Volgens het Green House Gas (GHG) protocol dienen scope 3 emissies door middel van de volgende stappen in beeld te worden gebracht: Beschrijf de waardeketen Identificeer belangrijke partners binnen de waardeketen Bepaal welke scope 3 emissies relevant zijn Kwantificeer de scope 3 emissies Deze onderdelen zijn opgenomen in de volgende paragrafen.
2. Waardeketen bodemonderzoek en –advisering Onderstaande figuur geeft inzicht in de waardenketen van de dienst bodemonderzoek en –advisering. Vrijwel elk bodemonderzoek volgt dezelfde aanpak binnen dezelfde keten. Links is weergegeven hoe de inhoudelijke keten er uit ziet, rechts geeft aan welk type partijen hierbij betrokken zijn.
Figuur 1. Waardeketen Bodemonderzoek- en advisering
Belangrijkste partners in de waardeketen Zoals uit het schematische overzicht naar voren komt zijn er een aantal betrokken partijen aan te wijzen. Opdrachtgever Onze opdrachtgevers zijn bevoegde gezagen (zoals provincie, waterschap of gemeente), aannemers/ ontwikkelaars of particulieren. Een partij die iets wil met een locatie, is wettelijk verplicht om deze te (laten) onderzoeken.
2
SIKB Het SIKB, de Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer, beheert de beoordelingsrichtlijnen (BRL-len) die aangeven hoe een bodemonderzoek moet worden uitgevoerd. In de Wet Bodembescherming (Wbb) is vastgelegd dat deze BRL-len gevolgd moeten worden. LievenseCSO is lid van en actief betrokken bij het SIKB. In werkgroepen denken we mee over nieuwe of aangepaste normen. Zo wordt momenteel een BRL voor bodemonderzoek opgesteld. Wij nemen deel aan de werkgroep ‘risico gestuurd toezicht’ om deze richtlijn zo werkbaar mogelijk te laten zijn. LievenseCSO LievenseCSO bepaalt de opzet van een bodemonderzoek, onder andere het aantal bemonsteringen, op basis van de eisen van de opdrachtgever en de geldende beoordelingsrichtlijnen (BRL-len). Voor de locatie wordt allereerst een vooronderzoek gedaan, op basis van archieven (historisch) en veldinspectie (ter plaatse). De uitkomsten daarvan bepalen hoe het veldwerk er uit moet zien. De analyseresultaten worden aan LievenseCSO teruggekoppeld, waarna een rapportage voor de opdrachtgever wordt opgesteld. Daaruit wordt duidelijk wat de volgende stappen dienen te zijn, hoe de grond gebruikt kan worden, welk nader onderzoek nodig is of dat een saneringsplan moet worden opgesteld. Eenvoudige onderzoeken voeren onze veldwerkers zelf uit, bijvoorbeeld het maken van een aantal handmatige boringen of het plaatsen van een beperkt aantal peilbuizen (ook handmatig). Naast het wagenpark is de enige energie die hierdoor mogelijk verbruikt wordt wanneer de quad wordt ingezet om moeilijk bereikbare gebieden in beperkte tijd te kunnen onderzoeken. Deze brandstof is opgenomen in onze scope 1 emissies. Asbestonderzoeken waarbij uit het vooronderzoek gebleken is dat het verdachte locatie is, vereisen daarnaast de inzet van een Hogere Veiligheidskundige (HVK). Deze persoon zal in dergelijke onderzoeken het veiligheidsplan beoordelen en een eenmalige instructie verzorgen op locatie. Aangezien LievenseCSO geen medewerkers met deze kwalificatie in dienst heeft, worden hiervoor een lokale zzp-ers ingehuurd. Er is een medewerker van LievenseCSO in opleiding tot HVK-er, zodat deze rol intern ingevuld kan worden. Veldwerkbureau (en/of aannemer) Voor het ingewikkeldere veldwerk wordt een veldwerkbureau ingehuurd. Enige uitzonderingen daargelaten (Poelsema in Noord, zzp-ers op projectbasis) werken wij meestal samen met het veldwerkbureau Sialtech. Zij bepalen welke machine benodigd is voor een onderzoek. In de regel wordt de lichtste en goedkoopst mogelijke methode toegepast, wat ook zorgt voor zo min mogelijk energiegebruik. Wanneer