Tussen Meerwaarde en Moraal De ontwikkeling van duurzaam beleggen binnen de Nederlandse Pensioenfondsen
Prof. Dr. Harry Hummels Universiteit Nyenrode Diederik Timmer Universiteit Nyenrode Vereniging van Beleggingsanalisten Commissie Portfolio Management Werkgroep Maatschappelijk Verantwoord Beleggen
Dit is een publicatie van Universiteit Nyenrode in samenwerking met Vereniging van Beleggingsanalisten Copyright © 2003 Universiteit Nyenrode/VBA Behoudens uitzondering door de wet gesteld mag zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende(n) op het auteursrecht, (c.q. de uitgever, door de rechthebbenden gemachtigd namens hem/haar op te treden), niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm, of anderszins, hetgeen ook van toepassing is op de gehele of gedeeltelijke beperking. Titel: Tussen Meerwaarde en Moraal; De ontwikkeling van duurzaam beleggen binnen de Nederlandse Pensioenfondsen Auteurs: Hummels, G.J.A., Timmer, D., VBA Werkgroep MVB Vereniging van Beleggingsanalisten Commissie Portfolio Management Werkgroep Maatschappelijk Verantwoord Beleggen www.nvba.nl www.vbawerkgroepmvb.nl Universiteit Nyenrode EIBE, Institute for Responsible Business Straatweg 25, 3621 BG, Breukelen 0346-291290 www.nyenrode.nl/eibe
– Tussen Meerwaarde en Moraal – 2
Woord Vooraf Pensioenfondsen worden al enige jaren geconfronteerd met de vraag naar hun maatschappelijke verantwoordelijkheid in het algemeen en de verantwoordelijkheid om duurzaam te beleggen in het bijzonder. Met name de vakbonden hebben een belangrijke bijdrage geleverd aan het agenderen van duurzaam beleggen. In juni 1999 presenteerde de vakcentrale CNV een beleggingscode voor pensioenfondsen. In juni 2000 werd dit initiatief gevolgd door de FNV, die in haar nota “Goed belegd” sociale, maatschappelijke en milieueisen stelt aan het beheer van het vermogen door pensioenfondsen en verzekeraars. Beide initiatieven hebben een katalyserende werking gehad op de discussies in de Nederlandse pensioenwereld. In de code en de nota wordt duurzaam beleggen – dat in algemene zin kan worden omschreven als het beleggen op basis van financiële en niet-financiële informatie – primair uitgewerkt naar de werknemersbelangen waarvoor de vakorganisaties opkomen. Op het eerste oog lijkt het alsof de inspanningen van de vakcentrales niet hebben kunnen zorgen voor een omslag in de Nederlandse pensioenmarkt. Voor zover dat op basis van publiek beschikbare informatie kan worden vastgesteld houden de Nederlandse pensioenfondsen niet of nauwelijks rekening met duurzaamheidaspecten bij hun beslissingen om te investeren in ondernemingen, overheden of vastgoed. Voor de werkgroep Maatschappelijk Verantwoord Beleggen binnen de commissie Portfolio Management van de Vereniging van Beleggingsanalisten (VBA) en de Universiteit Nyenrode was het gebrek aan duidelijkheid over initiatieven van de pensioenwereld op het gebied van duurzaam beleggen aanleiding voor het doen van nader onderzoek. Na de zomer van 2002 werd een vragenlijst ontwikkeld, die vervolgens in het late najaar is verspreid onder de pensioenfondsen. Voor u ligt het resultaat van het gemeenschappelijke onderzoek. Wij hopen dat het rapport een aanmoediging is voor pensioenfondsen om na te denken over hun verantwoordelijkheid om duurzaam te gaan beleggen en waar dat gepast is concrete initiatieven te ontplooien gericht op de invulling daarvan. Wij danken Gemma Crijns en de leden van de VBA werkgroep voor hun constructief-kritische commentaren op een eerdere versie van dit rapport. De VBA-werkgroep organiseert op 18 juni 2003 een seminar over duurzaam beleggen. Wilt u informatie hierover of een bijdrage leveren dan kunt u contact opnemen met Marcel de Berg
[email protected], 030-6365581 of kijken op www.vbawerkgroepmvb.nl Breukelen, 9 april 2003 Universiteit Nyenrode
VBA
Prof. Dr. Harry Hummels ING Bank Hoogleraar Duurzaam Beleggen
Drs. Marcel de Berg RBA Voorzitter werkgroep MVB
– Tussen Meerwaarde en Moraal – 3
– Tussen Meerwaarde en Moraal – 4
Inhoudsopgave Woord Vooraf
3
Samenvatting
7
1. De aarzeling 1.1 Duurzaam beleggen als taak? 1.2 Onderzoek naar duurzaam beleggen onder Nederlandse pensioenfondsen
11 11 12
2. Opzet van het onderzoek 2.1 Een enquête onder pensioenfondsen 2.2 Omvang en respons 2.3 Non-respons onderzoek
13 13 13 14
3. De resultaten van het onderzoek 3.1 Het belang van duurzaam beleggen 3.2 Beleidsinspanningen 3.2.1 Beleid 3.2.2 Motivatie voor beleidsontwikkeling 3.2.3 Totstandkoming van het beleid 3.3.4 Inhoud van het beleid 3.3 Duurzaamheidinformatie en ondernemingsrisico’s 3.3.1 Kwaliteit van de informatie 3.3.2 Inschatting van risico’s 3.4 De inkleding van vermogensbeheer 3.5 Beleidsverantwoording 3.6 De toekomst
15 15 16 16 16 17 18 19 19 19 19 20 21
4. Analyse van de resultaten 4.1 Krimpende markten, groeiende belangstelling 4.2 Belangstelling, beleid, implementatie 4.3 Betrokkenheid 4.4 Meervoudige duurzaamheidstrategie 4.5 De issues 4.6 Duurzaamheidinformatie en risico-inschattingen 4.7 De behoefte aan wetgeving in Nederland
23 23 24 24 25 25 26 27
5. Internationale vergelijking
29
6. De aarzeling voorbij?
31
Bijlage 1. Enquête Duurzaam Beleggen Bijlage 2. Samenstelling onderzoeksgroep Universiteit Nyenrode VBA-werkgroep Maatschappelijk Verantwoord Beleggen Noten
33 39 39 39 41
– Tussen Meerwaarde en Moraal – 5
– Tussen Meerwaarde en Moraal – 6
Samenvatting Heeft een pensioenfonds tot taak om duurzaam te beleggen? Of anders gezegd, strekt de verantwoordelijkheid van een pensioenfonds verder dan de zorg voor het rendement op het belegd vermogen – ongeacht de wijze waarop dat vermogen wordt geïnvesteerd? De financiële situatie waarin pensioenfondsen zich momenteel bevinden zou het vermoeden kunnen doen post vatten dat de fondsen zich afzijdig houden van duurzaam beleggen. De vraag is: is dat ook zo? De leerstoelhouder Duurzaam Beleggen van Universiteit Nyenrode en de Vereniging van Beleggingsanalisten hebben in de onduidelijkheid rond dit relatief nieuwe fenomeen aanleiding gezien voor een onderzoek naar de stand van duurzaam beleggen binnen de Nederlandse pensioenfondsen. Vragen die de aanleiding vormen voor het doen van onderzoek waren onder meer: •
• •
Wat is de ruimte voor Nederlandse pensioenfondsen om binnen de kaders van de wet en de statuten van de fondsen invulling te geven aan duurzaam beleggen? Maken pensioenfondsen gebruik van deze ruimte?, en zo ja Op welke wijze maken pensioenfondsen gebruik van de ruimte?
In het najaar van 2002 zijn in totaal 300 enquêteformulieren toegezonden aan de pensioenfondsen. De formulieren gingen naar 83 bedrijfstakpensioenfondsen en 217 ondernemingspensioenfondsen. In totaal waren begin maart 2003 44 formulieren retour ontvangen. Hoewel dit aan de lage kant lijkt, vertegenwoordigen de pensioenfondsen die de enquête ingevuld terug hebben gestuurd ruim 68 procent van het totaal belegd pensioenvermogen in Nederland (ultimo 2001). In het
navolgende zetten resultaten op een rij.
wij
de
belangrijkste
Het belang van duurzaam beleggen De belangrijkste bevindingen zijn: • 62,8 % van de pensioenfondsen vindt duurzaam beleggen een belangrijke ontwikkeling. • Slechts 4,7 % is het hier niet mee eens. • Pensioenfondsen met een beheerd vermogen van meer dan 1 miljard Euro zijn vaker van mening dat duurzaam beleggen een belangrijke ontwikkeling is, dan pensioenfondsen met een beheerd vermogen kleiner dan 1 miljard Euro. • 60,5% van de respondenten vindt dat pensioenfondsen een eigen verantwoordelijkheid hebben in het bevorderen van duurzaam beleggen. Beleidsinspanningen duurzaam beleggen Pensioenfondsen spannen zich in toenemende mate in om beleid te ontwikkelen op het terrein van duurzaam beleggen. De BPF-en hebben daarbij wel een voorsprong op de OPF-en. Van alle pensioenfondsen: • beschikt een kleine 17 % over een beleid, • is 19 % bezig een beleid te ontwikkelen. Als belangrijkste redenen voor beleidsontwikkeling op het gebied van duurzaam beleggen worden genoemd dat: • het een praktische manier is om invulling te geven aan de verantwoordelijkheid van het pensioenfonds (27,3 %), • het past bij de missie van het pensioenfonds (25,0 %), • het aansluit bij het denken over Corporate Governance (20,5 %).
– Tussen Meerwaarde en Moraal – 7
Een meerderheid van de respondenten is van mening dat duurzaam beleggen geen geld mag kosten (68,8 %). Slechts een beperkte groep is van mening dat deze vorm van beleggen dient te leiden tot een hoger rendement. Respondenten geven aan dat de betrokkenheid van de werkgeversorganisaties bij het formuleren van een duurzaamheidbeleid, min of meer vergelijkbaar is geweest met die van de vakbonden. Dit gegeven is opvallend omdat de werkgeversorganisaties, anders dan de vakbonden, geen beleid hebben geformuleerd dat gericht is op het bevorderen van duurzaam beleggen. Wat betreft de inhoud van het beleid spelen twee aspecten een rol: de strategie die wordt gehanteerd om invulling te geven aan duurzaamheid en de issues. De voornaamste strategieën zijn: • het investeren in best-in-class bedrijven (45,5%), • het uitsluiten van bedrijven die niet aan de gestelde criteria voldoen (29,5%) en • het inventariseren van de sociale, maatschappelijke en milieu risico’s (27,3%). De issues of vraagstukken, die voor de pensioenfondsen meespelen in het beleid, zijn: • • •
mensenrechtenschendingen (34,1%) overtredingen wet- en regelgeving (27,3%), corruptie (22,7%).
