Commissie Bestuur en Financien
12 april 2001 Nr. 2001-02116, CC
Nummer 21/2001
Voordracht van Gedeputeerde Staten aan Provinciale Staten van Groningen tv- en andere producties als communicatieinstrument
SAMENVATTING: Deze nota gaat over de vraag hoe in het kader van de Provinciale communicatie om te gaan met regionale en landelijke communicatieve producties. Uitgangspunt is de door Provinciale Staten vastgestelde notitie 'Provincie, Profiel en Communicatie'. Centraal staan in dit kader drie categorie ën communicatieve uitingen: 1. Regionale producties die zijn gerelateerd aan het Provinciaal beleid en die daarom een belangrijke functie vervullen in het profileren van de Provincie en het toelichten van Provinciaal beleid. De Provincie 'doet mee' aan wat door anderen is geïnitieerd. 2. Communicatieproducten over projecten waarbij de Provincie een belangrijke rol speelt en die het aanzien van de provincie ingrijpend veranderen. Dergelijke documentatie heeft behalve als moderne vorm van reguliere beleidsvoorlichting de functie van geschiedschrijving van de regio en het regionaal/Provinciaal bestuur. De Provincie is hier opdrachtgever. 3. Landelijke tv- producties die te maken hebben met het karakter van de provincie/regio. Daarnaast is er in het kader van (regionale) tv-producties sprake van programma’s van groot algemeen belang. Op de wenselijkheid van meewerken van Provinciale zijde aan dergelijke programma’s wordt in dit stadium nog slechts in algemene zin worden ingegaan. Concrete voorstellen zijn: 1. In principe instemmen met het - uit de communicatiebudgetten en de daartoe in aanmerking komende beleidskredieten meefinancieren van regionale TV producties die kunnen bijdragen aan verduidelijking van het Provinciaal beleid; 2. In principe instemmen met het - uit de communicatiebudgetten van de daartoe in aanmerking komende majeure projecten - meefinancieren van Provinciale opdrachten ter historische documentatie van projecten die het aanzien van de provincie ingrijpend veranderen en waarbij de provincie een belangrijke rol speet. 3. Instemmen met het voor f 178.500,-- meefinancieren van een documentaire over de Blauwe Stad (dekking bij de Voorjaarsnota) 4. In principe geen financiële medewerking verlenen aan landelijke 21-1
producties.
1 waar het om gaat 1.1 Provincie en externe communicatie Zoals uitvoerig in de door u vastgestelde notitie 'provincie, profiel en communicatie' wordt beschreven en beargumenteerd, wil de Provincie Groningen de ingezetenen van de provincie graag meer betrekken bij haar beleid. 'Intensiveren interactieve beleidsontwikkeling', 'meer aandacht voor beleidsvoorlichting', 'versterken politiek profiel', 'versterken publieksvoorlichting' en 'vergroten externe herkenbaarheid' zijn de trefwoorden. Ook wil zij zich op gelegen momenten, maar dan meer als regio, profileren richting het gehele land en/of landelijke instanties, organisaties etc. Ook blijkens de Beleidsbegroting 2000 ('communicatie en voorlichting; externe communicatie ’) is de Provincie voornemens een 'Systematische bijdrage (te) leveren aan een duidelijk beeld van de taken van de provincie en het provinciaal beleid; verstrekken van informatie, bijdragen aan een positieve beeldvorming.' Bovendien bereiken de Provincie vooral vanuit de media en productiebedrijven regelmatig voorstellen/verzoeken om -vooral financieel- mee te werken aan tv- en andere producties die op een of andere manier te maken hebben met provincie en/of Provinciaal beleid.
1.2 beleid tot nu toe - en in de toekomst Voor alle duidelijkheid: het gaat bij communicatieve uitingen van de Provincie (of uitingen die de Provincie zo gewenst vindt dat ze die wil ondersteunen) natuurlijk niet uitsluitend om tv of radio. Het kan net zo goed gaan om kranten, boeken, of welke uitingsvorm dan ook. Wel speelt de regionale televisie in dezen een belangrijke rol. Bovendien kleven juist aan dit medium en de relatie tussen dit medium en de (regionale) overheid de nodige formele haken en ogen. Daarom ligt, hoewel deze voordracht primair over Provinciale externe communicatie als zodanig en in haar geheel gaat, de nadruk af en toe sterk op die regionale tv. Het Provinciaal communicatiebeleid wat betreft medewerking aan producties is tot nu toe steeds geweest dat, voor zover het tv betreft, de publieke omroep in dezen juist zelf een taak heeft, en daartoe al door de overheid wordt gesubsidieerd. Daarom zijn subsidieverzoeken voor mediaproducties tot nu toe door het College afgewezen. Er zijn echter meerdere aanleidingen tot een herbezinning op die gedragslijn. Zo zijn er de in 1.1 genoemde toenemende behoefte aan profilering van de Provincie en het Provinciaal beleid, en de initiatieven vanuit de media. Daardoor groeit de behoefte aan een beleidskader op het gebied van communicatie en media. Ook de Commissie Bestuur en Financiën constateerde in haar vergadering van 19 januari j.l. de wenselijkheid van een dergelijk kader.
