Provinciale Staten
Gedeputeerde belast met behandeling:
Onderwerp:
Wiersma, M.
Vergadering PS: Nr: Agenda nr: Vergadering GS: Nr:
RMW-020 21 augustus 2007 RMW0709701/13
Kadernota Energie- en Klimaatbeleid 2008 - 2012 VOORSTEL
Aan de Provinciale Staten van Zeeland
statenstukken
Samenvatting: De kadernota Energie- en Klimaatbeleid schetst op hoofdlijnen de uitgangspunten voor de inzet van de provincie op het energiebeleid. De basis hiervoor is opgenomen in een verkennende notitie waarin een analyse is opgenomen van de relevantie voor Zeeland van de landelijke transitiepaden. De kadernota gaat in op geldende beleids- en uitvoeringskaders. Verder worden de visie en de beleidsdoelen geformuleerd van het provinciaal bestuur op de aanpak van het energie- en klimaatprobleem in een regionale context. Er wordt stilgestaan bij de mogelijkheden van beïnvloeding die de provincie heeft en de middelen die daarvoor worden ingezet. Er wordt een opsomming van thema's gegeven, die in de Zeeuwse context als zinvol en kansrijk worden aangemerkt. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in maatregelen die relevant zijn voor het leveren van een evenredige bijdrage aan de nationale doelstellingen op de korte termijn en thema's die relevant zijn voor Zeeland in het streven naar een duurzame transitie. De op te stellen Strategienota Energie vormt de uitwerking van de Kadernota Energie en Klimaatbeleid en zal in grote lijnen de kaders voor ons provinciaal energie- en klimaatbeleid, de ambitie van onze provincie en de visie op onze eigen rol en een kwantitatieve analyse van de te bereiken doelstellingen bevatten. Wat willen we bereiken? In een strategienota Energie willen we de ambitie en de rol van de provincie op het brede energiedossier vastleggen, waarbij enerzijds wordt bijgedragen aan een reductie van CO2 en anderzijds een bijdrage geleverd wordt aan het versterken van de Zeeuwse economie. Op het gebied van verduurzaming van de energievoorziening kiest Zeeland voor een evenredige bijdrage aan de landelijke doelstelling. Voor de invulling mikt de provincie, qua maatregelen op een aantal speerpunten, die passen bij de geografische ligging. Voor deze speerpunten streven wij naar excellentie en een hoge ambitie. In de uitvoering ligt de nadruk op het ondersteunen van partijen die bereid zijn speerpuntmaatregelen te nemen, die [voldoende] bijdragen aan de evenredige Zeeuwse bijdrage. Voor zover kansen niet worden opgepakt zullen wij ons inspannen om partijen op het spoor te zetten. Tenslotte staat in het gesloten regeringsakkoord energie als speerpunt. De ambitie is dat Nederland grote stappen neemt in de transitie naar één van de duurzaamste en efficiëntste energievoorzieningen in Europa. Hiervoor wordt oplopend tot 2011 € 500 miljoen vrijgemaakt. In de vorm van een project Energietransitie wordt door het rijk regie gevoerd met bedrijfsleven, kennisinstellingen, overheden en maatschappelijke organisaties. Wij zullen er naar streven om zoveel mogelijk aan te sluiten en zo mogelijk gebruik van te maken. Waaraan kunnen we zien of alles bereikt is? De provincie heeft een evenredige bijdrage geleverd aan de noodzakelijke CO2-reductie van de afgesproken landelijke lange termijn doelstellingen. Het energiebeleid heeft substantiële werkgelegenheid gegenereerd, het bedrijfsleven heeft nieuwe markten veroverd en het kennis- en innovatie potentieel in Zeeland is versterkt.
Onderwerp:
Kadernota Energie- en Klimaatbeleid 2008 - 2012
Wat doen we daarvoor? In de Strategienota Energie zullen wij de ambities op het gebied van duurzame energie en de emissiereductie van broeikasgassen zoveel mogelijk kwantificeren en zullen wij een keuze maken voor een monitoringsysteem. Bij de totstandkoming van de Strategienota Energie worden belangrijke Zeeuwse maatschappelijke partners geconsulteerd over de voorwaarden, waaraan onze beleidsuitvoering zou moeten voldoen. Tevens zullen wij de mogelijkheden om aansluiting te krijgen bij maatregelen en initiatieven van hun zijde, waar mogelijk, versterken. Ook zullen wij inzetten op een aantal voor Zeeland kansrijke energie-transitiepaden, dit in samenwerking met andere overheden, het bedrijfsleven, de energiesector en andere relevante partners. Wat mag het kosten? Voor de uitvoering van het energie- en klimaatbeleid reserveren wij de komende vier jaar een bedrag van jaarlijks € 382.400,-, waarvan € 300.000,- beschikbaar is voor projectondersteuning en € 82.400,- voor uitbreiding van ons provinciale apparaat. Daarboven zullen wij goede projecten ondersteunen vanuit de co-financiering aan fondsen als Pieken in de Delta, Interreg IV en de structuurfondsen doelstellig 2 gebieden. Voor het bevorderen van bewustwording en samenwerking denken wij aan het fonds "Leren voor duurzaamheid". Wij stellen u voor te besluiten overeenkomstig bijgevoegd ontwerp-besluit.
gedeputeerde staten, Drs. K.M.H. Peijs, voorzitter, Mr. Drs. L.J.M. Verdult, secretaris.
Ontwerp-besluit De staten der provincie Zeeland, gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten van 28 augustus 2007, nr. RMW0709701/13; b e s l u i t e n : 1. Kennis te nemen van de verkenningsnotitie "Zeeland in momentum"; 2. Kennis te nemen van het advies PCO; 3. De Kadernota Energie- en Klimaatbeleid vast te stellen als richtinggevend voor de op te stellen Strategienota Energie met bijbehorend actieprogramma.
Kadernota energie- en klimaatbeleid 2008–2012
Kadernota energie- en klimaatbeleid 2008 – 2012 Concept 21 augustus 2007
1
Kadernota energie- en klimaatbeleid 2008–2012 Inhoudsopgave Hoofdstuk
bladzijde
1. Achtergrond 2. Beleids- en uitvoeringskaders 3. Visie en beleidsdoelen ten aanzien van het energie- en klimaatprobleem 3.1 Regionale invalshoek 3.2 Voor de lange termijn: aansluiten bij de energietransitie 3.3 Elektriciteitsproductie 4. Rol van de Provincie en in te zetten middelen 5. Speerpunten 6. Consultatie van maatschappelijke partners
2
3 4 6 6 7 7 8 9 10
Kadernota energie- en klimaatbeleid 2008–2012
1. Achtergrond Energie houdt de samenleving draaiende. De laatste tijd worden we echter geconfronteerd met beperkingen op het gebied van beschikbaarheid en oplopende prijzen. Het stijgende gebruik van fossiele brandstoffen in de wereld lijkt bovendien effect te hebben op het klimaat. Een robuuste, betaalbare en maatschappelijk verantwoorde energievoorziening is een belangrijke voorwaarde voor vrijwel alle bedrijven en maatschappelijke organisaties in de Provincie Zeeland. Zorg om de toename van concentratie aan broeikasgassen in de atmosfeer en de gevolgen die dit kan hebben op het klimaat vormt het vertrekpunt voor een Strategienota energie en klimaatbeleid 2008 – 2012. Deze nota is gericht op het voorkómen van een toename van de concentratie aan broeikasgassen in de atmosfeer en gaat niet in op de gevolgen van klimaatverandering en de maatregelen die daartegen genomen kunnen worden. De actie die de Provincie voor ogen staat wordt gevormd door een mix van maatregelen die op korte termijn tot een bepaald resultaat leiden en maatregelen die meer gericht zijn op een transitie naar een duurzame energievoorziening. Voor de korte termijn (zichthorizon 2010 en 2020) ligt er een uitdaging om als Provincie een bijdrage te leveren aan een ambitieuze nationale doelstelling. Voor de duurzame transitie geldt een zichtperiode tot 2050 met een nog verdergaande ambitie. Het helpen oplossen van knelpunten vanuit een welbegrepen regionaal belang biedt kansen voor het Zeeuwse bedrijfsleven en kan bij de duurzame transitie een belangrijke rol spelen bij het tot stand komen van nieuwe markten. Daarbij hoort een ondersteunend, voorwaarde scheppend beleid met aandacht voor opleiding, technologieontwikkeling en innovatie. De Provincie Zeeland voert al jaren een beleid gericht op het verduurzamen van haar energievoorziening. Het thema energie is daarmee samen met haar economische, sociale en milieukundige raakvlakken uitgegroeid tot een uitermate breed dossier. Tegen deze achtergrond is een sterke behoefte ontstaan aan een integrale Strategienota energie en klimaat, waarin niet alleen een visie van de Provincie is verwoord, maar waarin ook gekwantificeerde doelstellingen zijn opgenomen en waarin concrete maatregelen worden opgesomd, die de Provincie op zich zal nemen om de energie- en klimaatproblemen op een regionale schaal aan te pakken. De Kadernota gaat in op geldende beleids- en uitvoeringskaders. Verder worden de visie en de beleidsdoelen geformuleerd van het provinciaal bestuur op de aanpak van het energie- en klimaatprobleem in een regionale context. Er wordt stilgestaan bij de mogelijkheden van beïnvloeding die de Provincie heeft en de bevoegdheden en middelen die daarvoor worden ingezet. Er wordt een opsomming van speerpuntthema’s gegeven, die in de Zeeuwse context als zinvol en kansrijk worden beschouwd. Bij de totstandkoming van de Strategienota worden de belangrijkste maatschappelijke partners van de Provincie geconsulteerd over hun eigen rol en ambities op het gebied van duurzame energie en energiebesparing en de stimulerende en faciliterende rol van de Provincie.
3
Kadernota energie- en klimaatbeleid 2008–2012
2. Beleids- en uitvoeringskaders Wat betreft de klimaatdoelstellingen kan onderscheid worden gemaakt in maatregelen, die zijn gericht op het relatief eenvoudig bereiken van energiebesparing en de inzet van duurzame bronnen op korte termijn (laaghangend fruit) en maatregelen, die meer zijn gericht op een duurzame transitie: • Voor de korte termijn wordt gemikt op projecten die de bestaande bedrijfssytemen niet wezenlijk aantasten en/of gemakkelijk naast bestaande systemen kunnen bestaan. • Bij een duurzame transitie wordt gemikt op een continu en langdurig dynamisch proces, waarbij overheid, bedrijfsleven, kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties gezamenlijk toewerken naar verdergaande intrinsiek duurzame bedrijfssystemen. Hierbij speelt innovatie een belangrijke rol. Voor de korte termijn is de blik gericht op energiebesparing en de inzet van duurzame energie. Hierbij gaat het vooral om de volgende nationale doelstellingen: 6% emissiereductie van broeikasgassen in 2008-2012 ten opzichte van 1990 (Kyotodoelstelling) en 10% duurzame energie in 2020. Voor de middenlange en lange termijn gaat het om een transitie naar een duurzame energiehuishouding. Het in juli 2006 gepresenteerde Transitie Actie Plan van de Taskforce Energietransitie geeft daarvoor de richting aan. In het recent gesloten coalitieakkoord van het kabinet is de ambitie opgenomen dat Nederland de komende kabinetsperiode grote stappen neemt in de transitie naar één van de duurzaamste en efficiëntste energievoorzieningen in Europa in 2020. Het streven is een energiebesparing van 2% per jaar, een verhoging van het aandeel duurzame energie tot 20% in 2020 en een reductie van de uitstoot van broeikasgassen, bij voorkeur in Europees verband, van 30% in 2020 ten opzichte van 1990. De uitstoot van broeikasgassen moet rond 2050 met 60-80% omlaag. De rijksoverheid heeft in het coalitieakkoord aangekondigd dat het bereiken van de gestelde doelen zal worden ondersteund met subsidie op duurzaam opgewekte elektriciteit, waarmee de concurrentieachterstand, die duurzame vormen van energie hebben ten opzichte van de traditionele vormen van energievoorziening, worden weggenomen. Verder worden er door de rijksoverheid verschillende andere middelen ingezet om het bereiken van de klimaatdoelstellingen op zowel korte als lange termijn te ondersteunen. In het Convenant Kerncentrale Borssele, dat door de rijksoverheid is gesloten met NV EPZ, Delta Energy BV en Essent energie BV, is afgesproken dat de huidige kerncentrale van EPZ open blijft tot uiterlijk 2033 en dat de rijksoverheid € 250 mln. en Essent en Delta ieder € 125 mln. zullen investeren in de verduurzaming van de energievoorziening. Delta werkt aan het opstellen van een shortlist van projecten met een omvang van ca. € 100 mln. De verwachting is dat eind 2008 de shortlist definitief kan worden vastgesteld. Er zal verder € 25 mln. beschikbaar worden gesteld voor een duurzaam fonds, dat vooral bestemd is voor het ondersteunen van technieken die nog niet marktrijp zijn. Essent stelt een zelfde bedrag voor het duurzame fonds beschikbaar. In het regeringsakkoord is verder afgesproken dat er deze kabinetsperiode geen besluit zal worden genomen over de bouw van een nieuwe kerncentrale. Het energiebeleid van de Provincie Zeeland is vastgelegd in het Provinciaal Sociaal Economisch Beleidsplan 2005-2008 Ruimte maken voor kansen (PSEB) en het Integraal Omgevingsplan Zeeland 2006-2012 (IOP). Voor bovenregionale milieuthema’s, zoals het beleid gericht op de reductie van broeikasgassen, is het beleid in het IOP gericht op het leveren van een evenredige bijdrage aan de Europese en landelijke doelstellingen. Het nationale klimaatbeleid is uitermate ambitieus; het als Zeeland leveren van een evenredige bijdrage hieraan kan dus worden opgevat als een enorme opdracht, waarvoor een forse inspanning noodzakelijk is. Een evenredige bijdrage vraagt echter om enige toelichting: De uitstoot van broeikasgassen is afkomstig van verschillende doelgroepen. In Zeeland wordt het totale energiegebruik en de daarmee samenhangende uitstoot van broeikasgassen sterk gedomineerd door een beperkt aantal energie4
Kadernota energie- en klimaatbeleid 2008–2012 intensieve bedrijven, die meedoen met het internationale systeem van emissiehandel. De bijdrage van deze bedrijven aan de doelstellingen van het Kyotoprotocol wordt op een bovenprovinciaal schaalniveau beoordeeld en gemonitoord. Dit pleit ervoor om voor de evenredige bijdrage twee aparte doelstellingen te hanteren, een getal inclusief de grote bedrijven en een getal exclusief de grote bedrijven. In de Strategienota zullen de ambities op het gebied van duurzame energie en de verlaging van de uitstoot van broeikasgassen worden gekwantificeerd en zal een keuze worden bepaald voor een monitoring-systeem. Daarbij zal worden aangesloten bij de bestaande landelijke systematiek en de bestaande vormen van monitoring die in andere Provincies worden gehanteerd. De hoofddoelstelling van het PSEB is het streven naar een evenwichtige groei en een duurzame ontwikkeling van de Zeeuwse economie. De Strategienota zal ingaan op de kansen die er zijn op het gebied van innovatieve, energie-gerelateerde bedrijvigheid in Zeeland en dient op haar beurt als input voor het nieuwe provinciale sociale economische beleid.