Duurzaamheidinformatie en ondernemingsrisico’s, De pensioenfondsen zijn overwegend van mening dat de kwaliteit van de duurzaamheidinformatie beantwoordt aan de verwachtingen. Meer dan de helft van de respondenten (51,7 %) is van mening dat de informatie (ruimschoots) toereikend is voor doelstellingen. Maar liefst 82,8 % van de
respondenten is het (helemaal) eens met de stelling dat informatie over de duurzame prestaties van een onderneming bijdraagt aan een betere inschatting van de financiële risico’s die een onderneming loopt. In aanvulling daarop merkt 37 % van de respondenten op dat de beschikbare informatie een goede inschatting mogelijk maakt van de sociale, maatschappelijke en milieurisico’s van ondernemingen. Iets meer dan 27 % is het daar niet mee eens. De pensioenfondsen voegen daar aan toe dat zij zelf maar in beperkte mate actief zoeken naar deze informatie. Ruim een kwart (27,6 %) zoekt actief naar informatie over de sociale-, maatschappelijke- en milieuprestaties van ondernemingen. Inkleding van duurzaam vermogensbeheer Bij het beheer van (een deel van) het vermogen zegt 74 % van de pensioenfondsen nu en/of in de toekomst expliciet duurzaamheidcriteria te betrekken. De figuur toont aan dat de samenleving een inhaalslag staat te wachten van de OPF-en. Waar zij momenteel nog duidelijk achterlopen op de BPF-en daar laat het beeld voor de toekomst geen significante verschillen meer zien. In meerderheid betrekken de pensioenfondsen de criteria en informatie vooral op hun aandelenportefeuille. Daarbij ligt de nadruk vooral op de Europese aandelen en minder op Amerikaanse of Aziatische aandelen, (staatsen bedrijfs)obligaties en beleggingen in vastgoed. Verantwoording over het beleid. Pensioenfondsen vinden dat zij zich moeten verantwoorden over het gevoerde beleid op het terrein van duurzaam beleggen. Maar liefst 82 % van de respondenten is van mening dat de pensioenfondsen zich in het openbaar dienen te verantwoorden ten overstaan van deelnemers, klanten en overige belanghebbenden. In aanvulling op deze vraag merkt 64 % op dat deze verantwoording moet plaatsvinden naast de reguliere financiële verantwoording waartoe de fondsen gehouden
– Tussen Meerwaarde en Moraal – 8
zijn. Daarbij dient het voor de deelnemers, klanten en overige betrokkenen duidelijk te zijn op grond van welke overwegingen een pensioenfonds heeft geïnvesteerd in een onderneming, aldus 57 % van de respondenten. Analyse van de resultaten De resultaten van de enquête geven aanleiding tot het maken van enkele observaties. • de belangstelling voor duurzaam beleggen is groeiende – ondanks de sterk tegenzittende aandelenmarkten, • de belangstelling wordt in toenemende mate omgezet in beleid, dat langzaam maar gestaag wordt geïmplementeerd, • de pensioenfondsen schenken in hun beleid vooral aandacht aan morele en juridische issues, zoals mensenrechtenissues, corruptie en het zich houden aan de wet. Milieu, transparantie, of corporate governance spelen geen rol van betekenis, • het belang van duurzaamheidinformatie voor het maken van risicoinschattingen, • de (afwezige) noodzaak tot wetgeving om duurzaam beleggen te stimuleren. Onderzoek Britse pensioenfondsen In 2002 deed Just Pensions onderzoek onder 600 bestuursleden van Britse pensioenfondsen. Opvallende verschillen zijn dat vrijwel alle beleggingsstatuten – Statements of Investment Principles van de Britse pensioenfondsen bevatten een vorm van engagementstrategie. Hierin verschilt de Britse situat ie sterk van de Nederlandse. In het Engelse onderzoek komt naar voren dat informatie verstrekking door ondernemingen over sociale, maatschappelijke en milieuvraagstukken ver achter blijft bij de verwachtingen van de respondenten. Slechts één op de tien respondenten is van mening dat ondernemingen voldoende informatie verstrekken om een adequate inschatting te maken van de sociale en milieueffecten en risico’s die het gevolg zijn van het handelen
van de ondernemingen. In het voorliggende onderzoek bedraagt dit percentage 37% van de respondenten Conclusie Duurzaam beleggen zit binnen de Nederlandse Pensioenfondsen in de lift die omhoog gaat. Dit ondanks de zorgwekkende ontwikkelingen op de financiële markten – in het bijzonder de aandelenbeurzen. De meerderheid van de fondsen erkent het belang van het betrekken van duurzame criteria bij het beheer van het vermogen, terwijl het aantal fondsen dat beleid ontwikkelt en implementeert sterk groeiende is. De ontwikkeling van duurzaam beleggen krijgt daarnaast een impuls doordat de fondsen van mening zijn dat zij in de toekomst meer en betere informatie dienen te verstrekken aan hun deelnemers. Gelet op de doelstellingen van de pensioenfondsen (rendement) behoeft de kwaliteit van de informatie echter verbetering. Dit ondanks de tevredenheid van de respondenten over de kwaliteit van de informatie. Wie de informatie echter kent, kan niet anders dan concluderen dat de financiële betekenis van de duurzaamheidinformatie nog onvoldoende helder is. Te weinig nog kunnen de risico’s worden vastgesteld die ondernemingen – en daarmee beleggers – lopen als zij al dan niet rekening wensen te houden met duurzaamheidaspecten. Teveel lijken de pensioenfondsen nu nog te sturen op moreel getinte aspecten van het ondernemen zoals mensenrechtenschendingen, corruptie en kinderarbeid. Aandacht voor de financiële meerwaarde van duurzaam beleggen, door het inventariseren en waarderen van de duurzaamheidrisico’s, dient nog een nadere invulling te krijgen. Aan deze dubbelheid dankt het voorliggende rapport ook haar titel: pensioenfondsen lijken zich momenteel op te houden in een gebied tussen meerwaarde en moraal – overigens met relatief goede resultaten.
– Tussen Meerwaarde en Moraal – 9
– Tussen Meerwaarde en Moraal – 10
1. De aarzeling 1.1 Duurzaam beleggen als taak? Heeft een pensioenfonds tot taak om duurzaam te beleggen? Of anders gezegd, strekt de verantwoordelijkheid van een pensioenfonds verder dan de zorg voor het rendement op het belegd vermogen – ongeacht de wijze waarop dat vermogen wordt geïnvesteerd? Wie iets wil zeggen over de taken van pensioenfondsen, kijkt in de eerste plaats naar de Pensioen- en Spaarfondsenwet (PSW). Wie de wet leest, constateert dat de primaire opdracht van de pensioenfondsen ligt in het zorgdragen voor de pensioenvoorziening van de aangesloten deelnemers. Aan de wijze waarop zij dat doen stelt de wetgever specifieke eisen. Die eisen liggen op het vlak van het bestuur en de organisatie van een pensioenfonds, de verplichtingen ten overstaan van de deelnemers, de betaling van de verschuldigde premies en het beheer van de voor de pensioenvoorziening bestemde gelden. Over dit laatste zegt de wet onder meer (artikel 9a lid1): “De bezittingen van een pensioenfonds, dan wel van een beroepspensioenfonds, moeten, tezamen met de te verwachten inkomsten, toereikend zijn ter dekking van de uit de statuten en reglementen voortvloeiende pensioenverplichtingen.”
de bij het fonds betrokken deelnemers biedt veel ruimte voor interpretatie en is (haast) per definitie afhankelijk van de tijdsgeest. Heel lang stond een verantwoord beheer van de beschikbare middelen gelijk aan het investeren in risicomijdend kapitaal. Aan het eind van de vorige eeuw kwam daar verandering in. De vergrijzing van de bevolking – en daarmee het vooruitzicht van een toenemende druk op het pensioenstelsel – en een versoepeling van de wetgeving, wekten de belangstelling van de pensioenfondsen voor het beleggen in aandelen. Als gevolg van de instortende beurskoersen staat beleggen in het huidige tijdsbeeld in het teken van de solvabiliteit van ons pensioenstelsel1. Binnen de beperkingen en mogelijkheden die het huidige beleggingskader biedt, komen de volgende vragen op: •
• •
Wat is de ruimte voor Nederlandse pensioenfondsen om binnen de kaders van de wet en de statuten van de fondsen invulling te geven aan duurzaam beleggen? Maken pensioenfondsen gebruik van deze ruimte?, en zo ja Op welke wijze maken pensioenfondsen gebruik van de ruimte?
Meer in het bijzonder stelt de wet de eis dat het beleggen van de beschikbare gelden op solide wijze dient te geschieden (artikel 9b lid2). Deze bepalingen van de PSW spelen een belangrijke rol in de discussie over duurzaam beleggen, omdat zij – hoewel ruim gedefinieerd – de financiële kaders aangeven waarbinnen pensioenfondsen dienen te opereren.
Enkele pensioenfondsen hebben het voortouw genomen. PGGM en ABP komen al enige jaren naar buiten met hun initiatieven op het terrein van duurzaam beleggen. Ook andere pensioenfondsen, waaronder die van ING Groep en Shell, hebben publiekelijk bekend gemaakt sociale, ethische of milieuoverwegingen mee te nemen bij hun investeringsbeslissingen. PGGM merkt over het meewegen van duurzaamheidaspecten op:
Het zorgen voor een goed pensioen en bij de uitvoering hiervan letten op de belangen van
“Steeds vaker beoordeelt PGGM beleggingsmogelijkheden niet alleen op te verwachten financiële
– Tussen Meerwaarde en Moraal – 11
opbrengsten, maar ook op sociale en milieuaspecten. Een hoge aandeelhouderswaarde kan immers alleen worden verkregen als de belangen van de verschillende betrokkenen bij een organisatie in ogenschouw worden genomen.” 2
ABP geeft op haar website aan: “Steeds vaker komt de vraag, zowel van deelnemers van ABP alsook van betrokkenen van buiten de organisatie, of ABP Vermogensbeheer in zijn beleggingen niet meer rekening moet houden met andere dan puur financiële eisen. Voor ABP is dat een relevante vraag. Uiteindelijk gaat het om de vraag of er in een onderneming waarin ABP Vermogensbeheer belegt ´waarde´ of risico´s zitten die (nog) niet zichtbaar zijn in het jaarverslag. Denk bijvoorbeeld aan milieurisico´s, gezonde arbeidsverhoudingen en kwaliteit van de research. ABP Vermogensbeheer houdt bij de beoordeling van bedrijven rekening met dergelijke criteria.”3
Maar ook hier klinkt de aarzeling door. “In een discussie over duurzaam beleggen”, zo vervolgt het pensioenfonds, “staat wat ABP betreft echter altijd één ding van tevoren vast: het rendement staat voorop.” Duurzaam beleggen staat derhalve in het teken van het scheppen van meerwaarde boven het streven naar het integreren van morele uitgangspunten in het beleggingsbeleid.
1.2 Onderzoek naar duurzaam beleggen onder Nederlandse pensioenfondsen De genoemde overwegingen hebben de leerstoelhouder Duurzaam Beleggen van de Universiteit Nyenrode en de Vereniging van Beleggingsanalisten ertoe gebracht nader onderzoek te doen naar de stand van duurzaam beleggen binnen de Nederlandse pensioenfondsen. Het onderzoek heeft zich gericht op de ontwikkelingen binnen de bedrijfstakpensioenfondsen en de ondernemingspensioenfondsen. Aan het eind van dit rapport vergelijken wij enkele resultaten met recent onderzoek in Groot-Brittannië naar de stand van duurzaam beleggen onder Britse pensioenfondsen. In dit rapport doen wij verslag van het onderzoek. Achtereenvolgens komen aan de orde: de opzet van het onderzoek, de resultaten, de analyse en een vergelijking met recent Brits onderzoek.
