Veiligheid Baanwerkers 2003/2004
Arbeidsinspectie postbus 90801 2509 LV Den Haag
Inspectie Verkeer en Waterstaat Postbus 1511 3511 BS Utrecht
Contactpersonen: Ir. I. van der Blom
R.J.P. de Groot
Looptijd: 01-09-03 t/m 31-03-04 Nummer: A618 17 juni 2004
INHOUDSOPGAVE
1.
SAMENVATTING
2
2.
INLEIDING
4
2.1 2.2 2.3
3.
Aanleiding en problematiek Doelstellingen Looptijd en aantal inspecties
HET PROJECT
4 5 6
7
3.1 3.2
Globale opzet Inspectiepunten Arbeidsinspectie
7 7
3.2.1 3.2.2
Aannemers Opdrachtgever
7 9
3.3
Plan van aanpak IVW-DR
9
3.3.1
Werkplekbezoeken
9
4.
RESULTATEN
10
4.1 4.2
Toetsing RRV/RVW Toetsing Arbowet
10 12
4.2.1 4.2.2
Veilige werkplek V&G plannen
12 13
4.3
Ernstig gevaar voor personen
14
5.
CONCLUSIES
16
BIJLAGE I – LIJST VAN AFKORTINGEN EN BEGRIPPEN
18
BIJLAGE II - MODELEISEN
20
Bijlage IIa - aannemers Bijlage IIb – opdrachtgever
20 23
BIJLAGE III - INSPECTIELIJST
26
Bijlage IIIa - inspectiepunten aannemer Bijlage IIIb - inspectiepunten opdrachtgever
26 26
BIJLAGE IV – FLOWCHART/INVULLIJST/INTERVENTIELIJST
27
BIJLAGE V - AANRIJDINGGEVAAR
30
1. SAMENVATTING In september 2002 heeft de Arbeidsinspectie (AI) in samenwerking met Inspectie Verkeer en Waterstaat Divisie Rail (IVW-DR) inspecties verricht op de spoorbaan bij aannemers en opdrachtgever. Het hoofddoel van de inspectie was het verminderen van aanrijdgevaar van baanwerkers en de bewustwording hierover bij opdrachtgever, werkgevers én werknemers te vergroten. De resultaten van het inspectieproject 2002, waren voldoende aanleiding om in 2003 opnieuw een gecombineerd (AI en IVW-DR) inspectieproject “Veiligheid baanwerkers 2003/2004“ te starten. Doelstellingen Het gezamenlijke hoofddoel van de AI en IVW-DR is het verminderen van aanrijdgevaar voor baanwerkers. Voor de AI is een belangrijke nevendoelstelling het bevorderen van een nieuw veiligheidsbeleid en bijbehorende veiligheidsmaatregelen. Voor IVW-DR is een belangrijke nevendoelstelling het verhogen van de veiligheid van het treinverkeer ter plaatse van werkzaamheden. Afgeleide doelstellingen (onderzoeksvragen) ten aanzien van de werkgever waren: 1. Is er sprake van een veilige werkplek? Is de gekozen beveiligingsklasse juist en zijn de juiste werkplekbeveiligingsmiddelen (zoals afschermingen) aanwezig om aanrijdgevaar te voorkomen? Afgeleide doelstelling (onderzoeksvraag) ten aanzien van de opdrachtgever was: 2. Geeft de opdrachtgever ProRail haar verantwoordelijkheid voor arbeidsomstandigheden, in het bijzonder bij de ontwerpverplichtingen voor werkzaamheden langs het spoor, conform het ArboBesluit, hoofdstuk 2, afdeling 5 (Bouwproces) voldoende invulling? Omvang inspectie De AI heeft samen met IVW-DR 32 werken van aannemers bezocht. Daarnaast heeft de Arbeidsinspectie 9 werken zonder IVW-DR bezocht en 7 V&G plannen van de opdrachtgever beoordeeld. IVW-DR heeft 28 inspecties alleen uitgevoerd. De inspecties hebben plaatsgevonden van september 2003 tot en met maart 2004. Conclusies Net zoals vorig jaar is in circa 70% van de gevallen de beveiligingsklasse niet volgens de arbeidshygiënische strategie tot stand gekomen. In 14% van alle inspecties bij de aannemer is de situatie ernstig gevaarlijk beoordeeld en zijn de werkzaamheden (preventief) stilgelegd. Met betrekking tot ernstig gevaarlijke werkzaamheden is lijkt een aanzienlijke verbetering te zien, vorig jaar werd door de AI 41% en door IVW-DR 17% van de werkzaamheden stilgelegd. Ondanks een verbetering van het aantal stilleggingen is het aanrijdgevaar in de optiek van de AI en IVW-DR niet verminderd. De reden hiervoor is dat de reductie in het aantal stilleggingen volledig is toe te schrijven aan het feit dat meer inspecties in de nacht zijn uitgevoerd waarbij geen extra veiligheidsman wordt ingezet.
2
Belangrijk was ook de constatering dat de extra veiligheidsman (XVHM) nog steeds op grote schaal (volgens ProRail 20.000 keer per jaar) wordt toegepast. Ook de escalatieprocedure die ProRail anderhalf jaar geleden heeft ingesteld, wordt niet opgevolgd door aannemers en niet goed uitgevoerd door de veiligheidsadviseur van ProRail. Van de opdrachtgever ProRail zijn de V&G plannen van zeven werkzaamheden bekeken. Vijf van deze plannen waren onvoldoende voorzien van een overtuigende motivering waarom wordt afgeweken van de hoogste werkplekbeveiligingsklasse (buitendienststelling van beide sporen). Gebruikelijk is dat de opdrachtgever geen uitspraak doet over het noodzakelijke, minimale beveiligingsniveau en dit over laat aan de aannemer. De betrokken partijen (ProRail en aannemers) zijn overtuigd van het feit dat méér werk in een hogere beveiligingsklasse moet worden verricht. Op 1 januari 2005 moet daarom het nog in ontwikkeling zijnde Normen Kader Veilig Werken aan de Railinfra (NKVWR) operationeel zijn. De toezichthouders hebben diverse malen aangegeven dat het proces maar moeizaam vordert. Gezien de lange tijd die er inmiddels mee gemoeid is, is verdere uitstel van de invoering van het NKVWR en daadwerkelijke verbetering op de werkplekken buiten, voor de toezichthouders niet bespreekbaar.
