Formulier leesverslag Nederlands. Jouw naam Datum Klas
Leraar/ lerares paraaf beoordeling A Het boek
Prima/goed/voldoende/onvoldoende/ cijfer….
Titel van het boek Naam schrijver/ schrijfster Naam van de uitgever en jaar van verschijnen. Gebruikte bronnen Internetsites enz
B Korte uitleg van jouw keuze voor dit boek. C Bespreking 1 Inhoud, samenvatting; Wat zijn de belangrijkste gebeurtenissen, wat beleeft de hoofdpersoon? Verandert de hoofdpersoon ook door de gebeurtenissen?
Hoofdpersoon, karakter en uiterlijk. Karakter; betrouwbaar, onbetrouwbaar, trots, nederig, koppig, eigenwijs, bijdehand,
nieuwsgierig, pessimistisch, optimistisch, verlegen, angstig, zelfverzekerd, gemeen, lief, aardig, boos, warrig, geduldig, luisterend, emotioneel, rationeel, snel verveeld, slordig/chaotisch, overdreven, dramatisch, creatief, fladderig, (on)geconcentreerd, behulpzaam, egoïstisch, slim, dom, driftig, stil, druk, spontaan, begrijpend, praatgraag, beleefd, jaloers, gevoelig, sterk, direct, ad rem, duidelijk eigen mening, gesloten, sarcastisch, nuchter, hard, lui, geërgerd, opgewekt, tobberig, nerveus, rustig, romantisch, rechtvaardig, rotsvast, onzeker, serieus, niet serieus, kinderachtig, zelf bewust, (on)begrijpelijk, dwars, wispelturig, (on)trouw, (geen)doorzetter, (on)gezellig, (niet)meegaand, (niet)flexibel, positief, negatief.
Het probleem van de hoofdpersoon.
De andere personen; kort beschrijven. Vooral in hun relatie tot de hoofdpersoon.
Op welke plaatsen speelt het verhaal zich af?
In welke tijd speelt het verhaal zich af?
2 Jouw mening Jij vertelt in enkele zinnen wat jij van het boek vond. Doe dit met drie beoordelingswoorden en argumenten. Waarom vind je deze woorden bij het boek passen. Beoordelingswoorden; Spannend, saai, werkelijk, (on)werkelijk, grappig, droevig, verrassend, voorspelbaar, langdradig, vlot verteld, zielig, jongens-/meisjesachtig, gemakkelijk, moeilijk, kinderachtig, (niet) interessant, (niet) nieuwsgierigmakend, (niet) herkenbaar, (on) begrijpelijk, (on) bekend, ingewikkeld, lastig, ontroerend, eng, somber, waardeloos/waardevol, origineel/overbekend, (on) geloofwaardig, (niet) overtuigend, oppervlakkig/diepzinnig, (on) aangenaam, opwindend, shockerend, lelijk/mooi, veel-/weinig zeggend, (niet) indrukwekkend, zet me wel/niet aan het denken, (niet) leerzaam, vreemd, echt/onecht, eenvoudig, smerig, braaf, vrolijk.
Schrijver/schrijfster. Welke boeken schrijft zij/hij vooral? Voor leeftijdsgroep – 12, + 12, + 18. Welke soorten boeken bijv. proza; detectives, jeugdroman, realistisch verhaal, autobiografisch verhaal, historische roman, oorlogsverhaal, verhaal over verre streken, multiculturele roman, psychologische roman, griezelverhaal, toekomstverhaal; science-fiction, sage, legende, mythe, sprookje, stripverhaal.poëzie; gedichten. toneel; toneelstuk, musical.
Waar gaan ze vaak over?
Wat wil de schrijver/schrijfster met zijn/haar boeken bereiken?
Noem 3 andere boeken van deze schrijver/schrijfster?
3 Leeservaring. 1 2
neem uit alle 5 onderdelen leeservaring 1 vraag.
