EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 19.06.2002 C(2002) 2136fin
Betreft:
Steunmaatregel nr. N 543/2000 – België Phasing out van doelstelling 1 – Financiële instrumentering
Excellentie, 1.
PROCEDURE
Bij brief van de Permanente Vertegenwoordiging van 3.8.2000, die op 16.8.2000 bij de Commissie werd geregistreerd met het referentienummer SG (2000) A/36832, hebben de Belgische autoriteiten bovengenoemde regeling aangemeld. Bij brief van 11.9.2000 met het referentienummer D/54633 heeft de Commissie om aanvullende inlichtingen verzocht, welke haar zijn toegezonden bij schrijven van 11.1.2001, dat op 17.1.2001 werd geregistreerd met het referentienummer A/30426. Bij brief van 20.2.2001 met het referentienummer D/50773 heeft de Commissie om aanvullende inlichtingen verzocht, welke haar zijn toegezonden bij schrijven van 10.4.2001, dat op 18.4.2001 werd geregistreerd met het referentienummer A/33080. Bij brief van 18.6.2001 met het referentienummer D/52452, in een vergadering te Brussel op 24.9.2001, vervolgens bij schrijven van 5.11.2001 met het referentienummer D/54533, vervolgens in een vergadering te Brussel op 29.11.2001 en 13.3.2002, en ten slotte bij brief van 19.3.2002 met het referentienummer D/51208 heeft de Commissie om aanvullende inlichtingen verzocht. Deze inlichtingen werden haar verstrekt bij brief van 7.2.2002 die op 12.2.2002 bij de Commissie werd geregistreerd met het referentienummer A/31079, een brief van 28.3.2002 die op 2.4.2002 bij de Commissie werd geregistreerd met het referentienummer A/32427 en een brief van 15.4.2002 met het referentienummer A/32789.
Zijne Excellentie de Heer Louis MICHEL Minister van Buitenlandse Zaken Karmelietenstraat 15 B - 1000 BRUSSEL Wetstraat 200 - B-1049 Brussel - België Telefoon: direkte lijn 32 (0) 2 299.11.11 . Telex: COMEU B 21877 . Telegramadres: COMEUR Brussel
Bij brief van 4.6.2002 met het referentienummer D/52824 heeft de Commissie om aanvullende inlichtingen verzocht, welke haar zijn toegezonden bij brief van 6.6.2002, die op 6.6.2002 werd geregistreerd met het referentienummer A/34134. 2.
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE MAATREGEL
Deze regeling vloeit voort uit de tenuitvoerlegging van maatregel 1.2 "INVEST Fonds de capital à risque" van het enig programmeringsdocument (doelstelling 1) voor Henegouwen, dat op 15.5.2000 door de Commissie is goedgekeurd. De dochterondernemingen (doelstelling 1) Drie beleggingsfondsen (de zogenaamde "Invests": Sambrinvest, Hoccinvest, Invest Borinage) zijn voor ongeveer de helft in handen van "particuliere investeerders die representatief zijn voor het arbeidsmarktgebied", en voor de andere helft in handen van het Waalse Gewest. Naast hun respectieve kapitaal van ongeveer 0,5 miljoen EUR beschikt elk beleggingsfonds evenwel over trekkingsrechten ten laste van de begroting van het Waalse Gewest variërend van 12 miljoen EUR tot 51 miljoen EUR naargelang het fonds.
