17 oktober 2015: Beweegdiploma voor trainers van ‘andere’ bonden Verkorte opleiding Beweegdiploma nu ook voor trainers van niet gymnastiek clubs! Waarom het Beweegdiploma? In de leeftijd van 2 tot en met 6 jaar vindt bij kinderen de grootste motorische ontwikkeling plaats. In deze periode komen namelijk verbindingen en vertakkingen van de hersencellen tot stand. Een goed motorisch fundament is van sterke invloed op de fysieke en mentale gesteldheid. Het is dan ook belangrijk om hierop in te spelen. Zodra een kind kan lopen zijn speelse manieren van bewegen noodzakelijk.
Waarom het aanbod Beweegdiploma ook bij andere sporten als alleen gymnastiek? Het Beweegdiploma is de basis voor alle sporten. Niet alleen gymnastiekclubs, ook ander sportclubs kunnen het Beweegdiploma implementeren in hun aanbod. In de lessen zitten alle motorische vaardigheden verwerkt die nodig zijn ter voorbereiding van welke sport dan ook. Maar dat niet alleen. Er wordt spelenderwijs met beweegactiviteiten gewerkt aan de motorische, sociale en cognitieve ontwikkeling van het jonge kind. Hiermee wordt bijdragen aan een verantwoorde ontwikkeling van het kind, wat voor een kind weer bijdraagt aan betere (leer)prestaties en het ervaren van het plezier van bewegen. In de bijlage een uitgebreide toelichting over de meerwaarde voor sportclubs om het Beweegdiploma te implementeren binnen het aanbod van de club.
Gediplomeerde trainers kunnen het Beweegdiploma aanbieden na het volgen van een verkorte (eendaagse) opleiding Beweegdiploma Om het Beweegdiploma te kunnen aanbieden, moeten trainers (niveau 3) de opleiding voor het Beweegdiploma volgen. Alleen zo kunnen zij hun certificaat halen om de beweeglessen te mogen geven. Hoe meer trainers de beweeglessen mogen geven, hoe meer kinderen hun Beweegdiploma kunnen halen!
Meer weten of inschrijven voor de opleiding? Wil je meer weten over de opleiding Beweegdiploma? Of jezelf of collega’s inschrijven? Op 17 oktober2015 is de eerste opleidingsdag Beweegdiploma voor externe (niet gymnastiek) trainers in Amsterdam. Kosten bedragen €107,00 per persoon. Inschrijven kan via www.kngucampus.nl Tijden: 10.00-17.00uur. Ontvangst vanaf 9.30uur. 1
Locatie Academie voor Lichamelijke Oefening Dokter Meurerlaan 8 1067 SM Amsterdam.
Meer informatie over het Beweegdiploma kun je vinden op www.beweegdiploma.nl Vragen over de opleiding via
[email protected]
2
Bijlage. nijntje Beweegdiploma Als je met het nijntje Beweegdiploma gaat werken, werk je volgens een aantal principes. Hierdoor worden de bewegingen die we jonge kinderen aanleren geen ‘kunstje’ die ze maar op één manier kunnen uitvoeren, maar de beweging die ze geleerd hebben wordt verdiept en uitgebreid. Dit is nodig zodat de kwaliteit van het bewegen duidelijk verbetert. Dit staat aan de basis van alle sporten! Binnen het nijntje Beweegdiploma wordt er gewerkt met zeven bewegingskenmerken. Deze zeven bewegingskenmerken komen in iedere les van de lessenserie Beweegdiploma terug. Hieronder wordt beschreven welke zeven bewegingskenmerken er zijn en wat ze inhouden. Het koppelingsvermogen; Het koppelingsvermogen betekent letterlijk: ‘twee bewegingen achter elkaar uitvoeren of verkorten van een bewegen. Dit stimuleren we door opdrachten te geven die twee of meerdere bewegingen aan elkaar koppelen of juist door een beweging korter te maken. Je kunt twee dezelfde bewegingen achter elkaar aan doen of twee verschillende bewegingen. Voorbeelden: een aanloop nemen en smashen is een koppeling van twee verschillende bewegingen, twee streksprongen achter elkaar is een koppeling van twee dezelfde bewegingen en een bal opvangen en weer weg spelen is ook een koppeling van twee bewegingen. Jonge kinderen kunnen nog niet goed koppelen, dus dat gaan we ontwikkelen. Het differentiatievermogen; Bij het differentiatievermogen wordt er gesproken over het motorische vermogen om twee of meerdere bewegingsacties tegelijk te doen. Voorbeelden: 1- Kijken waar de bal is, deze opvangen en wegspelen. 2- Bij een teamsport moet je altijd je mede- en tegenspeler in de gaten houden en daarnaast de bal spelen, veel dingen tegelijk! 3- Jonge kinderen kunnen dat nog niet, als je een liedje zingt en je vraagt ze daarbij te klappen, stoppen ze met zingen! Het reactievermogen; Het reactievermogen is het vermogen om na het ontvangen van een prikkel een reactie in te zetten, liefst zo snel mogelijk. Als de bal onverwacht jouw kant op komt moet je snel reageren, ook als een medespeler ineens jouw naam roept. Jonge kinderen reageren nog niet zo snel, kleuters hebben bijvoorbeeld 5 tot 10 seconden nodig om te kunnen reageren. Door allerlei opdrachten te geven die met het reactievermogen te maken hebben stimuleer je dit. Het ritmisch vermogen; Het ritme van een jong kind is nog niet optimaal ontwikkeld, het beweegt in zijn eigen tempo. Wij leven sneller. Maar sneller of extra langzaam is voor het jonge kind moeilijker. Tijdens de lessen van het nijntje Beweegdiploma wordt het ritme van het jonge kind extra gestimuleerd. Als een aanloop te langzaam is ben je te laat bij de bal! 3