1.3 formeel kader voor tv-communicatie In principe komen de volgende opties voor communicatie door de Provincie in aanmerking: 1. Sponsoring, waarbij sprake is van een zakelijke overeenkomst met een wederkerig karakter, met een communicatief doel. Sponsoractiviteiten richten zich vooral op naamsbekendheid. Voor de Provincie Groningen als zodanig is dat -in tegenstelling tot voor regionale promotiecampagnes zoals “Er gaat niets boven...” niet relevant. 2. Coproductie, waarbij twee partijen -waarvan één de omroep in kwestie- gezamenlijk een opname financieren. Omdat er in de meeste gevallen echter van meerdere partijen –waaronder de producent- sprake zal zijn is het vaak praktischer om de neutralere term “co-financiering” te gebruiken. 3. Co-financiering, waarbij een partij -in dit geval de overheid- onder bepaalde randvoorwaarden financieel bijspringt bij het totstandkomen van een productie. Zoals in 1.2 naar voren kwam speelt de regionale televisie in de communicatie van de Provincie een belangrijke rol. Bovendien kleven aan de relatie tussen dit medium en de (regionale) overheid enkele 21-2
formele haken en ogen. Wat 'mag' op het gebied van regionale radio en tv wordt in eerste instantie bepaald door artikel 13c van de Mediawet. Dat zegt dat de publieke omroep tot taak heeft:
'het op landelijk, regionaal en lokaal niveau verzorgen van 'een pluriform en kwalitatief hoogstaand aanbod van programma's voor algemene omroep op het gebied van informatie, cultuur, educatie en verstrooiing'. Die programma's zijn 'onafhankelijk van commerciële invloeden en, behoudens het bepaalde bij of krachtens de wet, van overheidsinvloeden; ...' (Relevante artikelen uit de Mediawet vindt u in Bijlage 1). Zekerheidshalve is over de mogelijkheden en beperkingen in dezen advies gevraagd bij het Commissariaat voor de Media. De volledige reactie vindt u in Bijlage 2. Enkele relevante passages: Het verschaffen van informatie over onder meer provinciale taken in programma’s van de regionale omroep zou goed passen binnen deze (verwezen wordt naar artikel 51e van de Mediawet - cw) taakopdracht en is ook zonder meer toegestaan. Door overheidsinstellingen aan de totstandkoming van programma’s geleverde (financiële dan wel niet financiële) bijdragen worden niet aangemerkt als sponsorbijdragen in de zin van de Mediawet. Dit gegeven verandert echter niets aan de voor de omroep geldende verplichting vooraf aan het publiek kenbaar te maken dat het programma tot stand is gekomen met steun van een derde. (...) geldt als uitgangspunt dat de omroep vorm en inhoud van het programma bepaalt en daarvoor ook verantwoordelijk is. (...) Indien in door de regionale omroep uitgezonden programma’s aandacht wordt besteed aan provinciale taken, zal dit op weinig bezwaren stuiten. Rechtstreekse bemoeienis van de provincie met het (mede) bepalen van de inhoud van het programma - bijvoorbeeld doordat een medewerker van de provincie zitting neemt in een programmaredactie - dient echter te worden vermeden. Dit zou de onafhankelijke positie van de omroep op onacceptabele wijze aantasten. (...) In het licht van bovenstaande verdient het dan ook aanbeveling de redactionele onafhankelijkheid van de omroep expliciet op te nemen in eventueel tussen u en de omroepinstelling te maken afspraken. (...) Binnen de hiervoor genoemde grenzen van artikel 48 van de Mediawet en met inachtneming van de wijze waarop eventueel door u te leveren bijdragen aan de totstandkoming van programma’s van de regionale omroep in uw provincie aan het publiek kenbaar dienen te worden gemaakt, zijn de voorgenomen programmaformats vanuit mediarechtelijk perspectief in beginsel mogelijk. De praktische consequenties zijn, samengevat: • de Provincie mag producties financieel mede-mogelijk maken, • met de omroep mogen onderwerpen worden overeengekomen maar de omroep mogen geen onderwerpen worden opgelegd, • de inhoud van de productie is aan de producent, respectievelijk de omroep, • het is van belang dat een en ander nauwkeurig wordt vastgelegd in de overeenkomst tussen -in dit geval- de Provincie en de producent respectievelijk de omroep. Het lijkt zorgvuldigheidshalve gewenst om wat betreft de nadrukkelijkheid waarmee de Provincie in beeld wordt gebracht de in voorbereiding zijnde 'Concept Richtlijn voor door de rijksoverheid medegefinancierde producties (zogenaamde coproducties)' van de Voorlichtingsraad (bijlage 3) te volgen. (In 1.3 - 2 is uiteengezet waarom in deze voordracht de term 'co-financiering' wordt aangehouden.)
