MAGAZINE HET LEVEN IN SCHOONHOVEN NUMMER 2 MAART 2011 € 4,95
De Dam
Eten en drinken Frietkraam
Uitgeverij Quadraat
Café Lekzicht
COLOFON Het leven in Schoonhoven Nr. 2 Eten en drinken REDACTIE Madelon Dijkstra, Piet Niestadt, Hans Uijtdewilligen, Ad de Vaal en Marliese van der Wal. EINDREDACTIE Madelon Dijkstra VORMGEVING José van Hattem, Carola Vermeer, Fecit Vormgevers,Vianen DRUKWERK Drukkerij De Groot, Goudriaan MEDEWERKERS AAN DIT NUMMER Henk Eshuis, Robert van der Hek, René Kappers, Sonja Kok, Hans Korevaar, Piet Niestadt, Ad de Vaal, Marliese van der Wal, René Kappers, Mw. Littooy, Mw. Groeneveld, Mw. Tóth-Elsenaar, fam. M. den Hartog Fotografie De in dit magazine opgenomen foto’s (tenzij anders aangegeven) zijn uit de ‘Collectie Cock van Holten’ en eigendom van de Stichting Behoud Cultureel Erfgoed Schoonhoven. ISBN 978 90 76940 81 6 NUR 693 REDACTIE-ADRES Uitgeverij Optima, Stalstraat 1, 4132 VD Vianen AFBEELDING OMSLAG VOORZIJDE Belvédère, nog met zadeldak, met doorlopende veranda
150 Jaar Belvédère van koffiehuis naar hotel
“Zitten daar in de schaduw van een rij eeuwenoude platanen, is een koninklijk genot.” Lammert van Zessen, de eerste eigenaar van Belvédère, zal misschien wel gedroomd hebben van bovenstaande uitspraak van een tevreden gast (uit het dagblad “Het Vaderland” van 3 juli 1971), toen hij op 29 juni 1860 grond van de gemeente Schoonhoven kocht om er een huis op te gaan bouwen. Na 150 jaar rijst wel de vraag hoe Belvédère aan zijn fraaie huidige vorm, ligging en prachtige platanen is gekomen.
Inzet: Dam en Boterhuis, ca. 1913; Henk Eshuis voor zijn patatwagen, ca. 1960; Café Lekzicht, 1931. AFBEELDING OMSLAG ACHTERZIJDE Hotel Restaurant Belvédère 2011 COPYRIGHT Het auteursrecht van de in deze uitgave opgenomen artikelen berust - tenzij anders geregeld - bij de uitgever. Het auteursrecht op de in deze uitgave opgenomen afbeeldingen berust bij de rechthebbenden, zoals beschreven in de fotobijschriften. De uitgever heeft van alle hem bekende rechthebbenden op de in deze publicatie opgenomen teksten en afbeeldingen toestemming verkregen om deze af te drukken. Indien anderen menen zekere rechten te kunnen doen gelden, wordt hen verzocht zich in verbinding te stellen met de uitgever: p/a Uitgeverij Optima, Stalstraat 1, 4132 VD Vianen. © Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
www.hetleveninschoonhoven.nl Website met aanvullende informatie over het magazine. Elke maand nieuw beeldmateriaal!
30
↑ Schoonhovensche Courant, Jaargang 1, advertentie 11 juli 1869. De ouds bekende advertentie van Logement en Koffiehuis Van Zessen.
Het verdedigingswerk ‘De Kat’ lag sinds de ontmanteling van de vesting Schoonhoven al 44 jaar werkloos aan de traag voortstormende fraaie rivier. In 1855 was de ‘Noodhaven’ met laaden loskade er aangelegd. Lammert van Zessen zag De Kat als een uitstekende plek voor een koffiehuis en logement. Hij betaalde voor de 731 vierkante ellen met de daarop staande notenbomen 258 gulden, met de verplichting om het met een ‘fraaye ijzere heining af te scheide zoodat het geheel tot
vervraaying strekt...”. Aangenomen dat de bouw kort na de toestemming begonnen is, zal het nieuwe gebouw vermoedelijk in het voorjaar van 1861 in gebruik genomen zijn. In tegenwoordige ‘Belvédère-termen’ omvatte het gebouw het huidige deel van het restaurant dat men aanduidt als ‘de Rotary’ en het aangrenzende deel tot ‘de bar’. Het gebouw was gedekt met een zadeldak met daaronder een zolder waarvan de nok evenwijdig liep met de Lek.
↑ De Kat met het Logement en Koffijhuis Van Zessen (midden) en het Sociëteitsgebouw (links) nog in originele staat; beiden met zadeldaken. Rechts een nog vrijstaande woning. Met reeds ‘goed gewassen platanen’. Oudst bekende foto van de rivierzijde. Datering 1895-1905.
boven” meldde de Schoonhovensche Courant van 26 november 1871. Er was kennelijk een trapportaal.
Sociëteitsgebouw Van Zessen leren we kennen als een ondernemend man. Dat bleek bijvoorbeeld uit de regelmatige advertenties die hij plaatste in de sinds 1869 verschijnende Schoonhovensche Courant voor zijn “Logement en Koffijhuis”. Het bleek ook elf jaar later toen hij tegen zijn koffiehuis een tweede gebouw neerzette dat dienst ging doen als “Sociëteitsgebouw”. Onder de Sociëteitszaal kwam een woning. Het zadeldak van het nieuwe pand lag haaks op dat van het oudere eerste gebouw. Op 9 november 1871 werd de nieuw gebouwde zaal van Sociëteit ‘De Leesvereniging’ feestelijk geopend. De sociëteit bestond nog geen jaar maar telde al bijna veertig leden. De voorzitter mr. W.G. Loeff, was helaas afwezig, reden waarom de zilversmid Willem Kooiman Jacobszoon
Platanen als gevolg van bange dagen in 1876? Omstreeks maart 1876 zijn het volgens de krant “bange dagen”. Het water van de Lek stond “van dijk tot dijk”. Op verschillende punten moest men door opkistingen het overstromende water tegenhouden. Om de dijk te beschermen moest “de rij schoone iepenbomen tusschen hotel Van Zessen en de peilschaal” toen afgezaagd worden. Het is vervolgens niet te gewaagd te veronderstellen dat de gemeente Schoonhoven kort daarna platanen als vervanging van de iepen voor Belvédère heeft geplant, want in 1884 blijkt dat “het terrein is beplant met goed gewassen boomen”. De ‘koninklijk genot verschaf-
als lid van het bestuur de opening verrichtte. Aangenaam en opgewekt werd de avond doorgebracht en met een souper besloten. De sociëteit was voortaan dagelijks en doorlopend geopend en zou een goede leestafel bieden met daarop een aantal dag- en weekbladen. Een tweede vaste huurder in het nieuwe pand werd de Rijksontvanger. Die ging boven kantoor houden. “De toegang is de deur van het nieuwgebouwde gedeelte en den trap op naar
↙ Op de voorgrond de peilschaal en op de achtergrond het kaaspakhuis met daarachter ‘de Sociëteit’. Foto collectie De Wit.
31
fende bomen’ zouden dus anno 2011 ongeveer 140 jaar oud zijn, aangenomen dat ze een jaar of vijf oud waren toen ze kort na maart 1876 aan De Kat geplant werden. Horeca of Stoomboten? Het uitzicht op de Lek heeft Van Zessen ongetwijfeld geïnspireerd om zijn ondernemerskwaliteiten verder te beproeven. Hij werd “Stoombootdienstenondernemer”. Hij kocht in 1877 het beurtveer op Rotterdam, stichtte met een compagnon de “Schoonhovensche Schroef Stoombootrederij” onder directie van L. van Zessen “... ten doel hebbende de uitoefening eener schroefstoombootdienst op de rivieren stroomenen kanalen in de provincie Noord- en Zuid-Holland, Utrecht en Gelderland, tot vervoer van personen, goederen en vee, alsmede de uitoefening van een wekelijksche beurtveer op Rotterdam van uit Schoonhoven vice versa.”Van Zessen liet daartoe in 1878 de ‘Johan’ bouwen bij Van der Kuyl te Slikkerveer. Korte tijd later nam hij een hypotheek van 8000 gulden bij Hendrik Jan Lazonder op zijn panden aan De Kat en kocht z’n compagnon uit. In 1885 liep de Johan II bij Piet Smit jr. van stapel gevolgd in 1897 door de Johan III en ook nog in 1899 door de Johan IV. Lammert van Zessen was kennelijk geen ‘horecaman’ en het Logement en Koffijhuis werd hem samen met de boten wellicht te veel. In ieder geval liet hij in 1885 notaris Teijink het Hotel en Koffiehuis en het gebouw van de Leesvereniging publiekelijk veilen. Het sedert 25 jaren bestaande en gunstig bekende “Hotel en Koffijhuis Van Zessen” bevatte toen beneden een woning, keuken, ruime kelders en bergplaatsen en boven, flinke zalen en een aantal goed ingerichte logeerkamers. 32
Het gebouw waarin sedert vijftien jaar de Sociëteit “De Leesvereniging” gehouden werd, bevatte beneden een woning, keuken, kelder en bergplaats en boven een keurig ingerichte lees- en biljartzaal. Beide percelen verkeerden volgens de annonce “in den besten staat van onderhoud en hadden riant uitzicht op de rivier de Lek”. Een andere advertentie vermeldde in de Amsterdamse krant Het Nieuws van den Dag op 15 november 1884 nog als bijzonderheid een “grooten zolder” boven het Koffiehuis en “beide perceelen, elk met afzonderlijken opgang ... zijn aan de rivierzijde voorzien van eene doorloopende veranda; het terrein is beplant met goed gewassen boomen en beiden vormen thans één geheel.” Dit is overigens de eerste maal dat de veranda vermeld werd. Helaas was de belangstelling niet voldoende. Hotel en koffiehuis “Van Zessen” benevens het gebouw der sociëteit “De Leesvereeniging”, werden opgehouden tot een gezamenlijke bedrag van 18.200 gulden. Het werd dus niet verkocht.Van Zessen ging de zaak toen maar verpachten. Mogelijk deed hij dat al eerder - daar zijn geen gegevens van bekend - maar in ieder geval ging per 1 mei 1892 M.P. de Gruijter, voorheen Restaurateur van het Station Gouda, het hotel Van Zessen bestieren. De Gruijter verbond er tevens een Uitspanning aan die op 15 mei van datzelfde jaar geopend werd. Kegelen sinds 1894 Het jaar 1894 zou voor de huidige vorm en functie van Belvédère een belangrijk en bepalend jaar blijken te zijn. Het “Lokaal Van Zessen” werd voorzien van een kegelbaan, die feestelijk geopend werd op 7 maart 1894. Later, in
↖ De oude kegelbaan, aangelegd onder het oude café of koffiehuis door J. van Asperen in 1894. Foto tussen gemaakt 1904-1923; collectie De Wit. ↑ Hotel, café, restaurant J.P. Leening, voorheen Van Zessen. Op de kopgevel staat het woord ‘Sociëteit’. Foto gemaakt 1904-1916; collectie De Wit.
