509
TEMP 5344 pavé JDM tempocol_nl_new copie.pdf
17 maart 2016 ❘ wekelijks ❘ Charleroi - MassPost ❘ P916056
1
Huisartsen, eis eens iets van de ziekenhuizen Onlangs organiseerde Domus Medica een kringopleiding eHealth en EMD. Er kwamen niet alleen technische aspecten aan bod. Dr. Herwig Van Pottelbergh (kennisdomein ICT, Domus Medica) zette de kringen aan tot een strijdvaardige houding: de huisarts moet zijn plaats in het landschap van de elektronische gegevensdeling opvorderen.
MS10562N
Wat moeten huisartsen ziekenhuizen vragen op het vlak van elektronische communicatie? In eerste instantie dat de GMD-houdende huisarts systematisch een elektronisch verslag krijgt voor iedere patiënt die zich op de spoeddienst aanmeldt. “Bij ons in het Brusselse – een moeilijke regio – werkt dat prima”, aldus dr. Van Pottelbergh. “Voor bijna iedere patiënt gaat er een verslag naar de huisarts.” Een ander belangrijk streefdoel is het gebruik van Sumehr’s op de spoeddienst. “Dat is een punt waarop we moeten aandringen. Ziekenhuizen nemen ten opzichte van huisartsen nog te veel een paternalistische houding aan. Wij krijgen wel verslagen vanuit ziekenhuizen, maar andersom worden onze gegevens in het ziekenhuis niet gelezen. Kringen moeten eisen dat er hierin verandering komt. Het raadplegen van Vaccinet is een must, om te vermijden dat iemand voor de vijfde keer in vijf jaar een vaccin tegen tetanus krijgt, telkens als hij op de spoed komt – dat zijn situaties die je écht in de praktijk ziet.” Lees
T
En dan is er nog het probleem van de bereikbaarheid van specialisten in het ziekenhuis. Verschillende EMD-pakketten zijn volledig klaar om de huisarts een elektronische verwijsbrief te laten versturen naar een specialist op zijn privépraktijk, en naar diezelfde specialist in het ziekenhuis. Maar er bestaat in het ziekenhuis geen dispatchsysteem. Huisartsen moeten er bij de ziekenhuizen op aandringen dat er naast geschreven verslagen ook beelden en resultaten van technisch onderzoek worden doorgestuurd. Deze documenten moeten apart beschikbaar worden gesteld, omdat huisartsen ze in het EMD gefragmenteerd en geordend opslaan. Dat maakt het mogelijk een onderzoek dat in één ziekenhuis heeft plaatsgevonden, afzonderlijk naar een ander ziekenhuis te verzenden, als de patiënt daar in behandeling gaat. Ziekenhuizen moeten documenten voor de huisarts toegankelijk maken via een push- en niet via een pull-systeem. “Het preferentieel hanteren van het pull-systeem is andermaal een voorbeeld van het paternalisme dat ziekenhuizen zich aanmatigen ten opzichte van de huisarts”, commentarieert Herwig Van Pottelbergh. “Wij huisartsen worden geacht documenten zelf te gaan afhalen op de hubs. Kringen mogen zoiets niet aanvaarden. Documenten moeten ons automatisch bereiken. Als we het potentieel van de Sumehr volwaardig tot uiting willen brengen, dan moeten we alle informatie krijgen, in plaats van ze zelf te gaan zoeken. Het is onontbeerlijk dat ziekenhuizen en individuele specialisten eHealthBox in gebruik nemen.” Dr. Michèle Langendries
ook op pagina 4-5 en 6.
en slotte zal er ook met privélaboratoria moeten worden onderhandeld. Er komt dit jaar een nieuwe codering voor labresultaten. Laboratoria van ziekenhuizen zullen deze mappen met de oudere codering. Dat is nodig, anders kan men niet meer teruggaan naar labresultaten die nog met de oudere codering opgeslagen werden. “Maar privélaboratoria zijn niet allemaal geneigd om een mapping door te voeren”, waarschuwt dr. Van Pottelbergh. “Ook hier moeten de huisartsen op hun strepen staan.” ❚
Pepermuntolie
90 2016/3 - TEMP - PUBL. Made 1/16
“K
ringen zullen steeds meer moeten investeren in onderhandelingen met ziekenhuizen”, zegt Herwig Van Pottelbergh. “Eén van de punten op de agenda is het correcte gebruik van eHealth, om een betere communicatie tussen de lijnen tot stand te brengen. Belangrijk hierbij is dat kringen de krachten bundelen. We maken tot nog toe vaak de fout om in verdeelde slagorde naar de ziekenhuizen te stappen, iedere kring met zijn eigen verzuchtingen.”
2-3
DIRK DEVROEY
“Veel geschreeuw uit weinig monden”
32
PILOOTPROJECTEN
Geen reddingsboei voor structuren uit het mesoniveau
■ Toekomstplannen
voor de CRC-screening................... 12-14 ■ Een
slaapbril kan uw leven redden......................................................... 17
■ Nieuw
samengesteld gezin, waarom en hoe uw nalatenschap plannen?......................................................... 28-29
www.medi-sfeer.be
28/01/16
2I
BEROEPSNIEUWS
Dirk Devroey relativeert recente twistpunten “Sinds het begin van haar mandaat heeft minister De Block een aantal Belgische huisartsen toch al op één of ander ogenblik kwaad gekregen.” Zeg dat maar eens tegen Dirk Devroey, hoofd van de vakgroep Huisartsgeneeskunde aan de VUB. “Veel geschreeuw uit weinig monden”, maakt prof. Devroey brandhout van de hem voorgelegde analyse.
E
én van de thema’s die de jongste maanden in huisartsenland deining veroorzaakten, was het in werking treden van de verplichte sociale regeling derde-betaler (RDB). Centraal in de argumentatie van de tegenstanders stond – en staat – dat huisartsen perfect weten wie van hun patiënten in financiële nood verkeert. Vanuit die optiek zien de opponenten de verplichting als een aanslag op het statuut van vrij beroep. Nonsens, aldus Dirk Devroey: “Bij een aantal patiënten zie je waarschijnlijk wel in één oogopslag dat ze geldgebrek hebben. Maar zonder structurele verplichting loop je het risico dat net die mensen uit fierheid een RDB afwijzen, ook al moeten ze daarvoor een boterham minder eten. En dan zijn er nog de personen van wie je als huisarts niet weet dat ze krap bij kas zijn. We zien hier in onze praktijk in Overijse globaal een bevoorrechte populatie. En toch maken hier iedere week tientallen patiënten gebruik van de RDB.”
RDB: geen nood aan een veralgemeende verplichting “Sommige artsen vinden het beschamend om hun patiënt 1 euro te moeten vragen”, stelt prof. Devroey vast. “Ik heb onze patiënten daarover nog nooit ongemakkelijk zien doen. Als mensen in de waan verkeren dat je het als arts met die ene euro moet rooien, informeer hen dan gewoon. Na een tijd heeft iedereen dat beet. Hier bij ons leggen de rechthebbenden tijdens het consult die euro gewoon al klaar. Vanuit het standpunt van de patiënt is het net goed dat ze niet telkens om een RDB moeten bedelen.” “Er was een budget uitgetrokken voor het geval dat de verplichte RDB tot een toename van het aantal consulten bij de huisarts zou leiden. Zoals de zaken nu lopen, zal die toename erg beperkt zijn. Mensen komen niet voor hun plezier in de wachtzaal van de huisarts zitten. En het Riziv zal uitschieters gericht contro-
Prof. Devroey over de regeling derde-betaler: “Als je eFAC eenmaal correct hebt leren gebruiken, zijn alle facturen binnen 48 uur goedgekeurd. Binnen de week heb je 80% van je geld.” leren. Bovendien zou het risico op fraude moeten verminderen. De informatisering van het systeem laat toe om valsspelers sneller op te sporen.” Moeten we naar een veralgemening van de verplichte regeling derde-betaler? Dirk Devroey denkt dat dit momenteel niet aan de orde is: “Niet elke patiënt heeft
er nood aan, maar in sommige situaties kan het nuttig zijn.” In de slipstream van het principiële debat over de regeling derde-betaler flakkerden de praktische bezwaren tegen de informatisering van de geneeskunde weer even op. “Met de elektronische facturatie loopt het niet anders dan met het gebruik van andere eHealth-diensten: het is even doorbijten”, zegt Dirk Devroey. “In het begin kregen we hier in de praktijk een hele reeks foutmeldingen. Maar als je eFAC eenmaal correct hebt leren gebruiken, zijn alle facturen binnen 48 uur goedgekeurd. Binnen de week heb je 80% van je geld. Toen ik vroeger met een tarificatiedienst werkte, moest ik twee maanden op mijn geld wachten. Maak eens de optelsom. Eén: je moet geen tarificatiedienst meer betalen. Twee: de computer werkt een papierberg weg. En drie: je hebt je geld sneller. Wat is het bezwaar? Intussen maken trouwens 2.500 artsen gebruik van eFAC, goed voor 100.000 geslaagde transacties. Het systeem heeft zijn kinderziekten achter de rug. De meeste softwarepakketten zijn
Medische Wereld opnieuw in debat
O
MS10554N
p 23 april vindt de 4de editie van het symposium ‘Medische Wereld’ plaats aan de VUB (www.medischewereld. be). Prof. Devroey neemt deel aan het paneldebat. Hij blikt alvast vooruit op een paar thema’s die bij die gelegenheid aan bod zullen komen: de ziekenfondsen en de nomenclatuur. “Heel wat administratief werk van de ziekenfondsen, zoals de terugbetaling in Bf en de regeling derde-betaler, wordt momenteel geïnformatiseerd”, stelt Dirk Devroey vast. “Dankzij die verschuiving kunnen ziekenfondsen zich in de toekomst echt toeleggen op wat belangrijk is, met name: niet de loketfunctie, maar het behartigen van de belangen van hun leden. Dat behelst het empoweren van de patiënt, wat overigens een flinke
Medi-sfeer 509 ❚ 17 maart 2016
opdracht betekent: de bevolking heeft nood aan meer kennis over preventie en behandeling.” Hiervoor zal met de verzekeringsinstellingen een pact worden afgesloten waarbij een toekomstgericht afsprakenplan zal worden opgesteld. “Conform de bepalingen van het regeerakkoord zal er kritisch worden gekeken naar de interne werking en de financiering van de ziekenfondsen. Tegen 2017 moet er hiervoor een systeem op poten staan. Er zal ook op worden toegezien dat de ziekenfondsen hun middelen besteden met het oog op de bevindingen van de evidencebased medicine. Meer bepaald zal de overheid stilstaan bij de tegemoetkoming van ziekenfondsen voor het gebruik van alternatieve geneeswijzen. Minister De Block
heeft al een paar keer het belang van EBM onderstreept. Ze verwacht van de ziekenfondsen dat ze hun leden aanmoedigen om gebruik te maken van behandelingen waarvan het nut bewezen is, veeleer dan zich te richten op therapieën waarvoor er weinig bewijs voorhanden is. Momenteel voorziet zowat ieder ziekenfonds in een tegemoetkoming van 50 euro per jaar en per lid voor het gebruik van homeopathie, acupunctuur, chiropraxie en osteopathie.” “Na de ziekenhuisfinanciering en het KB nr. 78 zal ook de nomenclatuur onder beschouwing worden genomen, met als bedoeling ze eenvoudiger te maken. Dit proces is verweven met de hervorming van de ziekenhuisfinanciering en met de herwerking van KB nr. 78. De overheid heeft twee zaken voor
ogen. We moeten streven naar meer transparantie, zodat kan worden gezien wat er nu precies wordt aangerekend. Tegelijk willen we komen tot een herwaardering van de intellectuele act. Een ingewikkeld en lang consult wordt nu soms al gehonoreerd voor oncologische en palliatieve patiënten. Dit concept zou kunnen worden uitgebreid naar andere groepen, zoals depressieve patiënten. Als het budget het toelaat tenminste. We willen ook de excessen in bepaalde specialiteiten beteugelen.”
Het symposium ‘Medische Wereld’ vindt plaats op zaterdag 23 april vanaf 8.50u (onthaal vanaf 8.15u) tot 18u. Daarna volgt een barbecue. Programma en inschrijving: www.medischewereld.be.
www.medi-sfeer.be
I3 er klaar voor. De onrust die de regeling derde-betaler veroorzaakt, is vooral een conservatieve onrust. Als je als arts wil vooruitgaan, moet je alle mogelijkheden te baat nemen om je administratie te vereenvoudigen. Ik denk sowieso dat het een kleine minderheid is die daar luid tegen protesteert.”
Wachtposten: snoeien om te bloeien
“Minister De Block beseft dat je een proces alleen maar kan versnellen door maatregelen te nemen die de versnelling bijna verplichten.”
Anderzijds wil ze de licence to practice doorvoeren. Nu kan je zeggen dat die er eerst had moeten zijn, vóór er aan het ministerieel besluit geraakt werd. Maar de timing klopte niet: die artsen zouden wel degelijk uit de boot gevallen zijn. Volgens sommige berekeningen gaat het om 1.500, en niet om 5.000 artsen. Hoe dan ook, 1.500 artsen, dat blijft veel.” “De wijziging van het ministerieel besluit is een maatregel die niemand nadeel berokkent, integendeel. Het protest komt andermaal van een kleine groep mensen
Op 12 oktober schrokken de huisartsen op: de overheid bevroor het wachtpostenbudget voor 2015, terwijl van de gereserveerde 25 miljoen euro nog maar 15 miljoen uitgegeven was. “Het werkveld had dit niet verwacht”, moet ook Dirk Devroey toegeven. En toch?... “Uit eerdere akkoorden van de medicomut kon men al afleiden dat de financiering onder de loep zou worden genomen. Het is prima dat de organisatie van de wachtposten vanuit de basis gegroeid is. Er kunnen best nog een aantal initiatieven vanuit de basis groeien, maar ik denk dat we nu wel even aan een time-out toe zijn. We moeten duidelijke regels voor de komende 20 à 30 jaar vastleggen. Dat is belangrijk voor de patiënt, die moet weten waar en hoe hij op een veilige manier buiten de gewone werkuren medische zorg kan krijgen. Maar tegelijk zijn de veiligheid en de kwaliteit van werken van de arts relevante criteria. We overleggen daarover momenteel permanent. De task‑ force zal haar resultaten, onder vorm van standaardiseringscriteria, voorleggen op 31 maart. Het is de bedoeling dat over vijf jaar het hele grondgebied met wachtposten afgedekt is.” “De ‘bevriezing’ is een lastig moment geweest, zeker voor wachtposten waarvan het dossier bijna klaar was, maar het is snoeien om beter te bloeien. De overheid moest op zeker ogenblik de knoop doorhakken, anders hadden we geen nulpunt voor een doorstart. Uitstel zou geen oplossing gebracht hebben. We gaan een paar maanden on hold, om daarna decennialang beter te kunnen functioneren.”
die op hun tenen getrapt zijn. De minister beseft dat je een proces alleen maar kan versnellen door maatregelen te nemen die deze versnelling bijna verplichten. Nu kan het niet meer anders: de criteria zullen tijdig klaar moeten zijn.” “Het klopt, Maggie De Block neemt categorieke maatregelen. Je kan als minister vijf jaar op je postje zitten en heel weinig doen. Maar dat is niet aan haar besteed.” ❚
Dr. Michèle Langendries
Erkenningscriteria: een maatregel om het tempo op te drijven Eind vorig jaar verving minister De Block het artikel 10 van het Ministerieel Besluit van 1 maart 2010, dat de erkenning van huisartsen regelt, door een bondig zinnetje: ‘De erkende huisarts is ertoe gehouden gedurende zijn hele loopbaan zijn bekwaamheid te behouden en te ontwikkelen door praktische en wetenschappelijke vorming.’ Dat deed ze krachtens een nieuw ministerieel besluit, gedateerd van 12 november 2015. Ontevreden stemmen gingen op. Een nieuwe rel? Dirk Devroey: “Minister De Block heeft gehandeld omdat ze enerzijds absoluut niet wou dat 5.000 artsen hun erkenning zouden verliezen.
www.medi-sfeer.be
PUB08584.indd 2
04/12/14 10:15
Medi-sfeer 509 ❚ 17 maart 2016
4I
BEROEPSNIEUWS
Domus Medica delibereert ‘gebuisde’ Sumehr Onlangs verspreidde Huisartsenkoepel Waasland een communiqué waarin het standpunt werd beargumenteerd dat de Sumehr in zijn huidige vorm niet werkbaar is (zie Medi-Sfeer nr. 507 en onze nieuwsbrief van 11 februari). De koepel kwam tot deze conclusie aan de hand van een bevraging bij zijn leden. Op de kringopleiding eHealth van Domus Medica, iets meer dan een week later, besprak dr. Herwig Van Pottelbergh de argumenten van de Waaslandse collega’s.
“M
ensen reageren vaak op verandering vanuit een angstgevoel”, weet dr. Van Pottelbergh. “Dat is te begrijpen. Het is belangrijk dat ze goed geïnformeerd zijn over de implicaties van een nieuw systeem. De collega’s moeten dit voor ogen houden: wat gemakkelijk is, is vaak eerst moeilijk geweest. Wat moeilijk is, kan dus gemakkelijk worden.”
MS10541N
Het communiqué beklaagde zich over de tijdsinvestering die het opladen van een Sumehr vergt. Is dat echt een tijdrovende bezigheid? Herwig Van Pottelbergh: “Als men goed geregistreerd heeft en het dossier in orde is, laadt men een Sumehr op in drie muisklikken. Als het dossier niet in orde is, is men een stuk langer bezig. Maar het dossier in orde brengen is een eenmalige inspanning, waarvan in eerste instantie vooral de huisarts zelf de vruchten plukt. Als het dossier zorgvuldig bijgehouden wordt, verloopt het consult veel vlotter en efficiënter. Vanuit dat standpunt is de Sumehr maar een bijverschijnsel. De kern is een adequaat bijgewerkt dossier.” “Waar men bij het opmaken van een Sumehr goed op moet letten, is het beheer van vertrouwelijke gegevens. Men kan aan de gegevens van de patiënt een confidentialiteitsniveau koppelen op twee manieren. Het kan in eerste instantie in het dossier. Maar bij sommige pakketten Medi-sfeer 509 ❚ 17 maart 2016
kan het ook via de Sumehr-editor. Men kan dan met behulp van de editor bepaalde gegevens – zoals een voormalige verslavingsproblematiek – uitvinken, zodat ze niet met de Sumehr meegaan. Een probleem is wel dat men de procedure met de editor bij elke nieuwe update van de Sumehr moet herhalen. Het risico bestaat dat men dat vroeg of laat vergeet en er vertrouwelijke gegevens met de Sumehr worden opgeladen. Daarom beveel ik aan de confidentialiteit te beheren in het dossier, en niet via de Sumehr-editor.”
Sommige collega’s storen zich aan de ellenlange lijsten foutmeldingen die op het scherm verschijnen als men een Sumehr wil versturen. Wat moeten ze daarmee? Herwig Van Pottelbergh: “Ik ben nagegaan wat er gebeurde als ik de Sumehr van gegevens over mezelf oplaadde. Ik kreeg 84 foutmeldingen te zien. Let wel: het waren warnings. Men moet het onderscheid maken tussen warnings en errors. Warnings mag men eigenlijk gewoon negeren. Ze verwijzen naar gegevens waaraan één of andere ‘prul’ ontbreekt, zoals een einddatum. Men kan het programma trouwens met een eenvoudige klik op de juiste knop vragen om de warnings niet meer te tonen. Errors zijn wel belangrijk. Hier kan het bijvoorbeeld gaan om het ontbreken van het rijksregisternummer. Maar errors zijn zeldzaam.”
Ook coderen blijkt een obstakel te zijn bij het hanteren van de Sumehr… Herwig Van Pottelbergh: “Coderen is niet vereist voor het opmaken van een Sumehr. Er wordt immers ook vrije tekst in opgenomen. Wil men ‘suikerziekte’ schrijven in plaats van een term uit een coderingssysteem, dan kan dat. Maar coderen is uiteraard belangrijk. Andermaal niet in eerste instantie voor de Sumehr, maar voor het eigen functioneren als arts. Aan de hand van oordeelkundig gecodeerde gegevens kan het EMD de arts immers ondersteuning bieden, bijvoorbeeld voor het bewaken van medicatie: als men wil dat het EMD een waarschuwing formuleert op het ogenblik dat men een geneesmiddel voorschrijft waarvoor er bij de betrokken patiënt een contra-indicatie bestaat, dan moet het systeem toegang hebben tot een gecodeerde diagnose. Als men niet codeert, is men eigenlijk langs digitale weg een papieren dossier aan het samenstellen.” “Een probleem is wel dat er geen gebruiksvriendelijk systeem voorhanden is om coderingen op te zoeken. We zouden moeten kunnen beschikken over een soort Google-balk, waarin zich een menu van mogelijkheden ontrolt als we een term invoeren. Dat wordt momenteel ontwikkeld. Je moet natuurlijk ook een adequaat coderingssysteem gebruiken. ICPC, bijvoorbeeld, is een classificatie die ontwikkeld is voor onderzoeksdoeleinden, niet voor registratie in een EMD.
“Coderen is niet vereist voor het opmaken van een Sumehr. Er wordt immers ook vrije tekst in opgenomen.”
Het biedt niet de mogelijkheid om op een voldoende gedifferentieerde manier diagnosen aan te geven. Dan kan men beter ICD-9 of ICD-10 gebruiken. Ik wil hieraan toevoegen dat de Sumehr momenteel nog vrije tekst meeneemt, maar dat dit in de toekomst zal veranderen: het gebruik van gecodeerde gegevens zal hier dus obligaat worden.”
Er bestaat enige vrees dat de huidige coderingssystemen zullen worden vervangen door een nieuw systeem (Snomed), zodat sommige collega’s het gevoel hebben dat ze nu bij het coderen hun tijd zitten te verliezen. Herwig Van Pottelbergh: “Snomed is nog niet voor meteen. En als Snomed er komt, zal het systeem in ieder geval via mapping geïntegreerd worden. Dat betekent dat de conversie van de ene codering naar de andere automatisch gebeurt op de achtergrond, waardoor de gebruiker er niets van merkt.” www.medi-sfeer.be
I5 Vuistregels voor een bruikbaar EMD denten bij het uitvoeren van de anesthesie. Het gebruik van elektronische documenten heeft niets veranderd aan de verantwoordelijkheid. Die bestond ook al ten tijde van de communicatie op papier. Het enige verschil is dat gegevens beter traceerbaar zijn met het elektronische systeem.” “Als men een Sumehr raadpleegt, moet men uiteraard naar de datum kijken. Het spreekt vanzelf dat gegevens uit een Sumehr van twee jaar geleden achterhaald kunnen zijn. Maar in een situatie van niet-geplande zorg is men als geraadpleegde arts toch beter af met onvolledige informatie dan zonder informatie. Het is de plicht van de geraadpleegde arts om de informatie uit de Sumehr bij de patiënt af te toetsen.”
En ten slotte: krijgen artsen te weinig steun bij het gebruik van het EMD en eHealth? Herwig Van Pottelbergh: “Ze krijgen inderdaad te weinig steun, daar ben ik het volledig mee eens. Er moeten veel meer opleidingen komen om het gebruik van de bestaande instrumenten aan te leren. Hier is een belangrijke taak voor de kringen weggelegd. Kringen moeten nadenken over het opzetten van een degelijk aanbod op dit vlak. Oefensessies zijn veel doeltreffender dan lessen ex-cathedra. Artsen moeten het gebruik van hun pakket in de vingers krijgen.” ❚
“W
e moeten als huisartsen goed beseffen dat onze rol een beetje veranderd is”, zegt dr. Van Pottelbergh. “Vroeger waren we consumenten van informatie. We gebruikten de gegevens die anderen ons voorlegden. Intussen zijn we producenten van informatie geworden. Dankzij de elektronische gegevensdeling kunnen we vlot informatie aan andere zorgverleners doorgeven. Dat is een belangrijk gegeven, want de huisarts is de enige zorgverlener die een volledig overzicht heeft van de medische gegevens van de patiënt. Door de superspecialisatie van de geneeskunde groeit de nood aan een zorgverlener die het volledige plaatje ziet. Vroeger zaten we als huisarts aan de periferie van de gezondheidszorg. Nu hebben we een belangrijke rol, die we ten volle moeten opnemen door een adequaat gebruik van het EMD. We kunnen alleen vlot gegevens communiceren als die gegevens goed geregistreerd zijn. Goed registreren valt uiteen in twee hoofdprincipes.” “Ten eerste: zet het juiste woord op de juiste plaats. Schrijf bijvoorbeeld een bloeddruk in het daartoe
voorziene venster, niet ergens midden in een vrije tekst. Als het pakket goed ontworpen is, zal dat gegeven automatisch op de verschillende relevante plaatsen in het dossier of op uitgaande documenten gereproduceerd worden. Men moet daarbij de juiste begrippen hanteren: diarree bij gebruik van een antibioticum komt niet onder ‘Allergie’ te staan, maar onder ‘Intolerantie’. Diagnosen geeft men het best gecodeerd in, omdat het systeem op die manier medicatiebewaking kan doen (zie hoofdartikel).” “Ten tweede: in een EMD moet men de gegevens ordenen. Bij het registreren van ziekten, bijvoorbeeld, moet men een onderscheid maken tussen wat belangrijk en actueel is (de huidige aandoening), wat voorbij is, maar belangrijk blijft (een antecedent, zoals een maagzweer), en wat voorbij en niet meer van belang is (een griep die genezen is; dit gaat naar het archief). Hetzelfde geldt voor de medicatielijst. Men kan niet werken met een lijst waarin honderden diagnosen of geneesmiddelen staan. Tijdens het consult vindt men daar niets in terug. En men produceert onoverzichtelijke Sumehr’s.”
Dr. Michèle Langendries
Krijgen artsen te weinig geld voor hun werk met de Sumehr? Herwig Van Pottelbergh: “Vijf euro voor een Sumehr, zoals dat in het medicomut-akkoord 2015 staat, is weinig. Maar moeten de huisartsen daarom weigeren in de boot te stappen? Ik ben voorstander van een andere strategie. Ik geloof steevast in de belangrijke rol van de huisarts als partner in de gezondheidszorg. Ik geloof ook steevast in het belang van de Sumehr – het is het chassis van de gezondheidszorg. Het is onze taak als huisartsen om andere betrokken partijen duidelijk te maken dat de Sumehr niet meer gemist kan worden. Als we dat aangetoond hebben, beschikken we over een krachtige troef in de verdere onderhandelingen. Laten we de onderhandelingen dus niet nu voeren, maar later – als er 3 miljoen Sumehr’s zijn.”
De verantwoordelijkheid over de gecommuniceerde informatie is een thema dat maar blijft terugkomen in debatten rond de Sumehr. Terecht? Herwig Van Pottelbergh: “De Sumehr plaatst de betrokken partijen voor een gedeelde verantwoordelijkheid. De huisarts moet de Sumehr zo volledig mogelijk opstellen. Maar als een anesthesist zich uitsluitend op die informatie baseert en de patiënt niet onderzoekt, dan is hij verantwoordelijk voor gebeurlijke inciwww.medi-sfeer.be
Medi-sfeer 509 ❚ 17 maart 2016
6I
BEROEPSNIEUWS
Het verslag voor de huisarts, een onmogelijke opgave? “We kunnen toch niet als GMDhoudende huisarts constant de hubs afstropen om te zien of er misschien een berichtje over één van onze patiënten op staat?”
De debatten in de medicomut komen mondjesmaat op gang. Kartel/ASGB-voorzitter Reinier Hueting geeft een overzicht. Duidelijk is dat het nog altijd moeilijk blijft om bij specialisten een verslag voor de huisarts af te dwingen.
AADM: “We hebben oog voor alle artsen”
MS10571N
K
artel en Bvas zijn niet tevreden over de manier waarop de financiering van de syndicaten momenteel opgevat is. In het hoofdartikel hiernaast merkt Kartel-voorzitter Reinier Hueting op dat zijn syndicaat zowel specialisten als huisartsen, en zowel Nederlands- als Franstalige artsen vertegenwoordigt. Met AADM ligt dat volgens hem anders. “Klopt niet”, repliceert AADM-woordvoerster Maaike Van Overloop. “We werken bij AADM zeer hard vanuit onze drie mandaten om een realistisch, gedragen en toekomstgericht plan voor de (re)organisatie van de gezondheidszorg te helpen ontwikkelen en te realiseren. Dit kan enkel en alleen maar als AADM rekening houdt met alle artsen, en streeft naar geschikte werkomstandigheden voor huisartsen en specialisten overal in België.”
Medi-sfeer 509 ❚ 17 maart 2016
A
ls één van de opmerkelijke punten op de agenda heeft het Nationaal Intermutualistisch College op de jongste medicomutzitting het e-attest voorgesteld. Het gaat hier om een alternatief voor het papieren getuigschrift voor verstrekte hulp, dat op termijn zou moeten verdwijnen. “Het wordt bestempeld als een manier van afrekenen zonder papier”, zegt dr. Hueting. “Maar de arts moet de patiënt wel een bewijs van melding aan MyCareNet afleveren. Dus komt er toch papier aan te pas.” Het proces verloopt als volgt: de arts meldt tijdens het consult via nomenclatuurnummers welke prestaties hij geleverd heeft. Hij krijgt vanuit MyCareNet bericht over het bedrag van het remgeld. MyCareNet geeft ook aan dat het contact geregistreerd is. De tegemoetkoming van de ziekteverzekering wordt rechtstreeks op de rekening van de patiënt gestort. Reinier Hueting: “In plaats van een gedrukt bewijs mogen we ook een e-mail naar de patiënt sturen. Maar zo ver zijn we nog lang niet met al onze patiënten.” Er is afgesproken dat de werkgroep MyCareNet van de medicomut dit verder zal uitwerken. De timing voor het inwerkingtreden van het e-attest ligt rond 2017. “Maar er zal, voor zover we nu gehoord hebben, geen verplichting zijn”, aldus de ASGB-voorzitter. “Artsen die willen instappen, doen dat. De anderen hebben vrije keuze. Een gemengd gebruik – computer of papieren attest – blijft mogelijk. Het is trouwens duidelijk dat we niet met een printer op huisbezoek kunnen gaan bij patiënten die geen e-mail hebben. Om nog maar te zwijgen over het feit dat het mobiele internet tot nog toe niet overal even bereikbaar is.” “Voor de huisarts zitten er dus niet veel positieve kantjes aan de invoering van dat e-attest. Op één duidelijk aspect na: tot op heden zijn we voor de verlenging van het GMD afhankelijk van de aanlevering van een attest van verstrekte hulp door de patiënt bij het ziekenfonds. Als we zelf het attest elektronisch naar MyCareNet versturen, is dat meteen geregeld.”
“Misschien ontdekken we na verloop van tijd nog wel meer voordelen voor de huisarts. Men houdt ons voor dat we met de elektronische werkwijze minder schrijf-/registratiefouten zullen maken, waardoor er minder correcties terugkomen. Maar ik ben er niet zeker van dat de doorsnee huisarts veel correcties krijgt op zijn attesten voor verstrekte hulp.”
Geachte collega huisarts Een tweede aandachtspunt op de recentste vergadering was de herwaardering van de raadpleging bij de specialisten nko, fysiotherapie en algemene heelkunde, zoals dat in het medicomut-akkoord 2016-2017 wordt weergegeven. Hoe moet dit in de nomenclatuur worden vertaald? “Daar heeft zich een interessante discussie ontsponnen”, zegt Reinier Hueting. “De huisartsen merkten op dat het nomenclatuurnummer zou moeten impliceren dat de specialist een verslag naar de GMD-houdende huisarts stuurt. De specialisten-vertegenwoordigers van de Bvas/Absym verzetten zich daartegen.” Ze vroegen zich af waarom dit niet eerder was besproken in de Technisch Geneeskundige Raad (TGR). Daarnaast vonden ze het bewerkelijk om telkens een verslag naar de huisarts te moeten sturen, zeker omdat het advies van de betrokken specialisten vaak door een andere specialist wordt aangevraagd. Reinier Hueting: “Als je een verslag stuurt naar een collega-specialist, waarom dan niet meteen ook naar de GMD-houdende huisarts?” De tegenpartij gaf aan dat verslagen vanuit het ziekenhuis systematisch op de hub worden geplaatst. Reinier Hueting: “We kunnen toch niet als GMD-houdende huisarts constant de hubs afstropen om te zien of er misschien een berichtje over één van onze patiënten op staat?” “De huisartsen hebben het niet zover kunnen krijgen dat dit nu in het libellé veranderd wordt, hoewel we er als ASGB op hebben gewezen dat dit in de vorige opwaarderingen van specialisten – de endocrinologen, de hematologen, de reumatologen – telkens werd ingebouwd. Misschien zou het dus goed zijn dat dit in de komende jaren systematisch
voor alle opwaarderingen wordt toegepast. De voorzitter van de algemene werkgroep van de TGR stelde voor om het onderwerp binnen de TGR nog eens te bespreken.” “Ik wil dat zeker doen”, zegt Reinier Hueting. “Maar ik maak daar meteen de bedenking bij dat we dat een paar jaar geleden ook al geprobeerd hebben. Toen was het argument van sommige specialisten dat ze sowieso verslagen stuurden. Ja goed, maar de huisartsen kregen ze niet. Bij de volgende vergadering vroegen ze wie het werk dat opging in die verslagen zou betalen. Ik heb toen de vraag gesteld wie het nu al betaalde, als het dan toch zo was dat die verslagen wel degelijk ter beschikking werden gesteld. De discussie strandde. Intussen zijn de tijden veranderd. Misschien komen we in de toekomst toch tot een beter compromis.”