3
2. INLEIDING 2.1 Aanleiding en problematiek De veiligheid van baanwerkers staat reeds jaren in de belangstelling. Dit komt doordat het persoonlijk risico voor baanwerkers is 2.2 fatale letsels (5 jaarlijks gemiddelde eind 2003) per 10.000 werknemers per jaar bedraagt en daarmee vele malen hoger is dan voor personeel in de bouwnijverheid. Het is daarmee al jaren hoger dan de door V&W beoogde streefwaarde voor 2010 van 1 dode per 10.000 personen per jaar. Het aantal blootstellingsuren (gemiddeld aantal werknemers per klus x aantal klussen x aantal uren per klus) ligt op bijna 3 miljoen uren, en geeft hiermee een goede indruk van de omvang van de doelgroep. Het ministerie van V&W heeft in de kadernota Railveiligheid (1999) haar visie weergegeven op de veiligheid van het railvervoer in Nederland. Gesteld wordt dat de streefwaarde (1 dode per 10.000 werknemers) alleen realiseerbaar is bij een strikte scheiding van de werkzaamheden en de reguliere treinenloop. Ook in de concept tweede kadernota voor de veiligheid van het railvervoer in Nederland van het ministerie van V&W wordt aangegeven dat de veiligheid van baanwerkers speerpunt blijft. Citaat: “Het aantal dubbelsporige en volledige buitenstellingen wordt de belangrijkste werkvorm en het werken in persoonlijke waarneming zal structureel afnemen”. Van een strikte scheiding van werkzaamheden en treinenloop is in de praktijk vaak nog geen sprake. Dit blijkt onder andere uit het feit dat in 2001 op diverse spoor trajecten (preventieve) stilleggingen hebben plaatsgevonden. De Arbeidsinspectie verbood de aanvang van werkzaamheden in verband met het bestaan van aanrijdgevaar (voor een toelichting op aanrijdgevaar, zie bijlage V). Naar het oordeel van de Arbeidsinspectie kon de arbeidsplaats niet veilig worden verlaten of zodanig veilig worden gebruikt, dat gevaar voor de veiligheid zoveel mogelijk werd voorkomen. De resultaten van het landelijke inspectieproject “Veiligheid baanwerkers 2002” (uitgevoerd door AI/IVW-DR) laten eveneens zien dat van strikte scheiding in de praktijk geen sprake is. Het hoofddoel van de inspectie was het verminderen van aanrijdgevaar van baanwerkers en de bewustwording hierover bij opdrachtgever, werkgevers én werknemers te vergroten. De resultaten van de AI luidden: “in 65 % van de geïnspecteerde werkzaamheden aan de baan was de beveiliging van de werkplek onvoldoende. In de meeste gevallen werd gewerkt in de beveiligingsklasse Persoonlijke Waarneming (PW). In 41% waren de werkzaamheden zo slecht beveiligd dat naar het oordeel van de inspecteur sprake was van ernstig gevaar en een stillegging volgde”. De resultaten van IVW-DR luidden: “in de meeste gevallen (33 van de 40 inspecties) werd gewerkt in Persoonlijke Waarneming (PW). De aangetroffen buitendienststellingen waren in de meeste gevallen in orde. De werken in PW werden in minder dan een derde van de gevallen in orde bevonden. Alle situaties met ernstig gevaar die noopten tot stillegging kwamen voor in deze werkplekbeveiligingsklasse PW.” De betrokken partijen (ProRail en aannemers) zijn ook overtuigd van het feit dat méér werk in een hogere beveiligingsklasse moet worden verricht. In 2001 is daarom een start gemaakt met de ontwikkeling van het Normen Kader Veilig Werken aan de Railinfra (NKVWR). In het NKVWR, dat de opvolger wordt van het RVW (Reglement Veilig Werken aan de Railinfra), zal PW de laatste optie vormen in plaats van de eerste (de arbeidshygiënische strategie). Eén van de voorwaarden om
4
de beveiliging op een hoger niveau te krijgen, is dat er een integraal onderhoudsrooster komt. De partijen die hierbij betrokken zijn, hebben hierover tot nu toe nog geen overeenstemming bereikt. Ook heeft Prorail in 2003 voorgesteld een registratiesysteem in te voeren waarin het aantal klussen per werkplekbeveilingsklasse (globaal) zou worden bijgehouden. Een verschuiving naar veiligere klassen zou dan meetbaar worden. Helaas is dit systeem nog niet operationeel geworden. Op 7 oktober 2002 is een eerste werk stilgelegd omdat een extra veiligheidsman (xvhm) werd ingezet. Waar de toezichthouders dachten dat de inzet van de xvhm uitzonderingen betrof (verboden door AI vanaf 1998 behoudens zeer uitzonderlijke situaties) bleek het fenomeen bepaald niet uitgestorven te zijn. De toezichthouders hebben een overleg op gang gebracht met de directie van ProRail Beheer & Instandhouding met betrekking tot het thema xvhm. Dit overleg verliep moeizaam voor wat betreft het komen tot concrete afspraken. In december 2002 is door ProRail toegezegd: ⇒ de inzet van een xvhm zoveel mogelijk terug te dringen, ⇒ vanaf dat moment de inzet van de xvhm te registreren en, ⇒ aan te geven welke criteria men hanteert bij de voorlopige inzet van een xvhm (inzetcriteria). Inzet zou bovendien alleen mogelijk zijn na zogenaamde ‘escalatie’, dat wil zeggen dat alleen de regionale veiligheidsadviseurs van ProRail bevoegd zijn een besluit tot inzet van de xvhm te nemen. In maart 2003 kregen de toezichthouders te horen dat de registratie van de xvhm, tot dan toe niet was gelukt. Nogmaals werd afgesproken dat Prorail een aparte registratie van inzet xvhm naar techniekveld zou opzetten. Ondanks regelmatig overleg kwam pas in februari 2004 het eerste overzicht inzet xvhm beschikbaar. Dat bleken er in januari 2004 nog duizenden te zijn. Inzet per techniekveld en de inzetcriteria zijn nog niet helder. Uitgangspunt voor Prorail is dat de xvhm eind 2004 definitief van het toneel zal zijn verdwenen. Vóór de start van het inspectieproject 2003 werd een tweemaandelijks periodiek overleg voor veiligheidszaken (NKVWR en de xvhm) gestart: het zogenaamde Bestuurlijke Overleg tussen Prorail, V&W, AI en IVW-DR. Dit overleg volgt processen op hoofdlijnen en wordt steeds voorafgegaan door een zogenaamd ambtelijk overleg waarin bovengenoemde zaken inhoudelijk worden afgestemd.
2.2 Doelstellingen Het gezamenlijke hoofddoel van de AI en IVW-DR is het verminderen van aanrijdgevaar voor baanwerkers. Voor de AI is een belangrijke nevendoelstelling het bevorderen van een nieuw veiligheidsbeleid en bijbehorende veiligheidsmaatregelen. Voor IVW-DR is een belangrijke nevendoelstelling het verhogen van de veiligheid van het treinverkeer ter plaatse van werkzaamheden. In dit project is in het bijzonder bekeken of het treinverkeer geen (aanrijd)gevaar voor de baanwerkers oplevert. De genomen veiligheidsmaatregelen zijn door IVW-DR getoetst aan het RRV/RVW en door de AI aan de arbeidshygiënische strategie uit de Arbowet: preventie bij de bron. Bij sommige werkzaamheden worden de interne ProRail richtlijnen op een, naar het oordeel van de AI en IVW-DR, onveilige wijze geïnterpreteerd (zoals blijkt uit paragraaf 2.1). Afgeleide doelstellingen (onderzoeksvragen) ten aanzien van de werkgever waren: 1. Is er sprake van een veilige werkplek? Is de gekozen beveiligingsklasse juist en zijn de juiste werkplekbeveiligingsmiddelen (zoals afschermingen) ingezet om aanrijdgevaar te voorkomen?
5
Afgeleide doelstelling (onderzoeksvraag) ten aanzien van de opdrachtgever was: 2. Geeft de opdrachtgever ProRail haar verantwoordelijkheid voor arbeidsomstandigheden, in het bijzonder bij de ontwerpverplichtingen voor werkzaamheden langs het spoor, conform het ArboBesluit, hoofdstuk 2, afdeling 5 (Bouwproces) voldoende invulling?
2.3 Looptijd en aantal inspecties Het project “Veiligheid baanwerkers 2003” is uitgevoerd in de periode september 2003 t/m maart 2004. De AI heeft samen met IVW-DR 32 aannemers bezocht. Daarnaast heeft de AI 9 werken van aannemers zonder IVW-DR bezocht en 7 V&G plannen van de opdrachtgever beoordeeld. IVWDR heeft 28 inspecties alleen uitgevoerd.
6
3. HET PROJECT 3.1 Globale opzet Het project “Veiligheid baanwerkers 2003/2004” volgt in grote lijnen dezelfde opzet als “Veiligheid baanwerkers 2002” (AI) en “Werken aan de Infra” (IVW-DR). Beide toezichthouders hebben ieder vanuit hun eigen wetgeving de inspecties verricht. IVW-DR heeft getoetst aan de hand van het RRV/RVW, de AI aan de Arbowet. Het is een actief inspectieproject dat in twee delen uiteen valt: bezoeken aan de opdrachtgever en locatiebezoeken bij de aannemer. De inspecties vonden ad random plaats op werkplekken in heel Nederland door inspecteurs die opereerden vanuit de 4 decentrale vestigingen van IVW-DR en 4 kantoren van de AI. De locatiebezoeken zijn niet van te voren aangekondigd. Bezoeken aan vestigingsadressen en aan opdrachtgever zijn in principe wel aangekondigd. De inspecties zijn zoveel mogelijk in teamverband uitgevoerd: twee inspecteurs van de AI en één IVW-DR inspecteur. Beide inspectiediensten hebben hierbij hun eigen projectplan/plan van aanpak gevolgd. De AI maakte hierbij gebruik van een inspectielijst (zie bijlage III). IVW-DR maakte gebruik van een zogenaamde flowchart en invullijst (zie bijlage IV). De inhoud van beide projecten zijn op elkaar afgestemd en er was overeenstemming over de (werkplek)beveiligingsklassen en het optreden tegen een te lage beveiligingsklasse op het spoor. Bij constatering van een te lage en niet onderbouwde beveiligingsklasse, heeft de AI in een eis de aannemer opgedragen de specifieke werkzaamheden alsmede alle (toekomstige) werkzaamheden binnen PVR en PVR+3 meter, volgens een zo hoog mogelijke beveiligingsklasse uit te voeren. IVW-DR heeft via een aanwijzing ProRail aangesproken indien de beveiligingsklasse en/of maatregelen niet voldeed aan het RRV/RVW. Soms sloeg de interventie op een persoon en niet op het gehele werk1. Alleen bij werkzaamheden waarbij sprake is van ernstig gevaar zijn de AI en IVW-DR gezamenlijk opgetreden door zowel het werk van de aannemer stil te leggen (actie AI) als de opdrachtverlening door ProRail stil te leggen (actie IVW-DR). De inspecties bij de opdrachtgever, de beoordeling van de V&G plannen, zijn door de AI alleen uitgevoerd waarbij IVW-DR heeft geassisteerd. Zowel Prorail als de SAS (Stichting Arbeidsomstandigheden en Spoorwegveiligheid) werden voorafgaand aan het project door middel van een plan van aanpak op de hoogte gebracht en in de gelegenheid gesteld een reactie te geven. 3.2 Inspectiepunten Arbeidsinspectie 3.2.1 Aannemers De betrokken bedrijven zijn systematisch geïnspecteerd naar aanleiding van de binnen het project vastgestelde inspectielijst (zie bijlage IIIa). Hierbij zijn de volgende vragen beantwoord: ⇒ is de werkplek veilig (zie kader)? Bij ernstig gevaar stilleggen, anders eis stellen om hogere beveiligingsklasse af te dwingen, artikel 3.2 Arbobesluit. 1
Bijvoorbeeld: de veiligheidsman beschikte niet over volledige veiligheidsuitrusting.
