volgende aanbeveling:
klachten: Het kind leert de juiste betekenis toe te kennen en controle te hebben over de klachten,
Piekstroommeter (niveau 3)
ook in acute situaties. Het leerproces kan bijvoor-
Er zijn aanwijzingen dat het gebruik van de piek-
beeld gebaseerd zijn op de afname van angst voor
stroommeter bevorderend werkt op de therapietrouw
inspanning en kan zo vermijdingsgedrag met
en het verkrijgen van inzicht in de klachten.
betrekking tot inspanning voorkomen.
Kwaliteit van de gevonden artikelen: C (Lehrer et al.26, Kamps et al.21).
In een kinderfysiotherapiepraktijk in de eerste lijn zal het bespreken van medicijngebruik, het aanleren van
Therapietrouw kan enige tijd na de educatie afnemen.
inhalatietechniek en het leren omgaan met astma als
Vaak is een herinneringsproces van belang.26,50,73
chronische aandoening door de behandelend kinder-
De Cochrane Review geeft geen evidentie over
fysiotherapeut moeten worden ingepast in de totale
verbetering van therapietrouw door een individueel
behandeling. Bij niet goed in te stellen astmaklachten
geschreven educatieplan, omdat een nauwkeurige
is het zinvol om de inhalatietechniek te controleren
vastlegging van de mate van therapietrouw in de
en te corrigeren.2,39 Hoewel het gebruik van een voor-
studies ontbrak. Wel laat uitgebreide zorg, bestaande
zetkamer de depositie bij de inhalatie ten goede
uit astma-educatie met regelmatige controles, een
komt, wordt dit door veel kinderen als te opvallend
verbetering van de aan astma gerelateerde gezond-
en als onplezierig ervaren, en om deze redenen vaak
heidsproblemen zien.74
niet gebruikt. (Zie voor informatie over de juiste inha-
Bevorderen van therapietrouw in de fysiotherapeuti-
latietechniek de site www.astmafonds.nl.)
sche behandeling bij astma is van essentieel belang. Verbeteren van therapietrouw is gebaseerd op het
In speciale astmacentra worden kinderen met astma
nemen van meer verantwoordelijkheid voor de
behandeld met behulp van een poliklinisch multidis-
behandeling van astma. De fysiotherapeut moet hier-
ciplinair longrevalidatieprogramma, waarin onder
voor over voldoende kennis over astma beschikken,
meer een longverpleegkundige, een maatschappelijk
welke hij kan overdragen aan het kind en de ouders.
werkende, een bewegingsagoog, een fysiotherapeut
Tevens zal hij zowel het kind als de ouders moeten
en een psycholoog hun eigen taak vervullen. Ook in
motiveren tot het (juiste) gebruik van de medicatie,
de tweede lijn zijn er meestal meerdere disciplines
het nemen van preventieve maatregelen en het aan-
beschikbaar, die elk een aspect van de behandeling op
nemen van een actieve gezonde levensstijl.
zich kunnen nemen. Verder kan de behandeling/begeleiding gericht zijn op het leren omgaan met de benauwdheid, ook in acute situaties, door herkenning van de signalen en
26
V-14/2005
Verantwoording en toelichting
Op basis van bovenstaande formuleerde de werk-
zelfmanagement gericht op preventie van en het
groep de volgende aanbeveling:
omgaan met astma-aanvallen, effectief is. Kwaliteit van de gevonden artikelen: A1 (Liljas et al.75, Wolf et al.74, Toëlle en Ram77); B (Veldhoven76).
Therapietrouw (niveau 2) Het is aangetoond dat educatie in combinatie met regelmatige follow-up de therapietrouw verbetert.
C.1.3 Kwaliteit van leven bij kinderen met astma
Kwaliteit van de gevonden artikelen: A1 (Cleemput et
Astma kan de kwaliteit van leven beïnvloeden, zowel
al.50, Wolf et al.74); A2 (Ronchetti et al.73); C (Lehrer
omdat kinderen gezondheidsproblemen ondervin-
et
al.26).
den, zoals benauwdheid en aanvallen, als door de belasting van het hebben van een chronische ziek-
C.1.2
te.78 De behandelend kinderarts en de ouders beleven
Zelfmanagementprogramma’s
Naast de individuele begeleiding is ook begeleiding
de klachten verschillend, maar ook het kind en de
in groepsverband mogelijk. Hoewel het belangrijk is
ouders doen dat. Genoemde metingen kunnen deze
individuele gezondheidsproblemen van astma te
verschillen in beleving in duidelijker perspectief
inventariseren, heeft deelname aan een groep vaak
plaatsen. Flapper raadt dan ook aan om in de klini-
een meerwaarde boven individuele begeleiding. Het
sche praktijk de kwaliteit van leven regelmatig te
is kostenbesparend en er is vaak een positief effect
laten meten door de astmaverpleegkundige of de kin-
door ondersteuning vanuit de groep.75
derarts.78
In Nederland is een bewegingsprogramma ontwik-
Ook bestaat vaak een discrepantie in de beleving van
keld door het Astmacentrum Heideheuvel en de
de ernst van de klachten tussen kind en ouders, maar
Universiteit Utrecht. Dit groepsprogramma richt zich
hoe ernstiger het astma is, des te lager de ervaren
primair op (de angst voor) het bewegen en op de
kwaliteit van leven van beiden is. Kinderen die recent
sociale aspecten, zoals weerbaarheid, zelfvertrouwen
astmasymptomen hadden, bleken een minder goede
en hoe het kind omgaat met het astma. Het bewe-
kwaliteit van leven te hebben dan kinderen die er
gingsprogramma voor kinderen met astma bestaat
recent minder last van hadden.79,80 Het merendeel
uit 24 lessen in drie maanden. Zowel docenten licha-
van zowel kinderen als ouders bleken echter een ‘nor-
melijke oefening als fysiotherapeuten kunnen het
male kwaliteit van leven’ te ervaren. Lehrer26 en
programma uitvoeren. Na drie maanden zijn het zelf-
Juniper81 konden bij kinderen met astma slechts een
management en de inspanningstolerantie
verbeterd.76
matige correlatie vinden tussen de kwaliteit van leven
Het Astma Fonds stelde het voorlichtingspakket
en de ernst van astma. Mogelijk passen sommige
‘Astma, thuis en op school’ samen, met als doel het
kinderen zich zo goed aan dat zij geen beperkingen in
bevorderen van het zelfmanagement van kinderen
hun activiteiten ervaren.26,81
met astma.
In Nederland zijn recent geschikte vragenlijsten over
Gerandomiseerd onderzoek ondersteunt de conclusie
kwaliteit van leven voor deze patiëntengroep beschik-
dat het wenselijk is om educatie die is gericht op pre-
baar gekomen. Deze vragenlijsten zijn te gebruiken
ventie en het omgaan met de aanvallen, te integre-
als een handleiding voor een gesprek (zie tabel 8).
ren in de routinezorg rond
astma.74,77
De werkgroep
vindt het al genoemde voorlichtingspakket van het
Op basis van bovenstaande formuleerde de werk-
Astma Fonds een uitstekend vertrekpunt om een zelf-
groep de volgende aanbeveling:
managementcursus voor schoolgaande kinderen op te starten. Samenwerking tussen fysiotherapeut en
Kwaliteit van leven vragenlijst
astmaverpleegkundige lijkt ons hierbij wenselijk.
De werkgroep is van mening dat de TNO-AZL QOL kwaliteit van leven vragenlijst gebruikt moet worden voor
Op basis van bovenstaande formuleerde de werk-
het inventariseren van problemen die het kind met
groep de volgende aanbeveling:
astma ervaart in vergelijk met gezonde kinderen.
Zelfmanagement (niveau 1)
C.1.4 Verbeteren van de inspanningstolerantie
Het is aangetoond dat educatie en het stimuleren van
Inspanningsproblemen kunnen het gevolg zijn van
V-14/2005
27
KNGF-richtlijn Kinderfysiotherapie bij astma
Tabel 8. Overzicht van kwaliteit van leven (QOL)-vragenlijsten die voor Nederland zijn gevalideerd.30,79-85 QOL-vragenlijst
Vragen
algemeen en
TAPQCOL84
Leeftijd
Vragen voor
Vragen voor
het kind
de ouders
0,5-5 jaar
-
+
6-18 jaar
+
+
≥ 16 jaar
+
+
+
+
Bijzonderheden
astmaspecifiek algemeen en
TACQCOL84
astmaspecifiek algemeen en
TAAQCOL84
astmaspecifiek PAQLQ30,81,85
astma
geen scores voor beleving of sociale situatie
HAY79,80
algemeen en
6-13 jaar
+
+
0-12 jaar
+
+
astmaspecifiek FS II83
algemeen
Kinder-RAND82
algemeen
TAPQOL:
FS II
matige validiteit
+
preschool quality of life (6 maanden tot 5 jaar); TAPQOL: children quality of life (6 tot 18 jaar); TNO-AZL: adult
quality of life; PAQLQ: pediatric asthma quality of life questionnaire; HAY: how are you; FS II: functional status II; RAND:
firma www.rand.org.
een verminderd activiteitenniveau. Van de kinderen
als gevolg van astma (zie tabel 9).
