Beleidsnotitie ‘permanente bewoning recreatieverblijven’
RO/05/16691 September 2005 Mr.J.C.Been
CONCEPT
september 2005
Inhoudsopgave
1
INLEIDING
4
2
ALGEMEEN KADER
5
2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
Rijksbeleid Provinciaal beleid Gemeentelijk beleid Gemeentelijke beleidsruimte Ontwikkeling op Europees niveau
5 7 8 8 8
3
PERMANENTE BEWONING VAN RECREATIEWONINGEN
9
3.1 3.2 3.3 3.4
Inleiding Oorzaken Gevolgen Conclusie
9 9 10 11
4
SITUATIE IN DE GEMEENTE HARENKARSPEL
12
4.1 4.2. 4.3 4.4 4.5
Inleiding Maatregelen van de gemeente Maatregelen recreatieondernemers Kenmerken terreinen Omvang van het probleem
12 12 16 17 20
5
FEITELIJKE AANPAK EN KEUZES
22
5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6
Inleiding Legalisatie Peildatum Persoonsgebonden beschikking Uitzonderingssituaties Gevolgen lokale woonvisie
22 22 26 27 28 27
6
Handhaving
30
6.1 6.2
Handhaving van het beleid Uren handhaving vastgesteld beleid
30 30
7
Actualiseren bestemmingsplannen
32
8
Inspraak
33 2
CONCEPT 9 9.1 9.2
Conclusies en voorstel Conclusie Voorstel
september 2005 34 34 34
3
CONCEPT 1.
september 2005
Inleiding
In deze nota is een plan van aanpak beschreven, op welke wijze het college voornemens is om de problematiek van de permanente bewoning van recreatiewoningen, in haar gemeente wil aanpakken. De minister van VROM heeft de Tweede Kamer bij brief van 14 november 2003 haar voorstel doen toekomen over de contouren van haar beleid inzake de problematiek rond permanente bewoning van recreatieverblijven. De aan de Tweede Kamer gezonden brief is ter kennisneming toegezonden aan de gemeentebesturen. Kern van het probleem is, aldus de Minister, dat het permanent bewonen van recreatieverblijven in bestemmingsplannen niet is toegestaan, maar desondanks in de praktijk voorkomt. Juridisch gezien gaat het bij permanente bewoning van woningen niet om de duur ervan (permanent of tijdelijk), maar om strijdigheid van de activiteit met de geldende (bestemmings)planvoorschriften, in dit geval de ebstemming ‘recreatie’. Kortheidshalve spreekt zij over onrechtmatige bewoning. Haar voorstel tot het oplossen van de bestaande problemen en het voorkomen van toekomstige problemen kent de volgende uitgangspunten: • duidelijkheid voor de burger op korte termijn; • slagvaardig en voortvarend; • vermindering van de handhavingslast voor de gemeenten; • samenhangend ruimtelijk beleidskader voor reguliere woningbouw en recreatiewoningen; • decentrale uitwerking. Zij kiest ervoor om op rijksniveau een verruimd beleidskader aan te geven, dat vervolgens door de gemeenten en de provincies uitgewerkt en naar concrete situaties vertaald dient te worden. De Minister oppert - voor wat betreft het handhavend optreden - 2 keuzemogelijkheden (persoonsgebonden ontheffing/daadwerkelijk handhavend optreden). In deze notitie wordt eerst een toelichting gegeven op het rijks-, provinciaal-, gemeentelijks en europeesbeleid. Omdat het nog niet voor iedereen even helder is waarom permanente bewoning nu in discussie is zal er in worden gegaan op negatieve en positieve aspecten van permanente bewoning. Ook wordt er uitleg gegeven aan het begrip permanente bewoning en wie er permanent wonen. Vervolgens zal een korte schets volgen van de acties die de gemeente reeds heeft ondernomen om een einde te maken aan de onrechtmatige bewoningen. Hierna zal de huidige situatie worden getoetst aan het rijksbeleid. Als laatste wordt een voorstel gedaan.
4
CONCEPT 2.
Algemeen kader
2.1
Rijksbeleid
september 2005
Nota Ruimte Het rijksbeleid met betrekking tot recreatie is verruimd en als volgt verwoord in de Nota Ruimte: “De ruimtelijke mogelijkheden voor nieuwbouw van recreatiewoningen zijn gelijk aan de mogelijkheden voor nieuwbouw van woningen in het buitengebied: een aanvraag tot de bouw van een recreatiewoning kan alleen door een gemeente worden toegestaan, indien op die plaats ook een reguliere woning kan worden toegelaten. Als uitzondering op deze hoofdregel geldt dat voor complexen van recreatiewoningen waar het recreatieve gebruik van deze recreatiewoningen door middel van een bedrijfsmatige exploitatie kan worden verzekerd, een positieve planologische beoordeling kan worden gegeven. Provincies en gemeenten hebben de ruimte om in bepaalde gevallen de recreatiefunctie van bestaande recreatiewoningen te wijzigen naar een woonfunctie, mits aan de gebruikelijke voorwaarden voor woningbouw is voldaan. Deze verruiming biedt gemeenten en provincies de mogelijkheid om bestemmingswijzigingen door te voeren voor situaties waar op 31 oktober 2003 (of eerder) onrechtmatig in een recreatiewoning werd gewoond. Deze beleidsruimte is niet van toepassing op recreatiewoningen die zich bevinden in de VHR1-, NB-wet2, en EHS-gebieden3. Het is bovendien niet de bedoeling dat de bestemming van complexen waar thans niet of nauwelijks permanent wordt gewoond (dus grotendeels recreatief gebruikt) worden gewijzigd. Bij de afweging om eventueel tot een bestemmingswijziging over te gaan, spelen op lokaal en regionaal niveau vele ruimtelijke en regionaal economische factoren een rol, waaronder het belang van de borging van voldoende verblijfsrecreatief aanbod en de borgen en ontwikkeling van de kwaliteit en leefbaarheid van het landelijk gebied. In lokaal en provinciaal beleid kunnen bepaalde gebieden worden aangemerkt als kwetsbare gebieden waar de in deze paragraaf genoemde beleidsruimte niet van toepassing is. Gemeenten en provincies kunnen hierin hun eigen afweging maken. 4 Minister Dekker – VROM Begin november 2003 heeft de minister van VROM een brief aan de tweede kamer geschreven waarin ze de hoofdlijnen aangeeft van haar beleid ten aanzien van permanente bewoning van recreatieverblijven. De volgende uitgangspunten worden in de brief genoemd: 1. duidelijkheid voor de burger op korte termijn (uiterlijk vóór 31-12-2004); 2. slagvaardig en voortvarend; 3. vermindering van de handhavinglast voor gemeenten; 4. samenhangend ruimtelijk beleidskader voor reguliere woningbouw en recreatiewoningen; 5. decentrale uitwerking; Doel van het beleid is om op een zo kort mogelijke termijn duidelijkheid te bieden voor de op 31 oktober 2003 voorkomende situaties van onrechtmatige bewoning. Voor alle situaties van onrechtmatige bewoning die ná 31 oktober 2003 zijn ontstaan dient de gemeente terstond over te gaan tot actief handhavend optreden.
1
Vogel- en habitatrichtlijn Natuurbeschermingswetgebieden 3 Ecologische Hoofdstructuur 4 Zie VROM, LNV, VenW en EZ, Nota Ruimte, Ruimte voor Ontwikkeling, p. 126, 2004 2
5
CONCEPT
september 2005
Het beleid biedt de gemeente en provincies de mogelijkheid om voor complexen van recreatiewoningen waar nu feitelijk in grote mate onrechtmatig wordt gewoond een bestemmingswijziging door te voeren (van ‘recreatie’ naar ‘wonen’). Hierbij wordt gedoeld op complexen van recreatiewoningen: § die op 31 oktober 2003 in grote mate onrechtmatig worden bewoond (> 50 %); § die zijn gelegen buiten de hierboven genoemde waardevolle en/of kwetsbare gebieden; § die thans niet bedrijfsmatig worden geëxploiteerd; § waarvan de woningen voldoen aan het bouwbesluit; § en waarvan een bestemmingswijziging niet in strijd is met de toepasselijke milieuwetgeving. Het is niet de bedoeling dat bij bedoelde bestemmingswijziging de eventuele recreatiefunctie van het betreffende gebied in gevaar komt dan wel dat er een nieuwe behoefte aan recreatiewoningen in hetzelfde gebied ontstaat. Gemeenten en provincies kunnen een eigen afweging maken, mede op grond van lokaal / provinciaal beleid over kwetsbare gebieden. Voor alle andere voorkomende situaties van onrechtmatige bewoning van recreatiewoningen op 31 oktober 2003 dienen gemeenten en provincies uiterlijk 31 december 2004 aangegeven te hebben op welke wijze de onrechtmatige bewoning zal worden beëindigd. Dit zijn die situaties waar op 31 oktober 2003 onrechtmatig wordt gewoond, maar waar op grond van het rijksbeleid geen bestemmingswijziging aan de orde kan zijn dan wel waar gemeenten en/of provincies op grond van hun eigen beleid geen bestemmingswijziging overwegen. In beginsel dienen gemeenten ten aanzien van situaties van onrechtmatige bewoning een actief handhavingsbeleid te voeren. Om tegemoet te komen aan bestaande situaties bestaat er geen bezwaar tegen dat gemeenten een persoonsgebonden beschikking nemen, die ertoe strekt dat de betreffende bewoner(s) in de betreffende recreatiewoning mogen blijven wonen. Deze beschikking is persoonsgebonden, aan het object gerelateerd, niet overdraagbaar en vervalt in ieder geval op het moment dat de betreffende bewoner verhuist of overlijdt. Voorwaarde is wel dat het betreffende object moet voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit aan een woning stelt en dat het bewonen van het betreffende object niet strijdig is met de milieuwetgeving. Na expiratie van deze persoonsgebonden beschikking dient de gemeente de recreatiebestemming actief te handhaven.5
5
Kamerstukken Tweede Kamer 2003-2004, 29 200 XI, nr. 6, brief MVROM d.d. 11 november 2003.