– Tussen Meerwaarde en Moraal – 12
2. Opzet van het onderzoek 2.1 Een enquête onder pensioenfondsen Om een scherper beeld te krijgen van de recente ontwikkelingen op het terrein van duurzaam beleggen onder pensioenfondsen, hebben de Universiteit Nyenrode en de Vereniging van Beleggingsanalisten het initiatief genomen tot het doen van onderzoek en een enquête uitgezet onder bedrijfstakpensioenfondsen en ondernemingspensioenfondsen. 2.2 Omvang en respons In het najaar van 2002 zijn in totaal 300 enquêteformulieren toegezonden aan de pensioenfondsen. De formulieren gingen naar 83 bedrijfstakpensioenfondsen en 217 ondernemingspensioenfondsen. In totaal waren begin maart 2003 44 formulieren retour ontvangen – een percentage van bijna 15 procent4. Hoewel dit percentage aan de lage kant lijkt, vertegenwoordigen de pensioenfondsen die de enquête ingevuld terug hebben gestuurd een belangrijk deel van het totaal belegd pensioenvermogen in Nederland. Tabel
2.1
Omvang
beheerd
Tabel 2.2 Onderverdeling naar categorieën Onze instelling behoort tot de categorie: Frequency 20
45,5
45,5
24
54,5
54,5
Total
44
100,0
100,0
Een mogelijke verklaring voor de hogere respons onder BPF-en zouden kunnen zijn dat deze fondsen in de regel verder zijn in hun ontwikkeling op weg naar duurzaam beleggen dan OPF-en. Dit verschil in ontwikkeling lijkt mede samen te hangen met de grotere invloed van de vakbonden binnen het bestuur van een BPF – zo zullen wij later in meer detail aangeven. Voegen we tabel 1 en 2 samen dan ontstaat in figuur 2.3 het volgende beeld Figuur 2.3 BPF en OPF onderscheiden naar omvang
vermogen
meer dan 500 miljoen euro, maar minder dan 1 miljard euro meer dan 1 miljard euro, maar minder dan 5 miljard euro meer dan 5 miljard euro, maar minder dan 15 miljard euro meer dan 15 miljard euro Total
Frequency 6
Percent 13,6
Valid Percent 13,6
9
20,5
20,5
7
15,9
15,9
10
22,7
22,7
7
15,9
15,9
5 44
11,4 100,0
11,4 100,0
Valid Percent
ondernemings pensioenfondsen
De omvang van het beheerd vermogen bedroeg ultimo 2001 (in miljoenen euro's): minder dan 100 miljoen euro meer dan 100 miljoen euro, maar minder dan 500 miljoen euro
Percent
bedrijfstak pensioenfondsen
In tabel 2.2 wordt duidelijk dat bedrijfstakpensioenfondsen (BPF) een relatief hogere responsgraad tonen dan ondernemingspensioenfondsen (OPF).
– Tussen Meerwaarde en Moraal – 13
Omdat het aantal respondenten relatief gering is, zullen wij in het navolgende de fondsen naar grootte onderscheiden in twee groepen: fondsen met een beheerd vermogen van minder dan 1 miljard Euro en fondsen met een belegd vermogen van meer dan 1 miljard Euro. Tabel 2.4 toont het overzicht. Tabel 2.4 Onderverdeling naar omvang fondsen Omvang van het beheerd vermogen (ultimo 2001 in Euro)
Valid
Frequency Percent Valid Percent Minder dan 1 Miljard 22 50,0 50,0 Meer dan 1 Miljard 22 50,0 50,0 Total 44 100,0 100,0
Cumulative Percent 50,0 100,0
Het type pensioenfonds en de omvang van het pensioenfonds (naar zowel 2 als naar 5 categorieën) zijn niet significant gecorreleerd, de relatie is een onafhankelijke. De resultaten van dit onderzoek kunnen worden bezien als een sterke indicatie. Wij beroepen ons niet op volledige representativiteit. De onderzoeksresultaten wijzen op tendensen en mogelijke ontwikkelingen, die met de nodige voorzichtigheid interessante conclusies en hypotheses toelaten.
2.3 Non -respons onderzoek Binnen dit onderzoek was het niet mogelijk om een uitgebreid non-respons onderzoek te houden. Een korte beschouwing van de nonrespons leidt tot diverse inzichten. Ten eerste is het aannemelijk dat pensioenfondsen met een grotere belangstelling voor duurzaam beleggen eerder bereid waren deel te nemen aan het onderzoek. Dit kan mogelijk hebben geleid tot een licht positieve vertekening van de uitkomsten. Het effect van de non-respons blijft echter beperkt door de representatie van meer dan 68,4% van het totaal belegd vermogen van pensioenfondsen in Nederland (ultimo 2001)5. Om een beter inzicht te krijgen in de non respons beschouwen we de aard van de respondenten: • Relatief gezien zijn bedrijfstakpensioenfondsen oververtegenwoordigd in de steekproef, • Relatief gezien zijn grote pensioenfondsen oververtegenwoordigd. Deze oververtegenwoordiging neemt toe nadat 13 fondsen – waarvan 2 BPF-en en 11 OPF-en – bij vraag 8 te kennen hebben gegeven in de komende jaren geen beleid te zullen ontwikkelen. Deze respondenten hebben het vervolg van de vragenlijst niet ingevuld.
– Tussen Meerwaarde en Moraal – 14
3. De resultaten van het onderzoek Om na te gaan hoe ver pensioenfondsen zijn in hun inspanningen gericht op duurzaam beleggen, maken wij gebruik van de reguliere beleidscyclus: de ontwikkeling, besluitvorming, implementatie en evaluatie/ verantwoording van het beleid. Alvorens een pensioenfonds echter de stap naar beleidsontwikkeling zet, dient zij eerst een oordeel te hebben gevormd over het belang van duurzaam beleggen. De enquête sluit aan bij de beleidscyclus door de respondenten vijf clusters van vragen voor te leggen. Deze hebben betrekking op: 1) de opvattingen ten aanzien van het belang van duurzaam beleggen, 2) de beleidsinspanningen gericht op duurzaam beleggen, 3) de aandacht voor duurzaamheidinformatie en ondernemingsrisico’s, 4) de inkleding van het duurzaam vermogensbeheer, en 5) de verantwoording over het gevoerde beleid. In deze paragraaf schetsen wij de resultaten van het onderzoek. Bijlage 1 bevat de volledige vragenlijst.
Figuur 3.1 Het belang van duurzaam Beleggen naar categorie pensioenfonds (Respons 97,9%)
De waardering voor duurzaam beleggen varieert ook met de omvang van het beheerd vermogen. De pensioenfondsen met een beheerd vermogen van meer dan 1 miljard Euro zijn vaker van mening dat duurzaam beleggen een belangrijke ontwikkeling is, dan pensioenfondsen met een beheerd vermogen kleiner dan 1 miljard Euro. Figuur 3.2 Het belang van duurzaam beleggen naar omvang pensioenfonds (Respons 97,9%)
3.1 Het belang van duurzaam beleggen De respondenten hechten overwegend belang aan duurzaam beleggen. Gevraagd naar een reactie op de stelling ‘Ons pensioenfonds vindt duurzaam beleggen een belangrijke ontwikkeling’, geeft maar liefst 62,8 procent aan het (helemaal) met de stelling eens te zijn. Slechts 4,7 procent is het hier niet mee eens. Figuur 3.1 laat zien dat BPF-en en OPF-en significant van mening verschillen over het belang van duurzaam beleggen. Waar 80 procent van de BPF-en het eens is met de stelling, daar ligt dat percentage bij de OPF-en beneden de 50 procent6.
Naast de vraag naar het belang van duurzaam beleggen, werd de stelling voorgelegd: ‘Pensioenfondsen hebben een eigen verantwoordelijkheid in het bevorderen van duurzaam beleggen’. Hoewel het percentage respondenten dat het (helemaal) eens was met
– Tussen Meerwaarde en Moraal – 15
de stelling iets lager lag dan bij de vorige stelling, stemde een meerderheid (60,5 procent van de respondenten) in met de eigen verantwoordelijkheid. Bijna 12 procent van de respondenten was het niet eens met de stelling.
Figuur 3.4 Beleidsontwikkeling en omvang pensioenfonds (respons: 95,5%)
Figuur 3.3 Eigen verantwoordelijkheid van pensioenfondsen in bevorderen duurzaam beleggen (respons 97,7%)
Figuur 3.5 Beleidsontwikkeling en soort pensioenfonds (respons: 95.5%)
3.2 Beleidsinspanningen In algemene zin kunnen we opmerken dat de pensioenfondsen zich in toenemende mate inspannen om beleid te ontwikkelen op het terrein van duurzaam beleggen. De BPF-en hebben daarbij wel een voorsprong op de OPF-en. 3.2.1 Beleid Van alle pensioenfondsen beschikt momenteel een kleine 17 procent over een beleid, terwijl 19 procent van de respondenten bezig zijn een beleid te ontwikkelen. Zoals uit figuur 3.4 en 3.5 blijkt, zijn het vooral de grote pensioenfondsen en de BPF-en die significant vaker een beleid ontwikkeld hebben of op dit moment verwikkeld zijn in een proces van beleidsontwikkeling. Let op: dit is niet significant omdat de groepen te klein zijn!
De cijfers laten zien dat tien pensioenfondsen nog nadenken over de ontwikkeling van een beleid, respectievelijk hebben het voornemen om in de komende twee jaar een beleid te ontwikkelen. Dertien pensioenfondsen hebben geen beleid en verwachten dit de komende jaren ook niet te ontwikkelen7. 3.2.2 Motivatie voor beleidsontwikkeling Uit de enquête blijkt dat pensioenfondsen beschikken over een mix van motieven om de stap naar beleidsontwikkeling te zetten. Als belangrijkste redenen voor beleidsontwikkeling worden genoemd8: • het is een praktische manier om invulling te geven aan de verantwoordelijkheid van het pensioenfonds (27,3 procent)
– Tussen Meerwaarde en Moraal – 16
•
het past bij de missie van het pensioenfonds (25,0 procent) • het sluit aan bij ons denken over Corporate Governance (20,5 procent) • het stimuleren van duurzaam beleggen leidt tot een hoger rendement (18,2 procent), en • het draagt bij aan de reputatie van het pensioenfonds (18,2 procent) Met andere woorden, duurzaam beleggen is belangrijk omdat het een verbinding maakt met de identiteit van het pensioenfonds, de gewenste openheid, het (financieel) resultaat en het pragmatisme dat diverse pensioenfondsen kenmerkt. Ten aanzien van het rendement merken wij nader op dat de meerderheid van de respondenten van mening is dat duurzaam beleggen geen geld mag kosten (68,8 procent9). Slechts een beperkte groep is van mening dat deze vorm van beleggen dient te leiden tot een hoger rendement. 3.2.3 Totstandkoming van het beleid Bij de pensioenfondsen die beschikken over een beleid constateren wij dat10 naast het bestuur – 48,4 procent is (zeer) betrokken – en de directie van de pensioenfondsen – 46,4 procent is (zeer) betrokken – ook de vakbonden betrokken zijn geweest bij de totstandkoming ervan. Met name bij de BPFen blijkt de invloed van de vakbonden merkbaar aanwezig – in tegenstelling tot de OPF-en11. Bij de laatste categorie geven de respondenten overwegend aan dat de vakbonden (in het geheel) niet betrokken zijn geweest. De omvang van het pensioenfonds blijkt geen invloed te hebben op de betrokkenheid van de vakbonden.
Figuur 3.6 Betrokkenheid van de vakbonden bij het tot stand komen van het beleid en het soort pensioenfonds (Respons 68,2%)
De respondenten geven overigens aan dat de betrokkenheid van de werkgeversorganisaties bij het formuleren van een duurzaamheidbeleid, min of meer vergelijkbaar is geweest met die van de vakbonden. Tabel 3.7 Betrokkenheid werkgeversorganisaties bij het tot stand komen van het beleid en het soort pensioenfonds (Respons 65,9%)
Dit gegeven is opvallend omdat de werkgeversorganisaties, anders dan de vakbonden, geen beleid hebben geformuleerd dat gericht is op het bevorderen van duurzaam beleggen.
– Tussen Meerwaarde en Moraal – 17
Eveneens opvallend is de betrokkenheid van externe vermogensbeheerders. Maar liefst 31 procent van de respondenten geeft aan dat deze externe ondersteuners (zeer) betrokken zijn geweest bij het totstandkomen van het beleid. Nadere analyse leert dat de externe ondersteuning niet samenhangt met de omvang van het beheerde vermogen. Zowel grote als kleine pensioenfondsen rekenen op de steun van externe vermogensbeheerders om invulling te geven aan het beleid op het terrein van duurzaam vermogensbeheer. De koepelorganisaties hebben zich naar de mening van de respondenten niet of nauwelijks laten zien. Een ruime meerderheid van de pensioenfondsen is van mening dat de Vereniging voor Bedrijfstakpensioenfondsen en de Stichting Ondernemingspensioenfondsen (in het geheel) niet betrokken zijn geweest bij de ontwikkeling van het beleid op het gebied van duurzaamheid. Slechts bij 3 pensioenfondsen heeft een koepelorganisatie enige rol van betekenis gespeeld. 3.3.4 Inhoud van het beleid Als het gaat om de inhoud van het beleid spelen twee aspecten een rol: a) de strategie die wordt gehanteerd om invulling te geven aan duurzaamheid, en b) de issues. In het navolgende gaan wij hier nader op in. a) de duurzaamheidstrategie In de vragenlijst is onderscheid gemaakt tussen diverse strategieën van duurzaam beleggen. Refererend aan het beleggen in aandelen zijn naast het uitsluiten van bedrijven die niet voldoen aan de gestelde criteria nog diverse andere strategieën onderscheiden. Voorbeelden zijn: het investeren in best-in-class ondernemingen, het in dialoog treden met de onderneming, het gebruik van het informatie- en stemrecht tijdens de Algemene Vergadering van Aandeelhouders (AVA), of het inventariseren van bedrijfsrisico’s op sociaal, maatschappelijk en milieuterrein.