5
Kadernota energie- en klimaatbeleid 2008–2012
3. Visie en beleidsdoelen ten aanzien van het energie- en klimaatprobleem 3.1
Regionale invalshoek
De Provincie Zeeland is als laaggelegen kustprovincie relatief gevoelig voor de gevolgen van een grotere waterafvoer via de rivieren en zeespiegelstijging. Het gevoel van urgentie dat daarmee samenhangt, veronderstelt een meer dan gemiddeld gevoel van verantwoordelijkheid voor het voorkómen van klimaatverandering. Vanuit een meer dan gemiddeld gevoel van verantwoordelijkheid voor het voorkómen van klimaatverandering, wil de Provincie een voorbeeldfunctie vervullen voor andere Provincies en regio’s en wel door optimaal gebruik maken van de kansen die de geografische ligging biedt. De geografische ligging kenmerkt zich door de aanwezigheid van relatief veel zon, wind en water en een delta met veel natuurlijke waterstroming. Hiermee kunnen kansen worden benut op het gebied van duurzame energie. Verder zijn er zeehavens, bedrijventerreinen voor zware industrie en open agrarische ruimte, waarmee voorwaarden aanwezig zijn voor diverse activiteiten in de biobrandstoffen keten. De betrekkelijke nabijheid van een vooruitstrevend Vlaams achterland biedt mogelijkheden voor samenwerking met universiteiten en bedrijfsleven op het gebied van innovatie en ontwikkeling. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de thema’s die in de regionale context als kansrijk worden beschouwd. De Provincie Zeeland kiest voor het leveren van een evenredige bijdrage aan de nationale doelstelling op het gebied van duurzame energie en de uitstoot van broeikasgassen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen een doelstelling inclusief de bedrijven die meedoen met de emissiehandel en een doelstelling exclusief deze bedrijven. Qua strategische invulling van bovengenoemde ambitie mikt de Provincie op een aantal speerpunten, die passen bij de geografische ligging. Voor deze speerpunten streeft de Provincie naar excellentie en een hoge ambitie. In de uitvoering ligt de nadruk op het ondersteunen van partijen die bereid zijn speerpuntmaatregelen te nemen, die (voldoende) bijdragen aan het bereiken van de evenredige bijdrage. Voor zover kansen niet worden opgepakt zal de Provincie zich inspannen om partijen op het spoor te zetten. De Provincie Zeeland is van mening dat de keuze voor verduurzaming een belangrijke voorwaarde is voor een gezonde en toekomstgerichte economische ontwikkeling. De Provincie wil graag gastheer zijn en blijven voor de energie-intensieve internationale bedrijven. Ze verwacht echter van de bedrijven dat zij zich zullen ontwikkelen in de richting van steeds verdergaande verduurzaming. De Provincie zal op verschillende manieren een bijdrage leveren aan de voorwaarden voor een duurzame ontwikkeling. Verder zal de Provincie zich inspannen activiteiten en bedrijven aan te trekken die verder invulling geven aan de verduurzaming van de regio.
Visie:
leveren van een evenredige bijdrage aan de nationale doelstellingen
Strategie:
hoge ambitie op het gebied van speerpunten die afgeleid zijn van de geografische ligging
Uitvoering:
verantwoordelijke partijen aanspreken, stimuleren en faciliteren van partijen die met de speerpunten aan de slag willen
6
Kadernota energie- en klimaatbeleid 2008–2012
3.2
Voor de lange termijn: aansluiting bij energietransitie
Voor de lange termijn ziet de Provincie kansen voor een vergaande regionale duurzame energievoorziening. Daarnaast ziet ze nadrukkelijk kansen voor een regionale invulling van de zogenaamde biobased economy. Dat wil zeggen een vorm van bedrijvigheid die is gebaseerd op het telen, opslaan, bewerken en verwerken van producten met een biologische achtergrond. Deze zogenaamde hernieuwbare grondstoffen en brandstoffen zouden de huidige inzet van fossiele grondstoffen en brandstoffen op den duur moeten vervangen. In verband met de keuze voor zinvolle en kansrijke transitiethema’s is door het bureau K+V in opdracht van de Provincie een verkenningsnotitie opgesteld ‘Zeeland in Momentum’, waarin op grond van een aantal criteria een eerste selectie is gemaakt. De gehanteerde criteria zijn: • Wat is de mondiale relevantie (te bereiken CO2-reductie, op welke termijn); • Wat is de specifieke relevantie voor Zeeland (economisch potentieel); • In hoeverre bieden de transitiepaden aanknopingspunten voor provinciaal beleid. De uitwerking die in de Verkenningsnotitie Energie is gemaakt zal worden gebruikt in de Strategienota. 3.3
Elektriciteitproductie
In het Sloegebied bevinden zich op dit moment twee centrales van EPZ voor de productie van elektriciteit. De ene centrale maakt gebruik van kolen en biomassa als brandstof, de andere centrale maakt gebruik van kernenergie. De kerncentrale zal naar verwachting tot 2033 blijven functioneren. In de loop van 2008 zal een nieuwe aardgasgestookte eenheid van 2 x 400 MWe (Sloecentrale) in gebruik worden genomen. Voor zover het binnen haar vermogen ligt zal de Provincie Zeeland de vestiging van nieuwe duurzame en efficiënte productiecapaciteit bevorderen, zowel grootschalig als kleinschalig. Voor de kolencentrale is recent de vergunninglimiet voor het bijstoken van biomassa opgeheven. De Provincie ondersteunt initiatieven die leiden tot het vergroten van het aandeel biomassa in de brandstoffenmix. Met de komst van de Sloecentrale is de transportcapaciteit van het 380 kV-net aan haar grens gekomen. Dit levert beperkingen op voor bij te bouwen elektriciteitsvermogen. De behoefte aan extra transportcapaciteit kan zich bij het bestaande en geplande vermogen al doen gelden als een grote afnemer van elektriciteit in Zeeland zou wegvallen. De Provincie zal zich inspannen om de transportcapaciteit op het gewenste peil te brengen.
7
Kadernota energie- en klimaatbeleid 2008–2012
4. Rol van de Provincie en in te zetten middelen Rol van de Provincie
De Provincie heeft in haar verschillende hoedanigheden meerdere mogelijkheden om de keuze voor de energievoorziening binnen haar grondgebied (maar ook daarbuiten!) te beïnvloeden. Hieronder is een (niet limitatief) overzicht gegeven van de verschillende mogelijkheden: • Directe beïnvloeding: gebruik maken van de mogelijkheden om maatregelen te nemen in de eigen organisatie (energiebesparende maatregelen in gebouwen, duurzaam inkopen, vergroening van het eigen wagenpark, e.d.). • Beïnvloeding in de hoedanigheid van concessieverlener (voorwaarden stellen aan het gebruik van duurzame brandstoffen bij busondernemingen). • Beïnvloeding in de hoedanigheid van aandeelhouder en commissaris van energiebedrijf Delta NV en andere bedrijven. • Beïnvloeding in de hoedanigheid van lobbyist in den Haag voor het bepleiten van nationale steun en aandacht voor de Zeeuwse doelstellingen. • Financiële ondersteuning van projecten en activiteiten. • Voorwaarden stellen aan het energiegebruik in het kader van de vergunningverlening Wet Milieubeheer. Daarbij ligt de nadruk op de zogenaamde mja-bedrijven. • Bevorderen van bewustwording door voorlichting, informatieoverdracht en scholing en het bevorderen van samenwerking door het versterken van netwerken en horizontale verbindingen. • Het scheppen van gunstige voorwaarden voor het aantrekken van nieuwe bedrijvigheid (bijvoorbeeld op het gebied van duurzame energie) in samenwerking met Economische Impuls Zeeland en Zeeland Seaports (gerichte ondersteuning, opleidingen, technologiecentrum e.d.) De beïnvloedingsmogelijkheden hebben deels een korte termijnkarakter en deels een lange termijnkarakter. Waar mogelijk zal worden aangehaakt op lopende ontwikkelingen op andere plaatsen in Nederland. Verder zal zoveel mogelijk gebruik gemaakt worden van de nationaal beschikbare instrumenten (zoals innovatieprogramma’s, regionale stimuleringsprogramma’s e.d.). Vooral in relatie tot de potentiële samenwerking met het Vlaamse achterland ligt het voor de hand gebruik te maken van fondsen die bedoeld zijn voor grensoverschrijdende samenwerking. In de Strategienota zullen de verschillende mogelijkheden van beïnvloeding verder worden uitgewerkt en zo veel mogelijk worden geconcretiseerd. Voor de uitvoering van het energie- en klimaatbeleid reserveert de Provincie de komende vier jaar jaarlijks een bedrag van € 382.400, waarvan € 300.000 beschikbaar is voor projectondersteuning en € 82.400 voor uitbreiding van het provinciale apparaat. Daarboven zal de Provincie goede projecten ondersteunen vanuit de cofinanciering aan fondsen als Pieken in de Delta, Interreg IV en de structuurfondsen doelstelling 2 gebieden. Voor het bevorderen van bewustwording en samenwerking wordt gedacht aan het fonds ‘Leren voor duurzaamheid’. Door het bedrijfsleven wordt aangedrongen op het scheppen van voldoende ruime voorwaarden (in de sfeer van beleid en ruimtelijke ordening) om projecten op korte termijn te kunnen starten. Verder wordt aangedrongen op een soepele en snelle vergunningverlening. De Provincie hecht in de eerste plaats aan een zorgvuldige afweging. Ze denkt aan de bezwaren tegemoet te kunnen komen door zich in te spannen om besluiten te nemen binnen de daarvoor gestelde wettelijke termijnen. Verder zal de vergunningverlening worden bespoedigd door in een vroeg stadium contact te onderhouden en transparant en consequent te zijn in het aangeven van randvoorwaarden. De Provincie beschikt weliswaar over een scala aan beinvloedingsmogelijkheden, maar heeft slechts de beschikking over beperkte financiële middelen en feitelijke bevoegdheden. De Provincie kiest daarom primair voor de rol van aanjager, waarbij andere (uitvoerende) partijen worden aangesproken op hun verantwoordelijkheid. De Provincie zal daarbij zoveel mogelijk faciliteren en coördineren.
8
Kadernota energie- en klimaatbeleid 2008–2012
5. Speerpunten Zowel voor het bereiken van de doelstellingen op korte termijn (evenredige bijdrage) als voor de duurzame transitie zijn hieronder een aantal thema’s geselecteerd, die op het eerste gezicht en op grond van de geografische ligging als speerpunten voor de Zeeuwse ontwikkeling worden beschouwd. Voor de keuze uit de mogelijkheden is gebruik gemaakt van informatie van Delta Energy BV en de Verkenningsnotitie Energie ‘Zeeland in Momentum’. De Provincie kiest voor de volgende speerpunten in de hieronder aangegeven volgorde: 1. Innovatieve vormen van duurzame energie met veel kansen voor regionale economische ontwikkeling; 2. Bestaande vormen van duurzame energie en energiebesparing die een grote bijdrage kunnen leveren aan de provinciale doelstellingen op korte termijn; 3. Besparingen en innovaties bij grote bedrijven. 1. Innovatieve vormen van duurzame energie met veel kansen voor regionale ontwikkeling: • Ontwikkeling en productie van tweede generatie biobrandstoffen; • Teelt van algen voor energietoepassingen (aquacultuur); • Op- en overslag, bewerking en toepassing van biomassa; • Ontwikkeling en toepassing van getijdenenergie; • Ontwikkeling van Blue Energy (energie opwekken door gebruik te maken van de osmotische verschillen tussen zout- en zoetwater); • Ontwikkeling van PV zonne-energie. 2. Bestaande vormen van duurzame energie en energiebesparing die een grote bijdrage kunnen leveren aan de provinciale doelstellingen op de korte termijn: • Uitbreiding windvermogen op land (en op zee); • Toepassing van industriële restwarmte in kassen en woonwijken; • Grootschalige vergisting van organische reststromen; • Energiebesparing in de gebouwde omgeving (o.a. energieneutrale woonwijken); • Toepassing van duurzame transportbrandstoffen (incl. aardgas). 3. Besparingen en innovaties bij grote bedrijven: • Energiebesparing en emissiereductie bij bedrijven die meedoen in het systeem van emissiehandel; • Uitbreiding aandeel biomassa in brandstoffenmix kolencentrale EPZ; • Toepassing hernieuwbare grondstoffen in de industrie (nadruk op chemie); • Duurzame innovatieve chemie (procesintensificatie, ketenefficiency). Bovenstaande voorlopige keuze voor speerpunten is gebaseerd op de behoefte aan focus en een verantwoorde mix van korte en lange termijn maatregelen. In de Strategienota zal het aantal speerpunten mogelijk worden teruggebracht op grond van gesprekken met uitvoerende partijen. Daarbij speelt mee welke rol de Provincie op het betreffende speerpunt kan spelen en of er een partij aan te wijzen is die als trekker voor het betreffende thema kan/zal optreden.
9
Kadernota energie- en klimaatbeleid 2008–2012
6. Consultatie van maatschappelijke partners Bij de totstandkoming en uitvoering van de Strategienota zullen de maatschappelijke partners worden betrokken, die op grond van de belangen die ze vertegenwoordigen een (mogelijk) sturende en/of uitvoerende rol vervullen. De consultatie dient te leiden tot de volgende inzichten: • Welke maatregelen en initiatieven worden er al door de partijen genomen en welke ambities liggen er voor de toekomst; • Wat is het standpunt van de partijen ten aanzien van het provinciale energie- en klimaatbeleid en in hoeverre laten ze zich aanspreken op hun verantwoordelijkheid; • Hoe kijken de partijen aan tegen hun eigen rol bij het invullen van de speerpunten; • Aan welke voorwaarden moet worden voldaan en welke rol kan de Provincie daarbij spelen. Hieronder is een indicatieve lijst opgenomen van te consulteren maatschappelijke partners: • Delta Energy BV • NV Elektriciteitsproductiemaatschappij Zuid-Nederland (EPZ) • Woningbouwverenigingen (bijvoorbeeld RMB Wonen te Goes en/of L’Escaut te Terneuzen) • Gemeenten (bijvoorbeeld Goes, Terneuzen, Borssele, Sluis) • Brabants Zeeuwse werkgeversvereniging (BZW) • MKB-Zeeland • LTO Zuid-Nederland • Kennisinstelling (bijvoorbeeld Hogeschool Zeeland) • Zeeland Seaports/Biopark Terneuzen • Zeeuwse Milieufederatie • Groenfinanciers (bijvoorbeeld Rabobank Terneuzen) De Provincie neemt het initiatief voor een strategisch overleg met de CEO’s van de grote bedrijven in de regio. Het doel van dit overleg is om vast te stellen wat er op regionaal niveau in gezamenlijkheid tot stand gebracht kan worden om de uitstoot van broeikasgassen verder terug te dringen (nu en in de toekomst) en het bedrijfsleven de kans te bieden hiervoor de noodzakelijke innovaties door te voeren. VNO-NCW, MKB-Nederland en LTO Nederland hebben in mei aan de minister van VROM, Jacqueline Cramer, plannen voor een zogenaamde duurzaamheidsakkoord gepresenteerd. Het bedrijfsleven belooft een voortrekkersrol te spelen en verplicht zich tot grote en langdurige inspanningen op het gebied van energiebesparing en innovatie op langere termijn. De minister zou op haar beurt moeten erkennen dat het klimaatprobleem primair een mondiale aanpak vereist en dat de internationaal opererende ondernemingen op een gelijk speelveld moeten kunnen blijven werken. Verder zou ze innovatieve ontwikkelingen, die nog niet winstgevend kunnen worden geëxploiteerd, financieel mogelijk moeten maken. In een gezamenlijke brochure Nederland gidsland? Als het maar slim gebeurt! geven de drie organisaties een overzicht van initiatieven en projecten, waaraan in verschillende sectoren van de economie wordt gewerkt. Uitgangspunt van het duurzaamheidsakkoord is dat gebruik wordt gemaakt van de sterke kant van het Nederlandse bedrijfsleven: “We moeten onze voorsprong uitbuiten en de rest van de wereld laten profiteren van wat in Nederland aan innovaties is en wordt bedacht”.