Het oriëntatie vermogen; Het oriëntatievermogen heeft te maken met begrippen zoals, draaien, richtingen, lichaamsbesef en wat of wie is waar in de zaal of bij mij in de buurt. Bij teamsporten verkeren jonge kinderen in een situatie waarbij heel veel andere kinderen bewegen en veel materialen bewegen (zoals de ballen). Belangrijk dus om de ontwikkeling van het oriëntatie vermogen te stimuleren. Het aanpassingsvermogen; Bij het aanpassingsvermogen gaat het erom dat het jonge kind iedere oefening op iedere plek en in iedere situatie kan beoefenen. Het is niet wenselijk dat het kind een oefening maar op één bepaalde plek kan oefenen en met één soort toestel of soorten materialen. Bij de situatie kan er gedacht worden aan de locatie (zaal, binnen of buiten etc.), de kinderen (bij teamsporten heb je te maken met wisselspelers en komt het voor dat je met steeds andere medespelers in het veld staat) en de toestellen die gebruikt worden. Tijdens de lessen van het nijntje Beweegdiploma wordt daarom gestimuleerd dat de kinderen met steeds wisselende materialen dezelfde oefening oefenen en ook met steeds andere kinderen bijvoorbeeld samenwerken tijdens de oefening. De situatie tijdens de training wordt dus steeds aangepast, terwijl de beweging hetzelfde blijft. Het evenwichtsvermogen; Dit is de laatste, maar hij is wel overkoepelend en komt terug in de andere zes bewegingskenmerken. Een persoon functioneert optimaal als hij/zij letterlijk en figuurlijk in balans is! Tijdens de wedstrijd komen veel vormen van evenwicht voor, stilstaan, stabiel landen na een sprong, draaien, van richting veranderen enz. Wanneer er geoefend wordt met de andere zes bewegingskenmerken, dan merk je dat ze allemaal ook invloed hebben op het evenwichtsvermogen. Het evenwichtsvermogen komt om deze reden voor in 80 % van de oefeningen en er wordt vooral geoefend op balanceren en het in evenwicht zijn tijdens deze oefeningen. Het optimale vermogen om dit te oefenen ligt tussen de 3,5 en 5,5 jaar ! Naast het feit dat er binnen het nijntje Beweegdiploma wordt gewerkt met bovenstaande zeven bewegingskenmerken, wordt er ook gewerkt met een lesmenu. Dit lesmenu bestaat uit vier onderdelen. Psychologisch Er moet altijd iets te leren zijn in de les, aanleren , voorbereiden op een oefening, herhalen van een oefening en verdiepen van een beweging. Fysiologisch Het onderdeel ‘fysiologisch’ kan opgesplitst worden in drie verschillende onderdelen, namelijk rotatie, translatie en manipulatie. Rotatie: Rotatie betekent letterlijk rollen. Vooral het rollen om de lengte-as, ‘de pannenkoekrol’, is erg belangrijk. Deze rotatie is met name belangrijk voor de ontwikkeling van de ogen van de jonge kinderen. De ogen van jonge kinderen werken nog niet samen, omdat er nog niet voldoende zenuwbanen zijn ontwikkelt tussen de twee hersenhelften. Door de lengte-as rotatie groeien de zenuwbanen tussen beide hersenhelften en dit zorgt voor een betere samenwerking tussen beide ogen. Hierdoor kunnen de ogen ook beter focussen, ook belangrijk in een snel spel!
4
Translatie: Er moet altijd een oefening in zitten met translatie. Translatie betekent ‘van A naar B verplaatsen’. Dit kan lopend en rennend zijn, maar ook schommelen, verspringen en klimmen. Manipulatie: Met manipulatie gaat het om de oefeningen met klein materiaal. Het gaat om het hanteren van het kleine materiaal met de voeten en met de handen. Denk aan gooien, vangen en schoppen. Voorbeelden van klein materiaal zijn: ballen, ballonnen, pittenzakken, blokjes etc.. Kracht Er moeten in elke les oefeningen zijn waarin de (arm)kracht gestimuleerd wordt. Dit kan door middel van hangen of steunen. Dit zie je natuurlijk terug bij het opvangen op de handen na een duik/val en bij de kracht in een sprong omhoog! Samenwerken Naast het feit dat het belangrijk is dat kinderen de oefeningen en beweegthema’s zelf kunnen doen, is het ook belangrijk dat zij dit juist samen kunnen doen. In iedere les is het dus ook verplicht dat er vormen van samenwerken in verwerkt zijn. Voor teamsporten is dit erg belangrijk.
5