De meest gehanteerde strategieën zijn12: • het investeren in best-in-class bedrijven (45,5 procent) • het uitsluiten van bedrijven die niet aan de gestelde criteria voldoen (29,5 procent) • het inventariseren van de sociale, maatschappelijke en milieu risico’s (27,3 procent) • het gebruik van het informatie en stemrecht tijdens de AVA (25,0 procent) De belangstelling voor het aangaan van de dialoog met ondernemingen is verhoudingsgewijs gering. Slechts 13,6 procent van de respondenten is van mening dat dit een bruikbare strategie is om invulling te geven aan duurzaam beleggen. De resultaten wijzen pensioenfondsen vaker strategieën hanteren pensioenfondsen.
uit dat grote een mix van dan kleine
b) de issues Naast de strategie hebben wij gevraagd naar de issues of vraagstukken die voor de pensioenfondsen meespelen in het beleid. Daaruit komt het volgende beeld naar voren (met achter elk issue het percentage pensioenfondsen dat rekening houdt met het issue13): 1) schendingen van mensenrechten (34,1 procent) 2) overtredingen van wet- en regelgeving (27,3 procent) 3) corruptie (22,7 procent) 4) productie van en handel in wapens (20,5 procent) 5) kinderarbeid (15,9 procent) 6) arbeidsomstandigheden (13,6 procent) De grote pensioenfondsen focusseren meer op bovengenoemde issues dan de kleine, bij wie de spreiding over alle andere benoemde issues veel groter is. Daarnaast verschillen kleine en grote pensioenfondsen significant in hun waardering van de ‘overtredingen van wet
– Tussen Meerwaarde en Moraal – 18
en regelgeving’. De kleinere pensionfondsen zetten dit issue op een gedeelde 6e plaats, terwijl de grotere pensioenfondsen dit het belangrijkste issue vinden – samen met ‘schendingen van mensenrechten (beiden scoren 40% bij de grote pensioenfondsen). Naast de genoemde topvraagstukken vertoont de enquête nog enkele opvallende resultaten: a) milieucriteria, zoals de uitstoot van schadelijke stoffen, waterverbruik en energieverbruik spelen geen rol van betekenis in de beleidsvorming van de pensioenfondsen. De drie aspecten komen elk niet boven de 7 procent uit; b) anders dan in de Verenigde Staten spelen criteria zoals tabak (9,1 procent), alcohol (2,3 procent), pornografie (9,1 procent) en kansspelen (2,3 procent) hoegenaamd geen rol van betekenis14; c) ook een actueel onderwerp als genetische modificatie wordt door de pensioenfondsen niet in overweging genomen (2,3 procent); d) de aandacht voor transparantie (9,1 procent), corporate governance (11,4 procent) en de beloning van raden van bestuur en directies (2,3 procent) is eveneens gering in het beleid van de pensioenfondsen als het gaat om duurzaamheid. 3.3 Duurzaamheidinformatie en ondernemingsrisico’s 3.3.1 Kwaliteit van de informatie De pensioenfondsen zijn overwegend van mening dat de kwaliteit van de duurzaamheidinformatie beantwoordt aan de verwachtingen. Meer dan de helft van de respondenten (51,7 procent) is van mening dat de informatie (ruimschoots) toereikend is voor doelstellingen waarvoor zij deze informatie gebruiken. Ruim 20 procent is van mening dat de kwaliteit van de informatie niet volstaat. Grote en kleine
pensioenfondsen, respectievelijk BPF-en en OPF-en verschillen op dit punt niet van mening. 3.3.2 Inschatting van risico’s Maar liefst 82,8 procent van de respondenten is het (helemaal) eens met de stelling dat informatie over de duurzame prestaties van een onderneming bijdraagt aan een betere inschatting van de financiële risico’s die een onderneming loopt. In verkapte zin wordt daarmee nogmaals – in andere termen – het (financieel) belang van duurzaam beleggen onderstreept. In aanvulling daarop merkt 37 procent van de respondenten op dat de beschikbare informatie een goede inschatting mogelijk maakt van de sociale, maatschappelijke en milieurisico’s van ondernemingen. Iets meer dan 27 procent is het daar niet mee eens. De pensioenfondsen voegen daar aan toe dat zij zelf maar in beperkte mate actief zoeken naar deze informatie. Ruim een kwart (27,6 procent) zegt het (helemaal) eens te zijn met de stelling ‘Ons pensioenfonds zoekt actief naar informatie over de sociale-, maatschappelijke- en milieuprestaties van ondernemingen. Nader uitwerking leert dat: • vier pensioenfondsen de eigen medewerkers actief laten zoeken naar duurzaamheidinfo, • zes pensioenfondsen samenwerken met 1 externe informatieleverancier, en • een pensioenfonds samenwerkt met 2 externe informatieleveranciers. Voor zover de overige pensioenfondsen informeren naar duurzaamheidprestaties van ondernemingen of overheden, is dat via externe vermogensbeheerders. 3.4 De inkleding van vermogensbeheer Bij het beheer van (een deel van) het vermogen zegt 74 procent van de pensioenfondsen nu en/of in de toekomst
– Tussen Meerwaarde en Moraal – 19
expliciet duurzaamheidcriteria te betrekken. Slechts 4 procent zegt dat niet te overwegen. De overige respondenten beraden zich nog. Figuur 3.8 Bij het beheer van het vermogen betrekken wij nu en/of in de toekomst duurzaamheidcriteria en soort pensioenfonds (respons: 80,9%)
Tabel 3.9 Asset classes Deel portefeuille Europese aandelen Amerikaanse aandelen Aziatische aandelen Bedrijfsobligaties Staatsobligaties Vastgoed
Totaal 29 23 17 13 13 9
% 65.91% 52.27% 38.64% 29.55% 29.55% 20.45%
3.5 Beleidsverantwoording
De figuur toont aan dat de samenleving een inhaalslag staat te wachten van de OPF-en. Waar zij momenteel nog duidelijk achterlopen op de BPF-en (figuur 3.1 en 3.5), daar laat het beeld voor de toekomst geen significante verschillen meer zien. De wijze waarop de pensioenfondsen het duurzaam vermogensbeheer inkleden verschilt. Ongeveer een derde van de fondsen besteedt het vermogensbeheer op duurzame grondslag geheel of gedeeltelijk uit aan een externe vermogensbeheerder; een ruime meerderheid doet dat echter niet.
Pensioenfondsen vinden dat zij zich moeten verantwoorden over het gevoerde beleid op het terrein van duurzaam beleggen. Maar liefst 82 procent van de respondenten is van mening dat de pensioenfondsen zich in het openbaar dienen te verantwoorden ten overstaan van deelnemers, klanten en overige belanghebbenden. In aanvulling op deze vraag merkt 64 procent op dat deze verantwoording moet plaatsvinden naast de reguliere financiële verantwoording waartoe de fondsen gehouden zijn. Daarbij dient het voor de deelnemers, klanten en overige betrokkenen duidelijk te zijn op grond van welke overwegingen een pensioenfonds heeft geïnvesteerd in een onderneming, aldus 57 procent van de respondenten. 21 Procent is het niet eens met deze stelling – waarbij OPFen minder open zijn dan BPF-en.
In meerderheid betrekken de pensioenfondsen de criteria en informatie vooral op hun aandelenportefeuille. Daarbij ligt de nadruk vooral op de Europese aandelen en minder op Amerikaanse of Aziatische aandelen15, (staats- en bedrijfs)obligaties en beleggingen in vastgoed.
– Tussen Meerwaarde en Moraal – 20
Figuur 3.10 In de verantwoording moet het voor deelnemers, klanten en overigen duidelijk zijn op grond van welke overwegingen een fonds heeft geïnvesteerd in een onderneming. (respons 63,6%)
concrete stappen zullen zetten gericht op het ontwikkelen en implementeren van beleid. Aanvullend hebben wij gevraagd of de pensioenfondsen verwachten in de toekomst in dialoog te treden met ondernemingen, respectievelijk gebruik denken te maken van hun recht op informatie en het recht hun stem uit te brengen tijdens de algemene vergadering van aandeelhouders. In vergelijking met de huidige stand van zaken is sprake van een lichte stijging, zo wijst de onderstaande tabel uit. Figuur 3.11 De dialoog en het recht op informatie nu en in de toekomst (respons 61,4%)
3.6 De toekomst Naast een beeld van het heden en verleden van duurzaam beleggen, beoogt de enquête inzicht te verschaffen in de toekomstplannen van de pensioenfondsen. In het voorafgaande zijn al enkele doorkijkjes gegeven naar de toekomst. Zo hebben we expliciet gevraagd naar de (toekomstige) beleidsontwikkeling, terwijl bij het vermogensbeheer is nagegaan of pensioenfondsen nu en/of in de toekomst expliciet duurzaamheidcriteria zullen hanteren. Uit de antwoorden, zo gaven wij aan, valt af te leiden dat de belangstelling voor duurzaam beleggen groeiende is. Redelijkerwijs mag worden verwacht dat in de komende tijd meer pensioenfondsen
Ten aanzien van de (toekomstige) dialoog en het gebruik maken van de rechten van aandeelhouders, zijn geen significante verschillen waar te nemen tussen BPF-en en OPF-en, noch tussen grote en kleine pensioenfondsen.
– Tussen Meerwaarde en Moraal – 21
– Tussen Meerwaarde en Moraal – 22
4. Analyse van de resultaten De resultaten van de enquête geven aanleiding tot het maken van enkele observaties. Wij gaan in het navolgende in op de volgende aspecten: 1) de belangstelling voor duurzaam beleggen is groeiende – ondanks de sterk tegenzittende aandelenmarkten, 2) de belangstelling wordt in toenemende mate omgezet in beleid, dat langzaam maar gestaag wordt geïmplementeerd, 3) de pensioenfondsen schenken in hun beleid vooral aandacht aan morele en juridische issues, zoals mensenrechtenissues, corruptie en het zich houden aan de wet. Milieu, transparantie, of corporate governance spelen geen rol van betekenis, 4) het belang van duurzaamheidinformatie voor het maken van risicoinschattingen, 5) de (afwezige) noodzaak tot wetgeving om duurzaam beleggen te stimuleren.
de financiële neergang niet geleid tot afstel. De enquête is gehouden op een moment dat de beurzen al volop in mineur waren en de Pensioen- en Verzekeringskamer reeds maatregelen had afgekondigd, gericht op het beschermen van de dekkingsgraden. In haar circulaire van 30 september 2002 merkt de PVK op18:
4.1 Krimpende markten, groeiende belangstelling
Ondanks de negatieve tendens op de effectenbeurzen en de daaruit voortvloeiende maatregelen, geven de pensioenfondsen aan belang te hechten aan duurzaam beleggen. Tegen de achtergrond van de doelstellingen van de fondsen is dat ook begrijpelijk. Duurzaam beleggen draagt naar hun mening namelijk bij aan de realisatie van financiële en maatschappelijke doelen.