aanvullende werkzaamheden nodig zijn, zoals sleuven graven om puin of asbest op te sporen, worden lokale aannemers ingehuurd, die in het veld aangestuurd worden door LievenseCSO. Westerman advies. Leverancier materialen Zowel LievenseCSO als Sialtech en ALcontrol kopen materialen in om het werk uit te kunnen voeren. Voor veldwerkmaterialen is er slechts beperkte keuze in leveranciers. Selectie op basis van transportafstand en milieuprestatie van de leverancier of de benodigde materialen, zoals door LievenseCSO bij elke inkoop wordt nagestreefd, is daardoor niet altijd mogelijk. LievenseCSO koopt haar boormaterialen voornamelijk in bij Eijkelkamp (te Giesbeek), deze organisatie werkt bewust aan het verminderen van haar invloed op de
3
1
omgeving . Andere aanbieders zijn Boode BV (Zevenhuizen) en VRM (Apeldoorn). Echt regionaal inkopen van boormaterialen lukt dus niet voor onze regiokantoren. Maastricht heeft slechts kleine hoeveelheden boormaterialen nodig, zij kopen deze in via de vestiging van Sialtech in Maastricht (tot 31-12-13 in hetzelfde pand). Gereedschappen en persoonlijke beschermingsmiddelen worden door de vestigingen afzonderlijk aangekocht bij regio aanbieders. Vestiging Bunnik koopt deze bij Gerritse, ook zij werken actief aan het 2 minimaliseren van hun impact op de omgeving . De noordelijke vestigingen maken gebruik van Raadsma te Leeuwarden voor gereedschappen en Polichlo te Groningen voor persoonlijke beschermingsmiddelen (ook 3 bewust met MVO bezig ). Maastricht koopt PBM’s in bij Van Ommeren (Stein). Daarnaast is bij een asbest verdacht terrein een decontaminatie unit noodzakelijk. Deze wordt gehuurd van gespecialiseerde bedrijven in de regio en door hen van en naar de locatie gebracht. Laboratorium Het grootste gedeelte van onze analyses worden uitgevoerd door ALcontrol. Zij halen de monsters op centrale locaties in het land op, verzorgen de analyses en sturen de resultaten digitaal naar LievenseCSO. Wegens specialistische vragen of capaciteitsgebrek kunnen incidenteel andere laboratoria (o.a. Analytico en RPS Analyse) worden ingeschakeld. Afvalverwerker Het afval dat tijdens het veldwerk ontstaat wordt afgevoerd naar een afvalverwerker. Hoe deze keten loopt is afhankelijk van degene die het veldwerk uitvoert. Grond die vrijkomt kan mogelijk verontreinigd zijn en mag daarom niet terug in het gebied gebracht worden. Geboorde gaten worden opgevuld met zand en bentoniet. Tijdens het veldwerk dat door LievenseCSO wordt uitgevoerd ontstaat slechts beperkt afval, wat via de afvalinzameling bij de kantoren wordt afgevoerd. Per kantoor is de afvalverwijderingsstructuur inzichtelijk via intranet, waarin grond, asbest en restafval (voor de PBM’s) afzonderlijk zijn opgenomen. Het afval van het veldwerkbureau omvat vaak meer grond, aangezien zij met groot materieel boringen uitvoeren. Wanneer dit het geval is wordt een vloeistofdichte container gehuurd waarin het materiaal op de locatie wordt verzameld, die vervolgens wordt afgevoerd door het verhuurbedrijf. Veelal wordt dit geregeld via lokale grondbanken. Kleine hoeveelheden grond, PBM’s en klein afval worden via de reguliere inzameling van het veldwerkbedrijf afgevoerd. ALcontrol verzorgt de afvoer van de bodemmonsters naar een afvalverwerker. Zij werken hiervoor samen met Van Gansewinkel. Niet opgenomen in onze keten Niet in onze waardeketen opgenomen zijn interne of externe audits. Interne audits vallen onder onze scope 1 en 2 emissies. Externe audits worden uitgevoerd door onze certificerende instelling (Eerland). In de jaarlijkse leveranciersbeoordeling met hen komt milieuzorg/ MVO ook aan de orde. De frequentie van de audits is niet door LievenseCSO te beïnvloeden.
