Verslag Europese Dag van de Talen in Vlaanderen Brussel, Ministerie van Onderwijs, H. Consciencegebouw
26/09/2003
1. Nadat de vertegenwoordigers van de verschillende koepels (Frie Van Camp, OVSG, Geert Schelstraete, VVKSO, Lut Stroobants, GO, Herman Verstraeten, PO) hun visie inzake taalbeleid hadden toegelicht, kreeg het publiek in aansluiting op het debat met de veldwerkers de kans om vragen te stellen. Uit de verschillende tussenkomsten noteerden we bij de verschillende vertegenwoordigers een groeiende aandacht voor: - de communicatieve vaardigheden als belangrijkste doel - de taalleervaardigheid - de interculturele competentie (vanuit de idee van het samenleven met anderen wiens anderszijn we respecteren) Uit de verschillende tussenkomsten noteerden we welke elementen de taalvaardigheid zouden kunnen bevorderen: Structureel: - ondersteuning bij de ontwikkeling van een taalbeleid - stimulatie van een overlegcultuur binnen de taalvakken - vorming en ondersteuning van de vakgroepen, ook schooloverstijgend - ondersteuning via de leerplannen (o.a. vak inkleuren vanuit de vakspecificiteit van een studierichting …) - taalvriendelijke aanpassingen in de lessentabellen via de uren complementaire optie/ vrije ruimte - het bewaken van samenzettingen voor de taalvakken (taalzwakke/taalsterkere richtingen?) - uitwerken van taalprojecten binnen de vrije ruimte Logistiek: - inrichten van goeduitgeruste taallokalen geïnspireerd op de minimale materiële vereisten - creëren van krachtige leeromgevingen Personeelsbeleid: - het bewaken van gepaste diploma’s - een doorgedreven nascholingsbeleid - ondersteuning ook van de individuele leerkracht Taalbeleid: - gelijkgerichte aanpak van alle mvt (coherentie) en ondersteunen van een overlegcultuur binnen de taalvakken - aandacht voor een veilige en respectvolle omgeving - uitwisselingsprojecten en bijhorende ondersteuning - aandacht voor de instructietaal - taal als aandachtspunt ook in niet-taalvakken - oplossingen zoeken voor motivatieproblemen en taalonderwijs aantrekkelijker maken (o.a. via krachtige leeromgevingen en goed uitgeruste vaklokalen) Didactisch: - aandacht voor andere werkvormen - verschuiving van leerkrachtgestuurd naar meer leerlinggestuurd - kansen van taakgericht onderwijs (contextueel gekoppeld aan sociaal handelen)
CDC
Verslag Europese Dag van de Talen in Vlaanderen 26/09/2003
1/11
-
de krachtige leeromgeving met kansen tot probleemoplossend denken en coöperatief leren aanpak van de evaluatie (meer gericht op procesevaluatie, met o.a. oog voor zelfevaluatie…)
We noteerden volgende vragen aan de respectieve overheden, Europese en Vlaamse: - de verplichting van één of twee moderne vreemde talen in de basisvorming van alle onderwijsvormen, dus ook in het BSO, waar nu decretaal geen vreemde talen in de basisvorming zijn opgenomen - het vsko staat naast de Europese regelgeving van een eigen taal en twee vreemde talen (niveau B2), volop achter een derde vreemde taal, in casu Duits.(niveau A2) - de ontwikkeling van zelfevaluatie-instrumenten - een vergelijkende studie van de situatie in het mvt-onderwijs over de grenzen heen We noteerden volgende angsten en verzuchtingen: - sommigen voelen de hete adem van Europa in de nek. Er zijn duidelijk vragen bij het sturend karakter van de EU in de besluitvorming - een eenzijdige economische benadering van het taalbeleid Uit de individuele tussenkomsten onthouden we volgende uitspraken: Frie Van Camp (FVC) : Een eigen beleid van de scholen kan zich hoogstens situeren binnen de complementaire