De pensioenfondsen hebben het afgelopen jaar stevige verliezen geïncasseerd op hun beleggingsportefeuille. Die verliezen waren zelfs zo groot dat bij diverse fondsen de verplichte dekkingsgraad van 100 procent – waarbij het opgebouwde vermogen zodanig is dat bij een rendement van 4 procent op jaarbasis alle aangegane verplichtingen op dit moment nominaal kunnen worden 16 uitgekeerd – in gevaar dreigde te komen. Recent onderzoek van de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen heeft wees uit dat de gemiddelde dekkingsgraad eind 2002 106,5 procent bedroeg – een daling met bijna 20 procent vergeleken met 200117. Hoewel deze ontwikkeling ongetwijfeld een vertragend effect heeft gehad op de ontwikkeling van duurzaam beleggen, heeft
“Het totale vermogen van de Nederlandse pensioenfondsen is de afgelopen jaren veel minder toegenomen dan werd voorzien, terwijl de verplichtingen uiteraard wel zijn gestegen. Dit heeft een negatief effect op de dekkingsgraad van de fondsen.
In dat licht stelt de PVK onder meer dat een pensioenfonds: “in staat is voor beleggingen in aandelen en andere zakelijke waarden, door het aanhouden van buffers of anderszins, een waardedaling op te vangen tot een waarde die ten minste 40% lager ligt dan de hoogste stand van de benchmark in de voorafgaande 48 maanden.”
In de eerste plaats verwachten veel pensioenfondsen dat duurzaam beleggen bijdraagt aan een beter rendement op de lange termijn. De directeur beleggingen van PGGM, Roderick Munsters, gaf enige tijd geleden tegenover NRC Handelsblad aan dat hij ervan uitging dat “wij op lange termijn extra rendement kunnen boeken doordat ondernemingen extra inspanningen op milieugebied doen, bijvoorbeeld omdat consumenten daar positief op reageren, of omdat zij minder milieuheffingen moeten betalen.” Munsters
– Tussen Meerwaarde en Moraal – 23
voegde daar aan toe: “Als het rendement kost, ben ik gauw klaar: stoppen”19. Als zodanig is er op de lange termijn, aldus Munsters, geen tegenstelling tussen enerzijds de bij wet gestelde eis tot solide beleggen en de door de pensioenfondsen opgestelde beleggingskaders en anderzijds duurzaam beleggen. Weliswaar loopt een pensioenfonds een groter risico als zij kiest voor het uitsluiten van ondernemingen of overheden die niet voldoen aan de duurzaamheideisen van het fonds – waarbij de omvang van het risico afhangt van het aantal en het gewicht van de uitsluitingen. Echter, pensioenfondsen zijn voor de operationalisering van duurzaam beleggen niet (noodzakelijk) aangewezen op uitsluitingscenario’s. Er zijn ook andere – en vaak betere – strategieën voorhanden. De opvatt ing dat duurzaam beleggen niet noodzakelijk geld kost, wordt onder meer gestaafd door recent wetenschappelijk onderzoek van Bauer, Koedijk en Otten (2002). Hun onderzoek naar de financiële performance van 103 ethische beleggingsfondsen, wijst uit dat de prestaties van deze fondsen niet achterblijven bij die van reguliere beleggingsfondsen.20 Bauer et al. staan niet alleen in hun opvatting dat de keuze voor duurzaam beleggen financieel verantwoord kan zijn. Voor een overzicht van empirische studies verwijzen wij graag naar Margolis en Walsh (2001)21. In de tweede plaats is het formuleren van de beleidsdoelstellingen van pensioenfondsen niet een statisch gebeuren, maar een dynamische ontwikkeling. Pensioenfondsen worden door talrijke krachten beïnvloed bij de ontwikkeling van het beleid en het afleggen van verantwoording daarover. Op het terrein van duurzaam beleggen is dat niet anders. De samenleving verwacht in toenemende mate openheid over (en de gevolgen van het) gevoerde beleid en een bewust standpunt van de pensioenfondsen op sociaal, ethisch, maatschappelijk en
milieuterrein. Duurzaam beleggen en het afleggen van verantwoording daarover is dan een eigentijdse en praktische manier om invulling te geven aan de maatschappelijke verwachtingen. Steeds meer pensioenfondsen lijken zich dat te realiseren: 82,1 procent van de respondenten vindt dat pensioenfondsen verantwoording dienen af te leggen over het gevoerde beleid op duurzaamheidgebied. 4.2 Belangstelling, beleid, implementatie De resultaten van dit onderzoek suggereren een ontwikkeling in de tijd, die ertoe kan leiden dat in de komende jaren diverse pensioenfondsen initiatieven zullen ontplooien op het terrein van beleidsontwikkeling en –implementatie. Een ruime meerderheid van de Nederlandse pensioenfondsen zegt belang te hechten aan duurzaam beleggen, terwijl een kleine 17 procent al over een beleid beschikt. Bij 19 procent van de pensioenfondsen wordt momenteel beleid ontwikkeld, terwijl nog eens 23 procent concrete plannen heeft voor beleidsontwikkeling, respectievelijk daarover nadenkt. Ook figuur 3.10 laat aan duidelijkheid weinig te wensen over: 74,1 procent van de pensioenfondsen is het (helemaal) eens met de stelling dat zij in de toekomst bij het beheer van het vermogen expliciet duurzaamheidcriteria zullen betrekken. Daaruit mag worden geconcludeerd dat de pensioenwereld voor een concrete operationaliseringslag staat op het vlak van duurzaam beleggen. Dit geldt voor zowel de BPF-en als de OPF-en. 4.3 Betrokkenheid Ten aanzien van de betrokkenheid van bestuur, vakbonden en externe beheerders kunnen enkele opmerkingen worden gemaakt: • Het onderzoek wijst uit dat besturen van BPF-en significant vaker betrokken zijn
– Tussen Meerwaarde en Moraal – 24
•
•
bij de ontwikkeling van beleid dan besturen van OPF-en. Een mogelijke verklaring hiervoor kan zijn dat de invloed van de vakbonden groter is binnen het bestuur van een BPF vergeleken met het bestuur van een OPF. De betrokkenheid van de vakbonden is mogelijkerwijs groter geweest dan ruim 20 procent van de respondenten die expliciet op de vakbondsbetrokkenheid wijzen. Daarnaast moet worden bedacht dat de hoge betrokkenheid van het bestuur mogelijk mede wordt verklaard door de paritaire samenstelling van het bestuur en de invloed van de vakbonden op de activiteiten, het beleid en de betrokkenheid van het bestuur. Dit geldt overigens niet voor OPF-en, waarin de vakbonden niet rechtstreeks zijn vertegenwoordigd. Dit verklaart ook waarom respondenten van BPF-en vaker wijzen op de betrokkenheid van de vakbonden dan OPF-en Voor de hoge mate van betrokkenheid van externe vermogensbeheerders zijn meerdere verklaringen denkbaar. In de eerste plaats beschikken veel pensioenfondsen – de grote fondsen uitgezonderd – over geringe expertise en ervaring op het terrein van duurzaam beleggen. Gecombineerd met de beperkte omvang van de staf is het vaak moeilijk voor pensioenfondsen om actief en zelfstandig beleid te ontwikkelen en zorg te dragen voor de implementatie. In de tweede plaats ligt het voor de hand de externe vermogensbeheerder actief te betrekken bij de ontwikkeling van duurzaamheidbeleid, omdat de vermogensbeheerder op termijn het beleid moet operationaliseren.
4.4 Meervoudige duurzaamheidstrategie In paragraaf 3.2.1 gaven wij aan dat grote pensioenfondsen vaker dan de kleine een mix van strategieën hanteren. Dit kan een aantal
oorzaken hebben. In de eerste plaats kan het hanteren van een meervoudige duurzaamheidstrategie het gevolg zijn van een bewuste keuze van een pensioenfonds, bijvoorbeeld vanuit een oogpunt van risicospreiding. In de tweede plaats kan het besluit ook wijzen op onzekerheid bij de fondsen over de effectiviteit van de onderscheiden strategieën. Het is op zijn minst waarschijnlijk dat onduidelijkheid over de effectiviteit van de verschillende duurzaamheidstrategieën een belangrijke factor is om meerdere wegen te bewandelen. In een tijd waarin de rendementen van de fondsen onder druk staan, is het begrijpelijk – zo niet noodzakelijk – dat pensioenfondsen meer kennis en ervaring opdoen met de verschillende strategieën. Hun fiduciaire verantwoordelijkheid om solide te beleggen, verplicht hen daar als het ware toe. Dat het in dit kader vooral grote pensioenfondsen zijn die een meervoudige duurzaamheidstrategie hanteren, is eveneens begrijpelijk. Zij beschikken over meer resources om de kosten te dragen die gepaard gaan met het hanteren van meerdere strategieën. 4.5 De issues De pensioenfondsen schenken in hun beleid vooral aandacht aan moreel getinte en juridische issues, zoals schendingen van mensenrechten, corruptie en het zich houden aan de wet. Milieu, transparantie, of corporate governance spelen geen of een veel geringere rol van betekenis. Dit resultaat lijkt opmerkelijk, omdat de laatste twee issues veelbesproken zijn in de pensioenwereld. Uit ons onderzoek mag echter niet worden geconcludeerd dat pensioenfondsen geen oog hebben voor het belang van transparantie en corporate governance van bedrijven. Integendeel. Niet uitgesloten mag worden dat wel degelijk aandacht bestaat voor deze issues, maar dat pensioenfondsen ze niet in verbinding brengen met het duurzaamheid-
– Tussen Meerwaarde en Moraal – 25
vraagstuk. De resultaten van de enquête laten niet toe hier uitspraken over te doen. 4.6 Duurzaamheidinformatie en risicoinschattingen Duurzaamheidinformatie en risico-inschattingen Meer dan 80 procent van de respondenten stemde in met de stelling dat informatie over de duurzaamheidprestaties bijdraagt aan het beter inschatten van de financiële risico’s die ondernemingen lopen. Dat is om meerdere redenen een opmerkelijk gegeven. In de eerste plaats kan men zich afvragen waarom het aantal pensioenfondsen dat op dit moment actief rekening houdt met de duurzaamheidprestaties zo gering is, als deze informatie zo belangrijk is voor het inschatten van de financiële risico’s. Een mogelijk verweer is dat financieel analisten rekening houden met zaken als duurzaamheid, transparantie, corporate governance, enzovoorts. De praktijk wijst uit dat een dergelijke redenering niet erg plausibel is. Weliswaar zijn er in toenemende mate initiatieven waar te nemen, zoals bij HSBC of Henderson Global Investors, waarbij financiële analyse en duurzaamheidanalyse in elkaar worden geschoven. Dergelijke initiatieven zijn echter nog steeds schaars, net als het onderzoek naar de mate waarin financieel analisten expliciet duurzaamheidaspecten meewegen in hun analyses. In de tweede plaats is het een opmerkelijk gegeven omdat de veronderstelde relatie tussen duurzaamheid en (financiële) ondernemingsrisico’s zowel in theorie als in praktijk moeilijk aantoonbaar is. De wetenschap verkeert op dit punt nog in statu nascendi. Weliswaar zijn er studies voorhanden die een positieve relatie aantonen tussen Corporate Social Performance (CSP) en Corporate Financial Performance (CFP), maar de financiële
resultaten worden dan vaak uitgedrukt in termen van beurskoersen22. Over de relatie tussen CSP en de (financiële) risico’s die een onderneming loopt, is de literatuur heel wat minder uitgesproken – al wordt ook daar in de regel wel aangetoond dat een goede CSP bijdraagt aan het inzichtelijk maken en beheersen van de risico’s23. Wij interpreteren de instemming van de respondenten met de stelling dan ook als een instemming ‘ten principale’. Dat wil zeggen, wij veronderstellen dat de respondenten met hun instemming een (theoretisch) vermoeden hebben willen uitdrukken. Zij kunnen niet anders dan over onvoldoende praktisch bewijs beschikken om de relatie tussen duurzaamheidprestaties en risicobeheersing te kunnen aantonen. Kwaliteit van de duurzaamheidinformatie In dit kader plaatsen wij nog een kanttekening. Door de respondenten wordt de kwaliteit van de duurzaamheidinformatie overwegend als bevredigend aangemerkt. Voor een belangrijk deel is dat begrijpelijk. We zagen in paragraaf 3.4 dat de issues waar pensioenfondsen vooral rekening mee houden in de eerste plaats moreel en juridisch van aard zijn. Over deze vraagstukken kunnen onafhankelijke research providers inmiddels met een behoorlijke mate van nauwkeurigheid aangeven in welke mate ondernemingen betrokken zijn. Echter, indien respondenten bedoelen dat de informatie ook aangewend dient te worden om een betere inschatting te maken van de financiële risico's die pensioenfondsen lopen, dan doet zich een probleem voor. Wie de informatie kent, constateert dat de kwaliteit van de informatie de afgelopen jaren sterk is verbeterd. Ondernemingen worden transparanter en publiceren meer informatie over hun sociale, maatschappelijke en milieuprestaties. Echter, de informatie laat nog het nodige te wensen over – zeker als het gaat om het maken van risico-inschattingen. Op basis van de beschikbare duurzaamheidinformatie kan nog onvoldoende worden vastgesteld of ondernemingen financiële risico’s lopen. Het
– Tussen Meerwaarde en Moraal – 26
is maar zeer de vraag of daar in de komende jaren verandering in komt. 4.7 De behoefte aan wetgeving in Nederland Dit onderzoek toont aan dat het met name de grote pensioenfondsen zijn die reeds concrete stappen hebben genomen om duurzaam beleggen te effectueren. De kleinere pensioenfondsen – en dan vooral de OPF-en – nemen vooralsnog een wat afwachtende houding in. Weliswaar geven de fondsen aan het belang van duurzaam beleggen te onderkennen, maar ze zetten dit standpunt (nog) niet om in concrete daden. Deze terughoudende opstelling kan het ontstaan van een klassiek free rider probleem inluiden: de grote pensioenfondsen halen de kastanjes uit het vuur, waar de hele sector van profiteert. Om alle pensioenfondsen aan te zetten duurzame beleggingen in overweging te nemen is in diverse Europese landen, waaronder het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Frankrijk, wetgeving van kracht geworden. De wet regelt niet wat
pensioenfondsen moeten doen, maar vooral wat zij moeten openbaren aan hun deelnemers en aan andere stakeholders inzake duurzaam beleggen24. In Nederland is dergelijke wetgeving (nog) niet van kracht. Indien de tendens, die zich in dit onderzoek openbaart, doorzet, neemt de groei van duurzaam beleggen in de komende jaren serieuze vormen aan. Daarnaast zeggen de pensioenfondsen belang te hechten aan het afleggen van verantwoording ten overstaan van hun deelnemers, klanten en overige stakeholders. Indien de pensioenfondsen de geuite intenties waarmaken, lijkt wetgeving overbodig. Hier lijkt een schone taak weggelegd voor de koepelorganisaties en de overheid. Zij kunnen, onder meer door het verspreiden van kennis en informatie en door het ondersteunen en begeleiden van pensioenfondsen die wel willen maar niet kunnen, een belangrijke bijdrage leveren aan het stimuleren van duurzaam beleggen bij de aangesloten leden. Blijft het bij mooie woorden, dan zou op termijn overwogen kunnen worden stimuleringswetgeving uit te vaardigen.