3. Relevante scope 3 emissies in de waardeketen Naast de CO2-emissies die reeds in de scope 1 en 2 van LievenseCSO zijn opgenomen, zien wij de volgende CO2-emissies in onze waardeketen (scope 3): 1
http://www.eijkelkamp.com/over-eijkelkamp/mvo.html http://www.gerritse.nl/gerritse/duurzaamheid/ 3 http://www.polichlo.nl/Over-Polichlo/MVO 2
4
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Emissies panden veldwerkbureau en laboratorium; Transport veldwerkers van/naar locatie en monsters naar laboratorium (gekoeld); Energiegebruik en transport van/naar locaties van boormachines/ boten/ graafmachines; Productie en transport materialen als monsterpotjes en peilbuizen; Transport decontaminatie unit; Afvoer monsters naar afvalverwerker en verwerking daarvan; Opleveren resultaten en rapportages (papier) en verzending daarvan; Doorwerking advies in benodigde werkzaamheden vervolgtraject.
CO2-uitstoot Een algemene inschatting van de hoeveelheid CO 2-uitstoot per bodemonderzoek of boring is niet te bepalen aangezien de aanpak en de betrokken partners in elk onderzoek anders zijn. Het bodemonderzoek wordt ingericht op basis van de bodemsoort en –samenstelling, de verwachte verontreiniging, de op de locatie aanwezige bebouwing en de benodigde gegevens. Eventueel kan op basis van omzetcijfers het aandeel van LievenseCSO in de CO2-emissie van Sialtech en ALcontrol worden bepaald. Dit geeft echter weinig informatie waarmee verdere besparingen bereikt kunnen worden. Wij hebben er dan ook voor gekozen om voor één specifiek project inzicht te krijgen in de CO2-uitstoot (zie bijlage 1). Doorwerking van de resultaten voor het vervolgtraject De opdrachtgever zal op basis van ons advies, afhankelijk van de aanleiding van het onderzoek, actie ondernemen. Wanneer een nader onderzoek noodzakelijk is begint de keten opnieuw. Daarnaast kan er een sanering moeten gebeuren na opstellen van een saneringsplan of een BUS melding moeten worden gedaan zonder dat daadwerkelijke actie noodzakelijk is. Binnen de geldende kaders, voornamelijk afhankelijk van het type verontreiniging, adviseert LievenseCSO hierin de meest milieuvriendelijke aanpak. Het volledig verwijderen van een verontreiniging kost veel energie tijdens het afgraven en vooral door het afvoeren van de grond. Hergebruik van de grond binnen het gebied of het afdekken van de verontreiniging kost veel minder energie. LievenseCSO neemt hierbij altijd het milieurendement (en daarmee samenhangend efficiency) mee. Reeds genomen maatregelen CSO is sinds 2006 gecertificeerd op de ISO14001 Milieumanagement. Sindsdien zijn mogelijkheden om milieueffecten te verkleinen en energie te besparen in beeld gebracht en maatregelen genomen. Naast de energiebesparingsmaatregelen in de panden en aanschaf van energiezuinig wagenpark zijn de volgende maatregelen relevant: Milieucriteria meenemen in de keuze voor leveranciers en onderaannemers (1,2,3,4,5,6,7,8). Jaarlijkse leveranciersbeoordelingen met Sialtech en ALcontrol, waarin milieuzorg/ MVO prominent op de agenda staan (1,2,3,4,6,7,8); Efficiënt inplannen van veldwerk vanuit de dichtstbijzijnde locatie (ook door Sialtech). Onze spreiding van vestigingen over het land zorgt ervoor dat wij de te reizen kilometers zo beperkt mogelijk kunnen houden (2). Alle CO2-uitstoot door het veldwerk van zowel LievenseCSO als Sialtech worden gecompenseerd door leasemaatschappij Wagenplan (2); Veldinspectie wordt wanneer mogelijk uitgevoerd bij het veldwerk (evt door Sialtech) (2); Alle veldwerkteams van Sialtech beschikken over mobiele computers met datakaarten waardoor de veldgegevens vanuit het veld direct naar kantoor worden verzonden. Hierdoor wordt het transport van medewerkers van en naar kantoor geminimaliseerd (2). ALcontrol haalt de monsterpotjes op een aantal centrale locaties op (2);
5
-
Inhuur regionale aannemers wanneer bijvoorbeeld sleuven graven noodzakelijk is (2,3); Aanschaf XRF-scanner, waarmee grond al in het veld geanalyseerd kan worden. Al wordt dit nog niet geaccepteerd als volwaardige meetmethode volgens de richtlijnen, het aantal benodigde boringen en analyses wordt hiermee wel beperkt (1,2,3,4,6); Digitalisering van facturen en onderzoeksresultaten met ALcontrol en Sialtech en van offertes en rapportages aan opdrachtgevers (voor zover zij daarmee akkoord gaan). In offertes wordt opgenomen dat voor meer dan één geprinte rapportage extra betaald dient te worden (7); Bij nader onderzoek wordt aanbevolen op alleen op de benodigde stoffen te analyseren (1,8). De cijfers tussen haakjes geven aan op welke scope 3 emissie dit van invloed is.
