2] smalle moraal: deontologie & utilisme ~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~ vanaf 1600: de humanistische revolutie in noord-west Europa (na de Italiaanse Renaissance) (kerkelijke) dogma's worden niet langer gezien als zelf-evident er wordt getwijfeld aan ideeën over zowel de natuurlijke werkelijkheid als de sociale orde m.a.w: het denken gaat in tegen kerkelijk dogmatisme, en voedt een moraal die is gestoeld op: 1] universele en rationele gronden (zoals de natuur-wetten: waarde-neutraal, onpersoonlijk, niet-teleologisch) 2] centrering van het subject (individualisme, vrijheid, emancipatie) 3] vooruitgang & maakbaarheid (kennis = macht) "ik denk dus ik ben" (René Descartes, 1596-1650) is de one-liner die de moderne filosofie inluidt in de middeleeuwen nam de mens een vaste plaats in op de ladder van God's schepping (scala naturæ) de moderne filosofie wordt gekenmerkt door de centrering van het subject; het centraal stellen van de mens deze revolutie in denken en cultuur zal in de eeuwen die komen gaan grote gevolgen hebben: emancipatie van het individu & kritiek op ongelegitimeerde macht het subject speelt een hoofdrol in ideeën over ethiek, burgerschap en politiek subject heeft dus op verschillende niveau's betekenis: 1] maatschappelijk: als individu te midden van anderen, dus als sociaal wezen / burger 2] moreel-ethisch: als autonoom en bewust handelend persoon met eigen verantwoordelijkheid 3] psychologisch: als bewustzijn dat eigen subjectieve ervaringen heeft, een persoon met een innerlijk 4] wetenschappelijk: als onderzoeker die de natuurlijke werkelijkheid (het object) wil kennen / beheersen deze centrering van het subject is politiek, en heeft sociaal-politieke consequenties het komt voort uit een anti-autoritaire, emancipatorische hang naar vrijheid: vrij zijn van... de dominante positie van de (katholieke) kerk de starre feodale sociale verhoudingen het hermetische wereldbeeld het ontstaan van het moderne subject loopt synchroon met het ontstaan van de burgerij (16e - 18e eeuw) de maatschappij is niet langer gebaseerd op een door God gegeven orde (feodale verhoudingen, adel) maar op een sociaal contract tussen "van nature" vrije en gelijke burgers het sociaal contract staat daarbij tegenover de state of nature (natuurlijke toestand) waarin de natuurwet geldt van deugden voor het goede leven naar universele regels voor concrete handelingen het beeld van de maatschappij als een verzameling individuen die op contractuele (formele) basis samenleven, gaat uit van het idee dat er géén gemeenschappelijk idee over het Goede, en dus ook niet over deugden bestaat aldus ontstond het idee dat je aanvullende theorieën nodig hebt voor het legitimeren van een deugd, zodat je in concrete situaties je handelen kan legitimeren door verwijzing naar een abstracter (hoger) principe in de moderne economische en sociale wetenschappen zien we dit terug in de rationele keuze-theorie ook de moraal werd ten tijde van de Verlichting gefundeerd in de Rede / rationaliteit: individuen maken (ethische) beslissingen op basis van rationele overwegingen, en handelen daarnaar dat brengt tevens individuele verantwoordelijkheid met zich mee, die weer verankerd is in rationaliteit i.p.v. context- en persoons-gerelateerde deugden verschuift de nadruk dus naar universele regels (imperatieven) het gaat niet langer om de vraag welke karakter-eigenschappen je tot een goed persoon maken, maar om de vraag wat het juiste is om te doen in een gegeven situatie: gaat dus om handelen ethiek heeft sindsdien voornamelijk betrekking op handelen & verantwoordelijkheid / verantwoording: consequenties van handel(ing)en voor anderen / derden regels omtrent moeten & (niet) mogen, die gebaseerd zijn op de rede en afspraak (sociaal-contract) 11
waarden zijn de bouwstenen voor 'het goede leven', normen zijn de regels voor 'het juiste handelen' ideeën over nastrevenswaardige idealen of 'het goede leven' passen niet in een individualistisch mensbeeld ieder mens is vrij en autonoom (zelf-wetgevend / zelf-determinatie), en kan / moet dat dus voor zichzelf bepalen dit 'zelf bepalen' is echter niet vrijblijvend: ons handelen dienen we te legitimeren a.h.v. rationele overwegingen d.w.z. legitimatie van handelen dient te gebeuren op een weloverwogen en onpartijdige manier we dienen ons handelen in overeenstemming te brengen met andermans vrijheid, welzijn / geluk, en autonomie de actor's persoonlijke waarden-patroon of opvattingen over 'het goede leven' zijn daaraan ondergeschikt m.a.w: de ethiek is inhoudelijk minder bepaald, en legitimatie / argumentatie en procedures zijn belangrijker 2 theorieën die betrekking hebben op ons handelen, en zich niet uitspreken over 'het goede leven': utilisme
= nuts-ethiek (ook: utilitarisme, van Latijn: utilitas = nut vooral angel-saksisch: Bentham / Mill / Sidgwick deze consequentialistische ethiek gaat over de gevolgen van handel(ing)en, niet over 'het Goede' (Plato), of persoonlijke deugdzaamheid & karakter (Aristoteles) het kijkt naar het netto-resultaat (effect) van een handeling, niet de aard ervan doel: "grootste netto hoeveelheid geluk voor het grootste aantal belanghebbenden" niet het offence principle (de goede zeden), maar harm principle (belangen & rechten) bijv: het 'elimineren' van een serie-moordenaar is te verkiezen boven het nalaten daarvan
deontologie
= plichten-leer (ook: plicht-ethiek, van Grieks: deon = plicht / logos = rede, wet) plicht bestaat uit wat het verstand (de universele rede / ratio) voorschrijft om te doen ("als je nadenkt dan zie je zelf ook wel dat..." & "regels zijn er om nageleefd te worden")
beide (utilisme, of pragmatische nuts- of geluks-ethiek & deontologie, of plicht-ethiek) gaan uit van: universele rationaliteit, persoonlijke vrijheid, en geloof in een betere wereld beide focussen op universele / rationele principes, die leiddraad zijn voor handelen in concrete situaties zij hanteren een procedurele benadering van de ethiek, waarin niet de persoon, maar het handelen centraal staat d.w.z: waarin het handelende subject zelf (als persoon) zoveel mogelijk buiten beeld blijft onpartijdige, universeel geldige, morele oordelen dulden geen particuliere overwegingen en gevoelens (dit is conform het mechanistische subject-object denken van na de wetenschappelijke revolutie: natuurwetten zijn onpartijdige, universeel geldige, objectieve beschrijvingen, vrij van particuliere overwegingen)