1923 maakte toenmalige eigenaar J. van Asperen er twee kegelbanen van. Door “het verplaatsen van een halfsteensmuurtje en het aanbrengen van een ijzeren moerbint op kolommen” maakt hij de ruimte breder onder het oude koffiehuis. De ijzeren kolommen staan er anno 2011 nog steeds, aan de linkerzijde van de baan. In 1974 uiteindelijk, op zaterdagavond 23 augustus, wierpen eigenaren Piet en Wim de Wit de eerste ballen over hun kersverse kegelbaan in Belvédère. Door de aankoop van het oostelijk naastgelegen pand, zeven jaar eerder in 1967, konden de houten banen verlengd worden terwijl een gezellige ruimte onder de oude sociëteit als bar werd ingericht. Het geheel werd uiteindelijk in 1974 dus 30 meter lang onder alle drie panden door. Familie-perikelen Van Zessen. Op 23 september 1904 overleed te Schoonhoven de echtgenote van Lammert van Zessen, Margaretha Alida van der Bas. Ze was 68 jaar oud. De erfenis moest worden verdeeld onder hun zes kinderen waarbij kennelijk ook geen ‘horeca-man of –vrouw’ was. Want gezamenlijk verkochten zij op 30 november 1904 aan Johannes Petrus Leening, koffiehuishouder te Schoonhoven, “het pand en erve ingericht en gebezigd wordende tot Societeitsgebouw, Koffiehuis en Uitspanning, met boven en benedenwoning”, groot 415 centiaren. De koopsom bedroeg 15.000 gulden.
Hotel, café, restaurant J.P. Leening, voorheen Van Zessen, 1904-1916 De nieuwe eigenaar Johannes Petrus Leening, zette het logement, koffiehuis en sociëteitsgebouw vrijwel onveranderd voort. In 1905 kreeg hij toestemming om een serre van glas en hout te bouwen van 6 x 4 meter aan de westzijde van zijn pand. “De serre moet dienen ter veraangenaming, als de leden van die sociëteit ‘s zomers eens buiten willen zitten...” In 1912 werd nog een nieuw raamkozijn geplaatst met uitzicht op het terras van de veranda voor rekening van de Sociëteit “De Vereeniging”.Verder gebeurt er in de bronnen niets totdat op 24 oktober 1916 het geheel openbaar geveild werd bij opbod en afslag. “Het hecht en sterk, wel doortimmerd en goed onderhouden Pand, waarin Logement en Koffiehuis, met afzonderlijk Sociëteitsgebouw, benedenwoning, kegelbaan en pakhuis, ... bij de aanlegplaats der Stoomboten, met riant uitzicht op de rivier de Lek” werd in koop toegewezen aan de heer J. van Asperen te Hardingsveld voor 7450 gulden. De familie Van Asperen 19161961/1964: Belvédère De oudst gevonden vermelding van de naam ‘Belvédère’ staat in de Schoonhovensche Courant en dateert van 26 oktober 1916, twee dagen na de aankoop door Van Asperen. “Gisterenavond (rk: dat was 26 oktober) kwamen, op uitnodiging van het bestuur der Vereeniging “Schoonhoven’s Belang”, in het café
Belvédère met dit bestuur bijeen, het College van B en W...” Van Asperen had er kennelijk zin in. Op 12 februari 1923 kreeg hij toestemming tot “het vergrooten van zijn bestaande kegelbaan, gelegen in de kelderverdieping onder het café Belvédère ... Door het verplaatsen van een halfsteensmuurtje en het aanbrengen van een ijzeren moerbint op kolommen.” Degelijk, want deze constructie bestaat anno 2011 nog steeds. Vrijdagavond 19 maart 1923 heeft de Kegelclub “De Schoonhovensche Klokkendieven” ten huize van de heer Van Asperen op enigszins feestelijke wijze haar nieuwe banen in gebruik genomen “... twee flinke banen, terwijl nog een tamelijke ruimte is gereserveerd voor de toeschouwers.” De voorzitter van de Kegelclub Dr. J. Groesbeek, bracht hulde aan de heer Van Asperen, die zich de grote kosten had getroost om de afdoende verbetering aan te brengen. In 1925 volgde een grote ingreep in de functie en in het aanzien van het pand. Van Asperen vervangt de zolder boven het Sociëteitsgebouw dat nu “zijn hotel Belvédère” genoemd wordt, door een verdieping. In de verdieping maakte hij volgens de tekening, zeven kamers, waarvan twee tweepersoonskamers. Er is één wc op het bordes in het trappenhuis. Alle kamers komen uit op een balkon voor ventilatie.Volgens de vergunning heeft het pand aansluiting op de gemeentelijke riolering en de
gemeentelijke waterleiding. Bovendien hebben de privaten waterspoeling. Het pannendak werd weggebroken en vervangen door een flauw hellend dak dat met een nieuw product “Rubberoid” werd gedekt. De zaken gingen goed.Van Asperen heeft in 1926 kennelijk een auto want hij kreeg vergunning voor het maken van een autogarage, beneden de sociëteitszaal. De ruimte waarvan de garage moest worden gemaakt, was altijd voor woning bestemd, zodat aannemer J.L. Stomps alle binnenmuren uitbrak om een grote ruimte te krijgen. Ongetwijfeld voor de veiligheid werd in de vergunning nog opgemerkt dat in de garage uitsluitend elektrische verlichting mag worden gebruikt en dat er geen benzine mag worden opgeslagen. In 1928 volgde een derde ingrijpende verbouwing, nu van de zolder van het oude koffiehuis. Er kwamen acht hotelkamers, waarvan één tweepersoonskamer, één badkamer en één wc. Het werk bestond uit het wegbreken van een gedeelte van de bestaande bekapping - de nokconstructie van de oude kap bleef aanwezig - en het verhogen van de borstweringsmuren. ↓ Koninklijk genot onder de nog jonge platanen. Belvédère, nog met zadeldak, met doorlopende veranda (gebouwd vóór 1884) en op de achtergrond de geopende deur van de serre waarvoor J.P. Leening in 1905 vergunning kreeg. De man met de strohoed op de voorgrond is eigenaar J. van Asperen. Foto collectie De Wit.
33
John en Jos de Wit, samen met hun echtgenotes en kinderen, ontvangen de Oorkonde die behoort bij de onderscheiding “ANWB Hotelkampioen 2000”. Dit is een onderscheiding die de ANWB al sinds 1894 toekent. Marike van den Berg van de ANWB reikte de onderscheiding uit.
Verder uit het maken van de houten scheidingswanden voor de slaapkamers en badkamer met houten plafonds. In de gang van de bovenverdieping moesten twee “snelbluschapparaten” worden opgehangen. Stadsarchitect Died Visser merkte nog op: ”... het gebouw wordt m.i. lelijk verbrokkeld, daar geen rekening is gehouden met de aansluitende hoogtelijnen en de vorige verbouwing, zodat het gebouw zeer lelijk wordt en vooral aan de zijde van de Voorhaven.” Maar de verbouwing ging door. De familie De Wit 1961- heden: Hotel Restaurant Belvédère. “Op 6 april 1961 reed een met spullen volgeladen verhuiswagen Schoonhoven binnen, maar men mocht van de vorige eigenaar niet uitladen. Eerst moest er geld op tafel komen, en dat moest voor een deel van een geldschieter komen die pas om half vier in de middag op kwam dagen, zodat toen de overdracht in orde gemaakt kon worden en de deuren van de verhuiswagen eindelijk open mochten.” Op deze wijze maakte de familie De Wit een begin aan wat zij later “een tienjarenplan” zouden noemen. De zaak werd eerst van de familie Van Asperen gepacht, maar in 1964 werd het van G. van Asperen gekocht. In mei 1967 was de familie De Wit ook in de gelegen34
heid om het belendende pand aan de oostzijde te kopen. Hierin was tot voor kort het kantoor van de Rederij Op De Lek gevestigd geweest en woonde er ook “de oude mevrouw Oskam”. De aankoop van dit oude kantoorpand bood natuurlijk nieuwe kansen. Er werd doorgebroken en op een zaterdag in maart 1971 opende de Schoonhovense burgemeester Aten onder grote belangstelling twee zalen. En volgens de heren De Wit zou dit nog niet de laatste verbouwing zijn. De garage beneden moest er nog aan geloven. “Daar wordt te zijner tijd als er weer centen zijn, een borrelkamer van gemaakt.” De garage zou inderdaad vanaf 1980 nog korte tijd dienst doen als bistro ‘La Cave’. De bekende Telegraafcolumnist Jacques Gans, schreef in 1971: “Het gedeelte van het massieve gebouw, waar de oude mevrouw Oskam woonde, is nu ook bij het hotel getrokken en het werd daarmee een illustere open haard rijker. Acht jaar geleden ben ik voor het laatst in die fraaie uitspanning geweest en omdat alles aan het moderniseren slaat, houdt men zijn hart vast hoe men zo’n beroemd en stemmig hotel terug zal zien. Nu, de gebroeders De Wit die het vak bij Schiller in de goede tijd geleerd hebben, zijn zo verstandig geweest de zaak in de oude trant te handhaven.” En een jaar later schrijft hij: “Voor een paar dagen neergestreken in de verwennerij
van Belvédère, starend over de grijze rivier, heeft de zorgeloosheid zich van ons meester gemaakt.” Een Schoonhovense krant meldde op 23 augustus 1974 dat de heren Piet en Wim de Wit zaterdagavond de eerste ballen wierpen op hun kersverse kegelbaan in Belvédère. De vernieuwde banen werden daarmee feestelijk geopend. De twee houten banen waren verlengd tot onder het aangekochte Rederijkantoor zodat ze nu ongeveer 30 meter lang waren geworden inclusief het gedeelte met de bar. De voorzitters van de dameskegelclub TIK en van De Klokkendieven, de kegelclub van de plaatselijke sociëteit, spraken hun tevredenheid uit over het bereikte resultaat. In 1993 kochten de neven John en Jos de Wit het Restaurant Belvédère van hun ouders. Zij gingen er in 1998 weer een hotel van maken. De bouw en modernisering van de hotelfaciliteiten met nieuwe kamers, hal en extern aangebouwde lift, vormde voorlopig het sluitstuk van de externe vorming van het complex Hotel Restaurant Belvédère. Ze ontvingen voor hun uitstekende zaak de onderscheiding “ANWB Hotelkampioen 2000” waar het zitten in de schaduw van een rij platanen nog steeds als een koninklijk genot kan worden ervaren. Door René Kappers, bestuurslid Historische Vereniging Schoonhoven. René Kappers onderzoekt de geschiedenis van Schoonhoven als Zilverstad.