met astma neemt 30 tot 60 procent niet deel aan de
Uit bovenstaande studies blijkt dat verbetering van
reguliere gymles.86,87 Zij trekken zich terug uit allerlei
het algemene uithoudingsvermogen mogelijk is, maar
normale bewegingsactiviteiten, bijvoorbeeld uit angst
ook dat deze verbetering niet altijd samen gaat met
voor optredende benauwdheid. Hierdoor neemt het
een klinische verbetering van het inspanningsastma
aërobe vermogen af. Deze kinderen kunnen hierdoor
of de longfunctiewaarden. Dit wordt ook beschreven
niet meekomen met sporten, vallen uit tijdens de
in de Cochrane Review.94 Daarentegen is ook beschre-
gymles en worden buitengesloten op het schoolplein.
ven dat een normale inspanningstolerantie gepaard
Zij zullen in toenemende mate minder plezier bele-
kan gaan met inspanningsastma.95
ven aan bewegen. De meeste kinderen (30 tot 80 procent) vindt het uitvallen van sport het ergst van het hebben van
astma.88
Andere niet gerandomiseerde studies beschrijven ook een verbetering van het inspanningsvermogen met
In meerdere onderzoeken wordt bovenstaande
daarnaast een verminderde angst voor benauwd-
beschreven, en het belang van het volgen van bewe-
heid.72,96,97 In een studie van Bauer is een uitgebreid,
gingsprogramma’s voor kinderen met astma nadruk-
vergelijkend, niet-gerandomiseerd onderzoek verricht
kelijk vermeld en met resultaten onderbouwd.
naar het langetermijneffect, na 12 maanden en na 4
In de literatuur zijn vijf gerandomiseerde klinische
jaar, van een intern revalidatieprogramma bij 149
onderzoeken gevonden die de invloed onderzoeken
kinderen met middelmatig/ernstig astma. De revali-
van sport bij kinderen met een verminderde conditie
datiegroep liet wel verbetering zien van de spirome-
28
V-14/2005
Verantwoording en toelichting
Tabel 9. Overzicht van de studies naar de invloed van sport op de conditie bij kinderen met astma. Auteur
Varray et al.
Interventie- Controle-
Leeftijd*
groep (n)
groep (n)
7
7
9-13
(1991)89 Varray et al.
9
9
9-11
(1995)90
Interventie
Uitkomstmaat
zwemprogramma
• verbetering inspanningstests
(3 maanden)
• afname hyperventilatie
zwemprogramma
• afname hyperventilatie
(3 maanden)
• afname gevoel van kortademigheid
Matsumo et al.
8
8
8-12
(1999)91
zwemprogramma
• toename aërobe capaciteit
(6 weken)
• geen invloed op inspanningsastma
Veldhoven et al. 23
23
8-13
(2001)92
trainingsprogramma • verbetering inspanningstest (3 maanden)
• verbetering coping • geen verandering spirometrie • geen verandering op inspanningsastma
Counnil et al.
9
7
10-16
(2003)93
fietsprogramma
• verbetering inspanningstests
(6 weken)
• geen verandering spirometrie
* in jaren. trietest. Daarnaast verbeterde de mate van zelfma-
Training (niveau 3)
nagement, therapietrouw, inhalatietechniek en kwali-
Er aanwijzingen dat de effecten van lichamelijke trai-
teit van leven.27
ning van ten minste 2x per week van minimaal 20
In Nederland is een bewegingsprogramma ontwikkeld
minuten gedurende 3 maanden een verbetering geeft
door het Astmacentrum Heideheuvel en de
van de algehele conditie.
Universiteit
Utrecht.76
Kwaliteit van de gevonden artikelen: B (Ram et al.94).
In figuur 2 en op de werkkaart is het stroomdiagram opgenomen met de stappen ter verbetering van de
Beëindiging therapie
inspanningstolerantie.
De werkgroep is van mening dat, als er na 3 maanden geen verbetering heeft plaatsgevonden, de therapie
Op basis van bovenstaande formuleerde de werk-
dient te worden beëindigd.
groep de volgende aanbevelingen: Begeleiding bij inspanningsastma Training (niveau 2)
Bij kinderen met astma kunnen zich inspanningspro-
Het is aannemelijk dat training van kinderen met ast-
blemen ontwikkelen doordat deze kinderen, wanneer
ma een verbetering geeft van de inspanningstoleran-
zij zich inspannen, aanvallen van benauwdheid krij-
tie.
gen. De therapie moet dan gericht zijn op het verbe-
Kwaliteit van de gevonden artikelen: A1 (Ram et
teren van het inzicht in de relatie tussen dyspnoe en
al.94); B (Matsumoto et al.91,Veldhoven76, Counil et
het bewegen en het laten ervaren van de invloed van
al.93,
regulatie van de belasting. Daarnaast dient aandacht
Bauer et
al.27).
te worden besteed aan een adequate medicatie-inna-
V-14/2005
29
KNGF-richtlijn Kinderfysiotherapie bij astma
me, geleidelijke warming-up, ademcontrole (neus-
volume en hoe kleiner het verlies aan warmte en
adem-haling en PLB). Advisering van geschikte activi-
vocht van de ingeademde lucht. Daarmee neemt de
teiten is van belang.
kans op inspanningsastma af.55
Maatregelen om inspanningsastma te verminderen
C.1.5
zijn:
In figuur 3 en op de werkkaart is het stroomdiagram
•
een goede medicatie: Deze kan voorafgaand aan de
opgenomen met stappen ter verbetering van de
inspanning ingenomen worden.
ademvoorwaarden.
•
Verbeteren van de ademvoorwaarden
de juiste sport(activiteiten): In principe zijn alle sporten mogelijk. Er zijn laag- en hoog-provocatieve sporten c.q. activiteiten (zie tabel
•
•
• •
C.1.5.1 Het adempatroon Sinds de introductie van goede medicamenteuze the-
een rustige warming-up: Bisschop raadt een rustige
rapie worden kinderen met astma minder vaak met
warming-up aan voorafgaand aan de sportactivi-
fysiotherapie behandeld.14 Op het gebied van de
teit.98 De tijd tussen de warming-up en de sportac-
effectiviteit van ademoefeningen is nauwelijks onder-
tiviteit kan gebruikt worden voor inhalatie van
zoek verricht bij kinderen. Vaak vormen ademoefe-
medicatie.
ningen een onderdeel van een revalidatieprogramma
gebruik maken van de refractaire periode: Dit is het
waarin meerdere vormen van therapie, zoals sport,
geval bij een warming-up van 45 tot 60 minuten
ontspannings- en ademoefeningen worden gecombi-
voorafgaand aan de •
10).16
sportactiviteit.16
neerd, zodat er over de effectiviteit van afzonderlijke
bevochtigen en opwarmen van de ingeademde lucht:
onderdelen geen conclusies getrokken kunnen wor-
Tijdens neusademhaling wordt de lucht opge-
den. Over de effectiviteit van het gehele programma
warmd en gezuiverd. Neusademhaling dient dan
kunnen echter wel uitspraken worden gedaan.
ook zo lang mogelijk te worden volgehouden. Het
In de acute fase is er ogenschijnlijk een functionele
kind kan eventueel sporten met een doekje voor
reden voor het veranderde, inefficiënte adempatroon.
de mond.
Dit patroon, dat is verschoven in de richting van
PLB bij benauwdheid: Hierdoor wordt het collabe-
costosternale bewegingsactiviteit, komt soms voor in
ren van de luchtwegen voorkomen.
combinatie met paradoxaal ademen en gaat meestal
gebruik maken van het ‘run-through’ fenomeen: 5 tot
gepaard met een inademingsstand van de thorax.
10 minuten na de start van de inspanning treedt
Beïnvloeding hiervan kan een ongunstig effect heb-
maximale obstructie op, vaak gevolgd door gelei-
ben op bijvoorbeeld de bronchusobstructie of de ven-
delijke spontane afname van de obstructie bij
tilatie.
duuractiviteiten.
Beïnvloeding van het adempatroon in de aanvalsvrije periode is gericht op een verschuiving van de costo-
Hoe beter de conditie, hoe kleiner het ademminuut-
sternale ademhaling naar de costodiafragmale adem-
Tabel 10. Keuze sport bij inspanningsastma. Laag-provocatieve sporten
• activiteiten geassocieerd met een laag ademminuutvolume • activiteiten geassocieerd met warme
tennis, handbal, gymnastiek, karate, voetbal, sprinten zwemmen, waterpolo, duiken
en vochtige lucht Hoog-provocatieve sporten
• activiteiten geassocieerd met een hoog ademminuutvolume • activiteiten geassocieerd met droge en koude lucht
30
lang afstandslopen, fietsen, basketbal ijshockey, schaatsen, voetbal (in de winter)
V-14/2005
Verantwoording en toelichting
haling. Ademoefeningen volgens de Buteyko-methode
voeren met controle op zuurstof-saturatie en CO2.101
zijn gericht op vermindering van het ademminuut-
Ademoefeningen kunnen op verschillende wijzen wor-
volume om zo de symptomen en de inname van
den uitgevoerd. In de literatuur worden ze over het
medicatie te verminderen. De gedachte achter deze
algemeen slecht beschreven. In een systematische
methode is dat kinderen met astma een te diepe inade-
review van de Cochrane Collaboration konden er geen
ming hebben, die resulteert in een hypocapnie.99 In
conclusies worden getrokken over de effectiviteit van
principe hebben kinderen die goed ingesteld zijn geen
ademoefeningen door gebrek aan goede RCT’s. Wel was
hypocapnie en is de theorie van deze methode dus niet
er een trend van een verbeterde kwaliteit van leven.14
correct. Deze methode wordt dan ook niet aanbevolen.