uren. De rest is immers grotendeels decretaal vastgelegd. Geert Schelstraete (GS): wijst erop dat de visie van het mvt-onderwijs binnen het vvkso uitdrukkelijk verbonden is met het christelijk opvoedingsproject (samenleven met anderen, wiens anderszijn we respecteren) Hij vindt ook dat er dringend moet gesleuteld worden aan bestaande formules, o.a. aan het afbouwen van de dwingende grens tussen de graden, zeker als we denken aan de precaire taalsituatie in Brussel, het probleem van de OKAN-klassen etc…, waarvoor hij trouwens speciale aandacht vraagt) Hij verdedigt daarenboven nog eens de vrije ruimte in de lessentabellen van de 3° graad ASO. Hij wijst daarbij op de grotere autonomie voor de scholen, de hoge transfermomenten, de toepassing van moderne werkvormen en het weghalen van beschotten tussen vakken en tussen leraars. Het opdelen van de vrije ruimte in uren ziet hij als achterhaald. Hij herhaalt nog eens uitdrukkelijk dat het VVKSO niet pleit voor het traditionele invullen met vakken. Over de relatie vreemde talen en zaakvakken pleit hij anderzijds vooral voor een context-and-language integrated (teaching) and learning.(CLIL) . Vergelijk hier met het BE (bilingual education, dat vanuit het zaakvak is gedacht) en het CBLT (context based language teaching, dat vanuit het taalvak is gedacht). Lut Stroobants (LS): wijst erop dat de visie binnen het GO aansluit bij het opvoedingsproject, nl. open, kritische en mondige burgers centraal te stellen. We onthouden ook het stevige pleidooi voor krachtige leeromgevingen en de focus op het taalbeleid in de autonome school. Herman Verstraeten (HV): wijst op de conditionerende factoren die bij het taalleren een heel belangrijke rol spelen. - Individualiteitskenmerken (beperkte taalaanleg/ negatieve taalattitude…)
CDC
Verslag Europese Dag van de Talen in Vlaanderen 26/09/2003
2/11
-
Omgevingsfactoren (o.a. externe taalaanbod van de hoofdzakelijk angelsaksische cultuur waarin we leven) - Institutionele factoren (eindtermen, curricula, samenzettingen…) - Taaldidactische factoren (o.a. taalmethode …) We onthouden ook het begrip leerplaninterpretatie, waarbij vanuit een leerlingenprofiel en een leerplanstudie (eindtermen interpreteren naar haalbare doelstellingen en doe-activiteiten…) tenslotte een jaarvorderingsplan wordt opgebouwd. Inspelend op de vragen uit het publiek: 1. Thema Vrije ruimte: Volgens G S is het voorstel tot de invulling van de Vrije ruimte niet te nemen of te laten. Het VVKSO bepleit dit alleen maar. In het ideale geval heeft een school die twee uur vrije ruimte niet nodig, als er maar door de vakken goed wordt samengewerkt en voldoende over het muurtje wordt gekeken, en in de lessentabellen wat ademruimte wordt gegeven. Het positieve doel is dus: vakken op elkaar betrekken. Over de rol van talen in de Vrije ruimte stelt hij uitdrukkelijk dat talen daar niet alleen dienend maar ook sturend vak kunnen zijn. 2. Relatie taalvakken – zaakvakken GS ziet de leerkrachten teveel gevangen in hun vak. Wil dat ze over het muurtje kijken. Wijst dan ook op het belang van lerarenteams. Als taalleerkracht moet je ook met de inhoud van zaakvakken kunnen bezig zijn. Talen kunnen immers zowel dienend als sturend vak zijn. FVC ziet vooral heil in het uitwisselen van strategieën met elkaar. LS wenst over deze problematiek geen uitspraak te doen HV heeft zijn bedenkingen bij het geven van zaakvakken in vreemde talen. Hij ziet wel mogelijkheden om in zaakvakken basisterminologieën ook in andere talen aan te reiken. Vb. bij een balans ook de Duitse, Engelse en Franse terminologie geven, zodat leerlingen ook buitenlandse balansen kunnen lezen. 