– Tussen Meerwaarde en Moraal – 27
– Tussen Meerwaarde en Moraal – 28
Naar het zich laat aanzien verschilt de situatie in Nederland op onderdelen aanzienlijk van die in Groot-Brittannië. Een nauwkeurige vergelijking is evenwel niet mogelijk vanwege verschillen in de groep respondenten27 en in de vraagstelling. Desondanks biedt de Britse enquête een interessante inkijk in de het denken van bestuurders van pensioenfondsen. Creatie van lange termijn marktwaarde De respondenten zijn van mening dat zes sociale, maatschappelijke of milieu-issues (in verschillende mate) bijdragen aan het creëren van lange termijn marktwaarde (5-10 jaar). De tabel toont het overzicht:
Good Corporate Governance Quality of consumer relations Good employment practises Communication/transparency on social/environmental practices Effective environmental management Respect for the local needs in the developing world Bron: Just pensions 2003
40% 47% 52%
5% 3% 8% 4% 14% 4%
23%
54%
18% 5%
20%
62%
12% 6%
11%
50%
31% 8%
Opgemerkt dient te worden dat grote pensioenfondsen vaker van mening waren dat deze issues een rol spelen in het bepalen van de (toekomstige) marktwaarde van bedrijven, dan kleine pensioenfondsen. Engagement Vrijwel alle beleggingsstatuten – Statements of Investment Principles, of SIP’s – van de Britse pensioenfondsen bevatten een vorm van engagement-strategie. Hierin verschilt de Britse situatie sterk van de Nederlandse. Zoals wij in paragraaf 3.6 aangaven, neemt engagement in Nederland vooralsnog geen hoge vlucht. De Nederlandse fondsen zouden kunnen aansluiten bij initiatieven van hun Engelse collega’s, hetgeen o.a. PGGM al in praktijk brengt. Informatieverstrekking door ondernemingen De informatieverstrekking door ondernemingen over sociale, maatschappelijke en milieuvraagstukken blijft ver achter bij de verwachtingen van de respondenten. Slechts één op de tien respondenten is van mening dat ondernemingen voldoende informatie
– Tussen Meerwaarde en Moraal – 29
Don't know
52% 42% 30%
No impact
In 2002 deed Just Pensions25 onderzoek onder 600 bestuursleden van Britse pensioenfondsen26. Het doel van het onderzoek was om de mening van de bestuursleden te peilen ten aanzien van – onder meer – de volgende aspecten: • hoe relevant zijn sociale, maatschappelijke en milieuvraagstukken voor de lange en korte termijn marktkapitalisatie van de FTSE 100 • hoe goed rapporteren ondernemingen over sociale, maatschappelijke en milieuissues, en • hoe rapporteren pensioenfondsen aan hun deelnemers over het gevoerde beleggingsbeleid op sociaal, maatschappelijk en milieuterrein.
In your opinion, how much will each of the following positively impact on the market value of the FTSE 100 in the longer term? (5-10 years)
Some impact
De resultaten van dit onderzoek over de Nederlandse situatie, kunnen worden afgezet tegen recent onderzoek in Groot-Brittannië.
Substantial impact
5. Internationale vergelijking
Social impacts and risks Bron: Just pensions 2003
6% 5%
80% 78%
14% 17%
0% 6% 37%
26% 59% 48%
Don't know
Some improvement
Within one year Within three years Within ten years Bron: Just pensions 2003
Substantial improvement
To what extent will pension fund activism lead to improvements in the way companies manage their environmental and social impacts and risks (within each of the following time scales)?
No improvement
Gedragsverandering bij ondernemingen Het activisme van pensioenfondsen leidt naar de mening van de respondenten tot concrete gedragsveranderingen aan de zijde van de ondernemingen op de middellange tot lange termijn.
62% 12% 22% 12% 5% 9%
Met na me de vertegenwoordigers van de grote fondsen zijn van mening, aldus het rapport, dat actief aandeelhouderschap leidt tot concrete verbeteringen in het sociaal, maatschappelijk en milieugerelateerde gedrag
Do you report to your members on any of the following? Nature of investment portfolio incl. major holdings in companies Statement of Investment Principles Engagement activities Bron: Just pensions 2003
Don't know
Environmental impacts and risks
No
Do you believe that companies are providing sufficient appropriate information to enable impacts and risks to be assessed effectively?
Yes
Transparantie naar de deelnemers Hoe breed informeren Britse pensioenfondsen hun deelnemers? De onderzoekers vroegen de respondenten hun mening te geven ten aanzien van drie items: • de aard van de beleggingsportefeuille inclusief de grootste beleggingen in ondernemingen, • het beleggingsstatuut, en • de engagementactiviteiten. De antwoorden geven het volgende beeld:
Don’t know
Dit beeld wijkt duidelijk af van de situatie in Nederland waar 37 procent van de respondenten over voldoende informatie zegt te beschikken om de risico’s in te schatten.
No
van ondernemingen. Meer dan de helft (58%) van de grote Britse pensioenfondsen verwacht dat over tien jaar ondernemingen hun gedrag substantieel verbeterd hebben.
Yes
verstrekken om een adequate inschatting te maken van de sociale en milieueffecten en risico’s die het gevolg zijn van het handelen van de ondernemingen.
53%
46%
1%
78% 39%
20% 57%
2% 4%
Grote verschillen treden hier niet op tussen private en publieke pensioenfondsen, aldus de onderzoekers. Een goede vergelijking met de Nederlandse situatie is op dit moment nog niet mogelijk. Nederlandse fondsen hebben op dit terrein vooralsnog alleen maar voornemens – enkele uitzondering niet meegeteld. Er wordt nog maar spaarzaam gerapporteerd over de concrete daden.
– Tussen Meerwaarde en Moraal – 30
6. De aarzeling voorbij? In het licht van de veranderende financiële en maatschappelijke eisen vandaag de dag aan pensioenfondsen worden gesteld, formuleerden wij aan het begin van deze studie drie vragen: • Wat is de ruimte voor Nederlandse pensioenfondsen om binnen de kaders van de wet en de statuten van de fondsen invulling te geven aan duurzaam beleggen? • Maken pensioenfondsen gebruik van deze ruimte?, en zo ja • Op welke wijze maken pensioenfondsen gebruik van de ruimte? Hoewel het nog te vroeg is voor het trekken van harde conclusies, lijkt de conclusie van dit onderzoek gerechtvaardigd dat duurzaam beleggen een ontwikkeling heeft ingezet die van meer structurele aard lijkt te zijn: • het belang van duurzaam beleggen wordt onderkend, • de beleidsinspanningen nemen toe, • besturen en directies van pensioenfondsen zijn actief betrokken bij deze ontwikkeling, • duurzaamheidinformatie wordt in toenemende mate bij de selectie van aandelen (en naar het zich laat aanzien in de toekomst ook bij de selectie van obligaties) gebruikt, en • pensioenfondsen geven aan verantwoording te zullen afleggen over het gevoerde beleid. Deze resultaten vormen een indicatie dat duurzaam beleggen in de toekomst kan groeien – ondanks de slechte situatie op de financiële markten. Over de financiële uitgangspunten verschillen reguliere en duurzame beleggers in der regel niet van mening. Wel is er verschil van inzicht in de wijze waarop dat rendement moet worden behaald: langs een bewust gekozen weg waarbij duurzaamheid een rol speelt of langs
een weg waarbij hooguit onbewust rekening wordt gehouden met duurzaamheidaspecten. Van belang is ook de constatering dat er opmerkelijke verschillen zijn tussen de Britse en de Nederlandse situatie. Waar in Nederland de discussie wordt gedomineerd door het eigen (vrijwillig gekozen) initiatief van de pensioenfondsen, daar wordt de Britse situatie gekenmerkt door regulering (over de rapportage over duurzaam beleggen). Naast de rapportage constateerden we verschillen in de percepties van de respondenten aangaande de relevante thema’s, engagement en de informatieverstrekking van bedrijven over sociale en milieuaspecten. Gelet op de doelstellingen van de pensioenfondsen (rendement) behoeft de kwaliteit van de informatie echter verbetering. Dit ondanks de tevredenheid van de respondenten over de kwaliteit van de informatie. Wie de informatie echter kent, kan niet anders dan concluderen dat de financiële betekenis van de duurzaamheidinformatie nog onvoldoende helder is. Te weinig nog kunnen de risico’s worden vastgesteld die ondernemingen – en daarmee beleggers – lopen als zij al dan niet rekening wensen te houden met duurzaamheidaspecten. Teveel lijken de pensioenfondsen nu nog te sturen op moreel getinte aspecten van het ondernemen zoals mensenrechtenschendingen, corruptie en kinderarbeid. Aandacht voor de financiële meerwaarde van duurzaam beleggen, door het inventariseren en waarderen van de duurzaamheidrisico’s, dient nog een nadere invulling te krijgen. Aan deze dubbelheid dankt het voorliggende rapport ook haar karakter: pensioenfondsen lijken zich momenteel op te houden in een gebied tussen meerwaarde en moraal – met relatief goede resultaten.