7
⇒ bij geconstateerd knelpunt (te lage beveiligingsklasse): hoe is men tot vaststelling van de beveiligingsklasse gekomen, hoe is de onderbouwing. De resultaten zijn verwerkt in de eis op artikel 3.2. (zie bijlage IIa) ⇒ welke veiligheidsmaatregelen zijn genomen bij het naderen/verlaten van de werkplek? De tekortkomingen in de uitvoeringsfase zijn benaderd volgens de bekende standaard handhavingsystematiek: de gesignaleerde overtreder krijgt een waarschuwing, eis, stillegging of boete. Is de werkplek veilig: Stap 1 Worden werkzaamheden in PVR en PVR + 3 meter in het hoogst mogelijke beveiligingsniveau uitgevoerd? Zo nee, dan is de werkplek naar het oordeel van de AI onvoldoende beveiligd en volgt stap 2. Stap 2 Is er sprake van ernstig gevaar? Van ernstig gevaar is sprake indien (niet limitatief) één of meer van de volgende situaties zich voordoen.: • het toegepaste beveiligingsniveau lager is dan toegestaan volgens RVW • de extra veiligheidsman (X-VHM) wordt toegepast • ‘s nachts in PW wordt gewerkt • in onoverzichtelijke situaties met minder dan 30 sec. zicht (mistig, bocht) in PW wordt gewerkt • de wijkplaats alleen te bereiken is door een in gebruik zijnd nevenspoor over te steken • de wijkplaats wat betreft afmetingen niet veilig is (minimaal 80 cm diep) • veiligheidsmensen meewerken i.p.v. zich toe te leggen op hun eigenlijke taak Bij constatering dat de arbeidsplaats niet veilig is èn er ernstig gevaar dreigt, moet het werk op grond van Arbowet artikel 28 worden stilgelegd, in relatie tot artikel 3.2, lid 1, Arbobesluit (ernstig beboetbaar feit). Het negeren van een stillegging (artikel 28) is een misdrijf. Is er geen sprake van ernstig gevaar, dan volgt stap 3. Stap 3 De inspecteur stelt een eis op Arbobesluit artikel 3.2 met een termijn van 3 maanden. Ter onderbouwing van de eis bezoekt de inspecteur de vestiging van de aannemer (en eventueel de projectmanager van het ProRail) en beoordeelt a.d.h.v. de RI&E, V&G plan uitvoeringsfase/dossier, PSU (paragraaf spoorwegveiligheid uitvoering) en/of WBI (werkplekbeveiligingsinstructie): ⇒ welke minimale beheersmaatregelen dienen te worden getroffen en hoe is de onderbouwing van het gekozen beveiligingsniveau
8
3.2.2 Opdrachtgever De V&G plannen van enkele grote onderhoudsprojecten zijn opgevraagd bij regionale vestigingen van ProRail. De V&G plannen zijn beoordeeld op volledigheid. Belangrijke aandachtspunten daarbij waren de (onderbouwing van de gekozen) beveiligingsklasse en de minimale voorgeschreven (en ter beschikking gestelde) beheersmaatregelen. De toetsing heeft plaatsgevonden in teamverband: inspecteurs van de AI, landelijk projectleider van AI en IVW-DR. Voor de volledige lijst van inspectiepunten zie bijlage IIIb. Overtredingen op dit punt resulteerden in een eis (zie bijlage IIb).
3.3 Plan van aanpak IVW-DR Tijdens de inspectie hanteerde IVW-DR de Spoorwegwet c.a. en het RRV (Reglement Railverkeer) als uitgangspunt2. Ook de interne bedrijfsregelgeving van Prorail Railinfrabeheer BV zoals het RVW (Reglement Veilig Werken aan railinfra), de aanvullende richtlijnen3 en het generieke programma van eisen voor nieuwbouw- en vernieuwingsprojecten4 werd als referentie gehanteerd. Sinds 1998 is de inzet van de extra veiligheidsman5 (xvhm) in beginsel niet toegestaan. 3.3.1 Werkplekbezoeken Zowel werkzaamheden uitgevoerd in opdracht van Prorail Nieuwbouw als Prorail B&I (Beheer en Instandhouding) werden beoordeeld. Het kon zowel gepland als ongepland werk betreffen en het type werk zowel baan, kunstwerken, seinwezen, energievoorziening als telecom. Tenzij sprake was van direct gevaar werd niet gekeken naar elektrocutiegevaar of de technische kwaliteit van de infra. De inspectie was vooral 'bottom up'. Dat wil zeggen dat in de buitensituatie werkzaamheden werden getoetst. Gecheckt werd of de getroffen veiligheidsmaatregelen 'fit for purpose' waren en er geen gevaarlijke situaties bestonden. Als richtlijn werkte de inspecteur van IVW-DR met een zogenaamde flowchart (zie bijlage IV). Per werkplekbezoek werd een vragenlijst ingevuld. In sommige gevallen werd later aanvullend (dossier) onderzoek gedaan. Bekeken is of de werkplek veilig is, vereiste documenten aanwezig waren en veiligheidsmiddelen volledig waren en juist werden ingezet. Bij tekortkomingen krijgt de gesignaleerde overtreder een waarschuwing en krijgt de opdrachtgever een kennisgeving. Door middel van de invullijsten en telefonische gesprekken maakten de inspecteurs de resultaten bekend aan en hielden ze contact met de coördinerend inspecteur. Die laatste verzamelde op zijn beurt de resultaten, volgde de ontwikkelingen en maakte aan de hand daarvan vijfmaal een ‘update’ voor de betrokken inspecteurs. 2
Inclusief de bijbehorende normbladen en conceptnorm I-015 beveiligingsprincipes voor werkzones. Aanvullende richtlijnen voor het bepalen van het veiligheidsniveau en veiligheidsmaatregelen bij de uitvoering van werkzaamheden aan de infrastructuur. 2 x A4 Augustus 2001 namens directie Railinfrabeheer Ir. J.C.B. Robers. Inhoud: 1 Zo min mogelijk werk uitvoeren in PW. 2 Bij enkelsporige BD nevenspoor zoveel mogelijk afschermen. 3. Bij enkelsporig BD waarbij het onmogelijk/onevenredige moeite kost om afscheiding te plaat sen: nevenspoor snelheidsreductie max 80 km/h. 4. Bij enkelsporige BD: bij voorzienbaar met enige regelmaat binnen PVR nevenspoor komen: nsp ook BD. 5 Geen werk toestaan als in dienst zijnde sporen moeten worden overgestoken richting veilige wijkplaats. 4 Generiek programma van eisen B&I Centraal 15-11-2001 Rap00018 B.v. Hekwerk vrije baan bebouwing: hekwerk gaas 1,20 m hoog en 3 puntdraden. Ter plaatse van kasten dient een permanente afscheiding te worden geplaatst . 5 Een xvhm werd ingezet als voorpost bij situaties waarin te weinig tijd voor de ploeg aanwezig was om, tussen de treinenloop door, het spoor te ontruimen en de veilige wijkplaats te bereiken. Denk aan slecht zicht door een boog. 3
9
4. RESULTATEN Niet alle inspecties zijn in gezamenlijkheid uitgevoerd, het streven was om zoveel mogelijk samen op te treden. In tabel 1 is te zien hoe de verdeling was van de samenwerking AI / IVW-DR bij de bezoeken van de werken en hoeveel inspecties in orde waren. De tabel heeft betrekking op zowel de bezoeken bij de aannemer als de opdrachtgever.
