EUROPEES PARLEMENT 2004
««« « « « « « « «««
2009
Commissie economische en monetaire zaken
MEDEDELING AAN DE LEDEN nr. 22/2005
Betreft:
Bijdrage van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Bijgevoegd vindt u de bijdrage van de Tweede Kamer der Staten-Generaal aan het interparlementaire debat onder de titel: "Europees economisch beleid: een nationaal en Europees perspectief" Brussel - maandag 25 april 2005
DIRECTORAAT-GENERAAL INTERN BELEID
_____________ 5 april 2005 CM\562298NL.doc
PE 357.509v01-00
Externe vertaling
NL
NL
PE 357.509v01-00
NL
2/5
CM\562298NL.doc
Antwoorden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal BIJLAGE 1 VRAGEN VOOR DE NATIONALE PARLEMENTEN 1. De algemene richtsnoeren voor het economisch beleid en het stabiliteits- en groeipact (SGP) vormen - samen met de stabiliteits- en convergentieprogramma's - de twee belangrijkste elementen van de governance van het economisch beleid in de EU. Kunt u ons informatie verstrekken over de wijze waarop uw Parlement deze vraagstukken jaarlijks behandelt? Op welk niveau wordt er in uw Kamer over gedebatteerd en welk gevolg wordt daaraan eventueel gegeven? In de Tweede Kamer worden aangelegenheden van de EU hoofdzakelijk door dezelfde commissies behandeld die ook over deze onderwerpen zouden gaan indien ze afkomstig waren van de nationale regering. De Commissie Europese Zaken concentreert zich op “horizontale” kwesties als het Grondwetsverdrag of de financiële vooruitzichten. Discussies over EU-aangelegenheden worden doorgaans uitgesteld totdat ze op de agenda van een Raadsvergadering worden gezet. De betrokken commissie(s) en de betrokken minister vergaderen in het openbaar kort voor en na iedere Raadsvergadering om de onderwerpen op de agenda van de Raad te bespreken. Er worden geen besluiten genomen, aangezien moties alleen door de plenaire vergadering kunnen worden aangenomen. De inbreng van de regering in de Raad is niet gebonden aan een parlementair mandaat, maar is gebaseerd op de algemene uitwisseling van meningen in de parlementaire commissie en geschiedt te goeder trouw. De plenaire vergadering van de Tweede Kamer bespreekt de EU-aangelegenheden alleen voorafgaand aan vergaderingen van de Europese Raad of bij andere, zelden voorkomende gelegenheden, zoals het in november plaatsvindende jaarlijkse debat over de Staat van de Unie. Wanneer de algemene richtsnoeren voor het economisch beleid door de Commissie worden gepresenteerd, worden ze doorgaans op de agenda gezet voor de volgende bijeenkomst van de Commissie voor Financiën en de minister ter voorbereiding van de volgende vergadering van de Ecofin-Raad in Brussel. De algemene richtsnoeren voor het economisch beleid worden meestal niet als afzonderlijk agendapunt besproken, maar soms door parlementsleden aangehaald om hun standpunt te onderstrepen. De parlementsleden volgen de ontwikkelingen inzake het stabiliteits- en groeipact op de voet en stellen daarover regelmatig parlementaire vragen. Het SGP wordt vrijwel maandelijks besproken als onderdeel van de algemene EU-discussie in de commissie en vormde onlangs bovendien het onderwerp van een plenair debat op 17 maart 2005. Op 2 december 2003 nam het parlement met 132 van 150 stemmen een motie1 aan waarin het vaststelde dat “het 1
Kamerstuk 21501-07 nr. 426 (alleen beschikbaar in het Nederlands).
CM\562298NL.doc
3/5
PE 357.509v01-00
NL
vertrouwen in de houdbaarheid van Europese afspraken door het straffeloos schenden van het Groei- en Stabiliteitspact door Frankrijk en Duitsland ernstig is geschaad”, betreurde dat een meerderheid in de Ecofin-Raad besloot geen maatregelen tegen Frankrijk en Duitsland te ondernemen, de regering verzocht de Europese Commissie aan te sporen naleving van het stabiliteits- en groeipact via een gang naar het Europese Hof van Justitie af te dwingen en de regering opriep een effectieve procedure tot naleving van het stabiliteits- en groeipact in de Europese Grondwet op te nemen. Kortom, de EU-aangelegenheden worden normaal gesproken op commissieniveau behandeld, een enkele uitzondering daargelaten. De Tweede Kamer neemt doorgaans geen gemeenschappelijk standpunt inzake EU-aangelegenheden in, maar er kunnen (zij het uitsluitend in de plenaire vergadering) moties worden ingediend. De algemene richtsnoeren voor het economisch beleid en het SGP worden net als alle andere EU-kwesties behandeld. Vooral het SGP geniet bijzondere aandacht en wordt in vrijwel elke discussie over Ecofinkwesties te berde gebracht. 