Drie syndicaten, geldpotje verdeeld Sinds de intrede van AADM – het derde syndicaat – was er nog geen nieuwe afspraak geweest rond de financiering van de syndicaten. “Er zijn verschillende voorstellen naar voren geschoven, waarmee nooit iedereen echt tevreden was”, zegt dr. Hueting. “Voorzitter Jo De Cock heeft dan een gemiddelde van alle voorstellen gemaakt: de bestaande pot wordt nu in drie stukken verdeeld, maar het globale budget is niet naar omhoog gegaan. De al eerder bestaande syndicaten – Kartel en Bvas – zijn daar niet erg gelukkig mee. We argumenteren als Kartel dat we een tweetalig syndicaat zijn – wat vertaalwerk met zich meebrengt – en dat we ook de specialisten verdedigen. Dat is bij AADM niet het geval. Hoe dan ook, het bedrag dat wordt verdeeld is al jaren hetzelfde, terwijl de werklast zeker niet afgenomen is. Het aantal raden, commissies en werkgroepen neemt alleen maar toe. Meer en meer worden de zittingen overdag georganiseerd, wat betekent dat artsen daarop hun agenda moeten afstemmen.” ❚
Dr. Michèle Langendries www.medi-sfeer.be
I7
Werkgroep 1733 Leuven-Tienen van start met dry run De werkgroep 1733 Leuven-Tienen is opgericht om een nieuw systeem te ontwerpen voor de triage van patiënten met een acute zorgvraag. De werkgroep heeft hiervoor specifieke protocollen ontwikkeld. Op 1 april worden ze uitgetest in een dry run. Eén en ander zal worden besproken op een symposium dat plaatsvindt op 26 maart. Ook minister De Block neemt er het woord.
D
e gedachte achter de nieuwe protocollen is dat iedere patiënt met een acute zorgvraag het soort hulp moet krijgen dat het best bij zijn probleem past. Omdat het niet de taak van de patiënt is om hieromtrent de juiste keuze te maken, beoogt men alle acute oproepen in één hulpcentrale te laten samenkomen. Daar kunnen triageoperatoren aan de hand van de hogergenoemde protocollen beslissen welk soort hulp er moet worden geboden. De werkgroep wordt bestuurd door dr. Chris Van der Mullen (huisartspraktijk Van ’t Sestich, Leuven). Alle belanghebbende zorgverstrekkers zijn erin vertegenwoordigd: de verantwoordelijke urgentieartsen van de twee regionale ziekenhuizen (Leuven en Tienen) en van het UZ Gasthuisberg, het Hulpcentrum 112, de huisartsenkringen van Leuven en Tienen en een afgevaardigde van de FOD Volksgezondheid. In het vooruitzicht van een gewestelijke uitbreiding is alvast voor iedere Vlaamse provincie een huisarts-projectcoördinator in functie getreden. Ook deze coördinatoren zetelen in de werkgroep, zodat de Vlaamse huisartsen breed in het project vertegenwoordigd zijn.
MS10573N
Met de nieuwe protocollen worden patiënten getrieerd naar 6 interventieniveaus: de MUG, de PIT, een ambulance, een interventie ‘huisarts prioritair’ (de huisarts begeeft zich onmiddellijk ter plaatse en bereikt de patiënt binnen het uur – als dit niet haalbaar is, wordt er opgeschaald naar een hoger middel), een interventie ‘huisarts gepland’ (de patiënt moet nog binnen dezelfde wachtshift van 12 uur door een huisarts gezien worden) of uitstel van zorg (het antwoord op de zorgvraag wordt met 12 uur uitgesteld). Vanaf 1 april worden de protocollen onder leiding van de werkgroep Leuven-Tienen getest in een dry run. Het concept hiervan zal op het symposium worden toegelicht. Sprekers zullen de opportuniteiten en bedreigingen voor de spoeddiensten en huisartsenwachtposten tegen het licht houden. Minister De Block schetst de beleidsvisie waarin dit project kadert: een geïntegreerd model voor de niet-planbare zorgvraag. Het gedetailleerde programma vindt u in de rubriek ‘Agenda’ van onze site www.medi-sfeer.be. Medi-Sfeer brengt verslag uit van het evenement. ❚
▼Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe veiligheidsinformatie worden vastgesteld. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden. Zie rubriek ‘Bijwerkingen’ voor het rapporteren van bijwerkingen. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Lisvy 60 microgram/24 uur + 13 microgram/24 uur pleister voor transdermaal gebruik KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Elke pleister voor transdermaal gebruik van 11 cm2 bevat 2,10 mg gestodeen en 550 microgram ethinylestradiol. Elke pleister voor transdermaal gebruik geeft 60 microgram gestodeen af per 24 uur en 13 microgram ethinylestradiol (overeenkomend met orale doses van 20 microgram) per 24 uur. FARMACEUTISCHE VORM Pleister voor transdermaal gebruik. THERAPEUTISCHE INDICATIES Vrouwelijke hormonale anticonceptie. Lisvy is bedoeld voor vrouwen op vruchtbare leeftijd. De veiligheid en werkzaamheid zijn vastgesteld bij vrouwen in de leeftijd van 18 tot 45 jaar. Bij de beslissing om Lisvy voor te schrijven moet rekening worden gehouden met de huidige risicofactoren van de individuele vrouw, in het bijzonder met de risicofactoren voor veneuze tromboembolie (VTE) en hoe het risico op VTE met Lisvy zich verhoudt tot het risico met andere gecombineerde hormonale anticonceptiva. DOSERING EN WIJZE VAN TOEDIENING Dosering: Lisvy wordt gebruikt in een cyclus van 28 dagen (4 weken): Gedurende drie opeenvolgende weken (21 dagen) wordt één nieuwe pleister per week aangebracht en de gebruikte pleister wordt verwijderd. In week vier wordt geen pleister gebruikt. Tijdens deze periode wordt een onttrekkingsbloeding verwacht. Eén week nadat de laatste pleister is verwijderd, wordt een nieuwe cyclus van 4 weken gestart door een nieuwe pleister aan te brengen (op dezelfde weekdag als tevoren, de ‘Vervangdag van de pleister’), ongeacht of de gebruikelijke onttrekkingsbloeding nog voortduurt of is gestopt. Zie ‘Verminderde controle van de cyclus’ in de bijlsuiter als de gebruikelijke onttrekkingsbloeding niet optreedt. Raadpleeg voor het precieze schema voor het aanbrengen/verwijderen van een pleister ‘Vervangdag van de pleister’ in de rubriek ‘Hoe Lisvy gebruiken’. Wanneer moet Lisvy voor het eerst worden gestart * Geen voorafgaand gebruik van hormonale anticonceptiva (in de laatste maand): De pleister moet op de eerste dag van de natuurlijke cyclus van de vrouw worden aangebracht (d.w.z. de eerste dag van haar menstruatie). Het is toegestaan om op dag 25 te beginnen, maar tijdens de eerste 7 dagen van de eerste cyclus waarop de eerste pleister wordt aangebracht, is een barrièremethode noodzakelijk. *Overschakelen van een gecombineerd hormonaal anticonceptivum (gecombineerd oraal anticonceptivum (COC), vaginale ring of een andere pleister voor transdermaal gebruik): De pleister moet bij voorkeur op de dag na de laatste hormonenbevattende tablet van het COC worden aangebracht, maar ten laatste op de dag na het gebruikelijke tabletvrije interval van het COC of het gebruikelijke interval met een hormonenvrije tablet. Wanneer wordt overgeschakeld van een vaginale ring of een andere pleister voor transdermaal gebruik, moet de vrouw de pleister bij voorkeur aanbrengen op de dag waarop de laatste ring of pleister van een cyclusverpakking wordt verwijderd, maar ten laatste wanneer een nieuwe ring of pleister zou moeten worden aangebracht. *Overschakelen van een methode met alleen progestageen (pil, injectie, implantaat met alleen progestageen) of van een intrauterien systeem (IUS) dat progestageen vrijgeeft: De vrouw kan op elke gewenste dag overschakelen van de minipil (van een implantaat of een IUS op de dag van verwijdering ervan, of van een prikpil op de dag waarop de volgende injectie zou moeten worden gegeven). In al deze gevallen moet de vrouw worden geadviseerd om ook een barrièremethode te gebruiken tijdens de 7 dagen waarop de eerste pleister wordt gedragen. *Na een abortus in het eerste trimester: De vrouw kan onmiddellijk starten. Wanneer zij start, hoeft zij geen bijkomende anticonceptieve maatregelen te nemen. *Na een bevalling of abortus in het tweede trimester: Vrouwen moet worden geadviseerd om te starten in de periode tussen dag 21 en 28 na de bevalling of na een abortus in het tweede trimester. Wanneer ze later start, moet de vrouw worden geadviseerd om ook een barrièremethode te gebruiken tijdens de 7 dagen waarop ze de eerste pleister draagt. Als geslachtsgemeenschap al heeft plaatsgevonden, moet evenwel een zwangerschap worden uitgesloten voordat daadwerkelijk met Lisvy wordt gestart of moet de vrouw wachten op haar eerste menstruatie. *Voor vrouwen die borstvoeding geven, zie bijsluiter. Hoe Lisvy gebruiken Lisvy wordt gebruikt in een cyclus van 28 dagen (4 weken) (1 pleister per week gedurende 3 weken en daarna een pleistervrij interval van 7 dagen). Er mag slechts één pleister tegelijkertijd worden gedragen. Elke daaropvolgende cyclus start onmiddellijk na het pleistervrije interval van de vorige cyclus, ongeacht of de gebruikelijke onttrekkingsbloeding nog voortduurt of is gestopt. *Vervangdag van de pleister: Elke nieuwe pleister moet op dezelfde dag van de week worden aangebracht. Die dag wordt de ‘Vervangdag van de pleister’ genoemd. Als bijv. de eerste pleister op een zondag wordt aangebracht, moeten alle volgende pleisters op een zondag worden aangebracht. Er mag slechts één pleister tegelijkertijd worden gedragen. 1ste pleister: Dag 1: 1ste pleister aanbrengen (voor vrouwen die voor het eerst starten met Lisvy, raadpleeg ‘Wanneer moet Lisvy voor het eerst worden gestart’) 2de pleister: Dag 8: 1ste pleister verwijderen en onmiddellijk de 2de pleister aanbrengen 3de pleister: Dag 15: 2de pleister verwijderen en onmiddellijk de 3de pleister aanbrengen Geen pleister: Dag 22: 3de pleister verwijderen (geen pleister van dag 2228). De pleister wordt verwijderd op dezelfde dag van de week (‘Vervangdag van de pleister’). De pleister kan op elk gewenst moment van de ‘Vervangdag van de pleister’ worden vervangen. Volgende cycli starten op dezelfde ‘Vervangdag van de pleister’, na het pleistervrije interval van 7 dagen (dag 2228). *Pleistervrije dagen: Er wordt geen pleister gedragen van dag 22 (na verwijdering van de 3de pleister) tot en met dag 28 (‘Week vier’). Onder geen beding mag het pleistervrije interval tussen cycli langer dan 7 dagen duren. Als er meer dan zeven pleistervrije dagen zijn, IS DE VROUW MOGELIJK NIET BESCHERMD TEGEN ZWANGERSCHAP. Een nieuwe cyclus moet worden gestart door zo snel mogelijk een nieuwe pleister aan te brengen nadat de vrouw heeft gemerkt dat een nieuwe cyclus niet werd gestart en tijdens de volgende zeven dagen moet bijkomende anticonceptie, zoals condoom, zaaddodend middel of pessarium, worden gebruikt. Net zoals bij COC’s neemt het risico van ovulatie toe met elke dag na de aanbevolen geneesmiddelvrije periode. Als geslachtsgemeenschap heeft plaatsgevonden tijdens een dergelijk langer pleistervrij interval, moet rekening worden gehouden met een mogelijke zwangerschap. Zie ook ‘Maatregelen bij losgekomen, overgeslagen of nietvervangen pleisters’. Wijze van toediening: Toedieningsweg: transdermaal gebruik. Waar de pleister aanbrengen Een pleister moet op een van de volgende aanbrengplaatsen worden aangebracht: buik, billen, buitenkant van bovenarm. Gebieden waar de pleister eraf kan worden gewreven (bijv. tailleband van kleding), moeten worden vermeden. De pleister moet worden aangebracht op propere, droge, ongeschonden, gezonde en bij voorkeur haarloze huid. Lisvy mag niet op olieachtige, rode, geïrriteerde huid of huid met wonden of andere beschadiging worden aangebracht. Pleisters mogen niet op de borsten worden aangebracht. Om enig effect op de zelfklevende eigenschappen van Lisvy te vermijden, mogen op het huidgebied waar Lisvy is of zal worden aangebracht geen make-up, crèmes, lotions, poeders of andere lokale producten worden aangebracht. De plaats van aanbrengen moet worden afgewisseld. Dit kan door verschillende gebieden op dezelfde aanbrengplaats te gebruiken. De vrouw kan bijv. afwisselen tussen de linker en rechterzijde van de buik en tussen de linker en rechterbil of linker en rechterbovenarm. De vrouw kan ook elke week een andere aanbrengplaats gebruiken (bijv. één week de buitenkant van de bovenarm, de volgende week de buik). De vrouw moet haar pleister dagelijks visueel controleren om zeker te zijn dat hij nog goed kleeft. Denk aan het volgende: Er mag slechts één pleister tegelijkertijd worden gedragen. - Als de pleister correct is aangebracht, kan de vrouw een bad nemen of douchen zoals gewoonlijk. - De doorzichtige pleister is beschermd tegen UV/zonlicht, zodat hij aan zonlicht kan worden blootgesteld en niet met kleding bedekt moet blijven. In geval van huidirritatie: Als het gebruik van een pleister leidt tot onaangename irritatie op de plaats van de pleister, moet de pleister worden verwijderd en moet een nieuwe pleister op een andere plaats worden aangebracht. Die pleister wordt gebruikt tot de eerstvolgende geplande ‘Vervangdag van de pleister’. Hoe de pleister klaarmaken voor aanbrengen Lisvy zit in een doos met daarin: een boekje plus ofwel 3 of 9 of 18 verzegelde sachets die elk één Lisvy pleister voor transdermaal gebruik bevatten. De pleister is rond en doorzichtig: Aan de klevende zijde is de pleister bedekt met een vierkanten, glanzende, heldere, beschermende deklaag die uit twee delen bestaat. Deze deklaag beschermt de klevende zijde die de werkzame componenten van de pleister bevat. Die zorgt er ook voor dat het klevende oppervlak behouden blijft totdat de pleister wordt aangebracht. Aan de andere zijde is de pleister bedekt met een melkachtig, wit, vierkanten dekblad dat voorkomt dat de pleister in het sachet kleeft. De vrouw moet met haar vingers langs de bovenzijde van het sachet scheuren. De inkepingen helpen bij het scheuren op de juiste plaats. De vrouw mag geen schaar gebruiken en mag geenszins de pleister knippen, beschadigen of veranderen, omdat dit kan leiden tot een verminderd anticonceptief effect. De ronde, anticonceptieve pleister zit tussen een tweedelige, vierkanten, glanzende, heldere beschermende laag en een melkachtig, wit, vierkanten dekblad. Het is belangrijk dat de pleister samen met de heldere, beschermende laag en met het melkachtige dekblad uit het sachet wordt verwijderd. Het sachet mag niet worden weggegooid. Het moet worden bewaard zodat het na gebruik samen met de pleister kan worden weggegooid. De pleister moet onmiddellijk na het openen van het sachet als volgt worden aangebracht: Eerst verwijdert de vrouw het eendelige, melkachtige, witte, vierkanten dekblad van de bovenzijde van de pleister. Nadat het melkachtige, witte, vierkanten dekblad, dat voorkomt dat de pleister in het sachet kleeft, van de pleister is verwijderd, moet het worden weggegooid. Vervolgens verwijdert de vrouw de helft van de tweedelige, vierkanten, glanzende, heldere, beschermende laag die de onderzijde (klevende zijde) van de ronde, doorzichtige pleister bedekt. (De klevende zijde bevat de werkzame stoffen.) Ze moet vermijden het klevende oppervlak van de pleister aan te raken, zodat de kleverigheid behouden blijft. Terwijl de pleister aan de rand wordt vastgehouden die nog steeds bedekt is met de tweede helft van de beschermende laag, moet de pleister op de huid worden geplaatst waar hij zal worden gedragen. Terwijl de helft van de pleister voorzichtig op de aanbrengplaats wordt gekleefd, moet de tweede helft van de beschermende laag worden verwijderd. De vrouw moet de pleister gedurende 30 seconden stevig aandrukken met de palm van haar hand en moet ervoor zorgen dat de randen goed kleven. Opmerking: Het sachet mag niet worden weggegooid, omdat het nodig is om de pleister na gebruik weg te gooien. Pleisters verwijderen Zie bijsluiter. Maatregelen bij losgekomen, overgeslagen of nietvervangen pleisters Maatregelen bij afwijkingen bij het aanbrengen van een pleister zijn gebaseerd op de volgende regel: Ten minste 7 opeenvolgende dagen met een correct aangebrachte pleister zijn noodzakelijk om de hypothalamischepituïtaireovariële as te onderdrukken als basis voor anticonceptieve werkzaamheid. *Als een pleister gedeeltelijk of volledig is losgekomen: gedurende korter dan één dag (maximaal 24 uur): De vrouw moet proberen hem opnieuw op dezelfde plaats aan te brengen of hem onmiddellijk te vervangen door een nieuwe pleister. Er is geen bijkomende anticonceptie nodig. De ‘Vervangdag van de pleister’ van de vrouw blijft dezelfde. - gedurende langer dan één dag (24 uur of langer), of als de vrouw niet zeker is hoelang de pleister is losgekomen: HET IS MOGELIJK DAT ZE NIET BESCHERMD IS TEGEN ZWANGERSCHAP. Ze moet de huidige anticonceptieve cyclus stopzetten en onmiddellijk een nieuwe cyclus starten door een nieuwe pleister aan te brengen. Er is nu een nieuwe ‘Dag 1’ en een nieuwe ‘Vervangdag van de pleister’. Tijdens de eerste week van de nieuwe cyclus moet bijkomende anticonceptie worden gebruikt, zoals condoom, zaaddodend middel of pessarium. Een pleister mag niet opnieuw worden aangebracht als die niet meer kleeft, als hij aan zichzelf kleeft of aan een ander oppervlak, als er ander materiaal aan kleeft of als hij eerder is losgekomen of is afgevallen. Als een pleister niet opnieuw kan worden aangebracht, moet onmiddellijk een nieuwe pleister worden aangebracht. Er mogen geen bijkomende kleefmiddelen of wikkelmaterialen worden gebruikt om Lisvy op zijn plaats te houden. *Als de vrouw vergeet haar pleister te vervangen: bij aanvang van een cyclus met een pleister (week één/dag 1): HET IS MOGELIJK DAT ZE NIET BESCHERMD IS TEGEN ZWANGERSCHAP. Ze moet de eerste pleister van haar nieuwe cyclus aanbrengen zodra ze er aan denkt. Er is nu een nieuwe ‘Vervangdag van de pleister’ en een nieuwe ‘Dag 1’. Tijdens de eerste week van de nieuwe cyclus moet de vrouw bijkomende anticonceptie gebruiken, zoals condoom, zaaddodend middel of pessarium. - in het midden van de cyclus met een pleister (week twee/ dag 8 of week drie/dag 15): gedurende één of twee dagen (maximaal 48 uur), ze moet onmiddellijk een nieuwe pleister aanbrengen. De volgende pleister moet op de gebruikelijke ‘Vervangdag van de pleister’ worden aangebracht. Er is geen bijkomende anticonceptie nodig.
M.L.
www.medi-sfeer.be
Lisvy_Gunaika_Pub_NL.indd 1
Wanneer? Zaterdag 26 maart van 9 tot 13 uur.
Waar? Provinciehuis Vlaams-Brabant, Provincieplein 1, 3010 Leuven (GPS: “Tiensevest”).
Inschrijven: Het aantal inschrijvingen is beperkt. Graag tijdig inschrijven via
[email protected] met vermelding van naam, functie en Riziv-nummer.
Mijn onafhankelijkheid, mijn leven!
Nieuw
Rond, transparant, de laagst gedoseerde contraceptieve patch *
gestodeen 60 µg/24 u + ethinylestradiol 13 µg/24 u
*BCFI
- gedurende langer dan twee dagen (48 uur of Lisvy® 3 patches 14,99 € langer), HET IS MOGELIJK DAT ZE NIET ® BESCHERMD IS TEGEN 9 patches 38,00 € Lisvy ZWANGERSCHAP. Ze moet de huidige anticonceptieve cyclus stopzetten en onmiddellijk een nieuwe 4 weken durende cyclus starten door een nieuwe pleister aan te brengen. Er is nu een nieuwe ‘Vervangdag van de pleister’ en een nieuwe ‘Dag 1’. De vrouw moet gedurende één week bijkomende anticonceptie gebruiken. - aan het einde van een cyclus met een pleister (week vier/dag 22): Als de vrouw op dag 22 vergeet haar pleister te verwijderen, moet ze hem verwijderen zodra ze er aan denkt (ten laatste tegen dag 28). Vervolgens moet de volgende cyclus worden gestart met een nieuwe pleister (op de dag na DAG 28 – de gebruikelijke ‘Vervangdag van de pleister’), nooit later. Er is geen bijkomende anticonceptie nodig. *Gevolgen van losgekomen, overgeslagen of nietvervangen pleisters en noodzakelijke maatregelen: Het voorschrift voor de volgende verpakking moet tijdig worden geschreven, d.w.z. voordat de laatste pleister van de verpakking wordt gebruikt, om zeker te zijn dat de vrouw niet zonder pleisters raakt. ‘Vervangdag van de pleister’ wijzigen: Als de vrouw haar ‘Vervangdag van de pleister’ wil wijzigen, moet zij haar huidige cyclus voltooien en de derde pleister op de juiste dag verwijderen. Tijdens de pleistervrije week kan zij een vroegere ‘Vervangdag van de pleister’ kiezen door een nieuwe pleister op de gewenste dag aan te brengen. In geen geval mogen er meer dan 7 opeenvolgende pleistervrije dagen zijn. Speciale populaties: Geslacht: Lisvy is uitsluitend geïndiceerd voor gebruik bij vrouwen. - Oudere vrouwen: Lisvy is niet geïndiceerd voor gebruik na de menopauze. - Body mass index (BMI): Gegevens van contraceptieve werkzaamheid bij vrouwen met een body mass index > 30 kg/m2 zijn beperkt. - Nierfunctiestoornis: Lisvy is niet onderzocht bij vrouwen met een nierfunctiestoornis. Voor vrouwen met een nierfunctiestoornis wordt geen verhoogd risico verwacht. - Leverfunctiestoornis: Lisvy is niet onderzocht bij vrouwen met een leverfunctiestoornis. Lisvy is gecontraindiceerd voor gebruik bij vrouwen met een ernstige leverziekte of een voorgeschiedenis daarvan, zolang de leverfunctiewaarden niet opnieuw genormaliseerd zijn. - Etnische verschillen: De farmacokinetiek van ethinylestradiol werd onderzocht in combinatie met een ander progestageen bij blanke, Chinese en Japanse vrouwen en er werden geen klinisch significante verschillen waargenomen. De farmacokinetiek van Lisvy werd niet specifiek onderzocht bij vrouwen van verschillende etnische origine. Er zijn geen polymorfe enzymen bekend die in sterke mate bijdragen tot de metabolisatie van gestodeen. De beschikbare gegevens bij blanke, zwarte en latinovrouwen wijzen niet op een relevant verschil in farmacokinetiek van Lisvy tussen de verschillende rassen/volkeren. Er zijn zeer beperkte gegevens beschikbaar bij Aziatische vrouwen. Pediatrische patiënten: Veiligheid en werkzaamheid zijn niet vastgesteld bij adolescenten jonger dan 18 jaar. Er is geen relevante toepassing van Lisvy bij kinderen en premenarchale adolescenten. CONTRA-INDICATIES Gecombineerde hormonale anticonceptiva (CHC) mogen in de volgende situaties niet worden gebruikt. Wanneer een van de aandoeningen voor het eerst optreedt tijdens het gebruik van Lisvy, moet de pleister onmiddellijk worden verwijderd. *Aanwezigheid van of risico op veneuze tromboembolie (VTE): Veneuze tromboembolie – bestaande VTE (bij antistollingsmiddelen) of eerder doorgemaakte VTE (bijv. diepe veneuze trombose [DVT] of longembolie [PE]) - Bekende erfelijke of verworven predispositie voor veneuze tromboembolie, bijvoorbeeld APCresistentie, (waaronder factor VLeiden), antitrombineIIIdeficiëntie, proteïne Cdeficiëntie, proteïne Sdeficiëntie - Zware operatie met langdurige immobilisatie - Een hoog risico van veneuze tromboembolie door de aanwezigheid van meerdere risicofactoren *Aanwezigheid van of risico op arteriële tromboembolie (ATE): Arteriële tromboembolie – bestaande arteriële tromboembolie, eerder doorgemaakte arteriële tromboembolie (bijv. myocardinfarct) of prodromale aandoening (bijv. angina pectoris) - Cerebrovasculaire ziekte – bestaande beroerte, eerder doorgemaakte beroerte of prodromale aandoening (bijv. transient ischaemic attack (TIA)) - Bekende erfelijke of verworven predispositie voor arteriële tromboembolie, bijvoorbeeld hyperhomocysteïnemie en antifosfolipidenantistoffen (anticardiolipineantistoffen, lupusanticoagulans) - Voorgeschiedenis van migraine met focale neurologische symptomen - Een hoog risico op arteriële tromboembolie als gevolg van meerdere risicofactoren of door de aanwezigheid van een ernstige risicofactor, zoals: diabetes mellitus met vasculaire symptomen, ernstige hypertensie, ernstige dyslipoproteïnemie; *Aanwezigheid of voorgeschiedenis van een ernstige leverziekte, zolang de leverfunctiewaarden nog niet opnieuw genormaliseerd zijn. *Aanwezigheid of voorgeschiedenis van levertumoren (benigne of maligne). *Bekende of vermoedelijke maligniteiten die beïnvloed worden door geslachtshormonen (bijv. van de geslachtsorganen of de borsten). *Vaginale bloeding waarvan de oorzaak niet is vastgesteld. *Overgevoeligheid voor de werkzame stoffen of voor (één van) de hulpstoffen. BIJWERKINGEN Samenvatting van het veiligheidsprofiel: De vaakst gemelde bijwerkingen met Lisvy zijn aanbrengingsplaatsreacties (rash, pruritus, irritaties, erytheem en overgevoeligheid). Ze treden op bij 20,9% van de gebruiksters. Zelden voorkomende, ernstige bijwerkingen zijn arteriële en veneuze tromboembolie. Lijst van bijwerkingen: De frequenties van bijwerkingen die met Lisvy zijn gemeld in klinisch fase 2 en fase 3 onderzoek (N = 3573) zijn samengevat in de tabel hieronder. Binnen iedere frequentiegroep worden bijwerkingen gerangschikt naar afnemende ernst. Frequenties worden gedefinieerd als zeer vaak (≥ 1/10), vaak (≥ 1/100, < 1/10), soms (≥ 1/1000, < 1/100) en zelden (≥ 1/10.000, < 1/1000). Zeer vaak: Aanbrengingsplaatsreactie Vaak: Emotionele labiliteit, Migraine, Nausea, Bloeding van genitalia**, pijnlijke borsten Soms: Depressie/ zwaarmoedige stemming, verminderd libido en libidoverlies. Zelden: Veneuze en arteriële trombo-embolische voorvallen*. Bijwerkingen in klinisch onderzoek werden gecodeerd aan de hand van de MedDRAwoordenboek (versie 14.1). De voorkeursterm van MedDRA is gebruikt voor de beschrijving van een bepaalde reactie en de synoniemen en gerelateerde aandoeningen ervan. Verschillende MedDRAtermen die hetzelfde medische fenomeen weergeven, zijn samen gegroepeerd als enkelvoudige bijwerkingen om het echte effect niet af te zwakken of te verdoezelen. *- Geschatte frequentie, van epidemiologisch onderzoek met een groep van gecombineerde orale anticonceptiva. Frequentie was grensgeval tot zeer zelden. - ‘Veneuze en arteriële tromboembolische voorvallen’ vatten de volgende medische eenheden samen: perifere diepe veneuze occlusie, trombose en embolie/pulmonale vasculaire occlusie, trombose, embolie en infarcering/myocardinfarct/ cerebrale infarcering en beroerte nietgespecificeerd als hemorragisch **Omvat de medische eenheden van bloeding van vrouwelijke genitalia, ongeplande uterusbloeding Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen: Bijwerkingen met zeer lage frequentie of waarvan de symptomen later optreden en die beschouwd worden als gerelateerd te zijn aan de groep van gecombineerde hormonale anticonceptiva, met inbegrip van gecombineerde orale anticonceptiva, worden hieronder vermeld: *Circulatoire aandoeningen: Er is een verhoogd risico waargenomen op arteriële en veneuze trombotische en tromboembolische voorvallen, waaronder myocardinfarct, beroerte, transiënte ischemische aanvallen, veneuze trombose en longembolie bij vrouwen die gecombineerde hormonale anticonceptiva gebruikten. *Tumoren De frequentie van diagnose van borstkanker is zeer lichtjes toegenomen bij gebruiksters van gecombineerde hormonale anticonceptiva. Aangezien borstkanker zelden voorkomt bij vrouwen jonger dan 40 jaar is het grotere aantal klein in verhouding tot het algemene risico van borstkanker. Het oorzakelijk verband met het gebruik van een gecombineerd hormonaal anticonceptivum is niet bekend. - Levertumoren (benigne en maligne) *Andere aandoeningen: Erythema nodosum, erythema multiforme - Vrouwen met hypertriglyceridemie (verhoogd risico op pancreatitis bij gebruik van gecombineerde orale anticonceptiva) - Hypertensie - Optreden of verergeren van aandoeningen waarvan het verband met het gebruik van gecombineerde orale anticonceptiva niet duidelijk is: geelzucht en/of pruritus ten gevolge van cholestase; vorming van galstenen; porfyrie; systemische lupus erythematosus; hemolytischuremisch syndroom; chorea minor; herpes gestationis; aan otosclerose gerelateerd gehoorverlies. - Bij vrouwen met erfelijk angiooedeem, kunnen exogene oestrogenen symptomen van angiooedeem induceren of verergeren. - Leverfunctiestoornissen - Veranderingen in glucosetolerantie of effect op perifere insulineresistentie - Verergering van de ziekte van Crohn en van colitis ulcerosa Verergering van epilepsie - Melasma - Overgevoeligheid (waaronder symptomen, zoals rash, urticaria) Interacties: Doorbraakbloeding en/of falen van het anticonceptivum kan/ kunnen het gevolg zijn van interacties met andere geneesmiddelen (enzyminductoren) en gecombineerde hormonale anticonceptiva (zie rubriek 4.5). Melding van vermoedelijke bijwerkingen: Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden via België: Federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten, Afdeling Vigilantie, EUROSTATION II, Victor Hortaplein, 40/ 40, B-1060 Brussel, Website: www.fagg.be, e-mail:
[email protected] Luxemburg: Direction de la Santé – Division de la Pharmacie et des Médicaments, Villa Louvigny – Allée Marconi, L-2120 Luxembourg, Site internet: http://www.ms.public.lu/fr/activites/pharmacie-medicament/index.html HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN Gedeon Richter Plc., Gyömröi út 19-21., 1103 Budapest, Hongarije NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN BE452302 DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST Datum van goedkeuring van de tekst: 10/2015 OP MEDISCH VOORSCHRIFT 83882/FR, date of creation, 01-2016
28/01/16 16:41
Medi-sfeer 509 ❚ 17 maart 2016
8I
BEROEPSNIEUWS
Twee miljoen CT-scans Jaarlijks worden in België meer dan twee miljoen CT-scans uitgevoerd. Een kwart daarvan is een CTscan van de schedel. Dat blijkt uit het antwoord dat minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid Maggie De Block (Open VLD) in de commissie Volksgezondheid gaf op een vraag van de kamerleden Anne Dedry (Groen) en Philippe Blanchart (PS).
