BELEIDSNOTA (SEMI) PERMANENTE BEWONING VAN RECREATIEWONINGEN
Gemeente Dinkelland Mei 2011
1
2
INHOUDSOPGAVE
1.
INLEIDING
5
2.
(SEMI)-PERMANENTE BEWONING IN DE GEMEENTE DINKELLAND
7
3.
BELEIDSKADER
9
3.1 Begripsomschrijvingen 3.2 Rijksbeleid 3.3 Provinciaal beleid
9 9 11
4.
BELEID & UITGANGSPUNTEN T.A.V. PERMANENTE BEWONING
13
5.
HANDHAVING BELEID
15
5.1 5.2 5.3 5.4 5.5
15 16 17 21 22
6.
7.
Situaties die vallen onder het overgangsrecht Situaties die aantoonbaar zijn ontstaan vóór 31 oktober 2003 Situaties die zijn ontstaan ná 31 oktober 2003 Situaties waarin sprake is van tijdelijke permanente bewoning Situaties waarin sprake is van (tijdelijke) huisvesting van (buitenlandse) werknemers
VOORKOMEN VAN PERMANENTE BEWONING
23
6.1 6.2 6.3 6.4
23 23 23 24
Inschrijving Gemeentelijke Basisadministratie Samenwerking met recreatieondernemers Voorlichting en communicatie Garanderen bedrijfsmatige exploitatie bij nieuwe ontwikkelingen
EVALUATIE
25
3
4
1.
INLEIDING
De gemeente Dinkelland – met als toeristisch visitekaartje het stadje Ootmarsum – heeft toeristen en recreanten veel te bieden. Om de recreatief-toeristische sector in de gemeente Dinkelland nog verder te versterken heeft de gemeenteraad op 23 oktober 2008 de kadernota “promotie en marketing toeristisch product Dinkelland” vastgesteld. Deze nota vormt voor de komende jaren de basis voor de versterking van het toeristisch-recreatief product Dinkelland. Doel is een dusdanig aantrekkelijk verblijfsklimaat in de gemeente Dinkelland te creëren waardoor het aantal overnachtingen alsmede de toeristische bestedingen in het gebied vergroot worden. Toeristen moeten in de gemeente Dinkelland worden ondergedompeld in een warm bad waar het heerlijk verblijven is en waar diverse mogelijkheden zijn om te recreëren. Maar wat nou als recreatiewoningen of recreatieterreinen in de gemeente niet (meer) voor recreatieve doeleinden worden gebruikt en het recreëren wordt vervangen door wonen? Dan zal de recreatieve sfeer en de toeristische aantrekkingskracht van het gebied verminderen en de kwaliteit van het toeristisch product worden aangetast. Om ervoor zorg te dragen dat de gemeente Dinkelland ook voor de toekomst een aantrekkelijke toeristische gemeente blijft, is het van groot belang om de problematiek rondom permanente bewoning te onderkennen en een koers uit te zetten voor de aanpak van deze problematiek.
Landelijk probleem Het probleem van permanente bewoning blijkt in veel gemeenten te spelen. Kern van het probleem is, dat het permanent bewonen van recreatieverblijven niet is toegestaan, maar dat het desondanks in de praktijk toch voorkomt. De meeste gemeenten hebben in het verleden niet voldoende gehandhaafd. Daardoor is er nu sprake van een scheefgegroeide situatie met een zware handhavingslast tot gevolg. Het voormalig Ministerie van VROM heeft richtlijnen geboden om permanente bewoning van recreatiewoningen te beëindigen. Alle gemeenten in Nederland zijn hier per brief over geïnformeerd (17 november 2003 en 19 januari 2004). De uitgangspunten daarbij zijn: • er dient op korte termijn duidelijkheid voor de burger te komen door een slagvaardig en voortvarend handelen; • er dient vermindering in de handhavingslast te worden gebracht; • er dient een samenhangend ruimtelijk beleidskader te komen.
Permanente bewoning in de gemeente Dinkelland Onderkend dient te worden dat ook in de Gemeente Dinkelland een aantal recreatiewoningen onrechtmatig wordt bewoond. Bij brief verzoekt de regionaal inspecteur VROM Regio Oost de gemeente Dinkelland, om de VROM-inspectie te informeren over beleid en uitvoering, ten aanzien van het beëindigen van deze onrechtmatige bewoning van recreatiewoningen. Er dient definitieve duidelijkheid te worden gegeven over de wijze waarop de bestaande recreatiewoningenproblematiek opgelost wordt. Met deze beleidsnota wordt uitvoering gegeven aan deze opdracht.
Voorkomen is beter dan genezen Buiten het feit dat de gemeente verplicht is aan te geven op welke wijze de huidige problematiek rondom permanente bewoning van recreatiewoningen wordt opgelost, is het wellicht nog belangrijker om aan te geven op welke wijze de gemeente Dinkelland permanente bewoning in de toekomst wil voorkomen, om zodoende de toeristische aantrekkingskracht van de gemeente te behouden en te versterken. De beleidsnota “permanente bewoning van recreatiewoningen” zal derhalve ook handvaten bieden om permanente bewoning binnen de gemeentegrenzen preventief te bestrijden.
5
Semi-permanente bewoning in de gemeente Dinkelland In de gemeente Dinkelland zijn verschillende situaties bekend waar (buitenlandse) werknemers tijdelijk in recreatiewoningen verblijven. Hoewel niet direct sprake is van permanente bewoning, is wel sprake van een vorm van permanente bewoning dan wel semi-permanente bewoning. De recreatiewoningen zijn namelijk niet meer te gebruiken voor recreatieve doeleinden, daar waar ze feitelijk wel voor bestemd zijn. Doel van deze nota is ook aan te geven op welke wijze met semi-permanente bewoning van recreatiewoningen wordt omgegaan.
Leeswijzer In deze beleidsnota zal in hoofdstuk 2. de huidige situatie worden beschreven in de gemeente Dinkelland. In hoofdstuk 3 zal vervolgens een beschrijving worden gegeven van het rijks- en provinciaal beleid. Op basis van de huidige situatie en het landelijke en provinciaal beleidskader zullen in hoofdstuk 4 het gemeentelijk beleid en de uitgangspunten worden benoemd. Hoofdstuk 5 geeft aan op welke wijze de handhaving plaatsvindt ten aanzien van de bestaande situaties en eventueel toekomstige situaties. Hoofdstuk 6 gaat in op de preventieve maatregelen om zodoende permanente bewoning van recreatiewoningen in de toekomst te voorkomen.
6
2.
(SEMI)-PERMANENTE BEWONING IN DE GEMEENTE DINKELLAND
De gemeente Dinkelland is bij de gemeentelijke herindeling ontstaan uit de gemeenten Denekamp, Ootmarsum en Weerselo. Er was in geen van de drie voormalige gemeenten een handhavingsbeleid opgesteld inzake permanente bewoning van recreatiewoningen. Dat wil niet zeggen dat er in het verleden niets is gebeurd. De bestemmingsplannen Buitengebied kennen al lange tijd een verbod op onrechtmatige bewoning. Datzelfde geldt voor de afzonderlijke bestemmingsplannen voor de recreatiebedrijven. Daarnaast zijn de eigenaren van campings en recreatieparken regelmatig aangesproken op het verbod op onrechtmatige bewoning. Door de complexiteit van de bewijslast is het in het verleden echter niet (stelselmatig) gekomen tot handhaving van het verbod op onrechtmatige bewoning.
Hoe groot is het probleem van permanente bewoning in de gemeente Dinkelland? De provincie stelt een gemiddeld percentage per gemeente van 16%. De rijksoverheid stelt op basis van een onderzoek een landelijk gemiddelde van permanente bewoning van 11% per gemeente. Dit gemiddelde is door de rijksoverheid aangemerkt als leidend. Desondanks is een globale inventarisatie in de gemeente Dinkelland verricht, ter vergelijking. Uit de gegevens blijkt dat in de gemeente Dinkelland 253 recreatiewoningen zijn, waarvan zich er 175 op camping- of bungalowparken bevinden. Van de 253 woningen worden er voor zover bekend op basis van het Gemeentelijk Basis Administratie 41 onrechtmatig bewoond. Dit is een percentage van 16%. Deze inventarisatie geeft door de werkwijze slechts een globaal beeld. Uiteraard laten niet alle onrechtmatige bewoners zich inschrijven in het GBA. Aannemelijk is dat door een uitgebreide inventarisatie het percentage nog oploopt, waardoor het waarschijnlijk aansluit bij het provinciaal gemiddelde. Overzicht inventarisatiegegevens
Op vakantieparken
Buiten vakantieparken
Totaal aantal binnen de gemeente Dinkelland
175 recreatiewoningen
78 recreatiewoningen
A
Aantal huisjes permanent bewoond volgens GBA
32 recreatiewoningen
9 recreatiewoningen
B
Aantal personen ingeschreven
60 personen
14 personen
C
Aantal bewoond volgens GBA + inschrijving GBA ná 31-10-03
29 woningen 56 personen
7 woningen 11 personen
D
Aantal bewoond volgens GBA + inschrijving GBA ná 19-11-10
11 woningen 25 personen
3 woningen 7 personen
Semi-permanente bewoning van recreatiewoningen Bij de inventarisatie is niet meegenomen hoeveel (buitenlandse) arbeidskrachten tijdelijk in recreatiewoningen verblijven. Ook het tijdelijk huisvesten van (buitenlandse) arbeidskrachten is in strijd met het bestemmingsplan, omdat de betreffende recreatieverblijven dan niet voor recreatie worden gebruikt. Het gaat bij tijdelijk huisvesten van arbeidskrachten in recreatiewoningen om een ander gebruik dan ‘wonen’ of ‘recreëren’. De arbeidskrachten gebruiken de recreatiewoning niet als hoofdverblijf en zijn hier niet recreatief. In de gemeente wordt op plm. 20 adressen gelegenheid tot verblijf gegeven aan personen met een Poolse nationaliteit, die hier in de regio werkzaam zijn. Op bungalowpark Baveldsdennen gaat het om twee zomerhuisjes, waarin Polen verblijven; bij de overige adressen gaat het om woningen, waarbij op elk adres – waarschijnlijk – meerdere personen onderdak vinden.