3. Implementatie van en middelen voor vernieuwingen: We moeten de leerkrachten de nodige tijd en ruimte gunnen (o.a. ruimte in de opdracht voor nascholing) De lerarenopleidingen zouden met het oog op bepaalde vernieuwingen moeten worden bijgestuurd (vaardigheidsonderwijs/ ict-didactiek…) De pedagogische begeleiding kan hier goede ondersteuning bieden. Er komt een inspiratiehandboek voor de Vrije ruimte in de derde graad ASO en er zal ook nascholing worden aangeboden Het uren- , samenzettings- en lokalenbeleid behoort tot de autonomie van de school en moet dus lokaal worden geregeld. Vaklokalen voor talen moeten kunnen en vanuit de inspectie moet hierop nog meer gefocust worden (o.a. minimale materiële eisen). Anderzijds moeten we misschien pleiten voor het oprichten van een steunpunt (cfr. Nederland), waar leerplanontwikkeling en leermiddelenontwikkeling samengaan. 4. Situatie van het vak Duits
CDC
Verslag Europese Dag van de Talen in Vlaanderen 26/09/2003
3/11
Prof. Duhamel (UA) wees erop dat het vak Duits in de lessentabellen sedert 30 jaar systematisch wordt afgebouwd en het aantal leerlingen die Duits volgen stelselmatig afneemt. GS wijst erop dat het woord ‘afbouwen’ te gekleurd is. Er worden wel minder uren ingericht, maar niet met de bedoeling Duits uiteindelijk af te bouwen. Hij wijst er trouwens op dat we het enge vakjesdenken moeten overstijgen en dus bijvoorbeeld ook in de zaakvakken iets in het Duits kan bekeken worden. (zie hoger) LS wijst op het probleem van de maatschappelijke positie van het Duits en het feit dat heel wat scholen Spaans vragen. We horen tot twee keer toe van het panel dat het op vraag is van (LS) en met goedkeuring van de directies (GS) dat Duits aan uren inboet. 2. De voormiddag werd afgesloten door mevrouw Vanderpoorten, Minister van Onderwijs. Zij formuleerde een aantal krachtlijnen. Naast wat we uit de media al genoteerd hadden, onthouden we: -
Het belang van het levenslang leren van talen § Hier wijst ze o.a. op het belang van het basisonderwijs in verband met de positieve attitudes tegenover taal. § Mogelijkheid om nog vroeger vreemde talen aan te bieden in het basisonderwijs. § Mogelijkheid bieden tot het aanleren van een derde vreemde taal in het SO (wettelijk kader).
-
Het taalvriendelijke klimaat § Wijst op de overvolle leerplannen, de soms te uitgebreide methodes, de selecterende evaluaties die ontmoedigend kunnen werken. § Wijst op de mogelijkheden die een taalportfolio kan bieden (niet sanctionerend, positief stimulerend, kans om mogelijkheden te tonen).
Verder formuleerde zij een aantal denkpistes § Aanpassen van de eindtermen aan beheersingsniveaus van het Europees Referentiekader. § Belang van het aanbieden van een derde vreemde taal. Duits kan daar een prioritaire keuze zijn (belang van sensibilisering). Uiteindelijke keuze ligt bij de school. § Aanbieden van twee vreemde talen vanaf het eerste jaar middelbaar onderwijs. § Situatie van het talenonderwijs bestuderen in TSO, KSO, BSO § Lerarenopleiding bekijken, o.a. met stagemogelijkheden in het land van de doeltaal, ook voor al actief zijnde leerkrachten, uitwisselingsmogelijkheden voor leerkrachten tussen de gemeenschappen (Franstalige/Duitstalige). § Adequate oplossingen voor specifieke situaties, o.a. ondersteuningsuren Nederlands voor de Brusselse situatie. 3. Doelen en kwaliteitsindicatoren voor het schoolcurriculum en de schoolorganisatie: voorwaarden voor een duurzaam talenbeleid.