A
Uitgevoerd door:
aantal
AI/IVWDR
32
In orde of tekortkoming Aantal inspecties in orde
6
B
AI
16
C
IVW-DR
28
Aantal inspecties met tekortkoming(en) Aantal inspecties in orde Aantal inspecties met tekortkoming(en) Aantal inspecties in orde Aantal inspecties met tekortkoming(en)
Aantal AI 11 21 4 12
IVW-DR 13 19
16 12
Tabel 1 Overzicht aantal en verdeling inspecties aannemer/opdrachtgever De verschillen in de aantallen “in orde” en “tekortkomingen” bij de gezamenlijke inspecties (tabel 1, rij A), worden veroorzaakt doordat beide toezichthouders verschillende inspectiepunten hebben gehanteerd. Deze inspectiepunten zijn een logisch gevolg van de wetgeving waarop toezicht wordt gehouden. IVW-DR heeft beoordeeld of de werkplekken voldeden aan het huidige RRV/RVW (o.a. zichttijden, documenten veiligheidsuitrusting). De Arbeidsinspectie heeft de vraag beantwoord of sprake was een goed beveiligde werkplek, gekozen volgens de arbeidshygiënische strategie uit de Arbowet. De beschrijving van de resultaten, is volgens dezelfde opbouw. Paragraaf 4.1 behandelt de resultaten van de toetsing aan het RRV/RVW. Paragraaf 4.2 gaat in op de resultaten van de toetsing aan de Arbowet (paragraaf 4.2.1. veilige werkplekken, paragraaf 4.2.2 V&G plannen). Paragraaf 4.3 gaat specifiek in op het ernstig gevaar voor personen, beide inspectiediensten hebben hierop gehandhaafd. 4.1 Toetsing RRV/RVW IVW-DR heeft 60 werkplekken beoordeeld, waarvan 32 samen met de AI. Beoordeeld is of de veiligheidsmaatregelen overeenkomen met wat er in het RRV/RVW is voorgeschreven. 29 Werken voldeden aan de normen uit het RRV/RVW. Bij 31 werken (52%) is geconstateerd dat niet werd voldaan aan het RRV/RVW (zie figuur 1).
6
Inclusief 7 V&G-plannen
10
31
in orde
niet in orde
29
Figuur 1. Aantal werkplekken conform RRV/RVW
De 60 door IVW-DR uitgevoerde inspecties betrof 19 maal een buitendienststelling en 41 maal werkzaamheden in persoonlijke waarneming. In 24 gevallen werd een aanwijzing gegeven en in 5 gevallen werden de werkzaamheden stilgelegd (zie tabel 2). Voor een toelichting op de stilleggingen zie paragraaf 4.3). Werken In orde
Niet i.o.
Ingezette instrumenten Stillegging Aanwijzing
Werkzaamheden in buitendienststelling (19) Werkzaamheden in persoonlijke waarneming (41)
13
6
1
5
16
25
4
19
Totaal
29
31
5
24
Tabel 2
Toetsing RRV/RVW: Aantal werken in orde / niet in orde per veiligheidsklasse en ingezette instrumenten
De 24 aanwijzingen betroffen het niet in orde zijn van de veiligheidsuitrusting (6x), het niet kunnen tonen van een (geldig) toegangsbewijs (8x), het niet volledig ingevuld zijn van het veiligheidspaspoort (6x) en het niet juist zijn of het onvolledig ingevuld zijn van een werkcontract (WECO) of werkplekbeveiligingsinstructie (WBI) (4x). Indien een aanwijzing betrekking had op het toegangsbewijs en/of veiligheidspaspoort kon de betreffende werkgever binnen 2x 24 uur schriftelijk aantonen dat de medewerker in het bezit was van een geldig veiligheidspaspoort danwel toegangsbewijs (zie figuur 2). In alle 14 gevallen werd daarvan gebruik gemaakt en werden geen verdere acties ondernomen.
4 overige documenten 6
veiligheidspaspoort toegangsbewijs 8
veiligheidsuitrusting
6
0
2
4
6
8
10
Figuur 2 Overzicht aanwijzingen
11
4.2 Toetsing Arbowet 4.2.1 Veilige werkplek Van 41 werken van aannemers is beoordeeld (32 door AI/IVW-DR, 9 door AI) of er sprake is van een veilige werkplek: is de beveiligingsklasse gekozen volgens de arbeidshygiënische strategie? Van 13 werken was de beveiliging goed, zie figuur 3. Van 28 werken (68%) was de beveiliging onvoldoende en heeft dit aanleiding gegeven tot het stellen van een eis, het geven van een waarschuwing of (bij ernstig gevaar) het stilleggen van het werk. In tabel 3 is het aantal werken (niet) in orde per beveiligingsklasse en het aantal ingezette instrumenten te zien. Doordat op sommige werkplekken zowel een stillegging als een eis aan de orde was, is het aantal ingezette instrumenten (31) hoger dan het aantal werkplekken dat niet veilig was (28). In tegenstelling tot IVW-DR kan de AI meerdere instrumenten tegelijk inzetten.
in orde 28 13 niet in orde
Figuur 3. Aantal veilige werkplekken baanwerkers
Werkzaamheden in persoonlijke waarneming (24) Werkzaamheden in buitendienststelling
(17) Totaal Tabel 3
Werken In Niet orde i.o. 1 23
Ingezette instrumenten Boete StilEis legging 2 9 12
Waarschuwing 3
Totaal
12
5
-
1
1
3
5
13
28
2
10
13
6
31
26
Toetsing Arbowet / veilige werkplek: Aantal werken in orde / niet in orde per veiligheidsklasse en aantal ingezette instrumenten per veiligheidsklasse
Voor deze 28 werken die als onvoldoende beveiligd zijn beoordeeld, zijn totaal 31 instrumenten ingezet: 2 boeterapporten, 10 stilleggingen (waarvan 2 zogenaamde preventieve stilleggingen), 13 eisen en 6 waarschuwingen (zie figuur 4). Voor een toelichting op de stilleggingen zie paragraaf 4.3.
12
2 boeterapporten 10
stilleggingen eisen 13
waarschuwingen
6
0
2
Figuur 4.
4
6
8
10
12
14
Interventies op onderwerp veilige werkplek
Bij 13 onvoldoende beveiligde werkplekken is een eis gesteld omdat niet werd voldaan aan het uitgangspunt dat de werkzaamheden in het spoor in zo hoog mogelijke beveiligingsklasse moeten worden uitgevoerd. Doordat gedurende de uitvoering van het project steeds meer aannemers al een (algemene) eis ontvangen hebben, is bij een aantal inspecties de eis niet herhaald. In twee zaken, beiden beveiligingsklasse PW, is direct overgegaan tot het opmaken van een boeterapport omdat aan een eerdere eis niet was voldaan. Verder zijn zes waarschuwingen gegeven, bijvoorbeeld omdat de afbakening onvoldoende bescherming bood (niet valbestendig).
Werkzaamheden vonden plaats zonder een valbestendige afscherming en zonder dat er sprake was van snelheidsbeperking. Na ingrijpen van de AI is door de aannemer een safety-fence over een lengte van ongeveer 1,5 km aan beide zijden naast de spoorbaan aangebracht. 4.2.2 V&G plannen Alle regionale vestigingen van ProRail zijn gevraagd om inzicht te verschaffen in V&G plannen van een aantal werkzaamheden. Tijdens de beoordeling is een selectie gemaakt van bruikbare plannen.
13
Bijvoorbeeld, werkzaamheden met een doorlopend karakter die al geruime tijd geleden waren gestart, zijn niet beoordeeld. Uiteindelijk bleken 7 plannen geschikt voor beoordeling. Twee plannen waren expliciet voorzien van een afweging en de voorwaarde om werkzaamheden in BD (buiten dienststelling) uit te voeren, en zijn in orde bevonden. Vijf plannen deden geen concrete uitspraken over de veiligheidsklasse en waren niet voorzien van een overtuigende motivering waarom wordt afgeweken van de hoogste beveiligingsklasse. Hiervoor heeft de opdrachtgever vijf aparte eisen ontvangen. 4.3 Ernstig gevaar voor personen Voor IVW-DR is het mogelijk om bij ernstig gevaar de werkzaamheden stil te leggen op grond van artikel 13 Spoorwegwet. Voor de AI is het mogelijk om op grond van artikel 28 Arbowet werkzaamheden stil te leggen indien er sprake is van ernstig gevaar voor personen. In totaal zijn 69 werkplekken geïnspecteerd (32 door AI/IVW-DR, 9 door de AI en 28 door IVWDR). Er zijn 10 werkzaamheden stilgelegd (14% van het totale aantal geïnspecteerde werkplekken). Deze kunnen worden onderverdeeld naar beveiligingsklasse (zie figuur 5).
