EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 25-11-2002 C(2002) 4281
Betreft :
Steunmaatregelen van de Staten/Nederland Steunmaatregel nr. N 33/2002 Subsidieregeling zeldzame landbouwhuisdierrassen
Excellentie, Overeenkomstig artikel 88, lid 3, van het Verdrag heeft de Permanente Vertegenwoordiging van Nederland bij de Europese Unie bovengenoemde maatregel bij de Commissie aangemeld bij brief van 8 januari 2002, geregistreerd op 10 januari 2002. Bij brief van 13 mei 2002, geregistreerd op 14 mei 2002, heeft de Permanente Vertegenwoordiging van Nederland bij de Europese Unie de Commissie de aanvullende gegevens verstrekt waarom de Nederlandse autoriteiten bij brief van 26 februari 2002 was verzocht. Bij brief van 17 september 2002, geregistreerd op 20 september 2002, heeft de Permanente Vertegenwoordiging van Nederland bij de Europese Unie de Commissie de aanvullende gegevens verstrekt waarom de Nederlandse autoriteiten bij brief van 24 juni 2002 was verzocht Hierbij kan ik U meedelen dat de Commissie heeft besloten geen bezwaar te maken tegen de aangemelde regeling. Bij dit besluit heeft de Commissie zich gebaseerd op de navolgende overwegingen:
Zijne Excellentie de Heer J.N.G. DE HOOP SCHEFFER Minister van Buitenlandse Zaken Bezuidenhoutseweg 67 Postbus 20061 NL - 2500 - EB 's-GRAVENHAGE
Wetstraat 200 - B-1049 Brussel - België. Telefoon: centrale 299.11.11. Telex: COMEU B 21877. Telegramadres: COMEUR Brussel.
Beschrijving Met de onderhavige maatregel wordt beoogd het houden van zeldzame landbouwhuisdieren te stimuleren. De maatregel is reeds gecofinancierd door de Commissie in het kader van artikel 2, lid 1, onder d), van Verordening (EEG) nr. 2078/92 van de Raad van 30 juni 19921. Momenteel vindt uitfinanciering plaats van de in 1998 aangegane verplichtingen (over een periode van vijf jaar). Volgens de door de Nederlandse autoriteiten bij brief van 13 mei 2002 verstrekte aanvullende gegevens zijn in de periode 1999-2001 geen andere maatregelen voor de bescherming van zeldzame landbouwhuisdieren gefinancierd. Slechts in twee gevallen zijn subsidies verleend in het kader van de gecofinancierde maatregel. Het betreft subsidies aan stichtingen (Stichting Het Kempische Heideschaap en Stichting Schaapskudde Westerbork) die geen economische activiteiten verrichten. Daarnaast is er een regeling die qua doelstelling gelijkenis vertoont met de onderhavige maatregel. Het gaat om het Besluit instandhouding schaapkuddes, in het kader waarvan alleen subsidies worden verstrekt voor niet-commerciële activiteiten die worden verricht door overheden of ideële instellingen. De voorgestelde maatregel zal niet worden gecofinancierd. Het bedrag van de subsidie, die gedurende een periode van vijf jaar wordt toegekend, is als volgt vastgesteld: -
voor landbouwbedrijven:
120,25 € per GVE, met een maximum van 300,60 € per hectare voederareaal en 30 GVE per aanvraag (deze laatste beperking geldt niet voor schapenrassen), -
voor niet-landbouwbedrijven (natuurorganisaties en hobbyisten) :
120,25 € per GVE, met een maximum van 30 GVE per aanvraag (deze laatste beperking geldt niet voor schapenrassen). Voor de volgende rassen kan een subsidie worden verleend: a) runderen: Fries roodbont, Blaarkop, Lakenvelder en Brand Rode Rund; b) paarden: Gelders Paard en Groninger Paard; c) schapen: Mergellandschaap, Kempisch Schoonebeker en Drents heideschaap.
heideschaap,
Veluws
heideschaap,
Volgens de door de Nederlandse autoriteiten verstrekte gegevens worden deze dierenrassen alleen in Nederland gehouden.
1
Zie Beschikking C(97) 3096.