In genoemde review waren geen studies geïncludeerd
Massage door de ouders zou volgens onderzoek een
die het effect van ademoefeningen bij kinderen bestu-
verbeterde controle over het astma, angstreductie en
deerden.
klinisch significant verbeterde longfunctie en piek-
Door het gebrek aan goede RCT’s is er geen evidentie
stroom geven. Bij de controlegroep die ontspannings-
voor het uitvoeren van ademoefeningen ter bevorde-
oefeningen kreeg, werd deze verbetering niet gezien.100
ring van het adempatroon bij kinderen.
Hoewel het effect van massagetherapie in slechts één studie is onderzocht, kan op basis hiervan ouders gead-
Op basis van bovenstaande formuleerde de werk-
viseerd worden om het kind met astma te masseren.
groep de volgende aanbeveling:
In een studie van Vazquez gaf ontspanning een verkorting van de astma-aanval en een verbetering van de
Aandacht voor het adempatroon
piekstroomwaarde.31 Dit laatste wordt door de werk-
De werkgroep is van mening dat aandacht voor het
groep als klinisch niet-relevant beschouwd.
adempatroon zinvol kan zijn, mits er binnen 6 weken een geobserveerde positieve verandering optreedt in
Op basis van bovenstaande formuleerde de werk-
het adempatroon.
groep de volgende aanbeveling: C.1.5.2
Thoraxmobiliteit
Massage (niveau 3)
De inspiratiestand van de thorax is meestal geen mobi-
Er zijn aanwijzingen dat massage door ouders een ver-
liteitsbeperking van de thorax, maar een min of meer
betering van longfunctie en controle op het astma
normale afname van de elastische kracht van de tho-
geeft bij kinderen met astma.
rax. Een bewijs hiervan is dat na longtransplantatie of
Kwaliteit van de gevonden artikelen: B (Field et al.100).
volumereductie-chirurgie herstel van de thoraxbeweging weer mogelijk is.
Bij een verminderde thoraxexpansie kan er aandacht
Er is onduidelijke evidentie of oefentherapie gericht op
worden besteed aan expiratietechnieken. Wel moet
het vergroten van actieve extensiemogelijkheid van de
worden gewaakt voor het extreem doorvoeren van
thoracale wervelkolom leidt tot een meetbare verbete-
maximale expiratie, omdat dit een verergering van de
ring.
symptomen van astma kan geven.14 De luchtwegob-
Toename van de thoraxbeweging kan bereikt worden
structie kan hierdoor toenemen en ‘air-trapping’ ver-
door het opheffen van de luchtwegobstructie of door
oorzaken. Om dit te voorkomen moet de expiratie-
therapeutische interventie gericht op het vergroten
kracht klein zijn en de tijdsduur enigszins verlengd.
van de expiratiemogelijkheid door actief oefenen.57
Eventueel kan er gebruik worden gemaakt van PLB.
Op basis van een systematische review is er onvoldoen-
Door de aanspanning van de buikmusculatuur wordt
de bewijs voor manuele therapie ter verbetering van de
de lengte van het diafragma positief beïnvloed.57
thoraxmobiliteit bij patiënten met astma.102
Het geven van ademoefeningen tijdens inspanningstests waarbij patiënten een lage ademfrequentie wordt
Op basis van bovenstaande formuleerde de werk-
aangeleerd, kan resulteren in hypoxie en hypercapnie.
groep de volgende aanbeveling:
Hoewel een aangeleerde verlaging van ademfrequentie een positief resultaat op inspanningsastma kan heb-
Manuele therapie (niveau 3)
ben, wordt geadviseerd deze oefeningen alleen uit te
Er zijn aanwijzingen dat manueel-therapeutische ver-
V-14/2005
31
KNGF-richtlijn Kinderfysiotherapie bij astma
richtingen NIET zinvol zijn ter verbetering van de
Doordat astma een andere aandoening is dan cystic
mobiliteit van de thorax bij kinderen met astma.
fibrosis kan deze conclusie niet zonder meer naar
Kwaliteit van de gevonden artikelen: A1 (Hondras et
patiënten met astma worden geëxtrapoleerd.
al.102).
Patiënten met astma zullen over het algemeen minder taai sputum hebben dan patiënten met cystic
C.1.5.3 Spierlengte en spierkracht
fibrosis. Naar alle waarschijnlijkheid zal het positieve
Door het langdurig in stand houden van de inspira-
kortetermijneffect dan ook bij patiënten met astma
tiestand van de thorax kunnen diverse spiergroepen
kunnen optreden.
verkort c.q. hypertoon zijn, vooral de musculi
In figuur 4 en op de werkkaart zijn in een stroomdia-
pectorales, intercostales, scaleni, sternocleidomastoidei
gram de stappen aangegeven die tot een betere
en trapezii. Indien nodig kunnen deze spieren vol-
afvoer van het sputum kunnen leiden bij patiënten
gens geëigende technieken verlengd worden. In de
die veel productief hoesten en problemen hebben
literatuur zijn geen onderzoeken gevonden om uit-
met de afvoer van veel en/of taai sputum. Na een
spraken te kunnen doen over de effectiviteit van het
goede instructie dient er binnen enkele behandelin-
(actief/passief) verlengen van spieren en/of verbeteren
gen resultaat te zijn en kan naar een volgende stap in
van de spierkracht van ademspieren bij kinderen met
het stroomdiagram worden overgegaan.
astma.
Hoesten, huffen, inspanning en een combinatie van de technieken hebben een toegevoegde waarde op de
Op basis van bovenstaande formuleerde de werk-
mucociliaire klaring.104 Op dit moment is niet aan te
groep de volgende aanbeveling:
geven welk(e) therapie c.q. middel bij sputumretentie het beste werkt.58,105,106 Een individuele benade-
Actieve interventies
ring waarbij evaluatie van het effect een vast onder-
De werkgroep is van mening dat actieve interventies
deel van de behandeling moet zijn, is dan ook
ter verbetering van de thoraxmobiliteit, spierkracht
noodzakelijk.18
en/of spierlengte binnen 6 weken tot een meetbare
Instructie van gedoseerd hoesten is geïndiceerd
verbetering moeten leiden om eventuele verdere
indien patiënten langdurig achtereen hoesten zonder
behandeling te rechtvaardigen.
effectieve sputumevacuatie. Bij onvoldoende effect van een goede hoesttechniek kan slijm vanuit de
C.1.5.4 Bevorderen van de sputumklaring
meer perifeer gelegen luchtwegen worden gemobili-
Er zijn geen studies die het effect beschrijven van spu-
seerd door geforceerde expiraties ofwel huff-technie-
tummobilisatie bij kinderen met astma. Er zijn wel
ken. Dit zijn krachtige expiraties met open glottis; ze
onderzoeken verricht naar fysiotherapeutische inter-
vormen een onderdeel van de ‘Active Cycle of
venties ter verbetering van de sputumklaring bij kin-
Breathing Techniques’ (ACBT), een afwisseling van rus-
deren met cystic fibrosis. De uitkomsten van deze
tig ademen, diep ademen en huff-technieken. Bij kin-
onderzoeken zijn veelal tegenstrijdig. Een mogelijke
deren met astma kan tijdens het huffen een toename
verklaring hiervoor is dat het effect van de behande-
van bronchoconstrictie of zelfs dichtklappen van de
ling niet altijd met het valide meetinstrument
luchtwegen optreden. Dit is hoorbaar aan het stop-
(gewicht sputum, longfunctie) is gemeten. Verder
pen van de expiratoire flow of het overgaan van de
worden er verschillende technieken in combinatie
expiratie in een irritatieve hoest. De huff-techniek
met elkaar gebruikt, waardoor vergelijking tussen stu-
dient dan gemodificeerd te worden door dieper in te
dies nauwelijks mogelijk is.
ademen voorafgaand aan de geforceerde expiratie of
In een systematische Cochrane review naar het resul-
door minder krachtig te huffen. Bij kinderen vanaf 10
taat van behandeling met sputummobiliserende tech-
jaar is eveneens autogene drainage mogelijk. Hierbij
nieken ten opzichte van die van geen interventie,
wordt gebruik gemaakt van het uitademen vanaf ver-
wordt geconcludeerd dat deze technieken bij patiënten
schillende longvolumeniveaus.18
met cystic fibrosis een positief kortetermijneffect heb-
Vooral indien er sprake is van een snel optredende
ben: het sputumtransport is toegenomen. Er is geen
toename van bronchoconstrictie, kan het uitademen
bewijs voor een positief effect op de lange termijn.103
tegen een grotere weerstand de druk in de luchtwe-
32
V-14/2005
Verantwoording en toelichting
gen verhogen, waardoor de bronchiën meer geopend
Op basis van bovenstaande formuleerde de werk-
blijven. Intuïtief wordt dit soms al door kinderen
groep de volgende aanbeveling:
gedaan in de vorm van PLB. De patiënten kunnen zelf vaak goed aangeven of zij hierdoor gemakkelijker
Sputummobilisatie( niveau 3)
kunnen ademen en sputum gemakkelijker kunnen
Er zijn aanwijzingen dat sputummobilisatie bij kinde-
mobiliseren.
ren met astma een positief effect heeft op het sputum-
Als de hiervoor genoemde maatregelen onvoldoende
transport
zijn om een adequate afvoer van slijm te bewerkstelli-
Kwaliteit van de gevonden artikelen: B (Schans et
gen, kan er eventueel gebruikt gemaakt worden van
al.103, Elkins et al.109, Main et al.110).