1 2
in PW
6
Inzet grenswachter minder dan 30 sec. Inzet XVHM WBI niet in orde
in BD 1 0
2
4
6
8
Figuur 5 Stilleggingen verdeeld naar beveiligingsklasse De stilleggingen waren verdeeld over de drie procesaannemers (Strukton, Volker Stevin en BAM NBM) en een aantal kleinere (onder)aannemers. Iets meer dan de helft van de stilleggingen (6) had te maken met de inzet van een extra veiligheidsman (XVHM). De AI en IVW-DR achten de inzet van de XVHM ernstig gevaarlijk (in beginsel niet meer toegestaan sinds 1998, zie verder paragraaf 2.1) omdat er onnodig mensen aan aanrijdgevaar worden blootgesteld, de veiligheid afhankelijk is van de oplettendheid van twee veiligheidsmensen en hun onderlinge communicatie èn werkzaamheden met een veiligheidsman volgens de statistieken een groter risico vormen. Eén stillegging was het gevolg van de inzet van de grenswachter. Deze grenswachter was toegestaan door ProRail onder de ‘escalatieprocedure7’. Deze procedure is echter voorbehouden aan de inzet xvhm. Zowel IVW-DR als de AI keuren ook de inzet van de grenswachter af. Het gevaarsrisico van de grenswachter is vergelijkbaar met de xvhm.
7
In het voorjaar 2003 heeft Prorail een escalatieprocedure afgekondigd, die opdrachtnemers verplicht de inzet van de xvhm te onderbouwen met een degelijke risicoanalyse. De veiligheidsadviseur van ProRail toetst de onderbouwing en geeft toestemming voor de inzet xvhm.
14
Twee maal moest worden stilgelegd omdat de veiligheidsman meewerkte en het nevenspoor als wijkplaats diende. Eén maal had de stillegging betrekking op een veiligheidsman ten behoeve van het nevenspoor in de nacht. Het toepassen van PW in de nacht terwijl werkzaamheden worden verricht binnen PVR, wordt als ernstig gevaarlijk beschouwd.
Werkzaamheden op het spoor binnen het profiel van de vrije ruimte, met behulp van een meewerkende veiligheidsman.
15
5. CONCLUSIES Het verminderen van aanrijdgevaar voor baanwerkers. Net zoals vorig jaar is in circa 70% van de gevallen de beveiligingsklasse niet volgens de arbeidshygiënische strategie tot stand gekomen. In 14% van alle inspecties bij de aannemer is de situatie ernstig gevaarlijk beoordeeld en zijn de werkzaamheden (preventief) stilgelegd. Doordat minder werkzaamheden (14%) zijn stilgelegd ten opzichte van vorig jaar (in 2002 werd door de AI 41% en door IVW-DR 17% van de werkzaamheden stilgelegd) lijkt het in eerste instantie dat het aanrijdgevaar verminderd is. De reductie in het aantal stilleggingen is volledig toe te schrijven aan het minder aantreffen van de extra veiligheidsman. Deze reductie is echter het gevolg van een andere selectiemethodiek. Er zijn meer inspecties in de nacht uitgevoerd en ’s nachts wordt geen xvhm ingezet. Het aanrijdgevaar is in de optiek van de AI en IVW-DR niet verminderd. Aanrijdgevaar is een groot risico tijdens werkzaamheden aan het spoor. Aannemers zijn zich in beginsel bewust van deze risico’s. Ondanks de eisen die gedurende de twee inspectiejaren herhaaldelijk zijn gesteld door de AI, vertalen de aannemers dit nog steeds onvoldoende naar een goede beveiliging van de werkplek. Het bevorderen van een nieuw veiligheidsbeleid. De betrokken partijen (ProRail en aannemers) zijn ook overtuigd van het feit dat méér werk in een hogere beveiligingsklasse moet worden verricht. In 2001 is daarom een start gemaakt met de ontwikkeling van het Normen Kader Veilig Werken aan de Railinfra (NKVWR). Op 1 januari 2005 moet het operationeel zijn. Of deze termijn haalbaar is en welke resultaten dit in de praktijk geeft (hoeveel meer veiligheid dit voor de baanwerkers gaat opleveren), is op dit moment onduidelijk. Hiervoor zullen een aantal randvoorwaarden ingevuld moeten worden, één daarvan is dat er een onderhoudsrooster moet komen waardoor veel werkzaamheden in BD uitgevoerd kunnen worden. Ook is onduidelijk wanneer en welke brancherichtlijnen en best practices (hangend onder het NKVWR) zullen worden opgesteld. De toezichthouders hebben diverse malen in het bestuurlijk en ambtelijk overleg aangegeven dat het proces maar moeizaam vordert. Gezien de lange tijd die er inmiddels mee gemoeid is, is verdere uitstel van de invoering van het NKVWR en daadwerkelijke verbetering op de werkplekken buiten, voor de toezichthouders niet bespreekbaar.
Geeft de opdrachtgever ProRail haar verantwoordelijkheid voor arbeidsomstandigheden, in het bijzonder bij de ontwerpverplichtingen voor werkzaamheden langs het spoor, conform het ArboBesluit, hoofdstuk 2, afdeling 5 (Bouwproces) voldoende invulling? ProRail vervult haar taken als opdrachtgever nog steeds onvoldoende als wordt gekeken naar het V&G plan. De geconstateerde overtredingen bevestigen het beeld over de aanbestedingswijze van ProRail. In sommige gevallen geeft ProRail in het bestek aan welke minimum werkplekbeveiligingsklasse de aannemer dient toe te passen. Tegelijkertijd geeft ProRail een ontsnappingsmogelijkheid door te stellen dat de opdrachtnemer in overleg met de opdrachtgever naar beneden (lagere veiligheidsklasse) mag afwijken. Ook wordt de buitendienststelling niet daadwerkelijk in het V&G plan op voorhand aangeboden. De invulling van het V&G plan moet voor alle werken op dezelfde wijze geschieden. ProRail heeft het eerder genoemde traject NKVWR lopen waarin het hele veiligheidsbeleid onder de loep wordt 16
genomen. Bij de begeleiding van dit traject dient de AI erop toe te zien dat de inhoud van de eis, die gedurende het inspectieproject aan ProRail is gesteld, hierin wordt verwerkt. Is er sprake van een veilige werkplek? Is de gekozen beveiligingsklasse juist en zijn de juiste werkplekbeveiligingsmiddelen (zoals afschermingen) aanwezig om aanrijdgevaar te voorkomen? In 68% van de gevallen is de beveiligingsklasse niet op de juiste wijze tot stand gekomen; er is geen arbeidshygiënische strategie gevolgd. Dat wil zeggen dat de werkzaamheden niet zijn beveiligd met een buitendienststelling of dat uit de documentatie niet is gebleken dat terecht van de buitendienststelling was afgeweken en andere maatregelen overeenkomstig de arbeidshygiënische strategie waren getroffen. Deze gevallen zijn opgevolgd met een eis of, bij ernstig gevaar, met een stillegging.
Escalatie xvhm ProRail heeft in april 2003 een communiqué uitgevaardigd voor de contracthouders (aannemers). Uitgangspunt in het communiqué is dat de inzet van de xvhm alleen mogelijk is na goedkeuring door de regionaal veiligheidsadviseur van ProRail (de zgn. escalatieprocedure). De xvhm mag slechts onder strikte voorwaarden op zeer beperkte schaal worden ingezet. In een escalatieformulier dient iedere inzet van een xvhm te zijn onderbouwd, d.w.z. de risico’s en daarbij behorende maatregelen dienen in beeld te worden gebracht. Deze onderbouwingen zijn tijdens de inspecties niet aangetroffen. Voor zover escalatieformulieren aanwezig waren, waren deze alleen voorzien van een paraaf van de regionaal veiligheidsadviseur. Geconcludeerd wordt dat nog niet bewust wordt geëscaleerd.