V
oor Anne Dedry van Groen is het duidelijk: “Patiënten belanden te vaak onder de scanner. Men kan spreken van overconsumptie. In uw beleidsnota kondigde u aan dat een nieuwe cel in uw administratie zou nadenken over deze overconsumptie. Ik heb daar nog niet veel concrete voorstellen van gezien.” Het ecologische parlementslid vroeg zich ook af of de minister de aanbevelingen van het Federaal kenniscentrum voor de Gezondheidszorg zou volgen waarin onder meer sprake is van bloedtests in plaats van een scanneronderzoek bij een lichte hersenschudding. “Zal de bloedtest in aanmerking komen voor terugbetaling?” In 2014 werden in België meer dan twee miljoen CT-scans uitgevoerd, waarvan zowat een half miljoen onderzoeken van de schedel waren. In 2015 leek er zich een stijging voor te doen van het aantal onderzoeken van de schedel. “Op basis van de nomenclatuurgegevens van het Riziv is het niet mogelijk na te gaan hoeveel van de onderzoeken wegens een trauma werden uitgevoerd, noch of er al dan niet een hersenletsel werd vastgesteld.
Hiervoor is gericht onderzoek nodig waarbij gegevens over de indicatie van het onderzoek en de diagnose, op basis van het medisch dossier, beschikbaar zouden moeten zijn”, aldus de minister.
Daling bij kinderen In antwoord op de kritiek van Anne Dedry dat er van haar kant nog maar weinig initiatief genomen werd om het aantal CT-scans ter verminderen, reageerde de minister door te stellen dat er wel degelijk verschillende maatregelen genomen werden om hier paal en perk aan te stellen. “Het plan Medische Beeldvorming omvat onder meer de uitvoering van het protocolakkoord Medische Beeldvorming, waarin verschillende acties zijn opgenomen”, stelt De Block. Zo publiceerde ze op 3 februari van dit jaar in het Belgisch Staatsblad het koninklijk besluit over de invoering van een nationaal register van zware medische apparatuur. Daaronder vallen onder meer alle CT- en NMR-toestellen. Bij facturatie moet verplicht het toestel worden vermeld waarmee het onderzoek is uitgevoerd. “We hebben
Oneigenlijk gebruik spoed
MS10491N
D
e dienst spoedgevallen van ziekenhuizen wordt nog steeds vaak oneigenlijk gebruikt. Dat blijkt uit cijfers die minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid Maggie De Block (Open VLD) gaf als antwoord op een schriftelijke vraag van kamerlid Yoleen Van Camp (N-VA). Een van de manieren om na te gaan of een patiënt terecht een beroep doet op de dienst spoedgevallen van een ziekenhuis is te kijken of hij na onderzoek op deze dienst al dan niet opgenomen wordt in het ziekenhuis. Op dat vlak blijkt er een verschil te bestaan tussen de verschillende regio’s van het land. Uit cijfers voor het jaar 2013 komt naar voor dat in Vlaanderen bijna vier op tien van de patiënten die naar de spoed stappen ook effectief opgenomen worden in het ziekenhuis (39,5%). Onder opname verstaat men hierbij zowel verblijf in het dagziekenhuis als klassieke hospitalisatie. In Wallonië is dat voor 28,4% van de patiënten het geval, in Brussel slechts voor 23,7%.
F.C.
Medi-sfeer 509 ❚ 17 maart 2016
een handhavingsbeleid uitgewerkt en zullen aantallen en uitgaven voor CT- en NMR-onderzoeken van dichtbij opvolgen. Bovendien zijn er richtlijnen voor het goed gebruik van medische beeldvorming gepubliceerd en heeft men al enkele jaren een sensibiliseringscampagne voor het brede publiek ‘Zuinig met straling’. Die wordt op regelmatige tijdstippen herhaald.” Ook de voorschrijvers worden via individuele feedback en door publicatie van informatieve brochures over specifieke onderwerpen voor voorschrijvers bewust gemaakt van hun voorschrijfgedrag inzake medische beeldvorming. Specifiek in verband met CT-scans van de schedel is in de nomenclatuur opgenomen dat het onderzoek alleen kan worden aangerekend bij trauma in geval van bepaalde symptomen of signalen, waaronder algemene of focale neurologische symptomen zoals een vermoeden van een schedelfractuur of bij bloedverlies uit het oor.
Technisch Geneeskundige Raad Al deze maatregelen hebben bij kinderen en jongeren geleid tot een daling van het aantal onderzoeken. “Wij zien dat bij kinderen jonger dan 5 jaar 5.657 CT-scans van schedel en aangezicht zijn uitgevoerd in 2010, 5.400 in 2011, 5.300 in 2012, 4.600 in 2013 en nog 4.029 in 2014. Het gaat dus over een zeer geleidelijke daling sinds 2010. Daarop hebben wij ons ook toegespitst, omdat wij weten dat jonge kinderen gevoeliger voor straling zijn. Dat is dus een belangrijke groep. Bij kinderen en jongeren in de bredere leeftijdscategorie van 0 tot 20 jaar zien wij ook nog een dalende trend sinds 2010, die er niet is bij de andere leeftijdsgroepen.” De vervanging van de CT-scan door een bloedtest is nog niet voor meteen.
Keizersnede: België onder Europees gemiddelde
I
n België komen per 1.000 levendgeboortes 202,3 kinderen na een keizersnede ter wereld. Een hoog cijfer, maar in vergelijking met de andere landen van de Europese Unie valt het nog relatief mee. Het gemiddelde van twaalf Europese landen (Italië, Oostenrijk, Ierland, Luxemburg, Spanje, Verenigd Koninkrijk, Denemarken, Frankrijk, Zweden, Finland, Nederland en België) bedraagt 233,6 per 1.000 levendgeboortes. Koploper is Italië met 368,4 per 1.000. Slechts drie landen scoren beter dan België: Zweden (163), Finland (161,9) en Nederland (155,9). De medicomut werd ondertussen gevraagd om tegen 2017 maatregelen te nemen die het aantal sectio’s verder kan laten afnemen. F.C.
Maggie De Block heeft de Technisch Geneeskundige Raad (TGR) om een advies hierover gevraagd. “De TGR moet zich erover uitspreken of het raadzaam is om de test terug te betalen, rekening houdend met de meerwaarde ervan en eventueel het belang inzake de volksgezondheid en de budgettaire impact als men daardoor minder onderzoeken zou uitvoeren. De test zou dan wel in de plaats van zo’n onderzoek moeten komen en niet er bovenop”, besluit de minister. ❚ Filip Ceulemans www.medi-sfeer.be
I9
Orde van Psychologen als waakhond? Begin deze maand hielden Maggie De Block en Willy Borsus een pleidooi voor een Orde van Psychologen. Die moet de kwaliteit van de psychologische dienstverlening bewaken. De ministers spraken voor meer dan 1.000 psychologen, verenigd door de Psychologencommissie.
de Psychologencommissie. “Maar bij klachten over niet-erkende ‘psychologen’ staan we machteloos en zo blijven hun patiënten in de kou staan.” Een uitbreiding van de bevoegdheden van de Psychologencommissie is dus broodnodig. Zij kan hiervoor rekenen op steun vanuit de regering.
Uitsluitend bestemd voor het medisch korps / voedingssuplement
STRESS *
Magnepamyl - 20160126 - NL
Al in 2013 bracht de Belgische Gezondheidsenquête aan het licht dat 32% van de Belgen psychische problemen had die verwijzen naar een ‘slecht in zijn vel zitten’. 7% gaf aan een depressie te hebben gehad in het voorgaande jaar en 4,2% zei al minstens één zelfmoordpoging ondernomen te hebben. Ernstige cijfers die in 2014 werden bevestigd door een Vlaamse online survey. Daarin zei 91% al geconfronteerd te zijn geweest met psychische problemen in de nabije omgeving (bij 56% was dat een gezinslid met psychische problemen, 51% had ooit zelf een psychisch probleem). Bijna 35% zocht daarvoor hulp. Maar ongeveer 65% heeft nog te weinig vertrouwen in de sector.
www.medi-sfeer.be
MS10561N
Pascal Selleslagh
VERMOEID HEID*
+ EFFICIËNTER + DARMCOMFORT
(Hooggedoseerd elementair Mg + synergie cofactoren)
(MAGNESIUMglycerofosfaat en -citraat)
+ hoog gedoseerde COFACTOREN Bestaat in 45 en 90 capsules
Hoog gedoseerd en geresorbeerd magnesium
2 tot 4 /24u
Betere bescherming van psycholoog én patiënt “Elk wettelijk erkend en zichzelf respecterend beroepsorgaan moet voorzien in een goed functionerend tuchtsysteem. Daarom is er werk gemaakt van een eigen deontologische beroepscode en tuchtrecht voor psychologen”, zegt Kris Luyckx, advocaat en voorzitter van de Tuchtraad van de Psychologencommissie. “Hierdoor fungeert de titel van psycholoog als een kwaliteitslabel dat respect afdwingt.” Wie die kwaliteit niet hoog houdt, staat bloot aan klachten bij de tuchtraad van
Minister van Volksgezondheid Maggie De Block (Open VLD) wil de uitoefening van de klinische psychologie reglementeren, zei ze al eerder. Samen met minister van Middenstand Willy Borsus (MR)
koestert ze de wens om de taken van de Psychologencommissie drastisch uit te breiden en om ze te laten evolueren tot een modern beroepsinstituut. Model daarvoor is onder meer (een vernieuwde) Orde van Artsen. ❚
SPIER- S* IE CONTRACT
D
e titel van psycholoog wordt nog veel te veel misbruikt, al is die in ons land bij wet beschermd. Alleen gediplomeerde en door de Psychologencommissie erkende ‘psychologen’ mogen hem gebruiken. Eind 2015 telde ons land er al 10.600. “Toch misbruiken in ons land meer dan 1.000 hulpverleners die titel. Dat is een rem op de professionalisering van de hele beroepsgroep. Bovendien genieten psychologen vandaag niet altijd het volle vertrouwen van andere actoren in de geestelijke gezondheidssector. Nochtans spelen ze een belangrijke maatschappelijke rol in een tijd waarin psychologische aandoeningen ernstig moeten genomen worden”, zegt Edward Van Rossen, psycholoog en directeur van de Psychologencommissie. Hij pleit dan ook voor een strengere aanpak van titelfraude, uit respect voor de geloofwaardigheid van het beroep.
Naar een Orde voor Psychologen?
+ taurine + vitamines B en D
Normale spiercontractie* Vermindering van stress en van vermoeidheid* 225 tot 450 mg magnesium element
NESIUM De productlijn organisch MAG
IE T P R O S E R N E G IN R E S O D E T S met de HOOG * Magnesium en vitamine B6 dragen bij tot normale psychologische functies en tot het verminderen van vermoeidheid. Magnesium en vitamine D dragen bij tot een normale spiercontractie.
7335-MAGEPAMYL-AD-MEDI-SPHERE.indd 2
26/01/16 14:30
Medi-sfeer 509 ❚ 17 maart 2016
10 I
BEROEPSNIEUWS
❚ D E GESCHIEDENIS VAN DE GENEESKUNDE: ISALA VAN DIEST, DE EERSTE VROUWELIJKE ARTS IN BELGIË ■
Een moeizame strijd Op 9 februari was het exact honderd jaar geleden dat Isala Van Diest in Knokke overleed. In 1879 was zij de eerste Belgische vrouw die het diploma van arts behaalde.
I
sala Van Diest werd op 7 mei 1842 geboren in Leuven als dochter van de chirurgijn en verloskundige van de universiteitsstad. Ze groeide er op in een erg ruimdenkend milieu, wat vooral te danken was aan haar moeder Elisabeth Génie, die vaak contact had met progressieve en feministische kringen in Engeland. Zeer uitzonderlijk voor die tijd was dat de kinderen van het gezin geregeld met hun moeder mee op reis mochten, waardoor hun blik op de wereld ongetwijfeld verruimd werd. Ook haar vader stond bekend om zijn sociale bewogenheid. Geïnspireerd door hem besloot ze ook geneeskunde te studeren. In 1849 was Elizabeth Blackwell afgestudeerd als eerste vrouwelijke arts in de Verenigde Staten. Een jaar later werd in Philadelphia het eerste medisch college voor vrouwen geopend. Hoewel de meeste universiteiten niet erg happig waren om vrouwen toe te laten, steeg het aantal vrouwelijke artsen toch gestaag. In Europa was het wachten op 1864 en de universiteit van Zurich om een universiteit te vinden die de opleiding tot arts voor vrouwen open stelde. In 1868 volgde de universiteit van Parijs het Zwitserse voorbeeld. In 1871 volgde Nederland. Aletta Jacobs kreeg daar op voorspraak van regeringsleider Johan Thorbeke toegang tot de Rijksuniversiteit van Groningen. Daar legde zij in 1878 haar artsenexamen af waarna ze zich als arts vestigde in Amsterdam.
MS10412N
Zwitserland Ook Isala Van Diest wilde, in navolging van haar vader voor wie ze veel bewondering had, arts worden. Omdat ze wist dat ze in België deze studie niet kon aanvatten, vertrok ze naar Duitsland en Zwitserland om er zich voor te bereiden op de studie geneeskunde. In 1873 keerde de 31-jarige Isala terug naar Leuven waar ze zich aan de faculteit Geneeskunde van de universiteit wilde inschrijven. Dat was echter buiten rector Namèche gerekend. Hoewel Van Diest steun kreeg van verschillende hoogleraren, bleef hij zich verzetten tegen de aanwezigheid van een vrouwelijke studente geneeskunde. Ze mocht wel – als toehoorder – een aantal colleges (fysiologie en verloskunde) volgen. Dat was niet naar de zin van Isala die naar Bern trok om daar medische studies aan te vatten. Medi-sfeer 509 ❚ 17 maart 2016
In 1875 kwam de discussie of vrouwen toegelaten mochten worden tot universitaire medische studies voor het eerst in het Belgische parlement aan bod. In de wettekst die de katholieke minister van Binnenlandse Zaken Delcour voorstelde, was er nog helemaal geen sprake van vrouwen aan de universiteit. De liberale oud-minister Pirmez was de eerste die bij de bespreking van de wet de mogelijkheid verdedigde om vrouwen toe te laten tot de opleiding geneeskunde. Als belangrijk argument haalde hij aan dat het algemeen erkend werd dat vrouwen bekwaamheid en toewijding vertoonden in de zorg om zieken. Als compromis stelde hij voor om vrouwen enkel toe te laten om bepaalde takken van de geneeskunde uit te oefenen. Hij dacht daarbij aan het behandelen van kinder- en vrouwenziekten.
Weerzinwekkende handelingen Pirmez kreeg fel weerwerk van een ander liberaal kamerlid, dokter Vleminckx, die tevens voorzitter was van de Koninklijke Academie voor Geneeskunde. “De delicate, vaak weerzinwekkende handelingen die medici moesten uitoefenen” en het feit dat vrouwen hierdoor afgeleid werden van “hun specifieke plicht en natuurlijke bestemming” maakten het voorstel van Pirmez voor hem onaanvaardbaar. Pirmez kreeg wel de steun van voormalig premier Charles Rogier. Omdat de twee standpunten niet met elkaar te verenigen waren, besloot Delcour het advies in te winnen van de Koninklijke Academie voor Geneeskunde en van de universiteiten. Aan de universiteiten van Gent en Luik was er een meerderheid te vinden voor toelating van vrouwen tot de medische faculteit. De Brusselse universiteit en de Koninklijke Academie voor Geneeskunde wezen het dan weer resoluut van de hand. In Brussel hanteerde men als argument dat dit de deur zou openzetten voor zedenbederf en -verwildering. De regering was door de uiteenlopende adviezen niet veel wijzer geworden en schoof het probleem voor zich uit.
Joseph Steger - 1855 - Portret van Isala Van Diest en haar zus Miranda
Terwijl in België de discussie woedde over de toelating van vrouwen tot de opleiding geneeskunde, was Isala op 18 mei 1878 doctor in de genees- en verloskunde geworden. In haar doctoraatsthesis Hygiène des prisons uitte ze felle kritiek op de toestand waarin de Zwitserse gevangenissen zich bevonden. Ze verhuisde daarop naar Engeland waar vrouwen al geaccepteerd werden als arts. Ze werkte er gedurende enkele maanden in het New Hospital for Women, opgericht door de pionier Elisabeth Garrett. In eigen land een praktijk opstarten was voorlopig onmogelijk omdat de wet dit niet toeliet.
Prostituees In 1884 zette Isala Van Diest toch de stap en ging ze aan de slag als arts bij Le Refuge, een opvangtehuis voor voormalige prostituees. Helemaal wettelijk was dat niet, tot er op 24 november van dat jaar een koninklijk besluit verscheen dat haar de toestemming gaf als eerste vrouw het beroep van arts uit te oefenen in België. Ze startte vervolgens haar eigen praktijk in Brussel, wat geen sinecure was. Zowel bij collega’s als bij patiënten leefden er veel vooroordelen, met als gevolg dat ze de eerste jaren vooral buitenlandse
patiënten (Britten en Amerikanen) had. Pas na enkele jaren vonden ook Belgische patiënten hun weg naar haar. Het ging dan vooral om vrouwen en kinderen. Dat was geen toeval want Van Diest speelde daar zelf op in. Ze vond dat vrouwen het best behandeld konden worden door een vrouwelijke arts. Ondertussen schreven in 1887 de eerste vrouwen zich in ons land in aan de faculteit Geneeskunde. De primeur was weggelegd voor Clémence Everart uit Brussel die haar studie mocht aanvatten aan de Vrije Universiteit van Brussel. Zes jaar later studeerde ze af en kon ze meteen een eigen praktijk starten. Tussen 1893 en 1897 studeerden er in Brussel en Luik in totaal acht vrouwelijke artsen af. Daarna was het respectievelijk tien en acht jaar wachten op nieuwe vrouwelijke artsen. De drempel bleef immers erg hoog. Bij het begin van de Eerste Wereldoorlog mochten 27 Belgische vrouwen zich arts noemen. In 1905 moest Isala haar praktijk noodgedwongen stopzetten omdat ze geleidelijk blind werd. Ze overleed op 9 februari 1916 in Knokke waar ze zich had teruggetrokken. ❚
Filip Ceulemans www.medi-sfeer.be
Prijs nog niet beschikbaar
NIEUW IN COPD aclidinium/formoterol
Geniet opnieuw van de belangrijke momenten in het leven
X
per dag dag
DUAKLIR® GENUAIR® is de eerste en ENIGE LABA/LAMA combinatie die zijn doeltreffendheid op het vlak van SYMPTOOMCONTROLE 24U/24U bewezen heeft.1-3
NS Approval ID 941649 Revision date 12/2015
ESSENTIELE GEGEVENS Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe veiligheidsinformatie worden vastgesteld. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden. Zie rubriek ‘Bijwerkingen’ voor het rapporteren van bijwerkingen. 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Duaklir Genuair 340 microgram/12 microgram inhalatiepoeder 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Elke afgeleverde dosis (de dosis die het mondstuk verlaat) bevat 396 microgram aclidiniumbromide (equivalent aan 340 microgram aclidinium) en 11,8 microgram formoterolfumaraatdihydraat. Dit komt overeen met een afgemeten dosis van 400 microgram aclidiniumbromide (equivalent aan 343 microgram aclidinium) en een afgemeten dosis van 12 microgram formoterolfumaraatdihydraat. Hulpstoffen met bekend effect: Elke afgeleverde dosis bevat ongeveer 11 mg lactose (als monohydraat). Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek ‘Lijst van hulpstoffen’ van de SKP. 3. FARMACEUTISCHE VORM Inhalatiepoeder. Wit of nagenoeg wit poeder in een witte inhalator met een ingebouwde dosisindicator en een oranje doseerknop. 4. KLINISCHE GEGEVENS 4.1 Therapeutische indicaties Duaklir Genuair is geïndiceerd als onderhoudsbehandeling voor bronchodilatatie om symptomen van chronische obstructieve longziekte (COPD) bij volwassenen te verlichten. 4.2 Dosering en wijze van toediening Dosering De aanbevolen dosis is tweemaal daags één inhalatie van Duaklir Genuair 340 microgram/12 microgram. Indien een dosis wordt gemist, moet deze zo spoedig mogelijk worden genomen, en moet de volgende dosis op het gebruikelijke tijdstip worden genomen. Er mag geen dubbele dosis worden genomen om een vergeten dosis in te halen. Ouderen Voor ouderen zijn geen dosisaanpassingen vereist (zie rubriek ‘Farmacokinetische eigenschappen’ van de SKP). Nierfunctiestoornis Voor patiënten met verminderde nierfunctie zijn geen dosisaanpassingen vereist (zie rubriek ‘Farmacokinetische eigenschappen’ van de SKP). Leverfunctiestoornis Voor patiënten met verminderde leverfunctie zijn geen dosisaanpassingen vereist (zie rubriek ‘Farmacokinetische eigenschappen’ van de SKP). Pediatrische patiënten Er is geen relevante toepassing van Duaklir Genuair voor COPD bij kinderen en adolescenten in de leeftijd tot 18 jaar. Wijze van toediening Voor inhalatie. Patiënten moeten instructies ontvangen over hoe zij het product moeten toedienen. Gedetailleerde instructies vindt u in de bijsluiter voor de gebruiker. Patiënten moet worden geadviseerd de instructies zorgvuldig te lezen. Overzicht van de gebruiksaanwijzing van Duaklir Genuair Na het verwijderen van de dop, moet de patiënt 2 stappen uitvoeren om de Genuair-inhalator te gebruiken. De patiënt moet de Genuair-inhalator horizontaal houden met het mondstuk naar zich toe en de oranje knop recht naar boven gericht. STAP 1: De patiënt moet de oranje knop helemaal INDRUKKEN (afbeelding 1) en dan LOSLATEN (afbeelding 2). Herinner de patiënt eraan dat hij of zij DE ORANJE KNOP NIET INGEDRUKT MOET HOUDEN. De patiënt moet controleren of het controlevenster groen is. Dit betekent dat de inhalator klaar is voor gebruik (afbeelding 3). ALS HET CONTROLEVENSTER ROOD IS, MOET DE PATIËNT HET INDRUKKEN EN LOSLATEN HERHALEN (ZIE STAP 1). STAP 2: De patiënt moet KRACHTIG en DIEP inademen door het mondstuk (afbeelding 4). De patiënt moet blijven inademen, zelfs nadat hij/zij de ‘klik’ van de inhalator heeft gehoord. • De patiënt moet controleren of het controlevenster van groen rood is geworden; dit toont aan dat hij/zij correct heeft geïnhaleerd (afbeelding 5). ALS HET GEKLEURDE CONTROLEVENSTER NOG STEEDS GROEN IS, MOET DE PATIËNT OPNIEUW KRACHTIG EN DIEP INHALEREN DOOR HET MONDSTUK (ZIE STAP 2). Herinner de patiënt eraan om de adem zo lang mogelijk in te houden als de Genuair-inhalator uit de mond gehaald is, en vervolgens langzaam uit te ademen door de neus. Na het inhaleren moet de patiënt eraan denken de beschermdop terug te plaatsen. Sommige patiënten kunnen een licht zoete of iets bittere smaak gewaarworden, afhankelijk van de patiënt, bij het inhaleren van het geneesmiddel. De patiënt mag geen extra dosis innemen wanneer hij/zij na het inhaleren niets proeft. De Genuair-inhalator heeft een dosisindicator die laat zien hoeveel doses er ongeveer nog in de inhalator over zijn. Elke Genuair-inhalator zal ten minste 60 doses afgeven. Als er een roodgestreepte strook in de dosisindicator verschijnt, bent u bijna aan uw laatste dosis en heeft u een nieuwe Genuair-inhalator nodig. Wanneer de laatste dosis is klaargezet voor inhalatie, zal de oranje dop niet meer helemaal omhoog komen, maar in het midden blijven steken. De laatste dosis kan nog steeds worden geïnhaleerd, maar daarna kan de Genuair-inhalator niet meer worden gebruikt en moet de patiënt een nieuwe Genuair-inhalator gaan gebruiken. De Genuair-inhalator hoeft niet schoongemaakt te worden, maar zo nodig kan de buitenkant van het mondstuk worden schoongeveegd met een droge tissue of papieren doekje. Instrueer de patiënt om NOOIT water te gebruiken om de Genuair-inhalator schoon te maken, omdat dit het geneesmiddel kan beschadigen. 4.3 Contra-indicaties Overgevoeligheid voor de werkzame stof(fen) of voor (één van) de in rubriek ‘Lijst van hulpstoffen’ van de SKP vermelde hulpstof(fen). 4.4 Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik Astma Duaklir Genuair mag niet worden gebruikt bij astma; er is geen klinisch onderzoek uitgevoerd naar Duaklir Genuair bij astma. Paradoxaal bronchospasme In klinische onderzoeken werd geen paradoxaal bronchospasme waargenomen met Duaklir Genuair bij de aanbevolen dosis. Paradoxaal bronchospasme is echter wel waargenomen met andere inhalatietherapieën. Als dit optreedt, moet het geneesmiddel worden gestopt en moet een andere behandeling worden overwogen. Niet voor acuut gebruik Duaklir Genuair is niet geïndiceerd voor de behandeling van acute episoden van bronchospasme. Cardiovasculaire effecten Patiënten met een myocardinfarct in de afgelopen 6 maanden, met onstabiele angina, met een nieuwe diagnose van aritmie in de afgelopen 3 maanden, QTc (methode van Bazett) hoger dan 470 ms, of die in de afgelopen 12 maanden in het ziekenhuis werden opgenomen voor hartfalen van functionele klasse III en IV volgens de ‘New York Heart Association’, waren uitgesloten van deelname aan de klinische onderzoeken; daarom moet Duaklir Genuair bij deze patiëntengroepen met voorzichtigheid worden gebruikt. β2-adrenerge agonisten kunnen bij sommige patiënten leiden tot een versnelde hartslag en verhoogde bloeddruk, veranderingen in het elektrocardiogram (ECG) zoals afvlakking van de T-golf, onderdrukking van het ST-segment, en verlenging van het QTc-interval. Indien zulke effecten optreden, kan het nodig zijn om de behandeling te staken. Langwerkende β2-adrenerge agonisten moeten met voorzichtigheid worden gebruikt bij patiënten met een voorgeschiedenis van, of bekende verlenging van QTc-interval of die behandeld worden met geneesmiddelen die het QTc-interval beïnvloeden (zie rubriek ‘Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie’ van de SKP). Systemische effecten Duaklir Genuair moet met voorzichtigheid worden gebruikt bij patiënten met ernstige cardiovasculaire aandoeningen, convulsieve stoornissen, thyreotoxicose en feochromocytoom. Metabole effecten van hyperglykemie en hypokaliëmie kunnen gezien worden bij hoge doses β2-adrenerge agonisten. In klinische fase III-onderzoeken was de frequentie van opvallende stijgingen in de bloedglucose laag bij Duaklir Genuair (0,1%), en vergelijkbaar met placebo. Hypokaliëmie is doorgaans van voorbijgaande aard, en suppletie is meestal niet nodig. Bij patiënten met ernstige COPD kan hypokaliëmie worden versterkt door hypoxie en door comedicatie (zie rubriek ‘Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie’ van de SKP ). Hypokaliëmie verhoogt de gevoeligheid voor hartaritmieën. Vanwege de anticholinerge werking moet Duaklir Genuair met voorzichtigheid worden gebruikt bij patiënten met symptomatische prostaathyperplasie, urineretentie of nauwekamerhoekglaucoom (hoewel direct contact van het product met de ogen zeer onwaarschijnlijk is). Een droge mond, waargenomen bij anticholinerge behandelingen, kan op lange termijn gepaard gaan met tandbederf (cariës). Hulpstoffen Patiënten met zeldzame erfelijke aandoeningen als galactose-intolerantie,
Lapp-lactasedeficiëntie of glucose-galactosemalabsorptie, dienen dit geneesmiddel niet te gebruiken. 4.5 Bijwerkingen Het voorgestelde veiligheidsprofiel is gebaseerd op de ervaring met Duaklir Genuair en de afzonderlijke bestanddelen. Samenvatting van het veiligheidsprofiel De veiligheidservaring met Duaklir Genuair omvatte blootstelling aan de aanbevolen therapeutische dosis gedurende maximaal 12 maanden. Bijwerkingen die geassocieerd waren met Duaklir Genuair waren vergelijkbaar met die van de afzonderlijke bestanddelen. Aangezien Duaklir Genuair aclidinium en formoterol bevat, kunnen de typen en de ernst van bijwerkingen geassocieerd met elk van de bestanddelen, worden verwacht met Duaklir Genuair. De meest voorkomende bijwerkingen met Duaklir Genuair waren nasofaryngitis (7,9%) en hoofdpijn (6,8%). Overzicht van bijwerkingen in tabelvorm Het klinische ontwikkelingsprogramma van Duaklir Genuair werd uitgevoerd bij patiënten met matig-ernstige tot ernstige COPD. In totaal werden 1.222 patiënten behandeld met Duaklir Genuair 340 microgram/12 microgram. De frequenties die worden toegeschreven aan bijwerkingen zijn gebaseerd op ruwe incidentiecijfers waargenomen bij Duaklir Genuair 340 microgram/12 microgram in de gepoolde analyse van gerandomiseerde, placebogecontroleerde klinische fase III-onderzoeken met een minimale duur van zes maanden. De frequenties van de bijwerkingen zijn als volgt gedefinieerd: zeek vaak (≥ 1/10); vaak (≥ 1/100 tot < 1/10); soms (< 1/1.000 tot < 1/100); zelden (≥ 1/10.000 tot < 1/1.000); zeer zelden (< 1/10.000) en niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald). Systeem/orgaanklasse Infecties en parasitaire aandoeningen
Maagdarmstelselaandoeningen
Voorkeursterm Nasofaryngitis3,Urineweginfectie1,Sinusitis2,Tandabces1 Overgevoeligheid4 Angio-oedeem4 Hypokaliëmie3 Hyperglykemie3 Slapeloosheid2,Angst2 Agitatie3 Hoofdpijn3,Duizeligheid3,Beven2 Dysgeusie3 Wazig zien2 Tachycardie2,Verlengd QTc op elektrocardiogram2,Palpitaties3 Hoest3 Dysfonie2,Keelirritatie3 Bronchospasme, inclusief paradoxaal4 Diarree3,Misselijkheid3,Droge mond2
Huid- en onderhuidaandoeningen
Uitslag3,Pruritus3
Immuunsysteemaandoeningen Voedings- en stofwisselingsstoornissen Psychische stoornissen Zenuwstelselaandoeningen Oogaandoeningen Hartaandoeningen Ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen
Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen Nier- en urinewegaandoeningen Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen Onderzoeken
Vaak
Myalgie2,Spierkrampen2 Urineretentie
Frequentie Vaak Zelden Niet bekend Soms Soms Vaak Soms Vaak Soms Soms Soms Vaak Soms Zelden Vaak Soms
Soms
3
Perifeer oedeem3
Vaak
Verhoogd creatinekinase in het bloed1 Verhoogde bloeddruk3
Vaak Soms
Bijwerkingen waargenomen bij Duaklir Genuair, maar niet vermeld in de Samenvatting van de Productkenmerken van de afzonderlijke bestanddelen Bijwerkingen waargenomen bij Duaklir Genuair, en vermeld in de Samenvatting van de Productkenmerken van ten minste één van de afzonderlijke bestanddelen 3 Bijwerkingen vermeld in de Samenvatting van de Productkenmerken van ten minste één van de individuele bestanddelen, maar vermeld bij Duaklir Genuair 340/12 microgram met een lagere incidentie dan of vergelijkbaar met de incidentie van placebo. 4 Bijwerkingen vermeld in de Samenvatting van de Productkenmerken van ten minste één van de individuele bestanddelen, maar niet waargenomen met Duaklir Genuair 340/12 microgram; frequentiecategorie volgens rubriek ‘Bijwerkingen’ van de Samenvatting van de Productkenmerken van de individuele bestanddelen. Melding van vermoedelijke bijwerkingen Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden via: België Federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten - Afdeling Vigilantie EUROSTATION II Victor Hortaplein, 40/ 40 B-1060 Brussel Website: www.fagg.be e-mail:
[email protected] 5. HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN AstraZeneca AB SE-151 85 Södertälje Zweden 6. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN EU/1/14/964/001 EU/1/14/964/002 AFLEVERINGSWIJZE Geneesmiddel op medisch voorschrift 8. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST 04/2015 Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees Geneesmiddelenbureau (http://www.ema.europa.eu http://www.ema.europa.eu)). 1 2
1. Singh D et al., BMC Pulm Med. 2014; 14: 178 2. D’Urzo A et al., Respir Res. 2014; 14:123. 3. SmPC Duaklir Genuair (340/12), latest edition.
aclidinium/formoterol
www.medi-sfeer.be
Medi-sfeer 509 ❚ 17 maart 2016
12 I
BEROEPSNIEUWS
CRC-screening moet naar volledige doelgroep, mét coloscopieregister Sinds oktober 2013 loopt er in Vlaanderen een bevolkingsonderzoek naar dikkedarm kanker (colorectal cancer, CRC). In het kader van de Colorectal Cancer Awareness Month – op de kalender is dat de maand maart – geven prof. Guido Van Hal (Centrum voor Kankeropsporing, Antwerpen) en dr. Sarah Hoeck (projectcoördinator bevolkings onderzoek dikkedarmkanker) een stand van zaken. Twee prioriteiten staan op de agenda: de uitbreiding van de screening naar de volledige doelgroep aangegeven in de literatuur, en het samenstellen van een coloscopieregister.