– Tussen Meerwaarde en Moraal – 31
– Tussen Meerwaarde en Moraal – 32
Bijlage 1. Enquête Duurzaam Beleggen Voor u ligt een enquête over de ontwikkeling van duurzaam beleggen bij Nederlandse pensioenfondsen. Onder duurzaam beleggen wordt in de regel verstaan: beleggen op basis van financiële en niet-financiële informatie, waarbij de niet-financiële informatie betrekking heeft op de sociale, maatschappelijke en milieuprestaties van een onderneming. Om een scherper beeld te krijgen van de ontwikkelingen op het terrein van duurzaam beleggen onder pensioenfondsen, hebben de Universiteit Nyenrode en de Vereniging van Beleggingsanalisten het initiatief genomen tot het voorliggende onderzoek. Het onderzoek beslaat de volgende aandachtsvelden: • algemene karakteristieken van uw pensioenfonds, • de houding van uw instelling ten aanzien van duurzaam beleggen, • het beleid gericht op duurzaam beleggen, • duurzame informatie en ondernemingsrisico’s, • het beheer van het vermogen overeenkomstig het duurzame beleggingsbeleid, en • de verantwoording. Wij verzoeken u vriendelijk de enquêteformulieren in te vullen en te retourneren via het internet. De vertrouwelijkheid van de door u ingevulde vragenlijst, alsmede uw anonimiteit zullen bij de verwerking van de data worden gegarandeerd. De resultaten van het onderzoek zullen bekend worden gemaakt tijdens een door de Vereniging van Beleggingsanalisten georganiseerd seminar in het komend najaar. Wij danken u op voorhand hartelijk voor uw medewerking. Vragen S.v.p. omcirkelen wat van toepassing is 1 Onze instelling behoort tot de categorie: bedrijfstakpensioenfondsen ondernemingspensioenfondsen beroepspensioenfondsen anders, te weten …. 2 De omvang van het beheerd vermogen bedroeg ultimo 2001 (in miljoenen euro’s): minder dan 100 miljoen euro meer dan 100 miljoen euro, maar minder dan 500 miljoen euro meer dan 500 miljoen euro, maar minder dan 1 miljard euro meer dan 1 miljard euro, maar minder dan 5 miljard euro meer dan 5 miljard euro, maar minder dan 15 miljard euro meer dan 15 miljard euro 3 Mijn functie binnen de instelling is: bestuurslid directielid staf int erne (vermogens)beheerder staf externe (vermogens) beheerder anders, te weten …. 4 Ons pensioenfonds vindt duurzaam beleggen een belangrijke ontwikkeling. a) Helemaal mee eens b) Mee eens c) Mee eens noch mee oneens d) Niet mee eens e) Helemaal niet mee eens
– Tussen Meerwaarde en Moraal – 33
5 Pensioenfondsen hebben een eigen verantwoordelijkheid in bevorderen van duurzaam beleggen. a) Helemaal mee eens b) Mee eens c) Mee eens noch mee oneens d) Niet mee eens e) Helemaal niet mee eens 6 Ons pensioenfonds is aangespoord om aandacht te besteden aan duurzaam beleggen door: een bestuurslid de directie van het pensioenfonds de sponsor de stafmedewerkers van het pensioenfonds de portfoliomanagers de werkgeversorganisaties de vakbonden de media collega-instellingen maatschappelijke organisaties anders, te weten …
1 betekent in het geheel niet aangespoord - 5 in sterke mate 12345 12345 12345 1 2 3 45 12345 12345 12345 12345 12345 12345
7 Ons pensioenfonds: a) heeft een beleid ontwik keld op het terrein van duurzaam beleggen b) ontwikkelt momenteel een beleid op het terrein van duurzaam beleggen c) is voornemens om binnen twee jaar een beleid te ontwikkelen op het terrein van duurzaam beleggen d) denkt na over het ontwikkelen van een beleid op het terrein van duurzaam beleggen e) heeft geen separaat beleid voor duurzaam beleggen, maar verwacht van de beleidsuitvoerders dat zij duurzaamheid integreren in het reguliere beleggingsbeleid f) heeft geen beleid op het terrein van duurzaam beleggen en verwacht dit ook in de komende twee jaar niet te ontwikkelen Indien u antwoord f) heeft ingevuld bent u klaar met het invullen van de enquête. Wij verzoeken u deze aan ons te retourneren via het internet of uitgeprint naar het antwoordnummer en adres vermeld op de laatste pagina van deze enquête. Wij danken u voor uw medewerking. 8 De volgende partijen zijn betrokken geweest bij het (ontwikkelen van het) beleid: 1 betekent geheel niet betrokken - 5 betekent zeer betrokken Het bestuur van onze instelling De directie van onze instelling Vertegenwoordigers van de deelnemers/klanten De vakbonden De werkgeversorganisaties De koepelorganisaties – zoals VB en OPF Onze vaste externe vermogensbeheerder Een externe consultant die speciaal voor dit doel werd ingeschakeld Anders, te weten …. 9 In ons (voorgenomen) beleid spelen de volgende aspecten een rol: Op deze vraag zijn meerdere antwoorden mogelijk. Svp omcirkelen wat van toepassing is a) het uitsluiten van bedrijven, die niet-duurzaam geachte gedragingen of activiteiten verrichten b) het uitsluiten van de ondernemingen die als worst-in-sector bekend staan c) het selecteren van de ondernemingen die als best-in-sector bekend staan d) het gebruik maken van het informatie- en stemrecht tijdens de algemene aandeelhoudersvergadering e) het aangaan van een dialoog met een niet-duurzaam geachte onderneming f) het aangaan van een dialoog met duurzaam geachte ondernemingen g) het inventariseren van bedrijfsrisico’s op maatschappelijk, sociaal en milieuterrein h) anders, te weten ….
– Tussen Meerwaarde en Moraal – 34
1 2 3 45 12345 12345 12345 12345 12345 1 23 4 5 12345
10 Ons pensioenfonds heeft een beleid ontwikkeld, respectievelijk zal een beleid ontwikkelen ten aanzien van duurzaam beleggen omdat: Op deze vraag zijn meerdere antwoorden mogelijk – max. vijf antwoorden omcirkelen a) duurzaam beleggen leidt tot een hoger rendement bij een gelijkblijvend risicoprofiel b) duurzaam beleggen leidt tot een lager beleggingsrisico bij een te verwachten gelijkblijvend rendement c) het past in de diversificatie van beleggingsstijlen d) de vakbonden ons hebben aangespoord e) de werkgeversorganisaties ons hebben aangespoord f) de koepelorganisaties – zoals VB en OPF – ons hebben aangespoord g) de SPO-cursus ‘Duurzaam Beleggen’ ons heeft aangespoord h) het past in het beleid van onze sponsor/aangesloten instelling(en) i) het past in de missie van ons pensioenfonds j) het aansluit bij ons denken over corporate governance k) het een praktische manier is om invulling te geven aan onze verantwoordelijkheid l) onze deelnemers/klanten het een belangrijk thema vinden m) andere instellingen ook een beleid hebben ontwikkeld n) uit de kranten en conferenties blijkt dat wij niet om het thema heen kunnen o) we in de landen om ons heen een sterke ontwikkeling zien die wij willen volgen p) wij het bedrijfsleven hiermee kunnen aansporen tot duurzaam ondernemen q) het bijdraagt aan de reputatie van onze instelling r) anders, te weten …. 11 Ons pensioenfonds stelt de volgende voorwaarde aan duurzaam beleggen ten aanzien van de verhouding tussen risico en rendement: S.v.p. omcirkelen wat van toepassing is a) duurzaam beleggen dient te leiden tot een verbetering van deze verhouding b) duurzaam beleggen mag niet leiden tot een verslechtering van deze verhouding c) duurzaam beleggen mag leiden tot een lichte negatieve afwijking van de verhouding d) vooralsnog spelen risico- en rendementsoverwegingen geen vooraanstaande rol in onze overwegingen e) anders, te weten …. 12 Het duurzaamheidsbeleid van ons pensioenfonds heeft of zal betrekking hebben op: Op deze vraag zijn meerdere antwoorden mogelijk. Svp omcirkelen wat van toepassing is a) onze gehele europese aandelenportefeuille b) een gedeelte van onze europese aandelenportefeuille c) onze gehele Amerikaanse aandelenportefeuille d) een gedeelte van onze Amerikaanse aandelenportefeuille e) onze gehele Aziatische aandelenportefeuille f) een gedeelte van onze Aziatische aandelenportefeuille g) onze gehele portefeuille met bedrijfsobligaties h) een gedeelte van onze portefeuille met bedrijfsobligaties i) onze gehele portefeuille met staatsobligaties j) een gedeelte van onze portefeuille met staatsobligaties k) onze gehele portefeuille vastgoedbeleggingen l) een gedeelte van onze portefeuille vastgoedbeleggingen m) anders, te weten …. 13 Informatie over de duurzame prestaties van een onderneming dragen bij aan een betere inschatting van de financiële risico’s. a) Helemaal mee eens b) Mee eens c) Mee eens noch mee oneens d) Niet mee eens e) Helemaal niet mee eens 14 Ons pensioenfonds zoekt actief naar informatie over de sociale, maatschappelijke en milieuprestaties van ondernemingen. a) Helemaal mee eens b) Mee eens c) Mee eens noch mee oneens d) Niet mee eens e) Helemaal niet mee eens
– Tussen Meerwaarde en Moraal – 35
15 Ten behoeve van het inventariseren en beoordelen van het handelen van ondernemingen: a) zoeken onze eigen medewerkers naar de vereiste informatie b) werken wij samen met 1 externe informatieleverancier c) werken wij samen met 2 of meer externe informatieleveranciers d) hebben wij het beheer van een deel van ons vermogen uitbesteed aan 1 externe vermogensbeheerder die zorg draagt voor de informatieleverantie e) hebben wij het beheer van een deel van ons vermogen uitbesteed aan 2 of meer externe vermogensbeheerders die zorg dragen voor de informatieleverantie f) doen wij iets anders, te weten …. 16 Onze instelling is van mening dat de kwaliteit van de beschikbare informatie: a) ruimschoots voldoende is voor de doelstellingen die wij nastreven b) toereikend is voor de doelstellingen die wij nastreven c) niet-toereikend is voor de doelstellingen die wij nastreven, maar wij zoeken actief naar aanvullende informatie d) niet-toereikend is voor de doelstellingen die wij nastreven, terwijl wij ook niet actief zoeken naar aanvullende informatie e) ruimschoots onvoldoende is voor de doelstellingen die wij nastreven, terwijl wij ook niet actief zoeken naar aanvullende informatie f) ruimschoots onvoldoende is voor de doelstellingen die wij nastreven, maar wij zoeken actief naar aanvullende informatie g) anders, te weten … 17 De informatie waarover wij beschikken, maakt een goede inschatting mogelijk van de maatschappelijke, sociale en milieurisico’s van ondernemingen. a) Helemaal mee eens b) Mee eens c) Mee eens noch mee oneens d) Niet mee eens e) Helemaal niet mee eens 18 De volgende duurzaamheidsaspecten spelen in het kader van het (te ontwikkelen) beleggingsbeleid: Op deze vraag zijn meerdere antwoorden mogelijk. Svp omcirkelen wat van toepassing is a) schendingen van mensenrechten/samenwerking met dictatoriale regimes b) corruptie c) discriminatie d) armoede(bestrijding) e) rechtvaardige verdeling van welvaart en/of welzijn f) overtredingen van wet- en regelgeving g) oneerlijke concurrentie h) misleidend adverteren i) liefdadigheid j) genetische modificatie k) dierproeven l) bont m) de productie en levering van kernenergie n) de productie van en handel in wapens o) de productie van en handel in tabak p) de productie van en handel in alcoholhoudende dranken q) de productie van en handel in pornografie r) kansspelen s) kinderarbeid t) gedwongen arbeid u) arbeidsomstandigheden v) arbeidsvoorwaarden w ) medezeggenschap x) transparantie y) corporate governance z) beloning van raden van bestuur en directies aa) de kwaliteit van producten bb) de veiligheid van producten cc) de veiligheid van het productieproces dd) uitstoot van schadelijke stoffen ee) waterverbruik ff) energieverbruik gg) anders, te weten …