CDC
Verslag Europese Dag van de Talen in Vlaanderen 26/09/2003
4/11
Aan het debat namen deel J.L.Leroy (inspectie SO), W. Verbeeck (pedagogische begeleiding), C. De Rockere (lerarenopleiding), R. Godijns (hoger onderwijs tolken), M. van den Cruyce (Bedrijfswereld), A. De Koster (VBO), P. Vanham (scholierenkoepel). Uit de verschillende interventies noteerden we: A.De Koster (VBO): 1 Het belang van talenkennis in de bedrijfswereld Een enquête geeft ons volgende cijfers: Frans: 83% Engels 80% Duits 42% In een Limburgse enquête wordt de onderlinge verhouding: Frans 7 Engels 4 Duits 4 2 Knelpuntberoepen (beroepen waarvoor men moeilijk kandidaten vindt): Gebrek aan talenkennis gemiddeld 17% Voor Vlaanderen 13%, Wallonië 20%, Brussel 33% Vooral te situeren bij de bedienden, nauwelijks bij arbeiders. 3 Eisen: goede gesproken kennis, goede leesvaardigheid, goede communicatieve vaardigheid (klaar en duidelijk boodschap kunnen overbrengen). Schrijfvaardigheid is van sterk ondergeschikt belang. M.van den Cruyce (Bedrijfsleider- 20 jaar ervaring in verschillende multinationals) 1 Vaststellingen: § Betere talenkennis van de Vlaming is een belangrijk concurrentieel voordeel. § Belang van het Duits voor de Oost-Europese markt. Duitsland is daarenboven nog altijd toonaangevend voor chemie, kunststof en machine-industrie… 2 Toekomst: § We leven in een dynamische kenniseconomie. Het voordeel van de betere talenkennis is geen statisch gegeven. Straks hebben we dat voordeel niet meer. In Oost-Europa wordt versneld talen geleerd. § Voordeel van Vlaanderen moet dan liggen in het feit dat Vlamingen zich snel en gemakkelijk kunnen aanpassen aan vreemde culturen. Dat ligt in onze geaardheid. 3 Eisen: § Belang van taal, maar meer nog van taalleervaardigheid § Wij vragen geen near-native speakers, wel communicatievaardigheid (boodschap snel en duidelijk kunnen uitleggen/begrijpen). In de eerste plaats moet men zich daarbij goed voelen in zijn eigen taal (is nu vaak ontoereikend). § Zorg dat je de pols voelt van de dynamische kenniseconomie. We moeten daarom niet alleen investeren in grammatica en lexicon, maar vooral in de interculturele competentie. Het zich eigen maken van de cultuur. Uitwisselingsprojecten zijn hier slechts een begin R. Godijns (tolkenopleiding) 1 Doelstellingen: § In vier jaar opleiden tot near-native speakers (mond/schrift), wat een grote motivatie en een basiskennis van F/ E veronderstelt. 2 Verwachtingen:
CDC
Verslag Europese Dag van de Talen in Vlaanderen 26/09/2003
5/11
§
Naar ASO, leerlingen moeten ook kunnen reflecteren over taal (kennis hebben van het systeem). § Extra aandacht voor de moedertaal, want die is vaak een knelpunt. § Naar beleid: pleidooi voor een tweede vreemde taal in TSO, BSO, decretaal vastgelegd. C. De Rockere (lerarenopleiding/regenten) 1 Vaststellingen § Zeer heterogene groepen: kleine groep uit secundair onderwijs, grote groep herkansers uit hoger universitair onderwijs. Leerlingen uit secundair onderwijs, zeer heterogene beginsituatie. Nood aan een soort gemeenschappelijke evaluatiemeter. (Eindtermen ?) § Vaak onvoldoende niveau: o Knelpunt 1 is de moedertaal (vb. correcte interpretatievaardigheid met zin voor nuances etc. ) o Knelpunt 2 onvoldoende beheersen van automatismen en veel grammaticale fouten in de vreemde talen o Knelpunt 3 beperkt cognitief abstractieniveau (basis voor taalleervaardigheid) 2 Voorstellen § Vroeger talen aanleren § Specifieke talenafdeling in de 3° graad ASO § Meer uren, meer tijd, meer oefening § Zelfstandig leren werken (mogelijkheden van portfolio’s) § Aantrekkelijke leeromgevingen voor vreemde talen (o.a. lokalen) § Betere oriëntering van de student § Strategieën waarbij meer inzicht wordt verworven in taalmechanismen P.Vanham (scholierenkoepel) 1 Vaststellingen § Invalshoek van de leerling en de economie is fundamenteel verschillend. Leerlingen willen een zo breed mogelijke vorming, niet alleen een vorming die op de arbeidsmarkt gericht is. § Leerlingen erkennen het belang van talen in een toenemende internationalisering. Nu scoren Vlaamse jongeren nog goed in sociale gesprekken met anderstaligen. § Grote studiedruk door het grote vakkenpakket. Overgewicht van wetenschappen/wiskunde ten koste van talen. Leerlingen die voor deze positieve vakken uit de boot vallen vinden geen taalspecifieke richting meer. § Talenonderwijs is nog te veel gericht op kennis, te weinig op communicatie, o.a. door de grootte van de groepen … § TSO/BSO leerlingen hebben veel last met taalvakken. Wij wensen een goede, maar vooral aangepaste opleiding. J.P. Leroy (inspectie) 1 Invalshoek van de inspectie § Is er een duidelijke coherente visie binnen de talen en over de talen heen? Welke zijn de doelstellingen? Hoe bouwen de leerkrachten die uit? § Kadert dit in een taalbeleid?