6
CONCEPT
september 2005
Figuur 2.1: stroomschema op basis van het voorgaande voorstel van Minister Dekker.
bron: www.handhavingsbeleid.nl
2.2
Provinciaal beleid
Het provinciale beleid met betrekking tot de permanente bewoning van recreatiewoningen is verwoord in het Ontwikkelingsbeeld Noord-Holland Noord (Streekplan). De provincie is van oordeel dat via het opnemen van beperkingen in het bouwvolume en de gebruiksvoorschriften het permanent bewonen van zomerhuisjes zoveel mogelijk moet worden tegengegaan, zo mogelijk in combinatie met ander toepasselijk instrumentarium. Ten aanzien van uitbreiding van het verblijfsrecreatieve aanbod is de provincie van oordeel dat het huidige aantal recreatiebungalows voldoende is voor de komende periode. De provincie wijst dan ook slechts een aantal locaties aan waar sprake kan zijn van het realiseren van een nieuw recreatiepark, bijvoorbeeld het Kuuroord en de uitbreiding van de camping De Bongerd. Het beleid is gericht op kwaliteitsverbetering. Op 8 juli 2005 heeft de provincie een beleidsnotitie “Permanente bewoning van recreatiewoningen” uitgebracht. De provincie wil hiermee een bijdrage leveren aan de oplossing van de problematiek van het illegaal permanente bewoning van recreatieverblijven. Zij wil onder een aantal voorwaarden meewerken aan het wijzigen van de bestemming recreatiewoning in een gewone woonbestemming dan wel in een bestemming recreatiewoning, permanent wonen toegestaan. Als het wijzigen van de bestemming niet mogelijk of wenselijk is, zal de gemeente een persoonsgebonden beschikking moeten afgeven, of de recreatiebestemming moet handhaven.
7
CONCEPT
september 2005
Verder stelt zij dat een recreatiewoning alleen omgezet mag worden naar een andere bestemming indien deze woning voldoet aan het Bouwbesluit of met eenvoudige maatregelen kan voldoen aan het Bouwbesluit. Voorts zal aangetoond moeten worden dat de woning voldoet aan de relevante milieuregelgeving. 2.3
Gemeentelijk beleid
In de structuurschets uit 1991 is o.a. bepaald dat een versterking van de recreatie een bijdrage kan betekenen aan de economische positie van de gemeente. De impuls voor de recreatie zal overeenkomstig het gevoerde beleid en het provinciale beleid liggen op het gebied Dirkshorn-Kalverdijk (uitbreiding camping de Bongerd, Kuuroord en Golfterrein). Voor de overige terreinen geldt een stabilisatie beleid. Verder is de constatering van het strijdig gebruik van permanente bewoning van een recreatiewoning aangemerkt als een ongewenste ontwikkeling. 2.4
Gemeentelijke beleidsruimte
In het door de minister voorgestelde zit op bepaalde plekken ruimte waarover in gemeentelijk beleid beslissingen vastgelegd moeten worden. Het betreft hier de gemeentelijke kwetsbare gebieden, waar legalisering in ieder geval niet gewenst is, hoe om te gaan met de persoonsgebonden beschikking (wie zijn de personen, wat te doen bij overlijden van één van de partners, hertrouwen van partners, scheiding etc.) en wat te doen als bijvoorbeeld het object weliswaar niet direct in overeenstemming met het Bouwbesluit voor bestaande bouw is, maar wel op makkelijke wijze alsnog daarmee in overeenstemming te brengen is. Ook zal de handhavingsprocedure zelf goed beschreven en gecommuniceerd moeten worden.6
2.5
Ontwikkelingen op Europees niveau
Er gaan geruchten de ronde die insinueren dat op Europees niveau zou zijn gesteld dat de gemeente niet meer bevoegd is om aan het gebruik van een recreatiewoonverblijf enige beperkingen te stellen. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft naar aanleiding hiervan geïnventariseerd wat op Europees niveau zoals afspeelt. Hierbij is de VNG tot de conclusie gekomen dat er geen ontwikkelingen zijn die gemeenten de bevoegdheid zouden ontnemen het verbod op de permanente bewoning van recreatiewoonverblijven in bestemmingsplannen te reguleren. Wel is ten aanzien van verkoop van recreatiewoonverblijven op Europees niveau gesteld dat hierbij geen onderscheid mag worden gemaakt tussen groepen kopers van recreatiewoonverblijven maar dit laat onverlet de beperkte mogelijkheden van het gebruik. Kortom: de gemeente is en blijft bevoegd in bestemmingsplannen vast te leggen dat het permanent bewonen van recreatiewoonverblijven niet is toegestaan en de gemeente dient derhalve op de naleving van deze voorschriften toe te zien.
Zie www.handhavingsbeleid.nl
8
CONCEPT 3.
Permanente bewoning van recreatiewoningen
3.1
Inleiding
september 2005
Alvorens aanvang te maken met de aanpak van het probleem is het noodzakelijk dat eerst wordt gedefinieerd wat onder de begrippen permanente bewoning en recreatiewoonverblijf wordt verstaan. Permanente bewoning kan worden omschreven als: ‘Het (al dan niet tijdelijk) gebruiken van voor recreatie bestemd verblijf als hoofdwoonverblijf’. Er is sprake van permanent bewonen van een recreatiewoning of caravan als het daar een vaste woon- of verblijfplaats hebt. Je verblijft er het hele jaar, of het grootste gedeelte van het jaar en je hebt nergens anders een legale zelfstandige woonruimte. Ergens ingeschreven staan in het GBA betekent dus nog niet dat je automatisch daar je vaste woon- of verblijfplaats hebt. De feitelijke situatie is doorslaggevend. Hoe lang mag je ergens wonen, wil er sprake zijn van een feitelijke situatie ? Het hele jaar gebruik mag maken van een vakantieverblijf betekent nog niet dat iemand daar permanent woont. Er zo nu en dan vakantie houden maar permanent wonen niet. De Wet GBA geeft aan dat iedereen die gedurende een half jaar ergens meer dan 4 maanden in Nederland verblijft, verplicht is zich in te schrijven op zijn woonadres in de GBA van de gemeente waar hij verblijft. De inschrijving in de GBA betekent niet dat rechten ontstaan ten opzichte van andere gemeentelijke beleidsterreinen zoals RO of Volkshuisvesting. Uit jurisprudentie blijkt dat ook bij inschrijving in de GBA het abusievelijk door een ambtenaar niet wijzen op het verbod een recreatiewoning permanent te bewonen, niet moet worden opgevat als een verleende toestemming. Als laatste kan hier worden opgemerkt dat de grondslag van de handhaving is gelegen in de omschrijving van het begrip recreatiewoning, zomerwoning, caravan etc. in de geldende bestemmingsplannen. Alvorens geconstateerd kan worden dat iemand een recreatiewoonverblijf permanent bewoont zullen diverse instrumenten in combinatie moeten worden gebruikt om zodoende voldoende bewijslast te verzamelen. In een afzonderlijk handhavingsplan zal hierover een uiteenzetting plaatsvinden. 3.2
Oorzaken van permanente bewoning
Waarom kiezen mensen ervoor om een recreatiewoning permanent te gaan bewonen? Het overgrote deel doet dit vanwege de hoge kwaliteit van de woonomgeving en de locatie van de woning7. Immers recreatiewoningen liggen vaak in of nabij bosrijk gebied, water of natuur. Maar er zijn ook andere redenen. Al ligt de gemiddelde leeftijd van permanente bewoners van recreatiehuisjes hoog, zo rond de 55 jaar, toch zijn het niet alleen vutters en gepensioneerden die een recreatiewoning permanent bewonen. Door de druk op de woningmarkt zijn het vooral starters die 7
Heijstek, J. (2002), Permanente bewoning recreatiewoningen, Onderzoek uitgevoerd in het kader van een stageopdracht, Fac. Ruimtelijke Wetenschappen, Universiteit Utrecht.
9
CONCEPT
september 2005
niet in staat zijn om een geschikte woning te vinden, waarbij de prijs van een recreatiewoning een rol speelt. Zij kiezen dan voor een permanent verblijf in een recreatiewoning. Permanente bewoning is daarmee ook een gevolg van het restrictieve beleid ten aanzien van het landelijk gebied. In het landelijk gebied mag slechts beperkt worden gebouwd, alleen voor de opvang van de eigen bevolking. Vooral de angst voor verstedelijking van het landelijk gebied draagt hiertoe bij. Daarnaast is er nog een kleine groep mensen die er tijdelijk tussen twee woningen in verblijft, vanwege sociale problemen en/of echtscheidingssituaties. Wat voor redenen mensen ook hebben om hun recreatiewoning permanent te bewonen, gewild of ongewild, volgens de huidige regelgeving is bewoning van een recreatiewoning gedurende het gehele jaar verboden.8 3.3
Gevolgen
In reeds opgestelde (gemeentelijke) beleidsnotities met betrekking tot de permanente bewoning van recreatiewoningen worden de gevolgen van het ‘strijdige’ gebruik van recreatiewoningen en de eventuele legalisatie hiervan omschreven. Hierbij worden zowel positieve als negatieve aspecten betrokken. Mede naar aanleiding van de eerdergenoemde brief van de minister van VROM en de aandacht in de media hebben ook wetenschappers en betrokken organisaties aandacht geschonken aan de materie. Hierna wordt op basis van de genoemde notities, rapporten en onderzoeken een inhoudelijke oriëntatie gegeven. Het feit dat woningen, die voor ‘recreatief’ gebruik zijn bestemd, voor permanente bewoning gebruikt worden heeft (voor bijvoorbeeld een gemeente) een aantal positieve effecten9. Deze effecten zullen bij een eventuele legalisatie van het huidige ‘strijdige’ gebruik overigens niet toenemen daar de ‘permanente’ bewoning nu reeds plaatsvindt. Effecten zullen alleen optreden wanneer een permanent bewoonde recreatiewoning vrij komt voor de verhuur of dat een recreatiewoning beschikbaar komt voor permanente bewoning. Positieve effecten: • Recreatiewoningen beantwoorden voor een deel aan de vraag naar betaalbaar wonen in een landelijke omgeving. Het toestaan van permanente bewoning in niet-commercieel geëxploiteerde recreatiewoningen vermindert de huidige druk op de woningmarkt; gelet op de oppervlakte van recreatiewoningen in het bijzonder voor tweepersoonshuishoudens. Door de doorstroming van senioren naar recreatiewoningen komen aldus weer grotere woningen vrij. • Het draagvlak voor voorzieningen als winkels en verenigingen neemt toe door het grotere inwonertal. • De gemeente ontvangt een hogere uitkering uit het Gemeentefonds doordat de gemeente meer inwoners telt (ten minste wanneer zij zich daadwerkelijk inschrijven in de GBA). • In geval van woningtekorten kan permanente bewoning op een recreatiecomplex een oplossing bieden voor de opvang van woningzoekenden.