21-3
2 wat willen wij? Overheidscommunicatie dient in het algemeen: 1. Openbaar maken van beleid (voorbeeld: de Besluitenlijst van GS), 2. Stimuleren van actieve burgers, als voorwaarde voor pro-actief beleid en het slagen van het beleid (voorbeeld: de 'POP-campagne' en www.ontmoetings.nl), 3. Verlenen van service (voorbeeld: uitleg geven van procedures, regelingen en voorzieningen etc.), 4. Beïnvloeden van de beeldvorming of het bevorderen van externe relaties, als instrument van promotie of PR (voorbeeld: de deelname van de Provincie aan de campagne "Er gaat niets boven Groningen"). In de context van media en de profileringsnota van de Provincie gaat het vooral om (geïntensiveerde) beleidsvoorlichting, om het aan de burger duidelijk maken wat de Provincie doet, en welke keuzes ze waarom heeft gemaakt. Het gaat dus vooral om categorie ën 1 en 2. Bij een nadere schets van het beleidskader voor co-financiering is het voorts zinvol om onderscheid te maken tussen regionale en landelijke producties. Tegen de achtergrond van de communicatiedoelstellingen van de Provincie kunnen deze twee soorten producties in termen van communicatie (zender - boodschap - kanaal - doelgroep) worden omschreven als volgt: • Bij regionale producties is sprake van informatie over relevant beleid van de Provincie richting de bewoners van de provincie, via regionale media; • Bij landelijke producties is sprake van promotionele informatie van de regio richting de landelijke bevolking of specifieke doelgroepen daarbinnen, via de landelijke media. In het volgende komen aan de orde: 2.1 regionale producties in het kader van beleidscommunicatie in het algemeen, 2.2 vastleggen van projecten die het aanzien van de provincie veranderen en waarbij de Provincie een belangrijke rol speelt, 2.2.1 algemeen beleidskader voor dergelijke communicatie, 2.2.2 voorstel voor het financieren van een dergelijke productie over een reeds lopend project, 2.3 co-financiering van producties via landelijke media. 2.4 medefinanciering van regionale uitzendingen met groot maatschappelijk belang.
2.1 co-financiering van regionale producties Medefinanciering van door anderen geïnitieerde regionale producties die zich daartoe lenen past uitstekend in de voorgenomen sterkere profilering van de Provincie Groningen in de richting van haar ingezetenen. Dergelijke producties maken duidelijk waarop het door PS vastgesteld beleid is gericht, waarom welke keuzen zijn gemaakt. De Provincie wordt langs deze weg gepresenteerd als probleemoplosser voor de regio, het publiek wordt geïnformeerd over problemen en oplossingen, en wordt daarmee betrokken bij overheid en beleid. Daarnaast zijn dergelijke media-producties een aansprekende eigentijdse vorm van de klassieke 'verantwoording-afleggende' rol van overheidscommunicatie. Wat de financiering van dergelijke producties betreft, ligt het voor de hand die ten laste te laten komen van de communicatiebudgetten van de betreffende grote Provinciale projecten. Voorstel is, in principe accoord te gaan met het -uit de communicatiebudgetten van de betreffende projecten- meefinancieren van regionale producties. Per geval zal uiteraard nader moeten worden beslist. Het is zaak, in de loop van 2002 te evalueren of deze aanpak 'werkt'; eventueel kan dan bijvoorbeeld voor een andere vorm van financiering worden gekozen.