4. Kansen tot CO2-reductie in de keten en doelstelling Uit voorgaande ketenanalyse en bespreking met senior adviseurs van LievenseCSO (dd. 03-12-2013 en 2101-2014) en de belangrijkste leveranciers kunnen de volgende verdere kansen tot CO2-reductie worden aangewezen: Biologisch afbreekbare peilbuizen kunnen voor bepaalde projecten kansrijk zijn, bijvoorbeeld op agrarische percelen. Als standaard toepassing zijn deze niet geschikt of leveren deze niet voldoende milieuwinst op doordat de afbraak begint zodra deze in de veldwerkauto’s meegenomen worden, niet duidelijk is hoelang deze buizen zonder problemen bemonsterd kunnen worden en deze buizen achteraf met bentoniet gevuld moeten worden. Dat laatste betekent dat een extra rit naar het projectgebied noodzakelijk is. In het vakgebied gaan meer negatieve geluiden op. Een ander veldwerkmateriaal waar mogelijk milieuwinst te behalen is, zijn de bemonsterslangen. Voor elk grondwatermonster moet een nieuwe slang worden gebruikt. Niet duidelijk is of deze ook bestaan van gerecycled of afbreekbaar materiaal en of apart inzamelen loont. ACTIE: uitzoeken alternatief materiaal of inzameling monsterslangen. LievenseCSO is in gesprek met ALcontrol over het uitvoeren van een ISO14001 audit bij elkaar. Hierdoor kunnen we elkaar scherp houden, wijzen op kansen tot verdere besparing en van elkaar leren (1,2,3,4,6,7). ALcontrol levert veel potjes aan partners aan die niet bij hen terug komen (+/- 40%). Zij proberen inzicht te krijgen in de hoeveelheden per adviesbureau. Wanneer zij dit helder hebben voor LievenseCSO wordt wellicht (afhankelijk van het aandeel van LievenseCSO hierin) gestart met een pilot om te onderzoeken waar deze potjes terechtkomen en hoe deze keten geoptimaliseerd kan worden (4). ALcontrol onderzoekt de mogelijkheden tot verdere CO2-besparing binnen haar bedrijfsvoering. Nieuwe apparatuur wordt al uitsluitend energiezuinig aangekocht (1).
-
ALcontrol werkt aan verbetering van de scheiding van haar afvalstromen, waardoor hergebruik en recycling van onder andere grond mogelijk kunnen worden gemaakt (6).
Uit het uitgewerkte project in bijlage 1 blijken daarnaast de volgende aanbevelingen voor onze projecten bodemonderzoek en -advisering: Let bij de keuze van onderaannemers op hun vestigingsplaats in relatie tot de te onderzoeken locatie, vooral bij degenen die zwaar materieel vervoeren voorkomt dit veel CO2-emissie . ACTIE: Dit wordt opgenomen in de inkoopprocedure in het managementhandboek. Bespreek met onderaannemers wat de meest energiezuinige manier is om het onderzoek uit te voeren en of er energiezuiniger materieel bestaat dat gebruikt kan worden.
6
-
-
Blijf met het laboratorium in gesprek over beperking van hun CO2-emissie. Met aantoonbare Nederlandse groene stroom kunnen zij veel CO2 voorkomen. ACTIE: gesprek met ALcontrol over verdere CO2-emissie reductie. Stel aan opdrachtgevers voor om CO2-emissie van saneringsopties in beeld te brengen en mee af te wegen.
En aan de opdrachtgever voor het vervolg: Houd bij uitwerking van de ontwikkeling rekening met de locatie van de verontreinigingen. Plan tuinen en kelders bewust. Neem CO2-emissie van de uitvoering mee als afwegingscriterium in het saneringsplan. Gezien de immobiliteit van de verontreiniging kan een leeflaag veel grondverzet en daarmee CO2-emissie voorkomen.
-
Huur een lokaal bedrijf in om de sanering uit te voeren en zorg dat zij de vervuilde grond en het asbest bij een lokale afvalverwerker in leveren.