utilisme: Jeremy Bentham (1748-1832) het utilisme / utilitarianisme (van latijn: utilitas = nut) is voor het eerst geformuleerd door David Hume, en na Jeremy Bentham uitgewerkt door James Mill, John Stuart Mill, Henry Sidgwick, e.a. eind 18e / begin 19e eeuw: idealen van vrijheid en gelijkheid kenmerken de moraal Bentham is geen revolutionair, maar de Franse revolutie geeft hem wel inspiratie Bentham zette zich in voor: individuele
en economische vrijheid (liberalisme) scheiding van kerk en staat afschaffing van de slavernij, de doodstraf en lijfstraffen (ook voor kinderen) vrijheid van meningsuiting gelijke rechten voor vrouwen & het recht op echtscheiding decriminalisatie van homosexualiteit dierenrechten als kind van de Verlichting is geloof volgens Bentham ondergeschikt aan de Rede / ratio zijn seculiere ethiek vat hij samen in het "greatest-happiness principle": men moet streven naar zoveel mogelijk geluk / welzijn voor zoveel mogelijk wezens; "within reason" (!) 12
centraal in het (klassiek) utilisme van Bentham staat het idee dat geluk / welzijn het hoogste goed is, en (individuele) vrijheid de belangrijkste factor om dit te realiseren een ieder moet zoveel mogelijk vrijheid worden gegund om zijn geluk te realiseren, tot aan de grenzen dat het de vrijheid van een ander begint aan te tasten het eigen verstand kan het beste beoordelen wat het beste is in een gegeven situatie; dus is het aan individuen om een afweging te maken inzake geluk & vrijheid van de betrokkenen er is weinig behoefte aan algemene regels of deugden opgelegd door kerk of staat met zijn "greatest happiness principle" introduceerde Bentham een seculiere, 'mens-gemaakte' wet deze ethiek is kenmerkend voor de moraal en politieke ideologie van angel-saksische landen (m.n. de V.S.) fundamenteel zijn de gelijkheid en de vrijheid om geluk na te streven, en dat de staat in dienst hiervan staat "[...] all men are created equal, that they are endowed by their Creator with certain unalienable rights, that among these are Life, Liberty and the pursuit of Happiness. – That to secure these rights, Governments are instituted among Men, deriving their just powers from the consent of the governed, – That whenever any Form of Government becomes destructive of these ends, it is the Right of the People to alter or to abolish it, and to institute new Government [...]" Thomas Jefferson: Declaration of Independence, 4 juli 1776
het utilisme (nuts-ethiek) kijkt naar het nut van handelingen: nl. de bijdrage aan geluk / welzijn de handeling die de beste (moreel gewenste) consequenties met zich meebrengt, is de juiste het utilisme is daarmee een consequentialistische ethiek dit onderscheidt het utilisme van de deugd-ethiek (kijkt naar de persoon) en plicht-ethiek (kijkt naar de intentie) het utilisme is een pragmatische, niet dogmatische ethiek, die alleen uitgaat van het concrete: geluk / welzijn eenzelfde handeling kan in uiteenlopende omstandigheden verschillende consequenties hebben, en dat dient dus door handelende actoren meegenomen te worden in hun afwegingen utili(tari)sme (nuts-ethiek) is consequentialistisch: kijkt naar de gevolgen van handelen, niet naar de intentie weegt de positieve en negatieve gevolgen voor belang-hebbenden (stake-holders) tegen elkaar af deze gevolgen worden 'gemeten' / 'gewogen' in de netto-opbrengst van geluk alles / iedereen die consequenties van een handeling/beleid ondervindt, en geluk/leed kan ervaren, heeft belang een afweging van belangen (in termen van welzijn) resulteert in een netto-belang: wie is het meest gebaat bij...? het utilisme eist daarbij dat je jezelf (of je familie / vrienden) niet meer waarde toekent dan een willekeurige ander (vgl. John Rawls (1921-2002) Theory of Justice 1, over het sociaal contract en de belangeloze afweging) kritiek op het utilisme volgens critici is het utilistisch wegcijferen van jezelf een onmogelijke eis die ingaat tegen de menselijke natuur voorbeeld: je moet bij een schipbreuk kiezen tussen het redden van je geliefde en Warren Buffett 2 Buffett is wellicht nuttiger voor het algemeen welzijn, in die zin dat hij nog meer goede doelen kan steunen een ander punt van kritiek: utilisme hoeft niet te leiden tot een rechtvaardige verdeling van lusten en lasten minderheden kunnen de dupe worden van de geluks-maximalisatie van de meerderheid; slavernij zou vanuit het oogpunt van geluks-maximalisatie gerechtvaardigd kunnen worden rechtvaardigheid is voor de utilist alleen van waarde in zoverre het zorgt voor een netto toename van geluk de belangrijkste kritiek op het klassieke utilisme betreft het hedonistische karakter ervan (hedone = genot): alleen geluk / welzijn is een inherente / intrinsieke waarde, andere waarden zijn instrumenteel (herleidbaar) critici stellen dat er ook andere zaken intrinsiek van waarde zijn, die niet te herleiden zijn tot geluk / welzijn kortom: we kunnen de gevolgen niet altijd overzien geluk kun je niet meten / wegen door je belang te vergroten krijg je meer krediet, wat ten koste gaat van anderen (onrechtvaardigheid) we zijn niet op deze wereld om alleen maar bezig te zijn met het maximaliseren van netto geluk 13
John Stuart Mill (1806-1873) nuanceert het klassieke utilisme met deugd-ethische elementen: niet alleen individuele vrijheid (begrenst door andermans vrijheid), maar ook educatie, is een intrinsieke waarde "it is better to be a human dissatisfied than a pig satisfied; better to be Socrates dissatisfied than a fool satisfied; and if the fool, or the pig, are of a different opinion, it is because they only know their own side of the question"
belangrijke noties waarop Mill zijn ethiek bouwt zijn het 'harm-principle' en het 'offense principle' het harm-principle heeft betrekking op het schenden van individuele belangen, het offense principle heeft vooral betrekking op morele sentimenten en de goede zeden (fatsoen) vrijheid moet kunnen worden ingeperkt door het harm-principle, maar niet door het offense principle het 'offense principle' kan namelijk gemakkelijk een bedreiging voor de vrijheid (van menigsuiting) vormen: (vgl. verbranden van de Amerikaanse vlag, karikaturen van Mohammed, Chomsky & de Faurisson-affaire) het utilisme beschouwt individuele vrijheid en geluk, en de belangen die dat dient, als ultieme maatstaf daarmee wordt de moraal / ethiek gereduceerd tot een belangen-afweging; er is geen basis voor respect het is aan de handelende actor om een juiste afweging te maken tussen welk geluk hoe zwaar telt de deontologie (plichts-ethiek) tracht deze afweging te onderwerpen aan een morele wet