2.2 financiering van het vastleggen van ingrijpende Provinciale projecten 21-4
2.2.1 algemeen In het voorgaande ging het om mede-financiering door de Provincie van initiatieven voor producties van anderen. Voornaamste criterium is dat ze goed passen in het streven van de Provincie om via geïntensiveerde beleidsvoorlichting de burger meer te betrekken bij het Provinciaal beleid, en draagvlak voor dat beleid te creëren. Er is echter ook behoefte aan andersoortige documentatie over activiteiten van de Provincie. De Provincie Groningen speelt als bedenker, maker en uitvoerder van beleid vaak een belangrijke rol bij ingrijpende veranderingsprocessen in de regio. Wij vinden dat de Provincie dergelijke ontwikkelingen en processen vast zou moeten leggen. Zulke documentatie vervult dus zowel een algemene voorlichtings- als een archieffunctie. Het doel is: vertellen wat er gebeurt, en vooral: later weer kunnen laten zien wat er gebeurd is, en het in historische context kunnen plaatsen. Betrokkenheid bij het beleid en het creëren van draagvlak voor dat beleid zijn hier niet de primaire doelstellingen. Ook is de Provincie hier initiatiefnemer en opdrachtgever, niet 'slechts' co-financier van wat anders mogelijk ook al zou gebeuren. Tot nu toe heeft de Provincie nog weinig gedaan aan dergelijke documentatie. Er is geen systematisch 'archiefbeleid'; er wordt niet actief bijgehouden, laat staan toegankelijk voor het nageslacht vastgelegd, welke belangrijke ontwikkelingen zich in de regio voordoen. De komende jaren gaat er echter veel gebeuren, zoals de uitvoering van het POP, de Blauwe Stad, Groningen Oost, de uitvoering van de nota profilering. Stuk voor stuk onderwerpen waarover extern zal moeten worden gecommuniceerd en die bij uitstek de moeite waard zijn om te worden vastgelegd. Het zou nu dus een goed moment zijn om een aanvang te maken met het systematisch realiseren van dergelijk materiaal. Het hoeft daarbij overigens niet per se te gaan om tv-producties. Zeer wel valt ook te denken aan een fotoserie, een boek etc. Dat schept bovendien de mogelijkheid tot het leggen van een cultureel accent, bijvoorbeeld in de vorm van een wedstrijd onder (regionale, betrokken) kunstenaars. Op deze wijze zou ook het gebruik van nieuwe media kunnen worden gestimuleerd; die zouden desgewenst zelfs als centraal motief, als 'drager' kunnen worden gebruikt. Wat de financiering van dergelijke producties betreft, ligt het voor de hand die ten laste te laten komen van de communicatiebudgetten van de betreffende grote Provinciale projecten. Deze zouden van nu af aan dan ook ruimte voor dergeloijke documentatie in hun budget moeten opnemen. Samengevat zijn de randvoorwaarden aan medefinanciering van zo'n productie dus: • het gaat om een ingrijpende verandering in de provincie, (mede) als gevolg van Provinciaal beleid, • het is geschikt om te gebruiken als historische documentatie 'voor later', • het is geschikt om te gebruiken voor communicatieve doeleinden op dit moment, • het moet passen in de communicatiestrategie van het project in kwestie. Voorstel is, in principe accoord te gaan met het -uit de communicatiebudgetten van de betreffende majeure projecten- meefinancieren van het vastleggen van ingrijpende projecten waarbij de Provincie initiatiefnemer is of anderszins een belangrijke rol speelt. Voor alle duidelijkheid: het gaat hierbij om opdrachten door de Provincie; niet om medefinanciering of een 'aanvraagfonds'.
2.2.2 concreet voorstel voor een regionale productie: de Blauwe Stad In het Oldambt vindt de komende jaren een grootschalige functiewijziging plaats. Landbouwgronden maken plaats voor een woon-, water-, recreatie- en natuurgebied: de Blauwe Stad. Dit proces zou alleen al vanuit historisch oogpunt gedocumenteerd moeten worden. Het vastleggen van belangrijke processen en gebeurtenissen in de Provincie zoals de Blauwe Stad kan daarnaast een promotionele waarde hebben, wanneer het wordt uitgezonden op landelijke of regionale tv. Door middel van uitzending op regionale tv kunnen wij verantwoording afleggen aan onze primaire doelgroep (de 21-5