Op basis van deze ketenanalyse bodemonderzoek en –advisering wordt de volgende doelstelling nagestreefd: In samenwerking met haar ketenpartners werkt LievenseCSO aan verdere CO2-reductie in de hele keten van het bodemonderzoek- en advisering. LievenseCSO gaat in gesprek met haar opdrachtgevers en onderaannemers over de kansen en mogelijkheden tot reductie. De opdrachtgever beslist uiteindelijk over de te volgen aanpak en invulling. Gezien deze beperkte daadwerkelijke invloed van LievenseCSO in de keten, worden er voor deze dienst geen kwantitatieve doelstellingen opgesteld.
7
Bijlage 1 CO2-inventarisatie Project Actualisatie bodemonderzoek en asbest in bodemonderzoek aan Lagegrond 1a te Zeist (Dienst Landelijk Gebied, 13M1127) 1. Doel, aanleiding en uitvoering Het onderzoek naar de bodem aan de locatie Lagegrond 1a te Zeist in opdracht van Dienst Landelijk Gebied wordt als case gebruikt om de CO2-emissies van één project in beeld te brengen. Dit project was onlangs gestart, wat groter dan het gemiddelde bodemonderzoek en ten tijde van het eerste concept van deze inventarisatie moest het veldwerk nog plaatsvinden. De aanleiding voor dit bodemonderzoek is de voorgenomen herontwikkeling van de locatie en de aangetroffen verontreiniging tijdens eerder onderzoek. Het doel van het bodemonderzoek is het actualiseren van de eerder aangetoonde verontreinigingen, het vaststellen of sprake is van een verontreiniging met asbest in de bodem en het vaststellen van de spoedeisendheid van een eventuele sanering. Tabel 1 geeft de veldwerkzaamheden en laboratoriumanalyses die volgens de offerte worden uitgevoerd. Tabel 1. Overzicht werkzaamheden en analyses Lagegrond 1a, Zeist Onderdeel
Veldwerk Proefsleuf (ca. 2,0 x 0,5 x 1,0 m)
1.
Asbestonderzoek gecombineerd met actualisatie verontreiniging zware metalen / PAK
Analyses Proefgat (ca. 0,3x0,3x0 ,3 m)
3. 4. 5. 6.
Peilbuis (ca. 3,0 mmv)
Standaardpakket grond
Asbest in grond/pu in
2x
1x
6x
3x
3x t.p.v. grindverhardin g (ca. 200 m2)
3x (i.c.m. sleuven)
8x t.p.v. bekende puinhoudende lagen incl. toegangspad westzijde (ca. 1.500 m2), alle door beton
6x waarvan 2 tot 2,0 mmv (i.c.m. sleuven)
6x t.p.v. overige delen erf (ca. 1.500 m2), waarvan 4x door beton
6x (i.c.m. sleuven)
2x
2x
8x waarvan 2 tot 2,0 m-mv (i.c.m. gaten)
8x
4x
2x (ondergrond)
2x (ondergrond) (i.c.m. stallen)
8x t.p.v. stallen (ca. 2.000 m2)
2.
Boring
Opslag olieproducten ten ZO van woning (ca. 50 m2) Stal grenzend aan woonhuis (ca. 150 m2) Tuin en boomgaard
-
1x
-
-
-
-
Hopen t.p.v. vml. mestplaten Zeefkrommes Totalen
-
-
17x
9x
1x (1,0 mmv)
1x
1x
1x + 1x olie/aromaten (steekbus)
1x 6x (1,0 mmv) 4x (1,0 mmv) 30x 1,0 mmv 4x 2,0 mmv
Standaar dpakket grondwater
1x
1x
-
1x
-
2x
-
-
-
1x
-
-
3x
2x zeefkromme 24x standaard 1x olie/ aromaten 2x zeefkromme
12x
3x
8