2. Wat is het huidige standpunt van uw Parlement inzake het SGP en het jaarlijkse economische beleidsprogramma van de EU? Is daarover een gemeenschappelijk standpunt bereikt, en zo ja, welk standpunt? Hoe worden de aanbevelingen, als vervat in de door de Raad in juni aangenomen algemene richtsnoeren voor het economisch beleid, geïnterpreteerd en in aanmerking genomen bij uw jaarlijkse begrotingsbesprekingen? In hoeverre heeft uw Kamer invloed op de samenstelling en de kwaliteit van de jaarlijkse overheidsuitgaven en op het niveau van de overheidsschuld? Aangezien de Tweede Kamer normaal gesproken geen gemeenschappelijk standpunt inneemt ten opzichte van EU-aangelegenheden, vormt de hierboven onder punt 1 genoemde motie over het SGP het meest recente gemeenschappelijke standpunt. De algemene richtsnoeren voor het economisch beleid spelen geen rol van betekenis in de jaarlijkse debatten over de begroting. De jaarlijkse begrotingswet wordt door de regering op de derde dinsdag van september gepresenteerd en in de daaropvolgende weken of zelfs maanden uitvoerig met het parlement bediscussieerd. Evenals op iedere andere wet heeft de Tweede Kamer aanmerkelijke invloed op deze wet. Onder andere heeft zij het recht de wet te amenderen en te verwerpen. In de praktijk blijven de wijzigingen door het parlement echter beperkt. Ongeschreven wetten bepalen dat amendementen niet mogen leiden tot een wijziging van de totale begrotingssom (dat wil zeggen dat indien de ene begrotingslijn wordt vergroot, de andere moet worden verminderd). De Tweede Kamer heeft een soortgelijke invloed op de inkomstenkant van de begroting: de wet met betrekking tot het jaarlijkse belastingplan wordt eveneens in het najaar gepresenteerd en bediscussieerd. Kortom, het parlement kan zowel de uitgaven- als de inkomstenkant van de jaarlijkse begroting wijzigen en verwerpen. 3. In hoeverre is men zich in uw Kamer en in het kader van uw politieke systeem bewust van de vraagstukken betreffende het toezicht op de overheidsfinanciën in de EU en de governance van het macro-economisch beleid? Acht u het noodzakelijk dat er verbeteringen op dit gebied komen en dat er sprake is van een nauwere samenwerking met PE 357.509v01-00
NL
4/5
CM\562298NL.doc
het Europees Parlement en andere Europese instellingen? De Tweede Kamer is zich terdege bewust van het bestaan en de inhoud van de regels van het SGP (zie onder punt 1). Het SGP speelt een rol in het parlementaire debat over het macroeconomisch beleid wat betreft de daarin vastgelegde regels ten aanzien van overheidstekorten. De algemene richtsnoeren voor het economisch beleid zijn echter van geringere invloed dan de aanbevelingen door de OESO en het Centraal Planbureau. Er is geen gemeenschappelijk standpunt ten aanzien van de behoefte aan een betere of nauwere samenwerking met de Europese instellingen. 4. Wat zouden uw voorstellen zijn met het oog op een verbetering van de werking en de tenuitvoerlegging van de algemene richtsnoeren voor het economisch beleid en het jaarlijkse economisch beleidskader van de EU, teneinde deze werkelijk doeltreffend te maken? Geen (geen gemeenschappelijk standpunt). 5. Welke structurele hervormingen worden thans in uw land ten uitvoer gebracht? Het gaat bij deze vragen om hervormingen die in de agenda van Lissabon en in de algemene richtsnoeren voor het economisch beleid worden bepleit, alsmede hervormingen waartoe het initiatief op nationaal niveau wordt genomen. Zijn er andere terreinen waar het volgens u dringend noodzakelijk is om het economische en sociale stelsel van uw land te moderniseren? Nederland heeft verschillende maatregelen genomen in overeenstemming met de algemene richtsnoeren voor het economisch beleid 2003-2006. In het bijzonder - heeft Nederland verschillende maatregelen afgekondigd om het omzettingspercentage van de richtlijnen voor de interne markt te verhogen (richtsnoer 9); - heeft het een reeks maatregelen getroffen om door middel van deregulering en betere regulering mededinging in te voeren op het gebied van verscheidene vrije beroepen (richtsnoer 9); - hervormt het de gezondheidszorg; - versterkt het de mededingingsautoriteit en verbetert het de reguleringsinfrastructuur; - herziet het het toezichtsysteem voor de financiële sector; - heeft het een omvattend beleid ontwikkeld om op de administratieve lasten voor de gehele rijksoverheid te bezuinigen; - is het een financieringsfaciliteit aan het opzetten om te voorzien in pre-start- en startkapitaal (richtsnoer 12); - heeft het een corporate governance code ontwikkeld (richtsnoer 12); - heeft het een door de premier aangevoerd innovatieplatform opgericht dat concrete beleidsaanbevelingen ontwikkelt en particuliere initiatieven stimuleert teneinde het innovatievermogen te versterken (richtlijn 13); - heeft het een Technostart-up Infrastructuurplan opgezet om de kwaliteit van de kennisoverdracht tussen openbare onderzoeksinstellingen en start-up ondernemingen te verbeteren (richtsnoer 13); - heeft het een programma gestart om het gebruik van ICT door het bedrijfsleven en de industrie verder uit te breiden (richtsnoer 13); - geeft het stimulansen voor de verhoging van het aantal studenten natuur- en CM\562298NL.doc
5/5
PE 357.509v01-00
NL
ingenieurswetenschappen door middel van verschillende initiatieven, zoals de bevordering van de mogelijkheid hun studie met praktijkervaring te combineren (richtsnoer 13); - ontwikkelt het een nieuw juridisch kader voor openbare aanbestedingen (richtsnoer 14); - versterkt het de vraagkant van de markten en herziet het zijn consumentenbeleid. (bron: Ministerie van Economische Zaken, Progress report on product and capital market functioning in the Netherlands 2004, oktober 2004) De Tweede Kamer heeft geen gemeenschappelijk standpunt ten aanzien van de vraag welke overige maatregelen eveneens nodig zouden zijn. 6. Hebt u aanvullende suggesties of ideeën die u met betrekking tot bovengenoemde vraagstukken naar voren zou willen brengen met het oog op onze bijeenkomst van 25 april 2005? Neen.
PE 357.509v01-00
NL
6/5
CM\562298NL.doc