andere technieken, zoals ‘Positive Experitory Pressure’ (PEP), ‘flutter’, houdingsdrainage, inspanningsactiviti-
C.2
teiten, comprimeren en blaasspelletjes bij jongere kin-
Naast een ‘continue’ evaluatie gedurende de behande-
Evaluatie
deren om indirecte ventilatieverdieping te krijgen.18
ling vindt minimaal iedere zes weken een uitgebreide
Bij houdingsdrainage kan de zwaartekracht invloed
tussentijdse evaluatie plaats en wanneer noodzakelijk
uitoefenen op de verplaatsing van het sputum.
eerder. Ook aan het eind van de behandeling wordt
Daarnaast kan de houding de ventilatie beïnvloeden.
geëvalueerd. De keuze van de evaluatie-instrumenten
Houdingsdrainage is waarschijnlijk alleen van
moet gericht zijn op de individuele subdoelen.
invloed als er sprake is van dun en veel sputum.107 Tevens moet rekening worden gehouden met het feit
C.3
dat tijdens houdingsdrainage (bestaande) gastro-
De fysiotherapeut informeert de verwijzer eventueel
oesofageale reflux kan toenemen.108
tussentijds, maar in ieder geval na het beëindigen van
Afsluiting, verslaggeving en verslaglegging
de behandelperiode over de (individueel vastgestelde) Welke techniek gebruikt wordt, is afhankelijk van de
behandeldoelen, het behandelproces en de behandel-
leeftijd van het kind, het effect van de toegepaste
resultaten. Verslaggeving naar de verwijzer geschiedt
techniek, de hoeveelheid en de lokalisatie van het
conform de KNGF-richtlijn ‘Informatieverstrekking
sputum en de luchtwegstabiliteit (zie tabel 11). De
Huisarts’. Voor de inhoud van de verslaglegging van
werkgroep adviseert huff-technieken indien het spu-
de fysiotherapeut wordt verwezen naar de KNGF-richt-
tum zich met name in de centrale luchtwegen
lijn ‘Fysiotherapeutische Verslaglegging’.
bevindt. Bij kinderen met taai sputum en luchtweginstabiliteit kan beter voor het PEP-masker worden
C.4
gekozen.18
Nazorg
Het kind en de ouders dienen tijdens de behandeling
Alleen als sputummobilisatie bij kinderen met astma
voorlichting te krijgen en te worden gestimuleerd om
na 6 weken verbetering te zien geeft wat betreft
na afloop van de behandeling zelf te blijven bewegen,
hoestfrequentie, het gebruik van medicatie en het
sporten of trainen. Het is belangrijk dat het kind een
ophoesten van sputum, is verdere behandeling hier-
activiteit kiest die hij leuk vindt en gedurende langere
mee te rechtvaardigen.
tijd kan volhouden.
Tabel 11. Sputummobiliserende technieken per leeftijd. Leeftijd
Sputummobiliserende technieken
0-2 jaar
inspanning, comprimeren
2-4 jaar
inspanning, huff-technieken, ademspelletjes, comprimeren
4-10 jaar
inspanning, huff-technieken, ACTB, PEP-masker
10 jaar en ouder
inspanning, huff-technieken, ACTB, PEP-masker, flutter, autogene drainage
V-14/2005
33
KNGF-richtlijn Kinderfysiotherapie bij astma
D
Juridische betekenis van richtlijnen
KNGF-richtlijnen
zijn geen wettelijke voorschriften,
maar op onderzoeksgegevens en op consensus geba-
H. Haverman, prof.dr. P.J.M. Helders, J.Y. Hoeve, R. van der Hoeven, P. Klijn, J.F. Korpershoek, A. Molenaar, J. Nuysink, C.P. van der Schans, P. van Schie.
seerde aanbevelingen waaraan zorgverleners zich kunnen spiegelen voor een verantwoorde zorg. Aangezien de aanbevelingen hoofdzakelijk zijn geba-
G Literatuur
seerd op consensus vanwege de schaarse onderzoeks-
1
van, Jongste JC de. Richtlijn ‘Astmabehandeling bij kinderen’
gegevens, moeten zorgverleners op basis van hun pro-
van kinderlongartsen (2e herziening). I. Diagnostiek en preven-
fessionele autonomie afwijken van de richtlijn als de situatie van de patiënt dat vereist. Wanneer de fysio-
Duiverman EJ, Jobsis Q, Essen-Zandvliet EEM van, Aalderen WM
tie. Ned Tijdschr Geneeskd 2003;147(39):1905-8. 2
Duiverman EJ, Brackel HJ, Merkus PJFM, Rottier BL, Brand PL. Richtlijn ‘Astmabehandeling bij kinderen’ van kinderlongartsen
therapeut van de richtlijn afwijkt, dient hij dit te
(2e herziening). II. Medicamenteuze behandeling. Ned Tijdschr
beargumenteren en te documenteren.4,5,8
Geneeskd 2003;147(39):1909-13. 3
Dirksen WJ, Geyer RMM, Haan M de, Koning G de, Flikweert S, Kolnaar BGM. NHG-Standaard Astma bij kinderen. Huisarts Wet
E
Herziening richtlijn
Deze KNGF-richtlijn is een eerste uitwerking van klinische vragen rond de diagnostiek, behandeling en pre-
1998;41:130-43. 4
Hendriks HJM, Reitsma E, Ettekoven H van. Centrale richtlijnen
5
Hendriks HJM, Ettekoven H van, Reitsma E, Verhoeven ALJ,
in de fysiotherapie. Ned Tijdschr Fysiother 1996;106:2-11. Wees PhJ van der. Methode voor centrale richtlijnontwikkeling
ventie van de meest voorkomende gezondheidspro-
in implementatie in de fysiotherapie. Amersfoort: Koninklijk
blemen van kinderen met astma. Ontwikkelingen die de fysiotherapeutische zorg bij deze patiëntengroep
Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF); 1998. 6
kunnen verbeteren, kunnen de huidige inzichten zoals beschreven in de richtlijn doen veranderen. In
Implementatie van KNGF-richtlijnen. Fysiopraxis 2000;9:9-13. 7
met astma”. Kinderfysiotherapie 2002;(1):10-12. 8
maximaal vijf jaar na publicatie worden herzien.4,5,8
of national practice guidelines: A prospect for continuous quality improvement in physiotherapy. Introduction to the method of
met de werkgroepleden, bepaalt of deze richtlijn nog
guideline development. Physiotherapy 2000;86(10):535-47. 9
Achtergronden en evaluatie van het project. Amersfoort:
De geldigheid van de richtlijn komt te vervallen
Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF);
indien nieuwe ontwikkelingen aanleiding zijn een
1998. 10 Rijcken B, Postma DS. Chronische aspecifieke respiratoire aandoeningen. De gezondheidstoestand: een actualisering.
herzieningsprocedure van richtlijnen zal ook de ‘Methode voor Richtlijnontwikkeling en Implementatie’ worden geactualiseerd op basis van nieuwe inzichten en de samenwerkingsafspraken tussen de andere mono- en multidisciplinaire of transmurale richtlijnontwikkelaars.5
Hendriks HJM, Ettekoven H van, Wees PhJ van der. Eindverslag van het project Centrale richtlijnen in de fysiotherapie (Deel 1).
geïnstalleerd om de richtlijn te herzien.
herzieningstraject te starten. Voorafgaande aan de
Hendriks HJM, Bekkering GE, Ettekoven H van, Brandsma JW, Wees PhJ van der, Bie RA de. Development and implementation
Dit betekent dat het KNGF in 2008, in samenwerking actueel is. Zo nodig wordt een nieuwe werkgroep
Jacobs-van der Bruggen M, Baan C, Hendrinks E, Giessen LJ van der. Verslag van het pilotonderzoek “Fysiotherapie bij kinderen
de methode voor richtlijnontwikkeling en implementatie is aangegeven dat alle richtlijnen na drie tot
Hendriks HJM, Ettekoven H van, Bekkering GE, Verhoeven ALJ.
Bilthoven: RIVM; 1997. 11
CBO.
Richtlijnontwikkeling binnen het Kwaliteitsinstituut voor
de Gezondheidszorg CBO. Handleiding voor werkgroepleden. Utrecht: Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO; 2000. 12 Hoekstra MO. Behandeling van astma bij kinderen; herziene richtlijnen van kinderlongartsen. Sectie Kinderlongziekten van de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde. Ned Tijdschr Geneeskd 1997;141(46):2223-9.
F
Dankwoord
Voor de totstandkoming van de KNGF-richtlijn is een bijzonder woord van dank op zijn plaats aan het Astma Fonds, de Nederlandse Vereniging van CARAverpleegkundigen, het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) en aan de leden van de werkgroep tweede kring: S. van den Beld, E.G. Berghuis, M.J.H.R. Bloemen, W.G. Busweiler, E.A.M. Diesfeldt, M. Doze,
34
13 Kerrebijn KF. Consensus astma bij kinderen. Ned Tijdschr Geneeskd 1993;137(25):1239-46. 14 Holloway E, Ram FS. Breathing exercises for asthma. Cochrane Database Syst Rev 2004;(1):CD001277. 15 Nijhuis-van der Sanden R, Goor B van, Engelbert R, Heerkens Y. Functieprofiel Kinderfysiotherapeut. Amersfoort: NVFK; 2001. 16 Cypcar D, Lemanske RF, Jr. Asthma and exercise. Clin Chest Med 1994;15(2):351-68. 17 Essen-Zandvliet EEM van. Astma: een algemene inleiding. Kind, astma en bewegen. Hilversum: Heideheuvel; 1999.