10
Pre-advies werkgroep PCO met betrekking tot de kadernota Energie
De PCO wil om te beginnen haar waardering uitspreken voor de gelegenheid om hier in een vroegtijdig stadium iets over te zeggen. De poging om de transitiepaden in beeld te brengen is goed, maar probeer voor wat de realisatie ervan, zoveel mogelijk aan te sluiten bij het landelijk beleid. Het is wel belangrijk dat de provincie zich hier ook zelf over uitspreekt. Insteek provincie mbt landelijke paden, stimulerend/ondersteunend, voor paden waar het primaat bij de provincie ligt, initiërend en faciliterend. De onderliggende verkenning is zeer technisch van aard en de lijn in het verhaal is soms moeilijk te volgen. Het opschrijven hiervan zou sterk verbeterd kunnen worden (aandachtspunt bij de uitwerking van de strategische nota). Ook zou het verband tussen beleidskeuzes en de transities duidelijker gemaakt moeten worden, en ook welk effect het beleid heeft op de klimaatbeheersing. Om heldere strategische keuzes te kunnen maken moet de huidige stand van zaken, o.a. over het energieverbruik, en wat nog te bereiken valt duidelijk in beeld zijn. De naam kadernota Energie is verwarrend. Het zou in principe breder over emissies met een impact op het klimaat moeten gaan, waarbij ook uitstoot van overige broeikasgassen, zoals die uit de landbouw en de als gevolg van mobiliteit aan de orde zouden moeten komen. De PCO adviseert in de kadernota te kiezen voor het hoogste ambitie niveau en naast de 3 gehanteerde criteria (CO2-potentieel, economisch potentieel, rol provincie) ook als uitgangspunt te nemen dat uitputting van voorraden moet worden voorkomen en dat problemen niet naar de toekomst mogen worden afgewenteld. Voor de inzet van brandstoffen bij mobiliteit zouden duidelijke keuzes moeten worden gemaakt, waarbij gefocust wordt op één of slechts enkele brandstofsoorten. De PCO ziet voor de provincie een voortrekkersrol in de bebouwde omgeving weggelegd, waarbij de provincie zich niet achter gemeenten kan verschuilen. Hiervoor zou ook instrumentarium moeten worden ontwikkelt om resultaten meetbaar te maken. De provincie moet daarom aandacht besteden aan de monitoring van het energieverbruik. Goed energiebeleid dient gebaseerd te worden op integrale afwegingen waarin de drie pijlers, sociaal, economie en ecologie evenwichtig op elkaar worden betrokken. De voorliggende stukken nemen deze integrale afwegingen nog onvoldoende als uitgangspunt. De sociale pijler is sterk onderbelicht. De energierekening lijkt een steeds groter maatschappelijk probleem te worden en van belang is dat de provincie ook hier een stimulerende rol vervult om tot energiebesparing te komen, bv door gedragverandering. Het is daarom van belang ook de burger nadrukkelijker te betrekken en genoemde aspecten die elkaar kunnen versterken te koppelen. De PCO is van mening dat de zogenaamde Borssele-gelden zo veel mogelijk in kansrijke Zeeuwse projecten ingezet zouden moeten worden en dat hiervoor voor de provincie als aandeelhouder van Delta een belangrijke rol is weggelegd. De nota maakt onvoldoende onderscheidt tussen primaire energieopwekking en de inzet van olie en gas als grondstof voor de chemisch industrie.Het lijkt gewenst dit nader uit te splitsen in zowel ingezette energie hoeveelheden als CO2 reductiepotentieel zodat beleid hier zonodig specifiek op kan worden afgestemd.
Keuzes voor bepaalde vormen van energieopwekking bepalen sterk de afhankelijkheid van olie en gas en daarmee ook de leveringszekerheid. Dit is een belangrijk aandachtpunt. Van groot belang is de bestaande industrie (waarvan enkele zeer energie-intensief) te blijven faciliteren. Recent is mbt deze problematiek in opdracht van de Provincie Zeeland, afdeling Economie een rapport opgesteld over knelpunten rond de hoge energie- en gasprijzen en de beperkingen in de energie-infrastructuur (transportkabels, gasaanlanding). De bevindingen uit dat rapport dienen te worden betrokken bij de kadernota en de uitwerking van de strategische energienota. Tav de vraag welke vormen van energieopwekking in Zeeland [batterij van Zeeland] worden geacquiseerd cq toegelaten zou een strategisch afwegingskader moeten worden opgesteld.De PCO wil mede daarom ook graag bij de uitwerking van de strategische energienota nadrukkelijk worden betrokken, waarbij een betere uitleg van de onderliggende gegevens van harte wordt aanbevolen.
Van Rapport
Postbus 60055, 6800 JB Arnhem Velperplein 8, 6811 AG Arnhem Telefoon (026) 355 13 55 Fax (026) 355 13 99
[email protected] www.kplusv.nl
Zeeland in momentum Verkenningsnotitie energie Opdrachtgever
Referentie
Provincie Zeeland
Arnhem, 31 januari 2007 Ons kenmerk P-06-11-015/mmu/aht
31 januari 2007 Ons kenmerk P-06-11-015/mmu/aht
Inhoud 1
Inleiding
1
1.1
Achtergrond
1
1.2
Doel van de verkenningsnotitie
2
1.3 2
Het proces Stand van zaken
2 4
2.1
Beleidsmatige uitgangspunten
4
2.1.1
Het internationale energiebeleid
4
2.1.2
Het Nederlandse energiebeleid
5
2.1.3
Het vigerend Zeeuwse energiebeleid
2.2
Zeeuwse energievoorziening en ontwikkeling energievraag
2.2.1
Zeeuwse energievoorziening
12
2.2.2
Ontwikkeling energievraag
14
2.3
Economische, milieukundige en ruimtelijke kenmerken
15
2.3.1
Ruimtelijke kenmerken
15
2.3.2
Economische kenmerken
15
2.3.3
Milieukundige kenmerken
16
2.3.4 3
Trends in Zeeland Transitiepaden
17 18
3.1
Landelijke Transitiepaden
18
3.2
Thema Nieuw gas
21
3.2.1
Decentrale energieopwekking (nr. 1)
21
3.2.2
Glastuinbouw (nr. 2)
22
3.2.3
Groen gas / waterstof (nr. 3)
22
3.2.4
Schoon fossiel (aardgas) (nr. 4)
22
3.3
Thema Gebouwde omgeving
23
3.3.1
Gebouwde omgeving/elektriciteitsbesparing (nrs. 5 en 26)
23
3.4
Duurzame mobiliteit
24
3.4.1
Hybridisering (nr. 6)
24
3.4.2
Biobrandstoffen (nr. 7)
24
3.4.3
Rijden op waterstof (nr. 8)
26
3.4.4
Intelligente transportsystemen (nr. 9)
26
3.5
Groene grondstoffen
27
3.5.1
Biomassaproductie Nederland (nr. 10)
27
3.5.2
Realisatie importketen (nr. 11)
29
3.5.3
WISE BIOMASS co-productie (nr. 12)
30
3.5.4
Biogas of SNG in aardgasinfrastructuur (nrs. 13 en 3)
30
3.5.5
Verduurzaming chemie (nr. 14)
33
3.6
Thema Ketenefficiëntie
34
3.6.1
Optimalisatie afvalketen (nr. 15)
34
3.6.2
Precisielandbouw (nr. 16)
34
3.6.3
Procesintensificatie (nr. 17)
34
3.6.4
Multimodaal transport (nr. 18)
35
3.6.5
Clearinghouse (nr. 19)
35
3.6.6
Symbiose (nr. 20)
35
3.6.7
WKK decentraal (nr. 21)
36
3.6.8
Papierindustrie (nr. 22)
36
9 12
31 januari 2007 Ons kenmerk P-06-11-015/mmu/aht
3.7
Thema Duurzame elektriciteit
36
3.7.1
Hernieuwbare energiebronnen (nr. 23)
36
3.7.2
Windenergie (onderdeel nr. 23)
36
3.7.3
Zonne-energie (onderdeel nr. 23)
38
3.7.4
Blue energy (onderdeel nr. 23)
40
3.7.5
Getijdenenergie (onderdeel nr. 23)
40
3.7.6
Golfslag energie (onderdeel nr. 23)
41
3.7.7
Traditionele elektriciteitsopwekking (nr. 24)
42
3.7.8
Elektrische infrastructuur (nr. 25)
43
3.7.9
Elektriciteitsbesparing (nr. 26)
44
3.7.10 4
Kernenergie (nr. 27) Resumé
44 46
4.1
Zeeland
46
4.2
Samenhang in transitiepaden
47
Bijlagen 1
Literatuurlijst
2
Geïnterviewde betrokken personen
3
De energiegerelateerde provinciale doelstellingen uit het omgevingsplan
4
Ontwikkeling energievraag 1995-2005
5
Toekomstverwachting energievraag
6
De landelijke transitiepaden
7
Statistisch Zeeland
31 januari 2007 Ons kenmerk P-06-11-015/mmu/aht
1
Inleiding 1.1 Achtergrond Een robuuste, betaalbare en maatschappelijke verantwoorde energievoorziening is een doel dat marktpartijen, maatschappelijke organisaties en de provincie Zeeland voor ogen staat voor de toekomst. Met dat doel werken ze aan Energietransitie. De noodzaak voor een transitie is binnen de provincie Zeeland geen punt van discussie. Klimaatverandering, economie en zekerheid van de energievoorziening zijn aanwijsbare en voor een ieder herkenbare signalen die duidelijk maken dat energie als afzonderlijk beleidsonderwerp voor de toekomst belangrijk is. De transitie naar een duurzame en robuuste energiehuishouding, de energietransitie, richt zich op systeeminnovaties in de energievoorziening zodat de belasting van het milieu en het klimaat en de afhankelijkheid van fossiele energiebronnen afneemt. Door de provincie Zeeland worden veel (losstaande) initiatieven ontplooid en onderzoeken uitgevoerd. Hierdoor zijn per initiatief dikwijls onvoldoende middelen beschikbaar om de ambities te realiseren. Deze nota is een verkenning van de provincie Zeeland op de energietransitie naar een schone en betrouwbare energievoorziening. Als basis van deze visie zijn de landelijke transitieroutes bestudeerd en is daaruit een keuze gemaakt, waarbij aandacht is besteed aan de mogelijkheden in Zeeland bij de realisatie van die routes. Daarbij is ook gekeken naar een evenredige bijdrage van Zeeland aan de vermindering van de CO2-belasting. Aan de hand van de voor Nederland relevante transitieroutes geeft deze nota inzicht in de Zeeuwse transitieroutes. Wat is de haalbaarheid van deze transitieroutes en hoe kunnen deze een impuls geven aan technologische en economische ontwikkelingen in Zeeland. De nota beoogt de mogelijkheden voor de energietransitie in Zeeland aan de orde te stellen en daarmee ingrediënten te geven voor de discussie over de rol van de provincie Zeeland op dit gebied. Om dit vraagstuk gedegen aan te pakken is binnen het project gesproken met de Zeeuwse stakeholders binnen de energietransitie. Zeeland heeft de potentie uit te groeien tot een innovatief en schoon energieland. Efficiëntere en schone toepassingen van aardgas en fossiele brandstoffen, inzet van duurzame energiebronnen wind, zon en water en benutting van de mogelijkheden van biomassa en op termijn waterstof. Daarnaast heeft Zeeland de enige operationele kerncentrale voor elektriciteitsopwekking. De kennis en de wil om transitieroutes vorm te geven is in Zeeland aanwezig, maar versnipperd. Door initiatieven te bundelen in een beperkt aantal ontwikkelgebieden te kiezen kan de provincie de slaagkans, onderlinge synergie en financiële armslag vergroten. De effectiviteit van de ingezette overheidsmiddelen en de follow-up van de activiteiten kan daardoor sterk worden verbeterd. Participatie van alle betrokkenen bij de invulling en uitwerking van de transitieroutes en een actieve operationele en faciliterende betrokkenheid van de provincie zijn de belangrijkste aanbevelingen. Alleen op die manier kan Zeeland in de energietransitie een volwaardige rol spelen. De angst dat daardoor bepaalde transities in Zeeland niet zullen plaatsvinden is ongegrond: transities die elders in Nederland hun waarde bewijzen zullen ook in Zeeland geïmplementeerd worden.
Pagina 1
31 januari 2007 Ons kenmerk P-06-11-015/mmu/aht
1.2 Doel van de verkenningsnotitie De provincie Zeeland voert al jaren een beleid gericht op het verduurzamen van haar energievoorziening. Rond dit thema zijn de afgelopen jaren verschillende studies uitgevoerd, is gewerkt aan het "energiebewust" werken en wonen, is samenwerking gestimuleerd, zijn pilotprojecten uitgevoerd en conferenties gehouden. Het thema energie is daarmee samen met haar al bestaande economische, sociale en milieukundige raakvlakken uitgegroeid tot een uitermate breed dossier. Tegen deze achtergrond is binnen de provincie logischerwijs een sterke behoefte ontstaan aan een integrale strategienota energie, waarin de visie van de provincie Zeeland inzake het energievraagstuk op diverse beleidsvelden voor zowel de komende bestuursperiode als voor de langere termijn is vastgelegd. Deze verkenning van de transitiepaden is daarvoor en hulpmiddel. De notitie geeft aan welk transitiepaden in Nederland worden opgezet en waar voor Zeeland specifieke mogelijkheden liggen om deze transitiepaden actief te ondersteunen. Doel verkenningsnotitie energie: In beeld brengen van de transitiepaden en daarbij aangeven welke mogelijkheden er binnen de provincie Zeeland zijn met de energietransitie.
1.3 Het proces De provinciale overheid heeft als middenbestuur een rol als het gaat om de inrichting van de provincies in Nederland. Dit heeft in de Provincie Zeeland recent geleid tot het provinciaal sociaal economisch beleidsplan en tot het provinciaal omgevingsplan. In beide nota's geeft de provincie een toekomstvisie die de inrichting van de provincie Zeeland betreft. Naast deze belangrijke Zeeuwse nota's zijn voor de totstandkoming van de nota energiebeleid diverse nota's, onderzoeksrapporten en toekomstvisies gebruikt op Europees en landelijk niveau en op het niveau van de provincie Zeeland. Een literatuurlijst is als bijlage 1 opgenomen. In de totstandkoming van de notitie is verder uitgebreid gesproken met een aantal betrokkenen op het gebied van energievraagstukken. Het betreft zowel deskundigen van de zijde van de opwekkers van energie als van de zijde van de gebruikers. Ook bestuurders en ambtenaren van de provincie Zeeland die direct of indirect betrokken zijn bij energie en transitie hebben in de totstandkoming bijgedragen. In bijlage 2 zijn de gesprekspartners opgenomen. De uitkomsten van de gesprekken zijn samengevat in een discussienotitie. Aan de hand van deze discussienotitie is een bijeenkomst georganiseerd waarin de rode draad voor de energietransitie in Zeeland is geïndiceerd: een aantal transitieroutes die voor Zeeland bijzonder geschikt lijken te zijn, vanwege de ligging en economische mogelijkheden van Zeeland en vanwege het enthousiasme bij de Zeeuwse actoren voor die transitieroutes. Tegelijk met deze bovenstaande stappen is het energiegebruik en de CO2-emissie van een aantal sectoren van de Zeeuwse maatschappij in geïnventariseerd en is een MARKAL model (bijlage 3) van de provincie Zeeland opgesteld. Met dit model zal de provincie in de toekomst in staat zijn de verschillende activiteiten door te rekenen op hun betekenis voor de energieopwekking, de uitstoot van broeikasgassen en andere milieuaspecten.
Pagina 2
31 januari 2007 Ons kenmerk P-06-11-015/mmu/aht
De uitkomsten van deze stappen zijn vervolgens gelegd naast de landelijk transitiepaden van de taskforce energietransitie. Op basis hiervan zijn een aantal transitieroutes voor Zeeland uitgewerkt. In de nota treft u in hoofdstuk 2 de huidige stand van zaken aan met betrekking tot het energiebeleid, de Zeeuwse energieopwekking en de ontwikkeling van de energievraag alsmede andere aspecten die in het energievraagstuk voor Zeeland een rol spelen. Hoofdstuk 3 beschrijft de transitiepaden voor Zeeland, zowel waar het de bijdrage aan de vermindering van de klimaatverandering betreft als de economische kansen en de uitvoerbaarheid. In hoofdstuk 4 tenslotte worden de draden bij elkaar gebracht in een integrale resumé van Zeeland op energietransitie. Dit resumé is een eerste aanzet voor verdere discussie binnen de provincie voor een strategische keuze op het gebied van de energietransitie. Tot slot willen we vermelden dat dit traject oorspronkelijk zou leiden tot een strategienota energie, met daarin de bestuurlijke keuzes van de provincie. Tijdens het project (op het moment dat een voorontwerp voor de strategienota besproken kon worden) is door de provincie besloten om het project als een verkenning naar de energietransitie te laten uitvoeren met aandacht voor duurzaamheid en klimaatbeïnvloeding. Een verkenning die als basis kan dienen voor de het provinciale beleid voor de komende jaren.
