26 oktober 2004 Nr. 2004-22924, FC
Nummer 35/2004
Voordracht van Gedeputeerde Staten aan Provinciale Staten van Groningen betreffende de Integrale Bijstelling van de Begroting 2004 (5e en 6e wijziging Begroting 2004 en 1e wijziging Begroting 2005)
SAMENVATTING: De wijzigingen van de begroting 2004 doen het beslag op de algemene middelen per saldo met circa € 174.600,-- afnemen. Deze begrotingsruimte voegen wij toe aan de post voor werkelijk onvoorziene uitgaven. In de voordracht doen wij een eerste aankondiging van de overboeking van een aantal kredieten naar het dienstjaar 2005. Een deel van die voorstellen nemen wij mee in deze voordracht. De afweging van overige voorstellen tot overboeking zullen wij betrekken bij de vaststelling van de Rekening 2004 en bestemming van het rekeningresultaat 2004. Tevens worden er via een eerste wijziging van de Begroting 2005 middelen beschikbaar gesteld voor activiteiten, waarvan de voorbereiding al direct na de jaarwisseling moet gaan plaatsvinden.
1. Inleiding In de Integrale Bijstelling 2004 besteden wij aandacht aan de ontwikkeling van de Begroting 2004 sinds het verschijnen van de Voorjaarsnota 2004. In deze bijstelling wordt in paragraaf 2 op hoofdlijnen een overzicht gegeven van de afwijkingen in uitvoering van de beleidsvoornemens 2004. Naast de actualisering van het begrotingsbeeld 2004 in paragraaf 3 komt in paragraaf 5 het investeringsbeleid aan de orde. De wijzigingen in de lasten en baten, die met uitvoering van de Begroting 2004 samenhangen hebben wij verwerkt in de 5e wijziging 2004 en daarbij behorende toelichting. De inzet van middelen in het kader van Cofinanciering Kompas belichten wij afzonderlijk in paragraaf 2.2. De gevolgen voor de begroting 2004 hebben wij vertaald in de 6e wijziging van de begroting 2004. Voorts gaan in paragraaf 5 kort in op de laatste stand met betrekking tot de mogelijke financiële risico's waarmee de provincie kan worden geconfronteerd. Van een aantal activiteiten in 2005, waarvoor tot nu toe geen budget is geregeld, starten de voorbereidingen al direct na de jaarwisseling. Daarom hebben wij aan deze voordracht al een voorstel tot wijziging van de Begroting 2005 toegevoegd (paragraaf 6). 35- 1
In paragraaf 7 gaan wij nader in op de resultaten van een nieuwe beoordeling van de structureel gesubsidieerde instellingen - conform systematiek van het rapport Professionalisering subsidierelaties -, maar nu aan de hand van de (concept-)jaarrekeningen over 2003, die de afgelopen zomer aan ons zijn toegezonden. Deze nieuwe beoordeling betekent in feite een update van het rapport Professionalisering subsidierelaties. De verschillende onderwerpen worden in het vervolg van deze voordracht kort beschreven en in een zevental bijlagen verder uitgediept.
2. Voortgang beleidsvoornemens 2004 In deze paragraaf wordt ingegaan op de uitvoering van de beleidsvoornemens ten laste van het flexibel budget 2004 en wordt inzicht geboden in de stand van zaken met betrekking tot cofinanciering Kompas.
2.1. Beleidsvoornemens t.l.v. het flexibel budget 2004 De meeste voornemens voor 2004 kunnen dit jaar volgens plan worden uitgevoerd. Het blijkt in aantal gevallen dat voor de uitvoering van het voorgenomen beleid in 2004 soms meer en soms minder middelen benodigd zijn dan wel dat de uitvoering mogelijk wordt vertraagd. In paragraaf 3.1 en met name in de bijlagen 1.1 (aanvullende bestedingsvoorstellen) en 1.3 (voorstellen overboeking kredieten) gaan wij daar nader op in.
2.2. Stand van zaken cofinanciering Kompas (6e wijziging begroting 2004) 2.2.1. Inleiding In het kader van de reserve cofinanciering Kompas hebben uw Staten in eerste instantie voor de periode 2000 t/m 2006 via jaarlijkse donaties in totaal € 23,8 miljoen beschikbaar gesteld. Bij de Voorjaarsnota 2004 is € 10 miljoen extra gereserveerd voor de periode van 2005 t/m 2008. Dit betekent een jaarlijkse extra donatie van € 2,5 miljoen. De totale reserve bedraagt derhalve € 33,8 miljoen. Deze middelen zijn bestemd om projecten mee te cofinancieren, die tevens gefinancierd worden uit een aantal met name genoemde andere financieringsbronnen binnen het Kompasprogramma, te weten EZ/EFRO, Leader, Interreg, GDU, EU PLOP en SGB. 2.2.2. Stand van zaken Per 1 september was er voor ongeveer € 19,6 miljoen aan projecten vastgelegd (gecommitteerd), daarnaast is er tot 2006 voor een aantal programma's voor totaal ca € 2,3 miljoen gereserveerd (TIPP, SGB, LEADER, POP-programma 2004). Voor wat betreft de inzet van de extra middelen uit de reserve Cofinanciering Kompas in de resterende Kompasperiode kan hier worden volstaan met de volgende opmerkingen. Wij zullen alleen dan met provinciale middelen cofinancieren wanneer zonder die bijdrage een project, waar wij groot belang aan hechten, niet door gaat. De eerste inzet is dus altijd: geen provinciale bijdrage. Een belangrijk uitgangspunt blijft dat wij via provinciale cofinanciering willen voorkomen dat Europese en Haagse middelen onbenut blijven (Het ziet er overigens naar uit dat wij de afgelopen periode zo succesvol zijn geweest in het ontwikkelen van kansrijke Kompasprojecten dat we ons over het niet tot besteding komen van Kompasmiddelen minder zorgen hoeven te maken dan een jaar geleden). Voor de nog resterende middelen (€ 23,8 - € 21,9 + € 10 extra = € 11,9 miljoen) wordt momenteel geïnventariseerd welke projecten de komende periode nog mogelijk een beroep op de reserve zouden kunnen doen. Met behulp van zo'n overzicht kan een goede monitoring plaatsvinden. Een eerste inventarisatie levert al een pijplijn met kansrijke projecten op van circa € 11 miljoen.