8
P. Visser en A. Segeren, Geen legalisering permanente bewoning recreatieverblijven, RPB 2003. 9 Bijvoorbeeld in VNG (1997), Wonen of recreëren, Den Haag, Vereniging van Nederlandse Gemeenten.
10
CONCEPT •
september 2005
Permanente bewoning zorgt ervoor dat er altijd mensen in een recreatiepark aanwezig zijn, waardoor een bepaalde mate van sociale controle gewaarborgd is. Sociale controle kan vandalisme, diefstal of inbraak tegengaan.
In beleidsstukken van rijks-, provinciale en gemeentelijke overheden wordt gesteld dat de ‘permanente bewoning’ van recreatiewoningen en de legalisatie daarvan een groot aantal negatieve effecten met zich meebrengt. Ook hier geldt overigens dat de genoemde negatieve effecten niet zullen toenemen indien het ‘huidige’ strijdige gebruik wordt gelegaliseerd aangezien dit gebruik al plaatsvindt. Hierna volgt een overzicht van de genoemde negatieve effecten. Negatieve effecten: 1. Permanente bewoning leidt tot een ‘verstening’ respectievelijk ‘verstedelijking’ van het landelijke gebied’ en gaat in tegen het ruimtelijk beleid dat is gericht op bundeling van wonen, werken en voorzieningen en op de beperking van mobiliteit en de aantasting van het buitengebied. 2. Permanente bewoning is ongewenst omdat het buitengebied voor iedereen toegankelijk moet zijn om te recreëren. 3. Recreatieve en permanente bewoners hebben een verschillend uitgavenpatroon. Toeristen blijken in de praktijk veel meer te besteden dan permanente bewoners. 4. Het legaliseren van permanente bewoning is oneerlijk want dan wordt illegaal gedrag beloond. 5. Veelal voldoen de recreatiewoningen niet aan de eisen voortvloeiende uit het Bouwbesluit dan wel de Woningwet die worden gesteld aan een ”gewone” woning, waardoor sprake kan zijn van rechtsongelijkheid. 6. Als permanente bewoning wordt gelegaliseerd, dan blijven er onvoldoende recreatiewoningen over voor recreatie en toerisme. 7. Gebieden met recreatiewoningen zijn ongeschikt als woonwijk.
3.4
Conclusie
Gesteld kan worden dat over het ‘permanent bewonen’ van recreatiewoningen veel is geschreven en dat verschillende rapporten en beleidsnotities elkaar regelmatig tegenspreken. Toch zal elke gemeente naar aanleiding van het nieuwe rijksbeleid bovenstaande negatieve en positieve effecten moeten meenemen in haar afweging.
11
CONCEPT
4
Situatie in de gemeente Harenkarspel
4.1
Inleiding
september 2005
De gemeente Harenkarspel kent in totaal ca. 1597 recreatieverblijven, onderverdeeld in recreatieparken en ‘losse’ recreatiewoningen. Voor de 11 recreatieparken en campings vigeren ruim 20 bestemmingsplannen. Een aantal bestemmingsplannen zijn sterk verouderd. Voor verschillende terreinen gelden dan ook verschillende bestemmingsplanvoorschriften. Zowel de gemeente als enkele recreatieondernemers hebben op verschillende manieren getracht permanente bewoning van recreatieverblijven te beëindigen en te voorkomen. Van deze inspanningen wordt in de volgende paragraaf een korte beschrijving gegeven10. Vervolgens volgt een uiteenzetting van de kenmerken van de bestaande terreinen. Als laatste wordt de omvang van het probleem in een tabel weergegeven. 4.2
De maatregelen door de gemeente
Voor de herindeling van de gemeente Harenkarspel in 1990 bestond de gemeente uit drie afzonderlijke gemeenten, te weten: gemeente Warmenhuizen, gemeente Harenkarspel en gemeente Sint Maarten. Permanente bewoning van recreatieverblijven kwam vooral voor in de gemeente Warmenhuizen. Deze gemeente heeft op vele verschillende manieren geprobeerd de permanente bewoning tegen te gaan. Ook na de herindeling heeft de nieuwe gemeente Harenkarspel geprobeerd de permanente bewoning aan te pakken. Personen die permanent verblijven op kampeerterrein niet in het bevolkingsregister inschrijven Volgens het Besluit Bevolkingsboekhouding moet iedereen worden ingeschreven in het bevolkingsregister wanneer iemand op een bepaald adres woont (‘nachtverblijf” houdt). Reeds in april 1978 verzoekt het college van de gemeente Warmenhuizen aan de Ministerie van Binnenlandse Zaken om personen die in recreatieverblijven wonen niet in te schrijven in het bevolkingsregister. De gemeente constateerde dat gedurende geruime tijd, toenemende gevallen zich voordeden van permanente vestiging op recreatieterreinen. Uit de brief naar de Ministerie van Binnenlandse Zaken blijkt dat de gemeente geen direct middel heeft om de vestiging bij voorbaat te weren. Daarom verzoekt het college de Minister toepassing te geven aan artikel 25 van het Besluit bevolkingboekhouding. Concreet houdt dit in dat mensen die permanent in een recreatiewoning verblijven niet op dit adres worden ingeschreven en daardoor worden beschouwd als echte recreanten met hoofdverblijf elders. Hierdoor ontstaat geen strijd meer met het bestemmingsplan en de verordeningen. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken gaat niet met het voorstel akkoord. Volgens het Ministerie wordt de realiteit geweld aangedaan met betrekking tot de feitelijke situatie wanneer het genoemde voorstel zou worden doorgevoerd. Beschrijving naar de werkelijke toestand mag alleen in een zeer bijzonder geval worden aangetast. Een zodanig geval doet zich in deze zaak niet voor volgens het ministerie. 10
Scriptie: Van wonen naar recreëren, Ronald Dekker 2002
12
CONCEPT
september 2005
Op 10 april 2001 heeft de heer Poppe een motie ingediend bij de Tweede Kamer, waarin de regering wordt verzocht de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (Wet GBA) zodanig te wijzigen, dat inschrijving in het bevolkingsregister op een adres dat als bestemming woonrecreatie heeft niet meer is toegestaan. Deze motie is in eerste instantie aangehouden. Later is door het ministerie van Binnenlandse Zaken gereageerd dat de GBA de feitelijke situatie moet weergegeven. Net zoals 23 jaar terug aan de gemeente Harenkarspel werd gemeld. Vaststellen zomerseizoen In november 1978 wordt het zomerseizoen in de gemeente bepaald op het tijdvak van 1 april tot 1 oktober. Buiten het zomerseizoen is kamperen niet toegestaan. Er is vrijstelling verleend voor het gebruik van zomerhuizen, met uitzondering van de maand november. Saneringsovereenkomsten met recreatieterreinen In 1981 heeft de gemeente met camping De Rekere en bungalowpark ‘t Geestmerambacht saneringsovereenkomsten gesloten waarbij bestaande recreatieverblijven worden vervangen door zomerhuizen en/of stacaravans. In deze overeenkomsten zijn bepalingen opgenomen waarin permanente bewoning verboden is. Bij nietnakoming of overtreding van een bepaling van deze overeenkomst kan de gemeente een boete opleggen. Dit houdt dus ook in dat wanneer de campingeigenaar permanente bewoning toestaat, de eigenaar een boete riskeert van de gemeente. Aanpassen zomerseizoen Met ingang van het jaar 1982 is het tijdvak van het zomerseizoen in de gemeente bepaald van 15 maart t/m 31 oktober. Dit tijdvak is gelijk aan het zomerseizoen in de nieuwe Kampeerwet. De zgn. novemberregeling is ingetrokken. In het vervolg dient weer recreatief verblijf in zomerhuizen buiten het seizoen aan de belanghebbende vrijstelling te zijn verleend. In de saneringsovereenkomsten met De Rekere en ‘t Geestmerambacht is dit al bepaald. Er kan vrijstelling worden verleend voor het gebruik buiten het zomerseizoen mits het zomerhuis is voorzien van een doeltreffende verwarmingsgelegenheid. Aanvragen om ontheffing voor recreatief verblijf buiten het seizoen moeten per geval worden ingediend, voorzien van het advies van de campinghouder. Toevoegen recreatiewoningen aan de woningvoorraad November 1983 besluit het college na te gaan wat de gevolgen zullen zijn van het toevoegen van permanent bewoonde recreatiewoningen aan de woningvoorraad. Blijkens informatie van het CBS is het niet ongebruikelijk dat dit gebeurt. De woningen moeten dan echter wel voldoen aan de eisen van de Bouwverordening. Eén van de gevolgen van deze toevoeging aan de woningvoorraad is dat alsnog over een aantal jaren een uitkering uit het Gemeentefonds kan worden verkregen. De Technische Dienst concludeert echter dat vanwege verschillende technische aspecten de onderzochte recreatiewoningen niet kunnen worden toegevoegd aan de woningvoorraad. Nieuw beleid omtrent permanente bewoning Per 1 januari 1990 gaan de gemeenten Harenkarspel, Sint Maarten en Warmenhuizen verder als één gemeente. In oktober 1990 heeft de nieuwe gemeente het voor13
CONCEPT
september 2005