Immanuel Kant (1724-1804) Königsberg, Pruisen (nu: Kaliningrad, Rusland) groeit op in piëtistisch milieu: persoonlijke geloofsbeleving, bijbelstudie, bescheidenheid, discipline de rede is een natuurlijk vermogen, dat bepaalde behoeften heeft: een theoretisch en een praktisch belang: "Twee dingen vervullen de geest steeds met nieuwe en toenemende bewondering en eerbied: de sterrenhemel boven me, en de morele wet in mij." 3 Kant wil antwoord op de vragen: ‘wat kan ik weten?’ , ‘wat moet ik doen?’ en ‘wat mag ik hopen?’ 1781: Kritik der reinen Vernunft: over menselijk kenvermogen t.a.v. de empirisch waarneembare werkelijkheid 1788: Kritik der praktischen Vernunft: de Rede, praktische filosofie, noumenale idee v/d vrijheid, onkenbaar 1790: Kritik der Urteilskraft: esthetisch oordeel is subjectief, belangeloos, vormt de basis voor praktische rede transcendentaal idealisme de Rede komt voort uit het reflexieve vermogen van de mens om zichzelf als subject ('ik') te zien dit subject (het 'ik') staat buiten / boven / los van het object (de wereld / werkelijkheid) het object is dat wat door het subject geïdentificeerd wordt, op basis van waarneming en denken de eenheid en logica die wij aanbrengen in losse waarnemingen levert een coherent beeld van de werkelijkheid op zelf-reflectie is het ontwaren van dezelfde eenheid en logica m.b.t. ons eigen bewustzijn van de wereld de apperceptie van het 'ik' is een geconstrueerde eenheid in onze stroom van bewustzijn zo zijn wij in staat de wereld te zien in termen van dingen en gebeurtenissen, en onze rol daarin we objectiveren onze gedachten, motivaties en ons handelen, en kunnen er dus reflexief mee omgaan zo kan de Rede alle aspecten van het menselijk bestaan zelfstandig en onpartijdig te beoordelen dit is de kritische functie van het menselijk denken, en de basis van onze vrijheid en de wil het reflexieve vermogen, dat eigen motieven en handelen kan objectiveren, onderscheidt mensen van dieren in de middeleeuwen werden er nog wel eens dieren terecht gesteld: http://en.wikipedia.org/wiki/Animal_trial vanuit de Kantiaanse ethiek is dit onzinnig (onredelijk / irrationeel); dieren hebben geen vrije wil dieren staan ‘onder het gezag van de wetten van de natuur’ (impulsen, driften, instincten, emoties) zij kunnen niet reflecteren op hun eigen rol, zij gaan volledig op in de natuur (de eigen aard en de omgeving) 14
ethiek, autonomie en de vrije wil Kant maakt onderscheid tussen de waarneembare (wetenschappelijk te verklaren) werkelijkheid van fenomenen, en de (wetenschappelijk niet te verklaren) noumenale werkelijkheid van ideeën (de geest, God, ethiek, etc) deze (her)introductie van een onkenbare wereld (de noumenale wereld) stelt Kant in staat om zowel recht te doen aan de natuurwetenschappen als aan de menselijke vrijheid: het gebied van de moraal / ethiek wordt zo afgebakend van het gebied van het kenbare (natuurlijke werkelijkheid) "Wat moet ik doen?" is een vraag die opkomt naar aanleiding van een typisch menselijke ervaring appels vallen van bomen, dieren volgen hun instinct, maar de mens vraagt hoe hij moet handelen; hij is vrij om te kiezen voor zover wij lichamelijke wezens zijn, behoren we tot de natuur en zijn we onderworpen aan natuurwetten als geestelijke wezens behoren we tot de noumenale wereld en zijn we ongedetermineerd, en dus vrij 4 zoals men volgens het geloof kan kiezen voor God (hetgeen bepaalde verplichtingen met zich meebrengt), kan men volgens Kant kiezen voor de vrijheid (hetgeen ook bepaalde verantwoordelijkheid met zich meebrengt) moreel is een handeling waartoe je jezelf, los van anderen of van een natuurlijke drang toe verplicht wanneer je niet genoodzaakt bent door iets externs (niet door causaliteit, maar vrij), dan is een handeling moreel plicht is bij Kant dus een handeling uit vrijheid; d.w.z. alleen vrije individuen kunnen moreel handelen in 1e instantie gaat het hier om niet ‘onder het gezag van de wet van anderen’ te staan (koning, kerk, adel) als je ‘onder het gezag van de wet van anderen’ staat word je geleefd maar het gaat Kant ook om het niet ‘onder het gezag van de wetten van de natuur’ te staan als je handelen bepaald wordt door impulsen, driften, instincten en emoties word je ook geleefd autonomie (αὐτο = auto = zelf & νόμος = nomos = wet) is het onder gezag van jezelf staan dit noemen we zelfbeschikking, zelf-determinatie (zelf-bepaling), en dat zelf identificeert Kant met de Rede door zichzelf (auto) de wet (nomos) te stellen kan hij zich onttrekken aan de wetten der natuur, alsook van de ongelegitimeerde wetten van de sociale macht (cultuur) buiten hem zo is de mens niet gedetermineerd / bepaald door krachten buiten hem, maar in hem vandaar zijn begrippen als vrijheid, autonomie, zelf-bepaling en zelf-determinatie bij Kant synoniem vrije wil betekent dus vrij van dwingende machten buiten jezelf Kant pleit dus niet voor wetteloze subjectiviteit, waarbij iedereen handelt zoals het hem uitkomt: (dus niet: anything-goes, vrijheid-blijheid, pluk-de-dag, morgen-weer-een-dag) 1784: Wat is Verlichting? volgens Kant: "sapere aude!" (= durf te weten!) "Verlichting betekent bevrijding van de mens uit zijn door hemzelf veroorzaakte onmondigheid. Onmondigheid is het onvermogen je verstand te gebruiken zonder de leiding van een ander. Aan jezelf te wijten is deze onmondigheid wanneer de oorzaak ervan niet een gebrek aan verstand is, maar een gebrek aan vastberadenheid en moed. 'Heb de moed je van je eigen verstand te bedienen!' is dan ook het motto van de Verlichting." (Kant: Beantwortung der Frage: Was ist Aufklärung?) de categorische imperatief Kant vraagt niet wat het goede of deugdzame leven is, maar wat de eigen aard van een morele handeling is het gaat er niet om een bepaald doel te bereiken, waarbij de handeling een louter instrument is (geluk bijv.) maar om datgene waartoe je moreel verplicht bent (deontologie) de dwang die aanzet tot handelen wanneer het om plicht gaat, komt voort uit het eigen inzicht (de intentie) een vrije rationele wil moet werken vanuit een principe, anders is hij niet rationeel (vgl. natuur-wetten) Kant's plicht is een algemene bepaling, een richtlijn (procedure / protocol), geen inhoudelijke leefregel dat moet ook wel, want het individu moet zelf inhoud geven aan het idee van het goede; anders is hij niet vrij dus een gebod, dat op onvoorwaardelijke wijze voor iemand persoonlijk bepaalt wat er moet gebeuren (intentie) 15