Pagina 3
31 januari 2007 Ons kenmerk P-06-11-015/mmu/aht
2
Stand van zaken 2.1 Beleidsmatige uitgangspunten 2.1.1 Het internationale energiebeleid Het energiebeleid heeft duidelijke raakvlakken met het klimaatbeleid. Het Kyoto-protocol is op 16 februari 2005 (na ratificatie door Rusland) in werking getreden. Volgens het Kyoto-protocol is Nederland verplicht om de uitstoot van broeikasgassen van 2008 tot 2012 met 6% te reduceren ten opzichte van 1990. Met de inwerkingtreding van het Kyoto-protocol is ook de Nederlandse emissiereductie-doelstelling bindend geworden. De EU stelt voor dat ontwikkelde landen emissiereductie moeten overwegen van 15-30% in 2020 en 60-80% in 2050 ten opzichte van 1990. Dit geldt mits er sprake is van effectief en 1
breed gedragen internationaal klimaatbeleid . Een internationale aanpak is van belang in verband met de kosten. De kosten van klimaatbeleid verminderen de economische groei. De kosten zijn beperkt in een mondiale coalitie met vrije emissiehandel. Maar deze kosten stijgen sterk met kleinere coalities en beperkingen op bijvoorbeeld de emissiemarkt. Ook treedt er bij niet-mondiale coalities verplaatsing op van energie-intensieve industrieën naar de landen die 2
geen klimaatbeleid hoeven te voeren . Een belangrijk element is de liberalisering van de Europese energiemarkten. Deze liberalisering is nog niet volledig gerealiseerd. Er zou al sprake moeten zijn van vrij verkeer van gas en elektriciteit. Er zijn in de elektriciteitsmarkt problemen met de infrastructuur. Verder levert de naleving van liberaliseringsafspraken voor zowel gas als elektriciteit bij diverse lidstaten problemen op. Er is nog geen sprake van een vloeiend opererende toegankelijke Europese energiemarkt. 3
De Europese Unie heeft een aanzet voor een integrale Europese energiestrategie geschetst . Zij streeft met haar energiebeleid drie hoofddoelstellingen na: 1. Duurzaamheid: •
door de ontwikkeling van concurrerende hernieuwbare energiebronnen en andere koolstofarme bronnen en dragers, met name alternatieve transportbrandstoffen,
• •
door het terugdringen van de vraag naar energie in Europa; door het voortouw te nemen in het kader van internationale inspanningen om de klimaatverandering een halt toe te roepen en de plaatselijke luchtkwaliteit te verbeteren.
1 2 3
Kabinetsreactie op het Transitie Actie Plan, Tweede Kamer der Staten-Generaal, 14 juli 2006, 29 023, Nr. 29. Caps and Fences in Climate Change Policies Trade-offs in shaping post-Kyoto, Centraal Planbureau, 1 juli 2005 Groenboek, Een Europese strategie voor duurzame, concurrerende en continu geleverde energie voor Europa, Commissie van de Europese Gemeenschappen, Brussel, 8 maart 2006.
Pagina 4
31 januari 2007 Ons kenmerk P-06-11-015/mmu/aht
2. Concurrentievermogen: •
door erop toe te zien dat de openstelling van de energiemarkt de consument en de economie in haar geheel voordeel oplevert en door tegelijkertijd de investeringen in de productie van schone energie en in energie-efficiency te bevorderen;
•
door de impact van de hogere internationale energieprijzen op de economie en de
•
door de positie van Europa aan de top van de ontwikkeling van energietechnologie te
burgers van de EU te minderen; verzekeren. 3. Continuïteit van de voorziening: door de toenemende afhankelijkheid van ingevoerde energie in de EU aan te pakken via: •
een geïntegreerde benadering gericht op vermindering van de vraag, diversificatie van de energiemix van de EU door het gebruik van concurrerende hernieuwbare energie die in de EU is geproduceerd, op te drijven, diversificatie van voor de energie-invoer gebruikte bevoorradingsbronnen en -routes);
•
de ontwikkeling van een raamwerk om met het oog op de toenemende vraag naar
•
maatregelen om de EU beter toe te rusten voor de aanpak van noodsituaties;
•
de verbetering van de voorwaarden voor Europese bedrijven die toegang tot de
•
maatregelen om de toegang tot energie voor alle burgers en bedrijven te garanderen.
energie adequate investeringen te bevorderen;
mondiale hulpbronnen willen;
Het Europese beleid is concreet uitgewerkt door middel van richtlijnen voor bijvoorbeeld: •
de nationale emissieplafonds voor emissies van zwaveldioxide, stikstofdioxiden, vluchtige organische stoffen en ammoniak (2001 / 81 / EG);
•
de bevordering van het gebruik van biobrandstoffen in het vervoer (2003 / 30 / EG);
•
de bevordering van warmtekrachtkoppeling (2004 / 8 / EG);
•
de handel in emissierechten (2003 / 87 / EG en 2004 / 101 / EG);
•
de energieprestatie van gebouwen (2002 / 91 / EG);
•
energieverbruik en etikettering van elektrische apparaten (2003 / 66 / EG);
•
energie-efficiëntie bij het eindgebruik en energiediensten (2006 / 32 / EG).
2.1.2 Het Nederlandse energiebeleid Het Nederlandse lange termijnenergiebeleid is met name gericht op klimaat en duurzame energie. Met het energietransitiebeleid kan Nederland de aanwezige economische kansen benutten. Een relatief nieuw aanvullend thema is de voorzieningszekerheid. Met betrekking tot voorzieningszekerheid bevordert het kabinet een verruiming van de aanvoer van olie en gas. In toenemende mate komt ook de voorzieningszekerheid in het Nederlandse beleid aan bod. Op 4
dit vlak zijn de doelstellingen moeilijk kwantitatief te definiëren .
4
Nu voor later, Energierapport 2005, Ministerie van Economische Zaken, 8 juli 2005.
Pagina 5
31 januari 2007 Ons kenmerk P-06-11-015/mmu/aht
Wat betreft de klimaatdoelstellingen kan onderscheid gemaakt worden naar korte, middellange en lange termijn doelstellingen: voor de korte termijn is de blik gericht op energiebesparing. Dit is het meest efficiënt, het is
•
snel door te voeren, het vermindert de uitstoot van CO2 en het levert een bijdrage aan de energietransitie. Gestreefd wordt naar een besparingstempo van 1,3% vanaf 2008 en 1,5% vanaf 2012. De ambitie is om rond 2015 de situatie te bereiken dat de economie verder •
groeit maar het (fossiele) energiegebruik daalt (ontkoppeling); voor de middellange termijn is het realiseren van de Kyoto-doelstellingen van belang: 6% emissiereductie broeikasgassen ten opzichte van 1990, 10% duurzame energie in 2020 en voortgang van de Europese emissiehandel. De vooruitblik naar 2010 geeft vertrouwen dat de Kyoto-verplichting kan worden gehaald. In EU-verband is overeenstemming dat verdergaande reductie nodig is. Het kabinet vindt dat daar al op moet worden geanticipeerd. Ook is een versteviging van het energiebesparingsinstrumentarium nodig om de 1,3% en 1,5%-
•
doelstelling te halen; voor de lange termijn gaat het om de transitie naar een duurzame energiehuishouding. De uitstoot van broeikasgassen moet met 60-80% omlaag. Het in juli 2006 gepresenteerde Transitie Actie Plan van de Taskforce Energietransitie geeft de richting aan. Er zijn rond een zestal thema's transitiepaden gedefinieerd die door het kabinet als richtinggevend worden beschouwd: −
Thema Nieuw Gas: energiebesparing gebouwde omgeving, mini- en micro-WKK (decentrale energieopwekking), energiebesparing glastuinbouw, schoon aardgas (CO2-opslag / schoon fossiel), groen gas (biomassa en waterstof);
−
Thema Duurzame Mobiliteit: hybridisering van het wagenpark, toepassing van biobrandstoffen, rijden op waterstof, intelligente transportsystemen: massa-individualisering van automobiliteit;
−
Thema Groene Grondstoffen: duurzame productie en ontwikkeling van biomassa, realisatie van de biomassa importketen, co-productie van chemicaliën, transportbrandstoffen, elektriciteit en warmte, innovatief gebruik groene grondstoffen en verduurzaming bestaande producten en processen in de chemie, SNG (Synthetic Natural Gas) in aardgasinfrastructuur, Innovatief gebruik groene grondstoffen en verduurzaming bestaande producten en processen in de chemie;
−
Thema Ketenefficiency: precisielandbouw, proces-intensificatie, clearinghouse bulkproducten, van centraal naar decentraal (inclusief proces-intensificatie), afval, WKK, cositing en restwarmte, duurzame papierketen;
−
Thema Duurzame Elektriciteitsvoorziening: het vergroten van het aandeel hernieuwbare energiebronnen, verduurzamen traditionele elektriciteitsopwekking, aanpassen elektrische infrastructuur, elektriciteitsbesparing;
−
Thema gebouwde omgeving: een drastische reductie van het gebruik van energie voor verwarming en koeling van gebouwen door isolatie, energieopslag en slimme systemen.
Het tempo en de verhouding waarin deze ambities worden gerealiseerd is afhankelijk van de kosteneffectiviteit. In de periode 2006-2012 geeft het kabinet een extra impuls aan de verduurzaming van de energievoorziening. Afgesproken is dat de € 250 mln. van de overheid ongeveer gelijkelijk verdeeld zullen worden over de gebieden schoon fossiel, energiebesparing en hernieuwbare energiebronnen (waarvan ongeveer € 60 mln. voor de stimulering van de 5
ontwikkeling van innovatieve brandstoffen) .
5
Toekomstagenda Milieu, Brief van de staatssecretaris van VROM, Tweede Kamer der Staten Generaal, 30535, Nr. 5, 19 september 2006.
Pagina 6
31 januari 2007 Ons kenmerk P-06-11-015/mmu/aht
Daarnaast is met Delta, Essent en EPZ in het Convenant Kerncentrale Borssele afgesproken dat deze partijen € 250 mln. investeren in de verduurzaming van de energievoorziening. Daarvan zullen de partijen ieder € 100 miljoen zelf investeren in duurzame energieopwekking en € 25 miljoen inzetten in een fonds dat innovatie duurzame projecten van derden ondersteund. Dit convenant betekent dat de kerncentrale te Borssele, in tegenstelling tot eerdere afspraken, in bedrijf zal blijven tot 2033. Inmiddels wordt ook in andere zin weer over kernenergie gesproken in Nederland. Zowel de energieraad als de staatsecretaris van milieu hebben aangegeven dat Nederland in het licht van het klimaatvraagstuk en de afhankelijkheid van olie en gas uit andere regio's dient na te denken over de bouw van nieuwe kernenergiecentrales. BANS en de BANS-regeling Het Rijk, de provincies en de gemeenten hebben in 1999 het Bestuursakkoord Nieuwe Stijl (BANS) gesloten met als doel om de samenwerking tussen de verschillende overheidslagen te versterken en zodoende meer te bereiken voor burgers, bedrijven en instellingen. Binnen het BANS akkoord zijn specifieke afspraken gemaakt over de reductie van broeikasgassen: het Klimaatconvenant. 237 Gemeenten en 12 provincies hebben in het kader van de bijbehorende subsidieregeling BANS-klimaatconvenant (verder te noemen BANS-regeling) subsidie gekregen om de komende jaren projecten uit te voeren. De formele doelstelling van het BANSklimaatconvenant is 'het stimuleren van het gemeentelijk en provinciaal klimaatbeleid, opdat deze gemeenten binnen vier jaar een bijdrage leveren aan de reductie van de CO2-uitstoot in Nederland dan wel hun bijdrage intensiveren'. In totaal zijn er 237 gemeentelijke en 12 provinciale aanvragen ingediend voor de BANSregeling (ca. 50% van het totaal aantal gemeenten). Het totaal uitgekeerde bedrag aan BANSsubsidie bedraagt ca. € 35.000.000, waarvan ca. € 29.000.000 voor gemeenten. Deze bedragen zijn toegekend in geval een gemeenten of provincie zich heeft gecommitteerd aan de uitvoering van een minimum aantal klimaatprojecten in de periode tot en met 2007. Het klimaatprogramma van de provincie Zeeland is in 2005 geëindigd en zij is hiermee de eerste provincie die haar BANS-programma afrond. De provincie Zeeland door haar voorsprong slim gebruik kunnen maken van de mogelijkheid om veel van klimaatprojecten uit de afgelopen jaren te plaatsen onder de subsidieregeling. De BANS-regeling dekt 50% van de projectkosten. De totaal geschatte opgegeven projectkosten door gemeenten en provincies liggen echter hoger dan de verwachte € 70.000.000. Uit de gegevens van SenterNovem blijkt dat de werkelijke projectkosten ca. € 96.700.000 bedragen (+/- 40%). Veel gemeenten en provincies hebben in de praktijk aanzienlijk meer uren besteed dan de uren die zijn opgenomen in het ingediende projectplan. Dit geldt onverminderd ook voor Zeeland; het BANS programma is (slechts) een onderdeel van het totaal aan klimaatprojecten van de provincie. Uit de recente evaluatie van de BANS regeling is gebleken dat de regeling in een grote behoefte heeft voorzien. De BANS gelden zijn financieel en politiek van grote waarde geweest in het op de agenda zetten en houden van het lokale klimaatbeleid. Er is sprake van een 'begin van beleidsmatige verankering' van het beleidsveld. De provincie Zeeland is representatief voor het merendeel van gemeenten en provincies: het budget voor klimaatbeleid is gestaag toegenomen, een groot aantal mensen zijn inmiddels betrokken bij de projecten en concrete beleidsmatige stappen worden gezet voor de toekomst.
Pagina 7
31 januari 2007 Ons kenmerk P-06-11-015/mmu/aht
IPO Kansennotitie Het IPO heeft eind 2006 een notie laten opstellen door KplusV en Ecofys over kansen voor provincies op het gebied van duurzame energie. Het blijkt dat het Provinciale energie- en klimaatbeleid een spiegelbeeld zal zijn van het internationale en nationale energie- en klimaatbeleid met nadrukkelijke regionale accenten. Dit beleid komt onder druk te staan als de rijksoverheid weinig perspectief biedt op continuïteit en langdurige zekerheid. Er worden een aantal provinciale rollen voorzien. Deze zijn: 1. De provincie als gebiedsgerichte regisseur. Bijvoorbeeld door doelen te stellen (prestatieafspraken), door gemeenten aan te jagen, door gebruik te maken van haar aandeelhouderschap in energiebedrijven. 2. De provincie als vergunningverlener. Bijvoorbeeld door te faciliteren (bij vergunningverlening), door te handhaven. 3. De provincie als partner. Door mee te investeren in innovaties, door subsidies te verlenen. 4. De provincie als concessieverlener. Bijvoorbeeld door innovatie te stimuleren/af te dwingen in het openbaar vervoer. 5. De provincie informeert. Bijvoorbeeld door een kennisbank te zijn, te zorgen voor communicatie en goede initiatieven in de spotlight te zetten. 6. De provincie als het goede voorbeeld. Bijvoorbeeld door eigen energieverbruik groen te maken, met haar wagenpark en het nieuwe rijden. Er is een aantal thema's geïdentificeerd, ieder met zijn eigen kansen op een succesvolle interprovinciale aanpak. Voor elk van deze thema's zijn kansen genoemd waar provincies nadrukkelijker dan nu op kunnen inzetten. Deze thema's zijn: I)
Continuïteit in het landelijke energiebeleid door interprovinciale procesondersteuning;
II)
Interprovinciale sturing/bijdrage aan het transitieproces;
III)
Duurzame mobiliteit over de regiogrenzen heen;
IV)
Van duurzame energievoorziening naar klimaatneutrale energievoorziening;
V)
Energie extensieve industrie met een duurzame regiovisie;
VI)
De gebouwde omgeving, resultaten dicht bij huis.
Bij de eerste twee thema’s zijn gezamenlijkheid en communicatie de sleutelfactoren. Het gaat hierbij om (mede)sturing te geven aan het nationale energie- en klimaatbeleid. Bij deze thema’s zijn de provincies een gesprekspartner voor de overheid bij het bepalen van (nieuwe) beleidsrichtingen. De thema’s mobiliteit, energievoorziening, industrie en gebouwde omgeving zijn thema’s waar de provincies een duidelijke rol hebben vanuit hun bevoegdheden als bevoegd gezag. Hier kunnen de provincies een uitvoeringspartner zijn, die meedenkt, meedoet en mee financiert. De uitdaging bevindt zich vooral op het vlak van samenwerking, met nadruk op het woord werken. Belangrijke randvoorwaarden zijn capaciteit en heroriëntatie op de taken. Verder is daadkracht van het IPO vereist zodat dat men snel kan reageren op belangrijke maatschappelijke ontwikkelingen. Tenslotte zal samen concrete projecten uitvoeren leiden tot een voorbeeldfunctie en daarmee tot zichtbaarheid als een serieuze partner in de uitvoering in beleidsbepalende discussies.