7
De effecten van (semi)-permanente bewoning van recreatiewoningen Onrechtmatige bewoning van recreatieobjecten heeft zowel negatieve als positieve gevolgen.
Negatieve effecten van permanente bewoning zijn:
afname toeristische waarde van de gemeente door visuele verloedering: Visuele verloedering ontstaat doordat van oorsprong natuurlijk ogende recreatieterreinen worden aangekleed met schuren, hekken, terrassen, e.d.. Hierdoor krijgt het terrein steeds meer het aanzicht van een woonwijk. Een woonwijk die als zodanig ontwikkeld is moet voldoen aan de stedenbouwkundige eisen die hieraan mogen worden gesteld, zoals ontsluiting en wijkvoorzieningen. Bij recreatieterreinen gelden echter andere stedenbouwkundige uitgangspunten, zodat het vereiste voorzieningenniveau ontbreekt. meer behoefte aan recreatiewoningen: Permanente bewoning leidt tot onttrekking van die objecten aan de recreatieve doeleinden. Hierdoor ontstaat er mogelijk ergens anders in het gebied of elders meer behoefte aan recreatieterreinen. Dit kan leiden tot een grotere ruimteclaim in het buitengebied. negatieve gevolgen voor de toeristische economie: Recreanten besteden generaliserend gesteld meer dan mensen die permanent wonen. Vooral de horecasector ondervindt negatieve gevolgen van permanente bewoning. aantasting van de ruimtelijke kwaliteiten van het buitengebied: Het buitengebied is een publiek bezit waar iedereen in de gelegenheid moet zijn vrij te recreëren, te ontspannen en van natuur en landschap te genieten. Het gebruik van recreatieobjecten voor permanente bewoning staat haaks op deze doelstellingen. problemen van sociale aard: Op een recreatieterrein kunnen spanningen ontstaan tussen permanente bewoners en vakantiegangers, doordat de leefpatronen van beide groepen verschillen. Dezelfde spanningen kunnen ontstaan tussen permanente bewoners van recreatiewoningen en bewoners van reguliere woningen. groter beslag op collectieve voorzieningen: Voor de zorg- en welzijnsinstellingen kan permanente bewoning nadelige gevolgen hebben. Er kan een groter beslag worden gelegd op collectieve voorzieningen zoals de WMO, sociale uitkeringen en de thuiszorg. Permanente bewoners doen ook een beroep op algemene voorzieningen als verwijdering van huishoudelijk afval, straatverlichting, wegverharding, gemeentereiniging. Wanneer zij zich niet hebben ingeschreven in de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA) van de gemeente staat hier geen bijdrage uit het Gemeentefonds tegenover.
Naast de genoemde negatieve gevolgen zijn er ook positieve gevolgen:
extra inkomsten uit het Gemeentefonds: Indien permanente bewoners zich laten inschrijven in de GBA neemt de uitkering uit het Gemeentefonds toe. (tijdelijke) opvang van woningzoekenden: De bewoning van recreatiewoningen kan ruimte bieden voor opvang van woningzoekenden. sociale controle op de recreatieterreinen: De continue aanwezigheid van bewoners op de recreatieterreinen kan vandalisme, inbraak of diefstal op een recreatieterrein verminderen. toename van draagvlak voor maatschappelijke verenigingen: Doordat het aantal inwoners toeneemt ontstaat er meer draagvlak voor verenigingen en instellingen met een maatschappelijke functie (te denken valt hierbij aan sportverenigingen e.d.).
8
3.
BELEIDSKADER
3. 1 Begripsomschrijvingen Permanente bewoning In het voorgaande is steeds gesproken over permanente bewoning van recreatiewoningen. Bij permanente bewoning gaat het juridisch gezien niet om de duur ervan (permanent of tijdelijk), maar om de strijdigheid van de activiteit met de geldende planvoorschriften, in dit geval de bestemming ´recreatie´. Kenmerkend voor het wonen is het hebben van een feitelijk hoofdverblijf op die plaats. Degenen die in een recreatiewoning bivakkeren, dienen daarom elders (dus buiten de recreatiewoning) over een hoofdwoonverblijfplaats te beschikken. Het mag daarbij niet gaan om een zogenaamd postadres of papieren adres maar om een feitelijke thuishaven. Er is sprake van permanente bewoning als een bewoner zijn hoofdverblijf houdt op het recreatieadres. Dit is het geval als het adres het centrum vormt van de sociale en maatschappelijke activiteiten van de bewoner. Daarnaast kan worden aangenomen dat iemand permanent woont in een recreatiegebouw als hij in de woonruimte gedurende een aaneengesloten periode van een half jaar meer dan de helft van de nachten verblijft. In bestemmingsplannen moeten de begrippen “permanente bewoning” en “recreatiewoning” goed worden gedefinieerd.
3. 2. Rijksbeleid Bij brief van 11 november 2003 heeft de (toenmalige) minister van VROM aan de Tweede Kamer haar beleid gepresenteerd inzake de permanente bewoning van recreatieverblijven. In het Algemeen Overleg van de Tweede Kamer op 11 december 2003 is gebleken dat dit beleid door de Kamer wordt gedragen. Tevens is deze beleidslijn verwerkt in de Nota Ruimte. In essentie is het beleid erop gericht een einde te maken aan de onrechtmatige bewoning om daarmee op persoonsniveau duidelijkheid te verschaffen aan de betrokkenen. Uitgangspunt van dit beleid is een verruiming, waaraan door gemeenten en provincies uitwerking moet worden gegeven. Het gemeenten geboden verruimde beleidskader bestaat er uit dat gemeenten onder voorwaarden onrechtmatige bewoning van recreatiewoningen kunnen legaliseren. Daarnaast kunnen gemeenten, eveneens onder voorwaarden, bestaande gevallen van onrechtmatige bewoning van recreatiewoningen met zogenoemde persoonsgebonden beschikkingen (hetzij in de vorm van een persoonsgebonden gedoogbeschikking, hetzij in de vorm van een persoonsgebonden vrijstelling/ontheffing) tijdelijk toestaan. Tenslotte kunnen gemeenten ervoor kiezen om te handhaven. Uitgangspunt bij de uitwerking van het rijksbeleid is de decentrale bevoegdheid van provinciale en lokale overheden om te kiezen tussen legaliseren, handhaven of de persoonsgebonden beschikking, conform de nota Ruimte en de beleidsbrief van 11 november 2003. In de loop der jaren heeft de Minister diverse beleidsbrieven opgesteld en heeft er een aantal verruimingen van het beleid plaatsgevonden. Hieruit kunnen een aantal mogelijkheden gedestilleerd worden, zoals in de volgende paragrafen beschreven.
3.2.1
Legalisatie: bestemmingsplanwijziging
Gezien de beleidsverruiming biedt de minister gemeenten en provincies de mogelijkheid om in bepaalde gevallen de recreatiefunctie van bestaande recreatiewoningen (of complexen van recreatiewoningen) te wijzigen in een woonfunctie. Hieraan zijn de volgende voorwaarden verbonden: • de woning moet op 31 oktober 2003 onrechtmatig worden bewoond, voor complexen geldt dat deze op 31 oktober 2003 in grote mate onrechtmatig worden bewoond en niet bedrijfsmatig worden geëxploiteerd; • de woning moet zijn gelegen buiten waardevolle en/of kwetsbare gebieden. Dit betekent dat het complex niet binnen de Ecologische Hoofdstructuur mag liggen of in gebieden die vallen onder de Vogel- en Habitatrichtlijn, de Natuurbeschermingswet, in Bufferzones of in Nationale Landschappen (de grenzen hiervan zijn bepaald in de Nota Ruimte);
9
• de woning moeten voldoen aan het Bouwbesluit voor reguliere woningen; • de bestemmingswijziging mag niet in strijd zijn met de toepasselijke milieuwetgeving. De minister wijst er bovendien op dat het niet de bedoeling is dat de eventuele recreatiefunctie van het gebied in gevaar komt, of dat er een nieuwe behoefte aan recreatieverblijven in het gebied ontstaat. Gemeenten worden binnen het nieuwe kader meer mogelijkheden geboden om op grond van hun reguliere bevoegdheden, bestemmingswijzigingen van recreatie naar wonen door te voeren voor situaties waar onrechtmatig in een recreatiewoning wordt gewoond.