inwoners van de provincie Groningen); uitzending op landelijke tv is in het geval van de Blauwe Stad vooral vanuit PR-oogpunt interessant. De Provincie Groningen is benaderd door Ryninks Films, die een documentaire wil maken over de Blauwe Stad. Het gaat om een serie van waarschijnlijk vijf documentaires met steeds andere thema's. Ryninks wordt hierbij gedeeltelijk gesponsord door de Humanistische Omroep Stichting, die de documentaire t.z.t. uit gaat zenden. Ryninks Films zoekt nu andere financiers om het maken van de documentaire financieel mogelijk te maken. In dat kader is sprake van een compilatiefilm van de vijf documentaires. Wat tot nu toe aan communicatiebeleid voor de Blauwe Stad is uitgestippeld behoort bij de inmiddels afgeronde fase(n) en is uitgevoerd. De voorgestelde documentaire 'bijt' dat beleid dus niet. Het is een aanvulling in de zin van de in 2.2.1 beschreven geschiedschrijving. Door de productie van Ryninks Films financieel te ondersteunen slaan we in feite drie vliegen in een klap: • de Provincie Groningen beschikt relatief goedkoop over een film van de Blauwe Stad, te gebruiken voor voorlichting en als archiefmateriaal; • de documentaire kan als verantwoording aan inwoners worden uitgezonden op tv Noord. • Ryninks Films is in staat zijn documentaire over de Blauwe Stad te maken en uit te zenden op landelijke televisie, wat goede PR is voor de provincie Groningen en het Oldambt; De voorgestelde procedure is als volgt: Ryninks Films gaat een documentaire maken over de Blauwe Stad. De Provincie Groningen geeft Ryninks Films de opdracht om daarnaast van deze documentaires één film (duur ± 60 minuten) te maken. De Provincie betaalt Ryninks Films voor die film een totaalbedrag van ƒ 178.500,-- inclusief BTW, en koopt hiermee de rechten van het officiële materiaal. De betaling gaat in drie termijnen: ƒ 89.250,-- in 2001, bij de start van de eerste documentaire, ƒ 65.450,-- in 2002; waarschijnlijk is Ryninks dan bezig met de derde of de vierde documentaire, ƒ 23.800,-- in 2003, bij aflevering van de film. Ryninks Films is er niet zeker van dat zij alle vijf documentaires gaat maken. De Provincie Groningen krijgt echter wel de garantie dat zij een film krijgt die "af" is. Deze documentaire zou uit het projectbudget moeten worden gefinancierd, conform het voorstel van 2.2.1. voor documentatie van ingrijpende projecten waarbij de Provincie actief is betrokken. Probleem is echter dat de Blauwe Stad al geruime tijd 'loopt' en er bij de budgettering niet is voorzien in dergelijke documentatie. Als er echter één project voldoet aan het criterium 'ingrijpende verandering in de provincie, (mede) als gevolg van Provinciaal beleid' dan is het wel de Blauwe Stad. Het is dus zaak, voor deze documentaire naar andere middelen te zoeken. Wij stellen daarom voor, deze documentaire te financieren uit de algemene middelen. U kunt hiertoe een voorstel tegemoet zien ter gelegenheid van de overwegingen rond de voorjaarsnota. Voorstel is, over een termijn van drie jaar een bedrag van ƒ 178.500,-- ter beschikking te stellen voor het meefinancieren van de documentaire over de Blauwe Stad.
2.3 samenwerking in het kader van programma's met algemeen belang Behalve aan producties die te maken hebben met Provincie en Provinciaal beleid zou de Provincie ook haar medewerking kunnen verlenen aan programma's die vooral een meer afgeleid maatschappelijk belang dienen. De relatie met de exclusief-Provinciale beleidsinvloedssfeer kan dan minder direct zijn. Voorbeelden zijn onder andere te vinden op het terrein van openbare orde en veiligheid, de jeugdzorg, en (beroeps)onderwijs. Om communicatie rond Openbare Orde en Veiligheid als voorbeeld te nemen: in december 1999 hebt u de nota "Naar een Veiliger Provincie" inzake het Provinciaal integraal veiligheidsbeleid vastgesteld. In die nota worden de verschillende beleidsvelden en de rol van de betrokken partijen 21-6
waaronder die van de Provincie- omschreven. Over de rol van de Provincie wordt in de nota onder andere opgemerkt dat die samen met gemeenten en andere veiligheidspartners het integrale karakter van het veiligheidsbeleid kan stimuleren. Het programma Opsporing Noord kan een bijdrage leveren aan het verbeteren van het beeld van de betrouwbare/zorgzame overheid. Dit kan dan weer zorgen voor het verbeteren van de veiligheidsgevoelens van de burger. Daarnaast kan het programma ook bijdragen aan het vergroten van de subjectieve pakkans; zo kan het programma preventief werken. In die zin past het programma binnen de doelstellingen van het integrale veiligheidsbeleid van de Provincie. Er zijn contacten met het OM geweest over een Provinciale bijdrage voor dit programma. De beoordeling of voor dergelijke projecten van derden subsidie zou moeten worden verleend, dient te worden gemaakt binnen de betreffende beleidsportefeuilles, in casu jeugdbeleid en openbare orde en veiligheid. Essentie van dit voorbeeld is, dat vanuit de beleidsbudgetten financiële medewerking kan worden verleend bij communicatie rond activiteiten die het realiseren van Provinciale beleidsdoelstellingen bevorderen, maar niet rechtstreeks voortvloeien uit Provinciaal beleid. Wij stellen voor dat daaromtrent per geval wordt besloten.