Sambrinvest Hoccinvest Invest Borinage
Kapitaal geplaatst door: Waals Gewest Particuliere ondernemingen 250 000 EUR 250 000 EUR 250 000 EUR 275 000 EUR 250 000 EUR 300 000 EUR
Trekkingsrechten SOGEPA 51 094 000 EUR 12 366 000 EUR 23 141 000 EUR
Deze beleggingsfondsen zijn voor 50% aandeelhouder van drie ondernemingen ("dochterondernemingen ex doelstelling 1") die steun verlenen aan ondernemingen in Henegouwen. De overige 50% van het kapitaal van elk van de dochterondernemingen is in handen van het Waalse Gewest. De middelen die worden gegenereerd door de activiteiten van de drie dochterondernemingen1, worden opnieuw geïnvesteerd in de betrokken dochteronderneming. Afgezien van de verstrekking van financiële middelen hebben de dochterondernemingen ex doelstelling 1 tot taak de begunstigde ondernemingen bij te staan bij het beheer en bij de ontwikkeling van hun activiteiten. De beheerders van de fondsen van de dochterondernemingen zijn in feite beheerders die ter beschikking zijn gesteld door de beleggingsfondsen. Deze beheerders zijn gekozen op grond van hun beroepsbekwaamheden en worden tewerkgesteld op basis van privaatrechtelijke arbeidsovereenkomsten. Vormen van steunverlening door de drie dochterondernemingen ex doelstelling 1 De steunverlening kan de volgende drie vormen aannemen: - een verplichte, converteerbare, achtergestelde lening: deze lening van maximaal 620 000 EUR2 kan er niet toe leiden dat de overheid een meerderheidsdeelneming in 1
Aflossing van leningen door ondernemingen of verkoop van participaties.
2
een onderneming verkrijgt; de looptijd varieert van vijf tot tien jaar en de aflossing begint op zijn vroegst het derde jaar; - een achtergestelde lening: het betreft een lening van ten hoogste 620 000 EUR2 met een looptijd van vier tot tien jaar waarvoor een aflossingsvrije periode van ten hoogste 36 maanden kan worden toegestaan; - minderheidsdeelneming met terugkoopverplichting: deze deelneming voor een bedrag van ten hoogste 620 000 EUR2 kan niet tot gevolg hebben dat de overheid een meerderheidsdeelneming in een onderneming verwerft; de deelneming moet uiterlijk acht jaar na de plaatsing van het kapitaal worden teruggekocht tegen een prijs die afhangt van de gecorrigeerde nettoactiva van de onderneming op het tijdstip van de overname maar die minstens gelijk is aan de contante waarde van het geplaatste kapitaal. Eenzelfde onderneming kan in aanmerking komen voor verschillende vormen van steun tot een gecumuleerd totaal van 620 000 EUR per kleine of middelgrote onderneming voor de hele periode2. De Commissie neemt nota van de toezegging van de Belgische autoriteiten om in geval van tijdelijke moeilijkheden bij de aflossing van een lening door een leningnemer: - de aflossing niet langer dan twaalf maanden stop te zetten, en - ofwel ervoor te zorgen dat het bedrag van de niet-betaalde rente niet meer bedraagt dan het bedrag van de de minimis-steun, te weten 100 000 EUR over een periode van drie jaar, een en ander met inachtneming van Verordening (EG) nr. 69/2001 van 12.1.2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de minimis-steun, ofwel ervoor te zorgen dat deze onderbreking van de aflossing in overleg met de crediteurbanken van de betrokken ondernemingen geschiedt. De Waalse autoriteiten hebben te kennen gegeven dat de rentetarieven die op de verstrekte leningen worden toegepast, als volgt zullen worden samengesteld: - referentiepercentage + 150 basispunten – 200 basispunten (deelneming van het EFRO) voor de achtergestelde leningen, - referentiepercentage – 200 basispunten (deelneming van het EFRO) voor de leningen met de gebruikelijke zekerheidsstelling. De ondernemingen die in aanmerking komen voor steun van de drie dochterondernemingen ex doelstelling 1 De Commissie neemt nota van de toezegging van de Belgische autoriteiten dat er geen enkele lening zal of deelneming zal worden aangegaan na 31.12.2006. De begunstigde ondernemingen zijn allemaal in Henegouwen gevestigd, een regio waarvan een deel onder artikel 87, lid 3, onder c) valt en een deel niet in aanmerking komt voor regionale steun3.