17
BIJLAGE I – LIJST VAN AFKORTINGEN EN BEGRIPPEN AI
ArbeidsInspectie
BP
Bevoegd Persoon
BVS
BedieningsVoorSchrift
CMK
Centrale MeldKamer (Spoorwegpolitie 030 - 2 35 44 44)
EV
EnergieVoorziening
IVW-DR
Inspectie Verkeer en Waterstaat Divisie Rail
L-, A-, E-bord Langzaam, Aanvang, Einde - bord NKVWR
Normen Kader Veilig Werken aan de Railinfra
OBE
Overzicht Baan en Emplacementen
PL
PloegLeider
PSO
Paragraaf Spoorwegveiligheid Ontwerpfase
PSU
Paragraaf Spoorwegveiligheid Uitvoeringsfase
PVR
Profiel van Vrije Ruimte
RI&E
RisicoInventarisatie & Evaluatie
RnV
Railned SpoorwegVeiligheid
ROZ
Rijden Op Zicht
RRV
Reglement RailVerkeer
RVW
Reglement Veilig Werken
SMC
Schakel- en Meld Centrum
TRDL
TReinDienstLeider
18
TSB
Tijdelijke SnelheidsBeperking
V&G-plan
Veiligheid & Gezondheidsplan
VCA
VeiligheidsChecklist Aannemers
VD
Verantwoordelijk Deskundige
VL-post
VerkeersLeidingspost
VOP
Voldoende Onderricht Persoon
VWI
Veilig Werken aan de Infra
VWS
Veiligheidsvoorschrift voor Werkzaamheden aan of werkzaamheden en inspecties in de nabijheid van de Ev-hoogSpanningsinstallaties
VWSp
Veiligheidsvoorschrift voor Werkzaamheden en inspecties aan of in de onmiddellijke nabijheid van onder Spanning staande bovenleiding
WBI GW/PW WerkplekBeveiligingsInstructie voor werkplekbeveiligingsklassen Gegarandeerde Waarschuwing of Persoonlijke Waarneming
WBI
WerkplekBeveiligingsInstructie voor werkplekbeveiligingsklassen Buiten Dienststelling of Beheerste Toelating
WECO
WErkCOntract
WIDO
WaarschuwingsInstallatie bij DienstOverpad
WTI
WerkTreinInstructie
ZKL
Zelfsignalerende en afsluitbare KortsluitLans
BD
Buiten Dienststelling
BT
Beheerste Toelating
GW
Gegarandeerde Waarschuwing
PW
Persoonlijke Waarneming
XVHM
Extra VeiligHeidsMan
19
BIJLAGE II - MODELEISEN Bijlage IIa - aannemers
Uw brief
Ons kenmerk
Doorkiesnummer
Onderwerp
Datum
Contactpersoon
Geachte heer, Op datum heeft de heer …, inspecteur, een inspectie uitgevoerd op een locatie ….. Hierbij is nagegaan of aan een aantal wettelijke bepalingen op het gebied van arbeidsomstandigheden werd voldaan. Tijdens de inspectie is de volgende overtreding van de Arbeidsomstandighedenwetgeving geconstateerd. 1.
Tijdens de inspectie werd geconstateerd dat …… Ten aanzien van de genoemde werkzaamheden waren onvoldoende doeltreffende maatregelen ter bescherming van de veiligheid van de aangetroffen werknemers op de bouwplaats genomen zoals bedoeld in artikel 2.38 van het Arbeidsomstandighedenbesluit. Verder was de arbeidsplaats niet zodanig uitgerust dat het gevaar voor de werknemers zoveel mogelijk werd voorkomen zoals bedoeld in artikel 3.2 van het Arbeidsomstandighedenbesluit.
Voor achtergrondgegevens inzake de overtreding verwijs ik u naar de bijlage. Met mijn brief van ….. bent u geïnformeerd over mijn voornemen u een eis te stellen met betrekking tot de wijze waarop artikel 2.38 van het Arbeidstandighedenbesluit, juncto artikel 3 van de Arbeidsomstandighedenwet 1998, en artikel 3.2 van het Arbeidsomstandigheden besluit door u moet worden nageleefd. U en een van de betrokken werknemers hebben hiervan gebruik gemaakt. Aangegeven werd dat …… Er is niet gebleken dat of argumenten weerleggen… er sprake zou zijn van bijzondere omstandigheden. 20
Bij het verrichten van werkzaamheden aan de railinfrastructuur wordt door betrokken partijen aanrijdgevaar als een van de belangrijkste risico’s gezien. De werkgever die m.b.t. de totstandbrenging van een bouwwerk op een bouwplaats arbeid doet verrichten, neemt, ingevolge artikel 2.38 van het Arbeidsomstandighedenbesluit, bij de uitvoering van zijn verplichtingen van o.a. artikel 3 van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 doeltreffende maatregelen ter bescherming van de veiligheid en gezondheid van zijn werknemers op die bouwplaats. Deze maatregelen hebben m.n. betrekking op het bepaalde in hoofdstuk 3, afdelingen 1 en 2, van het Arbeidsomstandighedenbesluit. Verder is werkgever verplicht tot naleving van en medewerking aan een eventueel V&G-plan, als bedoeld in artikel 2.27 van even bedoeld besluit . Het bovenstaande betekent dat bij het nemen van de maatregelen de arbeidshygiënische strategie, bedoeld in artikel 3 van de Arbeidsomstandighedenwet 1998, dient te worden gevolgd en, middels een overtuigende motivering, zichtbaar gemaakt door de uitvoerende werkgever. In die strategie is een volgorde van prioriteit vastgesteld, die loopt van het voorkómen of uitsluiten van risico's tot het toepassen van persoonlijke beschermingsmiddelen. Deze aflopende volgorde van prioriteit luidt: • Het voorkómen of uitsluiten van risico's; • Het beheersen van risico's; • Het beschermen van werknemers; • Het doen/ laten toepassen van persoonlijke beschermingsmiddelen. Werkzaamheden binnen het Profiel van Vrije Ruimte (PVR) of in de directe omgeving van de rails (het gebied van PVR tot PVR + 3 meter) dienen, gelet op het bovenstaande, te worden uitgevoerd volgens het hoogst mogelijke veiligheidsniveau. Werkzaamheden binnen PVR mogen in beginsel alleen op niveau 1 en 3 worden uitgevoerd. De standaard gehanteerde veiligheidsniveau’s zijn in aflopende volgorde: 1. Buitendienststelling; 2. Valbestendige afscherming (in principe op een wijze overeenkomend met het bepaalde in Arbobeleids-regel 3.16, lid 4); 3. Beheerste toelating van treinen met afbakening en tijdelijke snelheidsbeperking tot maximaal 40 km/h.; 4. Gegarandeerd waarschuwing met afbakening en tijdelijke snelheidsbeperking tot maximaal 40 km/h; 5. Een persoonlijk waarnemer met afbakening en tijdelijke snelheidsbeperking tot maximaal 40 km/h. Dat geldt niet alleen voor de opdrachtgever, maar eveneens voor de uitvoerende werkgever, voor zover het V&G-plan dan wel de RIE/anderszins ruimte laat voor een keuze. Op basis van mijn bevoegdheid op grond van artikel 27 van de Arbeidsomstandighedenwet 1998, stel ik u dan ook de volgende eis: 1° “ Alle werkzaamheden binnen PVR en binnen het gebied van PVR tot PVR + 3 meter dienen, gelet op het bovenstaande, normaliter te worden uitgevoerd door de uitvoerende werkgever volgens het veiligheidsniveau van Buitendienststelling. Een afwijking van dit veiligheidsniveau alsmede hoe tot een bepaald veiligheidsniveau is gekomen, moet overtuigend met veiligheidstechnische argumenten worden gemotiveerd door de uitvoerende werkgever. 2° Alle werkzaamheden op …(locatie)…, of andere werkzaamheden binnen PVR en binnen het gebied van PVR tot PVR + 3 meter , dienen te worden uitgevoerd door de uitvoerende
21
werkgever onder het veiligheidsniveau van Buitendienststelling. Dan wel dient de uitvoerende werkgever andere, overtuigend geformuleerde, maatregelen en/of voorzieningen te treffen die leiden tot een gelijkwaardige veiligheid voor de werknemers. De mogelijkheid blijft onverminderd open dat, uit de door de uitvoerende werkgever te doorlopen arbeidshygiënische strategie (in het kader van artikel 2.38 van het Arbeidsomstandighedenbesluit), een ander veiligheidsniveau kan voortvloeien.” De inhoud van deze eis genoemd onder 1° is gebaseerd op artikel 2.38 van het Arbeidsomstandighedenbesluit, juncto artikel 3 van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 en onder genoemd onder 2° is gebaseerd op artikel 3.2 van het Arbeidsomstandighedenbesluit. Aan de eis moet u binnen 3 maanden na dagtekening van deze brief hebben voldaan. Na afloop van de termijn zal worden gecontroleerd of u de geëiste maatregelen heeft getroffen. Als dit niet het geval is, kan dit leiden tot het opmaken van een boeterapport.