de categorische imperatief stelt dat je zo moet handelen dat de regel of maxime waaronder je handeling valt, een algemene wet zou kunnen worden; "stel dat iedereen (zo) zou..." 5 Kant formuleert hiermee voor de moraal en het domein van de vrijheid wat Newton voor de fysica formuleerde: een algemeen geldende (natuur)-wet: zoals de aantrekkingskracht de appel ‘verplicht’ te vallen, zo verplicht deze algemene regel / wet je te doen wat je moet doen op grond van je vrijheid (ongebondenheid) Kant zag het het universaliteits-principe niet als beperking, maar als de bron van vrijheid!dit principe van handelen noemt Kant de categorische imperatief: een 'principieel moeten' de categorische imperatief is formeel en abstract: bepaalt niet wat je in een concrete situatie moet doen, spreekt zich dus ook niet uit over de inhoud van deugden (dapperheid, vrijgevigheid, etc.) (vrije burgers moeten niet onder dwang tot bepaalde ideeën, normen en waarden gebracht worden) de categorische imperatief vereist dat je je eigen positie / klasse / belang vergeet, en handelt vanuit de vrijheid, en schept zo een formeel fundament voor de moraal van de vrije (wereld)-burger: los van culturele bepaaldheden de categorische imperatief neemt daarmee de menselijke autonomie serieus; stelt de mens in vrijheid anders dus dan de deugd-ethiek geeft Kant geen invulling aan het Goede of nastrevenswaardige drie formuleringen van de categorische imperatief: 1] handel op basis van die maxime (regel) waarvan je kunt willen dat zij een universele wet wordt 2] handel zo dat je de mens altijd ook als doel en nooit slechts als middel ziet 3] handel alsof je een wetgevend lid bent van het Koninkrijk der Doelen 1] betekent dat je eigen gekozen wet universeel moet kunnen worden aanvaard, ongeacht de beoogde uitkomsten (doel / gevolgen) van je handelen hoe bepaal je of een principe in overeenstemming is met de categorische imperatief? twee toetsen: ‘tegenstelling in concept’ & ‘tegenstelling in wil’ "als ik in geldnood verkeer, zal ik geld lenen en het beloven terug te betalen, ook al weet ik dat dat waarschijnlijk niet zal gebeuren" a) kan deze regel als categorische imperatief gelden (door iedereen aanvaard worden)? het concept ‘belofte’ zou ondermijnd / uitgehold worden, dus de regel is in tegenspraak met zichzelf het maxime kan dus niet bestaan: het is met zichzelf in tegenspraak en heft zichzelf op b) ook verbiedt de rede (verstand / ratio) de acceptatie van het maxime liegen en beloftes breken leidt tot ondermijning en erosie van het onderling vertrouwen dit kun je niet willen (als je er even over nadenkt) 2] mensen hebben een intrinsieke waarde; in tegenstelling tot dingen, die pas waarde krijgen in relatie tot doelen mensen zijn niet (louter) een middel (instrumenteel), maar een doel-in-zich (menselijke waardigheid) respect voor de menselijke waardigheid is een kenmerk van elke categorische imperatief slavernij en uitbuiting zijn dus (vrijwel) onverenigbaar met dit idee Kant stelt dus drie vragen bij het universeel geldig maken van een maxime: kan dat bestaan? wil ik dat? gebruik ik de ander niet (alleen) als middel? 3] de menselijke autonomie maakt de mens tot wetgever m.b.t. zijn eigen gedrag het individu stelt middels zijn eigen gedrag impliciet regels voor de gehele samenleving met de regels die je voor jezelf hanteert kies je impliciet voor de vorm van een samenleving die je wenst "de maatschappij dat ben jij!" (vormt ook de essentie van Hegel's sociale filosofie) dit principe is door de eeuwen heen door alle religies op verschillende manieren geformuleerd; positief & negatief Gouden regel: "behandel anderen zoals u zelf behandeld wilt worden" Zilveren regel "wat gij niet wilt wat u geschiedt doe dat ook een ander niet" Leviticus 19:18 / Tobias 4:15 / Mattheus 7:12 / Lukas 6:31 / Hillel de Oudere / Hippocrates / Confucius / Lao Tse
16
samengevat: het gaat er bij Kant om dat de morele keuze zuiver is, geleid door een rationeel principe het gaat om de intentie achter de handeling, niet de afweging van ingeschatte gevolgen in het specifieke geval de bedoeling / intentie moet overeenstemmen met een regel of norm je handelen moet het resultaat zijn van een reflectie op een onderliggend principe; een wet een principe dat onafhankelijk is van je neigingen, persoonlijke omstandigheden en gevolgen van je keuze voorbeeld: in een rechtstaat mag je niet voor eigen rechter spelen; het recht is er voor rechtspraak maar wat doe je als je eigen kind slachtoffer is van een vreselijk misdrijf, en de verdachte wordt vrijgesproken? "stel dat het om jouw kind gaat" is een vaak gehoorde legitimering voor eigen-richting / vigilantisme Kant: je laat het recht pas zegevieren als je 'het recht haar beloop laat', niet als je het recht in eigen hand neemt de categorische imperatief neemt de menselijke autonomie serieus: "durf (zelf) te denken!" stelt de mens in vrijheid anders dan de deugd-ethiek geeft Kant geen invulling aan het Goede of nastrevenswaardige, maar geeft zijn plicht-ethiek vorm aan de menselijke vrijheid / autonomie
utilisme & deontologie samengevat: het Verlichtings-denken koppelt een moreel geweten aan individuele rationaliteit en vrijheid (autonomie) m.a.w: het subject (individu) wordt geacht als vrije wil ethisch verantwoordelijk te handelen op basis van rationeel inzicht in het juiste, zonder zich te laten leiden door traditie, autoriteit, religieuze dogma's, etc. het individu wordt geacht zich op een neutrale, objectieve manier gelijk te stellen aan de ander(en) vgl. de wetenschap: het gaat niet om het individuele concrete object, maar om abstracte universele wetten ethiek wordt op die manier tegelijkertijd zowel individueel als universeel, maar ook onpersoonlijk immers: gevoel en persoonlijke overtuiging mogen geen rol spelen bij morele oordelen belangrijkste verschil tussen utilisme en deontologie: utilisme
is teleologisch / resultaat-gericht; het legt de consequenties van handelingen op een weegschaal de morele actor moet dus per geval bekijken wat in de onderhavige situatie het gewenste resultaat oplevert
deontologie
is procedureel; het beoordeelt de intentie achter een handeling op universaliseerbaarheid de morele actor moet nagaan of het motief achter de handeling tot universele wet gemaakt kan worden "stel dat iedereen dat zou doen!"