Herinneringen van
Hans Korevaar Distributiebonnen In de jaren na de Tweede Wereldoorlog was er nog een schaarste aan veel producten. Die waren dan ook ‘op de bon’. Zo waren er distributiebonnen voor brood en andere bakkerijproducten. Alleen tegen inlevering van die bonnen kon brood gekocht worden. De bakkers op hun beurt leverden deze bonnen in op het distributiekantoor aan de achterzijde van het stadhuis en kregen in ruil daarvoor weer bonnen waarop zij meel konden afnemen bij maalderijen. Van Straaten aan de Voorhaven was er een van. De bonnen moesten op vellen van honderd stuks worden geplakt. Dat was het werk van mijn zus (*1936) en mij (*1940). Met stijfsel deden we dat.Volle vellen lieten we drogen bij de potkachel in onze huiskamer, zo’n klein ‘Godinnetje’. Soms bleek dat het stijfsel te oud was en geen plakkracht meer had. Alle bonnen hadden dan losgelaten en moesten opnieuw geplakt worden, deze keer met vers gekookte stijfsel… Appels en peren drogen Ook in die jaren lieten mensen graag appels en peren drogen bij de bakkers. Dat was makkelijker dan de stukjes aan draden te rijgen en te drogen te hangen in de schoorsteen. Stamppot van aardappelen en gedroogde appeltjes was heerlijke kost, zeker bij gebrek aan wat anders.Van ‘hete bliksem’ zoals het gerecht nu heet, had toen nog niemand gehoord. Geschild en in partjes gesneden werden de appels en peren, meestal in een kussensloop, ter droging aangeleverd. De bakkers deden het niet graag, want het was veel werk en ze durfden er niet veel voor te vragen. Klantenbehoud, daarvoor deden ze het, want de concurrentie was groot.In onze bakkerij stond toen nog een gemetselde oven die eerst met hout (takkenbossen)
werd gestookt en later met olie. Die steenmassa was altijd warm en een ideale plaats om de stukjes appel of peer op uit te spreiden. De ruimte tussen de bovenkant van de oven en de zoldering van de bakkerij was niet al te groot, waardoor ik makkelijker op m’n knieën op de oven kon kruipen dan mijn vader. Dus het drogen was mijn werk. Die paar dubbeltjes die het opbracht waren dan ook voor mij. Na een of twee dagen waren de stukjes geslonken en moesten ze dichter op elkaar gelegd worden om plaats te maken voor nieuwe aanvoer.Voor ieder partijtje moest ik dus driemaal de oven op. Zoals gezegd, het was een warm karweitje en daar kreeg ik best wel dorst van. Een stukje frisse appel smaakte dan ook opperbest. Maar…, er waren klanten die vooraf de stukjes hadden geteld en controleerden of ze ook allemaal terugkwamen… “Bakker, er waren vier stukjes te weinig…,” kreeg mijn vader eens te horen. De volgende keer nam ik een mesje mee op de oven en sneed de stukjes door. Geen klant die zich ooit beklaagd heeft dat hij meer stukjes terugkreeg dan hij had ingeleverd. Konijnen braden Die fijne warme oven was ook ideaal om op de dag voor kerstmis konijnen te braden.Van onszelf en van familieleden (niet van klanten), en als het broodbakken gedaan was, gingen er soms wel vier pannen de oven in. Dat rook nog eens anders dan brood en banket. Door Hans Korevaar, geboren in 1940 als zoon van bakker Korevaar op Koestraat 94.
35
Het Gouden Hoofd Wie ’s zomers heerlijk in het zonnetje op het terras zit voor Tol 9, het Grieks Restaurant Cyprus, realiseert zich zeker niet dat hij of zij voor een gebouw zit met een rijke geschiedenis. Wat niemand over het hoofd kan zien, is het Gouden Hoofd. Maar wie denkt daar over na, achter een goed glas wijn? heeft laten komen. Dezelfde stenen waarmee het Paleis op de Dam (ook 1648 en toen stadhuis) werd gebouwd. De stenen waren bestemd voor een poort in het koor van de kerk aan de kant van de Haven. Die poort is er ook gekomen en wel in 1650, na het poortje achter de herberg “Het Gouden Hooft”. Is hier sprake van bouwfraude?
Het Gouden Hoofd heeft het huis wel zijn naam gegeven. “Dat Gulden Hoefft”, de oorspronkelijke naam, wordt al in 1449 vermeld. Op het oudst bekende riviergezicht van Schoonhoven, een potloodtekening uit 1558 staat ook het huis “t Gulden Hooft”. Deze tekening wordt bewaard in het archief van de “Grote raad” in de stad Mechelen, als bijlage bij de processtukken van een proces tussen het stadsbestuur en de erven van herbergier Jan Pieterszoon. Herberg Van oudsher is het pand bekend als herberg. De oude bierkelder herinnert nog hieraan. Ook was er vroeger een stal voor de paarden van de reizigers. Het achterhuis heeft een poortje waarop het jaartal MDCXLVIII (1648) en een familiewapen staan. Het wapen is van de familie Blomvliet een rijk regenten geslacht uit Schoonhoven. Gerardus Blomvliet die de herberg bij een gerechtelijke verkoping had gekocht, was als baljuw ook lid van het stadsbestuur. In de oude stadsrekeningen vinden we terug dat de stad een schip met Bentheimer zandsteen uit Amsterdam 36
Wijnhandel Veel gegevens over het huis en de bewoners zijn bewaard gebleven, maar over de herkomst van het “Gouden Hooft” en de diepere betekenis ervan is niets bekend. In 1875 koopt een telg uit een oud Schoonhovens regentengeslacht, Johannes van der Kop, het “Gouden Hooft” en begint er een wijnhandel. Zijn zoon Willem Carel erft het pand en zet de wijnhandel voort. Zijn zoons waren beiden getalenteerde schilders. De jongste van de twee, Han van der Kop won zelfs de “Prix de Rome”, de oudste en meest genereuze ‘staats’ prijs in Nederland. Na de tragische dood van de vader en de zoons schenkt de dochter de schilderijencollectie van haar broers aan de gemeente Schoonhoven. Met de voorwaarde dat een tentoonstelling uit deze collectie wordt ingericht. Helaas liggen deze schilderijen en tekeningen op de zolder van het stadhuis te verkommeren. Likeurstokerij Omstreeks 1955 is het pand aangekocht door Toon Ponsioen, die er de Firma J.& A. Ponsioen essencefabriek en –handel vestigde. Het was een stokerij om zelf likeuren te fabriceren. De firma stond vooral bekend om zijn “maraschino di Zara”, een likeur voor gebak. In 1983 is de voorgevel van het pand nog door de heer Ponsioen gerestaureerd. Toen is een vergulde replica van het Gouden Hooft aangebracht. Het origineel was al eerder weggenomen vanwege de slechte staat waarin het verkeerde. De Schoonhovense beeldhouwer en restaurateur Jan van Ipenburg heeft de re-
plica gemaakt en het origineel geconsolideerd. Dit origineel is bij legaat eigendom geworden van de Historische Vereniging Schoonhoven. Enige tijd was deze kop te bewonderen in een vitrine in de koffiecorner van het Zilvermuseum. Maar de museumdirectie vond het niet passen en net als de schilderijen van de gebroeders van der Kop is ook het Gouden Hooft naar de zolder verhuisd (van het museum). Tot halverwege de jaren tachtig van de twintigste eeuw is de firma Ponsioen in bedrijf geweest in het pand aan de Tol. Toen is het pand weer verkocht.
Restaurant Gelet op de geschiedenis van het gebouw zit het Griekse restaurant Cyprus er pas een heel korte tijd in. Toch heeft het al een goede naam opgebouwd. Het Gouden Hoofd, Tol 9 heeft overduidelijk een lange traditie voor wat betreft eten en drinken in Schoonhoven. Het is mogelijk het oudste pand waar steeds weer een horecaonderneming of daar aan gerelateerde onderneming was gevestigd. En ook nu is het de moeite waard om er een bezoek te brengen. Door Ad de Vaal
37
Een markante periode in de geschiedenis van ‘Lekzicht’
Van café tot heus
restaurant ‘Lekzicht’ is een begrip in Schoonhoven en wijde omgeving. Rietje (76) en Janny (73) van Veen -dochters van Piet en Cor van Veen- verhalen over een bijzondere periode in de geschiedenis van het café/restaurant.
café te staan, waarop niet alleen lokale wedstrijden werden gehouden, maar ook regionale en zelfs landelijke. “Die biljarttafels stonden danig in de weg als we een feest in de zaak hadden. Dan moesten we ze zelf versjouwen. Dat betekende met z’n allen gekromd staan, met de armen onder de onderste rand en dan vervolgens op pa z’n teken overeind komen om het gevaarte opzij te zetten. Na drie tafels zaten je armen onder de blauwe plekken. Overigens wierp het initiatief wel z’n vruchten af: de biljarttafels zorgden voor nieuwe klanten.”