2
Met uitzondering van spin-off-projecten, waarvoor een maximum van 1 miljoen EUR geldt.
3
Steunzones en niet-gesteunde gebieden, alsmede steunintensiteiten worden gedefinieerd in de brief van de Commissie SG(2000) D/107850 van 25.10.2000.
3
De begunstigde ondernemingen beantwoorden aan de communautaire definitie van kleine en middelgrote ondernemingen4. Ondernemingen in moeilijkheden komen niet in aanmerking voor de regeling. De steun is uitsluitend bedoeld voor de financiering van initiële investeringen die overeenstemmen met de definitie in punt 4.4 van de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen5. Elk project moet levensvatbaar en rendabel worden geacht, rekening houdend met de algemene levensvatbaarheid van de onderneming en de technische, economische en financiële haalbaarheid van het project. Ondernemingen in de sector productie, verwerking en afzet van de landbouwproducten van bijlage I van het EG-Verdrag zijn uitgesloten van deze regeling. De Commissie neemt nota van de toezegging van de Belgische autoriteiten om de specifieke kaderregelingen voor bepaalde sectoren, met name de ijzer- en staalindustrie, de synthetische-vezel- en de automobielindustrie, na te leven. 3.
BEOORDELING VAN DE MAATREGEL
Aangezien het een maatregel betreft die nog niet van kracht is6, stelt de Commissie vast dat de Belgische autoriteiten voldaan hebben aan hun aanmeldingsverplichtingen uit hoofde van artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag. De steun die op grond van de onderhavige wet wordt verleend, wordt gefinancierd uit een overheidsbegroting. De risicokapitaalondernemingen worden namelijk voor het overgrote deel door de overheid gefinancierd en verlenen de ondernemingen waaraan zij een lening verstrekken of waarin zij een participatie nemen, voorwaarden die gunstiger zijn dan de marktvoorwaarden. De steun wordt alleen verleend aan ondernemingen die in Henegouwen investeren (met uitsluiting van de rest van het Belgische grondgebied): hierdoor dreigt de mededinging vervalst of deze dreigt te worden vervalst door begunstiging van bepaalde ondernemingen en wordt het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloed. Deze steun moet derhalve worden getoetst aan artikel 87 van het EG-Verdrag. De regeling kan worden onderzocht in het licht van Verordening (EG) nr. 70/2001 van 12.1.2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen7, zowel wat de deelnemingen als de verstrekking van leningen aangaat.
4
Aanbeveling van de Commissie van 3.4.1996 betreffende de definitie van de kleine en middelgrote ondernemingen (PB L 107 van 30.4.1996).
5
PB C 74 van 10.3.1998.
6
De fondsen voor de aangemelde regeling zijn nog niet aangewend door de dochterondernemingen.
7
PB L 10 van 13.1.2001.
4
Aspecten die relevant zijn voor beide activiteiten (deelnemingen en leningen) Er zij op gewezen dat: - de begunstigde ondernemingen aan de communautaire definitie van kleine en middelgrote ondernemingen beantwoorden8; - de steun uitsluitend ten doel heeft initiële investeringen te financieren die overeenstemmen met de definitie in punt 4.4 van de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen9. De Commissie neemt nota van de toezegging van de Belgische autoriteiten om de volgende voorwaarden in acht te nemen: een eigen deelneming van de begunstigde van 25% waarvoor geen enkele steun wordt verleend, en handhaving van de investering gedurende vijf jaar. De Commissie neemt nota van de toezegging van de Belgische autoriteiten om jaarlijks een verslag toe te zenden als bedoeld in artikel 9 van voornoemde EG-verordening. Bovendien zullen er halfjaarlijkse en jaarlijkse verslagen van de werkzaamheden van de drie dochterondernemingen aan de Commissie worden toegezonden. De deelnemingen Zoals zij te kennen geeft in haar mededeling inzake staatssteun en risicokapitaal10 is de Commissie "van oordeel dat een technisch berekeningsprobleem op zichzelf geen grond voor de onverenigbaarheid van een maatregel met de gemeenschappelijke markt mag zijn. Momenteel onderzoekt zij mogelijke methoden voor het verrichten van een dergelijke berekening en intussen staat zij open voor alle berekeningsmethoden die in de aanmeldingen van risicokapitaalmaatregelen worden voorgesteld". De Commissie neemt nota van de instemming van de Belgische autoriteiten met de hierna uiteengezette berekeningsmethode, die gebaseerd is op de resultaten die de drie dochterondernemingen sedert hun oprichting hebben behaald bij het nemen van participaties. De cijfers zijn als volgt: - 203 miljoen BFR werd sedert 1995 geïnvesteerd;
8
Aanbeveling van de Commissie van 3.4.1996 betreffende de definitie van de kleine en middelgrote ondernemingen (PB L 107 van 30.4.1996).