CDC
Verslag Europese Dag van de Talen in Vlaanderen 26/09/2003
6/11
§
Hoe willen we leerlingen weerbaar maken, hen een cultuur eigen maken …? Wordt er doelgericht gewerkt? Worden de eindtermen bereikt, en de doelstellingen van het leerplan gehaald? Waarom niet?
2 Randvoorwaarden voor een goed taalbeleid § Goede lerarenopleiding. Nu zijn er nog teveel problemen met het referentiekader. Leerkrachten weten vaak nog niet wat zij onder bepaalde vaardigheden en deelvaardigheden moeten verstaan. § Belang van de professionalisering van de leerkracht. Is er tijd en ruimte voor nascholing, in hoeverre is er aandacht voor de persoonlijke skills van de leerkracht? (Wie bang is van de leerlingen, kan uiteraard niet communicatief werken.) § Goede infrastructuur. Vaklokalen voor talen zouden moeten primeren op stamlokalen. De minimale materiële vereisten uit de leerplannen dienen daarbij te worden gevolgd. Taalleerkrachten zijn hierin te weinig assertief. Moeten uitdrukkelijker opkomen voor een eigen vaklokaal. Wat haalbaar is voor chemie, geschiedenis … is het zeker ook voor talen. 3 Procesmatig: § Soepel omgaan met het handboek. Leerkracht mag geen slaaf worden van het handboek. Moet kritisch leren denken in functie van de eindtermen en de leerplannen. § Goede mix van kennis en vaardigheden, ook ict- en sociale vaardigheden. § Afwisseling in de werkvormen. § Doeltaal als onderwijstaal. § Integratie in de opleiding. W.Verbeeck (pedagogisch begeleider) 1 Pleidooi voor het Duits § Penibele situatie: oprichting van een Deutscher Sprachrat, verhoogde activiteit van Stiftung zur förderung der deutschen Sprache in Belgien, sterk urenverlies ook in omringende landen (Kooperationsgemeinschaft Deutsch als Fremdsprache), bijna geen Duits meer in Gemeenschapsonderwijs, reductie van Duits in VVKSO door Vrije ruimte, communicatieve leerdoelen halen in gemiddeld 125 contacturen, Duits niet door eindtermen beschermd, Duits heeft reputatie van moeilijk te leren taal, … § Toch zijn er onmiskenbare cijfers over het belang van Duits in de economie, taalverwantschap is legitimatie voor cursus met relatief weinig uren, Europese eis naar meertaligheid (moedertaal + 2 vreemde talen) is contraproductief voor Vlaanderen, argumenten (culturele, sociale, enz.) om taal van grote buur te leren zijn legio. 2 Taal- en talenbeleid. Op elke school zou er een taal- en talenbeleid moeten zijn, gedragen door alle participanten (beleid, leerkrachten, leerlingen…/ moedertaal - instructietaal…). Het uitbouwen van dit talenbeleid behoort tot de zelfverantwoordelijkheid van de school. De pedagogische begeleiding kan hier ondersteuning bieden.
CDC
Verslag Europese Dag van de Talen in Vlaanderen 26/09/2003
7/11
3 Behandelt dezelfde items als de heer Leroy onder punt 2 en 3 en toont daarmee hoe begeleiding en inspectie rond deze thema’s eigenlijk op een lijn zitten. Uit de reacties van het publiek onthouden we de volgende interventies die door het panel werden beaamd: § Vreemde talen in TSO/BSO mogen niet alleen vak- of beroepsgericht zijn, maar moeten ook bijdragen tot de maatschappelijke zelfredzaamheid van de leerling. §
Nederlands als omgangstaal is niet vanzelfsprekend, zeker niet in TSO/BSO. De leraar Nederlands is dan ook de eerste partner voor vakoverschrijdend werken.