↑ Een ansichtkaart van café Lekzicht uit 1931
Piet van Veen was slager van beroep, maar toen in 1937 uitbater De Jong uit café Lekzicht ging, namen Piet en zijn vrouw Cor (van Veen-Vermeulen) het kasteleinsstokje over. Omdat het paar in die moeilijke vooroorlogse jaren niet van de caféopbrengsten kon leven, hield Piet de eerste jaren zijn baan bij slagerij De Vaal aan. Cor runde het café, dat destijds maar drie vaste klanten had: Nico en Bep Veer en Teun Kouveld. Janny: “Zij zaten altijd te klaverjassen en juichten de komst van pa toe. Hadden ze een vierde man bij het kaarten.” Aan de combinatie café en het aanpalende veerhuis zat een restrictie vast. “Vanwege het pontpersoneel 38
dat gebruik maakte van het veerhuis, mocht er in het café geen sterke drank geschonken worden. Eigenlijk alleen bier en overige dranken tot een alcoholpercentage van vijftien procent”, stelt Rietje. Biljarten Om meer loop in het café te krijgen, richtte Piet zich op de biljartsport. Er kwamen drie biljarttafels in het
Alleen moet een beetje biljarter zich wel kunnen concentreren en dat botste nog wel eens met de overige gasten, die zich dankzij het opkomende toerisme meer en meer lieten zien: “Dan kwam zo iemand vanaf het terras de zaak in, terwijl daar net een belangrijke wedstrijd bezig was. ‘Twee koffie!’ hoorde je luidkeels roepen in het verder doodstille café, waarna uit verschillende kelen ‘ssst!’ klonk.” ↓ Het oude Lekzicht bij hoogwater.
bestemd. De Nederlandse vriendin van een hoge Duitse pief had dat gezien en ons verraden.Vervolgens werden we uit ons eigen huis gezet.” Het gezin vond onderdak in het huis van zilversmid Niekerk aan de Haven, waar nu de Hema zit. Niekerk zelf ging tijdelijk bij zijn dochter in Rotterdam wonen. “Na de bevrijding zijn we gelijk teruggegaan. De Duitsers hadden Lekzicht helemaal leeggeplunderd, maar wat waren we blij weer terug te zijn.” Iedere avond klonk er muziek in het café. “We hadden een pick-up en wel tweehonderd platen. Er werden dan verzoekjes gedraaid. Tot ‘Ik hou van Holland’ klonk, dat was steevast de laatste plaat”, herinnert Rietje zich. ↑ Het tijdelijke onderkomen aan de Haven, in de schoenenwinkel van de firma Beck (waar nu Brilmode Boon is gevestigd).
“En wat was pa zuinig op z’n biljarts. Er kwamen wel eens militairen biljarten en als hij maar even dacht dat dat zijn laken kon kosten riep hij: ‘Zet jij je keu maar weer in het rek. Dat wordt niks!” Oorlog Overigens woonde de familie Van Veen -naast Piet, Cor, Rietje, Janny en Jan (later ook nog Kees)- naast het café. Daar kwam in de oorlog verandering in, toen van lieverlee steeds meer Duitsers en later ook Russen, die geronseld waren voor het Duitse leger, in het veerhuis werden geplaatst. Janny: “Het veer was een belangrijke verbinding en die moest bewaakt worden. Die ongewenste gasten kostten mijn ouders uiteraard de Nederlandse klandizie. Overigens waren de meeste Duitsers best aardig voor ons. En met mijn moeder moest je ook geen ruzie krijgen. Een hoge Duitse officier veegde eens het eten met bord en al van tafel. Hij vond het blijkbaar niet goed genoeg. Mijn moeder hield hem vervolgens een gepeperde rekening voor. ‘Maar zo bijzonder was het toch
niet?’, liet de Duitser verontwaardigd weten. ‘Nee, maar mijn serviesgoed wel’, liet mijn moeder daarop gevat volgen. En mooi dat hij betaalde.” En de Russen waren goed voor de afzet. “Die lustten wel een borrel, want sterke drank werd er inmiddels geschonken. Trouwens, die gasten sloegen rustig pure witte spiritus achterover. Toen mijn vader zich niet wilde laten kennen en een glaasje meedronk, viel hij subiet om.” Hoe dan ook, op het laatst boden het veerhuis en Lekzicht onderdak aan bijna dertig Duitsers maar vooral Russen. De familie Van Veen sliep inmiddels gezamenlijk in de
Hoogwater Het hoge water zorgde meerdere malen voor dreiging. Janny: “Elk najaar waren we wel een keer geïsoleerd door het water. Wij als kinderen hadden dan geluk, want we konden niet naar school.” Door de hogere ligging van
↑ De jonge Kees van Veen als ober tijdens de opening. ← Het bewijs van speciaal verlof voor het koninklijk bezoek in mei 1958.
woonkamer. In de nadagen van de oorlog –in 1944- werd het gezin verbannen.Verklikkerij lag daaraan ten grondslag. “Wij kregen een keer een stukje vlees van de kok, dat eigenlijk voor de Duitsers was
het café/veerhuis leverde die omsingeling van water over het algemeen geen natte voeten op. Tot die bewuste nacht in februari 1953 dan. “Er stond 65 centimeter water in het café. De veerman hadden zijn lieslaarzen aangetrokken en nam mijn moeder op zijn rug om bij 39
↑ De officiële opening van het nieuwe Lekzicht door burgemeester Jan Aten. Van links naar rechts: Mw. Aten, Mw. van Veen, Dhr. P van Veen, Burg. J. Aten en Kees van Veen ← Een menukaart van Lekzicht.
komen. Dat betekende het einde van het veerhuis/Lekzicht tot dan toe. “Er werd een ruimere aanlegmogelijkheid gecreëerd en daarvoor stond het gebouw in de weg. Het werd in 1958 gesloopt en de grond werd afgegraven. Met die grond werd even verderop een terp gecreëerd, waarop het nieuwe Lekzicht verrees. Het veerhuis kwam niet meer terug.
de telefoon te komen, die het nog deed. Dat was nog een hele onderneming, want ma was niet de lichtste.” Overigens was het water de volgende morgen alweer weg. Het had wel een vieze laag slib achtergelaten. Ook in december 1954 stond er tien centimeter water binnen. Door het inmiddels toenemende autoverkeer moest er een nieuwe, grotere pont 40
In de tussenperiode hebben mijn ouders een café gehad op de Haven, waar nu Brilmode Boon is gevestigd.” Dat uitstapje had nog een leuk gevolg toen Koningin Juliana het vestingstadje aandeed. De Van Veens kregen op 21 mei 1958 speciaal verlof om zich op de Haven te begeven, want zij mochten de chauffeur en overig koninklijk gevolg van koffie voorzien. Na negen maanden werd het nieuwe onderkomen officieel geopend door burgemeester Jan Aten. Rietje: “Onze jongste broer Kees, die voor deze gelegenheid keurig uitgedost was, moest de sleutel op een kussen aanbieden aan de burgemeester. Een kwartier voordat het zover was, werd hij door de zenuwen overmand
en durfde hij niet meer. We hebben flink op hem moeten inpraten, waarna hij het toch maar deed.” Uitdaging Het nieuwe Lekzicht was een hele uitdaging voor de Van Veens. “Tot dan toe was het een café geweest, waar eventueel een simpele maaltijd werd geserveerd. Dat was in de nieuwe situatie wel anders. Het was een heus restaurant geworden, waarvoor mijn ouders een kok hadden aangenomen en mensen voor in de bediening. Ook wij moesten leren uitserveren, maar het duurde best even voordat we dat onder de knie hadden. Het mocht natuurlijk niet meer op z’n janboeren-fluitjes.” Piet overleed in 1970, waarop zijn vrouw het restaurant nog tot 1984 voortzette. Toen zette ze er een punt achter en droeg het over aan een nieuwe eigenaar. “Ma was altijd de motor van het geheel geweest: zij had de boel al die jaren draaiende gehouden. In 1984 was ze inmiddels 74 jaar, het was mooi geweest”, aldus de dochters Van Veen. Door Robert van der Hek
Cafe Restaurant
De Noteboom In de Schoonhovense Courant stond in 1961 dit bericht: ‘De geboren Schoonhovenaren zullen in augustus even moeten wennen aan het feit, dat zij hun drogisterij-aankopen niet langer kunnen doen in de drogisterij op de hoek van de Scheepmakershaven en de
Veerstraat. Hoewel helemaal wegblijven uit die hoek hoeven ze ook niet direct, want in plaats van de jaren bestaande drogisterij komt er nu een café restaurant in het pand. Café de Noteboom gaat het etablissement heten en die
naam is zeer toepasselijk gezien de grote notenboom die ervoor staat. Om te laten zien dat hij met zijn aanwinst op horecagebied echt bij het Schoonhovense leven wil horen laat eigenaaruitbater Groeneveld door voormalig Schoonhovens kunstschilder H. Piek een aantal passende taferelen in het interieur aanbrengen. Deze kwijt zich voorbeeldig van die taak en zo kunnen de bezoekers tijdens het nuttigen van een glaasje of een hapje genieten van voorstellingen uit het leven van Olivier van Noort en Jacoba van Beieren. Ook de vier voormalige stadspoorten krijgen een plaatsje op de muren van de Noteboom.’ De naam van het café is nu: "CarteBlanche".
↖ De voormalige drogisterij ca 1960, ↑ Cafe Restaurant De Noteboom 1961, ← Uitnodiging 1961
41
Lange tijd waren paard en wagen het belangrijkste vervoermiddel over land. Zelfs tot in de jaren vijftig van de 20e eeuw werd in en om Schoonhoven nog veelvuldig de paardentractie ingezet. De wat rijkere boeren uit de Vlist, uit Lopik en Bovenberg, die naar de kerk kwamen, maakten gebruik van een Tilburry. Minder gefortuneerden gebruikten de brik waarmee ook de markt werd bezocht. Maar waar laat je dit voertuig? Parkeren langs de weg of op het Doelenplein, vergeet het maar.