9
PB C 74 van 10.3.1998.
10 Gepubliceerd in PB C 235 van 21.8.2001, waarop men zich kan beroepen ook al wordt de regeling niet getoetst aan deze mededeling ("Wanneer aan de verstrekking van risicokapitaal aan een onderneming kosten verbonden zijn die uit hoofde van een bestaande kaderregeling of richtsnoer voor steun in aanmerking komen, mag de steun aan de betrokken onderneming overeenkomstig de punten II.3 en V.2 op grond van de bestaande tekst worden beoordeeld in plaats van op basis van de onderstaande beginselen.").
5
- 135 miljoen zit nog in de portefeuille (maar 25% van dat bedrag is geïnvesteerd in ondernemingen die met een tekort kampten tijdens het laatste boekjaar waarvoor cijfers bekend zijn); - 29 miljoen is verloren gegaan (wanbetalingen); - 39 miljoen is terugbetaald (met een meerwaarde van 11). Wanneer ervan uitgegaan wordt dat in de toekomst: - 25% van de 135 miljoen die nog in de portefeuille is, verloren zal gaan; - 75% van de 135 miljoen wordt terugbetaald met een vergelijkbare meerwaarde (verhoudingscijfer 11/39); komt men tot een verlies van 11% voor de hele levensduur van de drie dochterondernemingen. Dit verlies van 11% komt overeen met een gemiddeld jaarlijks verlies van ongeveer 0,85%, ofwel een gemiddelde jaarlijkse steunintensiteit van 5,91% (de geïnvesteerde middelen zouden op zijn minst een rendement van 5,06%, het referentiepercentage, moeten opleveren). Overeen periode van acht jaar, wat de maximale duur is van de deelneming, bedraagt de steun 37% van de deelneming, die op haar beurt ten hoogste 75% van de initiële investering bedraagt, hetgeen neerkomt op 28% BSE van de investering. Deze steunintensiteit is verenigbaar met de percentages van de Belgische steunkaart (39% en 43% BSE voor de KMO). De Commissie neemt nota van de toezegging van de Belgische autoriteiten om buiten de steunzones de deelnemingen te beperken tot circa 40% (bij kleine ondernemingen) en 20% (bij middelgrote ondernemingen)11 van het bedrag van de initiële investeringen, opdat de maximale steunintensiteiten van 15 en 7,5% BSE in acht worden genomen. De leningen De Waalse autoriteiten hebben medegedeeld dat de volgende rentetarieven zullen worden toegepast op de verstrekte leningen: - referentiepercentage + 150 basispunten – 200 basispunten (EFRO) voor de achtergestelde leningen, - referentiepercentage – 200 basispunten (EFRO) voor de leningen met de gebruikelijke zekerheidsstelling. Deze percentages komen overeen met een rentesubsidie van 450 basispunten in het eerste geval en 200 basispunten in het tweede geval12. De Commissie past namelijk 11
De precieze cijfers zijn 40,18 (en 20,09).