V-14/2005
Verantwoording en toelichting
18 Giessen LJ van der, Takken T, Gulmans VAM. Kinderfysiotherapie bij cardiopulmonale problemen. In: Empelen R van, Nijhuis-van der Sanden R, Hartman A, editors. Kinderfysiotherapie. Maarssen: Elsevier Gezondheidszorg; 2000. p. 219-36. 19 Gdalevich M, Mimouni D, Mimouni M. Breast-feeding and the risk of bronchial asthma in childhood: a systematic review with meta-analysis of prospective studies. J Pediatr 2001;139(2):261-6. 20 Geijer RMM, Essen-Zandvliet EEM van, Flikweert S, Brinkhorst G, Haan M de, Roorda RJ, et al. Landelijke Transmurale Afspraak ‘Astma bij Kinderen’. Huisarts Wet 1998;41(3):144-6. 21 Kamps AW, Roorda RJ, Brand PL. De piekstroommeter: beperkte rol in de diagnostiek en follow-up bij kinderen met astma. Ned Tijdschr Geneeskd 2002;146(18):842-6. 22 Quanjer PH, Lebowitz MD, Gregg I, Miller MR, Pedersen OF. Peak expiratory flow: conclusions and recommendations of a Working Party of the European Respiratory Society. Eur Respir J Suppl 1997;24:2S-8S. 23 Brand PL, Duiverman EJ, Postma DS, Waalkens HJ, Kerrebijn KF, Essen-Zandvliet EEM van. Peak flow variation in childhood
35 Pijnenburg MW, Jobsis Q, Jongste JC de. ‘Inflammometrie’ met stikstofmonoxide in uitademingslucht: een nieuw onderzoek bij longaandoeningen. Ned Tijdschr Geneeskd 2001;145(20):946-50. 36 Horak E, Grassl G, Skladal D, Ulmer H. Lung function and symptom perception in children with asthma and their parents. Pediatr Pulmonol 2003;35(1):23-8. 37 Smit HA, Beaumont M. De morbiditeit van astma en COPD in Nederland; een inventariserend onderzoek ten behoeve van de beleidsondersteuning van het Nederlands Astma Fonds. 260855, 1-230. 2000. Bilthoven, RIVM. 38 Cullinan P, Taylor AJ. Asthma in children: environmental factors. BMJ 1994;308(6944):1585-6. 39 Merkus PJFM. De medicamenteuze behandeling van astma bij kinderen. Farmacotherapie Online 2003;3:1-24. 40 Roorda RJ. Prognostic factors for the outcome of childhood asthma in adolescence. Thorax 1996;51 Suppl 1:S7-12. 41 Kjellman B, Hesselmar B. Prognosis of asthma in children: a cohort study into adulthood. Acta Paediatr 1994;83(8):854-61. 42 Roorda RJ, Gerritsen J, Aalderen WM van, Schouten JP, Veltman
asthma: relationship to symptoms, atopy, airways obstruction
JC, Weiss ST, et al. Risk factors for the persistence of respiratory
and hyperresponsiveness. Dutch CNSLD Study Group.
symptoms in childhood asthma. Am Rev Respir Dis 1993;148(6
Eur Respir J 1997;10(6):1242-7. 24 Kamps AW, Roorda RJ, Brand PL. Peak flow diaries in childhood asthma are unreliable. Thorax 2001;56(3):180-2. 25 Redline S, Wright EC, Kattan M, Kercsmar C, Weiss K. Short-term
Pt 1):1490-5. 43 Gezondheidsraad. Volksgezondheidsschade door passief roken; publicatie nr 2003/21. Den Haag: Gezondheidsraad; 2003. 44 Castro-Rodriguez JA, Holberg CJ, Morgan WJ, Wright AL,
compliance with peak flow monitoring: results from a study of
Martinez FD. Increased incidence of asthmalike symptoms in
inner city children with asthma. Pediatr Pulmonol
girls who become overweight or obese during the school years.
1996;21(4):203-10. 26 Lehrer P, Feldman J, Giardino N, Song HS, Schmaling K. Psychological aspects of asthma. J Consult Clin Psychol 2002; 70(3):691-711. 27 Bauer CP, Petermann F, Kiosz D, Stachow R. Langzeiteffekt der stationaren Rehabilitation bei Kindern und Jugendlichen mit mittelschwerem und schwerem Asthma bronchiale. Pneumologie 2002;56(8):478-85. 28 Gebert N, Hummelink R, Konning J, Staab D, Schmidt S, Szczepanski R, et al. Efficacy of a self-management program for childhood asthma - a prospective controlled study. Patient Educ Couns 1998;35(3):213-20. 29 Harish Z, Bregante AC, Morgan C, Fann CS, Callaghan CM, Witt
Am J Respir Crit Care Med 2001;163(6):1344-9. 45 Ernst E. Complementary therapies for asthma: what patients use. J Asthma 1998;35(8):667-71. 46 Brygge T, Heinig JH, Collins P, Ronborg S, Gehrchen PM, Hilden J et al. Reflexology and bronchial asthma. Respir Med 2001;95(3):173-9. 47 Linde K, Jobst KA. Homeopathy for chronic asthma. Cochrane Database Syst Rev 2000;(2):CD000353. 48 Clark NM, Starr-Schneidkraut NJ. Management of asthma by patients and families. Am J Respir Crit Care Med 1994;149(2 Pt 2):S54-S66. 49 Rand CS, Wise RA. Measuring adherence to asthma medication regimens. Am J Respir Crit Care Med 1994;149(2 Pt 2):S69-S76.
MA, et al. A comprehensive inner-city asthma program reduces
50 Cleemput I, Kesteloot K, DeGeest S. A review of the literature on
hospital and emergency room utilization. Ann Allergy Asthma
the economics of noncompliance. Room for methodological
Immunol 2001;86(2):185-9. 30 Juniper EF, O'Byrne PM, Ferrie PJ, King DR, Roberts JN. Measuring asthma control. Clinic questionnaire or daily diary? Am J Respir Crit Care Med 2000;162(4 Pt 1):1330-4. 31 Vazquez MI, Buceta JM. Psychological treatment of asthma: effectiveness of a self-management program with and without relaxation training. J Asthma 1993;30(3):171-83. 32 Vazquez MI, Buceta JM. Effectiveness of self-management programmes and relaxation training in the treatment of bronchial asthma: relationships with trait anxiety and emotional attack triggers. J Psychosom Res 1993;37(1):71-81. 33 Boeck V de, Jongste JC de, Desager K. Longfunctieonderzoek bij kinderen. In: Demedts M, Decramer M, editors. Longfunctieonderzoek. Leuven: Garnat; 1998. p. 269-81. 34 Quanjer PH, Tammeling GJ, Cotes JE, Pedersen OF, Peslin R, Yernault JC. Lung volumes and forced ventilatory flows. Report Working Party Standardization of Lung Function Tests, European
improvement. Health Policy 2002;59(1):65-94. 51 Meijer AM, Griffioen RW, Nierop JC van, Oppenheimer L. Intractable or uncontrolled asthma: psychosocial factors. J Asthma 1995;32(4):265-74. 52 Achterberg Th, Eliens AM, Strijbol NCM. Therapietrouw. Effectief Verplegen 2: Handboek ter onderbouwing van het verpleegkundig handelen. Dwingeloo: Uitgeverij Kavanah; 2002. 53 Bruce N, Perez-Padilla R, Albalak R. Indoor air pollution in developing countries: a major environmental and public health challenge. Bull World Health Organ 2000;78(9):1078-92. 54 Fink G, Kaye C, Blau H, Spitzer SA. Assessment of exercise capacity in asthmatic children with various degrees of activity. Pediatr Pulmonol 1993;15(1):41-3. 55 Nixon PA. Role of exercise in the evaluation and management of pulmonary disease in children and youth. Med Sci Sports Exerc 1996;28(4):414-20. 56 Custovic A, Arifhodzic N, Robinson A, Woodcock A. Exercise tes-
Community for Steel and Coal. Official Statement of the
ting revisited. The response to exercise in normal and atopic
European Respiratory Society. Eur Respir J Suppl 1993;16:5-40.
children. Chest 1994;105(4):1127-32.
V-14/2005
35
KNGF-richtlijn Kinderfysiotherapie bij astma
57 Gosselink R, Decramer M. Revalidatie bij chronisch obstructieve longziekten. Maarssen: Elsevier Gezondheidszorg; 2001. 58 Schans CP van der, Postma DS, Koeter GH, Rubin BK.
with a Chronic Illness. Leiden: Universiteit Leiden; 1999. 80 Coq EM le, Boeke AJ, Bezemer PD, Colland VT, Eijk JT van.