Nog geen auto’s en toch parkeerproblemen De oplossing voor dit parkeerprobleem was de uitspanning. Elke stad of dorp had vroeger wel een uitspanning. Dit was de plek waar de paarden werden uitgespannen en in de stal gezet tot het kerkbezoek was afgelopen of tot de inkopen op de markt waren gedaan. Deze uitspanningen trof je aan bij bin42
nenkomst van de stad en in de nabijheid van de kerk. Omdat het uitspannen enige tijd in beslag nam, bezaten veel uitspanningen een gelegenheid om iets te drinken, bijvoorbeeld een jonge borrel of een citroentje met suiker.Van dit laatste is er een mooi voorbeeld in Schoonhoven aanwezig. Op de hoek
van de Koestraat en de Kerkstraat is de snackbar “Silver Corner”. Lange tijd stond dit etablissement bekend als “Café den Hoed” en als zodanig was het ook een uitspanning vooral voor de bezoekers van de Grote Kerk er tegenover. Boven de grote dubbele deur in de Koestraat is de aanduiding
‘uitspanning’ in steen gehouwen en zo voor ons bewaard gebleven. De paarden gingen door de deuren in de stal en de brikken en tilburry’s stonden naast de kerk. (Het huidige parkeerterrein was er niet, daar stonden winkels en huizen.) Café Kavelaars Café den Hoed was niet de enige uitspanning. Ook bij de Roomskatholieke kerk was een uitspanning welke nog tot enige jaren na de Tweede Wereldoorlog in gebruik is geweest. Dit was “Café Kavelaars”. Helaas is dit café onder de slopershamer verdwenen. Op de plek van dit café staat nu het gebouw van de ING-bank. Er vlakbij was nog een uitspanning. Het café is er nog en dat draagt nu de naam “Holle Bolle Gijs”. De plaats van de stal met de ruimte ervoor, waar de wagens stonden, is nog terug te vinden, maar paarden, brikken en tilburry’s zal je er niet meer aantreffen. Het is een terras geworden. Zowel Café den Hoed, Café Kavelaars als het etablissement dat nu Holle Bolle Gijs heet waren in de 20e eeuw nog uitspanningen. Er zijn er in vroegere eeuwen zeker meer geweest. De Stadsherberg, bij de noordelijke toegang tot de stad, het Gouden Hooft aan de
Brik Een Brik is een licht vierwielig landelijk rijtuig voor enkelspan of tweespan paarden. Bestaande uit een rechthoekige bak met scheidingspanelen of raamlijsten met vensters, tweepersoons koetsiersbank en vaak een tweepersoons passagiersbank
(bron: Bokt.nl site over paarden en paardensport) zuidzijde en de Herberg in het huis Belle Videre bij de westelijke toegang, hebben de mogelijkheid gekend om paarden te stallen. Er zullen er in de loop van de tijd ongetwijfeld meer ge-
Tilburry Een Tilburry is een tweewielig rijtuig dat wordt getrokken door één paard. De Tilburry heeft twee grote wielen met een diameter rond de 1.20 meter, die zijn voorzien van (over het algemeen) 12 of 14 spaken met een open kuip, soms voorzien van een neerklapbare kap of huif. De koetsiersplek biedt plaats aan twee personen. Doordat de Tilburry beschikt over een goed verensysteem is de wagen prima geschikt om over slechte wegen te rijden. weest zijn, maar de sporen hiervan zijn uitgewist. Het paard is vervangen door het blik dat auto heet. Door Ad de Vaal
43
De dames en heren op 27 september 1962 aan de dis in Hotel Restaurant Belvédere ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van de Nijverheidsvereeniging en het 100-jarig bestaan van de Keurkamer in Schoonhoven. Op de voorgrond links, Gerrit Hooijkaas (secretaris Nijverheidsvereeniging, directeur Zilverfabriek H.Hooijkaas) met naast hem rechts zijn echtgenote Maria T.C.Hooijkaas-Lennarz en daarnaast nog juist zichtbaar, burgemeester Jan Aten. Aan de andere zijde van de tafel v.l.n.r. Bernardus Arnoldus (Nol) Meijer (zilverfabrikant), mw. Kok-De Hoop, Wim Kok (procuratiehouder Gebr.Niekerk), mw. Margaretha Vredenburgh-Greup, Cornelis Vredenburgh (te Schoonhoven essayeur 1920-1927 en controleur 1927-1931. In 1962 was hij gepensioneerd en adviseur van het bestuur van de Nijverheidsvereeniging), Jacobus Cornelis (Coos) Voorsluijs (voorzitter Nijverheidsvereeniging, directeur A.Mesker & Zn). Foto Collectie J.C.Voorsluijs
‘Gekeurd vleesch van het gouden kalf’ voor goed gezelschap “Het komt er bij een diner niet zozeer op aan wat zich op tafel bevindt, als wel op wat zich op de stoelen bevindt” zei de Engelse schrijver William S. Gilbert ooit. Deze wijsheid hebben de Schoonhovense goud- en zilversmeden zich in de loop der eeuwen bij feesten kennelijk ter harte genomen. Telkens als er wat te vieren viel werd de tafel feestelijk gedekt en werden de 44
stoelen relationeel belangrijk gevuld. Al in de gildentijd vierden de goud- en zilversmeden jaarlijks feest. Op Sint Andriesdag, 30 november, werd het oude gildebestuur bedankt en werd het nieuwe gildebestuur feestelijk ingehuldigd door alle gildebroeders. Traditioneel gebeurde dat met ‘timpjes’, wijn, oesters en citroenen. Een echt feestmaal waarbij alle gildeleden en -bestuurders
aanzaten; meestal in het deftige Doelenhuis. Het feest kostte in de 18e eeuw bijna altijd meer dan 100 gulden, of wel ruim het jaarloon van een volleerde knecht. Ook het afhoren (goedkeuren) van de jaarrekening die was opgemaakt door de gildebestuurders, ging gepaard met een etentje. De twee burgemeesters die de rekening controleerden en de vier gildebestuurders besproeiden dit
dinertje ruimhartig met wijn, en alweer in de Doelen.Vermoedelijk waren er daarbij ook stoelen bezet door ‘de regeerderen’ van de stad, want zo luidde het oude voorschrift uit 1685, maar het blijkt niet direct uit de rekeningen. De ‘regeerderen’ in die tijd zijn de schepenen en de vroedschap. De opvolger van het goud- en zilversmidsgilde in Schoonhoven, de Nijverheidsvereeniging opgericht in 1862, ging ook met regelmaat uit eten en drinken en daarbij werd zeker op de stoelbezetting gelet. Met name als de vereniging jubileerde werd er culinair feestelijk uitgepakt. En het toeval wilde dat de Schoonhovense Waarborg - de controleur van de goud en zilver producten - op dezelfde momenten zijn lustrum vierde. Weliswaar altijd 25 jaar ouder, maar dat was geen belemmering om samen ter tafel te gaan, waarbij dan niet zelden de stadsbestuurders ook aanzaten. Bijzonder menu De lokale koks van Schoonhoven serveerden altijd iets bijzonders. Zo zien we in Hotel Belvédère in 1937 op het menu ter gelegenheid van 75 jaar Nijverheidsvereeniging en 100 jaar
Schoonhovense Waarborg, als hoofdgerecht ‘gekeurd vleesch van het gouden kalf ’, geserveerd met ‘groenten uit Oud-Hollandsche tuinen’ en aardappelen met ‘BloemMotieven’. Het voorgerecht was ‘filigrain-soep’ en als nagerecht kwam ‘gedreven pudding samen met ‘geëssaieerd fruit’ op tafel.
De filigrain soep verwijst naar filigrainwerk; toen een Schoonhovense specialiteit bij uitstek. Het groentegerecht is een knipoog naar het ‘Oud-Hollandsch’ zilverwerk waar de Schoon-
hovense zilverfabrikanten wereldberoemd mee werden.Voorstellingen van Rembrandt, Jan Steen en andere gouden-eeuwers werden in hoogreliëf in zilver gegoten of met behulp van ‘galvanoplastiek’ verkregen. Deze voorstellingen prijkten op sigaren- en andere dozen, op aanstekers, asbakken, suikerlepels enzovoort en waren vooral bij Amerikanen in trek. De ‘Bloemmotieven’ refereren aan de series zilveren theelepeltjes met een bloem op het uiteinde van de steel. U weet wel, ‘spaar ze alle twaalf ’. Anno 2011, maar ook toen al, waren bloemlepeltjes een gewild verzamelobject. ‘Geëssaieerd fruit’ ten slotte, verwijst
borg - werd in 1962 minder fantasierijk geserveerd, maar wel in het Frans. Weer in Belvédère werd ditmaal gestart met een ‘oeuf á la Russe’ - gekookt ei met kaviaar - met toast en boter. Een gebonden champignonsoep diende als tussengerecht en ‘Poulet sauté’ als hoofdgerecht. Deze in boter gekookte kip ging vergezeld van diverse aardappelen, een ‘Compôte Florida’ en een ‘Tyrollienne’. Wat de kok hier uit Florida en Tyrol bereidde kunnen we nu helaas slechts gissen. Als dessert een ‘Omelette Siberienne’, ijs met geklopt eiwit dat overgoten werd met brandende cognac en met vlammen en al werd geserveerd. Door René Kappers
↖ Asbak in ‘Oud-Hollandsch’ zilver, met voorstelling van Rembrandt’s Nachtwacht. Mt: Zilverfabriek H.Hooijkaas, 2e gehalte zilver, jrl. 1967. Collectie G.v.d.Lagemaat. Foto: RKa. ← Twaalf ‘bloemlepeltjes’. Pieter Baardwijk, tussen 1926 en 1942, zwaardje 2e gehalte zilver. Particuliere collectie. Foto: RKa. ↓ Menukaart van het diner op 27 september 1962 ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van de Nijverheidsvereeniging en het 100-jarig bestaan van de Keurkamer in Schoonhoven. Bovenaan de menukaart, gezicht op Belvédère, op ‘de Opkamer’, vanaf de Lekdijk vanuit het noordwesten. Afbeelding naar pentekening van tekenaar ‘Van Driel’; origineel pentekening collectie Belvédere.
naar de voornaamste handeling bij de Waarborg: het essayeren ofwel het beproeven van het gehalte van goud en zilver. Frans menu Bij het 100-jarig bestaan van de Nijverheidsvereeniging - en 125 jaar Waar45
Schoonhovensche gekruyde
fonteynkoeck Schoonhovensche gekruyde fonteynkoeck, een kruidkoek van tarwe- en roggebloem, honing, suiker, specerijen en zuidvruchten. Uitgevonden in de 17e eeuw door bakker Koster, die zijn bakkerij in de Fonteynsteeg had, vandaar deze naam. De koek wordt nog steeds volgens het oude recept gebakken. U bent niet in Schoonhoven geweest als u geen fonteynkoeck heeft gekocht! Zuid-Hollandse specialiteit uit de Zilverstad Zuid-Holland heeft heel wat specialiteiten.Voor mensen die van lekker eten houden is een bezoek aan Schoonhoven de moeite waard en koop dan een Schoonhovensche gekruyde fonteynkoeck.
De koeken danken hun naam aan de woonplaats van de eerste banketbakker die ze maakte aan de Fonteinsteeg. Niet alleen heeft het procedé van koeken bakken de eeuwen overleefd, ook de Fonteinsteeg bestaat nog steeds; het is een bijzonder smal straatje tussen het café van Haven 29 en de winkel van Haven 31. Het steegje loopt van de Haven naar de Lange Weistaat. Geheim van de fonteynkoecken Het alleenrecht op het voeren van de naam ‘fonteynkoecken’ gaf nogal eens moeilijkheden, want ook andere bakkers wilden zich van die naam bedienen en hingen bordjes met ‘fonteynkoecken’ op in hun winkel. Klachten hierover 46
troffen wij al aan in stukken uit het jaar 1689. Dat aan het voortbestaan van de fonteynkoecken grote waarde werd gehecht, blijkt ook uit het feit dat ‘het geheim van de fonteynkoecken’ zelfs onderdeel vormde van een oud testament. Vandaag de dag zijn de fonteynkoecken nog te koop op slechts enkele meters afstand van de Fonteinsteeg namelijk bij Bakkerij Kok, Haven 57. De Fonteinsteeg heeft ook jarenlang te boek gestaan als Fonteinstraat, dat was met meer steegjes het geval.Vooral op aandringen van de Historische Vereniging Schoonhoven heeft men dat jaren geleden weer aangepast aan de oorspronkelijke naam.