Als we kunnen aantonen dat de wachttijden in de huidige situatie onder controle zijn, dan hebben we gegevens in handen om te evalueren of inclusie van personen van 50 t.e.m. 55 jaar haalbaar is.
T
oen het bevolkingsonderzoek naar dikkedarmkanker in 2013 van start ging, beperkte men zich tot het uitnodigen van personen op pare leeftijd tussen 66 en 74 jaar. Een geëchelonneerde opstart moest het project financieel haalbaar houden. Daarnaast wou men vermijden dat er meer vraag naar coloscopie zou komen dan wat de zorgstructuren konden bieden. Met ingang van 2014 werden ook personen vanaf 56 jaar uitgenodigd, nog steeds op pare leeftijd. Op die manier hadden alle personen van 56 t.e.m. 74 jaar eind 2015 minstens één uitnodiging gekregen.
MS10540N
De Europese richtlijnen bevelen aan met CRC-screening te starten vanaf de leeftijd van 50 jaar. “Minister Vandeurzen heeft aangegeven dat hij zo snel mogelijk de leeftijdsgroep tussen 50 en 55 jaar wil includeren”, zegt Guido Van Hal. “De Vlaamse overheid heeft de medewerking van het Centrum voor Kankeropsporing (CvKO), dat het bevolkingsonderzoek organiseert, ingeroepen om de wachttijden voor coloscopie in kaart te brengen. Als we kunnen aantonen dat de wachttijden in de huidige situatie onder controle zijn, dan hebben we gegevens in handen om te evalueren of inclusie van personen van 50 t.e.m. 55 jaar haalbaar is, met het oog op de extra nood aan coloscopie. Die wachttijd is een belangrijk gegeven: Europa heeft beslist dat er niet meer dan 31 kalenderdagen mogen verlopen tussen het ontvangen van een positief resultaat op de stoelgangtest en de toegang tot een coloscopie. In Nederland, waar men een andere stoelgangtest gebruikt dan wij, zag men zich op zeker ogenblik verplicht om de cut-off-waarde voor doorverwijzing naar coloscopie op te trekken. Er waren te veel valspositieven: slechts 5 van de 10 personen met een positieve stoelgangtest bleek op de coloscopie een premaligne of maligne letsel te hebben.” “Voor onze eigen test vermeldt de literatuur een cut-off-waarde tussen de 70 Medi-sfeer 509 ❚ 17 maart 2016
Nieuwe terminologie
O
orspronkelijk sprak men in het kader van screening over de participatiegraad. Deze term is verlaten, wegens de complexiteit van het landschap. Naast mensen die ingaan op de uitnodiging van de Vlaamse regering om aan screening deel te nemen, zijn er immers ook mensen die zich laten screenen langs andere wegen: de huisarts of de specialist. Bovendien is er een categorie mensen die niet voor screening in aanmerking komt, bijvoorbeeld omdat ze al in behandeling zijn voor de ziekte waarnaar de screening zoekt, in dit geval dikkedarmkanker. Daarom moet men een volledig beeld van de situatie scheppen, via verschillende parameters. De responsgraad is de verhouding tussen het aantal mensen dat aan het bevolkingsonderzoek deelneemt, en het aantal mensen dat daartoe uitgenodigd is. Een andere term hiervoor is dekkingsgraad door screening binnen het bevolkingsonderzoek. De dekkingsgraad door screening geeft dan weer aan welke fractie van de mensen die in aanmerking komen voor screening zich ook echt laat screenen via het bevolkingsonderzoek óf langs een andere weg. Als men daarbij de mensen in rekening brengt die niet voor screening in aanmerking komen (bijvoorbeeld omdat ze al kanker hebben of een totale colectomie hebben gehad), dan heeft men zicht op de totale dekkingsgraad. Voor de volksgezondheid is dit een bijzonder relevante parameter: hij geeft een beeld van het percentage mensen uit de doelgroep die conform de richtlijnen een screening heeft gekregen.
en de 100ng/ml”, vult Sarah Hoeck aan. “In het bevolkingsonderzoek is de waarde vastgelegd op 75ng/ml. Op het eerste gezicht zit dat goed, want 7 van de 10 personen met een positieve stoelgangtest blijken uiteindelijk op de coloscopie een premaligne of een maligne letsel te hebben. Toch moeten we op langere termijn opnieuw kijken of onze cutoff-waarde kan worden aangepast. We zouden bijvoorbeeld een andere cut-offwaarde kunnen hanteren voor mannen en voor vrouwen. Maar om dat te bepalen hebben we meer gegevens nodig.”
Geïnformeerde motivatie In 2014 bedroeg de responsgraad op het Vlaamse bevolkingsonderzoek naar dikkedarmkanker 50,3%. Dat is een gunstig resultaat. Voor de borstkankerscreening, die intussen 15 jaar loopt, werd pas na tien jaar de drempel van 50% bereikt. “De goede score van de CRC-screening heeft onder andere te maken met de laagdrempelige opzet”, duidt Sarah Hoeck. “Er is geen medisch consult vereist om aan de screening deel te nemen.” De responsgraad voor CRC-screening vertoont een duidelijke spreiding naargelang de locatie. Globaal zijn de resultaten minder goed in grote steden. Het streefcijfer voor 2020 is een gemiddelde van 60% over heel Vlaanderen. www.medi-sfeer.be
I 13 Responsgraad en verband met socio-demografische kenmerken
B
ehalve de regio (grote steden versus andere regio’s, zie hoofdartikel) is ook de sekse relevant voor de responsgraad op de CRC-screening. Bij vrouwen is de responsgraad iets hoger dan bij mannen, maar het verschil is niet spectaculair (52,0% vs. 48,6% in 2014), in tegenstelling tot wat we meestal zien in verband met preventie maatregelen. Daarnaast speelt de leeftijd een rol. De jongste groep (56-60 jaar) en de oudste groep (71-74 jaar) nemen iets minder deel dan de leeftijdsgroepen daar tussenin. Voor de groep van 56-60 jaar is een mogelijke verklaring dat deze mensen al vanaf de leeftijd van 50 jaar de gewoonte hebben aangenomen om de stoelgangtest met de huisarts af te handelen, zoals dat in het GMD+ bepaald wordt. Bij mensen van 71-74 jaar is de motivatie waarschijnlijk iets lager, omdat de grensleeftijd voor de CRC-screening toch in zicht komt. Een aantal van deze mensen heeft denkelijk ook al a ndere gezondheidsproblemen aan te pakken, en beslist daarom de screening er niet meer bij te nemen. Koppeling met gegevens van de Kruispuntbank toont aan dat sociaal kwetsbare groepen minder deelnemen aan de CRC-screening. Dit bevestigt bevindingen in verband met screening naar borst- en baarmoederhalskanker, en in verband met preventie in het algemeen. De lage responsgraad in sociaal kwetsbare groepen heeft een belangrijker impact bij CRC-screening dan bij borstkanker, omdat men weet dat het hoogste risico voor borstkanker zich voordoet in meer welgestelde bevolkingsgroepen (in verband met een meer laattijdige eerste zwangerschap en minder zwangerschappen). Andersom komen baarmoederhals- en dikkedarmkanker meer voor in armere middens. Er zal gezocht worden naar oplossingen om groepen met een lage responsgraad gemakkelijker te bereiken.
www.medi-sfeer.be
Guido Van Hal: “Mensen denken vaak dat een positieve stoelgangtest noodzakelijk betekent dat ze kanker hebben. En andersom, dat een negatief resultaat systematisch op de afwezigheid van kanker wijst. Daarom vraagt de minister, in overleg met een gespecialiseerd communicatiebureau, dat we over screening communiceren conform het principe van de geïnformeerde motivatie.
Er is dus nog wat werk aan de winkel. Zeker in de grote steden bevinden er zich allicht een aantal mensen die de hun toegestuurde informatie niet begrijpen omdat ze anderstalig zijn (zie ook kader Responsgraad en verband met socio-demografische kenmerken). Maar zelfs voor de Nederlandstalige bevolking is een complex gegeven zoals screening niet altijd even gemakkelijk te vatten.
Omdat het nut van CRC-screening wetenschappelijk aangetoond is, mogen we de bevolking motiveren om eraan deel te nemen, maar we moeten daarbij
naast de voordelen ook de nadelen in het licht stellen. We moeten ons hoeden voor een dwingende toon in de communicatie, maar toch mag het allemaal niet te vrijblijvend klinken. Er is op zeker ogenblik een trend geweest om de vooren nadelen van screening op te sommen, en verder naar de bevolking een boodschap te communiceren die suggereerde: als je niet wil meedoen, dan doe je niet mee. In de slipstream daarvan heeft de minister erop gewezen dat het
Lees verder op pagina 14
Verlicht uw maag ! NE
W
Gemberextract* geen negatief effect citroensmaak zonder suiker
*
25 mg gember droogextract gestandaardiseerd met 10% gingerol
OK
+4Y
OK
24 gommetjes : 10,50€ CNK : 3361-615
Het 1ste referentieproduct blijft 50 mg gember droogextract gestandaardiseerd met 10% gingerol 30 tabletten : 10,50€ • CNK : 2697-373
Gezond dankzij planten ANTIMETIL-GOM_BE_pub-A4-NL_MS509J_fev2016.indd 1
www.antimetil.be 16/02/16 08:57
Medi-sfeer 509 ❚ 17 maart 2016
14 I
BEROEPSNIEUWS Vervolg van pagina 13
geen zin heeft een nuttige gezondheidsmaatregel te financieren als men de patiënt zonder verdere ondersteuning, op eigen houtje, zijn afweging laat maken. We sommen dus in onze communicatie de voor- en nadelen op, maar geven duidelijk aan dat de beste beslissing er naar onze mening in bestaat deel te nemen.” In 2013 had 10,1% van de gescreende personen een positieve stoelgangtest. Dit cijfer is relatief hoog, waarschijnlijk omdat in een eerste fase de oudste leeftijdsgroepen werden gescreend.
Sekse en positieve tests
V
olledig binnen de verwachtingen zijn de resultaten van de stoelgangtest seksegerelateerd. Mannen hebben vaker een positieve stoelgangtest dan vrouwen (9,6% vs. 6,1% in 2014). Dit is verenigbaar met de vaststelling dat darmkanker meer voorkomt bij mannen.
Zelftest op komst
Men weet immers dat de aanwezigheid van bloed in de stoelgang in frequentie toeneemt met de leeftijd. In 2014, met de jongere leeftijdsgroepen erbij, bedroeg het percentage positieve screeningtests nog 7,8%.
Zicht krijgen op de follow-up Van de personen met een positieve stoelgangtest in 2013 kreeg 78,1% een volledige coloscopie. Volgens de Europese richtlijn is > 85% aanvaardbaar en > 95% wenselijk. Een onvolledige coloscopie werd uitgevoerd bij 1,2%, een tweede stoelgangtest bij 4,6% en een ander onderzoek (bv. beeldvorming) bij 1,9%. Bij 14,2% van de personen met een positieve stoelgangtest vond geen vervolgonderzoek plaats. Het Centrum voor Kankeropsporing zal proberen meer zicht te krijgen op factoren die ertoe leiden dat een patiënt niet naar het vervolgonderzoek doorstroomt, of een verkeerd vervolgonderzoek krijgt.
Coloscopieregister “Een probleem is dat we hier in België geen coloscopieregister hebben”, legt Sarah Hoeck uit. “In Nederland
De Vlaamse overheid is grote voorstander van een coloscopieregister, maar het organiseren van een eenduidig registratiesysteem kost tijd en geld.
heeft men dat wel. Daar mogen alleen rkende coloscopisten een coloscopie e uitvoeren bij patiënten die in het bevolkingsonderzoek een positieve stoelgangtest hebben. Bij ons mogen alle gastro- enterologen een coloscopie uitvoeren. In het Nederlandse coloscopieregister worden alle gegevens rond de uitgevoerde coloscopieën gecentraliseerd.” “De Vlaamse overheid is grote voorstander van een coloscopieregister”, weet Guido Van Hal. “Er is zelfs eventjes discussie geweest over de vraag of men wel
E
r is een zelftest voor CRC-screening op komst, die vrij in de apotheek verkrijgbaar zal zijn. “Hoe gaat de leeftijdsgroep tussen 50 en 55 jaar, die momenteel niet in het bevolkingsonderzoek opgenomen is, daarop reageren?”, vraagt Guido Van Hal zich af. “Zullen deze personen de zelftest massaal aanschaffen? Hoe zullen ze reageren op een positief resultaat, als je ziet dat in het bevolkingsonderzoek 14% van de mensen die positief testen, niet naar een vervolgonderzoek gaat? In het bevolkingsonderzoek krijgen patiënten die positief testen een brief met de aanbeveling naar een coloscopie door te stromen. Patiënten die een zelftest gebruiken, zullen dat advies niet krijgen. In het kader van het bevolkingsonderzoek krijgt de huisarts bericht van een positieve stoelgangtest bij één van zijn patiënten. Hij kan dan het nut van een coloscopie met de patiënt opnemen. Ook die ondersteuning ontbreekt bij mensen die de zelftest gebruiken. Als een patiënt van 50-55 jaar via het GMD+ een stoelgangtest uitvoert in overleg met de huisarts, dan komen die gegevens wel via de ziekenfondsen bij ons. We hebben daar zicht op. Over de zelftest zullen we geen gegevens hebben. En wat is trouwens de kwaliteit van die test? Dat weten we ook al niet.”
met een screeningsprogramma moest starten zonder dat er een coloscopie register was opgezet. Dan heeft de overheid de knoop toch doorgehakt, wat allicht een goede beslissing was. Maar het is alsnog de bedoeling een coloscopie register in het leven te roepen. Dat maakt een systematische kwaliteitscontrole op de uitgevoerde coloscopieën mogelijk. Een dergelijke kwaliteitscontrole bestaat voor de borstkankerscreening: radiologische apparaten worden regelmatig gecontroleerd, de foto’s worden door een tweede beoordelaar bekeken. Eén goed uitgangspunt zou zijn dat de arts voor elke coloscopie bepaalde variabelen via een gestandaardiseerd formulier moet aangeven, zoals het bereiken van het caecum, de terugtrektijd, enzovoort. We zouden ook te weten komen waarom sommige personen met een positieve stoelgangtest een onvolledige coloscopie gekregen hebben, terwijl er daarna geen volledige coloscopie meer is uitgevoerd. Meer uniformiteit bij de anatomo pathologische controle van verwijderde poliepen is een andere vereiste. Nu verschilt het al dan niet uitvoeren van een anatomopathologisch onderzoek op verwijderde poliepen van ziekenhuis tot ziekenhuis. We zouden bijvoorbeeld kunnen nagaan of we door het optrekken van de drempelwaarde voor een positieve stoelgangtest bepaalde personen op een veilige manier een coloscopie kunnen besparen, omdat ze alleen goedaardige letsels hebben.” Ook gastro-enterologen in de werkgroep ‘Bevolkingsonderzoek naar dikkedarmkanker’ zijn voorstander van een register. Maar Sarah Hoeck wijst erop dat het opzetten van een dergelijk register praktische en financiële implicaties heeft: “Ieder ziekenhuis moet op dezelfde manier registreren, met eenzelfde computersysteem. Aanpassen kost tijd en geld.”
CRC-screening in cijfers Responsgraad: 50,3% (2014) Positieve stoelgangtest: 7,8% (2014) Follow-up: 78% met een volledige coloscopie (2013) Geen follow-up: 14,2% (2013) Premaligne of maligne letsels op de coloscopie: 7 van de 10 onderzochte personen
Als bij een patiënt een poliep verwijderd is, neemt de behandelend gastro-enteroloog de follow-up waar. “De overheid heeft hier een politieke keuze gemaakt”, zegt Guido Van Hal. “We hadden de follow-up kunnen organiseren vanuit het bevolkingsonderzoek. Dat hebben we niet gedaan. Maar we proberen wel zo veel mogelijk gegevens te verzamelen over wat er tijdens de follow-up gebeurt.” Wat het bevolkingsonderzoek betreft, wordt een patiënt die een volledige coloscopie gehad heeft – ongeacht de uitslag daarvan – pas 10 jaar later opnieuw uitgenodigd om een stoelgangtest uit te voeren. Als de specialist – op basis van de resultaten van de coloscopie – adviseert om na 5 jaar een vervolgonderzoek te plannen, maar de patiënt volgt dit advies niet, zal hij 10 jaar na die coloscopie wel van het CvKO een uitnodiging ontvangen. ❚
Dr. Michèle Langendries Medi-sfeer 509 ❚ 17 maart 2016
www.medi-sfeer.be
I 15
Minister focust op financiële steun voor de aidsreferentiecentra In het kader van het hiv-plan focust minister De Block in 2016 op financiële steun aan aidsreferentiecentra en op subsidies voor verenigingen die sekswerkers medisch begeleiden. Het monitoringcomité dat de uitrol het hiv-plan opvolgt, heeft net zijn eerste verslag gepubliceerd.
I
n het comité zetelen onder meer de aidsreferentiecentra, het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid, organisaties die werken rond de preventie van seksueel overdraagbare aandoeningen en de betrokken patiëntenverenigingen. Het verslag biedt niet alleen een overzicht van de acties uit het hiv-plan 20142015 die al uitgevoerd zijn. Het somt ook de prioriteiten voor 2016 op. Minister De Block bepaalt aan de hand hiervan haar beleid. Hieronder een overzicht van de belangrijkste punten op de agenda. Medische begeleiding van sekswerkers. Vier gespecialiseerde verenigingen gaan actief op zoek naar sekswerkers en bieden hen zowel begeleiding als medische tests aan. De afname van de medische tests verloopt volledig anoniem. De verenigingen verlenen ook medische verzorging, incluis het toedienen van bijvoorbeeld vaccins tegen hepatitis B. De subsidies dienen ook voor de verdere ontwikkeling van materiaal voor sensibiliserings campagnes, zoals websites en folders. In 2015 bereikten de betrokken verenigingen bijna 4.000 sekswerkers. Financiële steun aan aidsreferentiecentra. De aidsreferentiecentra staan in voor de anonieme screening van hiv en andere soa’s. Daarnaast verstrekken ze antivirale medicatie voor de preventie van hiv in geval van niet-professionele blootstelling aan het virus. Vandaag worden verstrekkingen door deze centra niet terugbetaald, wegens een juridische leemte die bestaat sinds 2013. Aan die situatie komt nu een einde. Het koninklijk besluit van 26 december 2015 legt de voorwaarden vast waaronder een tegemoetkoming van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen kan worden toegekend aan de hiv/aids-referentiecentra. Het wordt binnenkort gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad, met terugwerkende kracht tot 2013.
MS10572N
Gedecentraliseerde en gedemedicaliseerde screening. Er is een juridische werkgroep opgericht om de gedemedicaliseerde en gedecentraliseerde screening op hiv via een oriëntatietest mogelijk te maken in België. De werkgroep houdt zowel rekening met het voorbereidende werk dat de aidsreferentiecentra samen met het Riziv hebben uitgevoerd als met het advies over dit onderwerp van de Hoge Gezondheidsraad (HGR). Meer algemeen Het hiv-plan 2014-2019 voor België omvat 58 acties om te streven naar: www.medi-sfeer.be
•
•
•
een optimale toegang tot preventie, zorg en begeleiding, via gespecialiseerde diensten en programma’s; het terugdringen van stigmatisering en preventie.
Voor de uitvoering van het hiv-plan 20142019 bestaat er een protocolakkoord tussen de federale overheid en de deelstaten. ❚ M.L.
een afname van het aantal besmettingen, door in te zetten op een verantwoorde beleving van seksualiteit; ESSENTIELE GEGEVENS VAN DE SKP Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe veiligheidsinformatie worden vastgesteld. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden. Zie rubriek 4.8 voor het rapporteren van bijwerkingen.1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Trulicity 0,75 mg oplossing voor injectie in voorgevulde pen.Trulicity 1,5 mg oplossing voor injectie in voorgevulde pen. 2. KWALITATIEVE EN KWANTITAPublieke prijs TIEVE SAMENSTELLINGTrulicity 0,75 mg oplossing voor injectie Elke voorgevulde pen bevat 0,75 mg dulaglutide* in 0,5 ml oplossing. Trulicity 1,5 mg oplossing voor injectie 111,88 € Elke voorgevulde pen bevat 1,5 mg dulaglutide* in 0,5 ml oplossing. *Geproduceerd in CHO-cellen met DNA- recombinatietechnie.Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie 4 x 1,5 mg/0,5 ml rubriek 6.1. 3. FARMACEUTISCHE VORM Oplossing voor injectie (injectie). Heldere, kleurloze oplossing.4. KLINISCHE GEGEVENS 4.1 Therapeutische indicaties Trulicity is 4 x 0,75 mg/0,5 ml 111,88 € geïndiceerd bij volwassenen met diabetes mellitus type 2 voor verbetering van de glucoseregulatie als: Monotherapie Wanneer dieet en lichaamsbeweging alleen onvoldoende glucoseregulatie geven bij patiënten voor wie gebruik van metformine onwenselijk wordt geacht vanwege intolerantie of contra-indicaties. Adjuvante therapie In combinatie met andere glucoseverlagende geneesmiddelen waaronder insuline, als deze, samen met dieet en lichaamsbeweging, onvoldoende glucoseregulatie geven (zie rubriek 5.1 voor gegevens over verschillende combinaties). 4.2 Dosering en wijze van toediening Dosering Monotherapie De aanbevolen dosering is 0,75 mg eenmaal per week. Adjuvante therapie De aanbevolen dosering is 1,5 mg eenmaal per weekk.Voor mogelijk kwetsbare populaties, bijvoorbeeld patiënten ≥ 75 jaar, kan 0,75 mg eenmaal per week als aanvangsdosering worden overwogen. Als Trulicity wordt toegevoegd aan een eerder ingestelde behandeling met metformine en/of pioglitazon, kan de huidige dosis metformine en/of pioglitazon worden voortgezet. Als het wordt toegevoegd aan een eerder ingestelde behandeling met een sulfonylureumderivaat of prandiale insuline, kan verlaging van de dosis van het sulfonylureumderivaat of de insuline worden overwogen om de kans op hypoglykemie te verminderen (zie rubrieken 4.4 en 4.8).Bij gebruik van Trulicity hoeven patiënten niet zelf hun bloedglucose te controleren. Zelfcontrole kan nodig zijn om de dosis van het sulfonylureumderivaat of de prandiale insuline aan te passen. Ouderen De dosis hoeft niet op basis van leeftijd te worden aangepast (zie rubriek 5.2). De therapeutische ervaring bij patiënten ≥ 75 jaar is echter zeer beperkt (zie rubriek 5.1), en bij deze patiënten kan 0,75 mg eenmaal per week als aanvangsdosering worden overwogen. Nierfunctiestoornis Bij patiënten met lichte of matige nierfunctiestoornis hoeft de dosering niet te worden aangepast. Er is zeer beperkte ervaring bij patiënten met een ernstige nierfunctiestoornis (eGFR [volgens CKD-EPI] < 30 ml/min/1,73 m2) of nierziekte in het eindstadium, daarom wordt Trulicity bij deze populatie niet aanbevolen (zie rubriek 5.2). Leverfunctiestoornis Bij patiënten met leverfunctiestoornis hoeft de dosering niet te worden aangepast. Pediatrische patiëntenDe veiligheid en werkzaamheid van dulaglutide bij kinderen jonger dan 18 jaar zijn nog niet vastgaesteld. Er zijn geen gegevens beschikbaar. Wijze van toediening Trulicity dient subcutaan in de buik, dij of bovenarm te worden toegediend. Het mag niet intraveneus of intramusculair worden toegediend.De dosis kan op elk moment op de dag worden toegediend, met of zonder voedsel. Als een dosis wordt vergeten, moet deze zo snel mogelijk worden toegediend als de tijd tot de volgende geplande dosis minstens 3 dagen (72 uur) is. Als de tijd tot de volgende geplande dosis minder dan 3 dagen (72 uur) is, moet de vergeten dosis worden overgeslagen en moet de volgende dosis op de geplande dag worden toegediend. In beide gevallen kunnen patiënten hun normale toedieningsschema van eenmaal per week hervatten.Zo nodig kan de dag van de wekelijkse toediening worden veranderd, zolang de vorige dosis 3 of meer dagen (72 uur) eerder is toegediend. 4.3 Contra-indicaties Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor (één van) de in rubriek 6.1 vermelde hulpstof(fen). 4.8 Bijwerkingen Samenvatting van het veiligheidsprofiel In de fase II- en fase III-studies zijn 4.006 patiënten blootgesteld aan dulaglutide alleen of in combinatie met andere glucoseverlagende geneesmiddelen. De vaakst gemelde bijwerkingen in klinische studies waren gastro-intestinaal, waaronder misselijkheid, braken en diarree. Over het algemeen waren deze reacties licht of matig en van voorbijgaande aard. Tabel met overzicht van bijwerkingen De volgende bijwerkingen zijn vastgesteld op basis van beoordeling van de volledige duur van de klinische fase II- en fase III-studies en staan in tabel 1 als MedDRA-geprefereerde term per systeem/orgaanklasse en in volgorde van afnemende incidentie (zeer vaak: ≥ 1/10; vaak: ≥ 1/100, < 1/10; soms: ≥ 1/1.000, < 1/100; zelden: ≥ 1/10.000, < 1/1.000; zeer zelden: < 1/10.000 en niet bekend: kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald). Binnen elke incidentiegroep staan de bijwerkingen in volgorde van afnemende frequentie.
Diabetes type 2
dulaglutide - injectie 1x/week1x/week dulaglutide - injectie 2 x klik… en klaar! Een GLP-1 receptor agonist met 1 injectie per week (1) Een gebruiksklare pen zonder reconstitutie (2) Significante daling van HbA1c (1)
IE betica T P O ia RSTE e antid E E EEN oral n a v falen na het
100% terugbetaald in tritherapie § Tabel 1: Frequentie van bijwerkingen van dulaglutide Systeem /orgaanklasse Voedings- en stofwisselingsstoornissen Maagdarmstelsel- aandoeningen
Zeer vaak Hypoglykemie* (bij gebruik in combinatie met prandiale † insuline, metformine of metformine plus glimepiride) † † Misselijkheid, diarree, braken , buikpijn
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen
Vaak Hypoglykemie* (bij gebruik als monotherapie of in combinatie met metformine plus pioglitazon) Verminderde eetlust, dyspepsie, obstipatie, flatulentie, opgezette buik, gastro-oeso-fageale refluxziekte, eructatie Vermoeidheid
Soms
in W ma U E N I ga m t he n va Zelden
Acute pancreatitis Reacties op de injectieplaats
Onderzoeken Sinustachycardie, eerstegraads atrio-ventriculair blok (AVB) † * Gedocumenteerde, symptomatische hypoglykemie en bloedglucose ≤ 3,9 mmol/l Alleen dosis dulaglutide 1,5 mg. Met dulaglutide 0,75 mg traden de bijwerkingen op in de frequentie van de eerstvolgende lagere incidentiegroep. Omschrijving van geselecteerde bijwerkingen Hypoglykemie Als dulaglutide 0,75 mg en 1,5 mg werden gebruikt als monotherapie of in combinatie met metformine alleen of metformine en pioglitazon, waren de incidenties van gedocumenteerde symptomatische hypoglykemie 5,9 % tot 10,9 % en de frequenties waren 0,14 tot 0,62 voorvallen/patiënt/jaar; er zijn geen episodes van ernstige hypoglykemie gemeld. De incidenties van gedocumenteerde symptomatische hypoglykemie als respectievelijk 0,75 mg en 1,5 mg dulaglutide werden gebruikt in combinatie met een sulfonylureumderivaat (plus metformine) waren 39,0 % en 40,3 % en de frequenties waren 1,67 en 1,67 voorvallen/patiënt/jaar. De incidenties van ernstige hypoglykemie waren 0 % en 0,7 %, en de frequenties waren 0,00 en 0,01 voorvallen/patiënt/jaar. De incidenties wanneer respectievelijk 0,75 mg en 1,5 mg dulaglutide werden gebruikt in combinatie met prandiale insuline waren 85,3 % en 80,0 % en de frequenties waren 35,66 en 31,06 voorvallen/patiënt/jaar. De incidenties van ernstige hypoglykemie waren 2,4 % en 3,4 %, en de frequenties waren 0,05 en 0,06 voorvallen/ patiënt/jaar. Bijwerkingen aan het maagdarmstelsel Cumulatieve melding van bijwerkingen aan het maagdarmstelsel tot 104 weken met respectievelijk 0,75 mg en 1,5 mg dulaglutide waren misselijkheid (12,9 % en 21,2 %), diarree (10,7 % en 13,7 %) en braken (6,9 % en 11,5 %). Deze waren over het algemeen licht of matig ernstig met een gemelde piek tijdens de eerste 2 weken van behandeling gevolgd door een snelle afname gedurende de daaropvolgende 4 weken, waarna de frequentie relatief constant bleef.In klinisch-farmacologische, tot 6 weken durende studies bij patiënten met diabetes mellitus type 2 werden de meeste bijwerkingen aan het maagdarmstelsel gemeld tijdens de eerste 2-3 dagen na de aanvangsdosis en namen deze bij volgende doses af. Acute pancreatitis De incidentie van acute pancreatitis in klinische fase II- en III-studies was 0,07 % voor dulaglutide tegen 0,14 % voor placebo en 0,19 % voor comparators met of zonder additionele antidiabetische achtergrondtherapie. Pancreasenzymen Dulaglutide gaat gepaard met gemiddelde toenames ten opzichte van de uitgangswaarde van de pancreasenzymen (lipase en/of pancreatisch amylase) van 11 % tot 21 % (zie rubriek 4.4). In afwezigheid van andere klachten en symptomen van acute pancreatitis zijn verhogingen van de pancreasenzymen alleen niet voorspellend voor acute pancreatitis. Verhoogde hartslag Met respectievelijk 0,75 mg en 1,5 mg dulaglutide zijn geringe gemiddelde verhogingen van de hartslag van 2 tot 4 slagen per minuut (bpm) en een incidentie van 1,3 % en 1,4 % van sinustachycardie met een gelijktijdige verhoging t.o.v. de uitgangswaarde ≥ 15 bpm waargenomen. Eerstegraads AV-blok/verlengd PR-interval Met respectievelijk 0,75 mg en 1,5 mg dulaglutide zijn geringe gemiddelde verhogingen t.o.v. de uitgangswaarde van het PR-interval van 2 tot 3 msec en een incidentie van 1,5 % en 2,4 % van eerstegraads AVblok waargenomen.Immunogeniciteit In klinische studies ging behandeling met dulaglutide gepaard met een incidentie van 1,6 % van tijdens de behandeling gevormde antistoffen tegen dulaglutide, wat erop wijst dat de structurele aanpassingen in de GLP-1- en gemodificeerde IgG4-delen van de dulaglutidemolecuul, samen met een hoge homologie met natief GLP-1 en natief IgG4, de kans op een immuunrespons tegen dulaglutide tot een minimum beperken. Patiënten met antistoffen tegen dulaglutide hadden over het algemeen een lage titer en hoewel het aantal patiënten met antistoffen tegen dulaglutide laag was, werd uit bestudering van de fase III-gegevens geen duidelijke invloed zichtbaar van antistoffen tegen dulaglutide op veranderingen in HbA1c. Overgevoeligheid In de klinische fase II- en fase III-studies is systemische overgevoeligheid (bijvoorbeeld urticaria, oedeem) gemeld bij 0,5 % van de patiënten die dulaglutide kregen. Geen van de patiënten met systemische overgevoeligheid ontwikkelde antilichamen tegen dulaglutide. Reacties op de injectieplaats Bijwerkingen op de injectieplaats zijn gemeld bij 1,9 % van de patiënten die dulaglutide kregen. Mogelijk immuungemedieerde bijwerkingen op de injectieplaats (zoals uitslag, erytheem) zijn gemeld bij 0,7 % van de patiënten en waren over het algemeen licht. Stopzetting wegens een bijwerking In studies die 26 weken duurden, was de incidentie van stopzetting wegens bijwerkingen 2,6 % (0,75 mg) en 6,1 % (1,5 mg) voor dulaglutide versus 3,7 % voor placebo. Gedurende het gehele onderzoek (tot 104 weken) was de incidentie van stopzetting wegens bijwerkingen 5,1 % (0,75 mg) en 8,4 % (1,5 mg) voor dulaglutide. De meest voorkomende bijwerkingen die tot stopzetting leidden van respectievelijk 0,75 mg en 1,5 mg dulaglutide waren misselijkheid (1,0 %, 1,9%), diarree (0,5 %, 0,6 %) en braken (0,4 %, 0,6 %), en werden over het algemeen binnen de eerste 4-6 weken gemeld. Melding van vermoedelijke bijwerkingen Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden in België via het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsprodukten, Afdeling Vigilantie, Eurostation II, Victor Hortaplein 40/40, B-1060 Brussel (website: www.fagg.be ; e-mail:
[email protected]) of in Luxemburg via de Direction de la Santé, Division de la Pharmacie et des Médicaments, Villa Louvigny, Allée Marconi, L-2120 Luxembourg (http://www.ms.public.lu/fr/activites/pharmacie-medicament/index.html). 7. HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN Eli Lilly Nederland B.V., Grootslag 1-5, NL-3991 RA Houten, Nederland. 8. NUMMER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BREN EU/1/14/956/001EU/1/14/956/002EU/1/14/956/003EU/1/14/ 956/006EU/1/14/956/007EU/1/14/956/008 9. DATUM EERSTE VERGUNNINGVERLENING/VERLENGING VAN DE VERGUNNING Datum van eerste verlening van de vergunning: 21 november 2014 10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST : sep 2015 AFLEVERINGSWIJZE Geneesmiddel dat aan geneeskundig voorschrift is gebonden.Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees Geneesmiddelenbureau (http://www.ema.europa.eu).