Onderwerp; Het onderwerp spreekt mij aan want……. Over het onderwerp heb ik al eens nagedacht. Ik denk dat ……………. Door het boek zie ik nieuwe kanten van het onderwerp en wel deze; ……………. Door het lezen van dit boek heb ik geleerd dat …………………… Door dit boek ben ik anders over dingen gaan nadenken eerst dacht ik ………………………, nu denk ik ………………………………….. . Ik verwachtte wel/niet dat het onderwerp zo uitgewerkt zou worden.. Het verrassende en bijzondere aan de uitwerking op deze manier vond ik …………………….. De schrijver geeft wel/niet zijn mening in dit boek, daar ben ik het wel/niet mee eens omdat …………………………………………………….. . De volgende punten van het onderwerp hebben in dit boek volgens mij te veel/ te weinig aandacht gekregen; …………………………………… . Gebeurtenissen; Ik vind dat het verhaal voldoende/ onvoldoende gebeurtenissen bevat om te blijven boeien want ………………………………………… . De gebeurtenissen komen logisch/niet logisch uit elkaar voort want …………………………….. . Ik vind de gebeurtenissen (kies uit spannend/ boeiend/ herkenbaar/ dramatisch/ humoristisch/ zwaarwichtig/ geloofwaardig/ verrassend/ onaanvaardbaar/ waarschijnlijk/ schokkend want …………………………………………… . De gebeurtenissen hebben me aan het denken gezet, ik ……………………………….. . De gebeurtenis die de meeste indruk op mij maakte was ………………………. omdat/want
……………………………………. . 3 Personages; De hoofdpersoon is een held(in) waar ik wel/niet op zou willen lijken want ……………………. . De personages hebben eigenschappen die ik bewonder/ gewoon vind/ verafschuw en wel de volgende eigenschappen ………………………………………………. . Deze personages gingen voor mij echt/ niet echt leven; …………………………………. want ………………………………… . Deze personen gingen voor mij echt leven; ……………………………………….. omdat …………………………………………………… . De personages reageren voorspelbaar/ niet voorspelbaar want ……………………………….. . Van deze personages kom ik het meest te weten omdat ……………………………………… . Ik ben het eens/ oneens met de volgende beslissingen van de personages; …………………………………………………… want ……………………………………………. . Ik zou een andere beslissing hebben genomen en wel deze; ………………………. want ………………………………………….. . ……………………………………………………………………….. . De manier waarop de hoofdpersoon zijn/ haar problemen oplost vind ik …………………………………………….. want ………………………………………… . Normen geven aan wat je goed of niet goed vindt, zaken die je wel of niet zou doen. De normen van de verhaalpersonen zijn gelijk/ niet gelijk aan mijn normen want …………………………………………………………………… . 4 Bouw; Ik vind dat alle gebeurtenissen goed/niet goed met elkaar samenhangen want ……………………………………………………. ………………………….. . Het verhaal is wel/niet spannend en boeiend omdat …………………………………………….. De opbouw van het verhaal vind ik ingewikkeld/ niet ingewikkeld want ………………………………………………………………………… . Die opbouw heeft op mij wel/niet effect, daardoor is het boek voor mij wel/niet interessanter om te lezen want …………………………………………………. . Ik vind de bouw van het verhaal goed/niet goed passen bij het onderwerp omdat …………………………. . Er zitten veel/ niet veel terugblikken in het verhaal en dat vind ik ……………………… want ………………………………………….. . Het eind van het boek vind ik goed/ niet goed want ………………………………………….. . 5 Taalgebruik; Het verhaal is lastig/ niet lastig om te lezen want ……………………………………………….. . De verhouding tussen beschrijving, gesprekken en weergave van gedachten en gevoelens vind ik goed/ niet goed want ………………………………………… . De taal in het boek past/ past niet bij de personages en het onderwerp omdat ………………………………………………………………………………. .
Begin hier met jouw leeservaring. Onderwerp;
Gebeurtenissen;
Personages;
Bouw;
Taalgebruik;