3.2.2
Persoonsgebonden gedoogbeschikking
Voor situaties waar op grond van het rijksbeleid geen bestemmingswijziging aan de orde kan zijn dan wel waar gemeenten en/of provincies op grond van hun eigen beleid geen bestemmingswijziging overwegen, dienen gemeenten in beginsel een actief handhavingsbeleid te voeren. Om tegemoet te komen aan bestaande situaties van permanente bewoning, bestaat er geen bezwaar tegen dat een persoonsgebonden gedoogbeschikking wordt verstrekt, die ertoe strekt dat de betreffende bewoner(s) in de betreffende recreatiewoning mag/mogen blijven wonen. De beschikking is persoonsgebonden, aan het object gerelateerd, niet overdraagbaar en vervalt in ieder geval op het moment dat de betreffende bewoner verhuist of overlijdt. Voorwaarden daarbij zijn in ieder geval: • het object moet worden bewoond op de vastgestelde peildatum • het object moet voldoen aan de eisen conform de Woningwet. • de bewoning is niet strijdig met de milieuwetgeving. Gemeenten bepalen een peildatum om te bepalen wie in aanmerking kan komen voor een persoonsgebonden gedoogbeschikking. Dit is meestal het moment waarop van overheidswege kenbaar is gemaakt dat handhavend zal worden opgetreden tegen de overtreding. In de beleidsbrief van de Minister is de uiterst mogelijke peildatum opgenomen van 31 oktober 2003 (of indien gemeenten reeds actief handhavend optreden: ná een eerder door hun vastgestelde peildatum). Inmiddels is door de Minster aangegeven dat het gemeente vrij staat om een latere peildatum te kiezen, mits deze niet in de toekomst ligt. Dit uiteraard om te voorkomen dat er wordt geanticipeerd op toekomstige gedoogsituaties. Na expiratie van de persoonsgebonden beschikking dient de gemeente de recreatiebestemming actief te handhaven. Gedoogbeschikkingen kunnen alleen afgegeven worden voor recreatiewoningen en niet voor andere soorten recreatieverblijven. Strikt genomen dient de recreatiewoning te voldoen aan de eisen conform de Woningwet en het Bouwbesluit en de milieuwetgeving. De Minister acht het echter denkbaar dat op bepaalde onderdelen ook ten aanzien van specifieke eisen in het Bouwbesluit 2003 of de milieuwetgeving wordt gedoogd. Hiervoor is wel een zorgvuldige afweging vereist. Voorwaarde daarbij is dat door het gedogen geen onaanvaardbare veiligheids- en gezondheidssituaties ontstaan voor de bewoners en gebruikers.
3.2.3.
Persoonsgebonden ontheffing van het bestemmingsplan
Ter uitvoering van een motie van de Tweede Kamer heeft de Minister in (oud) artikel 20 van het Besluit Ruimtelijke Ordening 1985 de mogelijkheid gecreëerd voor het verlenen van vrijstelling ten behoeve van het gebruik van een recreatiewoning als woongebouw. Alhoewel de regeling was bedoeld als een tijdelijke regeling tot aan de invoering van de Wet ruimtelijke ordening, is in artikel 4.1.1 lid 1 onder j van het Besluit ruimtelijke ordening wederom een dergelijke bepaling opgenomen. Op grond hiervan kan ontheffing worden verleend voor het gebruik van een recreatiewoning voor bewoning, mits: • de recreatiewoning voldoet aan de bij of krachtens de Woningwet gestelde eisen voor een bestaande woning; • de bewoning niet in strijd is met het bij of krachtens de Wet milieubeheer, de Wet geluidhinder, de Wet ammoniak en veehouderij, de Wet geurhinder en veehouderij of de Reconstructiewet concentratiegebied gestelde; • de aanvrager voor, maar in elk geval op 31 oktober 2003, de recreatiewoning als woning in gebruik had en deze sedertdien onafgebroken bewoont.
10
De ontheffing wordt uitsluitend verleend aan de aanvrager en diens met name genoemde meerderjarige huisgenoten mits zij ook voor of op 31 oktober 2003 de recreatiewoning als woning in gebruik hadden en deze sedertdien onafgebroken bewonen. De ontheffing is niet overdraagbaar en vervalt zodra genoemde personen de bewoning hebben beëindigd. Het college van burgemeester en wethouders dient te besluiten of zij toepassing wil verlenen aan deze ontheffingsmogelijkheid. Het betreft namelijk een bevoegdheid en geen verplichting. Bij de oordeelsvorming zal rekening moeten worden gehouden met het beleid van andere overheden. Gemeenten die pas na 31 oktober 2003 beschikken over handhavingsbeleid, danwel pas na 31 oktober 2003 zijn begonnen met de daadwerkelijke uitvoering daarvan, kunnen een verzoek tot ontheffing weigeren maar zullen dit sterker moeten motiveren dan gemeente die op 31 oktober 2003 wel handhavingsbeleid in uitvoering hebben genomen.
WABO Per 1 oktober 2010 is de Wabo in werking getreden. Sindsdien is de persoonsgebonden ontheffing vervangen door de omgevingsvergunning, waarbij dezelfde voorwaarden leidend zijn. Zowel met een omgevingsvergunning als met een ontheffing mag de recreatiewoning bewoond blijven door de betreffende persoon tot het moment dat deze overlijdt of verhuist. De wettelijke basis voor de vergunningverlening is artikel 2.12 lid 1 onder a onder 2° Wabo in samenhang met artikel 4 onderdeel 10, van bijlage II Besluit omgevingsrecht (Bor).: Voor verlening van een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking: het gebruiken van een recreatiewoning voor bewoning, mits wordt voldaan aan de volgende eisen: a. de recreatiewoning voldoet aan de bij of krachtens de Woningwet aan een bestaande woning gestelde eisen; b. de bewoning niet in strijd is met de bij of krachtens de Wet milieubeheer, de Wet geluidhinder, de Wet ammoniak en veehouderij en de Wet geurhinder en veehouderij gestelde regels of de Reconstructiewet concentratiegebieden, c. de bewoner op 31 oktober 2003 de recreatiewoning als woning in gebruik had en deze sedertdien onafgebroken bewoont, en d. de bewoner op 31 oktober 2003 meerderjarig was.
Wet in voorbereiding: Wet “Vergunning onrechtmatige bewoning recreatiewoningen” Er is een wet in voorbereiding, te weten de Wet “Vergunning onrechtmatige bewoning recreatiewoningen”, waaruit voortvloeit dat onrechtmatige bewoner van een recreatiewoning – na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel - bij hun gemeente onder voorwaarden een persoonsgebonden vergunning kunnen ‘opeisen’ voor die bewoning in strijd met het bestemmingsplan (bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening). De Vergunning wordt afgegeven op grond van de WABO. Hiervoor gelden dezelfde voorwaarden als voor een persoonsgebonden ontheffing. Enige verschil is dat de nieuwe persoonsgebonden vergunning ‘opeisbaar’ is als aan de voorwaarden wordt voldaan. De bewoners moeten daarbij hun bewoning bewijzen met minimaal twee in de wet genoemde bewijsmiddelen, zoals bv. renteaftrek, ziektekostenverzekeringspolis of inschrijving bij huisarts en GBA. Slaagt de persoon hierin dan zijn B&W verplicht een omgevingsvergunning te verlenen. Als een bewoner niet de in het wetsvoorstel genoemde bewijsmiddelen van zijn onrechtmatige bewoning kan overleggen, kan de – in dat geval niet verplichte – omgevingsvergunning toch worden verleend, wanneer de bewoner aanvullend of ander bewijs overlegt en dat bewijs tot genoegen van B&W is. Hier kan bijvoorbeeld gedacht worden aan gegevens van nutsbedrijven Een aanvraag kan binnen twee jaar na inwerkingtreding van de nieuwe wet worden ingediend. Na deze termijn komt de wet te vervallen en vervalt de optie voor bewoners om de vergunning op te eisen. Het wetsvoorstel ligt momenteel bij de Tweede Kamer, waarna ook de Eerste Kamer nog haar instemming moet geven.
11
3.3. Provinciaal beleid Het provinciaal beleid is onder andere beschreven in de Omgevingsverordening. Hierin staat geschreven dat permanente bewoning van recreatiewoningen binnen de provincie Overijssel in principe is uitgesloten. Door het Ministerie van VROM wordt de mogelijkheid geboden om in bepaalde gevallen een recreatiebestemming om te zetten naar een woonbestemming. Het gaat dan in dat geval om recreatiewoningen die in ieder geval gelegen zijn buiten waardevolle en/of kwetsbare gebieden die als zodanig door het Rijk, de provincie of de gemeenten zijn aangewezen (Ecologische Hoofdstructuur, Natuurbeschermingswetgebieden, Vogel- en Habitatrichtlijngebieden, robuuste verbindingszones etc.). De provincie Overijssel gaat uit van een recreatiebestemming met daar waar nodig een persoonsgebonden overgangsrecht c.q. gedoogbeschikking voor hen die de recreatiewoning gedurende reeds lange tijd (i.c. voor 31 oktober 2003) bewonen. In beginsel wordt geen medewerking verleend aan het legaliseren van het permanent bewonen van recreatiewoningen en/of -verblijven. De Omgevingsverordening Overijssel 2009 zegt daarover het volgende:
Artikel 2.12.3 1. 2.
3.
De regels van bestemmingsplannen sluiten permanente bewoning van recreatiewoningen en recreatieverblijven uit. In afwijking van het bepaalde in lid 1 kan permanente bewoning van recreatiewoningen worden toegestaan met een daarop gericht persoonsgebonden overgangsrecht, een persoonsgebonden gedoogbeschikking of een persoonsgebonden ontheffing, voor zover deze recreatiewoningen vóór of op 31 oktober 2003 permanent werden bewoond en dat gebruik sindsdien onafgebroken is voortgezet. In afwijking van het bepaalde in lid 1 kan permanente bewoning van recreatiewoningen worden toegestaan met een daarop gericht objectgebonden overgangsrecht, voor zover deze recreatiewoningen vóór of op 31 oktober 2003 permanent werden bewoond en dat gebruik sindsdien onafgebroken is voortgezet, voor zover op het moment van inwerkingtreding van deze verordening in een geldende bestemmingsplan voorzien was in een dergelijk objectgebonden overgangsrecht.
Artikel 2.12.4 1.
2.