1. Trulicity®. Samenvatting van de Productkenmerken. September 2015 2. Trulicity®. Gebruiksaanwijzingen. September 2015 § metformine + sulfonylurea of metformine + thiazolidinedione
TRUL 5411 Annonces_NOTICE_NL.indd 1
ELB/DUA/Jan/2016/0016 – January 2016
1/03/16 11:57 Medi-sfeer 509 ❚ 17 maart 2016
16 I
BEROEPSNIEUWS
Recht van antwoord: Jozef De Weerdtstraat Ekeren – dokter Van Tulder Geachte heer
E
ind vorig jaar gaf dokter Luc Van Tulder in Medi-Sfeer (nr. 501) een interview. Aanleiding was dat er zich binnenkort een woensdagmarkt in zijn straat zal vestigen (Jozef De Weerdtstraat, Ekeren). Daardoor zullen zijn patiënten één dag per week de 300 meter tussen de nadarafsluiting van de markt en zijn praktijk moeten overbruggen. De arts moet die dag zijn auto buiten de marktzone parkeren, waardoor hij hem voor dringende gevallen niet bereik heeft. binnen hand Bovendien is er een vaste elektriciteitskast op de stoeprand vóór de praktijk geplaatst. Resultaat: een gegeerde parkeerplaats is verloren gegaan en de doorgang op het trottoir is versmald. Dokter Van Tulder beklaagde zich erover dat er geen e chte dialoog met het districts bestuur van Ekeren mogelijk was. Het district van Ekeren beroept zich op zijn recht van antwoord. Hiernaast.
Op 9 december 2015 publiceerde u in het tijdschrift Medi-Sfeer een artikel over de Jozef De Weerdtstraat in Ekeren waarin dokter Luc Van Tulder wordt geciteerd. Dit artikel bevat een aantal manifeste onjuistheden en geeft een vertekend beeld van de situatie. Er werd door de auteur van het artikel ook nagelaten om het verhaal van de heer van Tulder af te toetsen bij het districtsbestuur van Ekeren, zoals de journalistieke deontologie voorschrijft. Om de feiten correct te duiden en in de juiste context te plaatsen, doet het district Ekeren beroep op zijn recht van antwoord, conform de wet van 23 Juni 1961. Gelieve deze tekst integraal te publiceren conform de wetgeving. Gelieve een exemplaar van de editie waarin het recht van antwoord werd opgenomen te bezorgen t.a.v. het districtscollege van Ekeren, Veltwijcklaan 27 te 2180 Ekeren. De verplaatsing van de markt is rechtstreeks gekoppeld aan de heraanleg van het centrum van Ekeren. Hieronder in grote lijnen de chronologie van de beslissingen die impact hebben op de herlocatie van de markt. • In het kader van de besluitvorming rond de heraanleg van het Kristus Koningplein, besliste de districtsraad van Ekeren in mei 2011 om een voorstel te laten uitwerken om de woensdagmarkt na de heraanleg op het plein te kunnen organiseren. • Op 7 februari 2012 werd beslist om de markt effectief te verplaatsen. Zes locaties werden onderzocht, drie locaties werden weerhouden als voorlopige mogelijkheid: het Kristus Koningplein, de Kloosterstraat en het Groot Hagelkruis. De uiteindelijke keuze viel op het Kristus Koningplein. Vermits de markt in de huidige omvang wordt behouden, wordt een gedeelte van de markt in de Jozef De Weerdtstraat opgesteld. Deze straat sluit aan op het Kristus Koningplein en is de meest geschikte locatie, o.m. voor het verzekeren van een vlotte verkeersafwikkeling in Ekeren centrum op marktdagen en ook omwille van de opstelling van de markt zelf. • In de startnota voor de module 10 Kloosterstraat (een project in het kader van het realiseren van veilige schoolomgevingen) is opgenomen dat De Lijn opteert om het busverkeer richting Brasschaat, Kapellen, etc. te laten rijden via Driehoekstraat-Boerendijk. Het college van burgemeester en schepenen van de stad Antwerpen keurt op 6 juli 2012 de projectnota en het voorontwerp voor de heraanleg van de Kloosterstraat goed, waarin de keuze van De Lijn om in één richting langs de Driehoekstraat/Boerendijk te rijden, wordt bevestigd. Dit maakt het verderzetten van de markt op de huidige locatie (Driehoekstraat) onmogelijk. De inwoners van Ekeren werden geregeld geïnformeerd over de ontwerpen, de goedgekeurde plannen en de beslissingen voor de heraanleg van het Ekerse centrum. Dit gebeurde via de gebruikelijke kanalen (infobrieven, website, sociale media) en op bewonersvergaderingen (19 november 2013 en 23 september 2014. Specifiek wat de verplaatsing van de markt betreft, werden volgende acties genomen: • Op 20 november 2014 ging een bewonersvergadering door in het districtshuis van Ekeren. Op deze vergadering werden de verschillende scenario’s toegelicht en werd de keuze voor het Kristus Koningplein/Jozef De Weerdtstraat gemotiveerd. • Op 4 februari 2015 was het district aanwezig met een infostand op de wekelijkse markt. • Op 17 maart 2015 ging een infoavond door over de start van de derde fase in de heraanleg van het Kristus Koningplein – de verhuis van de markt stond ook op de agenda. • Op 27 april 2015 werd het actiecomité Jozef De Weerdtstraat uitgenodigd op het districtshuis. Het district engageerde zich om een aantal vragen van de bewonersgroep te onderzoeken en in de mate van het mogelijke uit te voeren, nl. de vraag om de voetpaden heraan te leggen, nieuwe verlichtingsarmaturen te plaatsen, de straat te vergroenen, bij het plaatsen van marktkasten rekening te houden met de buurt, te voorzien dat de straat volledig heraangelegd wordt. Het district is erin geslaagd om deze punten zo goed als volledig te realiseren: de voetpaden werden heraangelegd, er is nieuwe verlichting voorzien en bomen worden aangeplant. De plaatsing van de marktkasten werd zorgvuldig onderzocht en er is rekening gehouden met alle wettelijke voorschriften qua toegankelijkheid. Waar mogelijk werd ook rekening gehouden met specifieke vragen. De veiligheidsdiensten adviseerden het marktplan gunstig. Een volledige heraanleg van de straat moet gebeuren in samenwerking met RioLink, de rioolbeheerder. Zij voorzien deze werken in hun meerjarenplanning in 2019. • Naar aanleiding van een klacht van een burger, bevestigt de gouverneur van de provincie Antwerpen op 15 juni 2015 dat het districtsbestuur in het marktdossier met alle elementen heeft rekening gehouden en een weloverwogen beslissing heeft genomen, waardoor er voor haar ambt geen reden is om op te treden. • Op 16 juni 2015 gaat een infoavond door over de start van de vierde (en laatste) fase aan het plein, specifiek over de aansluiting op de Jozef De Weerdtstraat. • Op 30 juli 2015 ontvangt de schepen voor openbaar domein een afvaardiging van het actiecomité op het districtshuis voor overleg. • Op 13 augustus 2015 organiseert het actiecomité Jozef De Weerdtstraat een bewonersvergadering. De districtsvoorzitter en de schepen voor openbaar domein zijn daar aanwezig om op vragen te antwoorden. • Op 14 oktober 2015 bezoekt de districtsschepen van openbaar domein dokter Van Tulder voor een één op één overleg. • Op 26 oktober 2015 vindt een opvolgoverleg plaats met het actiecomité. Op dat overleg zijn naast de politiek verantwoordelijken ook medewerkers van de stedelijke dienst markten en foren aanwezig. Er wordt o.m. uitgelegd dat er strikte voorschriften zijn waaraan een marktplan moet voldoen, net om veiligheid en toegankelijkheid te waarborgen. Zo moet er bijvoorbeeld tussen twee kramen verplicht vier meter open ruimte gelaten worden. Er wordt afgesproken dat bij de toewijzing van de kavels rekening zal gehouden worden met de aard van de activiteit, zodat kramen die bijvoorbeeld geurhinder kunnen veroorzaken maximaal op het plein worden geplaatst i.p.v. in de Jozef De Weerdtstraat. • De markt start op de nieuwe locatie op 2 maart 2016. De toewijzing van de kavels vindt plaats volgens het stedelijke marktreglement in de loop van de maand februari 2016. Er wordt een nieuw overlegmoment ingepland om terug te koppelen over het marktplan en de invulling daarvan. Verder zal, zoals gebruikelijk, na twee à drie maanden nog een evaluatie plaatsvinden over de invulling van de markt op de nieuwe locatie. • Elke vrijdag krijgt het actiecomité via mail een update over de werken in de Jozef De Weerdtstraat. • Op specifieke vraag van de raadsman van dokter Van Tulder werd vorige zomer nagegaan of de plaatsing van de marktkast die ter hoogte van zijn huis is geplaatst, wel effectief voldeed aan de wettelijke voorschriften. De norm wordt hier moeiteloos gehaald: zo is bijvoorbeeld de doorgang tussen de marktkast en de gevel 1,40 m, daar waar de wetgever 1 m voorschrijft. De marktkast staat 1,50 m van de zijgevel waardoor de wettelijke draairuimte perfect gerespecteerd wordt. De marktkasten verhinderen ook niet dat er geparkeerd kan worden ter hoogte van een kast. Passagiers kunnen uitstappen vooraleer de wagen definitief geparkeerd wordt, zoals dat trouwens ook gebeurt in straten waar een haag staat bijvoorbeeld. • Dokter Van Tulder spreekt in het artikel over marktkasten die verzinkbaar zijn in de grond. De stad Antwerpen onderzoekt of de systemen die op de markt zijn voldoende garantie bieden tegen vocht en andere beschadigingen. In de praktijk blijkt dit nogal wat problemen te geven. Het is wel de bedoeling van de stad om als er een afdoend systeem beschikbaar is, daar op termijn ook gebruik van te maken. Met vriendelijke groeten Voor stad Antwerpen, district Ekeren
MS10542N
Namens het districtscollege de districtssecretaris, Karin Nauwelaerts, de voorzitter van het districtscollege, Koen Palinckx.
Medi-sfeer 509 ❚ 17 maart 2016
www.medi-sfeer.be
I 17
MEDISCH & WETENSCHAPPELIJK NIEUWS ❚ SLAPERIGHEID, WAAKZAAMHEID EN VERKEERSVEILIGHEID ■
Een ‘slaapbril’ kan uw leven redden!
I
n de eerste negen maanden van 2015 vielen er op de Belgische wegen meer dan 500 verkeersdoden te betreuren. Tegen eind 2015 zal dit cijfer volgens het Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid (BIVV) oplopen tot 755 slachtoffers, een stijging van 4% tegenover 2014 (727 personen). De Belgische overheid wil dit aantal tegen 2020 terugschroeven tot maximaal 420 getroffenen. Hoe pakken we dat aan? Sensibiliseringscampagnes opzetten is een van de opties. Het Waals agentschap voor verkeersveiligheid lanceerde onlangs nog de slogan ‘Une pause s’impose!’ [tijd voor een pauze] (zie kader). Anderen zoeken hun heil dan weer in de technologie onder de vorm van autoapparatuur die de waakzaamheid van bestuurders opmeet. Dit item kwam aan bod tijdens Somnosafe, een internationaal symposium rond slaperigheid, waakzaamheid en
verkeersveiligheid dat op 22 en 23 februari in Brussel plaatsvond. Deze tweede editie bracht specialisten inzake detectie van slaperigheid of verminderde oplettendheid achter het stuur samen. Waarom is dit zo’n hot item? Een studie van het BIVV bracht eind 2015 aan het licht dat 5% van de trajecten wordt afgelegd door indommelende bestuurders. Uit onderzoek blijkt eveneens dat 30% van de ongevallen op autowegen aan deze verminderde concentratie te wijten is.
Slaapbril “Het is mijn bedoeling de technologie in dienst te stellen van de verkeersveiligheid”, aldus professor Jacques Verly, hoogleraar aan de faculteit toegepaste wetenschappen van de universiteit van Luik (ULg) en stichter/voorzitter van het symposium Somnosafe. “Vooral de technische aspecten interesseren mij
Risicofactoren die leiden tot indommelen achter het stuur
MS10494N
• • •
Meer dan 4 uur rijden per dag (8 keer meer risico). Slechts 0 tot 4 uur hebben geslapen (5 keer meer risico). Onregelmatige arbeidsuren, tussen 4 en 8 uur nachtrust, chronische slapeloosheid, 2 tot 4 glazen alcohol, overmatige slaperigheid overdag (6 à 11% van de bevolking), afstanden van meer dan 60km en vroeg moeten opstaan (2 keer meer risico).
“De toekomst van de verkeersveiligheid zal over het algemeen worden bepaald door nieuwe technologieën, wat meer dan ooit van toepassing is in de strijd tegen vermoeidheid achter het stuur”, stelt Benoît Godart (BIVV). “Toch zal het nog 5 à 10 jaar duren voor we een accuraat systeem kunnen invoeren.” BIVV, augustus 2015
www.medi-sfeer.be
Photo PHASYA
Het ziet ernaar uit dat we het aantal verkeersslachtoffers en -doden zullen kunnen terugdringen aan de hand van ingebouwde detectiesystemen die de waakzaamheid van de bestuurder evalueren. Van een smartwatch naar een ‘smartbril’: de technologie staat niet stil.
Une pause s’impose! erg: de verbondenheid tussen geneeskunde en vervoer, maar evenzeer het verlies aan concentratie en het gevaar om in te dommelen op bepaalde plaatsen (kerncentrales…), of bij behandelingen van slaapapneu. Binnen drie à vier jaar zullen onze wagens uitgerust zijn met rijhulpsystemen en apparaten die verstrooidheid (telefoneren, eten…) of slaperigheid opsporen.” Jacques Verly gaat ervan uit dat deze detectiesystemen net zo belangrijk zijn als de veiligheidsgordel (of een alcoholslot) en dus verplicht zouden moeten zijn. “Zo ben ik op het idee gekomen van een zogenaamde ‘slaapbril’. Iedere bestuurder zou er een in zijn handschoenkastje moeten hebben. Stel dat u van Antwerpen naar Luik moet. Dan zet u de bril gewoon op en krijgt u een alarmsignaal wanneer uw concentratie verzwakt.” Met steun van het Waals Gewest werd er in 2007 aan de universiteit van Luik een grootschalig project opgestart rond deze problematiek. Dit resulteerde in de ontwikkeling van een toestel in de vorm van een bril. De glazen zijn een infraroodspiegel en in een van de veren werd een camera ingebouwd die de weerspiegeling van het oog op deze spiegel filmt. Het concept werd destijds ontwikkeld in samenwerking met het slaaplab van de ULg (onder leiding van dr. Robert Poirier) en verder gefinetuned in een spinoff, opgericht in 2014. Het was de bedoeling software te ontwikkelen die in real time de hogesnelheidsbeelden van het oog kan analyseren. Uit de geregistreerde beelden worden verschillende parameters opgeslagen (bewegingen van de oogleden en de oogbol) die zeer precies bepalen of een bestuurder al dan niet ‘wakker’ is (van 0 of ‘klaarwakker’, tot 10 of ‘zeer slaperig’). Momenteel capteert de bril vooral de bewegingen van het ooglid (knipperfrequentie, gemiddelde sluitingsduur van het oog, sluitingssnelheid…). De onderzoekers hebben zich gebaseerd op een parameter die volgens de Amerikaanse overheid een goede indicator is van het vermoeidheidsniveau. In de toekomst wil men daar nog de pupilverwijding als stressindicator aan toevoegen. Nu moeten deze resultaten nog
W
ees alert voor signalen die wijzen op slaperigheid: concentratieverlies, afwezigheid (zich de laatste afgelegde kilometers niet meer herinneren), hallucinaties, zware oogleden, stijve nek, blik op oneindig, herhaald geeuwen, toename van tics, moeite ondervinden om de auto binnen het rijvak te houden of met een constante snelheid te rijden… Dat is het opzet van de affiches die recent langs de voornaamste wegen in Wallonië werden opgesteld. Wat doen we eraan? Stoppen (om de 2 uur), een powernap of enkele stretchoefeningen inlassen (15 minuten), de risico-uren vermijden (2-5u en van 13-15u)… Alle tips vindt u op tousconcernés.be. awsr.be.
enkel aan de bestuurders worden doorgeseind. Het systeem zou bijvoorbeeld gewoon een lampje of signaal kunnen laten activeren, de zetel doen trillen, enz.
Technologische doorbraak Momenteel is er een volledig afgewerkt product (bril en software) beschikbaar voor de onderzoekscentra en actoren in domeinen als toegepaste wetenschappen, psychologie, slaapgeneeskunde en zelfs neurologie. Zo is er reeds een samenwerking met het team Coma Science Group onder leiding van dr. Steven Laureys (ULg) om met behulp van deze bril de bewustzijnstoestand van comapatiënten te onderzoeken. “We vertrekken van het idee dat de oogbewegingen een weerspiegeling zijn van de hersenactiviteit”, aldus Jérôme Wertz, verantwoordelijk voor de spin-off. “Daarom zijn we op zoek naar een instrument dat een vrij eenvoudige en objectieve meting kan afleveren. Ons concept is geen evolutie, maar een ware technologische doorbraak. Daarom staan de mensen er sceptisch tegenover”, besluit Jacques Verly. ❚ Martine Versonne Medi-Sfeer 509 ❚ 17 maart 2016
18 I
SCIENCE OF FICTION?
MEDISCH & WETEN SCHAPPELIJK NIEUWS
Bent u een vrouw en Moeten we bang zijn hebt u kniepijn? Denk van vleermuizen? dan aan uw hart
De onderzoekers bestudeerden 820 dossiers van vrouwen met kniepijn en 808 van vrouwen met pijn in de handen. Aangezien pas op lange termijn conclusies mogen worden getrokken, bedroeg de gemiddelde follow-up bijna 23 jaar. In die periode werden 166 sterfgevallen opgetekend in de groep met kniepijn en 163 in de groep met pijn in de handen. Het statistisch onderzoek toont aan dat de algemene mortaliteit hoger is bij vrouwen met symptomen en radiografische tekenen van artrose
dan bij vrouwen zonder pijn of artrose. Dat bevestigt het eerder aangetoonde verband tussen gewrichtsafwijkingen en overlijden. Wat meer vragen oproept, is dat de algemene mortaliteit 49% hoger is bij vrouwen met kniepijn maar zonder diagnose van artrose dan bij vrouwen die noch pijn, noch radiologische tekenen van artrose hebben. Pijn alleen, dus zonder radiologische tekenen, doet de mortaliteit, en met name de cardiovasculaire mortaliteit, dus al toenemen. Over uw vingers hoeft u zich geen zorgen te maken, want er is geen enkel verband gevonden tussen mortaliteit en artrose van de vingers. Uit deze resultaten blijkt dat er bij vrouwen een tot dusver niet te verklaren verband bestaat tussen kniepijn en een hoger risico op overlijden, ook als er geen duidelijke tekenen van artrose zijn. Als hetzelfde niet voor pijn aan de handen geldt, op welke kenmerken wijst kniepijn dan? Zoals altijd “is verder onderzoek nodig”, meer bepaald met gemengde cohorten, om die bevindingen te bevestigen. C.M.
Kluzek S et al. Painful knee but not hand osteoarthritis is an independent predictor of mortality over 23 years follow-up of a population-based cohort of middle-aged women. Ann Rheum Dis. 2015 Nov 5. pii: annrheumdis-2015-208056
België is niet echt een vampierenland, maar toch zijn er af en toe meldingen van vleermuizen die virussen overdragen. Is die slechte reputatie overdreven?
I
n Frankrijk gebeurt al sinds 1989 onderzoek naar rabiës bij Chiroptera (de wetenschappelijke naam voor de orde van de vleermuizen). Sinds 2004 heeft een actieve bewaking met serologische tests en opsporing van virussen in orale uitstrijkjes aangetoond dat 10% van de dieren op zeven sites antilichamen heeft. In Europa bestaan vormen van rabiës bij vleermuizen, vooral veroorzaakt door het EBLV-1-virus en het EBLV-2-virus (voor European Bat Lyssavirus), die de mens kunnen infecteren. In 2012 en in 2013 werd bij vleermuizen in Frankrijk een nieuw soort virus aangetoond, het BBLV-virus. Bovendien kunnen Chiroptera een reservoir vormen voor leptospiren, waardoor ze een rol spelen in de epidemiologie van de meest verspreide zoönose ter wereld.
MS10419N
En dat is niet alles, want een internationale studie die gepubliceerd is in Nature Communications heeft aangetoond dat vleermuizen ook een gevaar vormen omdat ze het paramyxovirus kunnen overdragen. Al die risico’s zijn het gevolg van een veranderde leefomgeving: vernietiging van biotopen door ontbossing en urbanisatie, en door intensievere veeteelt. Daardoor gaan Chiroptera dichter bij mens, vee en huisdieren leven dan in natuurlijke omstandigheden. Door dat nauwere contact kan een virus ontsnappen uit zijn natuurlijke reservoir, het wilde dier, en de mens besmetten. Dat kan zowel rechtstreeks gebeuren als via een intermediaire gastheer, zoals een huisdier. Medi-Sfeer 509 ❚ 17 maart 2016
Dreigen we hondsdol te worden? De enige zoönose die verband houdt met vleermuizen in België is het European Bat Lyssavirus, dat sterk verwant is met het klassieke rabiësvirus en vooral honden en vossen besmet. De bewaking wordt uitgevoerd door het Wetenschappelijk Instituut voor Volksgezondheid, dat geen melding maakt van gevallen in België. Toch is het virus waarschijnlijk aanwezig bij een klein aantal vleermui-
Vleermuizen en ebola
H
et geslacht van het ebolavirus behoort tot de familie van de filovirussen. In de media is bericht over epidemieën in Centraal- en West-Afrika, waar fruitetende vleermuizen van de familie Pteropodidae de natuurlijke gastheren zijn van het virus. Dat wordt vervolgens op de mens overgedragen na contact met of consumptie van vleermuizen of andere wilde dieren, en verspreidt zich geleidelijk via overdracht van mens op mens. In België zijn er trouwens geen ebolavirussen bekend, en ook geen vleermuizen van de familie Pteropodidae. Bij ons is het risico dan ook onbestaand. www.medi-sfeer.be
MS10416N
V
an tal van factoren is aangetoond dat ze het risico op hart- en bloedvataandoeningen verhogen, bijvoorbeeld van paradontitis. In de voorliggende studie gaat het echter om ‘eenvoudige’ kniepijn, al dan niet met een diagnose van artrose. Eerder was al uit meerdere studies gebleken dat gewrichtsaandoeningen de mortaliteit verhogen, zonder dat verduidelijkt werd of dat te wijten was aan de onderste ledematen. Een Brits team uit Oxford heeft nu een lange, prospectieve studie uitgevoerd naar het verband tussen artrose van de knie, artrose van de vingers en mortaliteit. De deelnemers werden in vier subgroepen verdeeld: pijn en radiologische tekenen van artrose, pijn zonder radiologische tekenen, geen pijn met radiologische tekenen, en noch pijn noch objectieve tekenen.
I 19 zen, vooral van de soort Eptesicus serotinus, evenals bij enkele soorten in Frankrijk, Nederland en het Groothertogdom Luxemburg. Mensen lopen geen enkel risico, tenzij ze de dieren met de blote handen aanraken, en in België werd ook nog geen enkel huisdier besmet. In Frankrijk zijn evenwel twee gevallen beschreven waarbij het virus werd overgedragen op katten. Vleermuizen zijn schuw en vermijden contact. De enige manier waarop ze gegrepen en opgegeten kunnen worden door een kat, is als ze laag bij de grond vliegen bij schemering of dageraad, wanneer ze hun schuilplaats verlaten of ernaar terugkeren.
ficeren. Die nieuw teverwekkers identi ontdekte virussen zijn genetisch sterk verwant met de virussen die bij mensen voorkomen, in die mate zelfs dat — als de vleermuizen ons zoals in griezelfilms op een dag zouden aanvallen — ze een wereldwijde bedreiging zouden vormen voor mens en dier. ❚ Dr. Chantal Maton Referenties - Dietrich M et coll. Leptospira and Bats : Story of an emerging friendship. PLoS Pathog 2015;11(11):e1005176. - DrexlerTHEPRD0003_ANN_RMN_PROLARDII_58211_HIRES.pdf JF et al. Bats host major mammalian paramyxoviruses. Nat Commun 2012;3:796.
Duitse vleermuizen
I
n januari is een Duitse statistische analyse verschenen van urine- en fecesstalen van 653 vleermuizen van vier soorten uit drie verschillende regio’s in Duitsland. Met behulp van geavanceerde technieken voor DNA-amplificatie waarmee uiterst kleine sporen kunnen worden gedetecteerd, hebben de wetenschappers gezocht naar de aanwezigheid van coronavirussen, paramyxovirussen en astrovirussen (die vooral darmproblemen van het type gastro-enteritis veroorzaken). Zo konden ze aantonen dat gemiddeld 25,8% van de geanalyseerde dieren positief was voor astrovirussen. In bepaalde lokale populaties liep dat percentage op tot 65%. Ook coronavirussen en paramyxovirussen komen voor, maar veel minder: bij11:54 1,4 tot 3,1% van de vleermuizen. 1 25/06/15
En wat met leptospirose? Elk jaar zijn er meer dan 500.000 ernstige gevallen van leptospirose bij de mens, voornamelijk in tropische gebieden, met een mortaliteit van meer dan 10%. De totale prevalentie van de ziekte zou echter hoger zijn, omdat er vaak asymptomatische of subklinische infecties optreden. Er bestaan minstens vier soorten leptospiren die voorkomen bij vleermuizen, waarvan er drie pathogeen zijn en een intermediair. De prevalentie en de seropositiviteit voor de infectie variëren vrij sterk volgens de vleermuizensoort en de geografische zone, en zijn maximaal tijdens de dracht. Bovendien kunnen de dieren een immuunrespons ontwikkelen waardoor de infectie chronisch wordt. Omdat vleermuizen in grote aantallen voorkomen, kunnen ze ertoe bijdragen dat leptospirose blijft bestaan en zich verspreidt bij de mens, hetzij rechtstreeks, hetzij via besmetting van knaagdieren. Er wordt verder onderzoek uitgevoerd om een beter idee te krijgen van het risico en geïnfecteerde groepen op te sporen.
Preventie & behandeling van diarree
(1)
Probiotica:
• 4 levende stammen
(3 lactobacillen en 1 bifidobacterium)
• 16 miljard*
Saccharomyces boulardii : (1)
• 12 miljard*
Prebiotica:
• Droog extract van Inula helenium • Actilight® (FOS) • 400 mg*
Paramyxovirussen zijn het meest verontrustend Tot dusver was bekend dat vleermuizen dragers zijn van ziekten als ebola of rabiës, die verschrikkelijke epidemieën kunnen veroorzaken maar die zeldzaam zijn en beperkt blijven tot bepaalde geografische zones. Nu blijkt dat vleermuizen een potentieel reservoir zijn van een hele reeks infecties die de mens en andere dieren wereldwijd treffen: infecties door paramyxovirussen. Die veroorzaken onder meer mazelen, bof, pneumonie, griep en tal van andere respiratoire infecties (respiratoir syncytiaal virus), maar ook encefalitis. Ook dieren worden niet gespaard: de ziekte van Carré bij honden, pest bij kleine herkauwers, enz.
www.medi-sfeer.be
Het optimale synbioticum** voor de darmflora *Per 2 capsules/dag. **Synbiotica: Producten die zowel probiotica als prebiotica bevatten. (1) World Gastroenterology Organisation, Global guidelines, Probiotiques et Prébiotiques, Octobre 2011. Informatie bestemd voor de gezondheidsprofessionelen.
Prolardii - 22 06 2015 - NL
Virologen hebben bijna 10.000 dierlijke stalen verzameld, onder andere van bijna 90 soorten Chiroptera uit Afrika, Latijns-Amerika, Azië en Europa. Via bloed- en weefselonderzoek hebben ze ontdekt dat paramyxovirussen bij vliegende zoogdieren een grote genetische diversiteit vertonen, en konden ze ook 60 nieuwe soorten van deze ziek-
Formaat: 10 & 20 capsules
(1)
NUT/PL_AS 53/30
Medi-Sfeer 509 ❚ 17 maart 2016
20
I
MEDISCH & WETEN SCHAPPELIJK NIEUWS
❚ ONLINE GEZONDHEIDSNIEUWS ■
Voordelen van online gezondheidsinformatie Identificatie met lotgenoten, bewustmaking van specifieke groepen, het ontstaan van een nieuwe vorm van kennis over ziekten via de ervaring van patiënten… Internet en gezondheid gaan vaak beter samen dan we denken.
D
e opmars van het internet 2.0 met zijn blogs, fora en sociale netwerken lokt soms hevige reacties uit van het medische korps dat het verwijt amateuristisch te zijn. Sommige auteurs erkennen evenwel dat nieuwe informatietechnologieën een aanwinst kunnen betekenen in de gezondheidssector en dat ze met name een hefboom kunnen vormen, waardoor de beste geneeskunde voor iedereen beschikbaar wordt: “E-gezondheid dringt zich op door kennis te delen en kwaliteit te eisen, waardoor het een krachtige katalysator kan zijn voor vooruitgang en een rechtvaardiger toegang tot de gezondheidszorg”, zegt Didier Tabuteau in een nummer van Tribunes de la santé (1).
MS10407N
“Door de uiteenlopende competenties die aanwezig zijn in online platformen en de intense interacties, is hun collectieve intelligentie verbazingwekkend hoog”, stelt dr. Dominique Dupagne in datzelfde tijdschrift vast. Hetzelfde bleek toen onderzoekers van de universiteit van Londen aantoonden dat medische raad die op gezondheidsfora gegeven wordt beter kan zijn dan men zou denken. Medische informatie zoeken op het internet is problematisch omdat de gevonden informatie fout, onvolledig of vertekend
kan zijn, en dus schadelijk voor diegenen die het lezen. Systematische reviews van gezondheidsinformatie hebben echter weinig voorbeelden gevonden van gedocumenteerde misvattingen die rechtstreeks toegeschreven kunnen worden aan het gebrek aan kwaliteit van de op het internet gevonden informatie.