Physiotherapy and bronchial mucus transport. Eur Respir J
Which source should we use to measure quality of life in child-
1999;13(6):1477-86.
ren with asthma: the children themselves or their parents? Qual
59 Clarke SW, Jones JG, Oliver DR. Resistance to two-phase gasliquid flow in airways. J Appl Physiol 1970;29(4):464-71. 60 Custers JWH, Laag J van der, Arets BGM, Helders PJM, Ent CK van der. Maximal thoracic excursions in children with cystic
Life Res 2000;9(6):625-36. 81 Juniper EF. How important is quality of life in pediatric asthma? Pediatr Pulmonol Suppl 1997;15:17-21. 82 Post MW, Kuyvenhoven MM, Verheij MJ, Melker RA de, Hoes
fibrosis, a relevant indicator for airtrapping. ERS Annual
AW. De Nederlandse ‘RAND general health rating index for
Congress, P2097. 29-9-2003. Vienna. 29-9-2003.
children’: een meetinstrument voor de algemene gezondheid
61 Kendall FP, Kendall-Mc Creary E. Spieren. 3 ed. Houten/Diegem: Bohn Stafleu Van Loghum; 1999. 62 Rowland TW. Developmental exercise physiology. Champaign, IL: Human Kinetics; 1996. 63 Wasserman K, Hansen JE, Sue DY, Whipp BJ. Principles of excercise testing and interpretation. Philadelphia: Lea and Febiger; 1987. 64 Geijsel J, Hlobil H, Mechelen W van. Conditietests: conditie, kracht en lenigheid meten met wetenschappelijk verantwoorde testmethoden. Haarlem: EVRO; 1996. 65 Gulmans VAM, Veldhoven NHMJ van, Meer K de, Helders PJM. The six-minute walking test in children with cystic fibrosis: reliability and validity. Pediatr Pulmonol 1996;22(2):85-9. 66 Borg GA. Psychophysical bases of perceived exertion. Med Sci Sports Exerc 1982;14(5):377-81. 67 Tsanakas JN, Milner RD, Bannister OM, Boon AW. Free running asthma screening test. Arch Dis Child 1988;63(3):261-5. 68 Vacek L. Incidence of exercise-induced asthma in high school population in British Columbia. Allergy Asthma Proc 1997;18(2):89-91. 69 Powell CV, White RD, Primhak RA. Longitudinal study of free running exercise challenge: reproducibility. Arch Dis Child 1996;74(2):108-14. 70 Carlsen KH, Engh G, Mork M. Exercise-induced bronchoconstriction depends on exercise load. Respir Med 2000;94(8):750-5. 71 Garcia de la Rubia S, Pajaron-Fernandez MJ, Sanchez-Solis M,
van kinderen. Ned Tijdschr Geneeskd 1998;142(49):2680-3. 83 Post MW, Kuyvenhoven MM, Verheij MJ, Melker RA de, Hoes AW. De Nederlandse ‘Functional status II(R)’: een vragenlijst voor het meten van de functionele gezondheidstoestand van kinderen. Ned Tijdschr Geneeskd 1998;142(49):2675-9. 84 Vogels T, Verrips GHW, Koopman HM, Theunissen NCM, Fekkes M, Kamphuis RP. TACQOL manual. Leiden: Leiden Center for Child Health and Pediatrics LUMC-TNO; 2000. 85 Williams J, Williams K. Asthma-specific quality of life questionnaires in children: are they useful and feasible in routine clinical practice? Pediatr Pulmonol 2003;35(2):114-8. 86 Andrasch RH. The use of training programmes in the rehabilitation of asthmatic children. In: Oseid S, Edwards AM, editors. The asthmatic child in play and sport. London: Pitman; 1983. p. 293300. 87 Lecheler J. Sport bei asthmakranken Kindern und Jugendlichen-Risiko oder Chance? Offentl Gesundheitswes 1991;53(8-9):486-9. 88 Chadwick S. The impact of asthma in an inner city general practice. Child Care Health Dev 1996;22(3):175-86. 89 Varray AL, Mercier JG, Terral CM, Prefaut CG. Individualized aerobic and high intensity training for asthmatic children in an exercise readaptation program. Is training always helpful for better adaptation to exercise? Chest 1991;99(3):579-86. 90 Varray AL, Mercier JG, Prefaut CG. Individualized training reduces excessive exercise hyperventilation in asthmatics. Int J Rehabil Res 1995;18(4):297-312.
Martinez-Gonzalez Moro I, Perez-Flores D, Pajaron-Ahumada M.
91 Matsumoto I, Araki H, Tsuda K, Odajima H, Nishima S, Higaki Y,
Exercise-induced asthma in children: a comparative study of free
et al. Effects of swimming training on aerobic capacity and exer-
and treadmill running. Ann Allergy Asthma Immunol
cise induced bronchoconstriction in children with bronchial ast-
1998;80(3):232-6. 72 Neder JA, Nery LE, Silva AC, Cabral AL, Fernandes AL. Short-
hma. Thorax 1999;54(3):196-201. 92 Veldhoven NHMJ van, Vermeer A, Bogaard JM, Hessels MG,
term effects of aerobic training in the clinical management of
Wijnroks L, Colland VT, et al. Children with asthma and physi-
moderate to severe asthma in children. Thorax 1999;54(3):202-6.
cal exercise: effects of an exercise programme. Clin Rehabil
73 Ronchetti R, Indinnimeo L, Bonci E, Corrias A, Evans D, HindiAlexander M et al. Asthma self-management programmes in a population of Italian children: a multicentric study. Italian Study Group on Asthma Self-Management Programmes. Eur Respir J 1997;10(6):1248-53. 74 Wolf FM, Guevara JP, Grum CM, Clark NM, Cates CJ. Educational interventions for asthma in children. Cochrane Database Syst Rev 2003;(1):CD000326. 75 Liljas B, Lahdensuo A. Is asthma self-management cost-effective? Patient Educ Couns 1997;32(1 Suppl):S97-104. 76 Veldhoven NHMJ van. Effects of physical activity in children with asthma. Bussum: Countinho; 1998. 77 Toëlle BG, Ram FS. Written individualised management plans for asthma in children and adults. Cochrane Database Syst Rev 2004;(2):CD002171. 78 Flapper BCT, Duiverman EJ, Jeske JW, Meekma R, Weert HC van,
36
79 Bruil J. Development of a Quality of Life Instrument for Children
2001;15(4):360-70. 93 Counil FP, Varray A, Matecki S, Beurey A, Marchal P, Voisin M et al. Training of aerobic and anaerobic fitness in children with asthma. J Pediatr 2003;142(2):179-84. 94 Ram FS, Robinson SM, Black PN. Physical training for asthma. Cochrane Database Syst Rev 2004;(1). 95 Thio BJ, Nagelkerke AF, Ketel AG, Keeken BL van, Dankert-Roelse JE. Exercise-induced asthma and cardiovascular fitness in asthmatic children. Thorax 1996;51(2):207-9. 96 Zimmermann T, Walle L, Auerochs S, Schwender-Trinczek K, Holland U. Übersicht Asthma, Sport und Kinder. Allergologie 1993;16:439-44. 97 Schmidt SM, Ballke EH, Nuske F, Leistikow G, Wiersbitzky SK. Der Einfluss einer ambulanten Sporttherapie auf das Asthma bronchiale bei Kindern. Pneumologie 1997;51(8):835-41. 98 Bisschop C de, Guenard H, Desnot P, Vergeret J. Reduction of
Schans CP van der. Ernst van astma en kwaliteit van leven bij
exercise-induced asthma in children by short, repeated warm
kinderen. Tijdschr Kindergeneeskd 2003;71(3):88-94.
ups. Br J Sports Med 1999;33(2):100-4.
V-14/2005
Verantwoording en toelichting
99 Bowler SD, Green A, Mitchell CA. Buteyko breathing techniques in asthma: a blinded randomised controlled trial. Med J Aust 1998;169(11-12):575-8. 100 Field T, Henteleff T, Hernandez-Reif M, Martinez E, Mavunda K, Kuhn C, et al. Children with asthma have improved pulmonary functions after massage therapy. J Pediatr 1998;132(5):854-8. 101 Ceugniet F, Cauchefer F, Gallego J. Voluntary decrease in breathing frequency in exercising asthmatic subjects. Eur Respir J 1996;9(11):2273-9. 102 Hondras MA, Linde K, Jones AP. Manual therapy for asthma. Cochrane Database Syst Rev 2002;(4):CD001002. 103 Schans CP van der, Prasad A, Main E. Chest physiotherapy compared to no chest physiotherapy for cystic fibrosis. Cochrane Database Syst Rev 2000;(2):CD001401.
105 Mastella G, Braggion C. The science of physiotherapy in CF - a critical review. New insights into cystic fibrosis 1996;3(1):3-7. 106 Williams MT. Chest physiotherapy and cystic fibrosis. Why is the most effective form of treatment still unclear? Chest 1994;106(6):1872-82. 107 Houtmeyers E, Gosselink R, Gayan-Ramirez G, Decramer M. Regulation of mucociliary clearance in health and disease. Eur Respir J 1999;13(5):1177-88. 108 Button BM, Heine RG, Catto-Smith AG, Phelan PD. Postural drainage in cystic fibrosis: is there a link with gastro-oesophageal reflux? J Paediatr Child Health 1998;34(4):330-4. 109 Elkins MR, Jones A, Schans C van der. Positive expiratory pressure physiotherapy for airway clearance in people with cystic fibrosis. Cochrane Database Syst Rev 2004;(1):CD003147.
104 Bekkering GE, Hendriks HJM, Chadwick-Straver RVM, Gosselink
110 Main E, Prasad A, Schans C van der. Conventional chest physio-
R, Jongmans M, Paterson WJ, et al. Richtlijn voor het fysiothera-
therapy compared to other airway clearance techniques for cys-
peutisch handelen bij patiënten met chronische obstructieve
tic fibrosis. Cochrane Database Syst Rev 2005;(1):CD002011.
longaandoeningen. Achtergronden en evaluatie van de richtlijn COPD.