nemen ten aanzien van de permanente bewoning van recreatieverblijven een nieuw beleid te ontwikkelen. Dit beleid komt er kortweg op neer, dat die aard van bewoning in de nabije toekomst niet meer zal worden toegestaan. Hierbij doelt men niet alleen op recreatieverblijven die op kampeerterreinen staan, maar ook op die welke incidenteel in de gemeente zijn verspreid. De gemeente is zich er van bewust, dat er diverse recreatieverblijven zijn die al permanent worden bewoond. Er heeft een inventarisatie plaatsgevonden waarbij aan de bewoners wordt gevraagd of zij het verblijf permanent bewonen. Alle gegevens zijn verwerkt op een inventarisatielijst die daarmee de grondslag vormt voor de gevallen die zullen vallen onder de overgangsregeling. De gemeente laat in beginsel die gevallen ongemoeid en treedt niet op tegen de permanente bewoning. Wel zal er een persoonsgebonden uitsterfregeling gehanteerd worden. Dit houdt in dat de huidige bewoners de permanente bewoning mogen voortzetten, maar hun rechtsopvolgers niet. In een brief naar de verschillende recreatieparken en campings wordt het nieuwe beleid kenbaar gemaakt. Daarnaast ontvangen de verschillende parken en campings een brief waarin wordt vermeld dat permanente bewoners verplicht zijn zich in te schrijven in het bevolkingsregister. Omdat de situatie in de loop deze jaren zo is gegroeid zal de inschrijving van deze mensen geen nadelige gevolgen hebben voor het verblijf op het park. In de brief wordt benadrukt dat in het nieuwe beleid geen genoegen (meer) zal worden genomen met het excuus dat de op het recreatiepark c.q. camping verblijvende personen niet op de hoogte zijn van het feit dat permanente bewoning niet is toegestaan. Er wordt verzocht om de brief zowel aan huidige bewoners van het park uit te reiken als aan nieuwe huurders en kopers van recreatiewoningen of stacaravans. Inventarisatielijst Op 3 juni 1991 wordt de inventarisatielijst ter inzage gelegd. Hieruit valt op te maken dat op tien van de elf parken c.q. campings die in de gemeente voorkomen permanente bewoning voorkomt. Alleen op camping ‘de Bongerd’ wordt dit niet aangetroffen. De omvang van permanente bewoning op de parken verschilt erg. Op recreatieterrein ‘De Ligthof is bijvoorbeeld maar één huisje recreatief bewoond. Verscheidene andere parken, zoals Recreatiepark ‘De Horn’ of Bungalowpark ‘Groenhart’, worden juist overwegend recreatief bewoond, daar is permanente bewoning echt een uitzondering. Het onderzoek stelt dat op de verschillende verblijfsrecreatieterreinen in totaal 173 recreatiewoningen en 15 stacaravans permanent worden bewoond. Ingang gedoogbeleid Vanaf 1 september 1991 geldt als gemeentelijk beleid dat permanente bewoning in recreatieve verblijven niet is toegestaan. Alleen voor bewoners die op dat tijdstip een recreatieverblijf permanent bewoonden, is een overgangsregeling in het leven geroepen. In oktober 1993, twee jaar na ingang van het gedoogbeleid, zijn er geen noemswaardige problemen gebleken. Er wordt min of meer aangenomen dat het beleid wordt nageleefd. Er zijn echter twee ondernemers die de gemeente verzoekt op te treden tegen permanente bewoning. Volgens de gemeente beschikken de ondernemers over betere middelen dan de gemeente om ongewenst gebruik van recreatiewoningen tegen te gaan. Ten eerste kan de ondernemer het beste beoordelen of er sprake is van permanent verblijf. Daarnaast is de basis van bewoning toch allereerst een contract tussen de ondernemer en de bewoner. De ondernemer kan de bewoner wijzen op bepalingen in het contract. Bij niet-nakoming of overtreding van één van 14
CONCEPT
september 2005
deze bepalingen kan de ondernemer het contract in het uiterste geval ontbinden. Waarschijnlijk is een dreiging hiermee al voldoende om de bewoner het ongewenst gebruik te laten stoppen. Het college is van mening dat zij qua handhaving pas effectief kan optreden wanneer er een goede juridische basis is, er systematische controle plaatsvindt en er consequent wordt opgetreden. Om dit te bereiken wil ze een integraal gemeentelijk handhavingsbeleid opstellen. Aangezien dit beleid een aanzienlijke financiële en personele inzet vergt, kan de uitvoering daarvan niet in een kort tijdsbestek worden gerealiseerd. Legalisering permanente bewoning In 1993 vraagt het college advies omtrent het geven van een woonbestemming voor de recreatiewoningen op Bungalowpark Oase in Tuitjenhorn. Op dit terrein zijn ongeveer 80% van de verblijven permanent bewoond. Het college wil weten of het mogelijk is om dit strijdige gebruik te legaliseren. Er is nadrukkelijk gekozen voor dit park vanwege de ligging tegen de bebouwde kern aan. Het adviesbureau concludeert dat het woningbestand van de gemeente bij legalisering in één keer met ± 130 woningen zal worden uitgebreid. Hier zijn mogelijke consequenties voor het toekomstige woningbouwprogramma aan verbonden. Een ander belangrijk gevolg van een besluit tot legalisering is dat permanente bewoning op andere recreatieterreinen actief zal moeten worden tegengegaan. Een legalisering op Oase houdt namelijk indirect in dat permanente bewoning op andere terreinen niet wordt tegengehouden. Het college besluit om de legalisering van het strijdige gebruik op bungalowpark Oase niet door te voeren. De belangrijkste reden hiervan zijn de verschillende onduidelijkheden die bij de legalisering komen kijken. Daarnaast heeft een legalisering volgens het college niet alleen positief effecten, maar brengt het ook negatieve effecten met zich mee. Brief aan makelaars De gemeente stuurt op 1 augustus 1996 een brief aan alle makelaars in de omgeving van de gemeente Harenkarspel. Aanleiding van deze brief is dat er nog geregeld publicaties in vastgoedpublicaties voorkomen waarin zomerwoningen voor permanente bewoning te krap worden aangeboden. Het beleid dat sinds 1 september 1991 van kracht is wordt in deze brief nog eens duidelijk omschreven. De gemeente geeft de makelaars in overweging potentiële kopers van zomerwoningen hierover te informeren. Tot op heden blijkt echter dat makelaars zich hier weinig van hebben aangetrokken doordat recreatiewoningen nog steeds voor permanente bewoning worden aangeboden. Er wordt regelmatig contact opgenomen met de makelaars om hen te wijzen op het feit dat niet conform de afspraken wordt gehandeld. Concept startnotitie December 1998 komt de gemeente met een concept startnotitie voor het opstellen van een bestemmingsplan voor de verblijfsrecreatieterreinen van Harenkarspel. De bestemmingsplannen zijn voor de meeste terreinen verouderd of zelfs sterk verouderd. De plannen die niet nog niet zijn verouderd, zijn bijna aan herziening toe. Voor de huidige 11 recreatieterreinen binnen Harenkarspel vigeren meer dan 20 bestemmingsplannen. Dit heeft er toe geleid dat er een grote verscheidenheid aan bestemmingsregelingen en voorschriften voor de verschillende terreinen gelden. 15
CONCEPT
september 2005
Om de duidelijkheid en daardoor de werkbaarheid te vergroten streeft de gemeente nu naar één bestemmingsplan voor alle verblijfsrecreatieterreinen. In de concept startnotitie wordt aangegeven dat het beleid ten aanzien van permanente bewoning het best in een aparte beleidsnota kan worden behandeld. Dit vanwege de grote omvang en complexiteit van de problematiek plus de consequenties die verbonden zijn aan een daadwerkelijke aanpak van het probleem. Men streeft in de concept startnotitie naar een goedgekeurd bestemmingsplan medio 2002. Deze datum is niet gehaald omdat besloten is om eerst een bestemmingsplan voor het buitengebied op te stellen. Brieven aan burgers die zich inschrijven bij burgerzaken Sinds april 2001 deelt de afdeling Burgerzaken een brief uit waarin bewoners van een recreatiewoning die zich in het GBA inschrijven worden gewezen op het verbod van permanente bewoning. April 2003 Naar aanleiding van de brief van de minister van VROM staat permanente bewoning van recreatiewoningen weer volop in de belangstelling. Regelmatig informeren er burgers, makelaars, potentiële kopers van een recreatiewoning etc. wat het standpunt van de gemeente hierin is/wordt. Naar aanleiding hiervan is in maart 2003 een persbericht geplaatst in het Gemeentenieuws Harenkarspel. In deze publicatie heeft de gemeente aangegeven dat: • tot het moment dat zij geen definitief besluit heeft genomen haar nu geldende beleid van kracht blijft. Het permanent bewonen van recreatiewoningen binnen de gemeente is nog steeds in strijd met de geldende bestemmingsplannen.; • zij tegen alle onrechtmatige bewoningen die na 31 oktober 2003 zijn aangevangen, actief handhavend zal optreden. Conclusie Geconcludeerd kan worden dat de gemeente diverse pogingen heeft ondernomen om permanente bewoning tegen te gaan. Zij waren echter niet allen even succesvol. Verschillende maatregelen waren of niet toegestaan of hadden weinig effect. Toch zijn enkele stappen in de goede richting gezet. Het opstellen van de saneringsovereenkomsten en het persoonsgebonden gedoogbeleid kunnen effectief zijn. Voorwaarde is echter dat er gehandhaafd wordt. Hieraan is geen dan wel weinig aandacht besteed waardoor het gewenste resultaat niet is behaald. 4.3
Maatregelen van de recreatieondernemers
Naast de gemeente heeft ook bungalowpark ‘t Geestmerambacht op verschillende manieren geprobeerd permanente bewoners uit recreatieverblijven te krijgen. Er lopen verschillende procedures bij de rechtbank. Ook heeft de exploitant in augustus 2001 verzocht een gedeelte van die weg weer te onttrekken aan het openbaar verkeer en slagbomen voor het park te gaan plaatsen. Naast de vrachtwagens die het terrein kapot rijden en alle negatieve gevolgen die hij ondervindt van “vreemd volk” op het terrein noemt hij ook de permanente bewoning als argument. De permanente bewoning doet naar zijn mening afbreuk aan de kwaliteit van het park en het komt de waarde van de bungalows niet ten goede.