12
De bijdragen van het EFRO moeten namelijk worden meegerekend bij de totale overheidssteun (zie met name de gemeenschappelijke verklaring betreffende de door de EG-Structuurfondsen of andere financiële instrumenten verleende steun, die als bijlage bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte is gevoegd, of artikel 8, lid 2, van Verordening (EG) nr. 70/2001 van 12.1.2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen).
6
steeds13 haar mededeling over de referentie- en disconteringspercentages14 toe door op achtergestelde leningen de hierin voorziene opslag met 400 basispunten, of meer, toe te passen. Deze rentesubsidies van 450 en 200 basispunten komen neer op een maximale steunintensiteit van respectievelijk 18% en 7,5% BSE van de investering voor de leningen die in de bewuste aanmelding worden beschreven, voor zover deze leningen 75%15 van de investering dekken. In de gebieden waarin de drie risicokapitaalondernemingen actief zijn, zijn overigens verschillende brutosteunintensiteiten toegestaan voor de ondernemingen die hier zijn gevestigd: - 15% voor een kleine onderneming en 7,5% voor een middelgrote onderneming in een niet-gesteund gebied, - 39 of 43% in de steunzones16. De Commissie neemt nota van de toezegging van de Belgische autoriteiten om deze maximale steunintensiteiten in acht te nemen, ook in geval van cumulering met andere steunmaatregelen ten gunste van KMO's, met name de steunregeling "AIDE". Deze toezegging resulteert met name in de volgende aanpassingen van de verhoudingsgetallen "bedrag van de lening/bedrag van de investering": Steunzones
In geval van cumulering met "AIDE"
Zonder cumulering met "AIDE"
Zones 1
13
Achtergestelde lening (brutosteunintensiteit) Lening met zekerheidsstelling (brutosteunintensiteit) Zones 2
30 % 7,4% 60 % 6%
75 % 18%) 75 % 7,5%)
Achtergestelde lening (brutosteunintensiteit) Lening met zekerheidsstelling (brutosteunintensiteit)
20 % 4,8% 40 % 4%
75 % 18%) 75 % 7,5%)
Met name de steunmaatregelen N 324/99 Western Investment Fund – Ierland of N 707/2000 Innovationsfonds Sachsen-Anhalt - Duitsland.
14
PB C 273 van 9.9.1997 en C 241 van 26.8.1998.
15
De Belgische autoriteiten hebben toegezegd om dit percentage in alle gevallen in acht te nemen.
16
Steunzones en niet-gesteunde gebieden, alsmede steunintensiteiten worden gedefinieerd in de brief van de Commissie SG(2000) D/107850 van 25.10.2000.
7
Buiten de steunzones 1 en 2
Kleine ondernemingen
Achtergestelde lening (brutosteunintensiteit) Lening met zekerheidsstelling (brutosteunintensiteit)
4.
Middelgrote ondernemingen
60 % 14,8% 75 % 7,5%
30 % 7,4%) 60 % 6%)
BESLUIT
De Commissie heeft derhalve besloten de steunmaatregel als verenigbaar met het EG-Verdrag te beschouwen op grond van artikel 87, lid 3, onder c). Ingeval deze brief vertrouwelijke gegevens bevat die niet mogen worden bekendgemaakt aan derden, wordt u verzocht de Commissie daarvan binnen 15 werkdagen vanaf de ontvangst van dit schrijven in kennis te stellen. Ontvangt de Commissie binnen de vastgestelde termijn geen met redenen omkleed verzoek, dan neemt zij aan dat u instemt met mededeling aan derden en bekendmaking van de volledige tekst van dit schrijven in de authentieke taal op internet: http://europa.eu.int/comm/secretariat_general/sgb/state_aids/. Dit verzoek dient bij aangetekend schrijven of bij faxbericht te worden gericht aan: Europese Commissie Directoraat-generaal Concurrentie Directoraat Overheidssteun I B-1049 BRUSSEL Fax: 00 32 2 296 12 42
Met bijzondere hoogachting, Voor de Commissie
Mario Monti Lid van de Commissie
8