Bestemmingsplannen voorzien niet in wijziging van geldende bestemmingsplannen waarbij aan een recreatiewoning die op enig moment als zodanig is gebouwd, een woonbestemming wordt toegekend. In afwijking van het bepaalde in lid 1 kan aan recreatiewoningen een woonbestemming worden toegekend voor zover deze recreatiewoningen al vóór of op 31 oktober 2003 permanent bewoond werden en deze permanente bewoning sindsdien onafgebroken is voortgezet voor zover: • voldaan wordt aan de eisen van het Bouwbesluit 2003 voor (bestaande) reguliere woningen • voldaan wordt aan relevante milieuwet- en regelgeving • de recreatiewoningen staan in stads- en dorpsrandgebieden voor zover het niet gaat om gebieden die zijn aangewezen als EHS en Nationaal Landschap.
12
4.
BELEID & UITGANGSPUNTEN T.A.V. PERMANENTE BEWONING
De gemeente Dinkelland is een toeristische gemeente en wil het toerisme de komende jaren nog verder versterken, waardoor het aantal overnachtingen alsmede de toeristische bestedingen in het gebied toenemen. Permanente bewoning van recreatiewoningen is in strijd met het toeristisch beleid. Alleen al om het feit dat recreatiewoningen – indien deze permanent bewoond worden – niet meer beschikbaar zijn voor toeristen, en het aantal beschikbare recreatiewoningen dus afneemt. De gemeente Dinkelland heeft zich juist ten doel gesteld het aantal recreatiewoningen uit te breiden. Er is niet alleen minder ruimte, ook de sfeer verandert. Waar recreanten behoefte hebben aan rust en natuur en daarvan willen genieten in een ontspannen sfeer hebben permanente bewoners van recreatiewoningen veelal behoefte hun omgeving aan te passen aan hun woonbehoeften. Hierdoor kan de sfeer op een recreatieterrein aanzienlijk veranderen. Daarbij komt dat het leefpatroon van vakantiegangers heel anders kan zijn dan dat van permanente bewoners van recreatieverblijven. Het gevolg is een aantasting van het recreatief karakter van het terrein. Ook vanuit economisch oogpunt is het recreatief/toeristisch gebruik van recreatiewoningen beter voor de gemeente Dinkelland omdat het bestedingspatroon van toeristen veel hoger ligt dan die van permanente bewoners. Daarnaast is permanente bewoning van recreatiewoningen in strijd met de regels van het bestemmingsplan. Op recreatieterreinen ligt een bestemming recreatieve doeleinden en dat betekent dat men in dat gebied niet permanent mag wonen. Veel mensen willen immers wel zo’n woonplek. Het buitengebied dient voor iedereen toegankelijk te zijn om te recreëren. Gaan mensen er wonen, dan blijft er minder ruimte over voor anderen om van de natuur en de omgeving te genieten. Bovendien is er een handhavingsplicht van wettelijke voorschriften op alle gebieden die de gemeente aangaan, zodat er geen enkele reden is daarop een uitzondering te maken voor het onderdeel permanente bewoning. In hoofdstuk 2 is ook een aantal positieve effecten beschreven die permanente bewoning met zich meebrengt. Echter, geconcludeerd mag worden dat de positieve aspecten niet opwegen tegen de genoemde negatieve effecten. Dit vormt voldoende reden om in de gemeente Dinkelland te besluiten permanente bewoning niet toe te staan en over te gaan tot een adequate aanpak van onrechtmatige bewoning van recreatiewoningen. Niettemin dient onderkend te worden dat sinds enige jaren geen stringente handhavingsacties zijn toegepast om permanente bewoning in recreatiewoningen te voorkomen of aan te pakken. Hierdoor zijn situaties van permanente bewoning van recreatiewoningen binnen de gemeente Dinkelland ontstaan. In dergelijke situaties is een rechtvaardige aanpak vereist en dient gezocht te worden naar een vorm van overgangsregeling. Derhalve wordt ten aanzien van permanente bewoning van recreatiewoningen de volgende doelstelling nagestreefd:
Het behouden en versterken van de toeristische aantrekkingskracht van de gemeente Dinkelland door het op verantwoorde, rechtvaardige en voor de gemeente Dinkelland meest gunstige wijze beëindigen van met het bestemmingsplan strijdige situaties met betrekking tot (semi)-permanente bewoning van recreatiewoningen alsmede het voorkomen van (semi)permanente bewoning van recreatiewoningen in de toekomst.
13
Daartoe behoren de volgende uitgangspunten:
Permanente bewoning van recreatiewoningen is verboden Permanente bewoning van recreatiewoningen is binnen de gemeente Dinkelland verboden en hiertegen zal handhavend worden opgetreden.
Bijzondere omstandigheden van permanente bewoning vergen maatwerk: In bestaande situaties waar reeds sprake is van langdurige permanente bewoning of (semi)permanente bewoning onder bijzondere omstandigheden kan van deze regel worden afgeweken mits aan de voorwaarden wordt voldaan. Onder voorwaarden kan in dergelijke situaties een overgangsregeling worden getroffen, met dien verstande dat de recreatiewoning op den duur weer voor recreatieve doeleinden zal worden gebruikt. Het rijksbeleid biedt daarvoor de volgende mogelijkheden:
Omgevingsvergunning (voorheen persoonsgebonden ontheffing). Per 1 oktober 2010 is de Wabo in werking getreden. Sindsdien is de persoonsgebonden ontheffing vervangen door de omgevingsvergunning. Met een omgevingsvergunning mag de recreatiewoning bewoond blijven door de betreffende persoon tot het moment dat deze overlijdt of verhuist. De wettelijke basis voor de vergunningverlening is artikel 2.12 lid 1 onder a onder 2° Wabo in samenhang met artikel 4, onderdeel 10, van bijlage II Besluit omgevingsrecht (Bor). Voorwaarden daarvoor zijn: • de recreatiewoning voldoet aan de bij of krachtens de Woningwet aan een bestaande woning gestelde eisen; • de bewoning niet in strijd is met de bij of krachtens de Wet milieubeheer, de Wet geluidhinder, de Wet ammoniak en veehouderij en de Wet geurhinder en veehouderij gestelde regels of de Reconstructiewet concentratiegebieden, • de bewoner op 31 oktober 2003 de recreatiewoning als woning in gebruik had en deze sedertdien onafgebroken bewoont, en • de bewoner op 31 oktober 2003 meerderjarig was. Het dient te gaan om een bestemde recreatiewoning, stacaravans en kampeermiddelen zijn uitgesloten.
Persoonlijke gedoogbeschikking Een persoonsgebonden gedoogbeschikking geeft de bewoner van een recreatieverblijf de mogelijkheid om in het recreatieverblijf te blijven wonen. De gedoogbeschikking is persoons- en objectgebonden. Voorwaarden daarbij zijn: • het object moet worden bewoond op de vastgestelde peildatum • het object moet voldoen aan de eisen conform de Woningwet. • de bewoning is niet strijdig met de milieuwetgeving. Het dient te gaan om een bestemde recreatiewoning, stacaravans en kampeermiddelen zijn uitgesloten. Gemeenten bepalen een peildatum om te bepalen wie in aanmerking kan komen voor een persoonsgebonden gedoogbeschikking. Dit is meestal het moment waarop van overheidswege kenbaar is gemaakt dat handhavend zal worden opgetreden tegen de overtreding (31 oktober 2003). Gemeenten kunnen ook een andere datum hanteren, mits deze niet in de toekomst ligt. Dit uiteraard om te voorkomen dat er wordt geanticipeerd op toekomstige gedoogsituaties. Hoewel verondersteld mag worden dat mensen in principe vanaf 31 oktober 2003 hadden kunnen weten dat permanente bewoning van recreatiewoningen niet is toegestaan, wordt voor Dinkelland uitgegaan van de datum waarop het conceptbeleid permanente bewoning van recreatiewoningen is gepubliceerd. Vanaf dat moment hadden bewoners van recreatiewoningen in Dinkelland kunnen weten dat de gemeente permanente bewoning gaat aanpakken. Het betreft de datum van 19 november 2009. Deze datum is vanuit rechtszekerheid gekozen. Wie na die datum permanent is gaan wonen heeft bewust het risico genomen dat handhavend kan worden opgetreden. Alle gevallen die aantoonbaar kunnen maken dat zij vóór 19 november 2009 permanent woonden in een recreatiewoning en voldoen aan de gestelde criteria komen in aanmerking voor een persoonlijke gedoogbeschikking.
14
Tegen alle gevallen die zijn ontstaan ná 19 november 2009 of het niet aantoonbaar kunnen maken wordt handhavend opgetreden.
Met andere woorden de datum van 19 november 2009 is de datum van ‘passief gedogen’ naar actief handhaven. Verschil tussen een vergunning en een beschikking. De vergunning en de gedoogbeschikking hebben dezelfde materiële gevolgen. Dat wil zeggen dat de bewoners in beide gevallen de mogelijkheid krijgen om het recreatieadres onder voorwaarden te gebruiken voor bewoning. Het verschil zit in het feit dat de gedoogbeschikking een beleidsmatige grond kent en de vergunning een wettelijke grond. Doordat de vergunning een wettelijke grond kent, kan tegen de afwijzing van de aanvraag om een vergunning door belanghebbenden beroep worden ingesteld. Tegen de afwijzing om een gedoogbeschikking staat geen bezwaar- en/of beroep open. Doordat de gedoogbeschikking een beleidsmatige grond kent is het voor gemeenten ook mogelijk om een andere peildatum te nemen dan 31 oktober 2003. Voor een vergunning is dit een harde peildatum, gevallen van permanente bewoning van ná die datum kunnen niet in aanmerking komen voor een vergunning. Strikt genomen moet men voor een vergunning of gedoogbeschikking voldoen aan de eisen van de Woningwet en de milieuwetgeving. Voor gemeenten bestaat de mogelijkheid om in bepaalde gevallen de afwijkingen ten opzichte van het Bouwbesluit of de milieuwetgeving te gedogen middels een gedoogbeschikking mits er geen onaanvaardbare veiligheids- en gezondheidssituaties ontstaan. In hoofdstuk 5 worden de verschillende situaties, inclusief de wijze van aanpak nader uitgewerkt.