16
CONCEPT
september 2005
Ook van andere eigenaren, exploitanten dan wel Verenigingen van Eigenaren is bekend dat de betreffende personen waarvan sprake is van onrechtmatige bewoningen aanspreken dan wel aanschrijven. De gang naar de rechter wordt echter niet dan wel niet vaak gekozen, omdat de kosten voor de betreffende procedures vaak hoog kunnen oplopen. Ook wordt vaak gesteld dat de gemeente de eerst aangewezene is die in dit geval dient op te treden. Conclusie Een groot voordeel bij de bestrijding van permanente bewoning is de situatie waarbij een recreatieondernemer geen permanente bewoning op zijn terrein toestaat en dit ook actief wil tegengaan. Recreatieondernemers kunnen een belangrijke rol spelen in dit proces. Ze kunnen een contract opstellen waarin permanente bewoning wordt verboden. Bovendien kunnen recreatieondernemers gemakkelijker bewijs verzamelen dan een gemeente. 4.4
Kenmerken terreinen
In deze paragraaf worden de relevante kenmerken van de verschillende parken en campings binnen de gemeente beschreven. Uit de verschillende beschrijvingen kan blijken of het terrein aantrekkelijk is voor permanente bewoning. Er kan onder andere op basis van deze gegevens worden beoordeeld waarvoor gekozen dient te worden11. Er is een overzichtkaart bij deze notitie gevoegd. De Wielen (zie kaart: A) Camping en bungalowpark ‘De Wielen’ ligt aan de zuidoostelijke rand van het dorp Sint Maarten. De camping heeft een oppervlakte van 6 hectare en biedt plaats aan 50 zomerwoningen en 85 stacaravans. Op basis van de ligging in het landschappelijk waardevolle gebied is uitbreiding van het terrein niet mogelijk. Op het terrein bevinden zich de volgende voorzieningen: een sanitair gebouw, een kantine, een winkel, een zwembad met speelweide, een speelterrein en een sportveld. Het parkeren geschiedt op een centraal parkeerterrein bij de ingang. Er is sprake van een bedrijfsmatige exploitatie. Tijdens het onderzoek in 1991 waren drie stacaravans permanent bewoond. De 50 zomerhuisjes moesten toen nog gerealiseerd worden. Bij deze bouw is een saneringsovereenkomst gesloten waarin permanente bewoning is verboden. Anno 2004 blijken er 6 recreatiewoningen permanent te worden bewoond. Ligthof, Oase en Westerweide (zie kaart: B , C en D) Deze drie bungalowparken liggen tegen Tuitjenhorn aan. Samen hebben de parken 133 bungalows (Ligthof 37, Oase 44 en Westerweide 52) op een terrein van in totaal Ca. 5,6 hectare. De terreinen zijn bebouwd met vrij luxe vakantiehuisjes die allemaal een oppervlak van ongeveer 50 m2 hebben. In de loop der jaren zijn aan veel huisjes diverse uitbreidingen gepleegd, zoals een extra slaapkamer, vergroting van de woonkamer, plaatsing van een berging of een dakkapel. Bij Ligthof en Westerweide is per groep huisjes een parkeerstrook aanwezig, terwijl Oase een centraal parkeerterrein bij de ingang heeft. De parken beschikken over zeer weinig voorzieningen. Wel zijn er twee speelvelden evenals meerdere grasvelden. Er is geen sprake van een bedrijfsmatige exploitatie. Voor het park De Westerweide en De Ligthof zijn beheerdersverenigingen in het leven geroepen. 11
Scriptie: Van wonen naar recreëren, Ronald Dekker 2002
17
CONCEPT
september 2005
Uit de structuurschets van de gemeente uit 1991 blijkt dat door de ligging in de nabijheid van de kern en de goede kwaliteit van de huisjes een groot deel van de huisjes permanent wordt bewoond door starters op de woningmarkt. Ter voorkoming van dit probleem wordt gesteld dat uitbreiding van de terreinen en vergroting van de huisjes niet mogelijk is. Permanente bewoning kwam in 1991 voor in 36 zomerhuisjes op Ligthof, in 28 huisjes op Oase en in 5 huisjes op Westerweide. Op bungalowpark Ligthof bleek tijdens het onderzoek maar een huisje voor recreatie te worden gebruikt. Anno 2004 blijken er op de Oase 31 ( van de 44), op de Ligthof 32 (van de 37) en op de Westerweide 8 (van de 52) recreatiewoningen permanent te worden bewoond. De Rekerlanden ( ‘t Geestmerambacht en De Rekere) (zie kaart: E en F) Het gebied De Rekerlanden ligt op een bijzondere plek, namelijk in de smalle strook tussen de Westfriesedijk en de dijk van het Noordhollandsch Kanaal, direct ten noorden van Schoorldam. Camping De Rekere en bungalowpark ‘t Geestmerambacht bevinden zich op de Rekerlanden. De terreinen beschikken ieder over een centraal parkeerterrein en enkele verspreid liggende parkeerstroken. De Rekerlanden biedt voorzieningen als een midgetgolfbaan, tennisbanen, speelweiden, een weide voor kleinvee en een restaurant. ‘t Geestmerambacht beschikt in totaal over 244 zomerhuizen en 38 stacaravans. De Rekere beschikt over 76 zomerhuizen. De verschillende typen zomerhuizen verschillen in oppervlakte van ± 40 m2 tot ± 60 in2. De huisjes zijn eigendom van individuele eigenaren, de grond bij de huisjes wordt in erfpacht uitgegeven. Met ‘t Geestmerambacht en De Rekere zijn in 1981 saneringsovereenkomsten gesloten waarin permanente bewoning is verboden. In 1986 en 1995 zijn voor de bouw van recreatiewoningen opnieuw saneringsovereenkomsten gesloten. Ook in deze overeenkomsten wordt permanente bewoning, op straffe van een boete, verboden. In 1991 werd vastgesteld dat op ‘t Geestmerambacht 55 zomerwoningen en op De Rekere 33 zomerwoningen permanent werden bewoond. Anno 2004 is het aantal hoofdbewoners voor ‘t Geestmerambacht vastgesteld op 19 en voor de Rekere op 63. De Bongerd (zie kaart: G) Vijf-sterrencamping In de Bongerd ligt aan de noordzijde van Kalverdijk. Er is sprake van een bedrijfsmatige exploitatie. De camping biedt plaats aan ruim 223 plaatsen voor stacaravans, 167 plaatsen voor toercaravans en 155 plaatsen voor passanten. Het terrein is ongeveer 14,5 hectare groot wat neerkomt op een dichtheid van bijna 38 verblijfseenheden per hectare. Het terrein herbergt diverse voorzieningen zoals een kleine winkel, een bar/ restaurant/ snackbar, een wasserette, een tennisbaan, een kinderboerderij, een zwembad en een sportveld. De camping heeft daarnaast een grote overdekte speelvoorziening gerealiseerd. Parkeervoorzieningen zijn in een aantal concentraties aanwezig. Tijdens het onderzoek (1991) is gebleken dat er op dit terrein geen permanente bewoning plaatsvond. Anno 2004 is daarvan nog steeds geen sprake. Groenhart (zie kaart: H) Dit park is gelegen aan de westzijde van Dirkshorn. Het terrein is ongeveer drie hectare groot en omvat in totaal 60 stenen vakantiehuisjes waarvan met de bouw is begonnen eind 1984, begin 1985. In het park bevinden zich de volgende voorzieningen: een kantine, een ligweide, een kinderboerderij en een jeu-de-boulesbaan. 18
CONCEPT
september 2005
Naast een centraal parkeerterrein bij de ingang, zijn er nog enkele parkeerstroken op het terrein. Eén zomerhuis bleek tijdens het onderzoek in 1991 permanent te warden bewoond. Aangezien deze woning dient te worden aangemerkt als beheerderswoning, kwam permanente bewoning dus niet voor. Anno 2004 kan het aantal recreatiewoningen die permanent worden bewoond, geschat worden op 9. Dirkshoeve (zie kaart: I) Het park Dirkshoeve grenst aan de oostzijde van het park Groenhart. Het bestaat uit een ouder gedeelte (1968) van circa 2,7 hectare waarop 56 vakantiehuisjes staan en een nieuwer gedeelte (1971) van circa 3,6 hectare met 77 vakantiehuisjes. Inmiddels staan er van de toenmalige 31 stacaravans nog maar 4 op het terrein. Dit komt neer op een gemiddelde dichtheid van bijna 22 verblijfseenheden per hectare. Voorzieningen op het park zijn een kantine en sanitaire gebouwtjes. Het parkeren is geconcentreerd op twee plaatsen. Voor een gedeelte van het park is sprake van een bedrijfsmatige exploitatie. Van de in totaal 133 aanwezige huisjes bleken er 14 permanent te worden bewoond. Anno 2004 blijken dit er 30 te zijn. De Horn (zie kaart: J) Bungalowpark De Horn ligt in de zuidwestelijke hoek van Dirkshorn, achter de bebouwing aan de Dorpsstraat. Bij het park is ruim zeven hectare aan dagrecreatieve voorzieningen gerealiseerd. In totaal is het park 16,1 hectare groot en heeft het 361 plaatsen voor recreatieverblijven. Deze plaatsen worden voornamelijk ingenomen door 333 vakantiehuizen. Het terrein bestaat uit een ouder noordelijk gedeelte van 5,5 hectare met een hoge dichtheid en een nieuw zuidelijk gedeelte van 10,6 hectare met een ruime verkaveling met luxe huisjes. De meeste bungalows zijn privé eigendom en hebben daarom verschillende inrichtingen. De permanente bewoning was in 1991 beperkt tot één huisje. Door de verkoop aan een particulier in 2002 was er sprake van een bedrijfsmatige exploitatie. Vanwege allerlei problemen is er enige tijd geen sprake geweest van bedrijfsmatige exploitatie hetgeen permanente bewoning op het G-terrein (stenen huisjes) in de hand heeft gewerkt. Anno 2004 zijn dit er in totaal 30 (waarvan 13 op het oude gedeelte en 17 op het G-terrein (stenen huisjes)). De Luwe Stek (zie kaart:K) Deze camping is gelegen aan de oostzijde van Waarland. De camping is in gedeeltes ontstaan: eerst een zuidelijk gedeelte, vervolgens een noordelijk gedeelte en als laatste het middengedeelte. Het gehele terrein beslaat ongeveer 7,8 hectare waarop maximaal 212 kampeermiddelen zijn toegestaan. De gemiddelde dichtheid komt hiermee op 27 verblijfseenheden per hectare. Ongeveer 200 verblijfseenheden op het terrein zijn stacaravans. De parkeerplaatsen zijn voor een deel geconcentreerd op drie parkeerterreinen en voor een deel aanwezig op de recreatiepercelen. Op het terrein bevinden zich diverse voorzieningen waaronder een kantine, drie tennisbanen, een midgetgolfbaan, een sportveld en een verkeerstuin. Er is sprake van een bedrijfsmatige exploitatie. Tijdens het onderzoek in 1991 bleken 12 stacaravans permanent te worden bewoond. Anno 2004 worden 9 caravans bewoond. 4.4
Omvang van het probleem
Om de precieze omvang van de ‘permanente bewoning van recreatiewoningen’ te bepalen is een uitvoerige en langdurige inventarisatie nodig waarbij middelen dienen te worden ingezet. Om enigszins een indicatie te verkrijgen van de omvang van 19
CONCEPT
september 2005
het ‘probleem’ is een inventarisatie op basis van een inschrijving in de GBA (1 januari 2005) gemaakt.