22
Bijlage IIb – opdrachtgever
Uw brief
Ons kenmerk
Doorkiesnummer
Onderwerp
Datum
Contactpersoon
Geachte heer/mevrouw, Op datum heeft de …, inspecteur, een inspectie uitgevoerd op een bouwlocatie …. Hierbij is nagegaan of aan een aantal wettelijke bepalingen op het gebied van arbeidsomstandigheden werd voldaan. Tijdens de inspectie is de volgende overtreding van de Arbeidsomstandighedenwetgeving geconstateerd. “Opdrachtgever heeft er niet voor gezorgd dat de bij artikel 2.27, leden 1, sub e en 2, Arbeidsomstandighedenbesluit gestelde voorschriften zijn nageleefd, te weten dat de in het V&Gplan vermelde inventarisatie en evaluatie van de gevaren is ingericht overeenkomstig de artikelen 5 en 3 Arbeidsomstandighedenwet (arbeidshygiënische strategie). Volgens artikel 5. lid 1 van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 behoort een risico-inventarisatie en evaluatie een beschrijving te geven van de risicobeperkende maatregelen. Tevens moet bij de keuze van de risicobeperkende maatregelen de arbeidshygiënische strategie gevolgd worden. Een en ander volgens artikel 5, lid 3 van de Arbeidsomstandighedenwet 1998. Gebleken is dat het op het bouwwerk aanwezige veiligheids- en gezondheidsplan niet volledig was en dat de risicobeperkende maatregelen ontbraken.” Voor achtergrondgegevens inzake de overtreding verwijs ik u naar de bijlage. Met mijn brief van …. bent u geïnformeerd over mijn voornemen u een eis te stellen met betrekking tot de wijze waarop artikel 3 van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 door u moet worden nageleefd. Gelijktijdig zijn u en de betrokken werknemers in de gelegenheid gesteld de zienswijze hierover kenbaar te maken bij de betreffende inspecteur van mijn dienst. U heeft hiervan gebruik gemaakt. U geeft te kennen dat …. Er is niet gebleken dat er sprake zou zijn van bijzondere omstandigheden. Op basis van mijn 23
bevoegdheid op grond van artikel 27 van de Arbeidsomstandighedenwet, stel ik u dan ook de volgende eis: “Bij het verrichten van werkzaamheden aan de railinfrastructuur wordt door betrokken partijen aanrijdgevaar als één van de belangrijkste risico's gezien. Al in de ontwerpfase dient de opdrachtgever daarom de risico's verbonden aan die werkzaamheden, toegespitst op de ligging ten opzichte van de rails, het moment van de dag en het tijdsbeslag, te inventariseren en evalueren, en dient hij via het V&G-plan (artikel 2.27 Arbeidsomstandighedenbesluit) dan wel de algemene uitgangspunten (artikel 2.29 Arbeidsomstandighedenbesluit) voor te schrijven welke maatregelen de uitvoerende instantie ten minste moet treffen om het veilig verrichten van werkzaamheden aan de railinfrastructuur mogelijk te maken. Daarbij dient de opdrachtgever de arbeidshygiënische strategie, bedoeld in artikel 3 van de Arbeidsomstandighedenwet 1998, te volgen. In die strategie is een volgorde van prioriteit vastgesteld, die loopt van het voorkómen of uitsluiten van risico's tot het toepassen van persoonlijke beschermingsmiddelen. Deze aflopende volgorde van prioriteit luidt: 1. Het voorkómen of uitsluiten van risico's; 2. Het beheersen van risico's; 3. Het beschermen van werknemers; 4. Het doen/ laten toepassen van persoonlijke beschermingsmiddelen. Werkzaamheden aan de rails (PVR) of in de directe omgeving van de rails (PVR + 3 meter) dienen, gelet op het bovenstaande, te worden uitgevoerd volgens het hoogst mogelijke veiligheidsniveau. De door betrokken partijen standaard gehanteerde veiligheidsniveau's zijn in aflopende volgorde: 1. Buitendienststelling; 2. Valbestendige afscherming (in principe op een wijze overeenkomend met het bepaalde in Beleidsregel 3.16, onder 4 Arbeidsomstandighedenwetgeving); 3. Beheerste toelating van treinen met afbakening en tijdelijke snelheidsbeperking tot maximaal 40 km/u; 4. Gegarandeerd waarschuwing met afbakening en tijdelijke snelheidsbeperking tot ten hoogste 40 km/u; 5. Een persoonlijk waarnemer met afbakening en tijdelijke snelheidsbeperking tot ten hoogste 40 km/u. Werkzaamheden in PVR en PVR + 3 meter dienen, gelet op het bovenstaande, te worden uitgevoerd volgens veiligheidsniveau 1. Een afwijking van dit veiligheidsniveau moet de opdrachtgever overtuigend motiveren. Ook moet de opdrachtgever duidelijk motiveren hoe hij tot een bepaald veiligheidsniveau is gekomen en moet de opdrachtgever de overige (arbeids) risico's van de te nemen maatregelen, inventariseren en evalueren. Restrisico's voortvloeiend uit de inventarisatie en evaluatie dienen als aanvullende maatregelen opgenomen te zijn in het V&G-plan. Dat geldt eveneens voor de uitvoerende instantie, voor zover het V&G-plan ruimte laat voor een keuze. In het V&G-plan, behorend bij besteknummer …. wordt voor (werkzaamheden) … geen of onvoldoende beveilingingsmaatregelen voorgeschreven. U geeft geen motivering, waarom wordt afgeweken van het hoogst mogelijke veiligheidsniveau namelijk buiten dienst stelling van beide sporen.
24
U dient in het veiligheids- en gezondheidsplan risicobeperkende maatregelen op te nemen. Deze maatregelen zullen een dwingend karakter moeten hebben voor de uitvoerende partij. Bij het opstellen van de maatregelen moet de arbeidshygiënische strategie gevolgd worden. Argumenten kunnen daarbij zijn: 1. Dat bij het inventariseren en evalueren van de risico's, de risico's van de te nemen maatregelen groter zijn dan de risico's bij het uitvoeren van de werkzaamheden. Als voorbeeld het volgende. Op een stationsemplacement moeten schouwwerkzaamheden worden uitgevoerd, welke een half uur duren. Gezien de arbeidshygiënische strategie moeten deze werkzaamheden worden uitgevoerd in buitendienststelling van spoor of sporen. Voor die buitendienststelling moeten een groot aantal kortsluitlansen geplaatst worden. Het plaatsen daarvan brengt risico's met zich. Laatstgenoemde risico's kunnen groter zijn dan de risico's bij het uitvoeren van de werkzaamheden in een lager veiligheidsniveau dan buitendienststelling. 2. Technische ontwikkelingen en wetenschappelijk onderzoek hebben aangetoond dat er veiligheidsniveaus zijn (ontstaan) die gelijkwaardig zijn aan de veiligheidsniveaus die boven genoemd zijn.” De inhoud van de eis is gebaseerd op artikel 3 van de Arbowet 1998. Aan deze eis moet u binnen 18 dagen na dagtekening van deze brief hebben voldaan. Na afloop van de termijn zal worden gecontroleerd of u de geëiste maatregelen heeft getroffen. Als dit niet het geval is, kan dit leiden tot het opmaken van een boeterapport.
25
BIJLAGE III - INSPECTIELIJST Bijlage IIIa - inspectiepunten aannemer Feitnummer W050104 W140101 W050301 W140301 B30020101
onderwerp onvolledige ri&e m.b.t. risico’s werken langs het spoor; * onderwerpnummer 70008 spoorwegen deskundige bijstand: arbodienst heeft ri&e getoetst Plan van aanpak aanwezig deskundige bijstand: arbodienst heeft geadviseerd over plan van aanpak veilige en ordelijke inrichting arbeidsplaats
handhaving waarsch. DBF waarsch. waarsch. EBF/ eis
Bijlage IIIb - inspectiepunten opdrachtgever B20270101
opstellen V&G-plan bouwwerk door opdrachtgever
DBF
B20270101 B20290001
het V&G plan bevat te weinig gegevens eis in acht nemen arbozorgaspecten in studie-, ontwerp- en eis uitwerksfase van het ontwerp van een bouwwerk
DBF = Direct Beboetbaar Feit EBF = Ernstig Beboetbaar Feit
26
BIJLAGE IV – FLOWCHART/INVULLIJST/INTERVENTIELIJST start werk binnen PVR + 3 meter
nee
risico voor aanrijdgevaar mensen/ materialen?
ja
bev. klasse GW?
bev.klasse PW?
ja
ja
toets GW
bev.klasse BT?
nee
nee
Sv aanrijdgevaar?
bev.klasse BD?
nee
nee
Sv ontsporings gevaar?
nee
wijkplaats 3 min.vóór passage bereikt?
ja alleen klein gereedschap?
ja
ja
toets BT
ja nee
PVR binnen 5 sec. vrij?
ja
30 seconden zicht?
afscheiding Ok?
wijkplaats 15 sec. voor passage bereikt?
ja
wijkplaats > 1,5 m van spoorstaaf?
nee
nee
afscheiding Ok?
ja
ja wijkplaats diepte >0,8 m ?
ja
nee vhm max 1 uur?
nee
nee
ja
ja
2 of meer treinen per uur? ja
ja WBI PW Ok?
WBI BD OK? ja
werk niet Ok
werkplek buiten PVR Ok
werk niet Ok
Toets naleving
ja werk niet Ok
Flowchart 'Werken aan de Infra' Landelijke Inspectie Railned Spoorwegveiligheid / AI concept 0.2 / datum 22-02-2002 Coördinator K. v .Herwaarden
werk niet Ok
werkplek Ok
werkplek Ok
Toets naleving
Toets naleving
Flowchart “Werken aan de Infra”
27
INVULLIJST Inspectie ‘Werken aan de infra’ IVW divisie Rail Vestiging : Inspecteur IVW: Datum:……………..Tijd………………
Nr.:…………….. Inspecteur AI:…………….. Lokatie:…………………….