35-2
2.2.3. Stand Reserve Cofinanciering Kompas Onderstaande tabel geeft inzicht in de stand van de reserve van 1999 tot en met 2008. Hierbij wordt opgemerkt dat de continuering van nieuw beleid Kompas na 2006 in deze tabel niet is meegerekend en dat de middelen in het kader van het nieuw beleid in eerste instantie worden gereserveerd voor een eventueel nieuw programma na 2006. Tabel 1. Cofin anciering Kompas 1999-2008 stand van zaken Integrale Bijstelling 2004 Omschrijving 1. Stand reserve Cofinanciering Kompas per 1-1 2. Mutaties: a. Voeding b. Bestedingen/ Committeringen Totaal mutatie (2a-2b) 3. Stand reserve Cofinanciering Kompas per 31-12 (= 1 + 2)
19992003
2004
2005
2006
2007
2008
0
7.272
4.528
7.037
12.134
14.049
10.174
4.538
7.038
7.038
2.500
2.500
2.902 7.272
7.282 -2.744
4.527 2.511
1.941 5.097
585 1.915
5 2.495
7.272
4.528
7.037
12.134
14.049
16.544
Verwacht Bestedingsritme De verwachting is dat wij dit jaar € 7,3 miljoen zullen gaan besteden van de cofinanciering Kompasmiddelen. Wij hebben het vertrouwen dat deze prognose een grote mate van betrouwbaarheid heeft, omdat elke projectmanager zijn projecten expliciet heeft moeten voorzien van een reëel kasritme. In bijlage 7 zijn per project de begrote bedragen voor de komende jaren opgenomen. Stand projecten In bijlage 7 wordt eveneens inzicht gegeven in de daadwerkelijke uitgaven van de projecten tot nu toe. Hierbij kan worden opgemerkt dat de bestedingen vanaf 2003 duidelijk op gang zijn gekomen. Vanaf 1999 tot en met 2003 is er in totaal € 4,5 miljoen besteed (waarvan € 2,9 miljoen is onttrokken aan de reserve cofinanciering Kompas, zie tabel 1). In 2004 is inmiddels € 2,5 miljoen besteed. Verwacht wordt dat dit bedrag in 2004 op zal lopen tot € 7,3 miljoen. De vertaling in de begroting 2004 treft u aan in de 6e wijziging van de begroting 2004. 2.2.4. Stand cofinanciering LEADER Achtergrond Bij de start van LEADER heeft de provincie een bedrag van € 2,6 miljoen gereserveerd binnen de reserve Cofinanciering KOMPAS voor de cofinanciering van LEADER projecten. Aan LEADER-middelen (EOGFL) is € 3.174.267,-- beschikbaar gesteld aan Oldambt-Westerwolde en het Hoogeland. Aan Lauwersland € 3.052.843,-- waarvan de helft kan worden toegerekend aan Groningen. Ergo, een totaalbedrag van afgerond € 7,9 miljoen aan Europese middelen. De verhouding tussen EOGFL en provinciale cofinanciering Kompas komt daarmee op 1 : 0,33. Naast dit bedrag is nog gerekend op provinciale cofinanciering met sectorgeld. Stand van zaken/ Voorstel Zoals uit de rapportage aan ons College (per 1 juli 2004) blijkt zijn de aan de 3 Groningse LEADER-gebieden beschikbaar gestelde budgetten nagenoeg uitgeput. Er kan worden gesteld dat de beschikbare budgetten voor de gebieden (ruim) voor het einde van de programmaperiode (eind 2006) gecommitteerd zullen zijn.
35-3
Inmiddels is gebleken dat er op voorstel van de UO-SNN kan worden uitgegaan van een overcommittering van 10% (ten opzichte van het reguliere budget) . Dit als gevolg van de te verwachten vrijval op het totale LEADER-programma (voor de 3 gebieden dus € 0,79 miljoen). Daarnaast heeft er inmiddels een eerste bijstelling van het Europese deel (overheveling, indexering) plaatsgevonden. Dit heeft geresulteerd in een extra Europese bijdrage van € 0,27 miljoen voor de Groningse LEADER gebieden. In totaal komt daarmee een extra bedrag van € 1,06 miljoen aan Europese middelen beschikbaar. Uitgaande van het oorspronkelijke cofinancieringspercentage is er voor een goede afwikkeling van het leader programma een extra inspanning van € 363.000,-- van de provincie benodigd. Voorgesteld wordt binnen de gereserveerde middelen van de reserve € 363.000,- te labelen voor LEADER+.