De snelle Jennifer Cole en uitbreiding van haar collega’s (Londen) (2) hebde sociale netwerken ben aan artsen beïnvloedt de manier en aan niet-medegenen die posten waarop patiënten disch geschoolde en beweren gezondgezondheidsinformatie mensen gevraagd heidswerkers te zijn, om de informatie scheiden de medische delen. te beoordelen die discussiefora van die als antwoord werd geover alternatieve behangeven op vragen over didelingen, verwijderen fouabetes, hiv en varicella op drie te of mogelijk schadelijke indiscussiefora van de websites Reddit, formatie snel en zetten mensen Mumsnet en Patient. Hun resultaten toaan om een gezondheidswerker te nen aan dat de informatie in die threads raadplegen”, legt Jennifer Cole uit. over gezondheid van hoge tot redelijke kwaliteit is. In dit geval was vooral de Zo legde een van de beheerders van de informatie over varicella van lage kwawebsite Mumsnet aan de onderzoekers liteit. uit dat het maar zelden gebeurde dat foute of achterhaalde informatie niet weerlegd werd. De auteurs stellen dat in een tijd “Fora zoals Reddit hanteren in feite erg waarin in de gezondheidszorg bespaard strikte regels over wat er gepost mag worwordt en de toegang tot medische voorzieden. Ze controleren de kwalificaties van
❚ AANBEVELINGEN IN DE SPORTGENEESKUNDE (2/15) ■
Hoofdstuk 2: Wie moeten we screenen? Het American College of Cardiology en de American Heart Association hebben onlangs hun Scientific Statement bijgewerkt over de deelname aan sportwedstrijden van atleten met een hartkwaal. Ze hebben daarover een document met 15 hoofdstukken gepubliceerd, dat te raadplegen is op http://viajwat.ch/1P6LQ9s (1). We geven hier een samenvatting van de belangrijkste conclusies met betrekking tot de personen die gescreend moeten worden. De eerste regel van dit tweede hoofdstuk bevestigt de 14 grote punten die volgens de AHA gecontroleerd moeten worden voor er een screening gebeurt (Klasse I, bewijsniveau C), namelijk:
MS100495N
De medische voorgeschiedenis Persoonlijk: 1. P ijn/ongemak/druk/beklemmend gevoel op de borst bij inspanning 2. Antecedenten van onverklaarde syncope of syncopale toestand Medi-Sfeer 509 ❚ 17 maart 2016
3. Onverklaarde vermoeidheid/dyspneu of palpitaties bij inspanning 4. Bekend hartgeruis 5. Hoge bloeddruk 6. Antecedenten van beperking om een sport te beoefenen
7. Antecedenten van hartonderzoek op vraag van een arts Familiaal: 8. Vroegtijdig overlijden (plotse of onverklaarde dood voor de leeftijd van 50 jaar of voor de leeftijd waarop een hartziekte aannemelijk is) bij minstens één eerstegraadsverwant 9. Handicap als gevolg van een hartziekte voor de leeftijd van 50 jaar bij een van de ouders 10. Gedilateerde of hypertrofische cardiomyopathie, lang QT-syndroom of andere channelopathie, syndroom van Marfan of een andere klinisch significante aritmie; of een bekende genetische hartaandoening bij een familielid
Klinisch onderzoek 11. Opsporen van een hartgeruis 12. De femorale pulsaties beoordelen om een coarctatio aortae uit te sluiten 13. Klinische tekens van het syndroom van Marfan opsporen 14. D e bloeddruk in de arteria brachialis meten (zittend)
ningen moeilijk is, dit soort fora een valabel alternatief kan zijn voor de toekomst.
Achtergestelde groepen Een andere studie van de universiteit van Californië (V. Hristidis et al) (3) heeft bijvoorbeeld aangetoond dat de manier waarop mensen sociale netwerken en gezondheidsfora gebruiken, kan helpen om gemeenschappen met minder medische voorzieningen te bereiken en verspreiding van foute informatie te voorkomen. De snelle uitbreiding van de sociale netwerken beïnvloedt de manier waarop patiënten gezondheidsinformatie delen. Mannen en vrouwen gebruiken het internet 2.0 niet op dezelfde manier: vrouwen surfen
Het verdient aanbeveling om gestandaardiseerde vragenlijsten te gebruiken (Klasse I; bewijsniveau C). Een screening met een 12 afleidingen-ecg (of een echografie) boven op een grondig lichamelijk onderzoek en een doorgedreven anamnese om een genetische of aangeboren hartafwijking of een andere afwijking op te sporen is alleen nodig in een relatief beperkte populatie van jongeren tussen 12 en 25 jaar oud, ongeacht of ze aan competitiesport doen of niet. Dat vereist een persoonlijke investering van de arts en een afdoende kwaliteitscontrole van de uitgevoerde tests. Als die metingen worden uitgevoerd, moeten we ons bewust zijn van de beperkingen van het ecg als screeningtest. We moeten ook beseffen dat er valsnegatieven en valspositieven kunnen zijn. En tot slot moeten we weten wat de kostprijs van dergelijke initiatieven op lange termijn is (klasse IIb, bewijsniveau C). Het verdient geen aanbeveling om een massascreening met een 12 afleidingen-ecg uit te voeren in grote populaties van jongeren tussen 12 en 25 jaar om een genetische of aangeboren afwijking of een andere cardiovasculaire aandoening www.medi-sfeer.be
I 21 vaker naar websites over geneesmiddelen en gezondheidsfora (drugs.com, WebMD, enz.) om over specifieke problemen te praten, terwijl mannen de voorkeur geven aan Google+ en Twitter om informatie over de medische actualiteit en het gezondheidszorgbeleid te delen en te becommentariëren. Daarnaast gebruiken zwarten en bevolkingsgroepen met een minder goede toegang tot de gezondheidszorg die platformen minder dan andere groepen. Tot slot speelt ook de leeftijd een rol: “Er zijn maar weinig 65-plussers actief op die fora, hoewel je net het omgekeerde zou kunnen denken omdat die groep meer gezondheidsproblemen heeft”, vertelt Vagelis Hristidis. “We hebben ook gemerkt dat in gebieden waar mensen een betere toegang hebben tot artsen en minder personen geen ziekteverzekering hebben, mensen vaker gezondheidsfora raadplegen”.
gens het feit of de behandelde onderwerpen stigmatiserend waren (psychische gezondheidsproblemen, postnatale depressie of ouderlijke keuzes) of niet (golfers, bodybuilding en milieuproblematiek). Ze peilden naar hun motivatie om actief te zijn op die fora, naar hun tevredenheid met hun leven, enz. Volgens de onderzoekers betekenden Facebook enTwitter niet het einde van die fora: ze worden nog regelmatig gebruikt door 10% van de leden in Groot-Brittannië en 20% in de Verenigde Staten. Dat is mogelijk te verklaren doordat ze een
van de laatste plaatsen zijn waar iemand anoniem kan blijven. “Onze resultaten geven een optimistischer en minder ouderwets beeld van die online discussiefora. Vaak gaan mensen er alleen naartoe om een antwoord te vinden op hun vragen. Mensen ontdekken zelfs dat ze een belangrijke bron van steun zijn, vooral voor degenen die informatie zoeken over stigmatiserende onderwerpen. Bovendien geldt voor beide types van fora dat degenen die meer in interactie gaan met de andere gebruikers ook in het echte leven meer burgerzin vertonen (vrijwilligers-
werk, giften, enz.)”. De gebruikers die zich het meest identificeren met de andere deelnemers op een forum halen er dus meer voordelen uit op het vlak van psychische gezondheid en invloed op het echte leven. Genoeg redenen dus om het internet en de sociale netwerken goed te gebruiken. ❚ Martine Versonne Referenties 1. Les Tribunes de la santé 2010;4(29) 2. J Med Internet Res 2016;18(1):e4 3. J Med Internet Res 2015;17(8):e194 4. Computers Human Behavior 2015;50:211-20
iso-Betadine
®
Polyvidon. iod. 10%
Publieksprijs: € 4,80
Dermicum 50 ml
“Onze resultaten kunnen de gezondheidsdiensten helpen om specifieke of ondervertegenwoordigde groepen te bereiken. Als experts de toestemming krijgen om deel uit te maken van bepaalde internetgemeenschappen, kunnen ze gebruikers helpen om foute informatie te vermijden of hen tips voor een gezonde levensstijl aanreiken”, concludeert de auteur.
50 ml Klein handig
De goede oude fora Dat is ook de conclusie van een Britse studie (4): online discussiefora hebben niet alleen een positieve invloed op het welzijn van het individu maar ook op de gemeenschap. Dr. Louise Pendry (psychologie, universiteit van Exeter) en haar collega hebben personen gerekruteerd die actief waren op verschillende discussiefora en hen in twee groepen verdeeld vol-
flesje
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL iso-Betadine Dermicum 10 %, oplossing voor cutaan gebruik. iso-Betadine Gel 10 %, gel voor cutaan gebruik. iso-Betadine Tule 10 %, geïmpregneerd verbandgaas.
Een screening met een ecg is alleen nodig in een relatief beperkte populatie van jongeren tussen 12 en 25 jaar oud, ongeacht of ze aan competitiesport doen of niet.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING iso-Betadine Dermicum: polyvidon-jodium 100 mg/ml. iso-Betadine Gel: polyvidon-jodium 100 mg/g. iso-Betadine Tule: polyvidon-jodium 100 mg/g. Lijst van hulpstoffen iso-Betadine Dermicum: glycerol - natriumhydroxide - laureth 9 - dinatriumfosfaat dihydraat - citroenzuur monohydraat - gezuiverd water. iso-Betadine Gel : macrogol 400 - macrogol 4000 - macrogol 6000 - gezuiverd water. iso-Betadine Tule: macrogol 400 - macrogol 4000 - macrogol 6000 - gezuiverd water. FARMACEUTISCHE VORM iso-Betadine Dermicum: oplossing voor cutaan gebruik. iso-Betadine Gel: gel voor cutaan gebruik. iso-Betadine Tule: geïmpregneerd verbandgaas. THERAPEUTISCHE INDICATIES Anti-infectieuze, antiseptische en desinfecterende behandeling van huid- en slijmvliesaandoeningen veroorzaakt door bacteriën, schimmels of virussen. iso-Betadine Dermicum: Dermatologie: Microbiële dermitis: furonculosis, folliculitis, impetigo, papulo-pustuleuse acné. Mycotische dermitis: pityriasis versicolor, erythrasma, intertrigo perigenitalis, herpes circinatus, atleetvoet, onychomycosis. Doorligwonden en ulcus cruris. Heelkunde: Ontsmetting van wonden en van het operatieveld. Peritoneale spoeling. Blaasinstillatie. Voorbereiding van de huid vóór injectie, venapunctie of transfusie. Behandeling van brandwonden. iso-Betadine Gel: Behandeling van wonden van traumatische of heelkundige oorsprong. Trofische wonden: ulcus varicosum, postflebitisch ulcus, ulcus door arteriële circulatoire insufficiëntie, doorligwonden. Brandwonden. iso-Betadine Tule: Bescherming en antiseptische behandeling van wonden, brandwonden en trofische ulci. DOSERING EN WIJZE VAN TOEDIENING Alle vormen van iso-Betadine zijn bestemd voor UITWENDIG GEBRUIK. Dosering: iso-Betadine Dermicum: Penselen en aanstippen: de oplossing puur of verdund met de helft of een kwart water gebruiken, 1 of meermaals per dag. iso-Betadine Gel: Rechtstreeks aanbrengen of als verband, 1 of meermaals per dag. iso-Betadine Tule: Aanbrenging als verband, 1 of meermaals per dag. Wijze van toediening: iso-Betadine Dermicum: cutaan gebruik. iso-Betadine Gel: cutaan gebruik. iso-Betadine Germicide zeep: cutaan gebruik. iso-Betadine Tule: cutaan gebruik. CONTRA-INDICATIES Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor één van de vermelde hulpstoffen. Prematuren of kinderen jonger dan 30 maanden. Schildklierstoornissen of voorgeschiedenis van jodium intolerantie. Gelijktijdig gebruik van topische middelen die kwikderivaten bevatten. Niet toedienen vóór een scintigrafie met radioactief jodium of een behandeling van schildklierkanker met radioactief jodium. BIJWERKINGEN Zeer frequent (≥ 1/10) – Frequent (≥ 1/100 tot ≤1/10) – Weinig frequent (≥ 1/1.000 tot ≤1/100) – Zelden (≥ 1/10.000 tot ≤1/1.000) – Zeer zelden (≤1/10.000) Het immuunsysteem: In zeldzame gevallen kan zich een cutane overgevoeligheidsreactie voordoen: bv. : contactallergie (overgevoeligheidsreactie type IV) onder de vorm van pruritus, erytheem of andere gelijkaardige reacties. In enkele acute gevallen werd een veralgemeende allergische reactie gerapporteerd met bloeddrukval en/of dyspnea (anafylactische reactie). Endocrien systeem: De langdurige toediening op grote huidoppervlakken van een oplossing polyvidone jodium op wonden of brandwonden kan aanleiding geven tot jodium resorptie. In geïsoleerde gevallen kunnen patiënten met een aanleg voor schildklierstoornissen of die lijden aan vooraf bestaande schildklierstoornissen een hyperfunctie van de schildklier ontwikkelen (geïnduceerde hyperthyroidie)
op te sporen, noch bij sporters noch bij niet-sporters (Klasse III voor afwezigheid van nut; bewijsniveau C).
soms gepaard gaand met symptomen zoals tachycardie of agitatie. De absorptie van jodium door de schildklier zal dan verminderd zijn gedurende 8 tot 10 weken en tijdens die periode kunnen de schildkliertesten verstoord zijn. Metabolisme: Na absorptie van grote hoeveelheden polyvidone jodium (o.a. bij de behandeling van ernstig verbranden) werden verstoringen van de electrolietenbalans, een abnormale osmolariteit in het bloed, een verstoring van de nierfunctie gekoppeld aan een acute nierinsufficiëntie en een metabole acidose beschreven voor jodiumhoudende producten. Huid: Na meerdere toedieningen kan een droge huid (gepaard gaand met erytheem of pruritus) of een exfoliatieve dermatitis voorkomen als gevolg van de aanwezigheid van alcohol in iso-Betadine Hydroalcoholische Oplossing. Dit risico is
Dr. Dominique-Jean Bouilliez 1. 2.
hoger voor de genitale streek (bv. : het scrotum). Melding van vermoedelijke bijwerkingen Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg worden verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden via het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten - Afdeling Vigilantie - EUROSTATION II - Victor Hortaplein, 40/ 40 - B-1060 Brussel. Website: www.fagg.be - E-mail:
[email protected] In Luxemburg via la Direction de la Santé - Division de la Pharmacie et des Médicaments (DPM) Allée Marconi – Villa Louvigny – L-2120 – Luxembourg Website: http:// www.ms.public.lu/fr/activites/pharmacie-medicament/index.html. HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN: Meda Pharma n.v. – Terhulpsesteenweg 166 – 1170 Brussel HERZ. 20-11-2015
Grootschalige screening in de algemene populatie van jongeren tussen 12 en 25 jaar met alleen een anamnese en een klinisch onderzoek is niet aanbevolen (Klasse III voor afwezigheid van nut; bewijsniveau C). ❚
NUMMERS VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN iso-Betadine Dermicum : BE007077 - iso-Betadine Gel : BE118596 - iso-Betadine Tule : BE156615 - STATUUT VAN AFLEVERING: vrije aflevering DATUM VAN DE HERZIENING VAN DE TEKST: 05/2014 DATUM VAN GOEDKEURING VAN DE TEKST: 02/2015.
Maron B, et al. Circulation 2015;132(22):e267-72. Maron B, et al. Circulation 2014;130(15):1303-34.
www.medi-sfeer.be
A4 IB - 50ml.indd 2
SPECIALE AANBIEDING OP 20/11/15 15:33
Medi-Sfeer 509 ❚ 17 maart 2016
Exacerbaties van COPD voorkomen FARMA
FORUM
De preventie van exacerbaties is een cruciaal element in de behandeling van COPD. Die exacerbaties spelen immers een fundamentele rol in de progressie van COPD doordat ze een negatieve invloed hebben op de gezondheidstoestand, het overlijdensrisico en de longfunctie. Hoewel de verschillende fenotypes van COPD nu beter omschreven zijn, is nog niet helemaal duidelijk welk nut de verschillende behandelingen hebben. We bespreken het nut van N-acetylcysteïne met Renaud Louis (RL) en Geert Verleden (GV).
Mucolytische en antioxiderende effecten
Exacerbaties voorkomen bij patiënten met COPD
behandeling van respiratoire aandoeningen die geken-
tiënten met matig ernstige COPD met exacerbaties geen
merkt worden door hypersecretie. In mijn ervaring zeggen
statistisch significant effect te hebben op het optreden
N-acetylcysteïne (NAC) wordt al 50 jaar gebruikt bij de
veel COPD-patiënten – die vaak hypersecretie vertonen – dat ze zich minder geblokkeerd voelen en dat ze beter ademen als ze NAC innemen. Ze zouden trouwens niet aanvaarden dat die medicatie zou worden afgeschaft (RL). De primaire werking van NAC bestaat erin dat het de disulfidebruggen splitst die de glycoproteïnen van de mucus met elkaar verbinden. Daardoor daalt de viscositeit en verbeteren de klaring uit de bronchi en de ventilatiemechanica. Dat biologisch effect blijkt duidelijk als NAC in situ wordt ingedruppeld tijdens een bronchoscopie (RL). Van die mucolytische werking wordt in de huisartsgeneeskunde ruim gebruikgemaakt bij patiënten die problemen hebben met expectoratie, vooral omdat NAC erg goed verdragen wordt (GV). Bovendien is NAC een precursor van glutathion en verhoogt het de intracellulaire concentratie daarvan. Glutathion speelt een grote rol in de reactie op de oxidatieve stress die wordt veroorzaakt door de carbonylgroepen die voorkomen bij COPD. Kort samengevat veroorzaken die stoffen een reeks schadelijke reacties in de bronchiaalboom als het lichaam er niet meer in slaagt om de oxiderende werking van exogene (zoals sigarettenrook en luchtvervuiling) en endogene (zoals de bijproducten van de celademhaling) factoren teniet te doen. Die oxidatieve processen leiden tot peroxidatie van lipidenmembranen, hypersecretie van mucus, inactivering van antiproteasen en van het surfactant (wat emfyseem veroorzaakt), de abnormale expressie van pro-inflammatoire genen en een voortdurende stimulatie van de ontstekingscascade. Dat alles tast het ademhalingsstelsel aan en leidt uiteindelijk
In de BRONCUS-studie bleek toediening van NAC bij pa-
GV: Hoewel NAC al lang bestaat, heeft het nog niet al zijn geheimen prijsgegeven. We gaan ervan uit dat het een mucolytische en antiinflammatoire werking heeft die nuttig kan zijn bij patiënten met COPD. De beschikbare studies zijn echter niet helemaal bevredigend noch conclusief. De meta-analyse van Cazzola is enigszins ophelderend, maar heeft betrekking op studies met een diverse opzet en met variabele definities van exacerbaties. Het loont dus de moeite om verder onderzoek te doen naar dat middel, dat overigens erg goed verdragen wordt en oraal kan worden toegediend (een voordeel ten opzichte van inhalatie). Met die aanvullende studies kunnen we nagaan welke patiënten de beste kandidaten zijn voor een behandeling met NAC: is het werkzaam bij matige COPD? En bij ernstige COPD? In welke dosis? Bij welke fenotypes? En bij patiënten die een transplantatie ondergaan hebben (die een uitstekend studiemodel vormen en als voordeel hebben dat er snel resultaten te zien zijn)?
van exacerbaties of op de evolutie van de ESW. Bij de patiënten die geen inhalatiecorticoïden kregen daarentegen had NAC wel degelijk een preventief effect op de exacerbaties. Bovendien daalde de FRC (functional residual capacity) onder NAC met 0,374l, wat erop wijst dat toediening van NAC het trapping-effect in de kleine luchtwegen vermindert (RL). Er is ook een positief effect op de hyperinflatie bij patiënten met een matig ernstige vorm, dat mogelijk verklaard wordt door het opengaan van kleine luchtwegen die verstopt zaten door de mucus (GV). De gecontroleerde, dubbelblinde, gerandomiseerde PANTHEON-studie werd uitgevoerd bij meer dan duizend patiënten met matig ernstige tot ernstige COPD en heeft aangetoond dat toediening van NAC (1.200mg/d) de frequentie van exacerbaties met 22% verminderde (p = 0,0011; 1,16 exacerbaties/patiënt/jaar vs. 1,49 onder de placebo). Het effect was meer uitgesproken bij patiënten met een matige COPD en het middel werd goed verdragen (RL). De vraag rijst of we die resultaten, die in China zijn behaald bij patiënten die geen uitgebreide behandeling kregen, mogen extrapoleren (GV). Algemeen genomen vormen de resultaten van de PANTHEON-studie een sterk signaal. De studie is waardevol genoeg om opnieuw te worden uitgevoerd in een westerse populatie, met patiënten die correct worden behandeld en aan de hand van strikte GOLD-criteria (GV). Ook in andere studies was al aangetoond dat NAC een preventieve werking heeft op exacerbaties van COPD, maar die hadden betrekking op een beperkt aantal patiënten (RL).
JS2301N
tot een remodeling van de luchtwegen. De antioxiderende werking van NAC is evenwel minder krachtig dan die
Dat was voor Mario Cazzola et al. voldoende reden
van glutathion. Daarom moet een hoge dosis NAC worden
om een meta-analyse uit te voeren. In die analyse
toegediend om een krachtige antioxiderende werking te
werden 13 studies opgenomen met in totaal 4.155
verkrijgen bij patiënten met COPD (RL).
patiënten met COPD. De resultaten toonden aan dat
Medi-Sfeer 509 ❚ 17 maart 2016
www.medi-sfeer.be
Figuur 1: Toediening van N-acetylcysteïne en exacerbaties bij COPD-patiënten Favours NAC
a) Study [ref.], year
Estimate
(95% CI)
SCHERMER et al. [1], 2009
1,08
(0,83–1,40)
BACHH et al. [27], 2007
0,67
(0,53–0,86)
DECRAMER et al. [3], 2005
0,95
(0,87–1,04)
GERRITS et al. [29], 2003
0,79
(0,63–1,00)
PELA et al. [24], 1999
0,57
(0,48–0,68)
RASMUSSEN and GLENNOW [25], 1988
0,91
(0,64–1,29)
MCGAVIN et al. [22], 1985
0,95
(0,75–1,21)
BOMAN et al. [23], 1983
0,71
(0,63–0,81)
BABOLINI et al. [21], 1980
0,41
(0,42–1,22)
GRASSI and MORANDINI [28], 1976
0,72
(0,42–1,22)
Overall (I2 = 83%, p < 0,01)
0,76
(0,65–0,89) 0,25
0,50
Favours control
0,76
1,25
1,50
Relative risk log scale b) Study [ref.], year
Estimate
(95% CI)
SCHERMER et al. [1], 2009
1,08
(0,83–1,40)
BACHH et al. [27], 2007
0,67
(0,53–0,86)
DECRAMER et al. [3], 2005
0,95
(0,87–1,04)
PELA et al. [24], 1999
0,57
(0,48–0,68)
MCGAVIN et al. [22], 1985
0,95
(0,75–1,21)
Overall (I2 = 89%, p < 0,01)
0,90
(0,84–0,96) 0,25
0,50 0,90 Relative risk log scale
1,25 1,50
D’après M Cazzola, et al. ERR 2015.
NAC vs. ICS
den nagegaan, door NAC te vergelijken met ICS in verdere
Over het nut van inhalatiecorticoïden (ICS) bij de behan-
studies. Waar geen twijfel over bestaat, is dat NAC het
chitis en van COPD vertoonden (-25%; p < 0,01). In
deling van COPD is nog discussie. Als er een astmatische
duidelijk haalt wat de bijwerkingen betreft (RL).
slechts één van de 13 studies werden alleen negatieve
component aanwezig is, of bij eosinofilie of hoge IgE, zijn
resultaten waargenomen. De 12 andere toonden min-
ze ongetwijfeld wenselijk. Frequente exacerbaties daaren-
stens één positieve trend in het voordeel van NAC. Als
tegen zijn niet noodzakelijk een indicatie voor ICS. Over-
de analyse werd beperkt tot de studies die waren uitge-
vloedige sputa die gekoloniseerd zijn met bijvoorbeeld
voerd met de gebruikelijke dosis van 600mg NAC per dag
Haemophilus influenza of Pseudomonas aeruginosa
bij patiënten met een op spirometrie bevestigde COPD,
worden liever behandeld met antibiotica dan met ICS, die
bleek het aantal exacerbaties significant te verminderen
de lokale immuniteit net kunnen verlagen. Van patiënten
(Figuur 1). NAC werd goed verdragen en het risico op
met overvloedige sputa wordt gezegd dat ze een risico op
bijwerkingen hield geen verband met de dosis. Algemeen
exacerbaties lopen. Dat kan het geval zijn, maar het is niet
genomen toont deze meta-analyse aan dat NAC een
noodzakelijk zo, want bij exacerbaties worden antibiotica
effect heeft op het risico op exacerbaties bij patiënten
voorgeschreven, wat vertekening veroorzaakt. In elk geval
met chronische bronchitis, maar ook bij patiënten met
is toediening van NAC nuttig bij mensen met overvloedige
COPD met een fenotype van chronische bronchitis, in elk
sputa. Dat zou ook zo kunnen zijn bij patiënten met een
geval als het in een hoge dosis wordt toegediend (RL).
eosinofilie lager dan 150-200/mm3. Maar dat moet wor-
patiënten die met NAC werden behandeld aanzienlijk en systematisch minder exacerbaties van chronische bron-
www.medi-sfeer.be
Naar interviews met prof. Renaud Louis (CHU van Sart-Tilman) en prof. Geert Verleden (KU Leuven).
Medi-Sfeer 509 ❚ 17 maart 2016
24
I
GASTRONOMIE
Drie adressen van verbazingwekkende restaurants 1. Sava, rue Saint Denis 4-6, 4000 Luik. http://savanaturescuisine.be. Alle dagen open van 12u tot 14u30 en van 19u tot 21u30.
3. Oesterput, Wenduinsesteenweg 16, 8370 Blankenberge. Tel.: 050/41.10.35. www.oesterput.com. Open van 12u tot 14u30 en van 19u tot 21u30, gesloten op dinsdag (7 dagen op 7 open tijdens de schoolvakanties).
Als er een keuken is waar men in België niet voldoende aandacht aan schenkt, is het wel de Latijns-Amerikaanse keuken. Er bestaan natuurlijk wel kantines die onder deze categorie vallen – waarvan enkele zeer goede – maar helaas te weinig. Men wilde zo graag een echte natuurlijke latinozaak in Brussel… maar het is Luik geworden met Sava. De blikvanger hier is het uitzonderlijke vlees – van Argentijnse Angus Beef tot lamsvlees afkomstig uit Patagonia. Dit bijzondere vlees wordt gegeten in een post industrieel decor van blote bakstenen dat overgaat in een prachtige open keuken. Naast de kwaliteit van de producten, wordt hier veel aandacht geschonken aan de details. Zo is de chimichurrisaus een van de beste die we hebben mogen proeven. Een waar moment van genot – op basis van verse peterselie, look, oregano, piment, azijn, zout en olijfolie – dat perfect het doorregen vlees versterkt, het handelsmerk van deze zaak. 2. Kitchen 151, Waversesteenweg 145, 1050 Brussel. Tel.: 02/512.49.29. Open van 11u30 tot 14u en van 18u tot 23u, gesloten op zondag en maandag. Kitchen 151 neemt je mee naar Israël. Naar Tel-Aviv. Meer bepaald naar de wijk Neveh Tsedek met zijn vele kleine, eenvoudige kantines met hun even spontane als lekkere oosterse fusionkeuken. Het is deze versie van de mediterrane keuken die je terugvindt als je de deur van het restaurant van Tim Grosvenor en Simona El-Harar opent, galeriehouders trouwens. Hun Kitchen 151 baadt in een sfeer die Yottam Ottolenghi in Londen niet zou verwerpen. De plaats heeft een terechte ondertitel gekozen, namelijk Mediterranean tapas, met onder andere een prachtige mezze die bestaat uit een bonte mengeling van lamsvlees, tomaten, rode ui, yoghurtsaus, brood, olijven, feta… En niet te vergeten de opmerkelijke humus, centraal element in een overvloedig zonnige keuken. De overheersende indruk is een verfrissende ontheemding. De eerder bijdehandse en minimalistische inrichting is duidelijk niet belangrijk met een reeks tafels die in twee gesneden werden. Wat kan je hier bestellen? Zonder twijfel mafrum, een origineel Sefardisch gerecht, een koude soep op basis van gehakt, tomatensaus en aardappel.
Ambacht: Pur Chanvre
MS10503N
© Pauline Daniel
Cijfer: 2015
2015 zal de eerste millésime zijn voor Cairanne, de nieuwe Côtes du Rhône wijn. We vergeten dus de oude benaming – Côtes du Rhône villages Cairanne – want voortaan heeft dit terroir de erkenning van het INAO (Institut national des appellations d’origine) als gemeentelijke appellatie. Medi-Sfeer 509 ❚ 17 maart 2016
Oesterput is een hoogst onwaarschijnlijk adres, dat je kan beschrijven als kitscherig en geniaal, hoewel het eerder naar het tweede neigt. Deze eerbiedwaardige zaak heeft 130 jaren op de teller staan. Het brute kader zonder bekisting – type hangar – van deze bijzonder plaats staat in schril contrast met de frisheid van de voorgestelde producten. Een zaal die eruit ziet als een refter biedt plaats aan grote vijvers en aan een grote open keuken. Sommige komen hier voor de mosselen, andere voor de Europese kreeft – Hommarus gammarus bereid Belle vue en worden dan uitgedost met grote Lobster is king-slabben –, maar de absolute must blijft de plateau royal in combinatie met een champagne naar keuze van maisons Ruinart en Jacquart.
Over hennep bestaan heel wat clichés, type artificieel paradijs. Onterecht. Achter zijn slechte reputatie schuilen heel wat weldaden in deze oliehoudende plant. In Wallonië strijdt een handvol pioniers om de hennepteelt te promoten en het publiek te informeren over zijn krachten. Onder andere Pur Chanvre, een vereniging opgericht in 2011 door Robert Masson, Laurent Streel en Thierry Joie. Deze piepkleine structuur produceert en commercialiseert hennep olie en gepeld hennepzaad voor voedingsdoeleinden, op basis van hennep die uitsluitend in Wallonië wordt geteeld. De voedingssamenstelling is opmerkelijk: hennepzaad bevat bijna 25% eiwitten en omgezet in olie bevat het een hoog gehalte aan polyonverzadigde vetzuren (75 à 90%). Deze olie bevat dus de bekende omega 3 - en omega 6 - verhouding van 1 op 3 die voedingsdeskundigen aanbevelen. www.purchanvre.be
Fles: Holy IPA De Holy IPA van NovaBirra wil terug orde op zaken stellen in de verwarring die momenteel rond dit biersoort heerst. Een modern IPA bier moet voldoen aan bepaalde criteria die uit commercieel opportunisme te vaak uit het oog worden verloren: een kleur tussen goudblond en donker amber, een alcoholvolume tussen 6 en 7%, de aanwezigheid van aromatische hop (in dit geval Chinook en Mosaic), geen hergisting op fles… Dit is precies alles wat men terugvindt in deze IPA waarvan de benaming Holy moet opgevat worden als 'onaantastbaar'. Dit bier wordt gebrouwen in brouwerij Cérès in Nijvel en bevat een origineel hopkarakter met complexe toetsen van tropisch fruit. Kortom, een bijzondere frisheid, ideaal als aperitief.
Michel Verlinden www.medi-sfeer.be
I 25
AUTO-SFEER
PORSCHE 718 BOXSTER
E
chte Porschisten weten het wel: de naam 718 die nu nieuw leven wordt ingeblazen, is een cijfer dat heel wat mooie herinneringen oproept… al liggen die al een hele tijd achter ons. De 718 was immers de typebenaming die de concurrentie tijdens de autoraces van de jaren 50 en 60 koud angstzweet bezorgde. We denken daarbij vooral aan de 718-4 (viercilinder), die meerdere edities van de 24 uren van Le Mans op zijn naam wist te schrijven en die ook bijzonder succesvol was op de aartsmoeilijke wegen van de Targa Florio en tijdens de 12 uurs enduranceraces op het circuit van Sebring. Die 718 racers werden aangedreven door een viercilinder boxermotor. Net zoals de nieuwe 718 Boxster en de 718 Cayman van vandaag…
AS0966N
Een flat-4 turbo Het is geen geheim: Porsche bouwde eerst viercilinderboxermotoren in zijn auto’s in. Die motoren maakten al gauw een razendsnelle evolutie door: dankzij de toepassing van vier nokkenassen in de cilinderkoppen perste men uiteindelijk tot 165pk uit het motorblok. Een angstaanjagend hoog vermogen in die jaren. De constructeur bleef het concept van de bekende ingenieur Ernst Fuhrmann jarenlang trouw – niet in de laatste plaats
www.medi-sfeer.be
Foto’s Porsche AG
BACK TO BASICS Met de 718 Boxster keert Porsche naar een van zijn bronnen terug. En dan meer bepaald naar het viercilinderconcept, een mechanische architectuur die al heel wat glorieuze momenten heeft gekend. En die blijkbaar nog heel wat troeven te bieden heeft. PASM Sport-chassis met gestuurde demping en een 20m lagere kas ontworpen. En dat is nog niet alles: het Sport Chrono-pakket biedt een nieuw individueel programma dat u nog beter aan uw eigen wensen kunt aanpassen. In de versies met de PDK-versies kan de bestuurder met de Sport Response Button, waarvan de werking geïnspireerd is op de technologie van de racecircuits, de reactiviDit compleet teit van de motor en de PDK-transmissie aan nieuwe blok zijn wensen aanpasis rechtstreeks sen.
vanwege de compacte afmetingen van zo’n krachtcentrale en het erg lage zwaartepunt van de architectuur – twee eigenschappen die onder meer in de autosport zeer op prijs werden gesteld. De motor die de nieuwe 718 Boxster aandrijft, heeft uiteraard niets meer gemeen met het blok van de 718 uit de jaren 50. De compleet nieuwe motor is immers rechtstreeks afgeleid van de recente 3.0 litermotoren van de 911 Carrera en Carrera S. Daarvan werden onder meer het principe van de verbrandingskamer met een centraal opgestelde injector en de oplading met een turbocompressor overgenomen. De vierpitter is in dit geval verkrijgbaar in twee cilinderinhoudsuitvoeringen: een 2.0 liter met een vermogen van 300pk en een maximumkoppel van 380Nm (voor de 718 Boxster) en een 2.5 liter met een vermogen van 350pk en een maximumkoppel van 420Nm (voor de S-versie). In beide gevallen nam het vermogen telkens met 35pk toe ten opzichte van de atmosferische zescilindermotoren die plaats voor hen moesten maken. De Flat-4 2.5l neemt overigens ook het principe van de turbocompressor met variabele geometrie over, die in eerste instantie voor de 911 Turbo was ontwikkeld.
afgeleid van de 3.0 liter krachtcentrale van de 911 Carrera en Carrera S.