§
Leerkrachten blijken vaak te weinig zicht te hebben op visies, officiële documenten etc. met als gevolg dat ze niet alles goed kunnen plaatsen, wat gevolgen heeft voor implementatie.. Men verwijst daarbij concreet naar het referentiekader van de Raad van Europa. Men wijst er tevens op dat een taalbeleid eigenlijk vanuit de basis moet vertrekken en dat de veldwerkers daar een belangrijke inbreng kunnen hebben.
§
Op de opwerping dat de doorlichting strenger zou zijn in TSO/BSO dan in ASO reageert JPL met de opmerking dat dit niet het geval is, integendeel dat de leerkrachten TSO/BSO vaak veel meer creativiteit in de lessen steken dan de andere collega’s, o.a. door het ontbreken van gepaste handboeken, etc. Op de vraag of zij vakken uit de complementaire optie mogen controleren antwoordt hij dat complementaire activiteiten die meer dan 2u bedragen op door de inspectie goedgekeurde leerplannen moeten steunen en dus gecontroleerd kunnen worden.
§ Een leerkracht uit het volwassenenonderwijs wijst nog op de situatie van het Duits in het volwassenenonderwijs. Het Duits gaat achteruit, o.a. door het feit dat Spaans (de Salou-motivering) soms beter scoort dan het Duits, maar ook door het feit dat heel wat bedrijven intern eigen cursussen Duits aanbieden. Ligt hier niet een belangrijk signaal? Er wordt tevens de vraag gesteld of het niet een evidentie zou zijn, dat in een drietalig land, met Duits als derde officiële taal, met het oog op de interculturele competenties Duits sowieso overal wordt aangeboden. 4. Vlaanderen in Europa, luisteren naar de buren. Paul Palmen (LeitenderRegierungsschuldirektor bei der Bezirksregierung Köln) · Geeft toe dat de achteruitgang van het gebruik van Duits als vreemde taal een internationaal waarneembaar probleem is. · In Vlaanderen liggen de kansen tot meertaligheid voor het grijpen. · Er zou geen enkel probleem mogen zijn om in Vlaanderen een zaakvak in een vreemde taal te onderwijzen, omdat er in het zelfde land ook anderstaligen (Franstaligen) wonen. Het ligt toch voor de hand dat een leraar aardrijkskunde of geschiedenis uit Wallonië zijn lessen in het Frans in Vlaanderen zou komen geven. · De niet te miskennen rol van het Engels wordt door de niet te stoppen globaliseringstendens als maar belangrijker. Precies om die redenen beginnen heel wat studenten nu te beseffen, dat iedereen Engels kan en dat je een bijkomende troef nodig hebt wanneer je kansen wil maken op de markt. Duits, Frans en andere talen kunnen deze rol vervullen.
CDC
Verslag Europese Dag van de Talen in Vlaanderen 26/09/2003
8/11
5. Stellingen voor een duurzaam talenbeleid in het secundair onderwijs in Vlaanderen Volgende stellingen werden bij unanimiteit of zeer grote meerderheid aangenomen: de stellingen 1-3-6-7-8-12-14-18-20-22. Stelling 10 werd bij gewone meerderheid aangenomen. Er waren een beperkt aantal tegenstemmen. Voor stelling 11 waren de meningen (voor, tegen, onthouding) gelijkmatig verdeeld. De andere stellingen werden niet meer behandeld. (Zie bijlage) 6. De website http://www.ond.vlaanderen.be/EJT/ Op de website vindt u alle discussieteksten en stellingen. We wijzen o.a. op de interessante tekst rond evaluatie van leerlingen, interculturaliteit en de checklist: wat is een goede mvt-les? Verslag Chris Decock Pedagogisch Begeleider Duits
CDC
Verslag Europese Dag van de Talen in Vlaanderen 26/09/2003
9/11
Stellingen:
Bijlage 1