3. Ontwikkeling begrotingsbeeld 2004 (5e wijziging van de Begroting 2004) In de Integrale Bijstelling 2004 wordt een zo volledig mogelijk beeld geschetst van de ontwikkeling van de provinciale financiën in 2004. Enerzijds is er gekeken naar de gevolgen van de externe ontwikkelingen die op ons af komen en anderzijds naar de gevolgen van de door de provincie zelf genomen beslissingen. De afname van het beslag op de algemene middelen ten opzichte van de Voorjaarsnota 2004 is slechts deels van structurele aard. De lichte verbetering van het begrotingsbeeld is het gevolg van meevallers in de opbrengst van de opcentenheffing motorrijtuigenbelasting, de per saldo onderuitputting van kredieten en de wijziging van de toerekening van apparaatskosten. Daar staan tegenover staan tegenvallers bij de uitkering uit het Provinciefonds en een verhoging van het personeelskostenbudget. Rekening houdend met de bestedingsvoorstellen, die wij u in het kader van deze voordracht voorleggen, is er per saldo sprake van een afname van het beslag op de algemene middelen van circa € 0,17 miljoen. Zie tabel 2. Binnen de Begroting 2004 is er op onderdelen sprake van belangrijke verschuivingen. Dit wordt zichtbaar gemaakt in onderstaande tabel. Tabel 2. Verwachte wijzigingen in het beslag op de algemene middelen in 2004 in vergelijking met de Voorjaarsnota 2004 Omschrijving
1. subsidies, kredieten en diverse inkomsten 2. kapitaallasten, bespaarde rente en dividenden 3. opcentenheffing motorrijtuigenbelasting 4. uitkering Provinciefonds 5. personeelskosten 6. Effect verdeling apparaatskosten Totaal Per saldo lager beslag
Verlaging beslag op Verhoging beslag de algemene op de algemene middelen middelen €
739.228,--
€
240.957,--
€
11.867,--
" 589.751,-" 393.468,-" 189.485,-€ 1.169.670,-€ 174.584,--
€ 995.086,--
De post voor onvoorziene uitgaven 2004 bedraagt momenteel € 340.000,--. Wij stellen voor de nu berekende begrotingsruimte (€ 174.584,--) toe te voegen aan de post voor werkelijk onvoorziene uitgaven 2004. Daarmee resteert er binnen deze post nog een bedrag van € 514.584,--. Wij achten dit bedrag ruim voldoende voor het opvangen van werkelijk onvoorziene en onvermijdbare uitgaven in de laatste twee maanden van 2004. In het navolgende schetsen wij in het kort de ontwikkelingen in het begrotingsbeeld 2004. 35-4
3.1. subsidies, kredieten en inkomsten (voordeel € 0,74 miljoen) Een aantal kredieten dient te worden verhoogd, maar ook kan een aantal kredieten worden afgeraamd. Daarnaast valt een aantal inkomsten hoger uit. Per saldo neemt het beslag op de algemene middelen af met bijna € 0,74 miljoen. Dit voordeel wordt met name veroorzaakt doordat er in 2004 minder middelen benodigd zijn voor de provinciale rekenkamer (€ 220.000,--), PC-privé (€ 70.000,--), Antheus (€ 55.000,--) en doordat de het beschikbaar gestelde bedrag over de jaren 2000 en 2001 met betrekking tot de voorfinanciering boordvoorzieningen en dijken langs het Winschoterdiep kan vrijvallen ten gunste van de algemene middelen. Voor de verbetering van de boordvoorzieningen en dijken langs het Winschoterdiep is het niet meer nodig gebruik te maken van voorfinanciering. Dankzij meevallende aanbestedingen en fasering over een langere periode zijn de meest urgente verbeteringen inmiddels met de reguliere middelen binnen hoofdkanalen uitgevoerd. Hiermee is een bedrag van € 646.637,-- gemoeid. De kredietverhogingen (onder meer diverse lasten Provinciale Staten [€ 79.000,--], bijdrage IPO [ca. € 40.100,--], bijdrage SNN [ca. € 31.800,--], kosten kinderopvang [€ 135.000,--] en diverse huisvestingskosten [€ 100.100,--]) betreffen hoofdzakelijk onvermijdbare uitgaven, waarvoor nog dit jaar de benodigde middelen beschikbaar moeten worden gesteld. Over een aantal van deze bestedingsvoorstellen - zoals met betrekking tot IPO en SNN - bent u in de afgelopen maanden reeds geïnformeerd door middel van een afzonderlijke brief dan wel statenvoordracht. Naast de bestedingsvoorstellen leggen wij u nu een aantal substitutievoorstellen voor en kondigen wij u tevens enkele voorstellen tot overboeking van kredieten van 2004 naar 2005 aan. In de bijlagen 1.1. tot en met 1.3 wordt een nadere specificatie en toelichting gegeven.
3.2. kapitaallasten (nadeel € 0,01 miljoen) De netto rentelasten kortgeld stijgen met name door de hogere rentelasten rekening-courant SNN. Daar tegenover staat een verlaging van de rentebijschrijving op reserves en lagere afschrijvingen. Per saldo neemt het beslag op de algemene middelen nauwelijks toe. Deze wijzigingen lichten wij nader toe in bijlage 2.