Niet iedere permanente bewoner van een recreatieverblijf heeft zich laten inschrijven in de GBA, al is hij of zij daartoe wel verplicht op grond van de wet GBA bij verblijf in Nederland van “tenminste tweederde van een half jaar” in de gemeente waar hij of zij zijn adres heeft. Veel bewoners hebben de beschikking over een schijnadres als hoofdwoonverblijf, maar wonen desondanks permanent in een recreatiewoonverblijf. Definitieve aantallen zijn dus niet bekend, deze zullen middels nader onderzoek duidelijk moeten worden gemaakt.
GBA-inventarisatie Naam recreatieterrein
Aantal rec. Aantal caravans woningen Oase 44 Westerweide 52 Ligthof 37 ’t Geestmerambacht 244 De Rekere 76 Groenhart 59 Dirkshoeve 130 De Horn (oude gedeel- 249 te)
Illegale bewoning 31 8 32 19 63 9 30 13
(70 %) (15 %) (86 %) ( 8 %) (83 %) (15 %) (23 %) ( 5 %)
De Horn (G terrein, 92 steen) De Wielen 50 De Luwe Stek In de Bongerd In de Bongerd
17
(18 %)
6 9 0 0
(12 %) ( 4 %)
85 205 167 (toercaravans) 223 (kampeerplaatsen)
Van de 1033 recreatiewoningen worden er dus 231 permanent bewoond door in totaal 389 personen. Uitgaande van de peildatum 31 oktober 2003 is gebleken dat er zich na deze datum 80 personen hebben ingeschreven. Zij zijn woonachtig in 57 recreatiewoningen. Ten overvloede kan hier nog worden opgemerkt dat andere type recreatieverblijven, die niet aan de bouwtechnische eisen voor een woning, zoals gesteld in het Bouwbesluit (kunnen) voldoen, logiesverblijven zijn, welke niet gebruikt mogen worden voor permanente bewoning (bijvoorbeeld stacaravans). Deze recreatieverblijven vallen dus buiten het verruimde beleid van de minister. Overige in de gemeente voorkomende recreatiewoningen: De Groet 4 in Warmenhuizen, Westfriesedijk 22 A in Warmenhuizen Westfriesedijk 29 A en 29 B Warmenhuizen Westfriesedijk 48 in Warmenhuizen (niet in bestemmingsplan opgenomen) Schaapskuilweg 17 in Waarland Westfriese Zeedijk 7 in Sint Maarten 20
CONCEPT
september 2005
Stroet 41 bij in Sint Maarten Selschardijk 10 Sint Maarten Wijzendweg 2 in Sint Maarten.(niet in bestemmingsplan opgenomen). Van deze woningen worden er 5 permanent bewoond.
21
CONCEPT 5
Feitelijke aanpak en keuzes
5.1
Inleiding
september 2005
Juridisch heeft de gemeente Harenkarspel drie mogelijkheden om de huidige met de bestemming strijdige situaties van permanente bewoning van recreatiewoningen te beëindigen: 1. Legalisering door aanpassing van het bestemmingsplan waarbij een woonbestemming zal worden toegekend. Hierbij gelden onder meer de voorwaarden die worden genoemd in hoofdstuk 1. 2. Legalisering door aanpassing van het bestemmingsplan waarbij een bestemming ‘recreatiewoning, permanent wonen is toegestaan’ zal worden toegekend. Hierbij gelden ook de voorwaarden die worden genoemd in hoofdstuk 1. 3. Handhaven, waarbij de mogelijkheid wordt geboden om, onder voorwaarden, tot afgifte van een persoonsgebonden beschikking over te gaan. Het is om meerdere redenen niet gewenst om de gevallen van permanente bewoning direct te beëindigen. Ten eerste heeft de gemeente Harenkarspel, ondanks haar pogingen, de geconstateerde overtredingen nooit beëindigd. Ten tweede moet rekening worden gehouden met het feit dat in Harenkarspel onvoldoende woningen beschikbaar zijn op de reguliere markt om alle permanente bewoners te kunnen huisvesten. Ten aanzien van de persoonsgebondenbeschikking kan worden opgemerkt dat er geen eenduidig punt in het verleden is te vinden die als datum voor het al dan niet in aanmerking komen voor een dergelijke gedoogbeschikking kan. Verder is het gewenst het aantal daadwerkelijke handhavingzaken (en inherent daaraan de administratieve last) tot een minimum te beperken, verdient het de aanbeveling de peildatum vast te stellen op 1 juli 2005. In de gevallen waar legalisering geen optie is en geen gedoogbeschikking kan worden afgegeven zal de recratieve bestemming moeten worden gehandhaafd. 5.2
Legalisatie
Door het ministerie van VROM wordt een aantal voorwaarden genoemd, waaraan voldaan moet zijn wanneer besloten wordt de bestemming van recreatiewoning te wijzigen naar een woonbestemming dan wel de bestemming recreatiewoning, permanent wonen is toegestaan’ . Het zijn de volgende voorwaarden: (1) de recreatiewoning dient op 31 oktober 2003 permanent te zijn bewoond, (2) het complex dient voor meer dan 50 % onrechtmatig bewoond te zijn, (2) de recreatiewoning is gelegen buiten een waardevol of kwetsbaar gebied, (3) de recreatiewoning is niet bedrijfsmatig geëxploiteerd, (4) de recreatiewoning voldoet aan het bij de bouw geldende Bouwbesluit voor een ‘normale woning’ waarbij een eventuele bestemmingswijziging niet in strijd is met de toepasselijke milieuwetgeving. Indien wordt voldaan aan alle voorwaarden, betekent dit overigens niet dat gemeenten verplicht zijn tot bestemmingswijziging. Het betreft een discretionaire bevoegdheid.
22
CONCEPT
september 2005
Voorwaarden 1 en 2 Uit de inventarisatie kan worden geconcludeerd dat, indien getoetst wordt aan de eerste twee voorwaarden, alleen de volgende recreatieparken mogelijk voor legalisatie in aanmerking komen: • De Oase • De Ligthof • De Rekere. Deze complexen worden namelijk voor meer dan 50 % permanent bewoond, hetgeen bij de andere recreatieterreinen niet het geval is. Deze zijn dan ook vervolgens niet getoetst aan de overige voorwaarden. Voorwaarde 3 Er is sprake van een kwetsbaar gebied indien het betreffende park is gelegen in een Ecologische Hoofdstructuur, Vogel- en Habitatrichtlijngebieden, Natuurbeschermingsgebieden, de huidige Bufferzones en de in de Nota Ruimte nadere te bepalen (delen van) Nationale Landschappen. Daarnaast kan de gemeente ook nog zelf bepalen of zij de betreffende recreatieterreinen vindt liggen in een gebied dat extra bescherming verdient. Uitgaande van het rijksbeleid kan worden geconcludeerd dat geen van de eerder genoemde drie recreatieterreinen zijn gelegen binnen een door het Rijk aangewezen kwetsbare gebied. Voorwaarde 4 Op de betreffende complexen is geen sprake van een bedrijfsmatig exploitatie. Voorwaarde 5 In verband met de problematiek bewoning van recreatiewoningen, zijn een aantal recreatiewoningen gelegen op de drie recreatieterreinen (Oase, Ligthof en De Rekere) getoetst aan de voorschriften van het Bouwbesluit, bestaande bouw. Geconstateerd is dat de recreatiewoningen op de gecontroleerde parken niet voldoen aan het Bouwbesluit voor wat betreft de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag. Onder andere kan het bestaande glas vervangen worden door glas met een voldoende brandwerendheid. Naar verwachting zal het dus mogelijk moeten zijn om de woningen geheel te laten voldoen aan het Bouwbesluit. Geconcludeerd kan worden dat aan alle 5 voorwaarden zoals het Rijk (en de provincie) stelt kan worden voldaan. Er zijn argumenten om bij deze terreinen te kiezen voor een bestemmingswijziging: • Bij de argumenten inzake handhaving van de bestemming ligt er een groot belang bij de bevordering van het toerisme. Echter ook bij het toestaan van een reguliere woonfunctie ligt een groot belang. Er is een tekort aan starters en seniorenwoningen in onze gemeente. • Niet staat vast dat de nadelen, zoals de excentrische ligging en de opzet als recreatiecomplex, ook daadwerkelijk zich als nadelen zullen manifesteren. Veel van de genoemde nadelen zijn opgesteld vanuit een zekere veronderstelling dat bewoners anders gaan reageren op het moment, dat de bestemming wordt gewijzigd en dan meer van het gemeentebestuur gaan verwachten. Het kan ook anders gaan en mogelijkerwijs zijn hierover afspraken te 23
CONCEPT
• •
• •
september 2005
maken met de betreffende eigenaren/bewoners. Het is denkbaar dat de hier bedoelde nadelen zo kunnen worden ondervangen. Een argument om de bestemming te wijzigen kan ook zijn dat feitelijk al ongeveer 30 jaar niet tegen permanente bewoning is opgetreden en bij een dergelijke periode het in de rede kan liggen om die situatie zo te laten. Het is niet vastgesteld dat door de permanente bewoning op deze terreinen er niet kon worden voldaan aan de vraag naar recreatieverblijven. Zij zijn feitelijk niet beschikbaar en er zijn geen geluiden dat de vraag naar en het aanbod van recreatiewoningen niet op elkaar aansluiten. Het Streekplan voorziet dan wel niet in alternatieve locaties, wel is reeds rekening gehouden met de realisering van het Kuurressort. Verder staat de uitbreiding van de Bongerd en de Horn op stapel. Het beleid van de provincie biedt ruimte om te kiezen voor een dubbelbestemming te weten recreatiewoning, permanent wonen toegestaan. Deze dubbelbestemming sluit goed aan bij de bestaande situatie op de drie eerder genoemde recreatieterreinen.