ethiek & het object van morele consideratie in de 3 grote hoofdstromingen binnen de ethiek staat de mens (als sociaal en autonoom wezen) centraal m.a.w: de deugd-ethiek, de deontologie en het utilisme gaan uit van een subject van morele consideratie rechten, plichten, belangen, deugden, en rechtvaardigheid hebben allemaal betrekking op 'personen' maar deels gaat ethiek ook over het object van morele consideratie; d.w.z. niet-autonome wezens foetussen, verstandelijk gehandicapten, coma-patiënten, dieren, eco-systemen, toekomstige generaties, etc. bio-ethiek staat voor ethiek m.b.t. 'het leven': zowel het menselijke als niet-menselijke leven voorbeelden: abortus, euthanasie, alternatieve geneeswijzen, dieren-rechten, in-vitro-fertilisatie, klonen, genetische manipulatie, stamcel-technieken, hulp bij zelf-doding, bio-piraterij, cosmetische chirurgie, beroepsgeheim, anti-conceptie, medicalisering, orgaan-donatie, trans-sexualiteit, milieu & ecologie sommige kwesties zijn sociaal-maatschappelijk van aard; hebben betrekking op risico's, rechtvaardigheid, etc hierbij spelen de sociale verdeling van geld, macht en verantwoordelijkheid een rol 17
als genetisch gemodificeerde organismen in het milieu terecht komen, zijn de gevolgen dan beheersbaar? hoeveel informatie mogen zorgverzekeraars aan artsen vragen over patiënten, gezien het beroepsgeheim? hoever mogen plastisch chirurgen gaan in het behandelen van klanten zonder medische indicatie? mogen bedrijven traditionele / inheemse kennis patenteren en commercialiseren zonder permissie / inspraak? moet er ingegrepen worden 'in de vrije markt' als de farmaceutische industrie medicalisering stimuleert? in hoeverre moeten geneeswijzen evidence based zijn om vergoed te worden door de verzekeraar? moeten organen van donoren uit arme landen geweerd worden?
andere zijn 'typisch' ethisch / moreel van aard, en hebben betrekking op fundamentele opvattingen over 'leven' is hulp bij zelf-doding te legitimeren, en zo ja: op welke gronden? waar ligt de grens tussen een mens-waardig en een mens-onwaardig bestaan? hebben wij fundamentele verplichtingen jegens 'de natuur' of toekomstige generaties? is genetische manipulatie 'voor God spelen', of gewoon een veredelde manier van kweken / fokken? in hoeverre moeten / mogen opvattingen over '(on)natuurlijkheid' een rol spelen in de bio-ethiek?
in beide gevallen valt op dat wetenschap & technologie een belangrijke rol spelen in morele consideratie bio-technologie en de 'nieuwe maakbaarheid' de bio-wetenschappen hebben de afgelopen decennia enorme vooruitgang geboekt, vooral door het gebruik van computers bij het verwerken van enorme hoeveelheden data genetica: rond de eeuw-wisseling was het menselijk genoom grotendeels in kaart gebracht neurologie: scan-technologie (PET, CT, MRI) levert grote bijdragen aan medische wetenschappen nieuwe inzichten hebben geleid tot nieuwe technologieën, nieuwe farmaceutica, nieuwe therapieën, etc. maar deze technologieën hebben consequenties ver buiten de kliniek: in het klaslokaal, de politiek, etc. hierdoor oefenen ze grote invloed uit op ons wereldbeeld, mensbeeld en zelfbeeld in het klassieke nature/nurture-debat stonden resp. determinisme en maakbaarheid tegenover elkaar sinds de opmars van bio-wetenschappen lijken de rollen omgedraaid: gen-technologie en psycho-farmaceutica huldigen de 'maakbaarheid van de natuur', terwijl humanistische stromingen binnen de gedrags-wetenschappen een gevaar zien in de toenemende maakbaarheid kritiek op de toenemende invloed van wetenschap op ons leven bestaat als sinds de 19 e eeuw, maar: de laatste jaren is er specifiek kritiek op de invloed van de bio-wetenschappen (m.n. genetica en neurologie) Hans
Achterhuis: De gezondheidsutopie (2004) Rathenau instituut: Een ander IK (2004) / Mens in uitvoering (2002) / De meetbare mens Sieneke Goorhuis-Brouwer & Bas Levering: Dolgedraaid (2006) - over de ontwikkeling van jonge kinderen Laura Batstra: Hoe voorkom je ADHD? door de diagnose niet te stellen (2012) - over over-diagnostisering Jan Bransen: Laat je niets wijsmaken; over de macht van experts en de kracht van gezond verstand (2013) Coen Simon: En toen wisten we alles (2011) - kritiek op het beeld dat wetenschap 'alles in kaart' brengt Sunny Bergman: Beperkt houdbaar - documentaire over het vrouwelijk schoonheidsideaal en plastische chirurgie het
deze kritiek betreft de dominantie van de bio-wetenschappen op diverse aspecten van ons leven: gezondheidszorg, psychiatrie, pedagogiek / educatie, verzekeringswezen, voeding, justitie, etc. de bio-ethiek probeert handvatten aan te leveren om kritisch / constructief te denken over deze technologieën in de bio-ethiek staan vaak twee posities tegenover elkaar, die te relateren zijn aan een smalle en brede moraal de eerste bedient zich vaak van utilistische argumenten (afweging van belangen in termijn van pijn vs. geluk) vanuit de laatste spelen vaak fundamentele (religieuze, humanistische, wereld-beschouwelijke) bezwaren een rol opvattingen over de (menselijke of niet-menselijke) natuur staan hierin vaak centraal het begrip 'natuur' verwijst dan niet zozeer naar de biologische werkelijkheid, als wel naar een normatief concept net als het begrip fatsoenlijk stelt het wenselijk tegenover onwenselijk: natuur natuurlijk normaal juist 18