Pagina 8
31 januari 2007 Ons kenmerk P-06-11-015/mmu/aht
2.1.3 Het vigerend Zeeuwse energiebeleid 6
Het vigerend energiebeleid is vastgelegd in het Provinciaal Sociaal Economisch Beleidsplan 7
(PSEB) en het Omgevingsplan Zeeland . De in het PSEB gedefinieerde hoofddoelstelling is: Het streven naar een evenwichtige groei en een duurzame ontwikkeling van de Zeeuwse economie. De in het Omgevingsplan Zeeland gedefinieerde hoofddoelstellingen zijn: •
het faciliteren van de noodzakelijke en gewenste economische dynamiek;
•
het bevorderen van de sociaal-culturele dynamiek en het vasthouden aan een gematigde bevolkingsgroei;
•
het versterken van de bijzondere Zeeuwse omgevingskwaliteiten.
Groei is noodzakelijk voor Zeeland, niet als doel op zich, maar als voorwaarde voor welvaart en welzijn van de bevolking. Het gaat om economische groei met een gelijktijdige vermindering van de milieubelasting: de zogeheten ontkoppeling. In het omgevingsplan wordt vastgehouden aan dit uitgangspunt, maar wordt een onderscheid naar schaalniveau aangebracht. De provincie wil voor de bovenregionale milieuthema’s, zoals het beleid gericht op de reductie van CO2emissies, een evenredige bijdrage aan de Europese en landelijke afspraken. Op provinciaal schaalniveau afrekenen op bijvoorbeeld CO2-normen is niet zinvol. De provincie zet in op het leveren van een evenredige bijdrage, hetgeen overigens een forse (provinciale) inspanning zal vragen. Onderstaand gaan we in op: •
industrie;
•
gebouwde omgeving;
•
vervoer;
•
landbouw.
Het beleid gericht op specifieke vormen van duurzame energie is weergegeven in de betreffende subparagrafen onder 2.4. In de bijlage zijn de energiegerelateerde doelstellingen uit het omgevingsplan gegroepeerd. Industrie De provincie benoemt in het omgevingsplan de transitie naar duurzame energie en energiebesparing als doelen. De meeste aandacht richt zich daarbij op de Zeeuwse industrie. De industrie in Zeeland is energie-intensief en heeft een zeer groot aandeel in de Zeeuwse CO2uitstoot. Per 1 januari 2005 is het EU-handelssysteem voor CO2 in werking getreden. Behalve Dow dat tot 2008 uitstel heeft, doen alle grote CO2 uitstotende bedrijven in Zeeland mee aan dit systeem. Indien een bedrijf te weinig CO2-rechten bezit, kan het rechten kopen of investeren in energiebesparing. Hierdoor is de directe invloed van de provincie op energiebesparing en CO2emissie bij een belangrijk deel van de bedrijven aanzienlijk verminderd. Bedrijven hebben al veel gedaan als het gaat om energiebesparing, bijvoorbeeld op het vlak van warmtekrachtkoppeling. In het stimuleringsspoor zal de provincie mogelijkheden blijven benutten om bedrijven ‘over te halen’ tot energiebesparing.
6 7
Provinciaal Sociaal-Economisch Beleidsplan 2005-2008, Ruimte maken voor kansen, Provincie Zeeland. Omgevingsplan Zeeland 2006-2012, Provincie Zeeland, 30 juni 2006.
Pagina 9
31 januari 2007 Ons kenmerk P-06-11-015/mmu/aht
Een belangrijk kader vormt duurzaam ondernemen. Hierbij wordt ingezet op een beperkt aantal projecten die inspelen op de Zeeuwse eigenheid. Het biedt kansen voor de Zeeuwse innovatieve bedrijvigheid, bijvoorbeeld gericht op nieuwe energietechnologieën en het versterkt de 8
Zeeuwse kenniseconomie . De Zeeuwse havengebieden vormen een aantrekkelijke locatie voor energieopwekking. Bij elektriciteitsopwekking moet maximaal worden ingezet op warmtebenutting, bij voorkeur op locaties waar sprake is van vraag naar warmte (en geen sprake is van een overschot). Grote warmtevragers dienen zich bij voorkeur te vestigen bij bestaande industriële (rest)warmteaanbieders. Delta is van oorsprong het energiebedrijf voor Zeeland. De verwevenheid met Zeeland is groot. De provincie is met 50% de grootste aandeelhouder van Delta. Dit aandeelhouderschap staat op dit moment niet ter discussie. Twee thema's die voor het energiebedrijf van belang zijn, betreffen: 1. De eventuele splitsing van de energiebedrijven die voor de betreffende bedrijven een structuurwijziging betekenen. Het heeft in beginsel geen direct effect op de transitie naar duurzame energievoorziening en leveringszekerheid. De splitsing van de energiebedrijven, die na de behandeling van de "splitsingswet" in de Eerste Kamer alleen doorgang mag vinden indien de Minister daarvoor een gegronde reden heeft (bijvoorbeeld indien nieuwe toetreders moeilijk toegang krijgen tot het net), valt dan ook buiten de scope van deze nota. 2. Door de liberalisering van de energiemarkten is het aannemelijk dat ook internationale spelers een rol gaan spelen in de Zeeuwse energievoorziening. Gebouwde omgeving De provincie wil bereiken dat het aspect energie vanaf het allereerste moment wordt betrokken bij de planvorming, zowel bij nieuwbouw, herstructurering, transformatie en renovatie. Het gaat bijvoorbeeld om energiebeperking door zo mogelijk zongericht bouwen en inzet van duurzame energiebronnen. Vervoer In het provinciaal verkeers- en vervoersplan (PVVP) worden ten aanzien van het personen en goederenvervoer geen harde eisen gesteld aan het terugdringen van het verkeer (personen en goederen) via de weg. De provincie stimuleert schoon openbaar vervoer. Bij de invulling wordt ernaar gestreefd niet alleen de fijnstof-uitstoot te beperken, maar ook te bewerkstelligen dat brandstoffen worden ingezet die tot minder CO2-uitstoot leiden.
8
Duurzaam ondernemen, Evaluatie 2001-2005, Werkplan 2006-2012, Provincie Zeeland, Directie Ruimte, Milieu en Water, Afdeling Milieuhygiëne, 19 april 2006.
Pagina 10
31 januari 2007 Ons kenmerk P-06-11-015/mmu/aht
Landbouw De Zeeuwse landbouw is een belangrijke sector: 9,6% van de beroepsbevolking werkt in deze sector. Uit het oogpunt van werkgelegenheid en toegevoegde waarde is met name de glastuinbouw kansrijk. Daar wordt direct bij gesteld dat duurzaamheid een voorwaarde is. Andere initiatieven die ondersteund en gefaciliteerd zullen worden zijn duurzame energieproductie in de landbouw. Bij agrarische ondernemers is sprake van een groeiende belangstelling voor duurzame energieopwekking op of in de nabijheid van het agrarisch bedrijf. Hierbij gaat het om zonne-energie en mest en (co)vergisting. Bij dit laatste wordt mest en/of plantaardige producten omgezet in verbeterde meststoffen, warmte, gas en energie. Ook vergisting van plantaardige stoffen zonder co-vergisting bij mest is mogelijk. Deze vormen van energieopwekking met levering van energie aan het elektriciteitsnet kunnen een extra bron van inkomsten voor de agrarisch ondernemer vormen en leveren bovendien een bijdrage aan de ecologische en economische duurzaamheid. De provincie wil dergelijke vormen van energieopwekking stimuleren, wanneer het een rendabele activiteit voor (samenwerkende) bedrijven betreft. Het oprichten van (kleinschalige) installaties ten behoeve van de (co)vergisting 9
van mest op het agrarisch bedrijf is wel gekoppeld aan enkele randvoorwaarden , onder meer gericht op het in stand houden van het agrarisch karakter van de omgeving. Een zich ontwikkelende vorm van landbouw is de aquacultuur: Zeeland wil zich profileren als aquacultuurprovincie van Nederland. Het gaat hierbij niet alleen om voedings- maar ook om industriële of energietoepassingen van gekweekte aquatische organismen. Pieken in de Delta Zuidwest Nederland Pieken in de Delta vormt het overkoepelende beleidskader van het ministerie van EZ. De ambitie is dat Zuidwest-Nederland in 2010 het centrum is waar ontwikkeling, productie en toepassing van bio-energie plaatsvindt. De concentratie van grondstoffen, infrastructuur, en (petro-) chemische industrie maken dat Zuidwest-Nederland op het gebied van de toepassing en ontwikkeling van nieuwe bio-energie kansrijk is. Er zijn belangrijke kansen voor de inzet van reststromen uit de agroverwerkingsindustrie voor productie van biobrandstoffen in Nederland, zowel op korte als middellange termijn. In Zuidwest-Nederland is deze sector sterk vertegenwoordigd. Scherpere regelgeving, de wens minder afhankelijk te zijn van één afzetkanaal en de kans om hogere prijzen te krijgen zijn redenen voor deze producenten om hun bijproducten ten behoeve van biobrandstoffen af te zetten. De ontwikkeling van tweede generatie biobrandstoffen zal de kansen voor de agroverwerkingsindustrie verder verhogen, aangezien tegen die tijd een groter volume biobrandstoffen uit bestaande reststromen geproduceerd kan worden en 10
ook een groter aantal reststromen geschikt wordt voor biobrandstofproductie .
9 10
Zie het Omgevingsplan Zeeland 2006-2012, paragraaf 5.5.2. Pieken in Zuidwest-Nederland, profiteren van de strategische ligging, Pieken in de Delta, Programmacommissie Zuidwest-Nederland, juni 2006.
Pagina 11
31 januari 2007 Ons kenmerk P-06-11-015/mmu/aht
2.2 Zeeuwse energievoorziening en ontwikkeling energievraag 2.2.1 Zeeuwse energievoorziening Grootschalige productie elektriciteit Er vindt op twee plaatsen grootschalige productie van elektriciteit plaats. Onder grootschalig wordt hier verstaan: productiemiddelen met een vermogen groter dan 60 MW: •
Borssele (kern- en kolencentrale van N.V. EPZ). Het gezamenlijke productievermogen van de centrales in Borssele is gelijk aan 852 MW (449 MW kerncentrale + 403 MW kolencentrale);
•
Terneuzen (warmtekrachtcentrale van ELSTA). Het nominale productievermogen van de ELSTA-centrale in Terneuzen is gelijk aan 405 MW. Het piekvermogen van deze centrale is afhankelijk van de weersomstandigheden en bedraagt ongeveer 450 MW.
Totaal staat er dus 1302 MW aan grootschalig productievermogen in Zeeland opgesteld. In 2007 start de bouw van de Sloecentrale in Vlissingen-Oost. Het betreft een gasgestookte centrale die ruim 800 MW gaat leveren. De centrale zal in 2009 draaien. De bouw van de Sloecentrale past in de trend dat elektriciteitscentrales meer en meer aan de kust worden gebouwd. Hiervoor zijn twee redenen: de aanvoer van de brandstoffen is aan de kust efficiënter te regelen en in het binnenland zijn, ondermeer door de Europese waterrichtlijn, de mogelijkheden om voldoende koelwater te kunnen gebruiken beperkt. In 2006 hebben ook andere energiebedrijven om deze reden interesse getoond voor de vestiging van grootschalige elektriciteitcentrales (800 tot 1200 MW) in Zeeland. Kleinschalige productie elektriciteit Naast grootschalige productie is er nog sprake van ongeveer 250 MW aan kleinschalig productievermogen, dat wil zeggen: eenheden met een vermogen van 60 MW of minder. Hieronder vallen: •
Yara Sluiskil te Sluiskil (1×35 MW + 2×38 MW);
•
Lamb-Weston Meijer te Kruiningen (3×5 MW);
•
Cerestar te Sas van Gent (1×9 MW + 2×7 MW + 1×5 MW + 1×1 MW);
•
windpark Kreekrak (26×0,5 MW) • Overige windparken (totaal 67 MW);
•
diverse warmtekrachtinstallaties bij tuinders, zwembaden, ziekenhuizen, etc. (circa 42 MW).
De totale productieprognose voor 2012 op het netwerk van Delta Netwerkbedrijf is een minimumproductie van ca. 700 MW en een maximumproductie van ca. 1400 MW. Overcapaciteit opwekking elektriciteit Aangezien de gemiddelde belasting in Zeeland varieert tussen circa 700 MW en 1.000 MW, is er sprake van een fysieke overcapaciteit aan de productiezijde (1.302 MW grootschalig plus 250 MW kleinschalig vermogen). Eventuele nieuwe (kleinschalige) productiecapaciteit zal deze overcapaciteit verder vergroten. De overcapaciteit betekent dat in geval van een calamiteit Zeeland in beginsel kan voorzien in de eigen behoefte. Als landelijk netbeheerder heeft TenneT hier echter een regulerende rol, die bovendien aan Europese afspraken is gebonden.
Pagina 12
31 januari 2007 Ons kenmerk P-06-11-015/mmu/aht
Infrastructuur en leveringszekerheid elektriciteit Delta Netwerkbedrijf B.V. beheert het elektriciteits- en gasnetwerk in Zeeland. Delta Netwerkbedrijf geeft dat het transportnet in Zeeland kan worden beschouwd als een "schiereiland" in Nederland: uitwisseling van elektriciteit met andere netbeheerders is direct gerelateerd aan het verschil tussen productie en verbruik in Zeeland. Er is vrijwel geen sprake van transit stromen. Het Zeeuwse transportnet is permanent gekoppeld met de volgende hoogspanningsnetten: •
landelijk 380 kV hoogspanningsnet van TenneT B.V.;
•
regionaal 150 kV hoogspanningsnet van Essent Netwerk B.V.
De capaciteitsknelpunten in Zeeuwse elektriciteitsnet worden door Delta Netwerkbedrijf gesignaleerd en maatregelen worden genomen, bijvoorbeeld in de vorm van uitbreidings11
investeringen . Als er centrales in Nederland uitvallen, dan springt TenneT bij en regelt het aanbod. TenneT geeft geen bijzonderheden aan over het Zeeuwse net. De wettelijk verplichte risicoanalyse van Delta is vertrouwelijk en wordt derhalve niet meegenomen in deze verkenning. Een aantal aspecten is van belang is als het gaat om uitbreiding van de capaciteit van het Zeeuwse net: •
Delta Netwerkbedrijf, in tegenstelling tot TenneT, is vanwege regelgeving niet in staat op 12
korte termijn aanmerkelijke investeringen te doen ; •
voor de aansluiting van elektriciteitsproducenten van een zekere omvang zoals bijvoorbeeld grootschalige windparken zijn maatwerkoplossingen nodig. De kosten van aansluiting op het Zeeuwse net kunnen daarmee zodanig zijn dat het initiatief niet rendabel is;
•
investeringen in infrastructuur door de netbeheerders hebben een reactief karakter; ze volgen op het besluit om een energiecentrale te vestigen. Energiebedrijven geven de reactieve insteek als knelpunt aan;
•
op dit moment is de grens van de netcapaciteit voor Zeeland in zicht, voor nieuwe grootschalige uitbreiding van elektriciteitsopwekking in Zeeland is onvoldoende capaciteit.
TenneT stelt ten aanzien van het gehele Nederlandse net dat tot en met 2013 in principe voldoende aanbod mogelijk is om aan de binnenlandse vraag te voldoen. Gedurende deze hele periode blijft Nederland voor de leveringszekerheid afhankelijk van het buitenland. Mogelijke knelpunten volgen uit extreme situaties als koelwaterbeperkingen in de zomer en problemen in de gasvoorziening in de winter. TenneT stelt dat het systeem in Nederland in de toekomst waarschijnlijk minder kwetsbaar is door grootschalige nieuwbouw op kustlocaties en door nieuwbouw die niet meer gasgestookt is. TenneT ziet geen aanleiding om de overheid te adviseren om maatregelen te treffen voor de toekomstige leveringszekerheid in Nederland. Infrastructuur en leveringszekerheid gas Voor de hoogcalorische gasvoorziening worden geen capaciteitsknelpunten verwacht. Voor de gesignaleerde toekomstige capaciteitsknelpunten in de laagcalorische gasvoorziening zijn oplossingen aangeduid. Delta Netwerkbedrijf gaat er vanuit dat er in de periode tot 2012 geen productie- of invoerproblemen zijn.