3.3. opcenten motorrijtuigenbelasting (voordeel € 0,24 miljoen) De opbrengsten stijgen door een verdere wijziging van de gewichtsverdeling van het voertuigenpark (ca. € 0,24 miljoen). Wij gaan er vanuit dat deze effecten structureel zijn. In de Programmabegroting 2005 hebben wij hiermee nog geen rekening kunnen houden. In bijlage 3 gaan wij nader in op de ontwikkeling van de opbrengst 2004.
3.4. provinciefonds (nadeel € 0,59 miljoen) Voorlopig gaan wij er vanuit dat de behoedzaamheidsreserve 2004 volledig tot uitbetaling zal komen. Of dit ook zo zal zijn weten we pas in het voorjaar van 2005 met zekerheid. Er treedt ten opzichte van de Voorjaarsnota 2004 een tegenvaller op van ca. € 589.800,--. Deze tegenvaller wordt veroorzaakt door het lagere accres 2004 (-/- € 907.400,--), extra middelen i.v.m. dualisering provinciaal bestuur (€ 345.000,--), de aanpassing van de fysieke gegevens 2004 t.b.v. de verdeling van het Provinciefonds over de provincies (-/- € 19.000,--). Tot slot is er sprake van een eenmalig nadeel van ca. € 8.400,-- wegens een terugbetaling over 2003. Een nadere toelichting treft u aan in bijlage 4.
3.5. personeelskosten (nadeel € 0,39 miljoen) Per saldo neemt het beslag op de algemene middelen toe met bijna. € 0,39 miljoen. Dit hogere beslag wordt met name veroorzaakt doordat in de oorspronkelijke begroting voor 2004 geen rekening is gehouden met betalingen aan het ABP VUT-fonds in verband met aanvulling FPU en de kosten die voortvloeien uit een wijziging van de pensioenpremieafdracht systematiek Voor een verdere toelichting wordt verwezen naar bijlage 5. 35-5
3.6. effect tussentijdse verdeling apparaatskosten (voordeel € 0,19 miljoen) Het begrotingsbeeld 2004 in de Voorjaarsnota 2004 is nog gebaseerd op de toerekening van apparaatskosten in de Programmabegroting 2004. Inmiddels is ten behoeve van de Integrale Bijstelling 2004 een nieuwe toerekening van apparaatskosten uitgevoerd. In de toerekening van de apparaatskosten treden er ten opzichte van de Voorjaarsnota 2004 een aantal wijzigingen op. Rekening houdend met de aanpassing van een aantal kredieten, stelposten en inkomsten, die samenhangen met de gewijzigde toerekening van apparaatskosten kan er voor de algemene middelen een voordeel van circa € 0,19 miljoen worden berekend. Bijlage 6 bevat een nadere toelichting op de financiële gevolgen van de tussentijdse sleutelverdeling.
4. Actualisering investeringsbeleid 2004 Het overzicht van de verwachte bestedingen van de kapitaalkredieten in het lopende jaar en de volgende jaren hebben wij deze keer niet aan de voordracht van de Integrale Bijstelling 2004 toegevoegd, aangezien deze niet afwijkt van de bijlage H bij de Programmabegroting 2005. De aanvullingen die wij nu op deze bijlage kunnen doen betreffen: - verbouwing MK12, fase 4; - provinciaal actiecentrum (PAC). Daartoe doen wij u in deze voordracht nadere voorstellen.
4.1 Verbouwing MK12, fase 4 Fase 4 betreft de opwaardering van het voormalig archiefgebouw, het verplaatsen van de bibliotheek en het overkappen van de binnenplaats. Hierover is het nodige onderzoek en discussie met gebruikers, adviseurs en het management geweest. Het gebouw heeft een belangrijke positie door zijn centrale ligging in het totale gebouwencomplex en werkt als verbinding tussen het Provinciehuis aan het Martinikerkhof en de gebouwen aan de Sint Jansstraat. De verspringende vloeren, die zijn ontstaan door de verschillende verdiepingshoogtes van de gebouwen, belemmeren een goede begaanbare route. De vormgeving van het interieur is gedateerd en voldoet functioneel gezien niet meer aan de hedendaagse eisen. De aanwezige technische installaties zijn sterk verouderd en zijn aan vervanging toe. In deze fase wordt de huidige bibliotheek verplaatst naar de vide van het nieuwe provinciehuis aan de Sint Jansstraat. Verder wordt het binnenplein overdekt met een glazen dak zodat deze ruimte voor vele doeleinden gebruikt kan worden zoals ontmoetingsruimte tijdens statenvergaderingen en andere vergaderingen, nieuwjaarsfeesten, recepties, exposities e.d. waarbij de statenzaal e.d. kan worden ontlast waardoor het nieuwe kwetsbare meubilair niet zo vaak meer behoeft te worden in- en uitgehuisd. Voor deze overkapping bestaan 2 mogelijke varianten. Namelijk 'het dak halverwege de gevel' en 'het dak op gevelhoogte'. De laatste variant is € 290.000,-- duurder dan de eerstgenoemde. In deze voordracht gaan wij uit van de laatstgenoemde variant. Na overleg met Monumentenzorg presenteren wij een definitief voorstel in de vorm van een afzonderlijke Statenvoordracht.