Amersfoort: NPi; 1998.
V-14/2005
37
Bijlage 1 Afkortingen ACBT
Active Cycle of Breathing Techniques
NHLBL
National Heart, Lung, and Blood Institute
AD
Autogene Drainage
NVFK
Nederlandse Vereniging voor Fysiotherapie
ADL
Activiteiten van het dagelijks leven
CBO
Centraal Based Richtlijnen Overleg
FeNO
Fractie stikstofmonoxide in de
in de Kinder- en Jeugdgezondheidszorg NPi
Nederlands Paramedisch Instituut
PAQLQ
Paediatric Asthma Quality of Life Questionnaire
uitademingslucht PEP
Positive Expiratory Pressure
worden uitgeademd
PLB
Pursed lips breathing
FRAST
Free Running Asthma Screening Test
RAND
Firma, zie www.rand.org
FS II
Functional Status II
RCT
Randomized controlled trial
FVC
Forced Vital Capacity
TAPQOL Preschool quality of life, vragenlijst voor
EBRO
Evidence Begeleidingsorgaan voor de
FEV1
Gasvolume dat in een seconde kan
kinderen van 6 maanden tot 5 jaar oud Intercollegiale toetsing
TACQOL Children quality of life, vragenlijst voor kinderen van 6 tot 18 jaar oud
HAY
How Are You (vragenlijst) TAAQOL Adult quality of life, vragenlijst voor
NHG
V-14/2005
Nederlands Huisartsen Genootschap
kinderen ≥ 16 jaar en voor volwassenen
39
Bijlage 2 Verklarende woordenlijst Atopisch:
Met betrekking tot een vorm van overgevoeligheid (allergie).
Beperking:
De moeite die een individu heeft met het uitvoeren van een activiteit.
Hoesten:
Een geforceerde uitademing met gesloten glottis.
Huffen:
Een geforceerde uitademing met geopende glottis.
Participatie:
Deelname van een individu aan het maatschappelijk leven.
Prevalentie astma:
Het aantal patiënten met astma op een bepaald tijdstip.
Stoornis:
Een afwijking in functies of in structuur van het menselijk organisme.
Systematische review:
Een overzichtsartikel waarbij systematisch is gezocht naar literatuur. De conclusie is een beschrijving van de resultaten van alle studies (kwalitatief).
40
V-14/2005
Bijlage 3 Meetinstrumenten Bijlage 3.1
Free Running Asthma Screening Test, FRAST
Benodigdheden •
stopwatch
•
piekstroommeter; bij voorkeur die van het kind zelf
Protocol Bij de FRAST wordt het kind gevraagd om gedurende 6 minuten hard te lopen. De piekstroom wordt voorafgaand aan de test gemeten, en 1, 5 en 10 minuten na afloop van de test. Bij de piekstroommeting blaast het kind 3 keer. De hoogste waarde wordt genoteerd. Kinderen moeten minstens 5 van de 6 minuten hebben hardgelopen om een betrouwbare waarde te krijgen. Een afwijkende FRAST wordt gedefinieerd als een afname in de piekstroom van 15 procent of meer bij minimaal 2 metingen.1,2 Kinderen mogen aangemoedigd worden, zodat zij hun maximale prestatie kunnen behalen. Bij herhaling van test zal de aanmoediging op dezelfde wijze moeten geschieden. Scoreformulier FRAST Piekstroomwaarde voorafgaand na 1 minuut na 5 minuten na 10 minuten
V-14/2005
41
KNGF-richtlijn Kinderfysiotherapie bij astma
Bijlage 3.2
Borgschaal voor ervaren dyspnoe
Aan het kind wordt gevraagd hoe benauwd hij is nadat de test is afgelopen. Het kind kan zelf kiezen uit onderstaande aangeboden lijst.3
Borgschaal ervaren dyspnoe. 0
helemaal niet kortademig
0,5
nagenoeg niet kortademig
1
zeer weinig
2
weinig
3
matig
4
tamelijk sterk
5
sterk
6 7
zeer sterk
8 9 10
42
helemaal geen adem meer
V-14/2005
Bijlagen
Bijlage 3.3
Bruce-test
Benodigdheden
Eigenschappen
•
loopband
•
aëroob uithoudingsvermogen
•
stopwatch
•
referentiewaarden voor kinderen van 4 tot 18 jaar
•
eventueel hartslag- en zuurstofsaturatiemeter
•
maximaaltest
Bij het Bruce-protocol loopt de patiënt op een loopband volgens een vast schema, waarbij elke 3 minuten de hellingshoek en de snelheid van de loopband worden opgevoerd. De patiënt wordt gewaarschuwd voordat de hellingshoek en de snelheid worden aangepast. De patiënt wordt aangespoord zo lang mogelijk door te gaan. De maximale tijd, de score volgens de referentiewaarden en eventuele hartfrequentie en zuurstofsaturatie worden genoteerd.4 Scoreformulier Bruce-test Stap
Tijd (minuten)
Snelheid (km/uur)
Helling (%)
1
3
2,7
10
2
3
4,0
12
3
3
5,4
14
4
3
6,7
16
5
3
8,0
18
6
3
8,8
20
7
3
9,6
22
Referentiewaarden Bruce-test voor jongens
Referentiewaarden Bruce-test voor meisjes
(leeftijd 4 t/m 18 jaar).
(leeftijd 4 t/m 18 jaar).
Leeftijd*
Gem. looptijd**
SD
Leeftijd*
Gem. looptijd**
SD
4
10,5
1,8
4
10,1
1,2
6
12,0
1,2
6
11,2
1,0
8
12,3
1,5
8
11,5
1,0
10
13,1
1,7
10
11,7
1,1
12
12,8
1,3
12
11,6
1,1
14
13,2
1,5
14
11,4
0,9
16
14,4
1,6
16
11,2
1,2
18
14,2
1,0
18
11,6
1,3
*Leeftijd in jaren; **gemiddelde looptijd in minuten; V-14/2005
SD :
standaarddeviatie in minuten 43
KNGF-richtlijn Kinderfysiotherapie bij astma
Bijlage 3.4
Fietstest
Benodigdheden
Eigenschappen
•
fietsergometer
•
aëroob uithoudingsvermogen
•
hartslag meter
•
maximaaltest
•
eventueel zuurstofsaturatie meter
•
referentiewaarden 12 tot 18 jaar
•
invulformulier
Protocol Het kind wordt geïnstrueerd om met een constant tempo te fietsen (50-60 omwentelingen per minuut). Per minuut wordt de belasting opgevoerd met 20 watt totdat het kind aangeeft, ondanks intensieve aanmoediging, het toerental te niet kunnen volhouden. Na het behalen van het maximale wattage wordt de fiets op 0 watt ingesteld en fietst het kind nog 2 minuten uit. Dit wordt aangeraden om collaberen van de luchtwegen te voorkomen. De hartfrequentie wordt continue geregistreerd. Een hartfrequentie hoger dan 170 slagen per minuut is een criterium voor maximale prestatie. Het maximale vermogen (Wmax) wordt gedefinieerd als het wattage dat gedurende de laatste halve minuut is volgehouden. Referentiewaarden fietstest voor jongens en meisjes (leeftijd 12 t/m 18 jaar). 5 Leeftijd*
Jongens Wmax/kg**
SD
Meisjes Wmax/kg**
SD
12
4,31
0,69
3,75
0,59
14
4,60
0,55
3,93
0,50
16
4,75
0,47
3,84
0,56
18
4,62
0,49
3,85
0,39
12-18
4,60
0,55
3,85
0,51
* Leeftijd in jaren; ** maximaal wattage per kg lichaamsgewicht in relatie tot leeftijd en geslacht (mean), gemeten in W/kg;
44
SD :
standaarddeviatie
V-14/2005
Bijlagen
Scoreformulier fietstest Naam:.............................................................................................................. Geboortedatum:.............................................................................................. Datum test: ..................................................................................................... Gewicht:..........................................................................................................
Tijd
Wattage
aanvang
-
na 1 minuut
0
na 2 minuten
20
na 3 minuten
40
na 4 minuten
60
na 5 minuten
80
na 6 minuten
100
na 7 minuten
120
na 8 minuten
140
na 9 minuten
160
na 10 minuten
180
na 11 minuten
200
na 12 minuten
220
na 13 minuten
240
na 14 minuten
260
na 15 minuten
280
na 16 minuten
300
V-14/2005
Hartfrequentie
Saturatie
Bijzonderheden
45
KNGF-richtlijn Kinderfysiotherapie bij astma
Bijlage 3.5
Shuttle run test
Benodigdheden
Eigenschappen
•
cassetterecorder
•
aëroob uithoudingsvermogen
•
voorbespeelde cassette met 1 minuut protocol
•
maximaaltest
•
stopwatch
•
referentiewaarden voor 6 tot 17 jaar
Protocol De test bestaat uit het heen en weer rennen tussen twee lijnen, die op 20 meter afstand van elkaar gelegen zijn. De loopsnelheid van de deelnemers wordt bepaald door het interval tussen twee geluidssignalen. De signalen worden aangeboden met behulp van een cassetterecorder en een speciale testcassette. De hardloopsnelheid wordt elke minuut verhoogd door het interval tussen de geluidssignalen te verkorten. De loopsnelheid bij aanvang van de test bedraagt 8 km/u. Elke minuut neemt de hardloopsnelheid met 0,5 km/u toe. De verhoging van de hardloopsnelheid wordt als een trap aangeduid en wordt tevens als testresultaat gebruikt. Een testtrap komt dus overeen met ongeveer 1 minuut heen en weer lopen. De test is voor de deelnemer afgelopen indien de deelnemer zelf opgeeft of de deelnemer in twee opeenvolgende keren voor de piep meer dan 3 meter van de 20-meterlijn is verwijderd. Het testresultaat wordt uitgedrukt in testtrappen met een nauwkeurigheid van een halve trap. De percentielwaarden zijn ontleend aan een onderzoek bij 7000 Canadese kinderen en zijn niet zonder meer toepasbaar op Nederlandse kinderen.6 Percentielwaarden Shuttle run test voor jongens (leeftijd 6 t/m 17 jaar) afgezet tegen de behaalde testtrap.