2
In de onderstaande tabel wordt het totale aantal (vrouwtjes-en mannetjes)dieren weergegeven: Fries roodbont Groninger blaarkop Lakenvelder Brandrode rund Gelders paard Groninger paard Mergellandschaap Kempisch heideschaap Veluws heideschaap Schoonebeker Drents heideschaap
183 1100 1100 460 700 426 1581 1875 1447 1318 1198
De aanvragers moeten een schriftelijke en gewaarmerkte bevestiging van een erkende fokkerij-organisatie2 opsturen waarin wordt bevestigd dat de dieren zijn ingeschreven in een stamboek. Omrekening in GVE: Stieren, koeien en andere runderen van meer dan 2 jaar; paardachtigen van meer dan 6 maanden Runderen van 6 maanden tot 2 jaar Schapen Geiten
1,0 0,6 0,15 0,15
Voor aanvragen tot subsidieverlening van landbouwers gelden stringentere eisen dan voor die van niet-landbouwers: a)
het landbouwbedrijf moet een veebezettingsgetal van 2,5 GVE per hectare per jaar respecteren. Het veebezettingsgetal is gedefinieerd als het getal dat de verhouding weergeeft tussen het aantal GVE aan gehouden en gesubsidieerde zeldzame landbouwhuisdieren en het voederareaal dat nodig is voor de voedering van deze zeldzame landbouwhuisdieren;
b)
de aanvraag moet vergezeld gaan van een verklaring van de aanvrager dat hij voldoet aan de goede landbouwpraktijken (die zijn gedefinieerd als de geldende nationale en Europese minimumnormen);
c)
bij de aanvraag moet een opgave van het voederareaal worden gevoegd.
2
Een op grond van het Fokkerijbesluit erkende instelling.
3
De subsidieontvanger is gedurende vijf jaar verplicht om per ras het aantal zeldzame landbouwhuisdieren, omgerekend in GVE, op een niveau te handhaven dat ten minste gelijk is aan het aantal zeldzame landbouwhuisdieren van dat ras, omgerekend in GVE, waarvoor subsidie is verleend. Voorts dient een bedrijfsregisterte worden bijgehouden waarin elke mutatie wordt geregistreerd. Indien wordt vastgesteld dat het aantal dieren verschilt van het aantal dieren waarvoor subsidie is verleend, wordt de subsidie: -
verminderd met het percentage dat overeenkomt met het geconstateerde verschil, indien dit niet hoger is dan 10%,
-
verminderd met het dubbele van het percentage dat overeenkomt met het geconstateerde verschil, indien dit hoger is dan 10%, doch niet hoger dan 20%,
-
ingetrokken, indien het geconstateerde verschil hoger is dan 20%,
behalve in geval van overlijden van de begunstigde of wanneer de vermindering van het aantal dieren te maken heeft met verkoop, sterfte of noodslachting van dieren, voor zover: -
het verkochte, gestorven of in nood geslachte dier binnen twee maanden na de datum waarop het dier het bedrijf heeft verlaten, is vervangen door een dier van hetzelfde ras en met dezelfde waarde in GVE,
-
de vervanging door middel van het door LASER (Dienst Landelijke service bij regelingen van het Ministerie van Landbouw) voorgeschreven formulier is gemeld,
-
het vervangende dier op het moment van vervanging is geregistreerd door een erkende organisatie en is ingeschreven in een stamboek.
De Nederlandse autoriteiten hebben agronomische berekeningen verstrekt waaruit blijkt dat de rendabiliteit van de zeldzame rassen veel lager ligt dan bij andere rassen. Voor runderen bedraagt het verschil 400 EUR per GVE, voor paarden 265 EUR per GVE en voor schapen 227 EUR per GVE. Het budget voor de maatregel (voor onbepaalde duur) bedraagt 810.000 € per jaar. Dit bedrag komt overeen met de subsidies die elk jaar voor nieuwe aanvragen kunnen worden toegekend (het subsidiebedrag wordt over een periode van vijf jaar uitgekeerd aan de begunstigden). De steun is niet cumuleerbaar met andere steun met dezelfde doelstellingen. Beoordeling 1.1 Is hier sprake van steun in de zin van het Verdrag? Overeenkomstig artikel 87, lid 1, van het Verdrag zijn steunmaatregelen van de Staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt, voorzover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt.