2.4 medefinanciering van producties via landelijke media Tot nu toe ging het om producties die primair bedoeld zijn om te worden uitgezonden via de regionale tv. Ze passen daarmee goed in het streven van de Provincie om bij haar ingezetenen beter duidelijk te maken waar zij mee bezig is. Dat ligt wat anders met de landelijke media, en producties die primair voor de landelijke media zijn bestemd. De doelgroep is dan niet de bewoners van de provincie, en het doel niet (primair) het duidelijk maken van en draagvlak creëren voor Provinciaal beleid. Bij uitzendingen via de landelijke media moet dan ook veeleer worden gedacht aan profilering, en imagoverduidelijking en -verbetering van de provincie Groningen als regio, hetzij bij de gehele bevolking, hetzij bij specifieke landelijke doelgroepen zoals 'Den Haag' en belangrijke landelijke organisaties en instanties, kortom: aan promotiebeleid. Maar: − het profileren van de provincie bij de landelijke bevolking ligt veeleer op het bordje van instanties en organisaties als het GPO, SNN of VVV. − het is de vraag of tv het aangewezen middel is om de meer specifieke doelgroepen ('Den Haag', instanties, organisaties) te benaderen. − hoge kosten (afgezet tegen wat je ermee bereikt); de huidige budgetten zijn niet toereikend. − er is al een budget voor grote evenementen, waarmee via vrije nieuwsgaring publiciteit wordt gegenereerd. Het voorstel is dus om in principe geen financiële medewerking te verlenen aan landelijke producties, tenzij die een hoge promotionele waarde hebben en passen binnen het promotiebeleid van de Provincie. Voorstel is, in principe geen financiële medewerking te verlenen aan landelijke producties. Wij stellen u voor het in ontwerp bij deze voordracht gevoegde besluit vast te stellen. Groningen, 10 april 2001. Gedeputeerde Staten der provincie Groningen
J.G.M. Alders, voorzitter. 21-7
H. Menninga , loco griffier.
21-8
Nr.
21/2001
Provinciale Staten van Groningen:
Gelezen de voordracht van Gedeputeerde Staten van 3 april, nr.: 2001-2116, CC;
BESLUITEN: 1. In principe in te stemmen met het - uit de communicatiebudgetten en de daartoe in aanmerking komende beleidskredieten - meefinancieren van regionale TV producties die kunnen bijdragen aan verduidelijking van het Provinciaal beleid; 2. In principe in te stemmen met het - uit de communicatiebudgetten van de daartoe in aanmerking komende majeure projecten - meefinancieren van provinciale opdrachten ter historische documentatie van projecten die het aanzien van de provincie ingrijpend veranderen en waarbij de provincie een belangrijke rol speelt. 3. In te stemmen met het voor f 178.500,-- meefinancieren van een documentaire over de Blauwe Stad (dekking bij de Voorjaarsnota) 4. In principe geen financiële medewerking te verlenen aan landelijke producties. Groningen, Provinciale Staten voornoemd:
, voorzitter.
, griffier.
21-9
bijlage 1: relevante artikelen in de Mediawet Mediawet Hoofdstuk III. De publieke omroep Titel 1. De taak van de publieke omroep Artikel 13c ------------------------------------------------------------------------------1. De publieke omroep heeft tot taak: a. het op landelijk, regionaal en lokaal niveau verzorgen van een pluriform en kwalitatief hoogstaand aanbod van programma's voor algemene omroep op het gebied van informatie, cultuur, educatie en verstrooiing en deze uit te zenden of te doen zenden op open netten; b. het verrichten van alle activiteiten met betrekking tot programmaverzorging en uitzending die daartoe nodig zijn; c. het verzorgen en uitzenden van programma's, bestemd voor landen en gebieden buiten Nederland en voor Nederlanders die buiten de landsgrenzen verblijven. 2. De programma's van de publieke omroep geven op evenwichtige wijze een beeld van de samenleving en van de onder de bevolking levende interesses en inzichten op maatschappelijk, cultureel en levensbeschouwelijk gebied, en: a. zijn toegankelijk voor de gehele bevolking in het verzorgingsgebied waarvoor de programma's zijn bestemd; b. dragen bij aan de ontwikkeling en verspreiding van de pluriformiteit en culturele diversiteit in Nederland; c. zijn onafhankelijk van commerciële invloeden en, behoudens het bepaalde bij of krachtens de wet, van overheidsinvloeden; en d. zijn gericht op zowel een breed en algemeen publiek als op bevolkings- en leeftijdsgroepen van verschillende omvang en samenstelling. 3. De publieke omroep kan mede invulling geven aan zijn taak, bedoeld in het eerste lid, door tevens te voorzien in andere dan de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde wijzen van aanbod en verspreiding van programmamateriaal. Mediawet Hoofdstuk III. De publieke omroep Titel 5. Rechten en verplichtingen van de instellingen die zendtijd hebben verkregen Afdeling 1. Rechten en verplichtingen ten aanzien van de programma's Artikel 48 ------------------------------------------------------------------------------Iedere instelling die zendtijd heeft verkregen bepaalt, onverminderd het bij of krachtens de wet bepaalde, vorm en inhoud van haar programma en is verantwoordelijk voor hetgeen in haar zendtijd wordt uitgezonden. Mediawet Hoofdstuk III. De publieke omroep Titel 5. Rechten en verplichtingen van de instellingen die zendtijd hebben verkregen Afdeling 1. Rechten en verplichtingen ten aanzien van de programma's Artikel 51e ------------------------------------------------------------------------------Een regionale omroepinstelling gebruikt haar zendtijd voor een programma dat: a. voor ten minste vijftig procent bestaat uit onderdelen van informatieve, culturele en educatieve aard, die in het bijzonder betrekking hebben op de provincie waarvoor het programma bestemd is; en b. voor ten minste een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen percentage bestaat uit onderdelen die door haarzelf of uitsluitend in haar opdracht zijn geproduceerd.