46
Percentiel
6 jaar
7 jaar
8 jaar
9 jaar
10 jaar
11 jaar
95
5,9
6,6
7,9
8,4
8,9
9,4
90
5,4
6,3
7,3
7,9
8,5
8,9
80
5,0
5,4
6,4
7,4
7,9
8,4
70
4,5
4,8
5,9
6,5
7,4
7,9
60
4,0
4,4
5,4
6,0
6,9
7,4
50
3,5
3,9
4,9
5,4
6,4
6,8
40
3,0
3,5
4,4
5,0
5,9
6,4
30
2,5
3,0
3,9
4,5
5,0
5,5
20
2,5
2,5
3,4
3,9
4,5
5,0
10
2,0
2,0
2,5
3,0
3,9
4,0
5
1,5
1,5
2,0
2,5
3,5
3,5
Percentiel
12 jaar
13 jaar
14 jaar
15 jaar
16 jaar
17 jaar
95
10,4
10,7
10,9
11,8
11,9
12,6
90
9,9
9,9
10,3
11,3
11,5
11,9
80
8,9
9,2
9,8
10,4
10,5
11,1
70
8,4
8,5
9,0
9,8
9,9
10,2
60
7,9
8,0
8,5
9,3
9,4
9,8
50
7,3
7,4
8,0
8,9
9,0
9,3
40
6,8
6,9
7,4
8,0
8,6
8,8
30
6,3
6,4
6,9
7,4
7,9
8,4
20
5,4
5,9
6,1
6,4
7,0
7,5
10
4,4
4,9
5,0
5,4
6,0
6,9
5
3,5
3,9
4,4
4,5
5,3
5,4
V-14/2005
Bijlagen
Percentielwaarden Shuttle run test voor meisjes (leeftijd 6 t/m 17 jaar) afgezet tegen de behaalde testtrap. Percentiel
6 jaar
7 jaar
8 jaar
9 jaar
10 jaar
11 jaar
95
5,1
5,5
6,5
6,9
7,5
8,2
90
4,9
5,0
6,0
6,4
6,9
7,4
80
4,4
4,4
5,4
5,5
6,0
6,8
70
3,9
4,0
4,9
5,0
5,5
6,0
60
3,5
3,5
4,4
4,9
5,3
5,5
50
3,4
3,5
4,0
4,5
4,9
4,9
40
3,0
3,0
3,5
4,0
4,5
4,5
30
2,9
2,5
3,0
3,9
4,0
4,4
20
2,5
2,5
2,5
3,5
3,5
3,5
10
2,0
2,0
2,0
3,0
3,0
3,0
5
1,5
1,5
2,0
2,0
2,5
3\2,5
Percentiel
12 jaar
13 jaar
14 jaar
15 jaar
16 jaar
17 jaar
95
8,2
8,0
8,3
8,8
8,5
8,3
90
7,7
7,8
7,3
7,9
7,5
7,8
80
6,9
6,9
6,4
6,9
6,8
7,2
70
6,4
6,4
5,5
6,0
6,0
6,4
60
5,9
5,5
5,0
5,4
5,5
5,9
50
5,4
5,0
4,5
4,9
5,0
5,4
40
4,9
4,5
4,2
4,9
4,9
4,9
30
4,5
4,0
3,9
4,0
4,4
4,5
20
4,0
3,5
3,4
3,9
3,9
4,0
10
3,4
3,0
2,5
3,0
3,0
3,4
5
2,9
2,5
2,0
2,5
2,9
2,5
Literatuur 1
Tsanakas JN, Milner RD, Bannister OM, Boon AW. Free running asthma screening test. Arch Dis Child 1988;63(3):261-5.
2
Vazquez MI, Buceta JM. Psychological treatment of asthma: effectiveness of a self-management program with and without relaxation training. J Asthma 1993;30(3):171-83.
3
Gosselink R, Decramer M. Revalidatie bij chronisch obstructieve longziekten. Maarssen: Elsevier Gezondheidszorg; 2001.
4
Binkhorst RA, Hof MA van ’t, Saris WHM. Maximale inspanning door kinderen: referentiewaarden voor 6-18 jarige meisjes en jongens. Den Haag: Nederlandse Hartstichting; 1992.
5
Gulmans VAM, Meer K de, Binkhorst RA, Helders PJM, Saris WHM. Reference values for maximum work capacity in relation to body composition in healthy Dutch children. Eur Respir J 1997;10(1):94-7.
6
Geijsel J, Hlobil H, Mechelen W van. Conditietests: conditie, kracht en lenigheid meten met wetenschappelijk verantwoorde testmethoden. Haarlem: EVRO; 1996.
V-14/2005
47
KNGF-richtlijn Astma bij kinderen
ISSN
Bezoekadres
1567-6137
Stadsring 159b, Amersfoort
KNGF-richtlijnnummer
Correspondentieadres
V-14/2005
Postbus 248, 3800 AE Amersfoort E-mail
[email protected] Internet www.kngf.nl
Uitgave
51.1017.11.05
November 2005
V-14/2005
KNGF-richtlijn
Kinderfysiotherapie bij astma
Diagnostisch proces
Verwijzing
verminderde participatie
stoornis in
stoornis in
m.b.t. inspanning
ademvoorwaarden
sputumklaring
medicatie, auscultatiebevindingen, longfunctie, bijzonderheden in psychosociale situatie
gebruik van en reactie op medicatie, tijd-, situatiegebondenheid van klachten
• afname duurvermogen Anamnese
• ontwikkeling van
• deelname aan
• hoesten:
houding en bewegen
- productief/irritatief
bewegingsactiviteiten
- aard van het sputum
inzicht in relatie
• benauwdheid
tussen benauwdheid en bewegen
• progressieve belastings-
• observatie:
• observatie:
Lichamelijk
test met meting van
- thoraxstand
- adempatroon
onderzoek
piekstroom en afname
- schouderstand
- spontaan hoesten
Borgschaal:
- wervelkolom
- huffen
en
- fietstest
• onderzoek spier-
aanvullend
- Bruce-test
onderzoek
- Shuttle run test
- pursed lips
lengte/spierkracht
breathing
• meting thorax-
• zes-minuten looptest
- maximale expiratie-
excursies/bewegings-
mogelijkheid
uitslagen
aan astma gerelateerde gezondheidsproblemen? Analyse
gezondheidsprobleem te beïnvloeden door kinderfysiotherapie? motivatie van patiënt/ouders voldoende?
–
+ voldoende gegevens? medicatie optimaal?
–
overleg verwijzer
+ behandelplan volgens NVFK-ontwerprichtlijn ‘Kinderfysiotherapie bij astma’
Behandelplan
doel: verbeteren
doel: verbeteren
doel: bevorderen
inspanningstolerantie
ademvoorwaarden
sputumklaring
51.1014.01.05
bevorderen van het ziekte-inzicht in relatie tot het kinderfysiotherapeutische probleem
Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie
KNGF-richtlijn
Kinderfysiotherapie bij astma
Therapeutisch proces
Verbeteren inspanningstolerantie –
toename benauwdheid
inspanningsniveau
+
tijdens inspanning?
behandeling afsluiten
adequaat?
–
+ medicatie adequaat?
+
–
overleg verwijzer
duur-, interval-
+
training
• reguleren belastingsniveau • inzicht geven in de relatie tussen
meetbare
bewegen en dyspnoe
verbetering?
–
behandeling afsluiten
• advisering bewegingsactiviteit
Verbeteren ademvoorwaarden adempatroon
spieren verkort / kracht
thoraxexcursies
thoracale extensie
inefficiënt
verminderd
verminderd
verminderd
houdingsadviezen geven,
actief
actief/ondersteund
actieve extensie
ontspanning
verlengen/versterken van
expiratie verbeteren
bevorderen
en bewustmaking
musculatuur
zichtbare verbetering?
meetbare verbetering?
meetbare verbetering?
meetbare verbetering?
NEE: JA:
behandeling afsluiten
voortzetten van de behandeling tot doelstelling is bereikt of geen verbetering meer optreedt
behandeling afsluiten
Bevorderen sputumklaring instructie gedoseerd hoesten
overleg verwijzer
– voldoende effectief?
+
–
+ behandeling afsluiten
instructie huff-technieken
instructie andere sputum-
+
+ voldoende effectief?
voldoende effectief?
–
instructie uitademen met positieve druk
mobiliserende–technieken
voldoende effectief?
V-14/2005