Francis Fukuyama: Our Posthuman Future (2002) in Our Posthuman Future waarschuwt Francis Fukuyama voor het trans-humanistische tijdperk psycho-farmaceutica, genetische manipulatie, stamcel-therapie, nano-technologie, etc. vormen een gevaar zij kunnen de mens dusdanig veranderen dat het idee 'menselijke natuur' obsoleet / onbruikbaar wordt daarmee wordt ook onze lange geschiedenis van zelf-onderzoek (de humaniora, antropologie) onbruikbaar dit is niet hetzelfde als zeggen: "verbeter het ontwerp niet, want dat functioneert de handleiding niet meer" Aristoteles, Epicurus, Shakespeare, Kant, Kundera e.v.a. hebben nagedacht over de menselijke beperkingen de Griekse tragedies, levens-filosofie, antropologie, dichtkunst, moderne romans werpen een licht op 'de mens' wij kunnen ons in ideeën uit lang vervlogen tijden herkennen, vanwege onze menselijke natuur i.p.v. het leven te perfectioneren, zouden we moeten leren om te gaan met de veelzijdigheid van ons leven niet alleen geluk is goed, ook verlies, teleurstelling, verveling en angst hebben waarde voor het leven sterker nog: zonder de 'negatieve' kanten van het leven hebben positieve ervaringen minder betekenis als het draagvlak voor de 'medische utopie' blijft bestaan, is de mens binnenkort 'onherstelbaar verbeterd' tegenstanders van het idee 'de menselijke natuur' wijzen op het conservatief-normatieve karakter ervan volgens hen bestaat er niet zoiets als een 'menselijke natuur', en is het vooral ideologisch (cultureel) begrip de functie ervan zou zijn om de maatschappelijke verhoudingen (status quo) te legitimeren
Peter Singer (1946): preferentie-utilisme heeft geschreven over
dier-ethiek (Animal Liberation, 1975) euthanasie & abortus armoede & 3e-wereld-problematiek
Singer vertrekt vanuit een radicaal andere positie: i.p.v. natuurlijkheid staan belangen centraal hij verdisconteert de kritiek op het klassieke utilisme in zijn preferentie-utilisme preferenties van betrokkenen (die bevredigd dan wel gefrustreerd kunnen worden) worden vertaald in belangen alle belangen zijn gelijkelijk moreel relevant, in verhouding tot het lijden/welzijn dat zij vertegenwoordigen belangen dienen met argumenten onderbouwd te worden (harm-principle versus offense principle) afgezien van welzijn/geluk kunnen ook andere waarden als belang gelden: bijv. een goede reputatie Singer's opvattingen zijn te herleiden tot een gemeenschappelijke kern van 4 stellingen: 1] leed (pijn en vergelijkbare ervaringen) is kwalijk, ongeacht wie er lijdt (= hedonisme) leed is alleen gerechtvaardigd wanneer zij op de langere termijn tot minder leed leidt welzijn en geluk zijn nastrevenswaardig, zolang het anderen niet schaadt 2] mensen zijn niet de enige wezens die kunnen lijden álle sentient beings (de meeste dieren, en zeker alle zoogdieren en vogels) kunnen lijden 3] equal consideration of interests: we moeten niet kijken naar ras, sekse of soort, maar naar de eigenschappen / preferenties / belangen van het individu in kwestie kan het lijden? heeft het preferenties? en alleen t.a.v. de kwaliteit van leven of ook het leven als zodanig? 4] wij zijn niet alleen verantwoordelijk voor wat we doen, maar ook voor wat we kunnen voorkomen ‘niets doen’ moet ook worden meegewogen in de utilistische afweging vragen: t.a.v. de 1e stelling: moeten we welzijn en leed opvatten als bewuste 'mental states'? t.a.v. de 2e stelling: is er sprake van graduele verschillen tussen organismen / soorten? t.a.v. de 3e stelling: als we een wezen sneller doden dan het zich bewust is, is dat immoreel? t.a.v. de 4e stelling: moeten we zebra's beschermen tegen leeuwen, en hen vleesvervangers voeren? 19
3 thema’s waar Singer zich de afgelopen decennia mee bezighield, in het licht van de 4 stellingen 1] dierenleed we hebben niet het recht om de belangen van niet-menselijke dieren te veronachtzamen in de bio-industrie wordt dierlijk welzijn ondergeschikt gemaakt aan productiviteit / rendement volgens Singer is het ethisch onverantwoord om de belangen van andere dieren (dan de mens) te negeren het lijden van dieren in de bio-industrie weegt niet op tegen onze vleselijke behoefte-bevrediging er is verschil tussen welfarists (zoals Singer) en bepleiters van animal rights (bijv. Tom Regan) laatst genoemden zijn tegen het gebruik en doden van dieren (bijv. zoogdieren ouder dan 1 jaar) welfarists gedogen het gebruik van dieren zolang hun welzijn maar als een serieus belang wordt afgewogen Singer's 3e stelling verbied discriminatie op grond van biologische soort wat de mens van andere soorten onderscheidt, is een besef van de dood, en daarmee een bewuste wil tot leven deze bewuste wil is dus een preferentie, en dus een belang (afgezien van mensen met een doodswens) bij (de meeste?) dieren is de drang tot overleven geen bewuste, en vertegenwoordigt deze dus geen waarde ook Marc Bracke is van mening dat het doden van dieren niet verkeerd is, zolang het maar pijnloos gebeurt: (Killing animals; or: why no wrong is done to an animal when killed painlessly; 1990) Robert Nozick karakteriseert zijn positie als: "utilitarianism for animals, Kantianism for people" 2] euthanasie Singer's pleidooi voor het legitimeren van euthanasie heeft veel commotie veroorzaakt in Duitsland en de VS. Hartmut Kliemt, een ethiek-docent in Duisburg, gebruikte in zijn colleges (1990) Singer's boek Practical Ethics daarin pleit hij o.m. voor euthanasie bij ernstig gehandicapte pasgeborenen na weken van protesten en bedreigingen moest Kliemt zijn college afblazen Singer's argumentatie is te herleiden tot de 1e en 4e stelling in de gangbare medische ethiek is het geaccepteerd een behandeling te staken wanneer: een patiënt zich in een uitzichtloze situatie bevindt de levenskwaliteit uiterst klein is er geen kans is op verbetering tegelijkertijd vindt men het moreel onaanvaardbaar om het leven van zo’n patiënt actief te beëindigen voor Singer is dit onderscheid (actief / passief) laf, hypocriet, en niet te verantwoorden zo worden mensen aan hun lot overgelaten, met soms een lijdensweg van dagen (bijv. uitdroging) 3] armoede volgens Singer zijn de 'rijken' (de westerse wereld) moreel verplicht om actief armoede te bestrijden wederom onderbouwd vanuit zijn 1e en 4e stelling: het lijden van mensen in de 3e wereld is moreel niet inferieur aan ons lijden wij mogen niet in een staat van passiviteit blijven wanneer: - 2 miljard mensen onder de armoedegrens leven en geen toegang tot schoon drinkwater hebben - 1 miljard mensen honger lijden / ondervoed zijn - 12% van de wereldbevolking 85% van het zoet-water gebruikt; etc... in 2011 gaf Singer een lezing over zijn boek: The Life You Can Save: Acting Now to End World Poverty (2009) Singer vergelijkt onze passiviteit met die van apatische omstanders die een kind in een vijver zien verdrinken is deze analogie niet te simpel? in het geval van het verdrinkende kind is het eenvoudig te zien wat er aan de hand is, en wat eraan te doen maar mondiale armoede is complexer: wat zijn de oorzaken? mondiale onrechtvaardigheid? 'onze' hebberigheid? 'hun' onvermogen zichzelf in leven te houden? gebrek aan gezins-planning? protectionisme van rijke landen? corruptie? fundamentalisme? oorlog? multi-nationale corporaties? kinder-arbeid? afhankelijkheid? kapitalisme? ontwikkelingshulp? de wapen-industrie? 20