11 12
Zie het Kwaliteits- en capaciteitsdocument elektriciteitsnetten 2006-2012, Delta Netwerkbedrijf B.V., 22 november 2005. Zie Beleidsregel met betrekking tot de beoordeling van voorstellen voor een aanmerkelijke investering ter uitbreiding van het door een netbeheerder beheerde net, Nederlandse Mededingingsautoriteit, nr. 102000-14.
Pagina 13
31 januari 2007 Ons kenmerk P-06-11-015/mmu/aht
2.2.2 Ontwikkeling energievraag Ontwikkeling energievraag Nederland Uit CBS-data van de afgelopen tien jaar blijkt dat het energieverbruik in Nederland is toegenomen. De industrie is de grootste afnemergroep. Uit de data blijkt dat het jaarlijks verbruik in de industrie in 2005 21% hoger ligt dan in 1995. Ook in de transportsector is een aanzienlijke stijging zichtbaar. De totale energievraag is in deze periode met 11% gestegen (zie bijlage). De door de afnemers verbruikte hoeveelheid elektriciteit kende een gestage jaarlijkse stijging van ca. 1,5%. Het aardgasverbruik door afnemers fluctueert meer en was bijvoorbeeld in 2005 juist 3 procent lager dan in 2000. Onderzoek door ECN heeft geresulteerd in een schatting van de energievraag in 2050 (zie bijlage). De vraag naar elektriciteit verdubbelt. Dit komt met name door de vraag in de industrie en huishoudens. Hoewel de vraag naar elektriciteit het sterkst stijgt, is ook in 2050 in absolute zin de vraag naar warmte veruit het grootst. De industrie heeft daarbij de grootste warmtevraag. Dit is met name een vraag naar hoge temperatuur-warmte, een vraag die alleen binnen de industrie speelt. In de KNMI-klimaatscenario's komt een aantal dezelfde kenmerken van de klimaatverandering in Nederland en omgeving naar voren: •
de opwarming zet door, hierdoor komen zachte winters en warme zomers vaker voor;
•
de winters worden gemiddeld natter en ook de extreme neerslaghoeveelheden nemen toe;
•
de hevigheid van extreme regenbuien in de zomer neemt toe, maar het aantal zomerse
•
de berekende veranderingen in het windklimaat zijn klein ten opzichte van de natuurlijke
•
de zeespiegel blijft stijgen.
regendagen wordt juist minder; grilligheid;
De gevolgen van deze klimaatverandering voor de energievraag zijn niet geheel duidelijk. Wel kan gedacht worden aan een toename van het aantal aircosystemen in de bebouwde omgeving waardoor de elektriciteitsvraag stijgt. Veel bouwmarkten en energieleveranciers bieden deze apparatuur tegenwoordig aan. Aircosystemen vragen een behoorlijke hoeveelheid vermogen waardoor mogelijk de behoefte aan transportcapaciteit in de zomer fors zal toenemen. Anderzijds zal door zachtere winters het gasverbruik voor verwarming mogelijk afnemen. Ontwikkeling energievraag Zeeland Ondanks het gevoerde milieubeleid en de geringe economische groei blijft het elektriciteitsverbruik stijgen. Delta verwacht voor Zeeland een geringe maar gestage groei van het 13
elektriciteitsverbruik met 1,5% per jaar tot 2007 en 2% van 2007 tot 2012 . Deze groei komt overeen met het landelijke beeld. Overigens geeft TenneT aan dat het Zeeuwse verbruik redelijk gelijkmatig is over het jaar.
13
Een aandachtspunt zijn de genoemde aircosystemen. Afhankelijk van de penetratiegraad vraagt het een vermogen van 50 MW tot 200 MW (bij 50% penetratie). Een eerste lastige bijkomstigheid is dat de inzet gekenmerkt wordt door een hoge gelijktijdigheid. Een tweede bijkomstigheid is dat de elektriciteitscentrales in de zomer al een vraagstuk ten aanzien van de eigen koelcapaciteit hebben.
Pagina 14
31 januari 2007 Ons kenmerk P-06-11-015/mmu/aht
2.3 Economische, milieukundige en ruimtelijke kenmerken Onderstaand wordt kort ingegaan op de economische, ruimtelijke en milieukundige kenmerken van Zeeland voor zover die van toepassing zijn op het thema energie.
2.3.1 Ruimtelijke kenmerken 2
De Zeeuwse bevolkingsdichtheid (212 / km ) behoort tot de laagste in Nederland (gem. 481 / 2
km ) en het aantal inwoners is met 380 duizend ook absoluut gezien gering. Het Zeeuwse grondgebied bestaat vrijwel geheel uit landelijk gebied. Alleen Drenthe kent nog minder stadsbewoners. Zeeland wordt met recht aangeduid als een groenblauwe oase. Zeeland is na Friesland de meest waterrijke provincie. Zij heeft op zeer directe wijze te maken met de gevolgen van klimaatverandering. Als de zeespiegelstijging inderdaad de meest pessimistische voorspellingen gaat volgen, dan zal er op termijn iets moeten gebeuren om de dijken en duinen op Deltahoogte te houden. Dijkverhoging is mogelijk maar waar houdt dat 14
technisch en maatschappelijk op ? De Zeeuwse havens maken de aanvoer van grondstoffen voor de energieproductie mogelijk. Dit kan variëren van ruwe grondstoffen als kolen of houtsnippers tot een eindproduct als bioethanol. Een ruimtelijk kenmerk is ook de nabijheid van Vlaanderen. Zeeland heeft een historische band met Vlaanderen die voortvloeit uit de ruimtelijke verbindingen over land en water. Deze verbondenheid met Vlaanderen is ook van belang als het gaat om energie. Hierbij valt bijvoor15
beeld te denken aan het Agribusiness Cluster Gent-Terneuzen
.
Dit project biedt bijvoorbeeld kansen om de kanaalzone Gent-Terneuzen te ontwikkelen tot bio-port. Ook is er een samenwerkingsverband tussen Zeeland Seaports en de Vlaamse Scheldehavens Antwerpen en Gent en in mindere mate Zeebrugge. Dit vanuit de gedachte dat de belangen tot op grote hoogte parallel lopen.
2.3.2 Economische kenmerken De beeldbepalende sectoren in Zeeland zijn de agribusiness, recreatie en toerisme en industrie en havens. Het PSEB schetst een eerlijk en openhartig beeld van de Zeeuwse economie. De rode draad is dat het evenwicht in de Zeeuwse economie onvoldoende sterk is. De groeisectoren zoals de zakelijke dienstverlening zijn in Zeeland relatief ondervertegenwoordigd. Ook zijn is er relatief weinig hoger onderwijs. De provincie scoort relatief laag op innovativiteit en werkgelegenheidsgroei. Duidelijk is dat Zeeland in haar beleid inzet op het meest ambitieuze groeipad. Een belangrijk element is daarbij de tweesporenbenadering die enerzijds staat voor concentratie, uitbouw en versterking van economische activiteiten in de havens en in de stedelijke ontwikkelingsgebieden. Anderzijds gaat het om behoud en versterking van de groenblauwe oase.
14 15
Delta InZicht, een integrale visie op de Deltawateren, provincies Zeeland, Zuid-Holland en Noord-Brabant, februari 2003. Het cluster bestaat uit: een glastuinbouwcomplex van circa 300 hectare, een ammoniak- en kunstmestproducent, een biomassa-vergistingsinstallatie en eventueel een bio-ethanolplant. Het glastuinbouwcomplex zal warmte en CO2 geleverd krijgen door de ammoniak- en kunstmestproducent in het cluster. Zie daarnaast ook het Actieplan Economie Terneuzen 2005-2009 voor de Zeeuws-Vlaamse afstemmings- en samenwerkingsmogelijkheden.
Pagina 15
31 januari 2007 Ons kenmerk P-06-11-015/mmu/aht
Vanuit het perspectief van energie willen we een aantal kansrijke economische kenmerken van Zeeland aanstippen. •
De Zeeuwse industrie is kapitaalintensief en energie-intensief. De industrie is de grootste energieverbruiker en is daarmee vanuit het perspectief van energie de belangrijkste sector. De havens en de industrie bieden in algemene zin nog mogelijkheden op de drie sporen van de Trias Energetica: energiebesparing, duurzame energie en efficiënt gebruik van fossiele energie. Dit wordt nader uitgewerkt in paragraaf 2.4.
•
De landbouw is de grootste grondgebruiker van Zeeland. De sector zit midden in een veranderingsproces. Het landelijk gebied verbreedt zich van productieruimte naar gebruiksruimte, bijvoorbeeld voor recreatie en natuur. Door niet alleen in de landbouw, maar ook in het gehele landelijke gebied en in het weg- en waterbeheer op een andere manier om te gaan met biologische reststoffen kan wellicht een efficiënte toestroom van biomassa ontstaan.
•
Hoogwaardige kennisintensieve productie is schaars in Zeeland. In dat opzicht bevindt zich met de kerncentrale Borssele een unieke productiefaciliteit in de provincie. Het Rijk heeft aangegeven de nucleaire kennis te willen behouden. Daarnaast blijft de centrale tot 2033 in gebruik. Tezamen met COVRA en andere nucleaire instituten lijkt er een goede kans te zitten in een verder te ontwikkelen nucleair cluster. Borssele is ook in beeld als potentiële locatie voor een tweede Nederlandse kerncentrale. Ook los daarvan kan, met een tijdshorizon van 2033, ingezet kan worden op een dergelijk cluster.
•
Agribusinessparks zijn regionale concentraties rond ketens waarmee, door een bundeling van activiteiten, kennis en logistiek, tot grotere effectiviteit en samenhang in de hele keten kan worden gekomen. Bij de ontwikkeling van agribusinessparks kan ingezet worden op de rurale of de industriële variant. Bij de industriële variant wordt aangesloten bij havengebonden industrie en activiteiten. Vanuit een dergelijke ketenbenadering kan ook vanuit de landbouw worden ingezet op energie. Te denken valt aan agribusinessparks rond biomassa, of specifiek bio-ethanol (bijvoorbeeld ACT) en glastuinbouw.
•
De verbondenheid met Vlaanderen is duidelijk. Vlaanderen voert praktisch al haar energie in aangezien er geen reserves zijn van uranium, aardgas of aardolie en de ontginning van steenkool definitief is stopgezet. Voor aardgas werd in 2004 38% van het binnenlands energieverbruik uit Nederland ingevoerd. Ook op het vlak van elektriciteit is er een uitwisseling, zij het dat die in beperkte mate via Zeeland loopt. Het lijkt raadzaam om bij het doordenken van een ketenbenadering, ook expliciet grensoverschrijdend te denken en de samenwerking met Vlaamse partners te zoeken.
2.3.3 Milieukundige kenmerken Vanuit energieperspectief is een aantal milieukundige kenmerken relevant. Onderstaand volgt een beknopte weergave. Wellicht het belangrijkste milieukundige aspect is de CO2-uitstoot. De Zeeuwse landbouwsector en de Zeeuwse industrie nemen de hoofdmoot (84%) van de CO2-uitstoot voor hun rekening. Binnen deze sectoren zorgen de bedrijven Dow, EPZ, Elsta, Yara, Total, Thermphos, Alcan en 16
Cerestar voor 99% van de uitstoot . De laatste vijf jaren is de Zeeuwse CO2-uitstoot van de industrie gestegen van 10 Mton naar 12 Mton. Met de bouw van de Sloecentrale komt daar nog 3 Mton CO2 bij.
16
2
Visie op de Zeeuwse energievoorziening: Zeeland CO -neutraal in 2050, Ecofys in opdracht van de Zeeuwse Milieufederatie, november 2005.
Pagina 16
31 januari 2007 Ons kenmerk P-06-11-015/mmu/aht
Fijnstof is eveneens een actueel milieuprobleem. Fijnstof is een belangrijke component die van invloed is op de luchtkwaliteit en is sterk bepalend voor een aantal gezondheidseffecten. De industrie in Zeeland zorgde voor ca. 44% van de fijnstof uitstoot. Het aandeel van de Zeeuwse industrie in de totale Nederlandse fijnstof emissies door industrie bedraagt ca. 9%. Verkeer en vervoer - waaronder wegverkeer en scheepvaart - draagt in Zeeland momenteel voor ongeveer 50% bij aan de gemiddelde fijnstof emissie. De bijdrage van het Zeeuwse verkeer inclusief scheepvaart op de landelijke emissie is circa 4,6%. De landbouw is een grote Zeeuwse sector. Het aandeel van de landbouw in de fijnstof problematiek in Zeeland is echter lang niet zo groot is als van andere sectoren. Op dit moment liggen de jaargemiddelde concentraties voor fijnstof in Zeeland niet boven de daaraan gestelde norm. In de periode 1998-2003 is de uitstoot van fijnstof door de Zeeuwse industrie met circa 25% gedaald. Deze reductie is bereikt door bijvoorbeeld emissie-eisen aan installaties en procesaanpassingen. Het belang van emissies uit verkeer neemt echter steeds verder toe, onder meer doordat het aandeel van scheepvaart en binnenvaart steeds verder toeneemt. Zeeland voldoet grosso modo aan de norm en daarbij zijn de inschattingen ten aanzien van toekomstige overschrijdingen eveneens gunstig. Ondanks deze gunstige prognose wil de Provincie Zeeland onverkort inzetten op het verlagen van de 17
concentraties fijnstof . Een derde relevant milieuaspect betreft de uitstoot van verzurende stoffen. In internationaal beleid (National Emission Ceilings (NEC)-richtlijn) en nationaal beleid zijn inspanningsverplichtingen vastgesteld aan de uitstoot van zwaveldioxide, stikstofoxiden, ammoniak en vluchtige organische stoffen. Ook van Zeeland is een nadere inspanning nodig om de gewenste 18
niveaus te bereiken . Tenslotte is van belang te vermelden dat in het omgevingsplan Zeeland is vastgelegd dat de verdere uitbouw en versterking van de Zeeuwse havengebieden in harmonie met de omgeving en omgevingskwaliteiten dient te gebeuren. Er zal een milieukader voor de zeehavens worden uitgewerkt (zie paragraaf 5.2 Omgevingsplan Zeeland).
2.3.4 Trends in Zeeland De volgende ruimtelijke, economische en milieukundige trends hebben ten aanzien van energie specifieke gevolgen voor Zeeland: •
energiecentrales trekken naar de kust vanwege de behoefte aan koelwater en de behoefte aan (zee)havenfaciliteiten voor de aanvoer van brandstof zoals kolen of biomassa;
•
met de bouw van de Sloecentrale wordt de CO2-uitstoot in Zeeland met nog 3 Mton CO2 verhoogd. Ook voor verkeer, scheepvaart en recreatie is een toename van CO2-uitstoot te verwachten;
•
een gedeeltelijke omschakeling van akkerbouw naar aquacultuur komt in beeld. Dit is relevant voor eventuele restwarmtebenutting, maar ook voor energieteelt;
•
niet geheel specifiek voor Zeeland, maar wel relevant zijn de gevolgen van de strengere milieu- en klimaatregelgeving. Dit vormt het kader voor de Zeeuwse sectoren. Het biedt ook kansen. De bijmenging van bio-ethanol in benzine als gevolg van Europese regelgeving kan bijvoorbeeld tot een impuls voor de Zeeuwse bio-ethanol-sector leiden.
17 18
Actieplan fijnstof Provincie Zeeland, CE, juni 2006. Zie het Omgevingsplan Zeeland 2006-2012 voor een uitwerking per sector van de benodigde Zeeuwse reductie.
Pagina 17
31 januari 2007 Ons kenmerk P-06-11-015/mmu/aht
3
Transitiepaden 3.1 Landelijke Transitiepaden Door de Task Force Energietransitie is in 2006 een rapport uitgebracht onder de titel "Meer met Energie! Kansen voor Nederland". In dit rapport worden 26 transitiepaden (het transitieportfolio) benoemd die de Nederlandse ambitie voor de toekomst realiseerbaar kunnen maken. Deze ambities zijn: •
reductie in 2050 van 50% van CO2-emissies ten opzichte van 1990 met verdergaande
•
jaarlijks oplopende energiebesparing van tussen de 1,5% en 2% per jaar;
•
progressieve verduurzaming van onze energiehuishouding tussen nu en 2050 door
economische groei;
substantiële inzet van groene grondstoffen en hernieuwbare bronnen; •
versterking van de positie van het Nederlandse bedrijfsleven.