1. Opvoeden tot meertaligheid speelt een determinerende rol in de opvoeding van jonge mensen tot vrijheid, culturele ontplooiing, onderlinge aanvaarding en interculturele tolerantie. 2. De ontwerpers van leerplannen moeten verder zoeken naar haalbare en duidelijke geformuleerde doelen voor interculturaliteit. 3. Er zijn voor het vreemdetalenonderwijs meer contact- en taakuren nodig om te beantwoorden aan de sterke vraag naar praktische taalbeheersing. 4. In taallessen mogen klassengroepen niet meer dan 15 leerlingen tellen. Pas dan zijn er kansen om de talrijke nieuwe aspecten van modern taalonderwijs waar te maken. 5. Er is een inhaalbeweging nodig om de nodige materiële (ICT), didactische, structurele en organisatorische ondersteuning van de taallessen te realiseren. 6. De overheid moet voor de opvoeding tot interculturaliteit en meertaligheid grootschalige ondersteuningsprojecten mogelijk maken, met financies en personeelsomkadering. 7. Scholen, inrichtende machten en onderwijskoepels, moeten de taalkundige competenties van hun leerlingen ondersteunen en van hun meertaligheid één van hun hoofddoelen maken, in functie van een expliciete Europese oriëntatie. 8. Het vreemde-taalonderwijs in basisonderwijs en in de eerste graad secundair moeten op elkaar afgestemd worden. 9. Voor de tweede en derde graad aso, kso, tso moet men eindtermen (basisvorming) formuleren voor twee vreemde talen 10. De Europese aanbeveling "iedere burger kan minstens twee vreemde talen leren" dreigt de gewaardeerde status van Duits als derde vreemde taal in Vlaanderen te ondergraven. Die status van de derde vreemde taal moet door eindtermen worden beschermd. 11. De tweepolige studierichtingen (derde graad aso) bereiden niet grondig genoeg voor op opleidingen in het hoger onderwijs waarin talen een belangrijke component vormen. Een éénpolige studierichting Moderne talen waarin andere vakken als taal-en inhoudgeïntegreerde vakken worden aangeboden, lijkt aangewezen: de overheid moet deze mogelijkheid in overweging nemen. 12. Jongeren die in de derde graad een derde vreemde taal willen leren (keuzegedeelte) moeten daar de kans toe krijgen ongeacht de onderwijsvorm of studierichting. 13. Men moet de eindtermen/ontwikkelingsdoelen beter afstemmen op de niveaus van het Europees Referentiekader. 14. De overheid moet ontwikkelingsdoelen (basisvorming) formuleren in de eerste graad B-stroom en de tweede en derde graad BSO voor vreemde taal/talen, in overeenstemming met minimumniveaus van het algemene Europese Referentiekader.
CDC
Verslag Europese Dag van de Talen in Vlaanderen 26/09/2003
10/11
15. De Europese programma’s moeten de internationale samenwerking tussen scholen ook na de eerste ervaringen jaarlijks financieel blijven aanmoedigen. 16. Er is voldoende personeelsomkadering nodig om een internationaliseringsverantwoordelijke per scholengemeenschap of per school te kunnen aanstellen. 17. Flexibiliteit in de regelgeving over eindtermen, leerplannen en lessentabellen moet ruimte bieden voor internationale projecten. 18. De lerarenopleiding moet training voor het opzetten en begeleiden van internationale projecten aanbieden. 19. Schoolrapporten en andere evaluaties van taalvaardigheid moeten aangevuld worden met motiverende informatie over de groei in taalvaardigheid van leerlingen 20. Leerlingen moeten training krijgen in het zelf inschatten en formuleren van hun eigen taalvaardigeheid 21. Individuele competenties van leerlingen in andere talen dan de onderwijstaal (Nederlands) moet men valoriseren (bv. via een Taalportfolio):erkennen en gebruiken, individueel en in functie van de groep lerenden. 22. Leraren moeten opgeleid worden in het hanteren van taalportfolio in al zijn aspecten. 23. Men moet leraren ondersteunen bij het ontwikkelen van toetsen en vormen van zelf-evaluatie door leerlingen (bv een taalportfolio) 24. In Vlaanderen hebben we nood aan een organisatie (Steunpunt / Bureau / Overlegplatform), die alle talenonderwijs op een beleidsmatige en gecoördineerde wijze ondersteunt en stimuleert. 25. Het is belangrijk dat de verenigingen van taalleraren participeren in een beleidsmatige ondersteuningsorganisatie voor taalonderwijs.
CDC
Verslag Europese Dag van de Talen in Vlaanderen 26/09/2003
11/11