Voorkomen is beter dan genezen: Het is van groot belang om preventieve maatregelen te nemen om zodoende voor de toekomst permanente bewoning van recreatiewoningen te voorkomen. Op de preventieve maatregelen wordt nader ingegaan in hoofdstuk 6.
15
5.
HANDHAVING BELEID
De gemeente Dinkelland heeft in principe een beginselplicht om handhavend op te treden tegen permanente bewoning van recreatiewoningen. Alleen in uitzonderlijke gevallen, wanneer sprake is van bijzondere omstandigheden, kan van handhaving worden afgezien. De uitvoering van het beleid en/of de wijze van handhaving is afhankelijk van de categorie waartoe een geval van (semi)-permanente bewoning behoort. Deze zijn als volgt onderverdeeld: •
situaties die zijn ontstaan vóór 31 oktober 2003 persoonsgebonden vergunning op grond van de WABO of persoonsgebonden beschikking, mits aan voorwaarden wordt voldaan, uitwerking in paragraaf 5.1
•
situaties die zijn ontstaan vóór 19 november 2009 persoonsgebonden beschikking, mits aan voorwaarden wordt voldaan, uitwerking in paragraaf 5.2
•
situaties die zijn ontstaan ná 19 november 2009 alsmede situaties die niet voldoen aan de voorwaarden voor een persoonsgebonden vergunning of beschikking handhavend optreden, uitwerking in paragraaf 5.3
•
situaties waarin sprake is van tijdelijke permanente bewoning onder bijzondere omstandigheden persoonsgebonden tijdelijke ontheffing mogelijk, uitwerking in paragraaf 5.4
•
situaties waarin sprake is van (tijdelijke) huisvesting van (buitenlandse) werknemers handhavend optreden, uitwerking in paragraaf 5.5
5.1
Situaties die aantoonbaar zijn ontstaan vóór 31 oktober 2003
omgevingsvergunning of persoonsgebonden beschikking Omgevingsvergunning Voor alle gevallen van permanente bewoning die aantoonbaar zijn ontstaan vóór 31 oktober 2003 kan de gemeente op basis van de WABO, artikel 2.12 lid 1 onder a onder 2° in samenhang met artikel 4 onderdeel 10, van bijlage II Besluit omgevingsrecht (Bor) een omgevingsvergunning afgeven. Op basis van het nieuwe wetsvoorstel “wet vergunning onrechtmatige bewoning recreatiewoningen” wordt het afgeven van deze vergunning voor deze groep mensen in de toekomst zelfs verplicht indien zij permanente bewoning aan kunnen tonen (zie hoofdstuk 3). Vooruitlopend op het nieuwe wetsvoorstel en gezien de mogelijkheden in de WABO gaat de gemeente Dinkelland over tot het afgeven van persoonsgebonden vergunningen voor de groep permanente bewoning die aantoonbaar zijn ontstaan vóór 31 oktober 2003. Voorwaarden daarbij zijn: • de aanvrager dient de recreatiewoning vóór, maar in elk geval op 31 oktober 2003 sedertdien onafgebroken als woning in gebruik te hebben • de recreatiewoning voldoet aan de eisen conform de Woningwet • bewoning is niet in strijd met de milieuwetgeving • Het recreatieverblijf kan worden aangemerkt als recreatiewoning (stacaravans en kampeermiddelen zijn uitgesloten). Een omgevingsvergunning voor het bewonen van de recreatiewoning is een schriftelijk besluit van het bevoegde bestuursorgaan. In dit geval een besluit van het college van burgemeester en wethouders om al dan niet vergunning te verlenen, bij een wijziging in het gebruik van een recreatiewoning voor bewoning. Met een vergunning wordt voorkomen dat eventuele rechtsopvolgers de recreatiewoning voor bewoning gaan gebruiken. In de vergunning zal worden aangegeven voor welk recreatieverblijf en voor
16
welke personen de vergunning geldt. Voorwaarde voor de bewoner is dat deze in ieder geval kan aantonen dat hij/zij er woonde op 31 oktober 2003. De omgevingsvergunning is persoonsgebonden en geldt voor de aanvrager en meerderjarige medebewoners. Ook moeten de medebewoners aan de voorwaarden voldoen. De omgevingsvergunning vervalt wanneer de laatste bewoner voor wie de vergunning geldt, de bewoning beëindigt. Eventuele huisgenoten die na 31 oktober 2003 zijn gaan ‘medewonen’ en minderjarige medebewoners vallen niet onder de vergunning en hebben dus geen zelfstandig recht om in deze woning te blijven wonen. Wel kunnen zij in de woning blijven wonen, zolang er een (hoofd)bewoner is met een persoonsgebonden vergunning.
Persoonsgebonden beschikking Voor gevallen van permanente bewoning die zijn ontstaan voor 31 oktober wordt in eerste instantie gekeken naar de mogelijkheden voor het afgeven van een omgevingsvergunning (wettelijke basis). Voor gemeenten bestaat de mogelijkheid om in bepaalde gevallen de afwijkingen ten opzichte van het Bouwbesluit of de milieuwetgeving te gedogen mits er geen onaanvaardbare veiligheids- en gezondheidssituaties ontstaan en het besluit erop gericht blijft dat de strijdige situatie (i.c. onrechtmatige bewoning) wordt beëindigd. In die gevallen wordt tot afgifte van een persoonsgebonden beschikking overgegaan.
De omgevingsvergunning of persoonsgebonden beschikking aanvragen Degene die in het bezit wil komen van een omgevingsvergunning of beschikking moet deze zelf aanvragen bij de gemeente. Degenen die voor een omgevingsvergunning in aanmerking willen komen, moeten ‘voldoende aannemelijk’ maken dat zij er op 31 oktober 2003 woonden en er sindsdien ook onafgebroken bleven wonen (zie onder aantonen). Op het moment dat de aanvrager ‘voldoende aannemelijk’ heeft gemaakt dat hij/zij er reeds op 31 oktober 2003 woonde en er sindsdien ook onafgebroken is blijven wonen zijn de voorwaarden die aan de recreatiewoning gesteld worden: dat deze voldoet aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan een bestaande woonfunctie en dat het bewonen van het betreffende object niet strijdig is met de milieuwetgeving.
Aantonen permanente bewoning Naast een inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie, kunnen personen door middel van de hieronder genoemde bewijsmiddelen (deze lijst is niet uitputtend) aantonen dat zij er voor 31 oktober 2003 - en er sindsdien onafgebroken - permanent wonen: • gegevens van de Belastingdienst over de hypotheekrenteaftrek die u geniet over het recreatieverblijf; • gegevens waaruit blijkt waar uw eventuele kinderen naar school gaan; • gegevens uit registratie van kadaster, uitkeringsinstanties, werkgever(s), Rijksdienst voor het Wegverkeer, enz; • gegevens van banken en verzekeringsmaatschappijen; • gegevens van huisartsen, tandarts en apotheek, lidmaatschap van verenigingen/stichtingen, energienota’s enz.
Duur van de omgevingsvergunning / persoonsgebonden beschikking Ten aanzien van de tijdsduur van een omgevingsvergunning of beschikking heeft de minister als enige voorwaarde gesteld dat deze in ieder geval vervalt op het moment dat de betreffende bewoner de recreatiewoning verlaat of dat de betreffende bewoner overlijdt. Gekozen is om de lijn te volgen die de minister heeft aangegeven, mede omdat het naar verwachting om een beperkt aantal personen gaat en er in het verleden geen actief handhavingsbeleid gevoerd is. Het zou dan niet reëel zijn om de mensen een termijn te geven waarbinnen de onrechtmatige bewoning moet beëindigd. Concreet betekent dit dat de mogelijkheid bestaat om aan een persoon van 18 jaar of ouder, die op of voor 31 oktober 2003 aantoonbaar permanent in een recreatiewoning verbleef, een object- en persoonsgebonden vergunning te verlenen. Er is geen aanleiding om hierbij onderscheid te maken tussen huurders of eigenaren.
17
5.2
Situaties die zijn ontstaan vóór 19 november 2009
persoonsgebonden beschikking Voor alle gevallen van permanente bewoning die aantoonbaar zijn ontstaan vóór 19 november 2009 en die voldoen aan de voorwaarden kan een persoonsgebonden beschikking worden afgegeven die de bewoner het recht geeft om in het recreatieverblijf te blijven wonen tot het moment dat deze persoon verhuist of overlijdt. De gedoogbeschikking is persoons- en objectgebonden. Voorwaarden voor de persoonsgebonden beschikking zijn: • het object moet worden bewoond op de vastgestelde peildatum, 19 november 2009. • het object moet voldoen aan de eisen conform de Woningwet. • de bewoning is niet strijdig met de milieuwetgeving. Een persoonsgebonden beschikking is een schriftelijk besluit van het bevoegde bestuursorgaan. In dit geval een besluit van het college van burgemeester en wethouders om de strijdige situatie door het gebruik van een recreatiewoning voor permanente bewoning, te gedogen. Met een gedoogbeschikking wordt voorkomen dat eventuele rechtsopvolgers de recreatiewoning voor bewoning gaan gebruiken. In de vergunning zal worden aangegeven voor welk recreatieverblijf en voor welke personen de beschikking geldt. Voorwaarde voor de bewoner is dat deze in ieder geval kan aantonen dat hij/zij er woonde op 19 november 2009. De beschikking is persoonsgebonden en geldt voor de aanvrager en voor meerderjarige medebewoners. Ook moeten de medebewoners aan de voorwaarden voldoen. De persoonsgebonden beschikking vervalt wanneer de laatste bewoner voor wie de beschikking geldt, de bewoning beëindigt. Daarna zal het verbod op wonen in een recreatiewoning automatisch weer herleven. Eventuele huisgenoten die na 19 november 2009 zijn gaan ‘medewonen’ en minderjarige medebewoners vallen niet onder de beschikking en hebben dus geen zelfstandig recht om in deze woning te blijven wonen. Wel kunnen zij in de woning blijven wonen, zolang er een (hoofd)bewoner is met een persoonsgebonden beschikking.