4
De door de Nederlandse autoriteiten aangemelde steunmaatregel is evenwel gericht tot twee categorieën houders van met uitsterven bedreigde diersoorten zoals hierboven bedoeld: landbouwers en niet-landbouwers. Aangezien deze laatsten geen economische activiteiten verrichten, beantwoorden zij niet aan de criteria van artikel 87, lid 1, van het Verdrag en zullen bijgevolg alleen landbouwbedrijven onderzocht worden. De door de Nederlandse autoriteiten aangemelde steunmaatregel wordt gefinancierd uit staatsmiddelen en komt ten goede aan bepaalde ondernemingen (veehouders in Nederland), waardoor de maatregel de mededinging vervalst of dreigt te vervalsen3. Aangezien de Nederlandse veepopulatie in 2001 ongeveer 4,7% bedroeg van de totale veepopulatie in de EU (80.273.204 dieren4), is het waarschijnlijk dat deze maatregel het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt. Derhalve is artikel 87, lid 1, van toepassing. Bij artikel 87, leden 2 en 3, is evenwel voorzien in een aantal uitzonderingen op het verbod van artikel 87, lid 1. Gelet op de kenmerken van het onderhavige geval kan alleen worden verwezen naar de uitzondering van artikel 87, lid 3, onder c), die bepaalt dat maatregelen die de ontwikkeling van bepaalde vormen van economische bedrijvigheid of van bepaalde regionale economieën vergemakkelijken, als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt kunnen worden beschouwd, mits de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt daardoor niet zodanig worden veranderd dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad. Om voor deze uitzondering in aanmerking te komen, moeten de betrokken steunmaatregelen voldoen aan de voorwaarden van de Richtsnoeren voor staatssteun in de landbouwsector5 (hierna: de Richtsnoeren). 1.2.
Toepassing van de Richtsnoeren
Met de steunregeling wordt beoogd de instandhouding van bedreigde rassen te steunen. Overeenkomstig punt 15.1, in fine, van de Richtsnoeren zal steun voor de instandhouding van bedreigde soorten of rassen worden beoordeeld overeenkomstig hoofdstuk VI van titel II van de verordening inzake plattelandsontwikkeling, i.e. Verordening (EG) nr. 1257/996 (hierna de Verordening). De volgende voorwaarden moeten zijn vervuld: - het gaat om bedreigde rassen (punt 15.1 van de Richtsnoeren),
3
Volgens de jurisprudentie van het Hof van Justitie wijst verbetering van de concurrentiepositie van een bedrijf door toekenning van staatssteun doorgaans op een verstoring van de concurrentie ten opzichte van concurrerende bedrijven die geen dergelijke steun ontvangen, Zaak C-730/79, HJEG 1980, blz. 2671, punten 11 en 12. 4 Bron http://www.cc.cec./newcronos/exec/extract/en/theme5/zpa1/chbovina. in 2001. 5 PB C 232 van 12/8/2000, blz. 17. 6 PB L 160 van 26/06/1999, blz. 80.
5
- de verbintenis voor het houden van het ras wordt voor een periode van ten minste vijf jaar aangegaan (artikel 23 van Verordening 1257/1999/EG), - de verbintenissen op het gebied van milieumaatregelen in de landbouw moeten verder gaan dan de toepassing van de gebruikelijke goede landbouwmethoden (artikel 23 van Verordening 1257/1999/EG), - de steun wordt jaarlijks toegekend (artikel 24 van Verordening 1257/1999/EG), - de steun wordt berekend op basis van de gederfde inkomsten en/of de extra kosten die met de verbintenis zijn gemoeid (artikel 24 van Verordening 1257/1999/EG) en - de noodzaak een stimulans te geven (artikel 24 van Verordening 1257/1999/EG). Met uitsterven bedreigde diersoorten Er zij op gewezen dat volgens de door de Nederlandse autoriteiten verstrekte gegevens is voldaan aan de voorwaarden welke met betrekking tot het aantal dieren en de erkende fokkerij-organisaties zijn genoemd in Bijlagen I en II van Verordening (EG) nr. 445/2002 van de Commissie7. Voorts wordt volgens de door de Nederlandse autoriteiten verstrekte gegevens geen subsidie verleend wanneer het aantal volwassen vrouwelijke dieren van een ras waarvoor een subsidie is aangevraagd groter is dan 1000 wat runderen en paarden betreft, en 1500 wat schapen betreft. Aangezien deze criteria gebaseerd zijn op door de FAO vastgestelde normen, hebben de Nederlandse autoriteiten hiermee voldoende aangetoond dat de rassen waarvoor subsidies worden verleend wel degelijk bedreigd zijn. Bijgevolg kan de regeling worden geacht betrekking te hebben op bedreigde rassen in de zin van punt 15.1 van de Richtsnoeren. Vijfjarige verbintenis De Nederlandse autoriteiten hebben dit mechanisme ingevoerd om te garanderen dat landbouwers die een subsidie ontvangen het aantal gehouden dieren gedurende een periode van vijf jaar handhaven op een niveau dat ten minste gelijk is aan het aantal dieren waarvoor subsidie is verleend. De regeling kan derhalve worden geacht in overeenstemming te zijn met artikel 23 van Verordening (nr.) 1257/1999/EG en bijgevolg met punt 15.1 van de Richtsnoeren.