Conclusie: Geconcludeerd kan worden dat de betreffende recreatieterreinen qua ligging niet alleen prima geschikt zijn voor recreatief gebruik, maar ook dat de recreatiewoningen vanaf de oprichting van de terreinen voor het merendeel permanent bewoond zijn. Hierbij is nimmer sprake geweest van een bedrijfsmatige exploitatie. De terreinen zijn echter opgezet als recreatiewoningcomplexen en niet als een woonwijk (excentrisch gelegen, compactheid). De bestemming ‘recreatiewoning, permanent bewonen toegestaan’ doet daarom het meeste recht aan de bestaande situatie. Dit betekent echter dat de bewoners wel de nadere eisen voortvloeiende uit o.a. het Bouwbesluit en de gemeentelijke bouwverordening dienen na te leven. 5.2
Peildatum
De minister gaat er van uit dat, indien de gemeente niet tot een bestemmingsplanwijziging besluit, de recreatieve bestemming actief wordt gehandhaafd. De minister onderkent daarbij, dat vanwege soms lang bestaande onrechtmatige bewoningen, bestaande situaties niet altijd zijn terug te draaien en een soort van overgangsregeling gewenst is, teneinde de gemeenten daadwerkelijk tot handhaven te bewegen. De minister heeft daarom in haar brief van 14 november 2003 belangrijke handreikingen aan de gemeenten opgenomen om de handhavingsopdracht overzichtelijk en beheersbaar te krijgen. De belangrijkste handreiking is het voorstel om persoonsgebonden gedoogbeschikkingen af te geven voor bestaande onrechtmatige woonsituaties. De minister gaat er van uit dat voor alle gevallen vóór 31 oktober 2003 een dergelijke persoonsgebonden beschikking kan worden afgegeven. Tegen permanente bewoning, die na 31 oktober 2003 zijn ontstaan, moet worden opgetreden. Al eerder heeft het ministerie van VROM handreikingen gedaan voor de bewijsvoering van permanente bewoning, zoals het gebruik maken van gegevens van de belastingdienst energiebedrijven. Indien gekozen zou worden voor het handhaven van de recreatieve bestemming, dan kan op deze manier de invoering van een stringent handhavingsbeleid plaatsvinden zonder al te veel overhoop te moeten halen. Hierdoor wordt een keuze om de recreatieve bestemming te handhaven, aantrekkelijker. De vraag is vervolgens hoe hard de genoemde datum van 31 oktober 2003 is. Deze datum is gekoppeld aan het moment dat VROM de aangehaalde visie heeft uitgebracht. Het via de brief van 24
CONCEPT
september 2005
de minister van VROM uitgedragen beleid heeft niet de status van verbindende voorschriften, maar moeten worden gezien als dringende aanbevelingen, waarvan kan worden afgeweken. Indien een overgangsregeling niet van kracht wordt op het moment van bekendmaking van het nieuwe beleid, maar slechts tot een in het verleden liggende datum, dan moeten daarvoor goede redenen zijn. In de ontwerpnota is gekozen voor het beleid van de minister om verdere discussie over de peildatum te voorkomen. Verder is de peildatum in verschillende kranten genoemd en dus voor een ieder bekend. Degene die na deze datum nog een recreatiewoning heeft gekocht voor permanente bewoning had kunnen weten dat dit niet meer mogelijk was. De bewijslast is dus eenvoudig. De redenen voor een overgangregeling liggen deels bij redelijkheid en billijkheid, maar ook bij de omvang van de handhavingsklus. Met het introduceren van persoonsgebonden beschikkingen wordt ook beoogd om de ter hand te nemen handhaving uitvoerbaar te houden door deze te richten op toekomstige overtredingen. Die datum heeft geen binding met een eventueel nieuw te introduceren handhavingsbeleid voor recreatiewoningen. Veel helderder en ook billijker is het om deze overgangregeling te doen uitstrekken tot bewoningen, die voor de bekendmaking van het nieuwe gemeentelijke beleid tot stand zijn gekomen. Ook het feit dat niet voor de gestelde datum (31-12-2004) geen duidelijkheid is gegeven over het beleid is hierbij betrokken. Het vooruitschuiven van deze peildatum naar de komende raadsvergadering kan tot gevolgen hebben dan in deze tussenliggende periode alsnog veel burgers zich zullen inschrijven. Het beleid staat geen aanpak voor waarbij de onrechtmatige bewoning wordt bevorderd. Gekozen is dan ook voor een peildatum vlak voor de bekendmaking van het besluit van het college. De peildatum is vastgesteld op 1 juli 2005. Uitgaande van deze peildatum is gebleken dat er zich na deze datum 12 personen hebben ingeschreven. Zij zijn woonachtig in 8 recreatiewoningen. 5.3
Persoonsgebonden beschikking
Persoonsgebonden beschikking Bewoners die op 1 juli 2005 aantoonbaar permanent hun recreatieverblijf bewoonden wordt de gelegenheid geboden om hiervoor een persoons- en objectgebonden gedoogbeschikking aan te vragen. Deze beschikking strekt ertoe dat de betreffende bewoner(s) in het betreffende recreatieverblijf mogen blijven wonen. Nadat niet meer aan de voorwaarden van een gedoogbeschikking wordt voldaan, zal de woning weer moeten worden gebruikt conform de recreatieve bestemming en zal hier ook actief op moeten worden gehandhaafd. Dit is de zogenaamde uitsterfconstructie. Om voor een gedoogbeschikking in aanmerking te komen dient men derhalve te kunnen aantonen dat er op 1 juli 2005 sprake was van permanente bewoning. Omdat het om het gebruik gaat is het in eigendom hebben van de betreffende recreatiewoning niet voldoende. Tevens dient het recreatieverblijf te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit aan een recreatieverblijf stelt en aan mogelijk van toepassing zijnde milieuvoorschriften. Ook dit in relatie tot de eisen voor een recreatieverblijf op basis van een bestaande situatie. Vanzelfsprekend zal er gelegenheid moeten 25
CONCEPT
september 2005
worden geboden dit te kunnen inspecteren. De gedoogbeschikkingen worden op naam van de hoofdbewoner, eventuele echtgenoot en inwonende kinderen afgegeven. Het gezin van de hoofdbewoner valt ook onder de gedoogbeschikking. Hierbij zal het voorbehoud worden gemaakt dat wanneer mocht blijken dat aan de gemeente onjuiste gegevens zijn verstrekt, de gemeente zich het recht voorbehoudt het gedoogbesluit in te trekken en alsnog tegen de permanente bewoning op te treden. Tevens zal de gedoogbeschikking komen ter vervallen voor die personen die zich laten uitschrijven uit de GBA of die langer dan een half jaar de permanente bewoning van het recreatieverblijf hebben gestaakt/onderbroken. Tenslotte kunnen mensen die na het verstrekken van de gedoogbeschikking in de woning gaan wonen en ouder dan 18 jaar zijn geen aanspraak maken op de afgegeven beschikking, ook niet door samenwonen of huwelijk. Deze heeft dus alleen betrekking op de mensen die op het moment van het afgeven van de beschikking woonachtig waren in het recreatieverblijf en dat ook als zodanig konden bewijzen. Werkwijze In principe wordt iedereen in de gelegenheid gesteld op vrijwillige basis een gedoogbeschikking aan te vragen. Daarnaast zal er regelmatig worden gecontroleerd. Wanneer uit deze controles blijkt dat er geen sprake meer is van permanente bewoning wordt het betreffende dossier gesloten. Wanneer sprake is van permanente bewoning en de bewoners heeft nog geen gedoogbeschikking aangevraagd, zal deze, wanneer uit een eerste beoordeling blijkt dat de bewoner mogelijk voor een gedoogbeschikking in aanmerking zou kunnen komen, alsnog in de gelegenheid gesteld dit binnen vier weken te doen. Wanneer geen gedoogbeschikking wordt aan gevraagd, zal tot handhaving (aanschrijving tot beëindiging van het strijdige gebruik) worden overgegaan. Aangevraagde gedoogbeschikkingen worden getoetst aan de al eerder genoemde voorwaarden. Wanneer blijkt dat aan deze voorwaarden niet kan worden voldaan zal tot handhaving worden overgegaan. Bewoners die voldoen aan de voorwaarden krijgen uiteindelijk een gedoogbeschikking. Tegen deze gedoogbeschikking kan men bezwaar en beroep instellen. Tegen de weigering van de gedoogbeschikking is geen bezwaar en beroep mogelijk, omdat in dit geval bezwaar en beroep openstaat tegen de aanschrijving welke volgt op de weigering van de gedoogbeschikking. 5.4
Uitzonderingssituaties
Ondanks dat in de bestemmingsplannen een absoluut verbod is vastgelegd voor het permanent bewonen van een recreatiewoonverblijf, kan in de praktijk toch de behoefte bestaan om de recreatiewoonverblijf als overbrugging tijdelijk als hoofdwoonverblijf te gebruiken. Onder overbrugging wordt verstaan dat gedurende een korte periode tijdelijk in een recreatiewoonverblijf wordt gewoond. De behoefte tot een dergelijk overbruggingshuisvesting speelt vooral bij calamiteiten (zoals brand van de eigen woningen), relatieproblemen, onvoorziene tegenvallers bij de aankoop en/of verbouwing van een eigen woning etc. Dit betekent overigens niet dat het verkopen of verbouwen van een woning automatisch een calamiteit is. Wanneer een persoon wegens bijzondere en zwaarwegende omstandigheden als overbrugging een recreatiewoonverblijf wil gaan bewonen, moet het mogelijk zijn om tijdelijk van een recreatiewoonverblijf gebruik te maken. Omdat de criteria en de controle door burgemeester en wethouders worden vastgesteld en uitgevoerd, is de verwachting dat het expliciet gedogen van deze gevallen het recreatieve product niet frustreert. Belangrijk is dat de tijdelijkheid gewaarborgd is. 26
CONCEPT
september 2005
Voor het tijdelijk mogen gaan bewonen van een recreatiewoonverblijf wordt voorgesteld de volgende criteria te hanteren: • overbrugging is alleen toegestaan na een positief besluit van het college van burgemeester en wethouders; • een positief besluit is alleen mogelijk wanneer de beterffende persoon/personen zich op het recreatieperceel laat/laten inschrijven in het GBA; en • de betreffende persoon/personen voldoet/voldoen aan de criteria om ingeschreven te kunnen worden als woningzoekende in de gemeente Harenkarspel; • overbrugging is toegestaan voor een periode van maximaal 6 maanden; • burgemeester en wethouders kunnen deze periode eenmaal verlengen met zes maanden; • maximaal 10 % van de recreatiewoonverblijven op een recreatiepark mag voor overbruggingshuisvesting worden gebruikt, met een maximum van 6 recreatiewoonverblijven; • de tijdelijkheid van het verblijf moet naar het oordeel van burgemeester en wethouders gewaarborgd zijn; • vooraf moet voor een vastgestelde periode schriftelijke toestemming zijn verkregen van de recreatieondernemer (indien aanwezig). 5.5
Gevolgen lokale woonvisie
Companen in Arnhem heeft in opdracht van de gemeente een lokale woonvisie opgesteld. De voorgaande uitgangspunten(uitsterfbeleid) zijn voorgelegd aan de organisatie met de vraag welke gevolgen bovenstaand beleid zal hebben op de uitgangspunten opgenomen in de notitie. Het uitsterfbeleid (persoonsgebonden beschikkingen) zal een relatief kleine impact hebben. Er zal mondjesmaat aanspraak worden gemaakt. Uitgaande van de peildatum 1 juli 2005 betekent dit dat er vanuit deze sector minder druk komt op de woningmarkt. De lokale woonvisie ging bij een peildatum van 31 oktober 2005 uit van een vraag van 75 woningen in een periode van vijf jaar. De vraag zal dus met de aangepaste peildatum lager uitvallen.