De persoonsgebonden beschikking aanvragen Degene die in het bezit wil komen van een persoonsgebonden beschikking moet deze zelf aanvragen bij de gemeente. Degenen die voor een persoonsgebonden beschikking in aanmerking willen komen, moeten ‘voldoende aannemelijk’ maken dat zij er op 19 november 2009 woonden en er sindsdien ook onafgebroken bleven wonen. Op het moment aanvrager ‘voldoende aannemelijk’ heeft gemaakt dat hij/zij er reeds op 19 november 2009 woonde en er sindsdien ook onafgebroken is blijven wonen zijn de voorwaarden die aan de recreatiewoning gesteld worden: dat deze voldoet aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan een bestaande woonfunctie en dat het bewonen van het betreffende object niet strijdig is met de milieuwetgeving.
Aantonen permanente bewoning Naast een inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie, kunnen personen door middel van de hieronder genoemde bewijsmiddelen (deze lijst is niet uitputtend) aantonen dat zij er voor 19 november 2009 - en er sindsdien onafgebroken - permanent wonen: • gegevens van de Belastingdienst over de hypotheekrenteaftrek die u geniet over het recreatieverblijf; • gegevens waaruit blijkt waar uw eventuele kinderen naar school gaan; • gegevens uit registratie van kadaster, uitkeringsinstanties, werkgever(s), Rijksdienst voor het Wegverkeer, enz; • gegevens van banken en verzekeringsmaatschappijen; • gegevens van huisartsen, tandarts en apotheek, lidmaatschap van verenigingen/stichtingen, energienota’s enz.
18
Duur van de persoonsgebonden beschikking Ten aanzien van de tijdsduur van een persoongsgebonden beschikking heeft de minister als enige voorwaarde gesteld dat deze in ieder geval vervalt op het moment dat de betreffende bewoner elders zijn hoofdverblijf heeft of dat de betreffende bewoner overlijdt. Gekozen is om de lijn te volgen die de minister heeft aangegeven, mede omdat het naar verwachting om een beperkt aantal personen gaat en er in het verleden geen actief handhavingsbeleid gevoerd is. Het zou dan niet reëel zijn om de mensen een termijn te geven waarbinnen de onrechtmatige bewoning moet beëindigd.
5.3
Situaties die zijn ontstaan ná 19 november 2009
handhavend optreden Voor alle personen die niet in aanmerking komen voor een omgevingsvergunning of een persoonsgebonden beschikking geldt een actieve handhaving, evenals voor alle gevallen van permanente bewoning die zijn ontstaan na 19 november 2009. In deze paragraaf wordt uiteengezet op welke wijze de integrale handhaving van de permanente bewoning van recreatiewoningen in de gemeente Dinkelland zal worden uitgevoerd. Naast een algemene inleiding over integraal handhaven wordt een beschrijving gegeven van de argumenten en instrumenten voor handhaving. Vervolgens wordt stapsgewijs het handhavingstraject beschreven. Tot slot worden achtereenvolgens de bestuurlijke handhaving en de Wet economische Delicten verwoord en wordt uitleg gegeven over de capaciteit en planning van de handhaving. Onder handhaving wordt verstaan: ‘Elke handeling van de gemeente die erop gericht is de naleving van regels te bevorderen of een overtreding te beëindigen’. Handhaving bestaat dus niet alleen uit het toepassen van (of dreigen met) bestuursrechtelijke en/of strafrechtelijke middelen nadat een overtreding is geconstateerd, maar omvat ook toezichthoudende activiteiten die naleving van de algemeen geldende voorschriften tot doel hebben. In dit verband wordt het volgende onderscheid gemaakt: - preventieve handhaving: alle acties van de gemeente voordat er een overtreding is geconstateerd - repressieve handhaving: de stappen die na constatering van een overtreding worden ondernomen om deze te beëindigen en/of de overtreder te bestraffen. De integrale aanpak van de handhaving in onze gemeente heeft als doel het waken voor de veiligheid en het verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving voor onze burgers. Om dit doel te bewerkstelligen wordt getracht om organisatiebreed een uniforme aanpak van de handhaving na te streven. Maar ook in de samenwerking en de communicatie met andere handhavingsorganisaties staat een uniformiteit van de handhaving voorop. In algemene zin wordt programmatisch gehandhaafd. Goede handhaving verloopt planmatig en cyclisch en deze manier van werken biedt voldoende ruimte om adequaat op handhavingsproblemen te reageren. Een volledige uitwerking van de doelstellingen van integrale handhaving zijn verwoord in de nota Integrale Handhaving 2003-2005. Deze nota is in mei 2005 door de gemeenteraad van Dinkelland vastgesteld.
Argumenten voor het handhavend optreden De ruimtelijke kwaliteit van onze leefomgeving is zeer kwetsbaar. Om deze ruimtelijke kwaliteit te waarborgen zijn er regels en voorwaarden opgesteld. Deze regels en voorwaarden zijn o.a. vertaald in bestemmingsplannen, in bouwregelgeving en in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Deze regels en voorwaarden moeten worden nageleefd. Indien dit niet gebeurd, is er sprake van een illegale situatie. Het doel van het handhavingsbeleid is om de permanente bewoning van recreatiewoningen en –verblijven in de gemeente Dinkelland te beëindigen. Het is de bedoeling dat de uitvoering van het beleid een ommekeer teweeg brengt in het onjuist gebruik van recreatiewoningen om daarmee te recreatieve functie van recreatieverblijven te bevorderen.
19
Andere argumenten voor integrale handhaving zijn: - het waarborgen van de rechtszekerheid en de uniforme behandeling van burgers; - het handhaven van het ruimtelijk beleid in onze gemeente en - de continue aandacht voor handhaving heeft een preventief karakter en heeft als doel dat mensen zich aan de regels en wetten houden. Daarnaast heeft het college in beginsel de plicht tot handhaving. Van handhaving mag alleen worden afgezien als er sprake is van bijzondere omstandigheden. Daarvan is onder andere sprake als er concreet zicht bestaat op legalisatie. Er bestaat het vermoeden dat een deel van de recreatiewoningen in onze gemeente permanent wordt bewoond. In de eerste plaats gaat het om de permanente bewoning van recreatiewoningen op recreatieparken. Daarnaast speelt de permanente bewoning van recreatiewoningen buiten de parken in de gehele gemeente. Tot op heden zijn geen handhavingsacties ondernomen om de onrechtmatige bewoning van recreatiewoningen een halt toe te roepen. Na vaststelling van de beleidsnota “permanente bewoning van recreatiewoningen” zal de handhaving structureel worden opgepakt.
Streven naar vrijwillige beëindiging Gestreefd wordt naar een vrijwillige beëindiging van permanente bewoning van recreatiewoningen in de gemeente Dinkelland. Het is daarom belangrijk om de vrijwillige beëindiging te stimuleren door mensen die op dit moment permanent in een recreatieverblijf wonen te wijzen op de mogelijke consequenties. Dit kan door voorlichting en communicatie, maar ook door toezicht en handhaving.
Keuze voor een gefaseerde aanpak De aanpak zal volgens onderstaand schema gefaseerd plaatsvinden. De aanpak van alle recreatieverblijven in de gemeente Dinkelland
PLAN
voorlichting aan alle (nieuwe) recreatieverblijven VOORLICHTING Inventarisatie recreatieverblijven (op basis van informatie uit de eigen organisatie of derden) ONDERZOEK
Toezicht/technische handhaving PRIORITERING Verzamelen bewijslast Sanctiebeschikking/ Juridische handhaving
HANDHAVING
Controle
De instrumenten voor de bewijslast De gemeente moet feiten en omstandigheden verzamelen, die aantonen dat iemand een recreatiewoning gebruikt voor permanente bewoning. Het criterium hierbij is of deze persoon het betreffende recreatieobject als hoofdwoonverblijf gebruikt. De bewijslast ligt primair bij de gemeente en het is aan de overtreder om een gerechtvaardigd vermoeden te weerleggen. Als voldoende aannemelijk is gemaakt, dat een recreatiewoning permanent wordt bewoond, dan is het aan diegene om te bewijzen dat hij zijn
20
hoofdverblijf elders heeft. De volgende bronnen kunnen gebruikt worden bij het verzamelen van bewijsmateriaal. • Inschrijving in de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA). Een persoon moet zich in laten schrijven in de GBA wanneer hij/zij naar redelijke verwachting gedurende een half jaar tenminste twee derde van de tijd verblijf zal houden in de gemeente waar hij/zij zijn adres heeft (artikel 26 Wet GBA). Het niet nakomen van deze verplichting is strafbaar. De inschrijving in het GBA op het adres van een recreatiewoning geeft een redelijk vermoeden dat het adres wordt gebruikt als hoofdverblijf. Inschrijving in de GBA kan door een persoon niet worden opgevat als toestemming van de gemeente om een recreatiewoning permanent te bewonen, blijkens uitspraak van de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State. De inschrijving in het GBA moet ondersteund worden met ander bewijsmateriaal, zoals. •
Waarnemingen ter plaatse.