7 Verordening (EG) Nr. 445/2002 van de Commissie van 26 februari 2002 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL), Bijlage I en Bijlage II, punt 9.3.VI.A. ,PB L 74 van 15.3.2002.
6
Verbintenissen die verder gaan dan de gebruikelijke goede landbouwmethoden Er wordt alleen steun verleend voor verbintenissen die verder gaan dan de gebruikelijke goede landbouwmethoden. Uit de door de Nederlandse autoriteiten verstrekte gegevens blijkt duidelijk dat de betrokken rassen een beduidend lager rendement bieden. Landbouwers die bedreigde rassen houden met een lager rendement dan normale rassen en aldus een bijdrage leveren aan de biodiversiteit kunnen worden geacht verbintenissen aan te gaan die verder gaan dan de toepassing van de gebruikelijke goede landbouwmethoden. De regeling kan derhalve worden geacht in overeenstemming te zijn met artikel 23 van Verordening 1257/1999/EG en bijgevolg met punt 15.1 van de Richtsnoeren. Jaarlijks toegekende steun De subsidie wordt jaarlijks toegekend. De regeling kan derhalve worden geacht in overeenstemming te zijn met artikel 23 van Verordening 1257/1999/EG en bijgevolg met punt 15.1 van de Richtsnoeren. Berekening van de steun Volgens de door de Nederlandse autoriteiten verstrekte gegevens zullen landbouwers een jaarlijkse subsidie van 120,25 € per GVE ontvangen ter compensatie van de gederfde inkomsten en/of de extra kosten die met het houden van bedreigde diersoorten zijn gemoeid. Voor landbouwbedrijven is een veebezettingsgetal van maximaal 2,5 GVE per hectare voederareaal ingevoerd. De steun in het kader van de onderhavige maatregel bedraagt maximaal 300,60 € per hectare voederareaal en blijft dus wel degelijk onder het maximum van 450 EUR per hectare voor andere vormen van grondgebruik, zoals vastgesteld in punt 5.3. van de Richtsnoeren. Gelet op het bovenstaande kan de steunregeling worden geacht in overeenstemming te zijn met artikel 24 van Verordening nr. 1257/1999/EG en bijgevolg met punt 15.1 van de Richtsnoeren. Stimulerend element Er zijn geen aanmoedigingspremies in het kader van de aangemelde regeling. Cumulatie In het kader van de Nederlandse regeling is geen cumulatie met andere steunmaatregelen met dezelfde doelstellingen mogelijk. Besluit Na onderzoek van de aangemelde maatregel in het licht van de geldende voorschriften inzake staatssteun besluit de Commissie dat aan alle relevante voorwaarden voor de toepassing van artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag is voldaan. Gelet op het bovenstaande kan ik U meedelen dat de Commissie heeft besloten geen bezwaar te maken tegen de aangemelde steunmaatregel. 7
Mocht deze brief vertrouwelijke gegevens bevatten die niet aan derden mogen worden bekendgemaakt, dan wordt U verzocht de Commissie daarvan in kennis te stellen binnen vijftien werkdagen vanaf de ontvangst van dit schrijven. Wanneer de Commissie binnen de vastgestelde termijn geen met redenen omkleed verzoek ontvangt, gaat zij ervan uit dat U instemt met mededeling aan derden of bekendmaking van de volledige tekst van deze brief in de authentieke taal op Internet (http://europa.eu.int/comm/sg/sgb/state_aids/). Dit verzoek dient per aangetekend schrijven of per faxbericht te worden gericht aan: Europese Commissie, Directoraat-generaal Landbouw Directoraat Wetgeving Landbouweconomie Kamer: L 130 5/120 B-1049 Brussel (fax (+322) 296 7672). Met bijzondere hoogachting,
Voor de Commissie, Franz FISCHLER Lid van de Commissie
8