– Tussen Meerwaarde en Moraal – 36
19 Bij het beheer van – een deel van – ons vermogen betrekken wij nu en/of in de toekomst expliciet duurzaamheidscriteria. a) Helemaal mee eens b) Mee eens c) Mee eens noch mee oneens d) Niet mee eens e) Helemaal niet mee eens 20 Wij besteden het vermogensbeheer op duurzame grondslag momenteel uit aan een externe vermogensbeheerder. a) Ja, volledig b) Ja, gedeeltelijk c) Nee, helemaal niet 21 In de toekomst zijn wij van plan het vermogensbeheer op duurzame grondslag (in toenemende mate) in eigen beheer te nemen. a) Helemaal mee eens b) Mee eens c) Mee eens noch mee oneens d) Niet mee eens e) Helemaal niet mee eens 22 In het verleden zijn wij zelf of via een externe dienstverlener in dialoog getreden met ondernemingen inzake hun sociale, maatschappelijke en milieuprestaties. a) Ja b) Nee c) Weet niet 23 In de toekomst zijn wij van plan in dialoog te treden met ondernemingen inzake hun sociale, maatschappelijke en milieuprestaties. a) Helemaal mee eens b) Mee eens c) Mee eens noch mee oneens d) Niet mee eens e) Helemaal niet mee eens 24 In het verleden hebben wij ons (gedelegeerd) recht gebruikt om tijdens de algemene vergadering van aandeelhouders van Nederlandse of buitenlandse bedrijven informatie in te winnen, respectievelijk moties of resoluties te steunen inzake de sociale, maatschappelijke of milieuprestaties van de onderneming(en). a) Ja b) Nee c) Weet niet 25 In de toekomst zijn wij van plan tijdens de vergadering van aandeelhouders actief gebruik te maken van ons recht informatie in te winnen respectievelijk te stemmen inzake de sociale, maatschappelijke en milieuprestaties van de onderneming. a) Helemaal mee eens b) Mee eens c) Mee eens noch mee oneens d) Niet mee eens e) Helemaal niet mee eens 26 Pensioenfondsen dienen zich in het openbaar te verantwoorden tegenover deelnemers, klanten en andere belanghebbenden voor het gevoerde duurzame beleggingsbeleid en de uitvoering daarvan. a) Helemaal mee eens b) Mee eens c) Mee eens noch mee oneens d) Niet mee eens e) Helemaal niet mee eens
– Tussen Meerwaarde en Moraal – 37
27 De verantwoording door pensioenfondsen dient plaats te v inden naast de reguliere financiële verantwoording waartoe de fondsen krachtens de wet zijn verplicht. a) Helemaal mee eens b) Mee eens c) Mee eens noch mee oneens d) Niet mee eens e) Helemaal niet mee eens 28 In de verantwoording moet het voor onze deelnemers/klanten en andere betrokkenen duidelijk zijn op grond van welke overwegingen wij wel of niet in een onderneming hebben geïnvesteerd, respectievelijk in dialoog zijn getreden: a) Helemaal mee eens b) Mee eens c) Mee eens noch mee oneens d) Niet mee eens e) Helemaal niet mee eens
Ter afsluiting
Wij danken u hartelijk voor uw medewerking aan deze enquête. Wij verzoeken u vriendelijk de enquêteformulieren via het internet te retourneren. Indien dit niet mogelijk is, kunt u het vragenformulier uitprinten en ingevuld toesturen. De resultaten zullen in het najaar bekend worden gemaakt tijdens een seminar van de Vereniging van Beleggingsanalisten, alsmede via de koepelorganisaties. Hoogachtend, Namens Universiteit Nyenrode
Namens de VBA
Prof. Dr. Harry Hummels Hoogleraar Duurzaam Beleggen
Drs. Marcel de Berg RBA
– Tussen Meerwaarde en Moraal – 38
Bijlage 2. Samenstelling onderzoeksgroep Universiteit Nyenrode Prof. Dr. Harry Hummels ING Bank hoogleraar Duurzaam Beleggen Diederik Timmer Wetenschappelijk assistent Contactgegevens: Universiteit Nyenrode EIBE, Institute for Responsible Business Straatweg 25, 3621 BG, Breukelen Tel: 0346-291290 E-mail:
[email protected] internet: www.nyenrode.nl/eibe internet: www.harryhummels.com
VBA-werkgroep Maatschappelijk Verantwoord Beleggen Marcel de Berg (voorzitter) Wout van Heerdt Marcel Jeucken Robert Klijn Peter Pauw Wouter Peters Pim van Santen
Your Good Choice Interpolis Dutch Sustainability Research ING ING Bank PGGM Mn Services
Contactpersoon: Marcel de Berg
[email protected] www.vbawerkgroepmvb.nl
– Tussen Meerwaarde en Moraal – 39
– Tussen Meerwaarde en Moraal – 40
Noten In een recent artikel in ESB merken Eichholtz, Koedijk en Otten op dat het beleggen in obligaties op lange termijn geen goed fundament bieden voor de pensioenfondsen om aan de lange termijn verplichtingen te voldoen. Hun onderzoek wijst uit dat de rendementen op obligaties op de lange termijn achterblijven bij die op aandelen. (Eichholtz, P., Koedijk, C., en Otten, R., “Aandelen blijven de beste beleggingen”. In: ESB, 87e jaargang, nr. 4345, 1 februari 2002 2 http://www.pggm.nl/Over_PGGM/Investments/Duurzaam_beleggen/Duurzaam_beleggen.asp 3 http://www.abp.nl/abp/vermogensbeheer 4 Vanaf vraag 8 van de enquête – die dan nog uitsluitend handelt over de concrete initiatieven van de pensioenfondsen – zijn 13 fondsen afgehaakt: 11 OPF-en en 2 BPF-en. Zij hadden nog geen concrete initiatieven ondernomen. 5 Wij verwijzen naar de cijfers van ultimo 2001, omdat de cijfers van ultimo 2002 nog niet volledig beschikbaar zijn. 6 De resultaten die in deze rapportage worden weergegeven zijn alle op 95% niveau statistisch significant 7 Voor deze 13 pensioenfondsen hield de enquête na het beantwoorden van de beleidsvraag op. Van deze 13 behoorden er 2 tot de categorie van de BPF-en. De overige 11 pensioenfondsen waren OPF-en. Dit betekent dat we in het vervolg van het onderzoek (vanaf paragraaf 3.3) werken met 31 respondenten. 8 Op deze vraag waren meerdere antwoorden mogelijk. 9 Deze vraag is door 32 respondenten beantwoord. In totaal hebben 22 respondenten aangegeven dat het geen geld mag kosten, terwijl 5 respondenten aangaven dat de aandacht voor duurzaamheid extra rendement dient op te leveren. 10 Op deze vraag waren meerdere antwoorden mogelijk. 11 Een logische verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat vakbonden niet rechtstreeks vertegenwoordigd zijn in het bestuur van een OPF. De vertegenwoordiging is indirect, doordat de deelnemersvertegenwoordigers mede een vakbond representeren. 12 Op deze vraag waren meerdere antwoorden mogelijk. De responsbasis was 100 procent. 13 Op deze vraag waren meerdere antwoorden mogelijk. 14 Onderzoek door het Social Investment Forum wijst uit dat deze criteria in de VS een belangrijke rol spelen. In het 1999 Report on Socially Responsible Investing Trends in de United States blijkt dat 96 procent van de gescreende beleggingsportefeuilles tabak als uitsluitingscriterium hanteert. Voor alcohol, gokken en wapens zijn de percentages op respectievelijk 83 procent, 86 procent en 81 procent. In het gelijknamige rapport uit 2001 worden de percentages niet langer aangegeven maar wordt slechts vermeld dat deze criteria worden toegepast bij meer dan de helft van het aantal gescreende portefeuilles. 15 Opvallend is dat maar liefst 17 van de 44 pensioenfondsen aangeeft duurzaamheid te betrekken bij de beleggingen in Aziatisch e aandelen. Dit is temeer opvallend omdat er nagenoeg geen informatie beschikbaar is over de duurzaamheidprestaties van Aziatische ondernemingen. 16 Vgl. Vereniging voor Bedrijfdstakpensioenfondsen, http://www.vvb.nl/cijfers/cijfers_detail.asp?br_autonummer=573 17 Vgl. Vereniging voor Bedrijfdstakpensioenfondsen,http://www.vvb.nl/cijfers/cijfers_detail.asp?br_autonummer=573 Uit het overzicht van de PVK kan worden afgeleid dat hier in de afgelopen jaren sprake is van een scherpe daling. De gemiddelde dekkingsgraad bedroeg in de periode 1996 tot en met 2001 achtereenvolgens: 130 (1996), 135 (1997), 142 (1998), 149 (1999), 140 (2000) en 126 (2001). http://www.pvk.nl/berichten/persberichten/30_09_2002_noten.html#1 18 PVK, Uitgangspunten voor de financiële opzet en positie van pensioenfondsen, 30 september 2002, Kenmerk 3.01/2002-8326 http://www.pvk.nl/index_pensioenfondsen.html 19 NRC Handelsblad, 27 oktober 2000. In Investments and Pensions Europe voegt Musters daar aan toe dat wat voor duurzaam beleggen geldt, eveneens van toepassing is op Corporate Governance: “we are convinced that investors are willing to pay a premium for a well governed company and that in the end a well governed company will outperform” (IPE, september 2002, blz. 33) 20 Bauer, R., Koedijk, K. en Otten, R., International Evidence on Ethical Mutual Fund Performance and Investment Style, LIFE, Universiteit Maastricht, maart 2002. 21 Margolis, J. D., en Walsh, J.P., People and profits?: The search for a link between a company’s social and financial performance, Lawrence Erlbaum Associates, Mahwah, 2001 22 Voor een overzicht verwijzen wij graag naar de eerder genoemde studie van Margolis en Walsh (2001). 23 Vgl. onder andere Knight, R. en Pretty. D., The impact of catastrophes on shareholder value, Oxford Executive Research Briefing, Oxford, 1996; Knight, R. en Pretty. D., Brand Risk Management in a Value Context, Templeton Briefing, Oxford, 2000; Mansley, M., Risking Shareholder Value?, Claros Discussion Paper, 2002; Repetto R. en Austin, D., Coming Clean, World Resources Institute, Washington, 2000) 24 Voor een nadere uiteenzetting over deze wetgeving, verwijzen wij graag naar de website van het Europese Social Investment Forum, afgekort Eurosif: www.eurosif.org 1
– Tussen Meerwaarde en Moraal – 41
25
Gribben, C. en Olsen, L., Will UK Pension Funds become more responsible?. Just Pensions, London, 2003. Zie www.justpensions.org 26 Het onderzoek vond plaats onder zogenaamde ‘member nominated trustees’. Dit zijn door de deelnemers benoemde bestuursleden, die gezamenlijk tenminste een derde van h et bestuur uitmaken. 27 In Nederland hebben wij ons gericht op de voorzitter van het bestuur, respectievelijk de directeur van het pensioenfonds. In het Verenigd Koninkrijk werden, zoals hiervoor werd aangegeven, bestuursleden geënquêteerd die door de leden zijn benoemd.
– Tussen Meerwaarde en Moraal – 42