zonder antwoord op deze vragen is onduidelijk: 1] wat de oplossing is (het 'hoe'), en 2] wie verantwoordelijk is als de oorzaak gebrek aan gezins-planning (geboorte-beperking) is, leidt voedselhulp tot groei van het probleem als protectionisme de hoofd-oorzaak is, moet Brussel (de EU) bijv. landbouw-subsidies afschaffen als corruptie het grootste probleem is moeten we oppassen via welke handen ons geld gaat; etc. Singer ziet ook problemen: complexiteit, vertakte verantwoordelijkeheid, marginaliteit (druppel op gloeiende plaat) desalniettemin dragen donaties aan ontwikkelings-organisaties volgens hem bij aan een oplossing 6 het 'harm-principle' en het 'offense principle' belangen is een centraal begrip in het preferentie-utilisme als het gaat om bijv. dieren-welzijn, euthanasie, abortus, en vrijheid van meningsuiting is dit cruciaal het verschil tussen het harm-principle en het offense principle is daarbij zeer behulpzaam dat maakt een onderscheid mogelijk tussen primaire (directe) en secundaire (indirecte) belangen het harm-principle heeft betrekking op het schenden van individuele belangen het offense principle heeft vooral betrekking op morele 'sentimenten' en de 'goede zeden' (fatsoen) als zodanig kan het laatste gemakkelijk een bedreiging voor vrijheid (van bijv. menigsuiting) vormen: (vgl. verbranden van de Amerikaanse vlag, karikaturen van Mohammed, Chomsky & de Faurisson-affaire) utilisme stelt: vrijheid moet worden ingeperkt door het harm-principle, maar niet door het offense principle voorbeelden uit de bio-ethiek / dier-ethiek tot halverwege de 20e eeuw betrof wetgeving t.a.v. dieren: gezondheid van de veestapel in het kader van economie, landbouw en volksgezondheid (antropo-centrisme) omgang met dieren die in strijd was met de goede zeden; bijv. wreedheid jegens dieren (antropo-morfisme) in de jaren '60 en '70 kwam het dierlijk welzijn 'omwille van het dier zelf' ter sprake wetenschappelijke (veterinaire en ethologische) kennis moesten hierover uitspraak doen in de jaren '80 werd de term intrinsieke waarde geïntroduceerd, verwijzend naar welzijn 'omwille van het dier zelf' de instrumentele waarde van het dier (economisch) moest afgewogen worden tegen de intrinsieke waarde (welzijn) in de jaren '90 kregen we te maken met moderne bio-technologie: o.a. genetische manipulatie D.m.v. recombinant-DNA technologie (genetische modificatie / manipulatie) heeft het Leidse bedrijf GenePharming in 1994 aan het erfelijk materiaal van een blaarkop (een d.m.v. klassieke bio-technologie gekweekte runder-soort) een menselijk gen toegevoegd, resulterend in de transgene stier Herman. Dat menselijk gen codeert voor lactoferrine, een infectieremmend eiwit dat in behoorlijke hoeveelheden voorkomt in moedermelk (het immuunsysteem van baby’s is nog niet zo goed ontwikkeld en lactoferrine helpt beschermen tegen infecties). Doel was dat vrouwelijke nakomelingen van Herman deze stof in aanzienlijke hoeveelheden in hun melk zouden hebben, om vervolgens de lactoferrine uit de melk te winnen en als geneesmiddel op de markt te brengen voor mensen met een verzwakt immuunsysteem (bijv. HIV-patiënten). Ook zou de stof toegevoegd kunnen worden aan voeding voor te vroeg geboren baby’s. Dochters van Herman zouden bovendien beter beschermd zijn tegen uierontsteking (mastitis), waardoor minder anti-biotica nodig zouden zijn om deze transgene dochters gezond te houden en daardoor ook weer minder anti-biotica in de voedselketen terecht zouden komen. deze kwestie, en daarop volgende (het gekloonde schaap Dolly), hebben het debat in een ander licht gesteld intrinsieke waarde werd opgenomen in de Wet op de Dierproeven (1995) en de Welzijnswet voor Dieren (1994) hierin verwees de term niet meer primair naar dierlijk welzijn, maar naar integriteit, natuurlijkheid, respect, etc. passen we het harm-principle en offense principle toe op het begrip intrinsieke waarde van dieren, dan zien we dat: tussen 1960 en 1990 intrinsieke waarde gestoeld was op het harm-principle (welzijn als dierlijk belang) na stier Herman intrinsieke waarde een veel meer omvattend begrip is geworden, (waarbij het offense principle een rol is gaan spelen?) 21