• Vermelding in de telefoongids. De inschrijving in de nationale telefoongids kan eveneens een sterk vermoeden van permanente bewoning van de recreatiewoning opleveren. • De belastingdienst. Informatie van de belastingdienst over de aftrek van hypotheekrente. • Informatie van de Rijks Dienst voor Wegverkeer (RDW). Bij de RDW kan kosteloos informatie worden opgevraagd. Het opvragen van persoonsgegevens bij kentekens is privacygevoelig en hiermee zal uiterst zorgvuldig worden omgegaan. •
Gegevens uit het kadaster.
•
Gegevens over verbruik van gas, water en elektra (nutsvoorzieningen).
• Het nachtregister Iedere ondernemer in onze gemeente is op grond van de Algemeen Plaatselijke Verordening (APV) verplicht een nachtregister bij te houden. In het nachtregister worden persoonsgegevens, de aankomstdatum en de datum van vertrek bijgehouden. Op grond van artikel 5:17 van de Algemene Wet Bestuursrecht kan een toezichthouder inzage vorderen in deze gegevens.
Het handhavingstraject ten aanzien van onrechtmatige permanente bewoning Onderstaand wordt stapsgewijs het handhavingstraject uiteengezet. Stap 1. Nader onderzoek. Om het bewijs van onrechtmatige permanente bewoning rond te krijgen is veel en langdurig onderzoek noodzakelijk. Het object wordt nader in onderzoek genomen op basis van informatie uit de GBA of andere informatie. Deze informatie dient als bewijs dat er inderdaad sprake is van permanente bewoning. De volgende onderzoeksmethoden kunnen hieraan bijdragen: - uitbreiden administratief onderzoek (naast gegevens uit de GBA, bijv. ook gegevens van de RDW raadplegen); - intensiveren van controles, door bijvoorbeeld vaker en op onregelmatige tijdstippen te controleren; - controles op het adres waar de betrokkene staat ingeschreven in de GBA. - strikte handhaving op illegale bouwwerken bij recreatiewoningen. Stap 2. De constateringsbrief. Indien het vermoeden van permanente bewoning kan worden onderbouwd met bewijsvoering, wordt een zogenoemde constateringsbrief naar de bewoner van de recreatiewoning verzonden. In deze brief wordt de bewoner geïnformeerd over het strijdig gebruik en wordt verzocht deze strijdige situatie te beëindigen. Voorafgaand aan het verzenden van deze brief moet onderzocht zijn of de situatie te legaliseren is.
21
Stap 3. De vooraankondiging. Indien de illegale situatie niet gedoogd kan worden en legalisatie ook niet tot de mogelijkheden behoort, wordt het handhavingstraject vervolgd. Hiertoe wordt een vooraankondiging opgesteld met hierin opgenomen het voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom. Op grond van de Algemene wet bestuursrecht wordt de overtreder in de gelegenheid gesteld binnen een redelijke termijn, zienswijzen kenbaar te maken. Dit kan zowel mondeling als schriftelijk. Alle correspondentie zal per aangetekende post verzonden worden naar alle adressen waar betrokkene(n) zich kan/kunnen bevinden. Stap 4. (Her)controles. Gedurende de termijn van de vooraankondiging worden (her)controles gehouden om te bepalen of de overtreding nog voortduurt. Van deze controles wordt een bevindingenrapport opgesteld. Stap 5. Aanschrijving met last onder dwangsom. Indien er geen zienswijzen worden ingediend, of indien zienswijzen niet leiden tot afzien van handhavend optreden en de overtreding voortduurt, neemt het college het definitieve handhavingsbesluit. Dit besluit is verwoord in een dwangsombeschikking naar de overtreder en/of persoon die de overtreding moet beëindigen. In deze beschikking wordt een termijn geboden om de overtreding te beëindigen of te laten beëindigen op straffe van een dwangsom. Dit besluit is voor bezwaar en beroep vatbaar. Stap 6. (Her)controles. Ook na het opleggen van een definitieve last onder dwangsom worden tijdens de definitieve aanschrijving gegeven begunstigingstermijn controles gehouden om te bepalen of de overtreding nog voortduurt. Van deze controles wordt een bevindingenrapport opgesteld. Wettelijk is de frequentie van de controles niet vastgelegd. Aan het eind van de begunstigingstermijn wordt een controle uitgevoerd. Indien de strijdige situatie niet beëindigd is dan worden controles uitgevoerd voor het verbeuren van de dwangsommen. Indien wordt vastgesteld dat de overtreding is beëindigd, ontvangt de overtreder een brief waarin wordt medegedeeld dat aan de last is voldaan. Is de overtreding niet ongedaan gemaakt, dan wordt de procedure voor inning van de dwangsommen ingezet. Stap 7. Feitelijke inning van de dwangsom. Is de overtreding niet beëindigd dan verbeurt de aangeschrevene een dwangsom en wordt in beginsel overgegaan op invordering hiervan. Stap 8. Controle. Na inning van de dwangsom dient controle plaats te vinden of de strijdige situatie daadwerkelijk is opgelost.
Bestuurlijke handhaving De aard van de sanctie en begunstigingstermijnen. Het handhavingsbesluit kan zijn het opleggen van een last onder dwangsom, waarbij een begunstigingstermijn wordt gegeven waarbinnen de illegale bewoning beëindigd moet zijn. Het besluit kan ook een bestuursdwangbeschikking met begunstigingstermijn zijn. Het is niet toegestaan beide instrumenten gelijktijdig te gebruiken. De begunstigingtermijn dient een redelijke termijn te zijn. Na het verstrijken van de begunstigingstermijn zal opnieuw gecontroleerd worden. Het toepassen van een last onder dwangsom heeft de voorkeur omdat de gemeente niet zelf hoeft te investeren (kosten van de ontruiming) en moet afwachten of de gemaakte kosten verhaald kunnen worden op de overtreder. Daarnaast kan de bewoner het beste zelf de overtreding ongedaan maken. De last onder dwangsom geeft voldoende prikkel om de permanente bewoning van een recreatiewoning te beëindigen. Bestuursdwang verhoudt zich niet goed met de overtreding. Bij het permanent bewonen van een recreatiewoning bestaat de bestuursdwang uit het verzegelen van het verblijf. Daarmee wordt de recreatiewoning volledig onbruikbaar. Ook voor het gebruik dat daar wel is toegestaan. De bestuursdwang zou dan disproportioneel zijn. Een last onder dwangsom heeft bij dit type overtreding de voorkeur. Wanneer blijkt dat het opleggen van een last onder dwangsom niet het gewenste resultaat
22
heeft, kan alsnog bestuursdwang worden toegepast. In dat geval is door de onverzettelijkheid van de overtreder bestuursdwang niet disproportioneel. De hoogte van de dwangsommen. Voor wat betreft de hoogte van de dwangsommen het volgende. De wet noemt geen maximumhoogte van het te verbeuren bedrag, maar geeft wel criteria voor de vaststelling van de hoogte. Het gaat er om dat het bedrag zodanig hoog is, dat hiermee de overtreding niet kan worden afgekocht. Het criterium is dat de last een prikkel moet zijn om de overtreding ongedaan te maken. Daarbij is als uitgangspunt genomen dat het voordeel dat de overtreder – in de toekomst – heeft aan de overtreding vermeerdert met een bedrag om daadwerkelijk een prikkel ter realiseren. Deze zinsnede dient eveneens te worden opgenomen in de definitieve dwangsombeschikking. Mede gebaseerd op de ervaringen wordt voorgesteld om in eerste instantie een dwangsom van € 3.000,-- per week op te leggen tot een maximum van € 18.000,00 (maximaal kan dus over 6 weken worden verbeurd). Tegen het handhavingsbesluit kunnen belanghebbenden, waaronder de geadresseerde van het besluit, bezwaar indienen bij het bestuursorgaan dat het besluit genomen heeft: het college van Burgemeester en Wethouders. De zaak wordt voorgelegd aan de commissie bezwaarschriften. Indien belanghebbende het niet eens is met de beslissing op bezwaar, dan kan beroep worden ingesteld bij de Rechtbank in Almelo. Indien belanghebbende zich in de uitspraak van de Rechtbank niet kan vinden, dan kan hij/zij in beroep gaan bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Indien de maximale dwangsom is verbeurd en er is niet aan de lastgeving voldaan, dan zal opnieuw besluitvorming plaatsvinden over het beëindigen van de strijdige situatie. Dit kan betekenen dat er nogmaals een last onder dwangsom opgelegd gaat worden of dat er bijvoorbeeld bestuursdwang toegepast gaat worden.
Wet Economische Delicten. Sedert 2004 vallen overtredingen van bestemmingsplanvoorschriften en alle daarmee samenhangende overtredingen onder de Wet Economische Delicten. Hierdoor is het mogelijk om strafrechtelijk op te treden tegen de permanente bewoning van recreatiewoningen. Binnen het team Integrale Handhaving, Openbare Orde en Veiligheid heeft een aantal handhavers een afgeronde BOA-opleiding (Buitengewoon Opsporings Ambtenaar), waardoor zij bevoegd zijn strafrechtelijk op te treden. Daarnaast wordt er nauw samengewerkt met de Politie Twente, afdeling Dinkelland.