2. CO2-emissie veldwerk Bij het veldwerk in dit project zijn naast LievenseCSO de volgende partijen betrokken: Sialtech, Baatje, Rowo, AST en Avensa. De emissies door begeleiding van het veldwerk door LievenseCSO zijn reeds opgenomen in de scope 1 en 2 emissies en blijven hier dan ook buiten beschouwing. Gedurende vier dagen vindt het veldwerk plaats, niet alle partijen zijn steeds aanwezig. Per onderaannemer kunnen de volgende onderdelen worden aangewezen die CO2-emissies veroorzaken: Sialtech: één veldwerker op dag 2 en twee veldwerkers op dag 3, transport vanuit vestiging Houten (16,3 km enkel), Baatje: brandstofverbruik rupskraan 8 ton graven sleuven dag 2 en 3, transport vanuit vestiging Monster (87,3 km enkel), Rowo: zagen en boren beton dag 1 en 2, herstellen gaten en sleuven in beton op dag 4, materieel elektrisch met aggregaat, transport vanuit Woudenberg (16,8 km enkel); Daarnaast huren zij een betonwagen in bij Van der Kamp, transport vanuit Amersfoort ( 19 km enkel); AST: verhuur decontaminatie unit, vervoer vanuit Rotterdam (72,6 km enkel); Avensa: instructie hogere veiligheidskundige vanuit Beesd (HVK-er) (33,2 km enkel). Er hoeven geen mechanische boringen plaats te vinden. Wanneer sleuven gegraven zijn of door beton heen geboord is, worden de monsters verder handmatig verzameld. Het veldwerk heeft plaatsgevonden in week 51 van 2013. Bovenstaande onderdelen zijn waar nodig aangepast op basis van daadwerkelijke uitvoering. Tijdens de uitvoering bleken meer analyses noodzakelijk dan in tabel 1 opgenomen. Zo zijn er 3 olie/aromaten analyses uitgevoerd en 14 monsters op asbest onderzocht. Daarnaast zijn er vier materiaal analyses op gevonden asbest uitgevoerd. In de CO2-berekeningen worden de uiteindelijke aantallen gehanteerd. Sialtech heeft haar CO2-footprint over 2012 met LievenseCSO gedeeld, zoals weergegeven in Tabel 2. Deze 4 informatie is ook weergegeven op hun website . Duidelijk wordt dat het overgrote gedeelte van haar CO2emissie veroorzaakt wordt door het wagenpark, de emissies van hun panden zijn verwaarloosbaar klein wanneer deze omgerekend worden naar projectniveau. Door voor het project Lagegrond de gereden afstanden te inventariseren, kan het grootste gedeelte van de emissie van deze onderaannemer in beeld worden gebracht. Tabel 2. CO2-footprint 2012 Sialtech
Emissiestroom Brandstofverbruik wagenpark Elektriciteit Gasverbruik
CO2–emissie (ton) 298,4 14,96 3,7
Percentage 94,1% 4,7% 1,2%
Ook bij de andere onderaannemers nemen we alleen de daadwerkelijke projectgebonden emissies mee. Daarbij is zoveel mogelijk met primaire data gerekend, alle aantallen liters en gewichten van materieel zijn door de onderaannemers aangeleverd. De afstanden zijn bepaald op basis van hun vestigingsplaatsen en de meest logische aanrijroute. Tabel 3 geeft de berekening van de CO2-emissies per onderaannemer weer.
4
http://sialtech-europe.nl/mvo
9
Tabel 3. CO2-emissies per onderaannemer
Onderaannemer Sialtech
Emissiestroom Diesel transport
Hoeveelheid 6 x 16,3 km
Baatje
Diesel transport rupskraan 8 ton Diesel transport zonder rupskraan tussendoor Brandstof rupskraan Diesel transport
2 x 87,3 km
Aggregaat
28 liter
Materieel betonzaag Materieel betonboor Betonwagen 3 (2 m beton = 4,4 5 ton ) Diesel transport deco unit (1,1 ton) Benzine transport
17 liter Stihl motormix 10 liter
Benzine
2 x 19 km
Vrachtauto < 20 ton
2 x 72,6 km
Bus + enkel as deco unit Personen auto gemiddeld
Rowo
AST Avensa
