KWARTAALINFORMATIE Jeugdzorg Zuid-Holland 2014 2e kwartaal versie 1/9/14
1 Inleiding Op grond van de Wet op de jeugdzorg (2005) is de provincie verantwoordelijk voor de planning en financiering van de geïndiceerde jeugdzorg. Bureau jeugdzorg (BJZ) neemt indicatiebesluiten; een dient met een indicatie heeft recht op jeugdzorg. De provincie is wettelijk verplicht ervoor te zorgen, dat een cliënt met een indicatie zijn aanspraak op jeugdzorg tot gelding kan brengen bij een jeugdzorgaanbieder. De provincie subsidieert BJZ en de zorgaanbieders in Zuid-Holland excl. de stadsregio's Haaglanden en Rotterdam. De provincie dient te zorgen voor voldoende zorgaanbod voor de cliënten met een Indicatie. Als in een bepaalde periode het aantal te behandelen cliënten groter is dan het aantal behandelde cliënten, dan ontstaat er een wachtlijst. De Kwartaalinformatie is de monitor van de provinciale jeugdzorg. Deze Kwartaailnformatle 2014 Q2 bevat geen yaarcijfers voor 2014, omdat op basis van cijfers van het eerste en tweede kwartaal geen realistische prognoses voor een heel jaar kunnen worden gemaakt. Sinds 2011 kan ambulante zorg worden verleend zonder indicatiebesluit. Deze zorg wordt geleverd door de provinciale zorgaanbieders en gefinancierd door de provincie. De gegevens over de cliënten ambulante zorg zonder indicatie zijn verwerkt In deze Kwartaalinformatie 2014 Q2. De tabellen met de cijfers en de grafieken, waarnaar in de tekst wordt verwezen, zijn opgenomenIn de Bijlage. 2 Kwartaalcijfers De kwartaalcijfers hebben betrekking op cliënten met een indicatie voor jeugdzorg en cliënten ambulante zorg zonder indicatie. De cliënten ambulante zorg zonder indicatie worden opgeteld bij de cliënten geïndiceerde zorg. In het tweede kwartaal 2014 is het aantal nieuwecliënten gedaald ten opzichte van het voorgaande kwartaal (tabellen 1 en 2). De instroom van cliënten voor wie de behandeling is gestart, is eveneens gedaald ten opzichte van de instroom in het eerste kwartaal 2014. Zowel het aantal cliënten met indicatie als het aantal cliënten ambulante zorg zonder indicatie zijn afgenomen. Tenslotte is ook de wachtlijst gedaald als gevolg van een geringer aantal nieuwe cliënten. De cijfers voor het tweede kwartaal kunnen worden vergeleken met de gemiddelde cijfers per kwartaal in 2013. Het aantal nieuwe cliënten in het tweedekwartaal 2014 was lager dan het gemiddelde aantal nieuwe cliënten per kwartaal in 2013 (tabel 3). De instroom in het tweede kwartaal 2014 was echter hoger dan de gemiddelde Instroom per kwartaal in 2013. Dit verschil kan worden verklaard uit het grote aantal cliënten ambulante zorg zonder indicatie in 2014 vergeleken met 2013. De hoge instroom heeft geleid tot een lagere wachtlijst. 3 Ambulante zorg met en zonder Indicatie Op grond van het Afsprakenkader jeugdzorg Rijk-IPO 2010-2011 en het provinciale Uitvoeringsprogramma jeugdzorg 2014 kan ambulante zorg zonder Indicatie maar met tussenkomst van BJZ worden verleend, ook bekend als ambulante jeugdzorg op verwijzing (AJOV). Het doel hiervan is, het gebruik van zware, geïndiceerde zorg te verminderen en tevens vooruit te lopen op de transitie van de jeugdzorg naar gemeenten. De verwijzing kan sneller worden afgehandeld dan een reguliere indicatiestelling en de cliënt ontvangt een lichter zorgprogramma dan cliënten ambulante zorg mèt een indicatie. Verwijzing en zorg vinden plaats bij een provinciale zorgaanbieder en worden gefinancierd uit het provinciale jeugdzorgbudget.