Nee, met een fontein heeft het niets te maken, maar wel is het een heerlijke lekkernij die op eminente wijze gekruid is. Er zijn meer provincies in Nederland waar men kruidkoek kent en er is ook een Indische kruidcake. Maar zoals de gekruyde fonteynkoeck smaakt... die is met geen andere lekkernij te vergelijken. Kok’s Bakkerij, Haven 57, vlakbij het historische stadhuis is de enige Schoonhovense bakker die deze specialiteit nog brengt. Door Sonja Kok, Kok’s Bakkerij is gevestigd Schoonhoven. Het familiebedrijf, dat al vanaf 1922 wordt gerund door de familie Kok , wordt op dit moment geleid door de 3e generatie Kok. Sinds 1995 leidt Jan-Hendrik (41 jaar) en zijn vrouw Sonja (38) het bedrijf met 10 personeelsleden. Het bedrijf bestaat uit een winkel met daarachter de bakkerij, waar op nog ambachtelijke wijze alle producten vervaardigd worden. Bakker Kok bezit verschillende oude recepten die nog op authentieke wijze worden bereid. Zoals de enige echte Schoonhovense Gekruyde Fonteynkoeck en de ouderwetse Jan-Hagel.
Patat oor og Die voelde niets voor een halfjaar onbetaalde vakantie en hij protesteerde. De strijd Intussen had Koehoorn de plek op de Dam ingenomen, niet ver van het snoepwinkeltje van Eshuis. Daarmee was het gevecht begonnen. Henk Eshuis mocht wel patat verkopen vanuit zijn winkel. Hij bakte dus patat in de auto en verkocht die in de winkel.
↑ Henk Eshuis voor zijn patatwagen op de Dam
Vaste bezoekers van cafetaria of patatkraam weten wat een patatje oorlog is. Een portie patatfriet met een slordige toevoeging van wat ingrediënten bijvoorbeeld: friet met pindasaus en mayonaise, naar keuze nog aangevuld met rauwe (gesnipperde) uitjes of friet met mayonaise, pindasaus, ketchup c.q. currysaus en rauwe (gesnipperde) uitjes. Het ziet er uit als of het om een slagveld gaat, vandaar de naam. Maar een patat oorlog, dat is andere koek. Die is er geweest in Schoonhoven en die begon in de zomer van 1958. Niet dat de Schoonhovenaren elkaar om de oren sloegen met frietzakken. Nee, het was een strijd tussen exploitanten van frietkramen om een plekje op de Dam, de gunstigste plaats in de stad om patatfriet te verkopen. Wat eraan voorafging Het begon allemaal toen door de gemeente aan de heer De Groot, de dorpskapper van Berkenwoude, een stuk grond aan het veer werd verpacht om daar vanuit een auto patat te gaan verkopen. De heer Eshuis van het snoepwinkeltje op de Dam herinnerde zich toen dat hij een vergunning had
uit 1939 om met een consumptiewagen op het Veer te staan. En patat is ook consumptie dus…. U begrijpt het wel, problemen voor B&W. De grond was al verpacht en er werd een andere oplossing gezocht. De vergunning van Henk Eshuis werd ingetrokken. Hij kreeg een nieuwe vergunning. Hij mocht voortaan op meerdere plaatsen in de stad zijn patat verkopen. Ook op de Dam. Toen meldde zich een derde speler. De heer Koehoorn, die in de Appelstraat zijn IJssalon had omgebouwd tot cafetaria. Concurrentie vanuit een auto, dan zelf ook een auto. Ook hij vroeg een vergunning en natuurlijk wilde ook hij op de Dam een plekje. Die kreeg hij, maar wel voor de helft van de tijd. De tijd voor Henk Eshuis werd gehalveerd.
De Schoonhovense jeugd, belust op sensatie, ging zich ermee bemoeien. De jongeren kochten patat bij Eshuis en liepen er demonstratief mee langs de auto van Koehoorn. Een dag later werd de strijd feller. Er werd zelfs gesmeten met zelfgemaakte stinkbommen. De heer Koehoorn koos eieren voor zijn geld en ruimde het veld. De jeugd verheugde zich op een derde dag van ’harde’ strijd, maar die is er niet gekomen. Wethouder mr. D. A. Slager greep in. Wapenstilstand In afwachting van de beslissing op het beroep dat Henk Eshuis had aangetekend tegen het intrekken van zijn vergunning om het hele jaar door zijn patat te mogen verkopen op de Dam, vatte mr. Slager de koe bij de hoorns. De heer Koehoorn moest de Dam ontruimen en kreeg een tijdelijke standplaats toegewezen op het Veer. Henk Eshuis mocht zijn patat vanuit zijn winkel blijven verkopen.Voorlopig dus een wapenstilstand. Maar er waren meer patatwagens in aantocht. Uiteindelijk heeft het gemeentebestuur een aantal vaste standplaatsen aan de diverse exploitanten toegewezen. Dit zijn om en nabij de plaatsen waar in Schoonhoven nu het patatje oorlog wordt verkocht. 47
Het jaar 2010 is niet het eerste jaar dat Café De Blauwe Duif aan Dam 3 verbouwd en vernieuwd werd. Zoals eigenaar Jan Willem Haars in genoemd jaar de binnen- en buitenkant van het café grondig onder handen nam, zo deed één van zijn voorgangers, Hendrik Christiaan Saveur, dat in 1907 ook al. Het was toen een ‘koffiehuis’.
Café De Blauwe Duif van pastorie tot koffiehuis Saveur had het pand met koffiehuis in 1900 gekocht van Robert Thompson en Hendrika Catharina Hoffman uit Rotterdam. Het koffiehuis was op dat moment verhuurd aan ene Demmenie voor 6 gulden per week. Op de foto van een ansichtkaart omstreeks 1913, is de naam boven de deur te ontwaren: ‘Rotterdamsch Koffiehuis’. 48
Van koffiehuis tot pastorie Hoe Thompson en Hoffman aan het pand gekomen waren, is tot nu toe onopgehelderd. Wel is duidelijk dat een andere Rotterdamse, Tanneke Hageman, koffiehuishoudster van beroep, het pand eerder in 1886 kocht van Gozewijn de Vos. Deze De Vos, koopman en winkelier, had het pand in
1875 gekocht van de Oud Katholieke kerk te Schoonhoven. De Oudkatholieke pastoor J.H. van Oort, die het pand namens de kerk in 1875 aan De Vos verkocht, meldde in de verkoopakte dat het pand ‘sedert onheugelijke tijden’ eigendom was van de Oudkatholieke Kerk in Schoonhoven. En inderdaad vinden we dit in de rest van
de 19e eeuw bevestigd, zij het indirect. Want in allerlei koop- en verkoopakten van de belendende percelen wordt de Oud Katholieke kerk of de ‘Roomsche armen’ als belendende buur genoemd. Soms wordt daarbij ook een huurder vermeld. Als ‘Roomse Pastorie’ wordt het pand tweemaal in 1770 en eenmaal in 1773 vermeld.
↑← Detail uit ansichtkaart ‘Dam en Boterhuis’ omstreeks 1913. Let op opschrift boven de deur en de ornamenten in de borstweringen op de begane grond. Streekarchief Hollands-Midden, Gouda, beeldbank nr. 15928. Bewerking: RKa. ↙ Schoonhovensche Courant 25 augustus 1900: advertentie waarin het pand van de latere ‘Blauwe Duif’ te koop werd aangeboden. Foto: Bert van den Boogert
Hoe de kerk eraan kwam In 1771 wordt door de pastoor en kerkmeesters van de (Oud) Roomsch Katholieke kerk het pand als ‘collateraal subject’ aangegeven. Dit betekent dat er belasting moest worden betaald over een aan de kerk gekomen erfenis. De oudste vermelding van dit pand – weer als belending - dateert uit 1761 wanneer ene Christiaan Jansz eigenaar is. Onduidelijk is of deze Christiaan Jansz de erflater is geweest en ook on-
duidelijk blijft de verdere voorgeschiedenis van het pand, hoewel de Dam tot de oudste bebouwing van Schoonhoven behoort. De verbouwing van 1907 De verbouwing door Saveur in 1907 bestond hoofdzakelijk uit het aanbrengen van een nieuwe bekapping met schoorsteen en bepleistering van de buitenmuren, zo schreef Gemeenteopzichter N. Hensens in zijn rapport. Ook inwendig werd van alles aangepast en verruimd. Alle inwendige aanpassingen waren volgens Hensens ‘van voldoende afmetingen bepaald’. Er was dan ook alle reden voor B&W in 1907 om de gevraagde vergunning te verlenen. Het koffiehuis kon er weer even tegen. Zo te zien, is er in 2011 niet veel veranderd. De tekening bij de vergunning uit 1907 laat vrijwel dezelfde gevel zien. Degene die vandaag - anno 2011 - naar de details kijkt, ziet de ornamenten in de natuurstenen borstweringen onder de ramen op de begane grond. Naar de stijl te oordelen, zijn deze mogelijk in 1907 bij de verbouwing aangebracht, maar vermoedelijk al eerder. In ieder geval zijn deze details op de ansichtkaart-foto van omstreeks 1913 al aanwezig. Samengevat Het horeca-leven van het pand, de latere ‘Blauwe Duif ’, is kennelijk ergens tussen 1886 en 1900 als ‘Rotterdamsch Koffiehuis’ begonnen. Het oudst bekende andere gebruik van het pand is ‘Roomse Pastorie’ in de periode 1770-1773, terwijl het pand na 1773 door de Oud Katholieke kerk voor ander gebruik werd verhuurd. De Oud Katholieke kerk was eigenaar geworden door een toegevallen erfenis omstreeks 1770. De oudst gevonden vermelding tot nu toe dateert van 1761. Door René Kappers
← Café De Blauwe Duif, Dam 3. Tekening voorgevel uit 1907 t.b.v. aanvraag bouwvergunning nr.29 van 19 februari 1907 door H.C.Saveur voor het vernieuwen van het perceel. Handtekening van Saveur rechts onder. Streekarchief Midden-Holland, Gouda, Bouwvergunningen Schoonhoven. Foto: RKa.