In het kader van de energiestrategie die momenteel wordt voorbereid, zijn de transitiepaden een belangrijk onderdeel gaan vormen. Deze verkennende notitie gaat nader in op de verschillende transitiepaden en maakt een inschatting van de relevantie voor Zeeland. Dit vormt dan weer mede de basis voor de zwaartepunten die in een uiteindelijke Strategienota worden gelegd. De transitiepaden De transitiepaden zijn verdeeld over 6 thema's. In de tabel 1 zijn de thema's en de bijbehorende transitiepaden benoemd met daarbij de globale inhoud zoals deze uit het rapport "Meer met Energie" naar voren komt.
Pagina 18
31 januari 2007 Ons kenmerk P-06-11-015/mmu/aht
Thema
Nr. Transitiepad
Globale inhoud
Nieuw gas
1
decentrale energieopwekking
Mini- en micro WKK
2
glastuinbouw
energiebesparing
3
groen gas / waterstof
biomassa en waterstof
4
schoon fossiel (aardgas)
CO2-opslag
19
Gebouwde omgeving
5
gebouwde omgeving
energiebesparing
Duurzame mobiliteit
6
hybridisering
hybride voertuigen
7
biobrandstoffen
toepassen biobrandstof
8
rijden op waterstof
rijden op waterstof
Groene grondstoffen
Ketenefficiëntie
9
intelligente transportsystemen
massa - individualisering automobiliteit
10
biomassaproductie Nederland
duurzame productie en ontwikkeling
11
realisatie importketen
import biomassa
12
WISE BIOMASS co-productie
co-productie chemicaliën, transportbrandstoffen, elektriciteit en warmte
13
SNG in aardgasinfrastructuur
synthetisch gas in aardgasinfrastructuur
14
verduurzaming chemie
innovatief gebruik groene grondstoffen, verduurzaming producten en processen
15
optimalisatie afvalketen
16
precisielandbouw
d.m.v. geavanceerde techniek machines aansturen voor bestrijdingsmiddel, kunstmest etc.
17
procesintensificatie
ontwikkeling nieuwe processen en apparaten
18
multimodaal transport
reduceren transportbewegingen door transport via verschillende modaliteiten
19
clearinghouse
vermijden onnodig transport bulkproducten, ontkoppeling fysieke en financiële stromen
20
symbiose
co-siting en restwarmtebenutting
21
WKK decentraal
WKK
22
Papierindustrie
duurzame papierketen
hernieuwbare energiebronnen
vergroten aandeel hernieuwbare bronnen
24
traditionele elektriciteit (decarbonisatie en WKK)
verduurzaming traditionele opwekking
25
elektrische infrastructuur
aanpassen infrastructuur
26
elektriciteitsbesparing
elektriciteitsbesparing
27
kernenergie20
Duurzame 23 elektriciteitsvoorziening
Tabel 1. Energietransitiepaden
19
20
Het thema Gebouwde omgeving is betrekkelijk recent en wordt uitgebreid. Voor de meest recente informatie verwijzen we naar de brief van het Platform Energietransitie in de Gebouwde Omgeving (PEGO) aan de Tweede Kamercommissie Economische Zaken d.d. 6 december 2006. Hierin wordt een drietal transitiepaden geïntroduceerd: 1) Energiereductieplan bestaande woningvoorraad; 2) Innovatieplan energie-efficiency nieuwbouw en renovatie; 3) Kansen en belemmeringen rijksregelgeving. In deze notitie gaan wij nog uit van het oorspronkelijke en meer omvattende transitiepad "energiebesparing". Kernenergie maakt geen deel uit van de landelijke transitiepaden. Aangezien kernenergie voor Zeeland eveneens een relevant thema is, hebben dit als item toegevoegd.
Pagina 19
31 januari 2007 Ons kenmerk P-06-11-015/mmu/aht
Ambitie provincie Zeeland De provincie Zeeland wil binnen Nederland evenredig bijdragen in de Nederlandse doel21
stellingen voor CO2-reductie . Evenredig moet hierin niet worden gelezen als: Zeeland draagt voor 1 / 12 van de hoeveelheid bij. De uitstoot van broeikasgassen (met name CO2) is afkomstig van een aantal veroorzakers. De evenredige bijdrage van de provincie is gebaseerd naar rato van de aanwezigheid van deze veroorzakers en de mogelijkheden tot besparing bij de betreffende veroorzakers van de uitstoot. Als leidraad worden de 26 transitiepaden van de landelijke taskforce energietransitie gebruikt. De ambitie is uitgewerkt door per transitiepad te indiceren of: •
de activiteit waar het transitiepad over gaat zich ook in Zeeland afspeelt (verduidelijking);
•
de provincie Zeeland economisch baat zou kunnen hebben bij het transitiepad (economische potentie);
•
tot welke CO2-vermindering het volgen van het transitiepad in Zeeland globaal zou kunnen leiden (CO2-potentie), ten opzichte van de CO2-potentie voor Nederland;
•
welke relevantie het transitiepad op basis van het bovenstaande voor Zeeland heeft;
•
op welke termijn resultaten verwacht mogen worden;
•
welke partij het meest aangewezen is om als trekker voor de transitie op te treden;
•
wat de visie is van de provincie op het transitiepad en het onderwerp;
•
welke rol de provincie ziet weggelegd in het tot uitvoer brengen van het transitiepad.
De volledige tabel is als bijlage 7 opgenomen bij deze nota. Uitwerking relevante transitiepaden Zeeland In de onderstaande paragrafen zijn per thema die transitiepaden uitgewerkt. Voor de duidelijkheid is per subparagraaf tussen haakjes het nummer van het betreffende transitiepad aangegeven (zie ook tabel 1.). Het gaat echter met name om die transitiepaden die op de "relevantie voor Zeeland" het hoogst scoren. De specifiek voor Zeeland minder relevante transitiepaden zijn slechts kort beschreven. Voor een meer uitgebreide beschrijving verwijzen we naar de stukken van de Taskforce Energietransitie en de daaronder opererende platforms. De specifiek voor Zeeland relevante transitiepaden zijn uitgewerkt in de volgende aspecten: Transitiepad en bestaand beleid Zeeland Wat behelst het transitiepad, wat is de visie van de provincie op dit pad en welke ambitie heeft de provincie daarbij. Bestaande initiatieven Welke initiatieven zijn er op dit pad in Zeeland aanwezig of welke partijen zijn betrokken. Economie Welke economische vooruitzichten zijn in Zeeland te verwachten van het transitiepad. Klimaat Wat betekent het transitiepad op het gebied van klimaat (Zeeuwse bijdrage aan de CO2reductie).
21
Omgevingsplan Zeeland 2006-2012.
Pagina 20
31 januari 2007 Ons kenmerk P-06-11-015/mmu/aht
Overige aspecten Het gaat hier om ruimtelijke en milieuaspecten van de transitie, om afgeleide economische aspecten (bijvoorbeeld kennisclusters) en om andere aspecten die niet eerder zijn genoemd (en per transitiepad kunnen verschillen). Mogelijke rol provincie / beleidsimplicaties Welke rol kan de provincie bij het transitiepad vervullen, wat zijn eventuele beleidsmatige implicaties (denk aan het gebruik van het provinciale wettelijke instrumentarium). Tevens is de termijn opgenomen wanneer het transitiepad een rol gaat spelen in de provinciale organisatie.
3.2 Thema Nieuw gas 3.2.1 Decentrale energieopwekking (nr. 1) Transitiepad en bestaand beleid De belangrijkste trend in dit kader is de schaalverkleining van WKK in de vorm van mini- en 22
micro-WKK . De Taskforce Energietransitie en energiebedrijven zijn enthousiast hierover. Het is een stap richting een meer decentrale energievoorziening. De experts zien de micro-WKK concurreren met de HR ketel. De mini- en micro-WKK lijkt initieel vooral een goede positie te kunnen verwerven in de bestaande gebouwde omgeving. In combinatie met warmtebuffering biedt (afstand)besturing de mogelijkheid tot (extra) productie van elektriciteit. De installaties 23
gaan dan functioneren als een virtuele elektriciteitscentrale
(VPP), op momenten dat elektri-
citeit een hoge waarde heeft en dus functies verrichten voor de balanshandhaving. Energiebesparing, bijvoorbeeld door micro-WKK, in de Zeeuwse gebouwde omgeving is belangrijk. Zeeland kan dit ondersteunen, onder meer bij nieuwbouwprojecten. Bestaande initiatieven In Zeeland is als proef vanuit Delta inmiddels een beperkt aantal micro-WKK’s operationeel. Economie Een grootschalige overschakeling naar micro-WKK biedt kansen voor zowel energiebedrijven 24
zoals Delta
als ook de Zeeuwse installatietechnieksector. Delta heeft een belangrijke rol met
betrekking tot de terugleververgoeding, de netaansluiting, uitwisseling elektriciteit en gas en het beheer van de Virtual Power Plant. Klimaat 25
Onderzoek
wijst uit dat de micro-WKK voor zowel middellange als lange termijn een robuuste
besparingsoptie is. Hiermee wordt bedoeld dat de besparingsoptie in grote mate onafhankelijk is van toekomstscenario's. Toch stelt de Taskforce Energietransitie dat bij succes de bijdrage in 2025 nog beperkt zal zijn. Vanaf 2007 kan de marktintroductie plaatsvinden en oplopen tot een Nederlandse afzet van ca. 100.000 stuks per jaar rond 2015. In 2050 kan 50% van de (zes miljoen) Nederlandse CV ketels zijn vervangen met mini- en micro-WKK. Op een totaal woningaanbod in Zeeland van 160.000 is implementatie van micro-WKK mogelijk in 100.000 woningen. 22 23 24 25
Ook zonnepanelen en windturbines behoren tot de zogeheten disperse energieopwekkers. Deze zijn echter relatief duur in aanschaf en de opbrengsten zijn onvoldoende om de kosten te dekken. Ook wel aangeduid als Virtual Power Plant (VPP). Zie ook de studie Disperse energie - Liberale markt, Altran, Delta en provincie Zeeland, februari 2005. Zie Keuze referentie cruciaal voor beoordeling micro-WKK, Energie+, vakblad over besparing, efficiency en duurzaamheid, oktober 2006.
Pagina 21
31 januari 2007 Ons kenmerk P-06-11-015/mmu/aht
Dit leidt tot een korte tot middellange termijnbesparing van 150 kton CO2 (op 100.000 woningen). Een 100 MWe Virtual Power Plant leidt tot een besparing van 76,5 miljoen aardgasequivalenten wat overeenkomt met 2,4 Petajoule. Overige aspecten Mogelijke rol provincie / beleidsimplicaties De provincie kan als aanjager fungeren. Ook de gemeenten hebben een taak bij de stimulering van decentrale energieopwekking. Ook via Delta kan de provincie de burgers stimuleren en ondersteunen.
3.2.2 Glastuinbouw (nr. 2) Landbouw is een belangrijke economische pijler in Zeeland. Glastuinbouw is voor Zeeland een vrij nieuwe activiteit, die echter met gebruikmaking van restwarmte en CO2 uit centrales een bijdrage levert aan een evenwichtige duurzame ontwikkeling. Op korte termijn vindt bij Sluiskil grootschalige (300 ha.) ontwikkeling van glastuinbouw plaats naast de kunstmest- en ammoniakfabriek van Yara. Het is de bedoeling de restwarmte en pure CO2 die als restproduct uit het proces van Yara vrijkomt in te zetten in de kassen. Trekkers zijn het Havenschap Zeeland Seaports en de gemeente Terneuzen. Hieruit is het idee van een agro-businesspark 26
voortgevloeid: industriële symbiose . De reductie t.o.v. een refentie uitbreidingsituatie met ketels en WKK ligt in de orde van grootte 270 kton CO2 en 50 kton NOx en de besparing op 3
aardgas 130 miljoen m aardgas. Economisch en qua werkgelegenheid geeft glastuinbouw een sterke impuls aan de regio, ook grensoverschrijdend. Bij Kapelle is reeds glastuinbouw van 80 ha. gerealiseerd met WKK van Delta waarbij ook de CO2 voor groenbemesting wordt gebruikt. De provincie verwacht dat zuinige technieken uit het "Programma Kas als Energiebron" ook in 27
Zeeland geïmplementeerd kunnen worden .
3.2.3 Groen gas / waterstof (nr. 3) Dit transitiepad wordt in combinatie met het transitiepad SNG in aardgasinfrastructuur nader uitgewerkt in subparagraaf 3.5.4.
3.2.4 Schoon fossiel (aardgas) (nr. 4) De belangrijkste fossiele energiedragers zijn olie, kolen en gas. Aardgas neemt in de Nederlandse economie een centrale plaats in. Maatschappelijke discussies over de duurzaamheid, emissies van broeikasgassen, leveringszekerheid en afhankelijkheid van import van grondstoffen leggen de noodzaak voor een duurzame gasvoorziening bloot. Een alternatief zoeken voor gas heeft de minste prioriteit aangezien de verbranding van gas relatief weinig CO2 oplevert. Zeeland krijgt met de Sloecentrale een grote gasgestookte centrale. Met betrekking tot de inzet van fossiele energiedragers in Zeeland is met name CO2-afvang en -opslag van belang. De traditionele elektriciteit inclusief CO2-afvang en -opslag komt aan bod in subparagraaf 3.7.7.
26 27
Zie ook transitiepad nr. 20. Bron: J.A. Jansen van de provincie Zeeland.
Pagina 22
31 januari 2007 Ons kenmerk P-06-11-015/mmu/aht
3.3 Thema Gebouwde omgeving 3.3.1 Gebouwde omgeving/elektriciteitsbesparing (nrs. 5 en 26) Transitiepad en bestaand beleid Na industrie en verkeer en vervoer komt de gebouwde omgeving met 6% van de Zeeuwse CO2uitstoot op de derde plaats. Zeeland heeft een oudere gebouwde omgeving waar bovendien weinig nieuwbouw plaatsvindt. De bestaande gebouwde omgeving kan energiezuinig gemaakt worden door het verbeteren van de isolatiegraad, het verbeteren van gebouwbeheersystemen, het toepassen van energie-efficiënte apparatuur voor verwarming, koeling, verlichting en huishoudelijke apparatuur. Ook micro-WKK (zie boven) speelt een rol. Vooral in de gebouwde omgeving zijn de kosten echter relatief hoog, circa € 200 per vermeden ton CO2. Bij nieuwbouw en renovatie kan daarnaast worden ingezet op warmtepompen. De streeft ernaar dat het aspect energie vanaf het allereerste moment wordt betrokken bij de planvorming, zowel bij nieuwbouw als bij herstructurering, transformatie en renovatie. Het gaat bijvoorbeeld om energiebeperking door zo mogelijk zongericht bouwen en inzet van duurzame energiebronnen. Bestaande initiatieven Het aantal initiatieven gericht op de gebouwde omgeving c.q. elektriciteitsbesparing is nog 28
relatief beperkt . Dit is verklaarbaar gezien de beperkte hoeveelheid nieuwbouw en de relatief dure inspanning om de bestaande gebouwde omgeving aan te passen. Economie Onder meer de Zeeuwse bouw- en installatiesectoren kunnen profiteren van een sterke focus op energiebesparing door duurzame woning- en utiliteitsbouw. Klimaat Het reduceren van de elektriciteitsvraag is waarschijnlijk een van de meest robuuste en meest efficiënte verduurzamingsmaatregelen. De bijdrage aan CO2-uitstootreductie is aanzienlijk. Het is daarbij wel zaak om bij de nieuwbouw van meet af aan energiezuinig te bouwen gericht op een Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC) die onder de huidige wettelijke eis ligt. Overige aspecten Mogelijke rol provincie / beleidsimplicaties De provincie fungeert als aanjager. Ook de gemeenten hebben een taak bij de stimulering van elektriciteitsbesparing. Ook via Delta kan de provincie de burgers stimuleren en ondersteunen.
28
Zie bijvoorbeeld het Zeeuws Convenant Integrale Woningkwaliteit, voorbeeld energiezuinige woonwijk en de actie Energie Prestatie Advies, zoals genoemd in Zeeland kiest duurzame energie, keuzedocument uitvoeringsprogramma Energie en klimaat 2004-2006, 14 oktober 2004.