De invoering van de ambulante zorg zonder indicatie heeft invloed op de ambulante zorg met indicatie. Het aantal nieuwe cliënten ambulante zorg zonder indicatie is sinds 2011 toegenomen, vooral in 2013 en 2014 (tabel 4). Het aantal cliënten ambulante zorg met indicatie isechter gedaaid in dezeifde periode. Er is een statistisch verband tussen het toegenomen aantai nieuwe ciiënten ambuiante zorg zonder indicatie en het afgenomen aantal nieuwe cliënten ambulant met indicatie (negatieve correlatie: -0,65 op een schaal van -1,00 tot + 1,00). De invoering van ambulante zorg zonder indicatie heeft invloed op de wachtlijst. Er is een statistisch verband tussende toename van het aantal nieuwe cliënten ambulante zorg zonder indicatie en de daling vande wachtlijst van cliënten ambulante zorg met indicatie (negatieve correlatie: -0,54 op een schaal van-1.00 tot + 1,00). Sinds 2011, maar vooral in 2013 en 2014, vindt er dus een verschuiving plaats van ambulante zorg met indicatie naar ambulante zorg zonder indicatie. Hierdoor is de instroom toegenomen. Het gevolg is, dat de wachtlijsten zijn gedaald. Het totaal aantal nieuwe cliënten ambulante zorg is niet wezenlijk veranderd en vertoont een lichte stijging. 4 Wachtlijsten wegens capaciteitsgebrek Tijdens het bestuurlijk overleg PZH-PSJ op 6/12/13 is afgesproken, dat de zorgaanbieders ervoor zorgen dat er per 1/7/14 geen cliënten ambulante zorg, deeltijdzorg en pleegzorg zijn die langer dan 9 weken wachten wegens capaciteitsgebrek. Matchingsproblemen in de pleegzorg dienen zoveel mogelijk te worden beperkt. De provincie heeft hiervoor extra subsidie toegekend aan de zorgaanbieders. De wachtlijsten hebben betrekking op cliënten met indicatie. BJZ heeft Inmiddels gerapporteerd over de maatregelen die zijn genomen om het aantal wachtenden wegens capaciteitsgebrek terug te dringen en over het effect van deze maatregelen. De maatregelen van BJZ en de zorgaanbieders waren vooral gericht op efficiëntere werkprocessen, betere registratie en administratie en vergroting van samenwerking en afstemming binnen en tussen organisaties De wachtlijst wegens capaciteitsgebrek is voor deeltijdzorg en pleegzorg verdwenen en voor ambulante zorg gereduceerd tot 2 ciiënten (tabel 5). Eén cliënt kon in juni niet deelnemen aan een training wegens vervoersproblemen en heeft zelf besloten te wachten tot de volgende training in september. Deze cliënt ontvangt casemanagement. De tweede cliënt wacht wegens een administratieve vergissing bij de zorgaanbieder. Deze cliënt wordt begeleid door een gezinsvoogd.
5 Wachtlijsten bruto-netto In het Afsprakenkader jeugdzorg Rijk-IPO 2010-2011 was opgenomen dat de wachtlijst van cliënten met indicatie die langer dan 9 weken wachten op de start van de behandeling, zou worden beperkt. Er werd onderscheid gemaakt tussen bruto-wachtenden, die wachten op uitvoering van de hoofdaanspraak van het indicatiebesluit, en netto-wachtenden, voor wie nog geen enkele zorgaanspraak wordt uitgevoerd. Inmiddels is deze wachtlijstuitvraag opgenomen in het Landelijk Rapportageformat 2011, waarmee de provincies ieder kwartaal beleidsinformatie leveren aan de ministeries van VWS en VenJ. Eén keer per jaar worden de cijfers wachtenden bruto/ netto geleverd, met peildatum 1 juli. Op 1/7/14 omvatte de wachtlijst > 9 wkn 114 bruto wachtenden en 58 netto wachtenden, inclusief de wachtenden bij de landelijk werkende instellingen voor jeugdzorg (tabel 6). Het aantal wachtenden is gedaald ten opzichte van het voorgaande kwartaal. Op 1/4/14 waren er 137 bruto wachtenden en 116 netto wachtenden. 6 Doorlooptijd indicatiestelling In de provinciale begroting 2014 zijn twee prestatie-indicatoren opgenomen voor de doorlooptijd van de indicatiestelling: -4.3.2.1: "Percentage waarbij indicatiestelling binnen 77 dagen plaatsvindt"; norm 2014: 90% -4.3.2.2: "Gemiddeld aantal dagen doorlooptijd van aanmelding naar indicatiestelling"; norm 2014: 60 dagen.
In het tweede kwartaal van 2014 is 79 % van deindicatiebesluiten genomen binnen de termijn van 77 dagen (tabel 7). De gemiddelde doorlooptijd t>edroeg 46 dagen. In 2013 is gemiddeld 78% van de indicatiet>esluiten genomen binnen 77 dagen en was de gemiddelde doorlooptijd 47dagen.
7 Financiën In het Uitvoeringprogramma jeugdzorg 2014 en de provinciale Begroting 2014 is opgenomen dat de provincie streeft naar een verschil tussen vraag en aanbod (te behandelen resp. behandeldecliënten per kalenderjaar) van max. 5%. Als de omvang van de aantallen nieuwe cliënten en de instroom van de eerste twee kwartalen behouden blijft in 2014,dan is de kans groot dat het verschil tussen vraag en aanbod binnen de marge van 5% blijft.