om de contouren van de kwestie scherper te maken, stel (dit is anno 2015 minder hypothetisch en meer reëel) stamcel-technologie en genetische manipulatie maken het mogelijk om levend spierweefsel te kweken, niet in de vorm van dikbil-koeien of plof-kippen, maar buiten een dierlijk lichaam, in een vlees-fabriek dit kunstmatige 'organisme' bestaat alleen uit spierweefsel, zonder zintuigen en hersenen vanuit (preferentie)-utilistisch oogpunt is dit niet onethisch; sterker nog: als toepassing van deze bio-technologie leidt tot een afname van consumptie van dierlijk vlees is dit wenselijk! wat zijn dan de 'ethische' bezwaren waarvan ongetwijfeld gesproken wordt? deze bezwaren kunnen geen betrekking hebben op dierlijk welzijn, want dit spierweefsel kan niet lijden dus deze bezwaren hebben niet te maken met directe belangen, want die zijn er niet; er is immers geen dier maar misschien wel met de (indirecte) belangen van mensen die deze praktijk ethisch bezwaarlijk vinden kunnen we spreken over intrinsieke waarde als deze morele verontwaardiging voortkomt uit antropo-morfisme? het harm-principle en het offense principle dwingen ons tot de vraag welke van toepassing is / zwaarder weegt verschillende interpretaties van / connotaties met het begrip intrinsieke waarde: 1] behaviouristisch / ethologisch: een moreel neutrale waarde (behoefte) die het (soort-specifieke) gedrag van het organisme tracht te bevredigen (Nikolaas Tinbergen & Gerard Baerends spreken van verwachtings-waarden); ook een thermostaat 'streeft' in deze zin naar een doel / gewenste balans 2] utilistisch: een formele basis om bepaalde organismen (voelende wezens) bepaalde rechten toe te kennen, gebaseerd op de notie van belangen (bijv. afwezigheid van leed), en gedefinieerd a.h.v. ethologische kennis; en die corresponderende (menselijke) verplichtingen (van 'onze' kant) impliceert 3] deontologisch: respect voor het streven van het organisme en daarop gebaseerde fundamentele rechten elk organisme dat tot op zekere hoogte bewust is en een doel (telos) nastreeft heeft een inherente waarde 4] attitudinaal: respect voor (het mysterie van) het leven / de natuur (Albert Schweitzer) 1] er is geen morele waarde, maar wel moreel relevant, namelijk voor 2] en 3] het is datgene wat als belang wordt aangemerkt door het harm-principle 2] komt overeen met Singer's preferentie-utilisme (erkenning van belangen op basis van preferenties) 3] houdt het midden tussen 2] (erkenning van belangen & rechten) en 4] (respect voor integriteit / natuurlijkheid) 4] gaat niet zozeer om intrinsieke waarde als immanente eigenschap, maar als basis voor een imperatief er zijn grenzen aan de maakbaarheid: sommige dingen zijn heilig en verboden terrein voor de homo faber de functie van intrinsieke waarde is dan om een dam op te werpen tegen het instrumentalisme (nuts-denken) en om een houding van bescheidenheid, ontzag, bewondering, en gelatenheid te bevorderen deze visie is echter blind voor belangen (welzijn), en van toepassing op alles dat beschermwaardig is, of beter: alles dat respect verdient (diersoorten, landschappen, culturen, talen, monumenten, etc) attitudinaal respect vraagt om een mentaliteit van: "handen af!" i.p.v. de intrinsieke waarde ervan zou het verhelderend zijn om te zeggen dat ze intrinsiek van waarde zijn intrinsieke waarde kan dus ook een rol vervullen in de bio-ethiek buiten de dier-ethiek: abortus, euthanasie, stamcel-technologie, natuur-bescherming, vrijheid van meningsuiting, etc vele voorbeelden uit de bio-ethiek laten zien dat ethiek meer behelst dan het utilisme dekt, en dat het begrip intrinsiek waarde (dat niet altijd duidelijkheid verschaft) hierbij een rol speelt het harm-principle en offense principle laat ons nadenken over de vraag welk / wiens belang wordt geschaad het legt de nadruk niet op de vraag naar het waarom (iets onethisch zou zijn), maar voor wie 22
denken over belangen en welzijn
voor wie is bestialiteit / sodomie erg? 7 voor wie was het uitsterven van de Japanse rivier-otter (1979) erg? voor wie was het uitsterven van de Aka-Bo taal (Andaman-eiln.) erg? (afgezien van mevr. Boa) voor wie was het klonen van schaap Dolly (1996) erg? voor wie was het kappen van het laatste stukje Nederlands oerbos (Beekbergerwoud, 1871) erg? is het eten van paardenvlees moreel minder acceptabel dan het eten van rund of varkensvlees?
er bestaat een kloof tussen het utilisme enerzijds, en de deontologie en deugd-ethiek anderzijds in het utilisme gaat het niet om deugdelijk karakter, vrije wil of morele intuïties het gaat om het effect van handelen, om de gevolgen voor betrokken partijen, in termen van welzijn / lijden
John Rawls (1921-2002) heeft gepoogd de centrale idee te conceptualiseren in een gedachte-experiment: met welke rechtvaardigheids-principes zouden mensen akkoord gaan, zouden ze een samenleving gaan inrichten er vanuit gaande dat mensen individuen zijn met onderling uiteenlopende aspiraties en opvattingen van het Goede een veil of ignorance dwingt mensen in een original position, van waaruit ze justice als fairness zullen zien onwetend over hun rol, plaats, kansen, etc. in die samenleving, zullen ze zich verplaatsen in een 'gemiddelde' m.a.w: zullen ze een belangeloze afweging maken, ongehinderd door egoïsme en sociale structuren 1
2 3
heeft $ 31 miljard geschonken aan de Bill & Melinda Gates Foundation "Waarheid bestaat niet, alles is geoorloofd" (Hassan-i Sabbāh, Perzië, 12e eeuw; Genealogie der moral; §24) "God is dood!" (Nietzsche: Also sprach Zarathustra) & "als God niet bestaat, is alles geoorloofd" (Dostojevski) God belichaamd blijkbaar een wet, waaraan de mens ondergeschikt is Waarheid en moraal (plichten, normen en waarden) staan boven het individu(eel inzicht)
4
dit onderscheid werd al in de middeleeuwen gemaakt door nominalisten (bijv. Ockham) om het geloof te beschermen
5
"Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet" (Mattheüs 7:12 & Lucas 6:31)
6
http://www.thelifeyoucansave.org/
7
"Na een hoofdelijke stemming heeft de Eerste Kamer dinsdag 2 februari ingestemd met het wetsvoorstel dat sex met dieren verbiedt. […] Ook porno met dieren wordt illegaal. Tot op heden is seks met dieren alleen strafbaar als het dier er aantoonbaar schade door ondervindt. […] In de nieuwe wet, opgesteld door PvdA-Kamerlid Harm Evert Waalkens, geldt het verbod altijd. Dat betekent dat het verbod ook geldig is als er geen sprake is van (aantoonbaar) pijn, letsel of benadeling van de gezondheid of welzijn van het dier. […] ”het is gewoon in strijd met de heersende zeden”, aldus Waalkens. […] Woordvoerder Smaling van de SP-fractie zei dat zijn fractie de wet steunt, omdat het een kleine stap op weg is naar een betere bescherming van dieren." (feb 2010)
23