35-6
Begroting De uitvoeringskosten voor het uitvoeren van de werkzaamheden worden als volgt geraamd. (alle bedragen exclusief BTW): Tabel 3. Eenmalige investeringskosten fase 4 MK12, variant 'dak op gevelhoogte' Onderwerp Bouwkundige kosten Werktuigbouwkundige kosten Elektrotechnische kosten Verplaatsen bibliotheek Advieskosten Onvoorzien Schoonmaak en verhuizingen Totaal
archiefgebouw 952.000 470.000
binnenplaats 638.000 295.000
totaal 1.590.000 765.000
208.000 78.000 167.000 40.000 35.000 1.950.000
47.000 0 67.000 10.000 3.000 1.060.000
255.000 78.000 234.000 50.000 38.000 3.010.000
Financiering In het oorspronkelijke investeringsplan in 1998 zijn de kosten van de fasen 1, 2 en 3 begroot Voor de fase 4 van het upgradingplan was geen budget meegenomen omdat nog niet bekend was wat er precies mee zou moeten gebeuren. In de Programmabegroting 2004 is er gesproken over een raming van de renovatie van het Provinciehuis aan het Martinikerkhof 12 op € 2 miljoen. De lasten hiervan kunnen (tot en met 2014) worden gedekt uit de stelpost bouwkundige aanpassingen MK12 ad € 200.000,-- op productgroep 0600. Uitgaande van een investering van € 3.010.000,-- zullen de jaarlijkse afschrijvingslasten, bij een afschrijvingstermijn van 40 jaar voor het bouwkundige gedeelte en 15 jaar voor de technische installaties, in de periode 2006 tot en met 2020 € 124.521,-- bedragen. In de periode 2021 tot en met 2045 bedragen de afschrijvingslasten € 45.688,-- per jaar. Daarnaast zullen de gemiddelde rentelasten bij een percentage van 4,5% in de periode 2006 tot en met 2020 € 70.527,-- bedragen. In de periode 2021 tot en met 2045 gaat het gemiddeld om een bedrag van € 42.147,-- per jaar. De gemiddelde kapitaallast komt daarmee in de periode 2006 tot en met 2020 uit op € 195.048,-- per jaar. In de periode 2021 tot en met 2045 gaat het om een bedrag van € 87.835,--. Ten opzichte van de in het huidige meerjarenperspectief opgenomen bedragen zullen de kapitaallasten in 2005 een vrijval hebben van € 200.000 en in 2006 t/m 2014 € 4.952,-- lager uitkomen, maar in de periode 2015 tot en met 2020 € 195.048,-- en de periode 2021 tot en met 2045 € 87.835,-- hoger uitkomen. Het verschil wordt vooral veroorzaakt door het hanteren van langere afschrijvingstermijnen dan waar in de Programmabegroting 2004 in eerste instantie vanuit is gegaan. Gekeken is naar de afschrijvingstermijnen die de afgelopen jaren bij vergelijkbare investeringen zijn gehanteerd. Daaruit blijkt dat er niet altijd even consistent met de afschrijvingstermijnen is omgegaan. De nu voorgestelde afschrijvingstermijnen zijn gebaseerd op de verwachte economische levensduur. Daarnaast blijkt dat het te hanteren rentepercentage op 4,5 kan worden gesteld in plaats van de oorspronkelijk veronderstelde 5. Structurele onderhoudslasten De investering zal ook gevolgen hebben voor onze exploitatiebegroting in verband met de toename van de onderhoudskosten van de aangeschafte technische installaties en het uitbreiden van het nuttig vloeroppervlakte. In de Voorjaarsnota 2005/Programmabegroting 2006 zullen wij hiervoor vanaf 2006 een bedrag ad € 20.000,-- opnemen. Dit zal leiden tot een extra beslag op de algemene middelen.
35-7
De financiële consequenties van bovengenoemd voorstel hebben wij tevens in onderstaande grafiek tot uitdrukking gebracht. Daarbij onderscheiden we de periodes 2005, 2006-2014, 2015-2020 en 2021-2045. De aangegeven bedragen zijn de jaarlijkse beschikbare en benodigde middelen. Uit de grafiek blijkt dat er in 2005 vrijval van middelen zal optreden, er tussen 2006-2014 beperkt extra middelen benodigd zullen zijn en vanaf 2015 er een groter beslag op de algemene middelen zal ontstaan. Grafiek 1. Jaarlijks beschikbare en benodigde middelen voor verbouw MK12, fase 4 250.000 200.000 150.000 100.000 beschikbaar budget 50.000 benodigd per jaar in totaal 0 -50.000 -100.000
05 20
4 01 6-2 0 20
0 02 5-2 1 20
-150.000
5 04 1-2 2 20
benodigd per jaar voor kapitaallasten benodigd per jaar voor onderhoud saldo (-) = beslag op de algemene middelen
-200.000 -250.000
4.2. Provinciaal Actiecentrum (PAC) Twee ontwikkelingen noodzaken ons tot het treffen van voorzieningen om grote risico's te beperken. Die ontwikkelingen zijn: • de realisatie van het provinciaal actiecentrum (PAC); • de groeiende mate van afhankelijkheid van ICT dienstverlening. Risico's PAC Wanneer er sprake is van het wegvallen van het openbare elektriciteitsnet, dan kan het PAC niet meer volledig functioneren en kan het PAC niet als actiecentrum dienen bij crisissituaties. Zowel de ruimte van het PAC als de ondersteunende ruimten van het PAC in MK12 hebben dan geen elektriciteit. Het PAC kan ook niet functioneren in het geval van het wegvallen van de ICT dienstverlening door onvoorziene omstandigheden. De CdK en zijn rampenstaf lopen dus het risico dat in geval van een crisissituatie de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden niet uitgevoerd kunnen worden. We beschikken op dit moment weliswaar over een noodstroomaggregaat om het wegvallen van het elektriciteitsnet op te vangen, maar het vraagt minimaal 4 uren voordat dit aggregaat in werking is gesteld. Evenals alle andere technische voorzieningen die op elektriciteit werken, zullen voorzieningen in het PAC uitvallen waardoor aansturing bij crisissituaties vanuit het Provinciehuis niet mogelijk is. Verlichting, fax, verwarming enz. werken niet meer. Alleen de telefoon is te gebruiken. Als het PAC operationeel is maakt het PAC gebruik van ICT dienstverlening. Het PAC is dus niet alleen afhankelijk van elektriciteit maar ook van ICT (zonder ICT geen PAC).