BIJLAGE: tabellen en grafieken
Tabel 1 Nieuwe cliënten, wachtenden, instroom en uitstroom 2011'2014, per kwartaal 2012 20132011g
ê
Er
2014
Nwe cliënten
1717
758
739
65(
851
718
713
661
713
695
659
63|
778
Wachtenden
•127
167
237
13f
178
226
215
122
142
153
156
113
57
instroom
•678
698
774
74f
933
709
692
783
821
766
765
iel 7ol
1013
801
Uitstroom
• 673
697
639
6i;
624
675
666
643
656
554
671
631
640
626
625
Nieuwe cliënten: ontvangen eerste indicaties + verwijzing^ ambulant zonder indicatie (AZI) Wachtenden: cliënten met indicatie, langer dan 9 weken wachtend op start uitvoering eerste zorgaanspraak Instroom/uitstroom AZI 2011 en 2012 geschat ogv. instroom AZI 2013 (^v. procentuele vertiouding verwijzingen AZI 2011, 2012 lov. 2013 Instroom/uitstroom per kwartaal: jaarcijfer / 4 Nieuwe cliënten, wachtenden en instroom 2011-2014, per kwartaal
»Nwe cliënten •Wachtenden •Instroom
2012
201^ 2
3
4'
1
2
3
4
T' ^ 1 1 745
2014 2
3
1!
1
2 480
Nwe cliënten
703
744
725
684
679
627 \ 635
617
581
5S| 1
602
127
167
237
63t 13ff
817
Wachtenden
178
226
215
122
153
156
iJ
113
57
Instroom
664
684
760
73i
900
676
659
750
690
689
837
656
614
665
656
633
531
648
6J I
Uitstroom
-gil
Lg22-
Nieuwe cliënten: ontvangen eerste indicaties Wachtenden: cliënten met indicatie, langer dan 9 weken wachtend op start uitvoering eerste zorgaanspraak AZI: ambulante zorg zonder indicatie
eJ 1 551
558
Nieuwe cliënten, wachtenden en instroom 2011-2014, per kw artaal, excL AZI 1200 1000 800 600
•Nwe diënten
400
> Wachtenden
200
• Instroom
O 2011
2012
2013
2014
Tabel 3 Nieuwe cliënten en instroom gemiddeld per kwartaal 2013-2014 2013
2014
Qgem
Q2
Nwe cilenten
674
625
Instroom
765
801
2011
4
2012 2
3
4
1
2
3
4
1
2
370. 496
445
431
394
368
344
341
352
370
294
34
34
34
78
78
78
78
176
145
465
428
446
422
419
430
546
439
442
540
517
510
469
448
621
494
33
76
76
76
76
176
145
586
545
524
797
639
105
105
112
80
33
2
3
Nwe cliënten IB
410
425
441
Nwe cliënten AZI
14
14
14
Nwe cliënten IB+AZI
424
439
455
384
530
479
Instroom IB
427
470
511
486
626
387
Instroom AZI
14
14
14
14
33
33
33
441
483
525
500
659
420
475
78
115
153
95
128
149
159
Instroom IB+AZI Wachtenden
2014
2013
1
1
14.
34
573 ,,;'593 70
77
IB: diënten met indicatiebesluit AZI: cliënten ambulante zorg zonder indicatie, maar met tussenkc^st van BJZ Wachtenden: cliënten met Indicatie, langer dan 9 weken wachtend op start uitvoering eerste zorgaanspraak Instrown AZI 2011 en 2012 geschat ogv. Instroom AZI 2013 dmv. procentuele verhouding verwijzingen AZI 2011,2012tov. 2013 Nieuwe diënten/instroom per kwartaal: schatting: jaardjfer / 4 Nieuwe diënten AZI 2014 Q1 = instroom AZI 2014 Ql
Nieuwe cliënten ambulante zorg met en zonder indicatie 2011-2014, per kwartaal
>Nwe diënten 18 >Nwe diënten AZI
Tabel 5 Wachtende cliënten per zorgvorm per reden 2014
Q| Ambulant Deeltijd Residentieel
Q2
Totaal: Gap
Cap
CSR
63
17
8c|
1
2
J
14
5
lJ
2 6
Pleegzorg Totaal
8
CSR
Totaal
31
33
5
5
12
18
1
1
49
57
Exd. wachtenden bij landelijk werkende instellingen Cap: wachtend wegens capaciteitsgebrek CSR: wachtend wegens cliëntspecifieke redenen (op eigen verzoek, of onmogelijk zorg te verzilveren op peildatum)
ZA
LWI
Totaal
Bruto
113
1
114
Netto
57
1
58
2A. regionale zorgaanbieders LWI: landelijk werkende instellingen Bruto: cliënten wachtend op uitvoering van hoofózorgaanspraak Netto: cliënten wachtend op uitvo^ng van enige zorgaanspraak NB. excl. cliënten ambulante zorg zonder indicatie
Tabel 7 Doorlooptijd aanmelding-indicatie jeugdzorg 2012-2014, per kwartaal m2tNJ 2013 Genl
1
2
3
4
2
3
4
Gem
1
77
73
72
76
7J
1
% <77 dgn.
81
76
77
77
78
79
79
79
Gem. dgn.
49
55
57
50
5'
47
47
46
48
47
46
46
46
% 77 dgn: percentage eerste indicaties met dooriooptijd < 77 dgn Gem. dgn.: gemiddelde dooriooptijd aanmelding - eerste indicatie in kalenderdagen
2
Gem