Type werk: baan / kunstwerken / seinwezen / energievoorziening* Omschrijving werk:……………………………………………………………………… Locatie werkplek: binnen PVR / buiten PVR maar binnen PVR+3mtr / buiten PVR +3 mtr * Sv-ontsporingsgevaar?: Sv-aanrijdgevaar?:
ja / nee*Toelichting:.…………………………………….. ja / nee*Toelichting:………..…………………………….
Beveiligingsklasse: BD / GW / BT / PW Opdrachtgever: centraal / decentraal* Aannemer: Bam-Nbm / Strukton / Volker Stevin* ……..……………………………………….. Nummer WBI: ………………………… LWB: ……………………………….…. Onderwerp Werk ok / werk niet ok
Ok
Niet Ok
N.v.t.
Niet beoordeeld
Toelichting
N.v.t.
Niet beoordeeld
Toelichting
WBI BD ok Toets GW Toets BT PW: alleen klein gereedschap? PW: PVR binnen 5 sec vrij?? PW: 30 sec zicht? PW: 15 sec voor passage op wijkpl. PW: wijkpl ≥ 1,5 m van spoorstaaf PW: wijkpl ≥ 0,8 m diep PW: WBI PW ok? Baanvaksnelheid afgeschermde spoor: …………….km/h Afscherming ok? Werk afgezet tegen nieuwe toetsingskader Nadere toelichting / overige bijzonderheden:
Onderwerp (Toets naleving)
Ok
Niet Ok
Uitvoering veiligheidstaken Werkplekbeveiligingsmiddelen Materieel begrenzing Documenten Instructie ploeg Instructie LWB / vhm Bevoegdheidsbewijzen Toegangsbewijzen Veiligheidsuitrusting Interventie Ja / Nee* Soort: mondeling aanwijzing / kennisgeving + termijn / stillegging* Nadere toelichting / overige bijzonderheden
* Doorhalen niet van toepassing. 28
INTERVENTIELIJST IVW DIVSIE RAIL In de onderstaande tabel is aan geconstateerde afwijkingen ('niet ok') de meest logische wijze van optreden cq interventie gekoppeld. Rubriek
Afwijkende situatie (toelichting / voorbeeld)
Sv-ontsporingsgevaar
Spoor verzakt mogelijk door graafwerkzaamheden: geef opdracht dat men een deskundige laat verklaren dat er geen ontsporinggevaar is Werken met krik tussen treinenloop
OPTREDEN8 . M.A.
Sv-aanrijdingsgevaar
WBI BD
Toets GW Toets BT PW: alleen klein gereedschap / 5 sec PW: 30 sec zicht PW: 15 sec wijkpl
PW: wijkpl ≥1,5 m van spoorstaaf PW: wijkpl ≥0,8 m diep PW WBI PW ok?
Afscheiding ok? (zie ook algemene bekendmaking en Toetsingskader)
Niet goed geborgde ladder of steiger Minigraver steekt de sporen dwars over Bouwkraan tilt zware last over spoor heen zonder BD (RDHL art15) WBI niet aanwezig Niet volledig of met kleine foutjes ingevuld Niet toegesneden op de specifieke werk-situatie Foutieve /onvolledige veiligheidsmaatregel Afhankelijk van risico Afhankelijk van risico
K+T X X
X X X
X X
X X X
X
X
X
X
X
Aantreffen groot gereedschap (ladderwagen kraagboutmachine etc.)
X
Minder dan 30 seconden zicht Minder dan 15 seconde op wijkplaats voordat trein passeert (b.v. afstand werkplek- wijkplaats is te groot bij bruggen of tunnels) Klimmen op het perron zonder trede als veilige wijkplaats (papierprikken) In dienst zijnde sporen oversteken om wijkplaats te bereiken Graafmachine bevindt zich tijdens treinpassage op 1 m van de dichtstbijzijnde spoorstaaf Uitsparing in hekwerk is minder diep
X X
WBI PW niet aanwezig Niet volledig of met kleine foutjes ingevuld Niet toegesneden op de specifieke werk-situatie Foutieve /onvolledige veiligheidsmaatregel Geen of niet adequate afscheiding (afhankelijk van risico) Onderbroken afscherming of afbakening Hoogte afscheiding onvoldoende Valbestendigheid afscherming onvoldoende
Gebruikmaken van x-vhm (op emplacementen of vrije baan) Meewerkende veiligheidsman Veiligheidsman die mobiel telefoneert Werkplekbeveiligingsmidd Wisselklem geheel niet geplaatst (zoals WBI aangeeft) elen Kortsluitlans geheel niet geplaatst (zoals WBI aangeeft) Wisselklem/kortsluitlans op ander plaats dan WBI vermeldt Zelfsignalerende kortsluitlans signaleert niet
X X X X X X X X X X X X
Uitvoering veiligheidstaken
8
STIL
X
X X X X X X X
M.A= Mondeling Aanwijzing, K+T = Kennisgeving en Termijn v verbetering, STIL = stilleggen werk
29
BIJLAGE V - AANRIJDINGGEVAAR Het is algemeen bekend dat aanrijdgevaar het grootste gevaar is dat baanwerkers lopen. Aanrijdgevaar is met name daar aanwezig waar treinen met (hogere) snelheid de werkplek passeren. Zowel het werkspoor als nevenspoor zijn daarbij relevant. Daarom is het leidende principe bij werkzaamheden in of nabij het spoor dat er uitsluitend mag gewerkt worden als er geen trein op de werkplek kan komen. De werkplek moet worden beveiligd door ter plaatse uit te voeren handelingen. De veiligheid van werkenden en de veiligheid van treinverkeer wordt gerealiseerd door het scheiden van werk en trein in tijd en/of ruimte. Al in de ontwerpfase dient de opdrachtgever de risico’s verbonden aan de werkzaamheden te inventariseren en evalueren en dient de opdrachtgever, via bestek of anderszins dwingend voor te schrijven welke minimale beheersmaatregelen moeten worden getroffen om veilig werken aan het spoor mogelijk te maken. De Arbeidsinspectie acht die minimale beheersmaatregelen van groot belang omdat de aard van de werkzaamheden in de uitvoeringsfase voor een groot deel wordt bepaald door beslissingen van de opdrachtgever in de ontwerpfase. Beslissingen in de ontwerpfase zijn direct of indirect van invloed op de risico’s die tijdens de uitvoeringsfase voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers kunnen ontstaan. De opdrachtnemer heeft daarop veelal geen invloed. De opdrachtgever, zeker de professionele, dient daarom, naast het formuleren van de kaders, ook zo veel mogelijk maatregelen voor te schrijven en de opdrachtnemer, gezien zijn veelal beperkte invloed, niet voor onmogelijke keuzes te plaatsen. Hierbij dient de arbeidshygiënische strategie te worden gevolgd op basis van artikel 3 en 5 eerste lid van de Arbeidsomstandighedenwet. In de arbeidshygiënische strategie is een aflopende volgorde van prioriteit bepaald. Deze loopt van, het voorkomen of uitsluiten van risico's tot het toepassen van persoonlijke beschermingsmiddelen. De opdrachtgever moet de afwegingen zichtbaar maken hoe hij tot het uiteindelijke veiligheidsniveau is gekomen. In aflopende volgorde van prioriteit luidt deze strategie: a. Het voorkomen of uitsluiten van risico's b. Het beheersen van risico's c. Het beschermen van werknemers d. Het doen/laten toepassen van persoonlijke beschermingsmiddelen Dit betekent dat alle werkzaamheden in PVR(Profiel van Vrije Ruimte) en in het gebied van PVR tot 3 meter buiten PVR (PVR + 3 meter), worden uitgevoerd volgens het hoogst mogelijke veiligheidsniveau. De te onderscheiden veiligheidsmaatregelen die horen bij de niveaus van de arbeidshygiënische strategie, zijn in volgorde: A. buitendienststelling (BD), B. valbestendige afscherming (conform beleidsregel 3.16 lid 6), C. beheerste toelating (BT) van treinen met afbakening èn tijdelijke snelheidsbeperking van 40 km/h, D. gegarandeerd waarschuwing met afbakening én de snelheid van toegelaten treinen is maximaal 40 km/h, E. persoonlijk waarnemer (PW) met afbakening èn tijdelijke snelheidsbeperking van 40 km/h.
30
Eenvoudig gezegd worden alle werkzaamheden in PVR en PVR + 3 meter uitgevoerd in BD, tenzij. Afwijkingen van het hoogste veiligheidsniveau (tenzij...) moeten overtuigend door de opdrachtgever zijn onderbouwd. Werkzaamheden in PVR mogen alleen in klasse A en C worden uitgevoerd. De werkgever is uiteindelijk verantwoordelijk voor een veilige werkplek voor de baanwerkers.
31