35-8
Risico's ICT dienstverlening In het Provinciehuis zijn twee computerruimtes waar steeds méér, steeds kostbaarder en steeds onmisbaar wordende apparatuur staat of nog komt te staan op korte termijn. De huidige voorzieningen voor beveiliging van deze ruimtes en de apparatuur zijn hiervoor echter niet afdoende, waardoor grote risico's bestaan. De organisatie wordt in steeds grotere mate afhankelijk van ICT dienstverlening, een werkplek zonder ICT is in verreweg de meeste gevallen geen werkplek meer. Het belang voor het PAC is al genoemd. De ruimtes zijn bij de oplevering van het gebouw slechts beperkt aangepast om deze geschikt te maken voor de plaatsing van computerapparatuur. Nu de te stellen eisen aan computerruimtes alleen maar hoger zijn geworden voldoen de huidige technische voorzieningen niet meer. Wel hebben wij een zogenaamde 'no break-installatie' die er voor zorgt dat bij een uitval van het openbare elektriciteitsnet de apparatuur gecontroleerd uitgeschakeld wordt, waardoor geen informatie verloren gaat of storingen ontstaan. Bedreigingen De bedreiging voor het PAC laat zich eenvoudig omschrijven: zonder elektriciteit is de continuïteit van het PAC niet gewaarborgd. In het geval van het wegvallen van het openbare elektriciteitsnet kan het PAC niet operationeel zijn of blijven. Ook zonder ICT dienstverlening kan het PAC niet opereren. De ICT dienstverlening kan weggenomen worden door een aantal fysieke bedreigingen. De belangrijkste zijn: warmteontwikkeling; uitval van het openbare elektriciteitsnet; brand. Wij noemen in het kort de consequenties van volledige uitval. • Het PAC kan niet operationeel worden gemaakt voor een periode van 3 tot 8 weken. • Ambtenaren kunnen gedurende een periode van minimaal 3 weken tot maximaal 8 weken geen gebruik maken van de centrale systemen en de computer op de werkplek. De belangrijkste systemen zullen als eerste na ongeveer 3 weken weer beschikbaar komen. • Werkzaamheden die uitgevoerd moeten worden voordat de dienstverlening kan worden hersteld (geraamde kosten € 905.000,-- of € 440.000, afhankelijk van de computerruimte waar de calamiteit zich voordoet). Voor een deel zijn wij verzekerd tegen de genoemde kosten (€ 905.000,-- + € 440.000,--). Het verzekeren tegen kosten neemt niet het risico weg van 3 tot 8 weken niet kunnen werken! Noodzakelijke maatregelen De bedreigingen kunnen worden geminimaliseerd door het uitvoeren van hieronder genoemde acties (met raming van investering in euro's). PAC (€ 52.500,--) Nog in 2004 moet het mobiele noodstroomaggregaat op een elektrische noodverdeler worden geplaatst (€ 52.500,--). Voor alle duidelijkheid noemen wij hier nog dat met een noodstroomvoorziening het PAC (met de ondersteunende ruimten van het PAC in MK12) en de computerruimtes verzekerd zijn van elektriciteit. De overige ruimtes van het Provinciehuis blijven zonder elektriciteit. Computerruimtes (€ 299.000,--) • Het vervangen van koelinstallaties (€ 87.000,--). • Het plaatsen van een noodstroomaggregaat, zie PAC. • Het plaatsen van brandwerende wanden, vloeren en plafond (€ 75.000,--). • Het plaatsen van een gasblusinstallaties plus geschikte brand- en waterdetectie (€ 137.000,--).
35-9
Kosten en dekking Wij willen de investering in de noodstroomvoorziening nog in 2004 uitvoeren ten laste van de exploitatie van dit jaar. Voor de kosten (€ 52.500,--) hebben wij voor € 25.500,-- dekking uit ons onderhoudsbudget. Het resterende tekort is € 27.000,--. Dit bedrag hebben wij meegenomen in de 5e wijziging van de begroting 2004. De aanpassingen in de computerruimten willen wij in 2005 doen (kosten € 299.000,--) en deze kunnen afgeschreven worden in 10 jaren. De kapitaallasten bij lineaire afschrijving zijn daarbij € 37.300,-- vanaf 2006. De vrijval op de onderhoudskosten van € 3.000,-- kan ingezet worden voor de dekking.