Porsche is de enige constructeur die gebruikmaakt van deze technologie voor benzinemotoren. Hierdoor komt de temperatuur van de uitlaatgassen in de buurt van 1.000°C, waardoor het gebruik van uitlaatsystemen in dure en sterke legeringen noodzakelijk is. En ook dat is weer zo’n uniek kenmerk van Porsche. Het resultaat mag gezien worden: de nieuwe 718 Boxster S (718) is er krachtiger door geworden. Hij heeft nu nog 4,2s nodig om vanuit stilstand naar een snelheid van 100km/u te sprinten (tegenover 4,8s vroeger). En officieel is hij ook zuiniger geworden: volgens de constructeur heeft hij voortaan nog amper 7,3l nodig om 100km ver te komen (0,9l/100km beter dan zijn voorganger).
Verfijnd chassis De dynamische kwaliteiten van de 718 zouden er nog moeten op vooruitgaan dankzij de toepassing van een besturing met een 10% directere overbrenging en nieuwe instellingen van de ophanging. Voor de 718 Boxster werd immers een
Onnavolgbaar
De nieuwe 718 Boxster onderscheidt zich met zijn unieke identiteit, onder meer dankzij een duidelijk agressiever getekende snoet. Andere opmerkelijke verschillen zijn de grotere afmetingen en de luchthappers vooraan in combinatie met de bixenon koplampen met dagrijverlichting. Ook opvallend zijn de nieuwe wielkasten, de nieuwe onderkanten van de kas en de geïntegreerde deurkrukken. De 718 Boxster S wordt standaard de weg opgestuurd met nieuwe 19”-velgen, die als optie door 20”-exemplaren kunnen worden vervangen. In het interieur maakt het Porsche Communication Management (PCM), met de vooruitrusting voor de telefoon, de audio-interfaces en de Sound Package Plus met een vermogen van 110 watt deel uit van de standaarduitrusting. Er zit duidelijk muziek in de 718 Boxster… ❚
Dan De Doncker Medi-Sfeer 509 ❚ 17 maart 2016
I
26
TECHNOLOGIE
❙ VIDEOCONFERENCING ❚
Als consultatie ook huisbezoek wordt Videoconferencing en bijhorende technologie begint steeds meer haar weg te vinden naar de medische wereld. In nieuwe ziekenhuizen hoort het stilaan tot de standaarduitrusting. En ook voor huisartsen wordt het steeds meer een volwaardige vorm van consultatie.
T
ele-geneeskunde, zorgverstrekking van op afstand dus, is allesbehalve een nieuw fenomeen. In de jaren 50 al gebruikte een universitair medisch centrum in Nebraska een televisieverbinding – via een gesloten circuit – om patiënten met een mentale stoornis in een ziekenhuis 160 kilometer verder te behandelen. En ook de NASA maakte voor haar ruimtevluchten gebruik van telegeneeskunde om de gezondheidstoestand van de astronauten te monitoren. Dat waren geïsoleerde, maar ook en vooral peperdure, uitzonderingen. Het is pas sinds de doorbraak van betaalbare breedbandverbindingen dat videoconferencing en andere vormen van telegeneeskunde binnen ieders bereik komen. Geleidelijk vinden ziekenhuizen hun weg richting behandeling en consultatie op afstand. Opvallend genoeg behoorden gevangenissen tot de eerste omgevingen waar telegeneeskunde met behulp van videoconferencing doorbrak. Niet echt verrassend overigens: omdat het alternatief – gevangenen naar een zorginstelling brengen met beveiligd transport en extra bewaking – meestal veel duurder was, moest de directie minder overtuigd wor-
den van de voordelen van virtuele doktersbezoeken met videoconferenties.
Virtuele doktersbezoeken terugbetaald Intussen is in de Verenigde Staten de telegeneeskunde en het gebruik van videoconferenties zelfs al het stadium van de ziekenhuizen ontgroeid. Ook huisartsenpraktijken maken intussen al gebruik van deze virtuele vorm van consulteren. Tot nu toe maakte dit weinig kans op slagen, alleen al omdat ‘doktersbezoeken’ zonder fysiek contact door de ziekteverzekeringen niet werden terugbetaald. Maar daar zou weleens snel verandering in kunnen komen. Sinds vorig jaar wordt in sommige gevallen een consultatie via videoconferencing wel terugbetaald. Daarvoor heeft United Healthcare, de grootste ziekteverzekering van de Verenigde Staten, een akkoord afgesloten met een aantal consultatieplatforms. Dankzij dit
Fibricheck: Vlaamse app houdt je hartritme in de gaten
I
n de kweekvijver van de Vlaamse hub voor onderzoek en ondernemers iMinds zijn al heel wat interessante ondernemingen met even boeiende ideeën gegroeid. Soms leiden die ook tot werkende en zelfs bekroonde producten. Zo ook Qompium, dat de app Fibricheck ontwikkelde.
Fibricheck is een screeningtool die onregelmatige hartritmes detecteert en signaleert, en de gegevens bijhoudt voor analyse door medische professionals. Dit verbetert de diagnose van patiënten met hartritmestoornissen en biedt artsen waardevolle informatie voor een betere behandeling. De gegevens kunnen ook bijdragen tot het voorkomen van hartaanvallen. Een waardevol wapen in de strijd tegen hartfalen en de bijhorende medische en andere kosten.
MS10461N
De app werkt op basis van de in een smartphone ingebouwde camera. Deze analyseert gedurende 60 seconden de kleur van de vingertoppen en kan op basis daarvan het hartritme van de persoon bepalen. De gegevens worden ook naar een online platform doorgestuurd zodat de artsen deze gegevens kunnen raadplegen nog voor de patiënt weer op bezoek komt. S.G. www.qompium.com
Medi-Sfeer 509 ❚ 17 maart 2016
akkoord betaalt een bij hen verzekerde patiënt evenveel voor een consultatie via videoconferentie als voor een fysieke doktersvisite.
In de Verenigde Staten zijn de telegeneeskunde en het gebruik van videoconferenties zelfs al het stadium van de ziekenhuizen ontgroeid.
De voordelen van zulke virtuele doktersbezoeken zijn niet ver te zoeken, legt Peter Mueller, een Forrester-analist gespecialiseerd in digitale gezondheidszorg, uit aan het Amerikaanse technologieblad Wired : “Het is gemakkelijk en het maakt consultaties mogelijk voor patiënten die moeilijk het huis uit kunnen. En je kan ook sneller een consult regelen in dringende gevallen.” En dan zijn er nog de voordelen voor de ziekteverzekering: een virtueel bezoek kost de arts minder dan een fysiek contact, en dus is er ook minder terug te betalen.
En in België? Toch zal het nog wel enige tijd duren voor dit soort terugbetaling gemeengoed wordt, en wellicht nog langer eer dit naar Europa overwaait. Zulke hervorming van het medisch terugbetalingssysteem zal immers niet van vandaag op morgen kunnen plaatsvinden: zowel technisch als juridisch valt hiervoor nog een hele weg af te leggen. In afwachting kunnen we ons warmen aan de steeds frequentere voorbeelden van videoconferencing in en rond de ziekenhuizen.
Ook in het CHU Namur wordt het gebruik van videoconferenties sterk gepromoot. Daar heeft het veel te maken met de verspreide locaties van het ziekenhuisconcern. In plaats van voortdurend heen en weer te reizen tussen de sites maken artsen graag gebruik van de videoconferencingtechnologie. Aanvankelijk was dit vooral voor het delen van medische beelden, maar intussen wordt het systeem ook vaak gebruikt voor administratieve vergaderingen, vertelt Matthias Lecomte, beheerder telecomsystemen bij het CHU Namur, aan het Belgische ICT-vakblad Data News. Last but not least, de technologie wordt ook steeds vaker gebruikt voor educatieve doeleinden. Studenten kunnen operaties in een andere site ‘live’ volgen alsof ze zelf in de operatiekamer staan. En de beelden worden opgeslagen, zodat ze ook later nog beschikbaar zijn als educatief materiaal. Hoeveel tijd en geld op die manier worden bespaard, is niet berekend. Maar het lijkt nu al wel duidelijk dat de trend naar meer videoconferentie alleen maar zal toenemen, al zal het pas echt losbreken als alle beslommeringen rond privacy, beveiliging, wetgeving en regulering zijn weggewerkt. ❚ Stef Gyssels
En daar hoeven we niet lang voor te zoeken. Denk maar aan het Maria Middelares ziekenhuis in Gent. Bij de verhuis naar het nieuwe gebouw werden de nodige voorzieningen getroffen voor digitale operatiekamers, waar op termijn operaties van op afstand kunnen plaatsvinden, of toch tenminste met advies van een expert uit het buitenland. www.medi-sfeer.be
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL: Duloxetine Mylan 30 mg harde maagsapresistente capsules, Duloxetine Mylan 60 mg harde maagsapresistente capsules. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING: Elke capsule bevat 30 Remgeld PublieksVerpakkingen mg duloxetine (als hydrochloride). Hulpstof(fen) met bekend effect: Elke capsule bevat 62,1 mg sucrose. Elke capsule bevat 60 mg duloxetine (als hydrochloride). Hulpstof(fen) met bekend effect: Elke capsule bevat 124,2 mg sucrose. prijs* Omnio Andere FARMACEUTISCHE VORM: Harde maagsapresistente capsule. 30 mg: Ondoorzichtige blauwe kap en ondoorzichtige witte romp, ongeveer 15,9 mm lang, met de ‘MYLAN’ boven ‘DL 30’ in gouden inkt op zowel de kap als de romp. 60 mg: Ondoorzichtige blauwe kap en ondoorzichtige gele romp, ongeveer 21,7 mm lang, met de opdruk ‘MYLAN’ boven ‘DL 60’ in witte inkt op zowel de kap als de romp. KLINISCHE GEGEVENS: Therapeutische indicaties: Behandeling 30 mg x 28 € 16,12 € 2,42 € 4,04 van depressieve stoornis. Behandeling van diabetische perifere neuropathische pijn. Behandeling van gegeneraliseerde angststoornis. Duloxetine Mylan is geïndiceerd voor gebruik bij volwassene. Dosering en wijze van toediening: Dosering: Depressieve stoornis: De startdosis en aanbevolen onderhoudsdosis is 60 mg eenmaal daags met of zonder voedsel. Doseringen hoger dan 60 mg eenmaal daags, tot een maximale dosis van 120 mg per dag zijn in klinische 60 mg x 28 € 22,95 € 3,84 € 6,44 onderzoeken beoordeeld op veiligheid. Er is echter geen klinisch bewijs dat erop wijst dat patiënten die niet reageren op de aanbevolen startdosis, baat zouden kunnen hebben bij optitreren van de dosis. Therapeutische respons wordt x 98 € 52,74 € 8,04 € 13,53 gewoonlijk na 2-4 weken behandeling waargenomen. Na consolidatie van de antidepressieve respons wordt aanbevolen de behandeling gedurende een aantal maanden voort te zetten om terugval te voorkomen. Bij patiënten met respons * Deze prijzen zijn geldig vanaf 01/03/2016 en houden rekening met op duloxetine en met een voorgeschiedenis van herhaalde episoden van depressie kan een verdere langetermijnbehandeling met een dosis van 60 tot 120 mg overwogen worden. Gegeneraliseerde angststoornis: De aanbevolen startdode patent cliff regularisatie en de nieuwe marge van de groothandel. sis bij patiënten met gegeneraliseerde angststoornis is 30 mg eenmaal daags, met of zonder voedsel. Bij patiënten met onvoldoende respons dient de dosis te worden verhoogd tot 60 mg, wat de gebruikelijke onderhoudsdosis is bij de meeste patiënten. Bij patiënten met comorbide depressieve stoornis is de startdosis en de onderhoudsdosis 60 mg eenmaal daags (zie ook doseringsadvies hierboven). Doses tot 120 mg per dag zijn effectief gebleken en zijn in klinische onderzoeken beoordeeld op veiligheid. Voor patiënten met onvoldoende respons op 60 mg kan daarom verhoging tot 90 mg of 120 mg worden overwogen. Verhoging van de dosis dient op basis van klinische respons en verdraagzaamheid te geschieden. Na consolidatie van de respons wordt aanbevolen de behandeling gedurende een aantal maanden voort te zetten om terugval te voorkomen. Diabetische perifere neuropathische pijn: De startdosis en aanbevolen onderhoudsdosis is dagelijks 60 mg met of zonder voedsel. Doseringen hoger dan 60 mg eenmaal daags, tot een maximale dosis van 120 mg per dag toegediend in gelijk verdeelde doses, zijn in klinische onderzoeken beoordeeld op veiligheid. De plasmaconcentratie van duloxetine vertoont grote inter-individuele variabiliteit. Om die reden kunnen sommige patiënten, die onvoldoende reageren op 60 mg, baat hebben bij een hogere dosis. De respons op de behandeling dient na 2 maanden te worden geëvalueerd. Bij patiënten met een inadequate initiële respons is een additionele respons na deze periode onwaarschijnlijk. Het therapeutische voordeel dient regelmatig (ten minste iedere drie maanden) opnieuw te worden beoordeeld. Speciale patiëntengroepen: Ouderen: Er wordt geen doseringsaanpassing aanbevolen voor oudere patiënten uitsluitend op basis van leeftijd. Echter, voorzichtigheid is geboden, net als met ieder geneesmiddel, bij het behandelen van ouderen, in het bijzonder bij 120 mg Duloxetine Mylan per dag voor depressieve stoornis of gegeneraliseerde angststoornis waarvoor beperkte gegevens zijn. Leverfunctiestoornis: : Duloxetine Mylan mag niet worden gebruikt bij patiënten met een leveraandoening die leidt tot een leverfunctiestoornis. Nierfunctiestoornis: Voor patiënten met lichte of matige nierdisfunctie (creatinineklaring 30 tot 80 ml/min) is geen doseringsaanpassing noodzakelijk. Duloxetine Mylan mag niet worden gebruikt door patiënten met ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 30 ml/min). Pediatrische patiënten: Duloxetine dient niet gebruikt te worden bij kinderen en jongeren tot 18 jaar voor de behandeling van depressieve stoornis vanwege zorgen op gebied van veiligheid en werkzaamheid. De veiligheid en werkzaamheid van duloxetine voor de behandeling van gegeneraliseerde angststoornis bij pediatrische patiënten van 7 - 17 jaar zijn niet vastgesteld. De veiligheid en werkzaamheid van duloxetine voor de behandeling van diabetische perifere neuropathische pijn zijn niet onderzocht. Er zijn geen gegevens beschikbaar. Stopzetting van behandeling: Plotseling stopzetten dient te worden vermeden. Bij stopzetting van de behandeling met Duloxetine Mylan dient de dosering over een periode van tenminste 1 tot 2 weken geleidelijk te worden afgebouwd om de kans op onthoudingsverschijnselen zo klein mogelijk te houden. Indien niet tolereerbare symptomen optreden na een afname van de dosering of na stopzetting van de behandeling, kan overwogen worden om de laatst voorgeschreven dosering te hervatten. Vervolgens kan de arts doorgaan met verlagen van de dosering, echter in een langzamere mate. Wijze van toediening: Voor oraal gebruik. Contra-indicaties: Overgevoeligheid voor het werkzame bestanddeel of voor een van de vermelde hulpstoffen. Gelijktijdig gebruik van Duloxetine Mylan met niet-selectieve, irreversibele monoamine-oxidaseremmers (MAO-remmers) is gecontra-indiceerd. Een leveraandoening die leidt tot leverfunctiestoornis. Duloxetine Mylan dient niet te worden gebruikt in combinatie met fluvoxamine, ciprofloxacine of enoxacine (d.w.z. krachtige CYP1A2 remmers) aangezien de combinatie leidt tot verhoogde plasmaconcentratie van duloxetine. Ernstige nierfunctiestoornis (creatinine klaring <30 ml/min). Start van de behandeling met Duloxetine Mylan is gecontra-indiceerd bij patiënten met ongecontroleerde hypertensie; dit zou tot een verhoogd risico op hypertensieve crisis bij deze patiënten kunnen leiden. Bijwerkingen: a. Samenvatting van het veiligheidsprofiel: De meest gemelde bijwerkingen bij patiënten behandeld met duloxetine waren misselijkheid, hoofdpijn, droge mond, slaperigheid, en duizeligheid. De meerderheid van de vaak voorkomende bijwerkingen waren echter licht tot matig, traden gewoonlijk op aan het begin van de behandeling en verdwenen meestal, ook al werd de behandeling voortgezet. b. Getabelleerde samenvatting van de bijwerkingen: Tabel 1 beschrijft de bijwerkingen gezien uit spontane meldingen en in placebogecontroleerde klinische studies. Tabel 1: Bijwerkingen: Geschatte frequenties: Zeer vaak (≥ 1/10), vaak (≥ 1/100, < 1/10), soms (≥ 1/1000, < 1/100), zelden (≥ 1/10.000, < 1/1000), zeer zelden (< 1/10.000). Binnen elke frequentiegroep, worden bijwerkingen weergegeven in afnemende mate van ernst. Infecties en parasitaire aandoeningen: Soms: Laryngitis. Immuunsysteemaandoeningen: Zelden: Anafylactische reactie, Overgevoeligheids-stoornis. Endocriene aandoeningen: Zelden: Hypothyreoïdisme. Voedings- en stofwisselingsstoornissen: Vaak: Verminderde eetlust. Soms: Hyperglykemie (vnl. Gerapporteerd bij diabetische patiënten). Zelden: Dehydratatie, Hyponatriëmie, SIADH 6. Psychiatrische aandoeningen: Vaak: Slapeloosheid, Agitatie, Verminderd libido, Angst, Abnormaal orgasme, Abnormale dromen. Soms: Suïcidale gedachten5,7, Slaapstoornissen, Tandenknarsen, Desoriëntatie, Apathie. Zelden: Suïcidaal gedrag5,7, Manie, Hallucinaties, Agressie en boosheid4. Zenuwstelselaandoeningen: Zeer vaak: Hoofdpijn, Slaperigheid. Vaak: Duizeligheid, Lethargie, Tremor, Paresthesie. Soms: Myoclonus, Acathisie7, Nervositeit, Stoornis in oplettendheid, Dysgeusie, Dyskinesie, Restless legs syndroom, Slechte kwaliteit van slaap. Zelden: Serotonine syndroom6, Convulsie1, Psychomotorische
NIEUW
Verruim uw horizon Generiek van Cymbalta®
Duloxetine Mylan beschikbaar in 30 mg x 28 en 60 mg x 28 en 98 caps
onrust 6, Extrapyramidale symptomen 6. Oogaandoeningen: Vaak: Wazig zien. Soms: Mydriasis, Visuele stoornissen. Zelden: Glaucoom. Evenwichtsorgaan- en ooraandoeningen: Vaak: Tinnitus1. Soms: Duizeling, Oorpijn. Hartaandoeningen: Vaak: Palpitaties. Soms: Tachycardie, Supra-ventriculaire aritmie, hoofdzakelijk atriumfibrilleren. Bloedvataandoeningen: Vaak: Bloeddrukverhoging3, Blozen. Soms: Flauwvallen2, Hypertensie3,7, Orthostatische hypotensie2, Perifere kou. Zelden: Hypertensieve crisis 3,6. Ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen: Vaak: Geeuwen. Soms: Strak gevoel bij de keel, Neusbloeding. Maagdarmstelselaandoeningen: Zeer vaak: Misselijkheid, Droge mond. Vaak: Obstipatie, Diarree, Buikpijn, Overgeven, Dyspepsie, Flatulentie. Soms: Maagdarm bloedingen7, Gastro-enteritis, Oprisping, Gastritis, Dysfagie. Zelden: Stomatitis, Bloed in de ontlasting, Ademgeur. Leveren galaandoeningen: Soms: Hepatitis 3, verhoogde lever enzymen (ALT, AST, alkaline fosfatase), Acute leverbeschadiging. Zelden: Leverfalen6, Geelzucht 6. Huid- en onderhuidaandoeningen: Vaak: Overmatig zweten, Huiduitslag. Soms: Nachtelijk zweten, Urticaria contactdermatitis, Koud zweet, Fotosensitiviteit- reacties, Verhoogde neiging tot blauwe plekken. Zelden: Stevens-Johnson Syndroom6, Angioneurotisch oedeem6. Heel zelden: Cutane vasculitis. Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen: Vaak: Skeletspierpijn, Spierspasme. Soms: Spierstijfheid, Spiertrekkingen. Zelden: Trismus. Nier- en urinewegaandoeningen: Vaak: Dysurie, Pollakisurie. Soms: Urine retentie, Aarzeling om te plassen, Nachtelijk plassen, Polyuria, Verminderde urinestroom. Zelden: Abnormale urinegeur. Voortplantingsstelsel- en borstaandoeningen: Vaak: Erectiele dysfunctie, Ejaculatiestoornis, Vertraagde ejaculatie. Soms: Gynaecologische bloedingen, Menstruatie stoornis, Seksuele dysfunctie, Pijn aan de testikels. Zelden: Menopausale symptomen, Galactorroe, Hyperprolactinemie. Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen: Vaak: Vallen8, Vermoeidheid. Soms: Pijn op de borst7, Abnormaal gevoel, Koud aanvoelen, Dorst, Rillingen, Malaise, Warm aanvoelen, Verstoring van het lopen. Onderzoeken: Vaak: Gewichtsafname. Soms: Gewichtstoename, Verhoogde creatine fosfokinase in het bloed, Verhoogd kaliumgehalte in het bloed. Zelden: Bloedcholesterol verhoogd. 1 Gevallen van convulsies en gevallen van tinnitus zijn ook gemeld na stopzetten van de behandeling. 2 Gevallen van orthostatische hypotensie en flauwvallen zijn met name gemeld aan het begin van de behandeling. 4 Gevallen van agressie en boosheid zijn voornamelijk gemeld aan het begin van de behandeling of na het stopzetten van de behandeling. 5 Gevallen van suïcidale gedachten en suïcidaal gedrag zijn gemeld tijdens de behandeling met duloxetine en net na het stopzetten van de behandeling. 6 Geschatte frequentie van bijwerkingen, gerapporteerd na het op de markt komen, niet waargenomen in placebogecontroleerde klinische onderzoeken. 7 Niet statistisch significant verschillend van placebo. 8 Vallen kwam vaker voor bij ouderen (≥65 jaar). c. Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen: Wanneer gestopt wordt met duloxetine (met name bij abrupt stoppen) leidt dit vaak tot onthoudingsverschijnselen. Duizeligheid, gevoelsstoornissen (inbegrepen paresthesie of elektrische-schokachtige sensaties, in het bijzonder in het hoofd), slaapstoornissen (inbegrepen slapeloosheid en diepe dromen), vermoeidheid, slaperigheid, agitatie of angst, misselijkheid en/of overgeven, tremor, hoofdpijn, myalgie, overgevoeligheid, diarree, abnormale zweetafscheiding en duizeligheid zijn de meest gemelde reacties. In het algemeen geldt voor SSRI’s en SNRI’s dat deze symptomen mild tot matig en zelfbeperkend zijn, hoewel ze bij sommige patiënten ernstig en/of langdurig zijn. Daarom wordt geadviseerd om, wanneer duloxetine behandeling niet langer nodig is, geleidelijk aan te stoppen door de dosering langzaam af te bouwen. In de 12 weken acute fase van drie klinische studies met duloxetine bij patiënten met diabetische neuropathische pijn, werden kleine maar statistisch significante verhogingen waargenomen van de nuchtere bloedglucose bij patiënten behandeld met duloxetine. HbA1c was stabiel bij zowel de duloxetine behandelde als de placebo behandelde patiënten. In de verlengde fase, welke tot 52 weken duurde, was er een toename van het HbA1c in zowel de duloxetine als de routine groep, maar de gemiddelde toename was 0,3 % groter in de duloxetine behandelde groep. Er was ook een kleine toename van de nuchtere bloedglucose waarde en het totale cholesterol in de duloxetine behandelde groep terwijl deze labwaarden een kleine daling lieten zien in de routine groep. De gecorrigeerde hartslag QT-interval bij met duloxetine behandelde patiënten verschilde niet van die bij met placebo behandelde patiënten. Er werden geen klinische significante verschillen waargenomen voor QT, PR, QRS of QTcB metingen tussen duloxetine en placebo behandelde patiënten. d. Pediatrische patiënten: In klinische onderzoeken werden in totaal 509 pediatrische patiënten van 7 tot 17 jaar met depressieve stoornis en 241 pediatrische patiënten van 7 tot 17 jaar met gegeneraliseerde angststoornis behandeld met duloxetine. In het algemeen was het bijwerkingenprofiel van duloxetine bij kinderen en jongeren gelijk aan wat gezien werd bij volwassenen. In totaal 467 pediatrische patiënten, in klinische onderzoeken in het begin gerandomiseerd op duloxetine, namen gemiddeld 0,1 kg in gewicht af in 10 weken, vergeleken met een gemiddelde toename van 0,9 kg bij 353 placebo-behandelde patiënten. Vervolgens neigden de patiënten over de vervolgperiode van 4 tot 6 maanden gemiddeld naar herstel naar hun te verwachten uitgangsgewichtspercentiel; dit percentiel is gebaseerd op bevolkingsgegevens van kinderen en jongeren met overeenkomende leeftijd en geslacht. Bij met duloxetine behandelde pediatrische patiënten werd in onderzoeken tot 9 maanden een overall gemiddelde afname van 1% in lengtepercentiel waargenomen (een afname van 2% bij kinderen van 7 -11 jaar en een toename van 0,3% bij jongeren van 12 – 17 jaar). Melding van vermoedelijke bijwerkingen: Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden via Federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten, Afdeling Vigilantie, EUROSTATION II, Victor Hortaplein, 40/ 40, B-1060 Brussel. Website: www.fagg.be, e-mail:
[email protected]. HOUDER VAN DE VERGUNNIN VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN: Generics [UK] Limited, Station Close, Potters Bar, Hertfordshire, EN6 1TL, Verenigd Koninkrijk. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN: 30 mg: EU/1/15/1010/001, EU/1/15/1010/002, EU/1/15/1010/003, EU/1/15/1010/004, EU/1/15/1010/005, EU/1/15/1010/006, EU/1/15/1010/007, EU/1/15/1010/008, EU/1/15/1010/009, EU/1/15/1010/010. EU/1/15/1010/021, EU/1/15/1010/022, EU/1/15/1010/023, EU/1/15/1010/024, EU/1/15/1010/025, EU/1/15/1010/026, EU/1/15/1010/027, EU/1/15/1010/028. 60 mg: EU/1/15/1010/011, EU/1/15/1010/012, EU/1/15/1010/013, EU/1/15/1010/014, EU/1/15/1010/015, EU/1/15/1010/016, EU/1/15/1010/017, EU/1/15/1010/018, EU/1/15/1010/019, EU/1/15/1010/020, EU/1/15/1010/029, EU/1/15/1010/030, EU/1/15/1010/031, EU/1/15/1010/032, EU/1/15/1010/033, EU/1/15/1010/034. AFLEVERINGSWIJZE: Geneesmiddel op medisch voorschrift. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST: 12/2015. Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europese Geneesmiddelenbureau (EMA) http://www.ema.europa.eu. Copyright 2016 Mylan Inc. - 2016-MYLAN-ADV-NL-006 - Date of creation/review: 01/2016
2016-01-Duloxetine-Mylan-PUB-H317 x L250-NL-v08-BAT.indd 1
www.medi-sfeer.be
4/02/16 14:56
Medi-Sfeer 509 ❚ 17 maart 2016
28
I
FINANCE
Nieuw samengesteld gezin, waarom en hoe uw nalatenschap plannen? Meer dan één Belg op tien maakt deel uit van een nieuw samengesteld gezin. Wat vroeger een relatief weinig voorkomende situatie was, vandaag kijkt er niemand nog van op. Maar hoe zit het met de erfopvolging? Bij leven plannen is de beste optie om er zeker van te zijn dat uw vermogen na uw overlijden verdeeld wordt overeenkomstig uw wensen. Wij vroegen het advies van enkele experts.
D
at een voorafgaande erfenisplanning veel voordelen biedt, daar is iedereen het over eens. Er zijn niet alleen de eventuele belastingvoordelen, uw erfenis plannen biedt u ook de mogelijkheid om zelf te beslissen over hoe uw bezittingen zullen worden verdeeld over uw erfgenamen. Als u tot de 15% nieuw samengestelde gezinnen in België behoort, dan is een doordachte erfenisplanning des te belangrijker. “Als u geen schikkingen treft, dan zal uw nalatenschap toekomen aan de door de wet aangeduide personen”, aldus David Agnessen, family officer bij de firma Progentis. Wacht dus niet tot het te laat is, want de financiële toekomst van de personen die u lief zijn hangt ervan af.
Welke oplossingen?
MS10499N
Of men nu jong of minder jong is, rijk of minder rijk, gehuwd of ongehuwd, spreken over de dood en wat erna komt is nooit evident. Maar nagenoeg iedereen bezit een zeker vermogen en erfenisplanning belangt iedereen aan. Initiatief nemen bij leven is dus de boodschap. Maar op wie doet u daarvoor een beroep? Banken, verzekeraars, advocaten en family offices kunnen u helpen bij de verschillende aspecten van uw vermogensbeheer, elk vanuit hun specialiteit. “In elk geval is de notaris uw eerste aanspreekpunt voor alles wat huwelijkscontracten en testamenten betreft. Aangezien het voor een notaris soms moeilijk is om zich een totaalbeeld te vormen van uw vermogen, kan een beroep doen op een family officer om de documenten voor te bereiden een goed alternatief zijn”, licht David Agnessen toe. Het testament blijft de meest efficiënte manier om uw vermogen te verdelen overeenkomstig uw wensen en om elk risico op onduidelijkheden te vermijden, vooral als u aan het hoofd staat van een nieuw samengesteld gezin waardoor er meer betrokken personen zullen zijn. “Vroeger bestonden slechts twee wettelijke statuten: gehuwd/ongehuwd, met/zonder kinderen. Later werd het statuut van wettelijk samenwonende toegevoegd aan de wetgeving en vandaag is het aantal Belgen dat hertrouwt niet meer te tellen. Dat alles maakt een
Medi-Sfeer 509 ❚ 17 maart 2016
wetgeving die sinds de 200 jaar terug geschreven Code Napoléon niet meer evolueerde, een stuk complexer.” Het aantal mogelijke scenario’s in het familieleven neemt toe en bijgevolg ook het aantal scenario’s voor een testament (zie kader). Het testament is per definitie een individueel document en zolang niet aan het reservatair erfdeel wordt geraakt – met andere woorden het deel van de wettelijke erfenis dat bij wet aan uw erfgenamen wordt toegewezen – laat het toe om andere personen dan uw erfgenamen in eerste lijn te begunstigen.
Het nieuw samengestelde gezin maakt een wetgeving die niet echt evolueerde sinds de 200 jaar oude Code Napoléon, een stuk complexer.
Huwelijkscontract Wat zijn de meest voorkomende situaties en in wiens voordeel zijn ze? •
Hoe bescherm ik mijn nieuwe partner? “Bij overlijden van een van de echtgenoten en in aanwezigheid van kinderen, komt het vruchtgebruik van de erfenis toe aan de langstlevende echtgenoot, met inbegrip van de gezinswoning”, legt David Agnessen uit. De toewijzing van dit vruchtgebruik van de gezinswoning is onbetwistbaar. Opgelet: de rechten van de nieuwe partner bij overlijden variëren naargelang de situatie van het koppel. “Het huwelijk bepaalt automatisch wat er gebeurt met het vermogen bij overlijden van de partners. Als de partners gehuwd zijn, is de langstlevende echtgenoot doorgaans goed beschermd. In geval van samenwoning (wettelijk of feitelijk) moeten schikkingen worden getroffen om zijn
echtgenoot reeds de helft van het huwelijksvermogen, dat niet gedeeld hoeft te worden met de andere erfgenamen (inclusief kinderen). Als bovendien een ‘verblijvingsbeding’ wordt toegevoegd aan het huwelijkscontract, dan komen alle goederen toe aan de langstlevende echtgenoot. In deze situatie zullen de kinderen van het koppel pas erven bij overlijden van hun tweede ouder (alternatief: de schenking). Alleen de kinderen uit een vorig huwelijk beschikken over de mogelijkheid om voor de rechtbank een toewijzing te betwisten als deze hun reservatair erfdeel overschrijdt.
partner te beschermen”, aldus Patrick Moonen, director competence center bij Progentis. Als u niet gehuwd bent, wordt het dus ten stelligste aanbevolen een testament op te stellen omdat de bescherming in geval van wettelijke samenwoning zeer beperkt is en eenzijdig kan worden opgeheven (terwijl men met twee moet zijn om te scheiden).