Categorie Bedrijfsauto gemiddeld Vrachtauto < 20 ton Vrachtauto < 20 ton
Omrekenfactor 205 g CO2/km
CO2 (kg) 20
300 g CO2/tonkm 300 g CO2/tonkm
418,8
60 liter
Diesel
188,1
6 x 16,8
Bedrijfsauto gemiddeld Benzine
3135 g CO2/liter brandstof 205 g CO2/km 2780 g CO2/liter brandstof 2780 g CO2/liter brandstof 3135 g CO2/liter brandstof 295 g CO2/tonkm
77,8
630 g CO2/tonkm 215 g CO2/km
100,2
2 x 87,3 km
2 x 33,2 km
Diesel
Totaal veldwerk
52,2
20,7
47,3 31,4 49,3
14,3 1020,1 kg
3. CO2-emissie analyses 6 ALcontrol heeft haar CO2-footprint online beschikbaar gesteld , deze is weergegeven in onderstaande tabel. Duidelijk wordt dat het grootste aandeel van haar CO2-emissie door het elektriciteitsverbruik wordt veroorzaakt. Dit verbruik hangt grotendeels direct samen met de apparatuur die gebruikt wordt om de analyses uit te voeren. Slechts een klein gedeelte is afkomstig van licht, computers etc. Tabel 4. CO2-footprint 2012 ALcontrol
Emissiestroom Brandstofverbruik wagenpark/ zakelijk verkeer Elektriciteit Gasverbruik Vliegreizen
CO2–emissie (ton) 144
Percentage 5,6%
1817 578 9
71,3% 22,7% 0,4%
5
http://www.gwwmaterialen.nl/soortelijk-gewicht-materialen/ http://www.duurzameleverancier.nl/duurzaamheidsindex/raport/292/2012 (inlog vereist, CSO beschikt over account) 6
10
ALcontrol heeft haar CO2-emissie omgerekend naar aandeel in aantal monsters en in hun totale omzet. Deze gegevens heeft zij aan LievenseCSO aangeleverd, waarna op basis van de totale omzet van LievenseCSO bij ALcontrol in 2012 de CO2-emissie per euro is berekend. Op basis van analysekosten van dit project, komt de hoeveelheid CO2-emissie van de analyses van de grond, het grondwater en het asbest in grond/ puin neer op 378,8 kg. Aangezien ALcontrol ons gevraagd heeft om de achterliggende gegevens vertrouwelijk te behandelen wordt de berekening daarvan hier niet weergegeven. 4. Overige CO2-emissies project Nog niet opgenomen CO2-emissies zijn de productie en transport van materialen als monsterpotjes en peilbuizen en de afvoer van de monsters naar afvalverwerker en verwerking daarvan. In dit project zijn de volgende materialen gebruikt: 3 peilbuizen (inclusief vloerafwerking), 134 glazen potten, 29 plastic emmers, 4 plastic zakjes en 9 glazen flesjes. Afgezien van de peilbuizen worden al deze materialen leeg aangeleverd door het laboratorium en krijgen zij deze van ons weer vol terug. Het vervoer daarvan is opgenomen in hun CO2-footprint. Zij verzorgen de afvoer daarvan naar de afvalinzamelaar. De CO2-emissie van de productie en verwerking als afval van deze materialen is niet eenvoudig te bepalen. Gezien het kleine aandeel van LievenseCSO in het totale aantal analyses van ALcontrol, achten wij het aandeel van dit project in het totale hoeveelheid ingekochte materialen en af te voeren afval van ALcontrol verwaarloosbaar. Wij achten deze emissie dan ook niet-materieel. 5. Totale CO2-emissie uitvoering project Uit bovenstaande berekeningen blijkt dat het veldwerk 1020,1 kg CO2 veroorzaakt. De laboratoriumanalyses veroorzaken 378,8 kg CO2. In totaal zorgt dit project daarmee voor bijna 1,4 ton CO2emissie. Onderstaande figuur laat zien waaruit deze emissie is opgebouwd.