5. Actualisering risicoparagraaf 2004 In onze brief van 1 oktober 2004, nr. 2004-22.082/40/A.13, FC, hebben wij u, met het oog op behandeling van de Programmabegroting 2005 in uw Staten, de laatste stand van zaken gemeld inzake de mogelijke financiële risico's waarmee de provincie kan worden geconfronteerd. Ten opzichte van de in die brief verstrekte informatie is er nu 1 wijziging te melden. Dat betreft het risico met betrekking tot het spoorwegviaduct Noordelijke Ringweg. In een brief van de minister van Verkeer en Waterstaat, die op 1 oktober 2004 door ons is ontvangen, deelt de minister mede "Gezien het feit dat er door het ministerie inderdaad vooraf geen afspraken met u zijn gemaakt over een bijdrage in de kosten van verbreding van de onderdoorgang Noordelijke Ringweg, er hierover in de subsidiebeschikking geen passage is opgenomen en niet is verwezen naar de overeenkomst uit 1966, ben ik om die reden bereid af te zien van de vordering van € 1.152.000,-- die u op basis van de overeenkomst normaliter zou moeten zou moeten bijdragen. Ik zal derhalve geen verdere stappen ondernemen om deze bijdrage alsnog bij u in rekening te brengen." Op basis daarvan komt dit in de paragraaf Weerstandsvermogen opgenomen risico nu te vervallen.
6. Bestedingsvoorstellen 2005 (1e wijziging 2005) Enkele bestedingsvoorstellen uit 2004 hebben een structurele doorwerking naar 2005 en volgende jaren. Bovenstaande voorstellen leggen per saldo een beslag op de algemene middelen van € 341.827,--. Het gaat daarbij om: - kosten Provinciale Staten + € 39.800,-- bijdrage IPO -/- " 38.100,-- kosten PC-privé -/- " 70.000,-- kavelruil Westerkwartier + " 56.000,-- (€ 31.000,-- in 2006) - procesmanagement ILG + " 8.127,-- (tot en met 2006) - correctie taakstelling formatiereductie + " 177.200,-- kosten kinderopvang + " 92.200,-- huisvestingskosten + " 69.000,-- kosten A&O + " 7.600,--. Daarnaast moet er rekening wordt gehouden met de structurele doorwerking van een tweetal mutaties in de apparaatskosten personeel van € 334.700,--. Wij maken deze aanpassingen zichtbaar in de 1e wijziging van de Begroting 2005. Wij hebben niet alleen gekeken naar de uitgavenkant van de Begroting 2005, maar ook naar de nu bekende ontwikkelingen van een aantal provinciale inkomsten. De opbrengsten van de opcenten motorrijtuigenbelasting zullen in 2005 naar verwachting zo'n € 284.000,-- hoger uitvallen en de uitkering Provinciefonds zo'n € 338.400,-- hoger. Daarbij is rekening gehouden met de van de provincie Fryslân te ontvangen afkoopsom in verband met de grenscorrectie Schiermonnikoog ad € 274.000,-- (zie onze voordracht nr. 22/2004).
35-10
Tabel 4. Mutaties begroting 2005 Omschrijving 1. structurele doorwerking kredieten 2. structurele doorwerking personele kosten 3. opbrengst opcenten m.r.b. 4. uitkering Provinciefonds totaal per saldo
Voordeel
Nadeel € 341.827,-" 334.700,--
€ 284.000,-" 338.445,-€ 622.445,--
€ 676.527,-€ 54.082,--
De in deze paragraaf beschreven ontwikkelingen en besluiten leiden ertoe dat in totaal een beslag op het flexibel budget van € 54.082,-- zal ontstaan. Op basis van de besluitvorming van Provinciale Staten op 6 oktober 2004 over de Programmabegroting 2005 resteert er van het flexibel budget 2005 nog een bedrag van ca. € 684.234,--.