21-10
Mediawet Hoofdstuk III. De publieke omroep Titel 5. Rechten en verplichtingen van de instellingen die zendtijd hebben verkregen Afdeling 1. Rechten en verplichtingen ten aanzien van de programma's Artikel 52b ------------------------------------------------------------------------------1. In afwijking van de eerste volzin van artikel 52, tweede lid, worden aan het begin of aan het einde van een gesponsord programma-onderdeel van een instelling die zendtijd heeft verkregen, ter informatie van het publiek alle sponsors vermeld. 2. Met betrekking tot een gesponsord programma-onderdeel voor televisie duurt de vermelding van de sponsors in totaal ten hoogste vijf seconden. De vermelding gebeurt door middel van naam, handelsmerk, logo of beeldmerk. Voor zover de vermelding niet plaatsvindt op de aanof aftitelrol, bestaat zij uitsluitend uit stilstaande beelden. De vermelding is niet beeldvullend en is voorts zodanig vormgegeven dat zij niet voldoet aan de definitie van reclameboodschap, bedoeld in artikel 1, onderdeel kk. 3. In een gesponsord programma-onderdeel worden geen produkten of diensten van een sponsor getoond of vermeld, indien deze een sponsorbijdrage in geld heeft verstrekt. 4. Het eerste tot en met derde lid zijn van overeenkomstige toepassing op een programma-onderdeel waarvoor een overheidsinstelling of een andere instelling dan bedoeld in artikel 1, onderdeel II, een financiële of andere bijdrage heeft verstrekt ten behoeve van de totstandkoming of aankoop van dat programma-onderdeel, teneinde de uitzending daarvan als programma-onderdeel te bevorderen of mogelijk te maken.
21-11
bijlage 2: opmerkingen van het Commissariaat voor de Media Ingevolge artikel 51e, aanhef en onder a, van de Mediawet behoort het tot de taak van publieke regionale omroepinstellingen een programma te verzorgen, dat voor tenminste vijftig procent bestaat uit (programma)onderdelen van informatieve, culturele en educatieve aard, die in het bijzonder betrekking hebben op de provincie waarvoor het programma bestemd is. Het verschaffen van informatie over onder meer provinciale taken in programma’s van de regionale omroep zou goed passen binnen deze taakopdracht en is ook zonder meer toegestaan. Door overheidsinstellingen aan de totstandkoming van programma’s geleverde (financiële dan wel niet financiële) bijdragen worden niet aangemerkt als sponsorbijdragen in de zin van de Mediawet. Dit gegeven verandert echter niets aan de voor de omroep geldende verplichting vooraf aan het publiek kenbaar te maken dat het programma tot stand is gekomen met steun van een derde. De wijze waarop dit aan het publiek kenbaar dient te worden gemaakt is geregeld in artikel 52b, eerste tot en met derde lid, van de Mediawet en is nader uitgewerkt in de Beleidsregels sponsoring publieke omroep (BSPO). Daargelaten de vorm waarin een derde bijdraagt aan de totstandkoming van een programma, geldt als uitgangspunt dat de omroep vorm en inhoud van het programma bepaalt en daarvoor ook verantwoordelijk is (zie artikel 48 van de Mediawet over de redactionele onafhankelijkheid). Indien in door de regionale omroep uitgezonden programma’s aandacht wordt besteed aan provinciale taken, zal dit op weinig bezwaren stuiten. Rechtstreekse bemoeienis van de provincie met het (mede) bepalen van de inhoud van het programma - bijvoorbeeld doordat een medewerker van de provincie zitting neemt in een programmaredactie - dient echter te worden vermeden. Dit zou de onafhankelijke positie van de omroep op onacceptabele wijze aantasten. Daarmee rijst bovendien de vraag hoe een dergelijke (inhoudelijke) betrokkenheid zich verhoudt tot de in artikel 13c, tweede lid, onder c, van de Mediawet vervatte eis dat programma’s van de publieke omroep onafhankelijk van overheidsinvloeden zijn. In het licht van bovenstaande verdient het dan ook aanbeveling de redactionele onafhankelijkheid van de omroep expliciet op te nemen in eventueel tussen u en de omroepinstelling te maken afspraken. Binnen de hiervoor genoemde grenzen van artikel 48 van de Mediawet en met inachtneming van de wijze waarop eventueel door u te leveren bijdragen aan de totstandkoming van programma’s van de regionale omroep in uw provincie aan het publiek kenbaar dienen te worden gemaakt, zijn de voorgenomen programmaformats vanuit mediarechtelijk perspectief in beginsel mogelijk.