CO2-emissie project Lagegrond (kg) 378,8; 27% Transport 675,5; 48%
Materieel Laboratorium
344,6; 25% Duidelijk wordt dat het transport van de verschillende onderaannemers naar de locatie toe de grootste invloed heeft op de CO2-emissie van het project (48%). Het laboratorium veroorzaakt 27% van de CO2emissie. Daarnaast waren er in dit project erg veel graafwerk en boringen door beton noodzakelijk, de brandstof hiervan zorgt voor 25% van de CO2-emissie. 6. Conclusies en aanbevelingen Bovenstaande analyse van de CO2-emissie van het project Lagegrond laat zien dat het transport van de verschillende onderaannemers naar de locatie toe de grootste invloed heeft op de CO2-emissie van het project. Door nog kritischer te zijn op de vestigingsplaats bij selectie van deze onderaannemers kan eenvoudig CO2 bespaard worden. Voornamelijk degenen die materieel vervoeren (als rupskranen) zorgen
11
voor een grote CO2-emissie. Er wordt vaak samengewerkt met vaste aannemers omdat de ervaringen in het verleden goed waren en/of omdat hier prijsafspraken mee zijn gemaakt. Daarbij wordt niet altijd kritisch gekeken naar de vestigingsplaats van deze aannemer in relatie tot de locatie van het werk. Toch is dat een onderdeel waarop eenvoudig CO2 te besparen is. Het laboratorium blijkt daarnaast een groot aandeel van de CO2-emissie te veroorzaken. ALcontrol werkt aan verdere reductie van haar CO2-footprint, wat ook weer zal doorwerken naar onze projecten. Gezien het grote aandeel van elektriciteit in de CO2-footprint van ALcontrol zou de inkoop van Nederlandse groene stroom een erg grote besparing kunnen opleveren. Deze aanbeveling kan meegenomen worden in de komende leveranciersbeoordelingen. Het ingezette materieel zorgt voor de overige CO2-emissie. In overleg met de aannemers kan worden bekeken of energiezuinig materieel toegepast kan worden. Naast de directe emissies uit dit project zal voornamelijk ook de volgende fase, het eventuele saneren en bouwrijp maken van de grond, veel CO2 veroorzaken. Op basis van de analyseresultaten is duidelijk dat de grond op deze locatie gesaneerd moet worden, voordat het gebied ontwikkeld kan worden. Uit een eerdere inventarisatie blijkt dat er daarnaast in de bestaande bebouwing bovengronds veel asbest aanwezig is. Het gebied vraagt dus nog wat inspanning voordat het ontwikkeld kan worden. Het type saneringsoplossing is afhankelijk van de toekomstige inrichting van het gebied. Aangezien er momenteel niets bekend is over het aantal woningen, het wel of niet gepland zijn van kelders en de manier waarop de locatie daarmee ingedeeld wordt, kunnen er nu nog geen uitspraken worden gedaan over de beste manier van sanering. Dit wordt straks uitgewerkt in het saneringsplan, waarbij de totale milieubelasting van de uitvoering van de sanering wordt meegewogen. Aangezien het op deze locatie om (met name) immobiele verontreinigingen gaat, ofwel verontreinigingen die zich niet zullen verplaatsen in de loop van tijd, hoeven de verontreinigingen niet perse verwijderd te worden. Een oplossing waarin met een leeflaag gewerkt wordt, zorgt voor een veel lagere CO2-uitstoot dan het afgraven van alle verontreinigde grond. De verontreinigingen komen voornamelijk voor op de westelijke helft van het terrein. Wanneer het terrein zo ingericht kan worden dat voorzieningen in de ondergrond (bijvoorbeeld kelders) aan de oostkant gerealiseerd worden en aan de westkant een leeflaag wordt aangebracht, scheelt dit veel afvoer van verontreinigde grond. Ook een mogelijke oplossing om afvoer van verontreinigde grond te voorkomen is het herschikken van de verontreinigde grond op locatie. Wanneer we betrokken zijn bij het vervolgtraject kunnen we het verschil aan CO2-emissie van diverse saneringsmogelijkheden in beeld brengen voor de opdrachtgever. Zo kunnen zij op basis van de totale milieuwinst een gefundeerde keuze maken voor een aanpak. Samenvattend leidt dit project tot de volgende aanbevelingen voor bodemonderzoek en -advisering: Let bij de keuze van onderaannemers op hun vestigingsplaats in relatie tot de te onderzoeken locatie. Bespreek met onderaannemers wat de meest energiezuinige manier is om het onderzoek uit te voeren en of er energiezuiniger materieel bestaat dat gebruikt kan worden. Blijf met het laboratorium in gesprek over beperking van hun CO2-emissie. Met aantoonbare Nederlandse groene stroom kunnen zij veel CO2-emissie voorkomen. Stel aan opdrachtgevers voor om CO2-emissie van saneringsopties in beeld te brengen en mee af te wegen.
12
En tot de volgende aanbevelingen aan de opdrachtgever voor het vervolg: Houd bij uitwerking van de ontwikkeling rekening met de locatie van de verontreinigingen. Plan tuinen en kelders bewust. Neem CO2-emissie van de uitvoering mee als afwegingscriterium in het saneringsplan. Gezien de immobiliteit van de verontreinigingen kan een leeflaag veel grondverzet en daarmee CO2-emissie voorkomen. Huur een lokaal bedrijf in om de sanering uit te voeren en zorg dat zij de vervuilde grond en het asbest bij een lokale verwerker inleveren. De rapportage van het onderzoek en voorliggende notitie worden met de opdrachtgever besproken. De reactie van de opdrachtgever op onze aanbevelingen voor een groter milieurendement en daarmee CO2reductie worden afzonderlijk vastgelegd.
13