•
Zonder huwelijkscontract valt u automatisch onder het wettelijk stelsel van de ‘gemeenschap beperkt tot aanwinsten’. Concreet betekent dit dat de tijdens het huwelijk gekochte goederen, evenals de lonen en inkomsten van het koppel samensmelten en voor de helft toebehoren aan de ene partner en voor de helft aan de andere partner. Dit stelsel heeft een belangrijk nadeel voor nieuw samengestelde gezinnen: bij overlijden van een van de echtgenoten ontvangen de kinderen uit het eerste huwelijk een kleiner erfdeel omdat hun stiefouder de helft van de goederen uit de gemeenschap behoudt. In het geval van een huwelijk met ‘gemeenschap van goederen’ worden alle goederen in bezit van de echtgenoten gemeenschappelijk. Bij overlijden van een van de echtgenoten bezit de langstlevende
•
Als u de kinderen uit uw eerste huwelijk wenst te bevoordelen, opteer dan voor het stelsel ‘scheiding van goederen’. In dit geval behoudt elke echtgenoot zijn persoonlijk vermogen, niet alleen de goederen die hij of zij bezat voor het huwelijk (met inbegrip van schenkingen en erfenissen), maar ook de tijdens het huwelijk verworven goederen (inkomsten, beleggingen, meubilair, auto) met uitzondering van het onverdeeldheidsprincipe dat toelaat dat bepaalde goederen samen worden verworven (bijvoorbeeld de woning). Het verzekert de juridische onafhankelijkheid van het vermogen van de echtgenoten en dus de bescherming van de kinderen uit een vorig huwelijk die in volle eigendom kunnen erven.
www.medi-sfeer.be
I 29 Scenario nr. 1:
Scenario nr. 2:
Scenario nr. 3:
Alain en Isabelle wonen samen. Alain heeft een kind uit een eerste huwelijk, Isabelle heeft geen kinderen. Als Alain en Isabelle niet gehuwd zijn, is het kind de enige erfgenaam van Alain. Het kind heeft daarentegen geen enkel recht op het vermogen van Isabelle en dit ongeacht ze gehuwd, wettelijk samenwonend of feitelijk samenwonend zijn en ongeacht in welk gewest ze wonen. De naakte eigendom van de goederen van Isabelle zal in twee gelijke delen toegewezen worden aan haar wettige erfgenamen (aangezien zij geen kinderen heeft, zullen dat in dit geval haar ouders en eventuele broers en zussen zijn). Als Isabelle wenst dat Alain het vruchtgebruik van haar goederen zou genieten of als zij iets wil nalaten aan haar stiefzoon, dan moet zij een testament opstellen.
Vincent en Marie wonen samen. Vincent heeft reeds een kind uit een eerste huwelijk en Marie heeft er twee, eveneens uit een vorig huwelijk. Hoe gebeurt de verdeling in geval van overlijden? Net als in het vorige geval erven de kinderen alleen het vermogen van hun eigen ouder. Ze beschikken dan over de naakte eigendom van hun eigen ouder, ongeacht de burgerlijke staat van de ouders of het gewest waarin ze wonen. Als Vincent en Marie gehuwd zijn of wettelijk samenwonen, erven zij wederzijds het vruchtgebruik van de erfenis (tenzij het huwelijkscontract een verzaking vermeldt).
Marc en Vanessa wonen samen. Zij hebben elk kinderen uit een eerste huwelijk, maar hebben ook samen een kind. Wie erft wat bij het overlijden van de ouders? Net als in de vorige gevallen erft elk kind de naakte eigendom bij overlijden van zijn biologische ouder. Het kind dat zij samen hebben, zal in ieder geval erven in geval van overlijden van de ene of de andere ouder, maar zal de erfenis in beide gevallen moeten delen met zijn halfbroers en halfzussen, ongeacht de burgerlijke staat van de ouders of het gewest waarin ze wonen.
er bijvoorbeeld een groot leeftijdsverschil was tussen hen), dan kan de toewijzing van het vruchtgebruik tot frustraties leiden omdat de kinderen wellicht pas jaren later over het goed kunnen beschikken.
sing: adoptie. Het gaat om een gewone adoptie die minder ver gaat dan de volle adoptie. De gewone adoptie verandert geenszins de verhouding van het kind met zijn biologische ouders, ook niet wat zijn statuut als erfgenaam betreft. “Ze laat u daarentegen wel toe om een deel van uw vermogen te vererven in dezelfde fiscale omstandigheden als die van uw biologische kinderen”, licht Patrick Moonen toe. De gewone geadopteerde heeft een dubbele erfroeping: hij erft als zijn biologische ouders overlijden en eveneens wanneer de ouder die hem adopteerde, overlijdt.
Wat bij overlijden van stiefmoeder?
Hoe bescherm ik de kinderen uit mijn eerste huwelijk? Ongeacht de omstandigheden, uw eigen kinderen zullen altijd bevoordeeld zijn. Deze bescherming is vastgelegd in de wet. Een financiële zekerheid garanderen aan zijn partner zonder de kinderen voor het hoofd te stoten is in vele nieuw samengestelde gezinnen een bezorgdheid. Koppels die hertrouwen terwijl ze reeds kinderen hadden uit een vorig huwelijk vrezen vaak dat die zich benadeeld zouden voelen of dat hun vermogen naar de andere familie zou gaan na hun overlijden. Gelukkig bestaan er manieren om de rechten van zijn partner te beperken.
Van wie erft elk kind?
Kinderen en stiefkinderen, kan ik mijn vermogen overdragen zoals ik dat wil?
In het erfrecht bestaat er a priori geen enkele verwantschap tussen stiefouders en stiefkinderen. Als u uw stiefkinderen op voet van gelijkheid zou willen behandelen met uw eigen kinderen, dan zult u een testament moeten opstellen. Alleen een testament kan in de ogen van de wet Een bepaling van het Burgerlijk Wetgetuigen van uw wens om uw nalatenboek, de zogenaamde ‘Wet Valkeniers’, schap in gelijke delen over te maken aan biedt de mogelijkheid een overeenkomst alle kinderen. Het bewijs dat de samente sluiten waarbij de tweede echtgenoot leving steeds meer het belang erkent zijn wettelijk erfdeel in de erfopvolging van nieuw samengestelde gezinnen, beperkt ziet of eraan kan verzais dat kinderen en stiefkinderen ken. Ze doen dit via van een aan hetzelfde tarief kunnen huwelijkscontract of bij erven. “Uw eigen kinAls wijzigingsakte van het deren beschikken wel zelfstandige huwelijkscontract. altijd over het recht of wanneer u om uw verdeling te een of meerdere Het ‘Assepoesterbetwisten als deze beding’ biedt ook een eventuele vennootschappen zou de mogelijkheid vermindering van bezitten, is het eens zo aan de kinderen uit hun reservatair belangrijk om uw erfenis te het eerste huwelijk erfdeel met zich plannen in het licht van om het vruchtgezou meebrengen”, de complexiteit van bruik om te zetten in waarschuwt Patrick het vermogen. kapitaal. Wanneer de Moonen. langstlevende echtgenoot nog relatief jong is bij het overlijOm dit probleem te ontden van de andere echtgenoot (wanneer mijnen bestaat een oplos-
www.medi-sfeer.be
Wat als er een gemeenschappelijk kind is?
In de praktijk… Als u aan het hoofd staat van een nieuw samengesteld gezin, dan vormt het tes-
tament de meest eenvoudige manier om uw vermogen te verdelen. Dankzij dit document, opgesteld door een notaris of in de vorm van een handgeschreven testament, kunt een bepaald goed nalaten aan een bepaalde persoon, om een van uw kinderen, uw partner of zelfs de kinderen van uw partner te bevoordelen. De enige voorwaarde is dat geen afbreuk wordt gedaan aan het reservatair erfdeel, met andere woorden het deel van de erfenis dat door de wet wordt toegekend aan uw wettige erfgenamen. Een testament laten opstellen door een notaris zal u in de meeste gevallen tussen 200 en 250 euro kosten. In ruil voor dat bedrag beschikt u over een notariële akte die u de naleving van uw laatste wilsbeschikking garandeert. David Agnessen besluit: “Elke familie is uniek. Hoe groter het vermogen, hoe complexer meestal. De hier gestelde vragen behandelen slechts een deeltje van deze complexe en veranderende materie. Een grondige persoonlijke analyse, zowel burgerrechtelijk als fiscaal, is noodzakelijk gezien de specifieke situatie en de wensen van elkeen. Een beroep doen op een specialist is in ieder geval geen overbodige luxe.” ❚
Albin Wantier
Medi-Sfeer 509 ❚ 17 maart 2016
30
I
ZOEKERTJES Werkaanbod Vervanging gezocht wegens zwangerschap (22/7/16-14/10/16) voor praktijk te Damme (in zelfde gebouw met osteopate en mannelijke huisarts-homeopaat). Jonge populatie, semi-drukke praktijk (3,5 jaar geleden zelf opgestart). Georganiseerde wachtdienst. EMD: Windoc. In toekomst evt. associatie mogelijk. Alles bespreekbaar via e-mail:
[email protected].
Wegens pensioen, collega('s) gezocht voor overname goed draaiende huisartsenpraktijk in de buurt van Antwerpen. Mogelijkheid om met meerdere artsen te starten. Er zijn twee dokterskabinetten ter beschikking. Tel. 0498/72.15.02.
Huisartsengroepspraktijk te Genk zoekt 5 de enthousiaste collega om onze praktijk te vervoegen. Secretariaat, wk-wkndwacht (wachtpost), opleidingspraktijk, uren bespreekbaar, eigen kabinet. Meer info drpotargent@ skynet.be.
Solohuisarts met drukke praktijk in regio Noord-Limburg zoekt jonge huisarts(en) voor tijdelijke samenwerking vanaf medio 2016 met zicht op overname, wegens nakend pensioen medio 2017. Er is mogelijkheid om met meerdere artsen te werken. Twee onderzoekskamers zijn ter beschikking. Info:
[email protected].
Zwangerschapsvervanging gezocht van half juli tem half oktober 2016. Samenwerking in team van drie artsen te Nieuwrode (Holsbeek, Aarschot), EMD: care connect, enkel op afspraak. Contact:
[email protected].
MS10484N
Wemmel: Diëist(e) gezocht om bestaande diëtistenpraktijk verder te zetten, op zelfstandige basis. Mooie ruimte in bloeiende tandarts/dermatlogie praktijk. Gemeenschappelijke wachtzaal. Ruimte ook eventueel te huur voor andere medische specialiteit of paramedisch beroep. Inlichtingen: 0475/674099.
Derde arts gezocht te ZW-Vl. AMB, samenwerking, secret, HealthOne, wachtpost. 0474/056048 (na 20u) of 0493/18.65.53
Medi-Sfeer 509 ❚ 17 maart 2016
Collega gezocht voor samenwerking in snel groeiende praktijk. We werken enkel op afspraak en beschikken over een partime secretaresse voor alle administratieve taken. In de praktijk ook osteopathie, psychotherapie en voedingsdeskundige aanwezig. Eigen cabinet in een rustige groene omgeving. Online agendasysteem. Georganiseerde week en weekendwacht, weinig huisbezoeken. We streven naar een goede balans werk/prive. Interesse voor integratieve geneeskunde is een pluspunt. Interesse? Neem contact op met
[email protected] of 0478/831744
Vervanging gezocht wegens ZWANGERSCHAPSVERLOF van 11/7/2016 tem 7/10/2016. Groepspraktijk te Zonhoven (3 collegiale huisartsen), aangenaam werkschema (vrije dag mogelijk, geen week- en weekendwachten, vakantie bespreekbaar), consultatie op afspraak, online agenda, halftijds secretariaat, EMD: Windoc. Graag contact via mail naar inge_houben@ hotmail.com
Medische secretaresse zoekt part time job. Momenteel aan de slag bij een oogarts die aan zijn laatste werkende maanden bezig is. Beschikbaar vanaf januari. Regio Gent-Eeklo-BruggeKnokke. Voor meer info 0497366307 of
[email protected]. Ik stuur u graag mijn cv!
Overname drukke en goed uitgeruste cardiologische privé-praktijk Antwerpen-Stad wegens vertrek naar buitenland. Ideaal voor startende cardioloog. Eventueel verhuur behoort tot de mogelijkheden. U kunt me voor vragen contacteren op volgend nummer 0485/99.62.60.
Collega huisarts gezocht voor associatie en later overname praktijk in landelijke gemeente Tollembeek. 2 kabinetten, EMD, laserterapie,ea. Alle opties bespreekbaar. Info: 0475/67.27.99.
Versterking gezocht voor dynamische landelijke huisartsenpraktijk (Waasland) bij Belgisch Nederlandse grens bestaande uit 3 enthousiaste collega's die streven naar goede balans werk/privé. Impulseo I en II. Weekwacht en wachtpost. Afsprakensysteem online. Deeltijdse secretaresse.
[email protected] - 0495/32.80.00.
Duopraktijk te Oostende zoekt derde arts voor samenwerking. Wij werken enkel op afspraak en beschikken over een full time secretariaat voor alle adm.taken (afspraken, innen honoraria, etc.). Wij bieden een eigen kabinet in een rustige omgeving en besteden veel aandacht aan gezonde balans werk/privé. Georganiseerde week- en weekendwacht, weinig huisbezoeken. Impulseo I gebied. Alle modaliteiten en werkschema's bespreekbaar, eventueel ook voor koppel. Info: 059/32.12.33 of depraktijk.oostende@ gmail.com.
Huisarts Bonheiden zkt. collega. Zoek je een praktijk met reëel groeipotentieel? Waar invulling van het uurrooster bespreekbaar is? Waar je beschikt over je eigen consultatieruimte? Waar gewerkt wordt met EMD? Waar EKG, echografie en laser aanwezig zijn? Dan zijn wij op zoek naar jou ter versterking van solo-praktijk in Bonheiden. Interesse? Neem contact met
[email protected] of 015/75.75.11.
Collega gezocht voor samenwerking (m/v) te Oostende (Impulseo I) voorzien van: telesecretariaat (Impulseo III), week-/weekendwachten/wachtpost, samenwerking met collega's. Vernieuwde praktijk voorzien voorjaar 2016. Info:
[email protected].
4e collega gezocht voor jonge HA-praktijk regio Waregem - start 9/2016. wk-wkndwacht - voltijds secretariaat - 4 kabinetten. Meer info:
[email protected].
Solowerkende huisarts regio Zuid-West-Vlaanderen zoekt jonge collega voor samenwerking en eventuele overname van praktijk. EMD, georganiseerde week- en weekenddienst. Gevarieerd patientenbestand. Indien interesse, graag CV naar
[email protected].
Jonge groepspraktijk te Grimbergen zoekt (deeltijds) huisarts voor (tijdelijke) versterking van ons team vanaf maart 2016. Alle opties bespreekbaar. EMD/secr/online agenda. contact:
[email protected].
Assoc. Landen. 50jr zkt jonge vrouw. assoc. Gn intredegeld, wel maand. huur. 2 gerenov. kabinet(Walshoutem, Neerwinden) Gn vrouw. HA in
omg. vnl. pensioenger.man. WE-w8 + weekw8. Afsprak. Sanmax, weinig telefoon. EMD CareConnect. Ik uitsl. afspraak, jij vrij rdpl.en/of afspr. Alles bespreekb.
[email protected].
Medisch materiaal Te koop wegens stopzetting: 3-delige onderzoekstafel, ECG-toestel Schiller, macroview otoscoopset (WA) en tongspatelkop, microscoop Kyowa, gipszaag, labelprinter Brother, specula, tangen, hechtingssets, kwikbloeddrukmeter (tafelmodel), sterilisator Memmert; gunstige prijzen, omgeving Brussel. Info:
[email protected].
Te koop: onderzoekstafel hamilton, oud model. Vraagprijs: 250 euro. Info via email:
[email protected]
Te koop: mooie verlichte zuil met opschrift ‘huisarts’ €1000 (NP3000); onderzoekstafel Midmark 404 met transfo voor beweegbare lamp, stopcontact €750; Midmark praktische omkleedmuurkast €150; Midmark kastje 2 lades en deurtje €50 ; midmark tabouret €50; midmark kastje 5 laden op wieltjes €100. Dossiersysteem Aries:rekken en mappen ; Prijzen otk. Foto’s op aanvraag. Info: 0484/671283, Lommel
Medisch materiaal te koop: onderzoeksbank, Ritter onderzoekstafel, kolomweegschaal… Info:
[email protected].
Onderzoekstafel + verbandkastje en tabouret op wielen. Volledig nieuw; in verpakking. 50% van aankoopprijs. Tel: 0475/52.61.49.
Divers medisch materiaal te koop wegens stoppen huisartspraktijk. Ideaal voor startende arts of bij uitbreiding praktijk. Info: 052/22.21.05.
Te koop onderzoekstafel Midmark 404 wegens dubbel gebruik na associatie. Zo goed als nieuw met nieuw onderzoekskussen. Prijs 280 euro bij afhaling. Dr Jos Mertens Oudekerkstraat 8/2, Molenbeersel 089/70.15.25.
Allerlei Arts-verzamelaar koopt oude postkaarten en oude foto's. Contact: Dr.Ceulemans Freddy. Tel: 016/69.88.11. e-mail:
[email protected].
www.medi-sfeer.be
I 31 Vastgoed Te koop mooi, groot (220m2) appartement in Leuven dichtbij UZ Gasthuisberg en Leuvense Ring. Bouwjaar 2002; grote living en keuken, 4 slaapkamers, bureau, terras, 2 badkamers, garage, 2 kelders. Vraagprijs 595.000 Euro. Tel 0477840574.
Te huur: centrum Linden (3210), Gemeentestraat 4, vanaf 1 juli 2016. Wegens stopzetting (pensioen) huisartsenpraktijk. Aangepaste infrastructuur voor elke vorm van medische of paramedische praktijk. Info gsm 0475.23.22.58 of
[email protected].
Te huur: 2 ruime ingerichte praktijkruimten te Leuven, hal, toitet en wachtruimte. Eigen inkom en ruime parking. Tel 0495/365 299.
Mooie praktijkruimtes (opp 15m2 en 26m2) te huur in recent volledig gerenoveerd pand. Gelegen in rustige, karaktervolle wijk te Antwerpen (Tentoonstellingswijk). Goed bereikbaar met openbaar vervoer en voldoende parkeerplaats. De ruimtes worden bij voorkeur verhuurd voor activiteiten of consultaties in de sociale en/of medisch-psychologische sector. Bemeubeld met bureel, voldoende stoelen, zetels en boekenrek/kast. Gemeenschappelijk gebruik van wachtruimte, secretariaat, keuken, vergaderruimte (max 8-10pers), kleine tuin, douche voor wie zich wil verfrissen of met de fiets komt, sanitair, wifi, copyprinter, telefooncentrale. Kan per dagdeel (4u 3 dagdelen per dag) gehuurd worden. Kan afzonderlijk of samen gehuurd worden. Reductie bij huren van meer dan 3 dagdelen. Voor verdere inlichtingen: Dr. H. Ruymbeke, psychiater – 0476/406.193 -
[email protected].
PRAKTIJKRUIMTE TE HUUR: ruime praktijk, wachtzaal,kleine hall met toilet, met ruime parking gelegen te Zonhoven(ideaal tussen Hasselt en Genk). Onmiddellijk vrij.Tel:0475/626297
is een tijdschrift uitgegeven voor huisartsen. Wekelijks • 35 nummers / jaar Oplage: 13.500 exemplaren Publicatiedirecteur: Vincent Leclercq Hoofdredacteur: Michèle Langendries •
[email protected]
www.medi-sfeer.be
Te huur in Antwerp medical building. Praktijkruimte met wachtkamer onthaal receptie en afspraakbeheer. Info:
[email protected].
Te koop in Nieuwpoort-Bad: ultramodern 2 slaapkamer appartement in de Lefebvrestraat, centraal tussen de zee en de winkelstraat, zeezicht, bouwjaar 2008. Design-inrichting, ingemaakte kasten, parket, terras. Kelderberging en 4 fietshaken inclusief. Perfecte "pied-à-terre" in het Knokke-aan-dewestkust! Inlichtingen en/of bezoek via
[email protected].
Te huur: praktijkruimte te Dendermonde. 2 medische consultatieruimtes met secretariaat, wachtzaal, toilet en inkom met private parkeerplaats. Goed gelegen op gelijkvloers van appartementsgebouw op de Noordlaan. Tel: 052/20.24.40 tijdens kantooruren.
Te huur centrum Lummen: praktijkruimte voor medisch of paramedisch beroep in opbouw: 1 of 2 medische kabinetten inrichting nog af te spreken; met hall, toilet, keuken, berging, wachtruimte en secretariaat, volledig rolstoeltoegankelijk! Ruime parking voorzien. Prijs te bespreken: 0473/47.02.25.
Vakantie Te Huur : Appartement zeedijk Knokke-Duinbergen. Tss Casino en Zeilclub. Modern luxueus hoekappt met wijd zicht. Drie ruime slk, twee badk, 6 pers, 135m. Th juni, eerste helft juni. Tel 0478/22.14.83.
Th Franse Pyreneeën villa 8 pers 4 slk 2bdk alle comfort internet. Tuin 20 are en privaatzwembad. Winter : skiën , zomer : alle bergsporten. www. homeaway.nl woning 6358655 of tel 0475 232065.
september 2016, per 2 weken.
[email protected]
Te huur vakantievilla met zwembad (5x10) in Marke Italië, 4slk, 3bdk, zeer ruime living en open moderne keuken, 2 terrassen met prachtig panorama (o.m.zicht op Monte Sibillini), 8km v. kust, geïsoleerde ligging, 800 m.v.dorp, www.baciodelsole-Montefiore.com.
Vakantie Duinbergen. App te huur: 3 slaapkamers, 2 badk, open zicht, alle nodige comfort en vlakbij het strand. Voor bijkomende info: 0476/51.12.87
Te huur: prachtige mobilhome Burstner 7.5m rijbew b alle confort hotelservice. www.mobilhomeverhuurmortsel. be. e-mail:
[email protected].
ITALIË, grens Tosc.-Umbrië: pracht. vakantiewoning, zeer rustig gelegen, met drie wooneenheden, elk voor 4 à 5 personen, apart of samen beschikbaar. Panoramisch zicht, grote tuin met terrassen, zwemkom van 12m op 6m. Van mei tot en met september. Tel: 0495/29.17.77. www.capegliano.be
Te huur: Sfeervol oud huis in het centrum van het historische stadje Veere (Zeeland). Ideaal voor fiets-, zeil- en familievakantie. 5 km van Noordzeestrand, 200 m van Veerse meer. Max. 6 personen. 3 slpkrs, ruime living, open keuken, tuin. Info: http://www.huisclara.nl/.
Te huur: Flayosc (Zuid-Frankrijk, Var) prachtige villa voor 8 à 10 pers op 6600m2 met uniek uitzicht op Massif Des Maures. Gelegen op 2km van het dorpje. Alle comfort, privézwembad, petanque, internet. Voor meer info: www.onsvakantiehuis.be of mail naar:
[email protected].
Te huur Zuid Spanje: schitterend gelegen villa (zee en sneeuw zicht) met afzonderlijk appartement. www. ownersdirect.co.uk/accommodation/ p8156284 of tel: 0495/27.48.04.
Te huur: Fuengirola (Costa del sol) Appartement zeedijk - 2 slpk - 180° zeezicht - volledig vernieuwd 2015 - alle comfort - op 20 min. van de luchthaven (Malaga) en op 20 min. van Marbella. Privéparking. Prijs: vanaf €600 per week. Tel: 0475/24.39.90.
TH/ KUst Middelkerke: 3slpk app op 200m v/d dijk; alle comfort; max 7 pp; met garage en zwembad; Tel:0495/70.08.23.
Te huur: Les Issambres (côte-d’azur): vakantiewoning voor 6-8 personen met zwembad en prachtig zeezicht (Baai van Saint-Tropez). Zeer rustige ligging, 3 slaapkamers, 2 badkamers, airconditioning, wifi. Meer info en foto’s op www. azurenkust.eu.
Ook u wenst een zoekertje te publiceren in onze volgende edities?
TE HUUR goed gelegen appartement Torre del mar (vlucht op Malaga) zeedijk, 4 pers, zwembad, vrij van mei tot
Te huur: recent vernieuwde villa met prive zwembad in Zuid-Spanje, Andalusie. Villa voor 14 Personen (ideaal voor 2 families) met prachtig zeezicht aan de baai van La Herradura - 1 uur rijden van de luchthaven van Malaga. voor meer info: www.casaramadelolivo.com of tel. 0476 928471 (Patricia del Castillo).
Algemeen coördinator: Vincent Claes
Sales Manager: Catherine Motte •
[email protected]
Verantwoordelijke uitgever: Vincent Leclercq Jaarlijks abonnement: €375 (België)
Redactie: Johanne Mathy • Pascal Selleslagh • Albin Wantier • Michel Verlinden • Chantal Maton • Arnaud Dellicour • Filip Ceulemans
Productie: Witold de Campo • Isabelle André • Sandrine Virlée
Alle rechten voorbehouden, inclusief vertalingen, zelfs gedeeltelijk. Verschijnt eveneens in het Frans. De uitgever kan niet verantwoordelijk worden gesteld voor de inhoud van de artikels, die onder de verantwoordelijkheid van de auteurs vallen. Door de snelle evolutie van de medische wetenschap is het aan te bevelen de diagnostische richtlijnen en therapeutische aanbevelingen extern te verifiëren. De inhoud van de snelle lezing valt niet onder de verantwoordelijkheid van de auteur.
Redactieassistentie: Julie Gueulette • Esther De Groot •
[email protected]
Medical Director: Dominique-Jean Bouilliez
Lid van de Unie van de Uitgevers van de Periodieke Pers
Stuur ons uw zoekertje op het adres
[email protected].
Copyright
PromoHealth asbl 12, avenue Marie-Antoinette 1410 Waterloo
Medi-Sfeer 509 ❚ 17 maart 2016
32 I
BEROEPSNIEUWS
Vlaamse regering drukt haar stempel op pilootprojecten Op 2 februari hebben de verschillende ministers van Volksgezondheid hun visie op geïntegreerde zorg voor chronisch zieken kenbaar gemaakt. Hun opvattingen zullen zich onder meer concretiseren in pilootprojecten voor geïntegreerde zorg (zie ook Medi-Sfeer nr. 507). De Vlaamse regering wil zich in deze zeker niet onbetuigd laten. Dat bleek uit de toelichtingen van dr. Caroline Verlinde, adjunct-kabinetschef van minister Vandeurzen, op een informatieavond die Domus Medica onlangs organiseerde. Domus bereikte hiermee een brede waaier aan zorgverleners, van huisartsen, specialisten en verpleegkundigen tot LMN-zorgpromotoren, apothekers en kinesitherapeuten.
D
Dr. Verlinde: “Het is de bedoeling dat, na selectie, een 20-tal Vlaamse projecten van start kunnen gaan. Maar als er werkelijk een massa interessante projecten toestromen, dan nemen we er meer.”
MS10543N
De pilootprojecten zijn geen reddingsboei voor structuren die met afschaffing of hervorming bedreigd zijn.
Medi-sfeer 509 ❚ 17 maart 2016
e Vlaamse overheid doet in het ontwikkelen van de geïntegreerde zorg letterlijk en figuurlijk een duit in het zakje. Vlaanderen zal in de toekomst voorzien in de Vlaamse sociale bescherming. “Dat is een schil die gelegd wordt bovenop de federale sociale zekerheid”, zoals dr. Verlinde het uitdrukt. We hadden in Vlaanderen al de Vlaamse zorgverzekering, die maandelijks 130 euro uitkeert aan zwaar zorgbehoevende personen, met andere woorden, - alle bewoners van een residentiële voorziening; - en personen in de thuiszorg met een sterk verminderd zelfzorgvermogen, aangetoond aan de hand van een reeks vooropgestelde criteria. Met de zesde staatshervorming zijn er heel wat extra bevoegdheden naar de gewesten overgekomen, zeker in verband met de langdurige zorg. Met de Vlaamse sociale bescherming wil de Vlaamse regering ervoor zorgen dat zwaar zorgbehoevende personen een persoonsvolgende financiering krijgen, die zal worden uitbetaald door de Vlaamse zorgkas. Dat betekent dat men per patiënt de specifieke zorgnood beoordeelt, zodat men zicht krijgt op de vereiste zorg en de daaraan verbonden kostprijs. “Wij willen dat de pilootprojecten ook dat aspect van de zorg bekijken”, zegt Caroline Verlinde. “Het gaat over een brede diversiteit aan patiëntprofielen, maar we willen evolueren naar één enkele inschaling van de patiënt. Momenteel zijn diverse schalen in omloop (Katz, Weckx, enzovoort), die elk gebruikt worden door een andere categorie van zorgverstrekkers. De Vlaamse regering schuift als eenduidige optie de BelRAI Screener naar voren – dus niet de volledige BelRAI. We hebben trouwens met de federale overheid een protocol afgesloten waarin we stellen dat we in de toekomst met de BelRAI en de BelRAI Screener aan de slag gaan.”
Geen reddingsboei Bij het uitvoeren van de pilootprojecten moet men rekening houden met de grondige hervorming van het zorglandschap die intussen in Vlaanderen aan de gang is. “Stel”, zegt de spreekster, “dat we beslissen om de LMN’s in een andere structuur te laten opgaan.” En ze voegt er snel aan toe: “Dit is maar illustratief.” Een fictief voorbeeld, dus. Maar hoe dan ook: als een structuur via een overeenkomst in een pilootproject voor geïntegreerde zorg wordt opgenomen en in de loop van het project van overheidswege wordt hervormd, dan zal ze in haar hervormde gedaante verder aan het project moeten deelnemen. De pilootprojecten zijn dus geen reddingsboei voor structuren die met afschaffing of hervorming bedreigd zijn. De Vlaamse regering vraagt ook de nodige aandacht voor participatie en educatie van de patiënt en de mantelzorger. Uit een recent rapport van de Koning Boudewijnstichting blijkt niet alleen dat patiënten willen participeren in beslissingen voor de eigen zorg, maar dat ze ook willen bijdragen aan het werk op beleidsniveau. Daarnaast leggen patiënten er de nadruk op dat men bij de zorg niet zomaar moet streven naar de langste levensduur, maar ook dat men ook de levenskwaliteit moet vrijwaren. In de oproep voor pilootprojecten staat dat ieder project moet worden uitgewerkt in een regio van minstens 70.000 patiënten. “Dat betekent uiteraard niet dat al die patiënten aan het project moeten deelnemen”, benadrukt dr. Verlinde. “De betrokken populatie zal een steekproef zijn uit de bevolking van de regio. Maar een regio van 70.000 personen is nodig om een voldoende aanbod te hebben van het type patiënt waarop het pilootproject zich richt.” Het maximumaantal patiënten
is vastgesteld op 300.000. “Bij de Vlaamse regering vinden wij dat veel”, aldus de spreekster. “Het was vooral Wallonië dat op die bovengrens aandrong. Allicht kan men gemakkelijker en even doeltreffend werken in een wat kleiner gebied.” En ze voegt eraan toe: “Niet alles wat in de Gids voor de pilootprojecten staat, is representatief voor het standpunt van de Vlaamse overheid. Het gaat immers om een federale consensus, waarin alle betrokken partijen zich zo goed mogelijk moesten kunnen vinden. Maar geïntegreerde zorg doet deels een beroep op federale bevoegdheden, en deels op Vlaamse bevoegdheden. Vandaar dat we als Vlaamse regering echt niet aan de kant konden blijven staan in de omkadering van de pilootprojecten. Vanop Vlaams niveau zullen we kijken welke regelluwte kan worden toegestaan, zodat de veldwerkers hun project vlot kunnen uitrollen. Als de projecten stroken met wat we beogen, zal regelluwte zeker kunnen worden toegepast. Dat is ook de houding van de federale overheid. Toch bleek de federale overheid op één punt onverbiddelijk: het KB nr. 78. De Vlaamse overheid drong erop aan dat meer taakdelegatie zou mogelijk zijn dan wat het KB nr. 78 momenteel toelaat. Maar, zo argumenteerde het federale niveau, de herziening van het KB maakt deel uit van een aparte werf, waarmee men de pilootprojecten voor geïntegreerde zorg niet wil laten interfereren.” Het is de bedoeling dat, na selectie, een 20-tal Vlaamse projecten van start kunnen gaan. “Maar als er werkelijk een massa interessante projecten toestromen, dan nemen we er meer”, blikt Caroline Verlinde vooruit. ❚
Dr. Michèle Langendries www.medi-sfeer.be