49
Het leven loopt niet altijd op rolletjes, ook niet in Schoonhoven. Er zijn perioden in de geschiedenis van de stad dat de inwoners het moeilijk hadden. Perioden waarin het niet gemakkelijk was om aan voedsel te komen, waarin honger werd geleden en Schoonhovenaren door honger zijn omgekomen. Meestal was het een gevolg van oorlog en strijd, maar soms was de oorzaak het weer.
↑De melkfabriek van AMILKO
Barre tijden De beginjaren van de stad Schoonhoven kenmerken zich door herhaaldelijke twisten en oorlogen. Oorlog tussen de Graaf van Holland en de Bisschop van Utrecht. Twisten tussen verschillende adellijke families en strijd om de macht in het graafschap. Het gevolg is dat er om Schoonhoven is gevochten. Daarbij kwam het tot belegering van de stad met als doel de stad uit te hongeren en zo de verdediging op de knieën te dwingen. 50
Stadsboerderijen De Schoonhovenaren hadden een simpele oplossing om dit tegen te gaan. Binnen de stadsmuren bevonden zich een aantal stadsboerderijen. Als er een belegering dreigde, werd het vee binnen de muren van de stad gebracht en zo had men voor geruime tijd te eten. Het stadsbestuur heeft nooit vanwege een uitgehongerde bevolking de stad hoeven overgeven. Eén van die stadsboerderijen staat er nog. Niet uit de middeleeuwen,
maar wel een echte stadsboerderij. Dit is de boerderij van Stekelenburg aan de Wal. Deze is tot in de jaren zestig van de 20e eeuw in bedrijf geweest. Een tiental jaren eerder zijn twee andere boerderijen in de stad afgebroken. Oudere Schoonhovenaren zullen ze zich nog wel herinneren. Het was de boerderij van Cees Koudstaal op de hoek van de Koestraat en de Uitdragersstraat en de boerderij van de familie Versteeg op de hoek van de Kortedijk en de Molenstraat.
Stadskorenpakhuis Een ander verhaal is het ontstaan van het stadskorenpakhuis in de Koestraat. Aan het eind van de 16e eeuw lag de temperatuur in West-Europa zo’n 1 à 2 graden onder de waarden die tegenwoordig worden bereikt. Wereldwijd lagen de gemiddelde temperaturen 0,5 tot 1 graad lager dan tegenwoordig. Met ’tegenwoordig’ wordt de klimatologische periode 1960 tot 1990 bedoeld; de periode vóór het duidelijk zichtbaar worden van de huidige klimatologische opwarming. We spreken dan over de Kleine IJstijd. Het is ook de periode waarin die mooie wintergezichten met veel ijspret zijn geschilderd, die in het museum het Mauritshuis in Den Haag zijn te bewonderen. In die tijd kwam het nog al eens voor dat het winterkoren kapot vroor. Er moest dan graan worden geïmporteerd. Dit werd over zee aangevoerd uit de graanschuur van Europa, de Baltische staten en Polen. In de tweede helft van de 16e eeuw werd de route erheen door de Sont, de zeestraat tussen Zweden en Denemarken geblokkeerd, door een oorlog tussen deze landen. Het gevolg was torenhoge graanprijzen en grote hongersnood in de Nederlanden.Veel mensen kwamen om, ook in Schoonhoven. Het stadsbestuur besloot in 1566 een korenpakhuis te bouwen om daar bij voldoende aanbod graan in op te slaan, met het doel het in tijden van schaarste en hongersnood uit te delen aan de poorters van Schoonhoven. Een zilveren bokaal in het bezit van de stad, werd verkocht en met de opbrengst ervan werd in de Koestraat op het terrein van een voormalig klooster dit pakhuis gebouwd. De fraaie voorgevel van het gebouw is gaaf bewaard gebleven met daarin de gevelsteen met het stadswapen en de volgende tekst. DOER TWTVRIESEN DES COORNS VOERLEDEN WAER VITVOLCHDE DEUR TYT BEN ICK GEBOUT TOT STADSCOORN BEHOUT TER GEMEENTE PROFYT
Vrij vertaald betekent het: Door het uitvriezen (kapot vriezen) van het koren in het verleden, volgde er een dure tijd. Daarom ben ik gebouwd om het koren van de stad in te bewaren tot profijt van de gemeente. Het pakhuis heeft twee eeuwen als zodanig dienstgedaan en werd toen verkocht. Hongerwinter We maken een sprong in de tijd naar een periode die de meeste oudere Schoonhovenaren in het geheugen gegrift staat. De laatste winter van de Tweede Wereldoorlog. Die bekend staat als de Hongerwinter. Er was toen geen Stadskorenpakhuis met voorraden om de bevolking te voeden en de paar boerderijen waren bij lange na niet voldoende om de bevolking van de stad van melk, boter en kaas te voorzien. Bovendien hadden de meeste woningen geen schouw meer waar het voedsel gekookt kon worden of oven om het brood te bakken. Men kookte op stadsgas en kocht het brood bij de bakker. In de winter van 1944-1945 was Neder-land ten noorden van de grote rivieren afgesloten van de kolenvoorraad in Limburg, dat al was bevrijd. De kolen waren nodig voor het stadsgas en in die bewuste winter stopte de Schoonhovense gasfabriek met de leverantie van gas. Koken was voor veel gezinnen alleen nog mogelijk op hout gestookte kacheltjes en ook hout was schaars. In de Schoonhovense Courant van 17 oktober 1944 lezen we een bericht dat de melkfabriek van Amilko de voorbereiding van massavoeding op zich heeft genomen. In de fabriek wordt een centrale keuken ingericht en de heer Den Hollander wordt aangesteld als plaatselijk hoofd. Om in aanmerking te komen voor verstrekking kunnen inwoners zich opgeven bij het distributiekantoor. Op zondag 12 november gaat de proef van start. De maaltijd kan afgehaald worden bij de Amilko. Een portie is ¾ liter en kost 20 cent.Volgens de Schoonhovense Courant waren de eerste maaltijden smakelijk en van goede kwaliteit. De maaltijden werden na de proef op verschillende plaatsen in de stad verstrekt. Bekend zijn de Amilko, het vroegere gymlokaal, nu Artotheater en de jene-
verstokerij en slijterij van Sierenberg de Boer aan de Albrecht Beylinggracht, nu bekend als de wijnhandel Huub Oostendorp. Al gauw werd er geklaagd. We lezen daarover in de Schoonhovense Courant van dinsdag 23 november. De porties zijn teruggebracht tot een halve liter en doordat in de verstrekte maaltijd niet meer ingrediënten verwerkt mochten worden, dan er op de distributiebonnen die ervoor ingeleverd moesten worden was te verkrijgen, waren smaak en kwaliteit ronduit slecht. Gelukkig kwam er hulp van buiten. Half februari 1945 wordt in Schoonhoven voedsel uit het neutrale land Zweden verstrekt en op 16 maart werd voor de kinderen van Schoonhoven een broodmaaltijd met Zweeds wittebrood georganiseerd in het gymlokaal. Daarna volgden eind april de voedseldroppings door de geallieerden en uiteindelijk de bevrijding. Met de bevrijding was de voedselverstrekking in wat men toen de gaarkeukens noemde nog niet afgelopen. Dit is nog enige tijd doorgegaan. Maar gelukkig is het nu allemaal geschiedenis en is de enige bon die nu nog wordt gebruikt voor eten, de dinerbon die cadeau gegeven wordt bij feestelijke gelegenheden. Door Ad de Vaal
↓ Gevel van het Stadskorenpakhuis en detail van het wapen.
51
Als er geen bier meer is dan… Vrijwel in alle teksten over de beginjaren van Schoonhoven wordt het volgende vermeld: “… halverwege de 14e eeuw stond het bekend als een belangrijke vestingstad, waar men leefde van de scheepvaart, bierbrouwerijen, veeteelt en visserij. Bovendien was het de grootste marktplaats van de omgeving ………” Net zoals in deze tekst, afkomstig uit de geschiedschrijving van Zuid-Holland. Maar Schoonhoven telde geen overvloed van bierbrouwerijen, de nijverheid waarin later in Gouda, Delft en Haarlem veel vermogende burgers een bestaan vonden. Het aantal in Schoonhoven was beperkt en na die beginjaren, toen Schoonhoven in omvang en belangrijkheid steden als Rotterdam en Gouda nog overtrof, werd waarschijnlijk alleen nog maar bier gebrouwen voor de lokale behoefte. Het Hart De brouwerij Het Hart, lag in het noordwesten van de stad in de Koestraat. Over de brouwerij Het Hart weten we dat Cornelis Diercxz van ‘sHeeraertsberge, gehuwd met Annetgen Foppen en in 1648 en 1649 schepen en in 1651 en 1652 burgemeester van de stad Schoonhoven, deze in 1628 samen met de Hartemolen, een korenmolen gelegen aan de stadswal, verkocht aan Gijsbert Cornelis Botter. Erfgenamen verkochten de brouwerij weer aan Abraham Hartman.
Burgemeester van Limbeek
In de 17e eeuw werd er veel bier gedronken, vooral omdat het water in de stad nauwelijks drinkbaar was. De bieromzet was groot en net als nu werd er een accijns geheven. In de 17e eeuw was bijna een kwart van het inkomen van de stad afkomstig van de bieraccijns; geen wonder dat de brouwers machtige heren waren en vaak een functie hadden in het stadsbestuur. 52
In 1827 kocht de gemeente het pand dat toen dienst deed als koffiehuis en logement onder de naam ‘Het Heerenlogement’. Dit Heerenlogement staat nog steeds in de Koestraat. De bekende schrijver van streekromans Herman de Man schreef in 1932 de bedelaarsroman De Kleine Wereld. Het verhaal begint in het Heerenlogement. Of er toen nog bier werd gebrouwen, dat komt niet in het verhaal voor. Na de Tweede Wereldoorlog is het pand lange tijd gebruikt door het Leger des Heils. Nu is er een uitzendbureau gevestigd.