21-12
bijlage 3 Richtlijnen coproducties (concept 2000, van de Voorlichtingsraad) Concept Richtlijn voor door de rijksoverheid medegefinancierde producties (zogenaamde coproducties) november 2000. Definitie: Van een coproductie is sprake , wanneer meerdere partijen, waaronder een ministerie, onder redactionele eindverantwoordelijkheid van de betrokken omroep(instelling), inhoudelijk (redactioneel) en financieel een substantiële (d.w.z. een meer dan symbolische) bijdrage leveren aan de totstandkoming van een programma. Optreden Bewindspersonen a. bewindslieden treden niet op in een programma, resp. programmareeks waaraan de overheid een financiële of materiele bijdrage levert; ook niet indien het verzoek tot optreden van de omroeporganisatie uitgaat; b. als een bewindspersoon toch in een dergelijk programma wil optreden, dan dient het voornemen daartoe te worden gemeld bij de plaatsvervangend hoofddirecteur van de Rijksvoorlichtingsdienst, die vervolgens contact opneemt met de minister-president; Standaard aan- en afkondiging c. vanuit een oogpunt van herkenbaarheid dient de financiële c.q. materiele bijdrage van de overheid in een coproductie duidelijk in de aankondiging en aftiteling te worden vermeld; tekst aankondiging en aftiteling (zie bijlage 5); d. in de aftiteling of in de aankondiging dient kort en helder te worden aangegeven met welke inhoudelijke bedoeling het betrokken ministerie een bijdrage heeft geleverd; e. het voornemen van een coproductie wordt bij de Rijksvoorlichtingsdienst aangemeld door de (centrale) directie voorlichting van het betrokken ministerie; Verantwoording f. de minister-president meldt jaarlijks achteraf alle aangemelde coproducties aan de Tweede Kamer. Stichtingen, verenigingen en ZBO's g. indien een coproductie wordt medegefinancierd door een door de rijksoverheid gesubsidieerde stichting, vereniging of ZBO moeten aan de volgende voorwaarden worden voldaan; h. bewindslieden treden in deze programma's niet op; i. De financiële en/of materiele bijdrage met herkenbaar zijn in de aankondiging en aftiteling op de in bijlage vermelde wijze. Contract j. de Rijksvoorlichtingsdienst stelt een modelcontract ter beschikking dat gebruikt dient te worden voor het vastleggen van afspraken tussen ministeries en omroepen, zodat minimaal voldaan wordt aan deze richtlijn; En verder k. sponsoring of subsidiering van (bestaande) programma's of onderdelen daarvan die door derden worden ontwikkeld is niet toegestaan; (NB dit is dus geen coproductie volgens de definitie. Een productie met alleen een productie maatschappij zonder omroep of omroepinstelling kan dus niet.); l. betaling door de overheid voor activiteiten van vrije nieuwsgaring in journalistieke programma's en nieuws- en actualiteitenrubrieken, worden te allen tijde afgewezen; m. de overheid is terughoudend ten aanzien van het coproduceren van programma's c.q. programmaseries met een overwegend amusementskarakter; 21-13
n. o. p. q.
de richtlijn geldt niet voor programma's met een vooral op praktische instructie gericht karakter, zoals die bijvoorbeeld met Teleac en NOT tot stand komen; wanneer alleen faciliteiten van beperkte "symbolische" waarde betreft die beschikbaar worden gesteld, bijvoorbeeld toegang tot een overheidsgebouw, dus geen invloed op de inhoud, hoeft dit niet als coproductie te worden aangemeld; commerciële (buitenlandse) zenders worden niet anders behandeld dan publieke omroepen; de richtlijn geldt niet alleen voor televisie en radio. Maar ook voor de gedrukte media (zoals sponsored magazines).
21-14