5.4
Situaties waarin sprake is van tijdelijke permanente bewoning
Naast een persoonsgebonden gedoogbeschikking, kan er ook door middel van een tijdelijke ontheffing op grond van artikel 3.2. Wro medewerking worden verleend aan de tijdelijke permanente bewoning van een recreatiewoning. Dit zou het geval kunnen zijn in de volgende situaties: mensen die vanwege een verhuizing tijdelijk een overbrugging zoeken in woonruimte (voor maximaal een half jaar). Wel moeten de mensen bewijzen kunnen overleggen dat zij daadwerkelijk uit hun oude woning moeten vertrekken en nog niet hun nieuwe woning kunnen betrekken; mensen die vanwege hun privé-situatie tijdelijk in een recreatiewoning verblijven en ingeschreven staan voor nieuwe/andere woonruimte en de recreatiewoning gebruiken ter overbrugging voor een periode van maximaal een half jaar; In alle gevallen dient sprake te zijn van een tijdelijke situatie, waarbij binnen een half jaar zicht is op een legale woonsituatie. Om in aanmerking te komen, moet er een verzoek tot een tijdelijke ontheffing gericht worden aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dinkelland. Het college zal dan vervolgens een afweging moeten maken of zij medewerking wil verlenen aan het verzoek.
23
5.5
Situaties waarin sprake is van (tijdelijke) huisvesting van (buitenlandse) werknemers
In de gemeente Dinkelland is sprake van bewoning van recreatiewoningen verblijven door buitenlandse werknemers. Deze werknemers verblijven soms voor enkele weken, maar ook voor enkele maanden in een recreatiewoning /- verblijf en vertrekken daarna weer naar een nieuwe locatie of naar hun land van herkomst. Het (semi-permanent) bewonen van recreatiewoningen door buitenlandse werknemers is in strijd met de gebruiksbepaling, aangezien er niet meer gesproken kan worden van recreatief verblijf, maar van verblijf welke noodzakelijk is vanuit een economisch oogpunt. Daarmee is er sprake van strijdig gebruik. In de “Handreiking Onrechtmatige bewoning van recreatiewoningen” is aangegeven dat het gebruik van recreatiewoningen door buitenlandse arbeidskrachten en het onrechtmatig bewonen van recreatiewoningen op dezelfde manier moet worden aangepakt. Voor het handhavingstraject wordt dan ook verwezen naar paragraaf 5.3.
24
6.
VOORKOMEN VAN PERMANENTE BEWONING
Naast handvatten die worden geboden om de huidige problematiek rondom permanente bewoning van recreatiewoningen op te lossen, is het wellicht nog belangrijker om aan te geven op welke wijze de gemeente Dinkelland permanente bewoning in de toekomst wil voorkomen, om zodoende de toeristische aantrekkingskracht van de gemeente te behouden en te versterken. Onderstaand wordt een aantal handvatten aangereikt waarmee permanente bewoning van recreatiewoningen in de toekomst kan worden voorkomen.
6.1. Inschrijving Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) Personen die permanent in een recreatieverblijf wonen moeten, indien zij dit wensen, op grond van wettelijke richtlijnen door de gemeente in de GBA worden ingeschreven. Een vervelend neveneffect van deze inschrijving is dat bewoners daaruit vaak afleiden dat de bewoning door de gemeente is gelegaliseerd. Daarom is heldere communicatie, gekoppeld aan de inschrijving in de GBA, noodzakelijk. In verband hiermee krijgen personen die zich op een recreatieterrein laten inschrijven in het GBA direct aan de balie al een brief mee waarin staat dat permanent wonen in recreatieverblijven in de gemeente Dinkelland verboden is. Vervolgens meldt de afdeling Burgerzaken & Belastingen deze inschrijving op een recreatieterrein bij de afdeling Recreatie & Toerisme. Zij stellen vervolgens de exploitant van het recreatieterrein op de hoogte. Indien verdere actie gewenst is gericht op handhaving zal de afdeling R&T de afdeling Openbare Ruimte, Integrale Handhaving informeren. Zij zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de handhavingstaak, die nader omschreven is in hoofdstuk 5.
6.2. Samenwerking met recreatieondernemers Het verbeteren van de kwaliteit van het recreatief product is het gezamenlijke belang van de gemeente Dinkelland en de recreatieondernemers. Door samenwerking is een efficiëntere handhaving mogelijk. Campings en vakantieparken kunnen in huur- en koopovereenkomsten expliciet de voorwaarde opnemen dat permanente bewoning van recreatieverblijven verboden is. Er kan verwezen worden naar onder andere de Recron-voorwaarden, landelijke wet- en regelgeving alsmede het gemeentelijk beleid, maar ondernemers kunnen het zelf ook expliciet noemen in hun gedragsregels. Het is daarbij van belang dat overeenstemming wordt gezocht in de definitie van het begrip permanente bewoning zodat in ieder geval vanuit dezelfde uitgangspunten wordt gehandeld. Daarnaast zullen recreatieondernemers zelf de ogen en oren open moeten houden om middels een open communicatie met recreanten èn de gemeente een zogeheten win-win-situatie te creëren.
6.3. Voorlichting en communicatie Voorlichting is bij de uitvoering van het beleid een belangrijke preventieve maatregel. Er zal door de gemeente actief op een gerichte wijze voorlichting worden gegeven aan: de plaatselijke bevolking, de recreatieondernemers, de overige plaatselijk betrokkenen en de toeristen. Hierbij wordt onder andere aan het volgende gedacht: a. schriftelijke informatie aan personen die zich in de GBA op een recreatieterrein laten inschrijven; b. gerichte mailing naar makelaars, notarissen, financiële instellingen, recreatieondernemers etc.; c. afspraken met recreatieondernemers over hun rol in het (communicatie)traject; d. tijdens de controles van de daartoe bevoegde ambtenaren kunnen deze mondeling informatie verstrekken aan de direct betrokkenen en de brief (zie a.) overhandigen; e. via de gemeentepagina de doelgroep informeren.
25
6.4. Garanderen van bedrijfsmatige exploitatie bij nieuwe ontwikkelingen Bij de beoordeling van nieuwe aanvragen voor recreatiewoningen / -complexen wordt van het volgende uitgegaan. Permanente bewoning van nieuwe complexen van recreatiewoningen wordt in eerste instantie tegengegaan door in het bestemmingplan een verbod op permanente bewoning van recreatiewoningen op te nemen. Daarmee is permanente bewoning van recreatiewoningen echter nog niet voldoende uit te sluiten. Bij de ontwikkeling van een nieuw recreatiecomplex of de herontwikkeling/uitbreiding van een bestaand recreatiecomplex wordt daarnaast nog een aantal randvoorwaarden gesteld om permanente bewoning in de toekomst te voorkomen. Bijvoorbeeld: •
Het moet gaan om een bedrijfsmatige exploitatie van recreatiewoningen. Zo kan worden bereikt dat recreatiewoningen op een complex, ook na eventuele verkoop, voor de recreatie bestemd en beschikbaar blijven; Door de gemeente wordt een exploitatieovereenkomst afgesloten met de betreffende ondernemer waarin voorwaarden worden gesteld – inclusief dwangsommen – ten aanzien de bedrijfsmatige exploitatie van recreatiewoningen. Ondernemers dienen met eventuele kopers van recreatiewoningen en – gronden overeenkomsten te sluiten – inclusief kettingbeding – waarin de voorwaarden expliciet worden genoemd. Onder bedrijfsmatige exploitatie wordt verstaan:
“het via een bedrijf, stichting of ander rechtspersoon voeren van een zodanig beheer/exploitatie, dat in de recreatieverblijven daadwerkelijk recreatief verblijf plaatsvindt”. De verhuurverplichting houdt in dat de eigenaar van de vakantiebungalow zijn huisje tenminste 140 dagen per jaar aan recreanten moet verhuren met als tussenpersoon het bedrijf, de stichting of ander rechtspersoon. Het begrip zal in de overeenkomst alsmede in de nieuwe bestemmingsplannen worden vastgelegd. •
Het terrein alleen toegankelijk is via een centrale ingang (met slagboom of een pasje);
•
Veel centrale voorzieningen: huisvuil, post, centrale parkeergelegenheid;
•
De oppervlakte/inhoud van een recreatiewoning beperkt houden.
Deze voorwaarden laten zich goed vertalen in bestemmingsplanvoorschriften of en verkleinen de kans op permanente bewoning van recreatiewoningen. Daar waar voorwaarden niet kunnen worden opgenomen in het bestemmingsplan (bijvoorbeeld omdat het geen ruimtelijke voorwaarden betreft) worden de voorwaarden opgenomen in de – met de ondernemer of initiatiefnemer af te sluiten – exploitatieovereenkomst.
26
7.
EVALUATIE
Het samenspel met de recreatieondernemers vraagt om regelmatige evaluatie van de afspraken en de voortgang, zodat gesignaleerde knelpunten snel kunnen worden opgelost. Ervaringen van andere gemeenten zijn er momenteel nog weinig. De meeste worstelen met dezelfde materie. Gemeenten die in een verder stadium verkeren dan de gemeente Dinkelland hebben met name moeite met het verzamelen van voldoende bewijslast, vooral indien personen die permanent in een recreatieverblijf wonen niet staan ingeschreven in de GBA. Het aantal uren wat besteed wordt aan het verzamelen van bewijslast, regelmatige controles en de juridische afhandeling is enorm veel. Natuurlijk is het noodzakelijk om na twee jaar het geformuleerde beleid te evalueren en eventueel te verbeteren. Met name de handhavingslast zal bij deze evaluatie aan de orde komen. Ondertussen is het verstandig om ook ervaringen van andere gemeenten goed in de gaten te houden.
27