Het Hoefijzer De voornaamste grondstof van bier is water, dat uit de gracht werd gehaald, zoals bij de brouwerij Het Hart waarschijnlijk het geval was. Of het werd per waterschip aangevoerd. Daarvoor werd dan een bovengrondse leiding van de aanlegplaats naar de brouwerij gemaakt. Op de kaart van Blaeu uit 1652 zijn twee van die leidingen terug te vinden. Er is er één getekend over de Haven Westzijde, vlak bij de Visbrug op de hoek van wat nu de Velleblootsteeg heet. Hier was de Bierbrouwerij Het Hoefijzer. Over deze brouwerij is verder niets bekend. Het pand was in de negentiende eeuw in bezit van de familie van Limbeek. De heer J.C van Limbeek was van 1839 tot 1847 burgemeester van Schoonhoven.Van hem hangt een portret in de Raadszaal van het Stadhuis. Het is niet onaannemelijk dat de familie van Limbeek ook eigenaar is geweest van de brouwerij. Nu is in het pand een bruidsmodehuis gevestigd. De Drie Eendjes De tweede brouwerij die voorkomt op de kaart van Blaeu is gelegen aan de
Oude Haven. In de eerste kadastrale gegevens van de stad Schoonhoven komen we nog maar één brouwerij tegen, namelijk deze brouwerij die bekend stond als ”De Drie Eendjes”. De toenmalige eigenaar was de heer Cornelis Verhagen. Dit is waarschijnlijk ook de laatste nog actieve bierbrouwerij geweest in Schoonhoven. Wanneer deze opgehouden is te bestaan, moet ↑ De drie eendjes nu. Het woonhuis is nagenoeg onveranderd gebleven. ↗ Café Biljart, 2008 Corrie Kooy ↓ Brouwerij de drie eendjes. Het huis rechts van het gebouw met de trap gevel is het woonhuis van de brouwer.
nog worden uitgezocht. De tegenwoordige eigenaar van het woonhuis en de vroegere brouwerij heeft wel een heel toepasselijke naam. Het is de heer Cees Brouwer, postbode van beroep. De Zalm Een brouwerij van jongere datum is de bierbrouwerij De Zalm. Deze dateert uit de 19e eeuw. In de Schoonhovense Courant van 4 februari 1872 lezen we dat een drietal heren het voornemen hebben een bierbrouwerij op te richten bij de Veerpoort op het terrein achter het Telegraafkantoor. Het zijn de heren H.A. Boeck, commissionair in effecten,
Nicolaas Kooiman, meester goudsmid en Lammert van Zessen, ondermeer exploitant van een koffiehuis (het latere Belvédère). De heer Boeck wordt de directeur.Van Nicolaas Kooiman kunnen we gerust aannemen dat hij tot de notabelen van Schoonhoven behoorde die regelmatig bijeenkwamen in het etablissement van Lammert van Zessen. Van de heer Boeck is niet veel bekend, maar gelet op het beroep kunnen we er ook vanuit gaan dat hij tot de notabelen behoorde. Het zou dus best kunnen dat het idee om een brouwerij te beginnen op een dorstige avond aan de stamtafel bij van Zessen is ontstaan. We weten het niet. Net zoals we niet veel weten over de brouwerij De Zalm. Uit de Schoonhovense Courant worden we ook niet veel wijzer. Behalve dat er in vermeld staat, dat op 8 mei 1872 de aanbesteding voor de bouw plaatsvindt en er in de daarop volgende jaren in dit blad advertenties staan van deze brouwerij. Maar nu is deze brouwerij spoorloos verdwenen. Het vroegere telegraafkantoor is er nog. Dat is het dubbele woonhuis Veerstraat 5, dat ook nog enige tijd heeft dienstgedaan als kantoor voor een pakketdienst op Rotterdam. Bier gebrouwen wordt daar al lang niet meer. Door Ad de Vaal
53
Zoete melk met room en brokken Hugo Botter, een kloek Ridder, vermaard om zijn Ridderlijke daden, werd door Harderbertus, de zesentwintigste Bisschop van Utrecht, tot Veldheer aangesteld. Hij versloeg met weinige ruiteren bij Hemschen, het volk des Paltsgraven, waarbij vele vijanden sneuvelden, waaronder Otto Graaf van Buhlo, terwijl de overigen zich met de vlucht redden; doch de Paltsgraaf zelf werd gevangen genomen en naar Utrecht gebracht. Botter heeft waarschijnlijk de Bottersloot gegraven, welke van de Vlist naar Schoonhoven loopt; althans de 12e juni 1119 ontving hij, waarschijnlijk als beloning, van de bisschop een stuk land, om des te gemakkelijker te komen uit de Lek naar Haastrecht. Overtoom De Bottersloot wordt nu Botersloot genoemd. Uit het voorgaande kunnen we opmaken, dat de Botersloot vroeger mogelijk in open verbinding stond met de Lek. Maar zeker met het graven van de stadsgracht en de aanleg van de singels is deze verbinding onderbroken. Ook is er door de inklinking van de polder een peil-verschil ontstaan tussen de gracht en de Botersloot. De reden waarom de Botersloot is gegraven is tot in de 19e eeuw blijven bestaan. Scheepjes uit de polder moesten dus op een of andere manier vanuit de Botersloot over de Singel in de gracht. Dit werd opgelost met een zogenaamde overtoom. Een overtoom is een installatie waarbij een schip over land van het ene in het andere water wordt getrokken. Een overtoom bestond vaak uit een helling met daarop balken die met vet ingesmeerd waren. Met behulp van een takel, opgehangen boven het hoogste punt van de overtoom, werd het schip uit het water getrokken en met paarden over de balken naar een ander water verplaatst. Herberg Bij een overtoom was vaak een herberg met een paardenstal. Ook in Schoon54
hoven was dat het geval. De herberg staat er nog. Oudere Schoonhovenaren kennen die als de Stadsherberg. Nu staat deze bekend onder de naam Eetcafé Bestek. We zien daar aan het eind van de Botersloot een verbreding waar de scheepjes konden afmeren om te wachten op hun beurt om over de Singel gesleept te worden. Het is nu ook duidelijk waarom er op deze plek een herberg was. De Schippers, die op hun beurt moesten wachten zullen daar zeker op z’n tijd een borrel hebben gepakt. Ook kwam het voor dat een schipper te laat was om de stad in te mogen. Dan kon hij overnachten in deze herberg. Speeltuin Toen aan het eind van de 19e eeuw het vervoer veranderde, er kwamen treinen en auto’s, nam het belang van de overtoom af. De herbergiers zochten naar een aanvulling op hun slinkende inkomen. Een herberg aan het water aan de rand van de stad bood mogelijkheden voor recreatie. Bij heel veel van deze herbergen werd een speeltuin aangelegd. Ook in Schoonhoven waar de familie Muilwijk achter de Stadsherberg een kleine speeltuin realiseerde, met wat schommels een wip en een eenvoudige draaimolen. Natuurlijk kon je de kinderen geen borrel voorzetten. Die kregen een glas melk. En omdat er een paardenstal was en men vroeger ook paarden melkte, was dit meestal
paardenmelk. Paardenmelk is zoet en om het nog zoeter te maken, gingen er brokken kandijsuiker in.Vandaar het kinderliedje: Schuitje varen, theetje drinken, Varen we naar de Overtoom. Drinken er zoete melk met room. Zoete melk met brokken, Kindje mag niet jokken. In dit liedje wordt kinderen voorgehouden dat, wanneer zij niet jokken, zij naar de speeltuin mogen en daar getrakteerd worden op iets lekkers. Nu is dit niet een typisch Schoonhovens liedje. Maar er was een overtoom, er stond een herberg met een paardenstal en er was een speeltuin. Dus ook in de Schoonhovense Stadsherberg zal er zoete melk met room en brokken zijn geschonken. De paarden, en de overtoom zijn verdwenen en in Schoonhoven heeft de speeltuin plaatsgemaakt voor het parkeerterrein van de discotheek Babbels, welke op de plaats staat van de vroegere paardenstal. Maar de eeuwenoude herberg staat er nog als Eetcafé Bestek. Met een voortreffelijke kaart, waar helaas geen zoete melk met brokken meer op voor komt. Toch is het zeker de moeite waard om dit eetcafé eens te bezoeken, waar nu de kok Per Boerefijn, bekend als winnaar van de AD restaurantprijs de Gouden Pollepel, in de keuken staat. Door Ad de Vaal
Het leven in Schoonhoven
Om de nummers goed te bewaren verschijnt er een VERZAMELBOX De verzamelbox kost € 12,50.
Onder de titel Het leven in Schoonhoven verschijnen twaalf themanummers waarin het leven in Schoonhoven wordt belicht. De serie bestaat uit de volgende thema’s:
NUMMER
THEMA
01 (februari)
Garnizoensstad (978 90 76940 74 8)
02 (maart)
Eten en drinken (978 90 76940 81 6)
03 (april)
Middenstand (978 90 76940 82 3)
04 (mei)
Zilver (978 90 76940 83 0)
05 (juni)
Cultuur (978 90 76940 87 8)
06 (juli)
Geloof (978 90 76940 86 1)
07 (augustus)
Sport (978 90 76940 85 4)
08 (september) Monumenten (978 90 76940 90 8) 09 (oktober)
Wonen en werken (978 90 76940 88 5)
10 (november) Onderwijs en welzijn (978 90 76940 89 2) 11 (december) Geld en notariaat (978 90 76940 84 7) 12 (januari)
Feest (978 90 76940 91 5)
↓ Afbeelding uit volgend nummer Middenstand in Schoonhoven. Drogisterij Elsenaar, Links op de foto Dhr. Elsenaar rechts z'n dochter mw. Tóth-Elsenaar.
55
Op de televisie is het een genot om naar het bereiden van prachtige en smaakvolle gerechten te kijken. In ieder maand- , week- of dagblad is wel een kookrubriek opgenomen. De aandacht voor ‘vergeten’ groente is weer terug. We weten weer wat pastinaak, hete bliksem of raasdonders zijn. De gedrukte media, talloze workshops en programma’s als ‘wie is de chef ’ hebben ervoor gezorgd dat eten ‘in’ is. Maar het moet wel snel. Het liefst binnen een kwartier! Want we hebben het druk. Logisch dat er geen tijd meer is voor sudderlapjes, zoals vroeger, want vier uur pruttelen daar hebben geen tijd voor.
Naarmate het zware werk lichter werd, brachten verse groenten en kruiden uit eigen tuin variatie in de keuken. Beetje dille erbij, toefje tijm. Even smoren, dan de pollepel aan de lippen ... mmm ... nog een beetje peper, een laurierblaadje, iets kervel, wat koriander. We werden keukenprinsessen (-prinsen), maaltijden creaties en eten werd een cultuur. In die goeie ouwe tijd werden overigens ook de lekkerste bieren gebrouwen en de beste jenevers gestookt. Niet voor niets zijn de meeste, huidige biersoorten en jonge klare’s op eeuwenoude mengsels gestoeld. Toen zorgden natuurlijke processen voor gisting en rijping, en dus voor smaak en geur waarmee men elkaar nu nog de loef afsteekt.