7. Beoordeling waakzaamheid subsidierelaties Het afgelopen voorjaar presenteerden wij ons rapport Professionalisering subsidierelaties. De daarin opgenomen inventarisatie van de financiële positie van de structureel gesubsidieerde instellingen was gebaseerd op de jaarrekeningen over 2002. In deze paragraaf gaan wij in op het totaalbeeld van de resultaten van een nieuwe beoordeling van de financiële positie - conform dezelfde systematiek -, maar nu aan de hand van de (concept-)jaarrekeningen over 2003, die de afgelopen zomer aan ons zijn toegezonden. In deze inventarisatie zijn 58 structureel gesubsidieerde instellingen betrokken. In vergelijking met het beeld dat wij hebben geschetst in het kader van het rapport Professionalisering subsidierelaties is de inventarisatie uitgebreid met nieuwe instellingen, zoals Kunststation C en het Huis voor de Groninger Cultuur. Bovendien is rekening gehouden met subsidies die weliswaar beleidsmatig als serieel-incidenteel worden beschouwd, maar juridisch gezien inmiddels een structureel karakter hebben gekregen. Voor de goede orde vermelden wij in deze rapportage nog eens de typering van de verschillende categorieën: * Financieel gezonde instellingen. ** Financieel gezonde instellingen, maar met aandachtspunten voor de toekomst. *** Instellingen met risico’s, die de financiële positie in gevaar kunnen brengen. **** Instellingen met een (tamelijk) zorgwekkende financiële positie. ***** Instellingen met zodanig acute financiële problemen, dat een situatie van surseance van betaling of faillissement dreigt. De wijze waarop wij in paragraaf 1 van het rapport Professionalisering Subsidierelaties een calamiteit hebben gedefinieerd, impliceert dat ook het niet bereiken van de beoogde prestatiedoelen daaronder valt. Daar waar een problematische financiële situatie tot een relevante prestatievermindering kan leiden, achten wij eveneens een bijzondere waakzaamheid van toepassing. Van 55 van de 58 in de inventarisatie opgenomen instellingen hebben wij het beeld aan de hand van de jaarrekeningen over 2003 geactualiseerd. In een enkel geval gaat het daarbij om de conceptjaarrekening 2003. Van 3 kleinere instellingen hebben wij nog geen nieuw inzicht kunnen krijgen. Van deze laatste instellingen heeft de waardering plaatsgevonden op basis van de jaarrekening 2002. Ingedeeld naar de absolute omvang van de subsidierelaties kunnen wij u over de waakzaamheid ten opzichte van de structureel gesubsidieerde instellingen als momentopname het volgende overzicht presenteren: 35-11
Tabel 5: waakzaamheid per groottegroep groottegroep in aantal totale omvang subsidie euro’s in euro’s > 300.000 14 34.475.600 125.000 - 300.000 4 942.700 50.000 - 125.000 18 1.500.600 25.000 - 50.000 12 443.000 < 25.000 10 160.300 totaal absoluut 58 37.522.200 in procenten totaal relatief 100
* 2 2 8 4 6 22 38
** 3 1 4 3 3 14 24
*** 3 2 2 1 8 14
**** 6 1 3 1
*****
11 19
3 5
1 2
Uit het onderzoek blijkt nu dat 62 % (* 38%, ** 24%) van de structureel gesubsidieerde instellingen een financiële positie heeft, die als gezond kan worden gekwalificeerd. Daarnaast is ten aanzien van 14 % van de instellingen een extra waakzaamheid vereist (***). Het gaat daarbij bijvoorbeeld om aanwezige risico’s, die de financiële positie in gevaar kunnen brengen. Voor deze categorie geldt dat de instellingen in geval van zorgvuldig financieel management naar onze inschatting het één en ander zelfstandig in goede banen kunnen leiden. Anders ligt dat voor de categorieën met **** en meer. In die gevallen is de kans latent aanwezig dat relevante concessies aan de prestaties en/of de prijs daarvan moeten worden gedaan. Hieronder vallen 14 instellingen oftewel 24 % van het totaal. De nieuwe inventarisatie op basis van de jaarrekeningen over 2003 laat zien dat het beeld is verslechterd. In het rapport Professionalisering subsidierelaties kon op basis van de destijds beschikbare informatie nog worden geconcludeerd dat 71 % van de instellingen gezond was en dat 10 % van de instellingen werd geclassificeerd in de categorie ***. Sindsdien zijn de jaarrekeningen over 2003 beschikbaar gekomen. Daaruit valt een significante verschuiving van gezonde instellingen naar instellingen met risico's die de financiële positie in gevaar kunnen brengen af te leiden. Een meer gedetailleerd totaal overzicht alsmede een onderbouwing voor de instellingen met waakzaamheid *** en meer wordt u vertrouwelijk separaat toegezonden. De nieuwe beoordeling betekent in feite een update van het rapport Professionalisering subsidierelaties. Met de uitvoering van de in het rapport opgenomen maatregelen is een start gemaakt. Het geheel impliceert dat de effecten van de maatregelen zich grotendeels pas vanaf 2005 geleidelijk zullen manifesteren. Overigens is in enkele trajecten al eerder op de inhoud van het rapport geanticipeerd. In die gevallen zijn de resultaten ook in een eerder stadium te verwachten.
35-12
8. Besluitvorming Wij stellen u voor in te stemmen met: - het beschikbaar stellen van een investeringskrediet van € 299.000,-- om de continuïteit van het Provinciaal Actiecentrum (PAC) en de ICT dienstverlening te waarborgen; - de 5e en 6e wijziging van de provinciale Begroting 2004 en de 1e wijziging van de provinciale Begroting 2005. Groningen, 26 oktober 2004. Gedeputeerde Staten der provincie Groningen:
J.G.M. Alders
, voorzitter.
H.J. Bolding
, secretaris.
35-13
Nr.
35/2004
Provinciale Staten van Groningen:
Gelezen de voordracht van Gedeputeerde Staten van 26 oktober 2004, nr. 2004-22.924, F&C;
BESLUITEN:
1. beschikbaar stellen van een investeringskrediet van € 299.000,-- om de continuïteit van het Provinciaal Actiecentrum (PAC) en de ICT dienstverlening te waarborgen; 2. vast te stellen het besluit tot 5e en 6e wijziging van de provinciale Begroting 2004 en de 1e wijziging van de provinciale Begroting 2005. Groningen, Provinciale Staten voornoemd:
, voorzitter.
, griffier.
35-14