27
CONCEPT 6.
Handhaving
6.1
Handhaving van het beleid
september 2005
De afdeling Vergunning en Handhaving is belast met de uitvoering van het beleid. Het realiseren van de doelstellingen van het beleid staat of valt met de handhaving ervan. Hoewel administratiefrechtelijke voorschriften in de meeste gevallen ook strafrechtelijk kunnen worden gehandhaafd, wordt in de praktijk bijna altijd gekozen voor de bestuursrechtelijke wijze van handhaving. Hiervoor zijn verschillende redenen. Voor strafrechtelijke handhaving is de medewerking nodig van het Openbaar Ministerie. In het algemeen geeft het Openbaar Ministerie geen prioriteit aan de handhaving van administratiefrechtelijke voorschriften. Bovendien worden bij bestuursrechtelijke handhaving minder zware eisen gesteld aan de bewijsvoering en zijn de sancties in het algemeen effectiever. Privaatrechtelijke handhaving is slechts in bepaalde gevallen mogelijk. De handhaving verloopt dan via de burgerlijke rechter.
6.2
Urenraming handhaving vastgesteld beleid
Globaal is een inschatting gemaakt van de gemaakte uren om uitvoering te kunnen geven aan de op basis van deze notitie genomen besluiten. Het afgeven de persoonsgebonden beschikkingen is een eenmalige actie, maar betekent een extra taak voor de cluster V&H. Bij deze inschatting is uitgegaan van zo’n 135 gedoogbeschikkingen. Omdat deze beschikkingen “levenslang” worden afgegeven, en ook nog onder de voorwaarde dat aan de bouwkundige eisen voor bestaande bouw wordt voldaan, is het noodzakelijk, zelfs essentieel, om de zaak deugdelijk aan te pakken. Uiterst minimaal zal dat zeker het volgende betekenen (bij deze calculatie is er al rekening mee gehouden dat activiteiten zoveel mogelijk worden geclusterd): 135 x archiefonderzoek 135 x fysieke dossiervorming/archivering 135 x controle ter plaatse (Bouwbesluit) 135 x rapportage (mede met het oog op dossier) 135 x gedoogbeschikking (collegebesluit) opstellen/verzenden 135 x nacontrole/rapportage (Bouwbesluit)
135 uur 135 uur 135 uur 135 uur 135 uur 135 uur
Totaal 810 uur (2006) Structureel: Na 1 juli 2005 zijn er 12 nieuwe gevallen bijgekomen, die woonachtig zijn in 8 recreatiewoningen. De inschatting is dat het aantal uren per handhavingszaak beperkt zal zijn omdat dit ‘verse zaken” betreffen. In totaal wordt uitgegaan van een inzet van 220 uur. Naar verwachting zullen er per jaar sprake zijn van zo’n 55 nieuwe gevallen. De grootste onzekerheid die zich daarbij voordoet is het aantal gevallen. Het aantal zal echter teruglopen naarmate we er beter in slagen gevallen van ontoelaatbare permanente bewoning ook daadwerkelijk te bestrijden. Als dat vaak lukt, en er veel publi28
CONCEPT
september 2005
citeit aan wordt gegeven, worden anderen ontmoedigd om wederrechtelijk permanent een recreatiewoning te gaan bewonen. Voorts kunnen andere omstandigheden en ontwikkelingen dan handhaving bijdragen aan het verminderen van het aantal nieuwe gevallen. Als bijvoorbeeld de Belastingdienst geen hypotheekaftrek meer accepteert voor woningen waarin volgens het bestemmingsplan niet permanent mag worden gewoond, doet dit het aantal nieuwe gevallen afnemen. Als reiskosten vanaf dergelijke woningen niet meer kunnen worden gedeclareerd of niet meer fiscaalvriendelijk worden vergoed, doet ook dat het aantal nieuwe gevallen afnemen. Uit de evaluatie na een jaar zal blijken hoeveel nieuwe gevallen er zijn bijgekomen. Deze gegevens betrekken we bij de voorstellen voor het definitief opnemen van deze taak in het werkpakket van V&H. Vooralsnog gaan wij er van uit dat deze inzet via de huidige vastgestelde formatie kan plaatsvinden in relatie tot een daarbij behorende –nadere- prioritering. Wel is dit een aandachtspunt bij het organisatieontwikkelingstraject
29
CONCEPT
7.
september 2005
Actualiseren bestemmingsplannen
Voor de recreatieparken en campings vigeren ruim 20 bestemmingsplannen. De bestemmingsplannen zijn allen verouderd of zelfs sterk verouderd. Dit heeft tot gevolg dat voor verschillende terreinen verschillende bestemmingsplanvoorschriften ten aanzien van gebruik, bouwvoorschriften etc. gelden. Hierdoor is de inzichtelijkheid en bruikbaarheid van vergunningverlening en handhaving in de dagelijkse praktijk niet meer doelmatig en effectief. Om permanente bewoning van recreatiewoonverblijven zoveel mogelijk te voorkomen moeten hiervoor actuele bestemmingsplannen worden opgesteld waarin duidelijk staat omschreven welk gebruik is toegestaan met daarbij een correcte overgangsbepaling waarin het reeds bestaande strijdig gebruik wordt uitgesloten. De gemeenteraad heeft in september 2003 ingestemd met het project actualiseren van bestemmingsplannen 2003-2008. De herziening van de bestemmingsplannen voor alle recreatieterreinen staat gepland voor 2005.
30
CONCEPT
8.
september 2005
Inspraak
Het gaat hier om een belangrijke beleidsbeslissingen heeft deze nota mede betrekking op ruimtelijk beleid. Gezien de inhoud van de nota speelt het ruimtelijk inzicht een belangrijke rol om juist te kiezen voor een bestemmingswijziging. Aansluiting kan worden gezocht bij de Inspraakverordening en de Algemene wet bestuursrecht, onderdeel openbare voorbereidingsprocedure. Dit betekent dat de ontwerpbeleidsnota 4 weken ter inzage heeft gelegen met de gelegenheid om zienswijzen in te dienen gedurende die 4 weken. Vanaf 29 maart 2005 heeft de notitie ter inzage gelegen. Er zijn meerdere zienswijzen ontvangen. Deze zienswijzen en de reactie hierop zijn verwerkt in een verslag. Dit verslag inspraak ontwerpnotitie permanente bewoning recreatieverblijven is als bijlage bij deze notitie gevoegd. Ten tijde van de tervisielegging heeft op 12 april 2005 een informatieavond plaatsgevonden. Zo is een geselecteerd gezelschap (VvE, beheersverenigingen, exploitanten etc.) uitgenodigd om deze avond bij te wonen. Om organisatorische redenen was het namelijk niet haalbaar om een ieder uit te nodigen. Het verslag van deze avond is opgenomen in eerder genoemd verslag.
31
CONCEPT
9
Conclusies en voorstel
9.1
Conclusie
september 2005
Gelet op voorgaande kan geconcludeerd worden dat de gemeente Harenkarspel voor een enorme klus staat. Dit wordt met name veroorzaakt door het grote aantal recreatieve objecten dat de gemeente telt en door de omvang van ‘het probleem’. Uit de inventarisatie blijkt dat een aantal recreatieterreinen zich lenen voor een bestemmingswijziging. Verder zal de gemeente Harenkarspel voor de overige recreatieterreinen toepassing dienen te geven aan alternatief twee, namelijk de persoonsgebonden beschikkingen en handhaving.
9.2
Voorstel
Op grond van het voorgaande wordt voorgesteld: 1. De gemeenteraad te laten instemmen met deze beleidsnotitie; 2. De gemeenteraad op grond van deze notitie voor te stellen onder nog nader te bepalen voorwaarden de bestemming te wijzigen voor de recreatieterreinen De Rekere, Ligthof en Oase naar ‘recreatiewoning, permanent wonen toegestaan”; 3. de gemeenteraad voor te stellen dat de onder 2 bedoelde wijziging van de bestemmingen eerst in werking zal treden nadat vaststaat dat voldaan is aan de regelgeving met betrekking tot veiligheid en bereikbaarheid alsmede andere regelgeving waarvan burgemeester en wethouders het noodzakelijk oordelen dat deze wordt nageleefd in verband met de wijziging van de bestemmingen; 4. te besluiten om de recreatieve bestemming van de overige recreatiewoningen te handhaven; 5. de peildatum vast te stellen op 1 juli 2005; 6. de gevallen van permanente bewoning van voor deze peildatum te gedogen door middel van het afgeven van een persoonsgebonden beschikking; 7. de onrechtmatige bewoning van na deze peildatum te handhaven en daardoor ook de nieuwe gevallen te handhaven; 8. degenen, die onrechtmatig recreatiewoningen bewonen, in de gelegenheid te stellen om gedurende een jaar na de inwerkingtreding van het in deze nota vastgestelde beleid, een zogenaamde persoonlijk gebonden beschikking aan te vragen; 9. uit te spreken dat inschrijving in de GBA per 1 juli 2005 of eerder een voldoend bewijs van niet recreatieve bewoning is en dat in overige situaties het aan de aanvrager is om aannemelijk te maken dat sprake is van een recht op een persoonsgebonden beschikking. Als uiterste datum van bewoning geldt 1 juli 2005; 10. op 1 juli 2006 de balans opmaken als nulmeting voor de toekomstige handhaving; 32
CONCEPT 11.
12.
september 2005
ten aanzien van de recreatiewoningen een handhavingsplan opstellen, waarin is vastgesteld de frequentie van het handhaven en de te raadplegen gegevens en bewijsmateriaal; het ministerie van VROM , de Provincie en het Gewest informeren over de ontwikkelingen (toezending van de nota waarmee B&W hebben ingestemd en toezending van de uiteindelijk vastgestelde nota).
Over de inzet van de afdeling Vergunningen en Handhaving ten aanzien van de uitvoering van het vastgestelde beleid zal een plan van aanpak worden opgesteld.
33
CONCEPT
september 2005
34