Pagina 23
31 januari 2007 Ons kenmerk P-06-11-015/mmu/aht
3.4 Duurzame mobiliteit 3.4.1 Hybridisering (nr. 6) Hybride voertuigen worden nu reeds op de markt gebracht met fiscaal voordeel. Het aandeel transport in de CO2-uitstoor van Zeeland is gering. Zeeland kan een stimulerende rol hebben, bijvoorbeeld door de voorbeeldfunctie van overheden te benadrukken. Concreet is de piketauto van de afdeling Milieu een hybride voertuig (Toyota Prius). Ook hybride vaartuigen bieden mogelijkheden voor de provincie. Een positief effect is de verbetering van de luchtkwaliteit. Dit transitiepad is landelijk zeker relevant en Zeeland kan aansluiten bij landsbrede initiatieven. Specifiek binnen de Zeeuwse context is dit transitiepad op kleinere schaal relevant.
3.4.2 Biobrandstoffen (nr. 7) Transitiepad en bestaand beleid Een andere vorm van het toepassen van biomassa voor energieopwekking is het bewerken van biomassa tot vloeibare brandstoffen zoals bio-ethanol en PPO / Biodiesel. Meestal moet voor beide typen brandstoffen specifieke gewassen worden geteeld en daarna bewerkt. Vanuit de 29
EU
is aangegeven dat 5,75% van de diesel van biologische origine moet worden (per 2010).
Het huidige Nederlandse beleid is dat vanaf 2007 2% biodiesel wordt bijgemengd. De provincie geeft aan dat het onwenselijk is dat grootschalige productie van biodiesel en bioethanol structureel ten koste gaat van gewassen voor voedselproductie en het aanzicht van de provincie. Wel past de uitstraling van biobrandstoffen bij haar duurzame imago en levert het een bijdrage aan de energietransitie. Derhalve wil de provincie toepassing in Zeeland van PPO, biodiesel en bio-ethanol stimuleren. PPO en biodiesel PPO en Biodiesel zijn op dit moment typisch Europese biobrandstoffen. De totale Europese productie is globaal een factor 4 hoger ( medio 2006 een geschatte capaciteit van 3.8 - 4.1 miljoen ton) dan de Europese productie van bio-ethanol. PPO Pure Plant Olie of PPO is de olie die uit koolzaad wordt geperst. Er zijn twee toepassings30
mogelijkheden: als brandstof voor speciaal aangepaste dieselmotoren
of als grondstof voor
biodiesel. Biodiesel Biodiesel wordt gemaakt uit PPO. De aldus geproduceerde biodiesel kan direct gebruikt worden in een dieselmotor. Dit betekent bij een jaarlijks dieselverbruik van 7-8 miljard liter een benodigd areaal van 100.000 tot 110.000 hectare koolzaad. Overigens kan pas boven een capaciteit van 50.000 ton koolzaad biodiesel efficiënt worden geproduceerd. Er is in de Benelux voldoende capaciteit gepland.
29
30
In artikel 3 van Richtl n 2003/30/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 mei 2003 ter bevordering van het gebruik van biobrandstoffen of andere hernieuwbare brandstoffen in het vervoer8 wordt een streefcijfer van 5,75 % biobrandstoffen vastgesteld voor de totale hoeveelheid benzine en dieselolie die op 31 december 2010 voor vervoersdoeleinden op de markten van de lidstaten aangeboden wordt. Aanpassingskosten ca. € 2.500 ;deze motoren kunnen dan geen gewone diesel meer gebruiken.
Pagina 24
31 januari 2007 Ons kenmerk P-06-11-015/mmu/aht
Bio-ethanol Bio-ethanol is de belangrijkste biobrandstof in de wereld op dit moment (ca. 2% van het totale brandstofgebruik in 2004). Verwacht is dat dit in 2006 boven de 10% zal zijn. Het wordt met name in bijvoorbeeld Brazilië maar ook in de Verenigde Staten veel toegepast als bijmening in autobrandstof. Het wordt veelal gestookt uit suikerriet en mais. In Zeeland zou het kunnen worden gemaakt uit bijvoorbeeld suikerbieten. Er zijn ook mogelijkheden met betrekking tot de productie van halffabricaten ten behoeve van de ethanolproductie. Tevens bestaat soms de mogelijkheid om restproducten van industrie als grondstof in te zetten voor bio-ethanolproductie. Biogas en aardgas De provincie Zeeland zet in op aardgas en biogas in bussen en voertuigen vanwege de positieve effecten op fijnstof en luchtkwaliteit. De aardgasinfrastructuur is grotendeels aanwezig en relatief goedkoop. De provincie heeft een rol als wegbeheerder en concessieverlener van het OV. Daarnaast kan de provincie optreden als facilitator en verbetermogelijkheden onder de aandacht brengen. Huidige initiatieven Voor de teelt van koolzaad voor Biodiesel / PPO zijn er geen initiatieven bekend van enige omvang in Zeeland. Wel is het onderwerp door het uitzetten van onderzoeken uitgebreid verkend. Nedalco is in de kanaalzone bezig met het opzetten van een bio-ethanol fabriek waarbij naast tarwe restproducten van Cargill worden gebruikt. In Gent is een biodieselfabriek op basis van PPO gepland met een capaciteit van 95.000 ton. Er is een groot aantal initiatieven gericht op schoon openbaar vervoer. Onder meer door inzet van biobrandstoffen (biogas) en aardgas in het Zeeuwse busvervoer en de oprichting van tankpunten voor biobrandstoffen en aardgas. Economie De enige teelt die CZAV en ZLTO op korte termijn als rendabele mogelijkheid verwachten voor biodiesel is de teelt van koolzaad als toegestaan alternatief voor braakliggen. Er is er sprake 31
van een potentiële Zeeuwse capaciteit van circa 2100 hectare . 32
Pas als de brandstofprijs dusdanig stijgt
dat er ook geconcurreerd kan worden met reguliere
gewassen is er sprake van een serieus potentieel. Naar het zich laat aanzien is dit op korte termijn niet het geval. Klimaat Gezien de bovengenoemde gronden voor de teelt van koolzaad is de hoeveelheid PPO / Biodiesel die op kortere termijn kan worden gewonnen beperkt. De invloed op het klimaat is derhalve ook beperkt.
31
32
Bij een opbrengst van circa 4 ton koolzaad waaruit circa. 1.400 liter PPO kan worden gewonnen per hectare betekent dit een totale hoeveelheid van 8.200 ton koolzaad waaruit 3 miljoen liter PPO kan worden gewonnen). De verwachte kostprijs van een liter PPO is dan ca. € 0,49 tot ca. € 0,60 per liter (exclusief accijns). Onderzoek wijst uit dat PPO voor eindgebruikers pas interessant wordt als de prijs ca. € 0,10 tot € 0,15 lager ligt dan reguliere diesel. De huidige dieselprijs (1 oktober 2006) ligt rond de € 1,04 per liter. De prijs van PPO met € 0,37 accijns op circa € 0,86 - 0,97. PPO (met accijns) zou dus net wel, net niet interessant kunnen zijn voor de burger. De bovengenoemde geschatte prijs is ook gebaseerd op een Zeeuwse oliemolen met bijbehorende exploitatie kosten. Momenteel gaat men uit van 210 tot € 230 per ton. De effecten van de EU richtlijn inzake biodiesel zal deze prijs naar verwachting doen stijgen naar ca. € 260 per ton koolzaad. Bij een prijs van 220 is er een negatief saldo voor de landbouwer, bij een prijs van € 260 een positief saldo. Koolzaad is pas concurrerend met wintertarwe bij een prijs van € 260 per ton.
Pagina 25
31 januari 2007 Ons kenmerk P-06-11-015/mmu/aht
Overige aspecten •
Direct toepassen van PPO in verbrandingsmotoren vereist dat motoren worden omgebouwd. Er bestaat (financiële en praktische) weerstand van burgers om motoren te laten ombouwen.
•
Er is sprake van een gering aantal vulpunten waardoor de actieradius wordt beperkt tot statische systemen (aggregaten) of centrale vervoersystemen.
•
PPO is substituut voor diesel en kan daarom belast worden met accijns. Het besluit Biobrandstoffen sluit vanaf 1 januari 2007 verdere accijnsvrijstellingen uit tenzij er sprake is van duidelijk aanwijsbare innovatie. De verwachting is niet dat PPO hieraan zal voldoen.
•
Er zijn drie initiatieven (oliemolens / PPO producenten) vrijgesteld van accijns welke allen 33
niet in de buurt van Zeeland (Noord Holland, Eemshaven, Venray) zijn gesitueerd . Mogelijke rol provincie / beleidsimplicaties Het effect zowel klimaattechnisch als economisch is voor Zeeland beperkt. Wel zou de toepassing van biobrandstoffen kunnen meehelpen aan het groene, duurzame imago wat de provincie voorstaat. Dit betekent dat met name die acties voor handen liggen die een directe relatie hebben met de provincie. •
De provincie kan op de achtergrond een bijdrage leveren door actief samenwerking te
•
De provincie kan een lobby richting Den Haag organiseren voor het verkrijgen van eenzelfde
•
De provincie kan een lobby richting Brussel (Belgische overheid) organiseren. Export van
organiseren. vrijstelling als de provincies Limburg en Groningen. PPO naar België is een serieuze optie. Of dit mogelijk is, is mede afhankelijk van het nog vast te stellen Belgische beleid. •
Het sluiten van een partnerschap met de partijen die accijnsvrijstelling hebben.
•
De provincie kan een rol vervullen in het stimuleren van deze brandstoffen door: −
een voorbeeldfunctie te vervullen met het eigen wagenpark;
−
introductie van voertuigen op alternatieve brandstoffen ondersteunen;
−
pilots te stimuleren / organiseren voor indrukvorming;
−
vulpunten voor alternatieve brandstoffen te stimuleren: PPO, biodiesel, aardgas, biogas.
−
fondsen zoeken om aanloopverliezen van vulpunten af te dekken.
3.4.3 Rijden op waterstof (nr. 8) Op termijn is waterstof een ideale brandstof voor verkeer en vervoer. De ontwikkeling gaat ook in die richting. Een tussenstap is de inzet van aardgas als brandstof. Hoewel er consensus is over de potentie, is de ontwikkeling wel afhankelijk van toekomstige technologische doorbraken. Dit transitiepad is landelijk zeker relevant en Zeeland kan aansluiten bij landsbrede initiatieven. Specifiek binnen de Zeeuwse context is dit transitiepad op kleinere schaal relevant.
3.4.4 Intelligente transportsystemen (nr. 9) Met intelligente transportsystemen wordt met name gedoeld op het koppelen van informatiestromen van de diverse wegbeheerders om een betere wegbenutting en doorstroming te realiseren. Specifiek binnen de Zeeuwse context is dit transitiepad op kleinere schaal relevant.
33
Deze hebben overigens nog niet hun vrijstelling geheel ingevuld zodat het wel mogelijk wordt voor Zeeuwse boeren om kleine hoeveelheden koolzaad te telen en af te zetten.
Pagina 26
31 januari 2007 Ons kenmerk P-06-11-015/mmu/aht
3.5 Groene grondstoffen 34
De provincie Zeeland vindt energie
uit verschillende vormen van biomassa een interessante
optie. Bio-energie is een vrij breed begrip. Er kunnen verschillende vormen van energieopwekking worden genoemd waarin biomassa ergens in de keten een rol speelt. Deze vallen soms ook onder verschillende transitiepaden. Deze paden zijn: •
Biobrandstoffen ( voor transport) uit biomassa gewonnen (7);
•
Biomassaproductie (10);
•
WISE BIOMASS co-productie (12);
•
SNG in aardgasinfrastructuur (13).
3.5.1 Biomassaproductie Nederland (nr. 10) Transitiepad en bestaand beleid Zeeland Een bijzonder gevolg van het toepassen van biomassa voor energieopwekking is dat biomassa een waarde krijgt gerelateerd aan de energie-inhoud van de biomassa. Dit kan tot gevolg hebben dat er gekozen gaat worden voor biomassaproductie en gaat concurreren met voedselproductie. Een afname van de voedselproductie in Zeeland ten faveure van (andersoortige) gewassen specifiek voor biomassaproductie vindt de provincie Zeeland een ongewenste zaak. De doelstellingen van de provincie Zeeland daar waar landbouw een relatie heeft met energie : •
het moet de economische vitaliteit en multifunctionele karakter van het landelijk gebied versterken;
•
het moet zorgen dat de agrarische productiefunctie en verwerkende industrie in stand wordt gehouden en verder wordt ontwikkeld en versterkt;
•
het moet duurzaam en veilig gebeuren.
Een ander effect is dat het financieel rendabel wordt om biomassa van elders te halen en toe te passen voor energieopwekking in Nederland. De provincie Zeeland vindt dat dit alleen kan indien dit per saldo op duurzame wijze gebeurt. Dit betekent bijvoorbeeld dat de provincie het ontstaan van grote palmolieplantages in Indonesië (ten koste van oerwoud) voor energieopwekking in Nederland niet wenselijk vindt en het gebruik van palmolie ontmoedigt. Beter is het om duurzame alternatieven voor palmolie te stimuleren die niet ten koste gaan van tropische regenwouden en voedselproductie. Overigens gaat de reikwijdte van biomassa verder dan de landbouw. Ook het gebruik van het water als medium om biomassa in te kweken is een mogelijkheid. Deze specifieke vorm van aquacultuur lijkt potentieel interessant op middenlange termijn maar is door de betrokken partijen nog niet nader onderzocht.
34
Het geschatte potentieel in Nederland aan bio-energie is ca. 46% van het totaal aan duurzame energie.
Pagina 27
31 januari 2007 Ons kenmerk P-06-11-015/mmu/aht
De provinciale inzet richt zich op biomassa uit restproducten en op energieteelt, voor zover die geen nadelige invloed heeft op voedselproductie en het landschap. Feitelijk is onder deze vorm van bio-energie verschillende vormen van energieopwekking te benoemen: 35
•
regulier verbranden ; (meestoken in reguliere energiecentrales);
•
vergisten tot biogas (of verwerken tot Synthetic Natural Gas).
Bij het bijstoken en meestoken van biomassa in kolencentrales betrekt de provincie de volgende aspecten integraal: •
er moet sprake zijn van een gelijkwaardige of milieuhygiënisch gezien betere situatie;
•
initiatieven moeten passen binnen een efficiënte en effectieve landelijk verwijderingstructuur;
•
de CO2-uitstoot als gevolg van ketenaspecten (voorbewerking, lokale verwerking en transport) dient in beschouwing te worden genomen omdat het uitgangspunt bij inzet van biomassa juist het beperken van CO2 is;
•
er mag geen sprake zijn van grote nadelige gevolgen ten aanzien van het rendement van de energieopwekking.
Huidige initiatieven Er worden nog geen landbouwgebieden ingezet voor het telen van biomassa met als doel deze biomassa in te zetten als energiebron (direct te verbranden). Als afgeleide van reguliere teelt komt het wel voor dat biomassa voor dit doel wordt ingezet maar niet op grote schaal. Er wordt al wel veelvuldig biomassa geïmporteerd (palmolie, hout etc.) om mee te verbranden in centrales. ZLTO heeft een plan om mest en energiemaïs in een gezamenlijke vergister te verwerken. Economie Het economisch potentieel van zelf telen lijkt voor Zeeland gering. De hoeveelheid en energieinhoud van afval of restproducten van de reguliere teelt zijn gering. Onderploegen en aldus de structuur van de Zeeuwse klei verbeteren lijkt vooralsnog de beste optie. Het gebruik van rest / bijproducten uit bestaande bedrijvigheid voor energieopwekking biedt veel meer mogelijkheden. Denk hierbij bijvoorbeeld aan vergisting (zie SNG Gas, een ander transitiepad). De import en doorvoer van biomassa zorgt mogelijk voor economisch potentieel met name voor de havenactiviteit in Zeeland. Klimaat Het stoken van biomassa als vervanging van fossiele brandstoffen heeft een positief effect op het klimaat. De hoeveelheden die in Zeeland worden geteeld zijn zeer gering. De verwachting is dat dit ook in de toekomst niet sterk zal toenemen. Het effect op het klimaat van potentiële Zeeuwse biomassateelt is dan ook gering. Met het meestoken van geïmporteerde biomassa zou volgens de provincie inzichtelijk moeten worden hoeveel energie het kost om deze biomassa ter plekke te krijgen. Dit zou moeten worden meegewogen in de uiteindelijke berekeningen voor de toepassing van duurzame energiebronnen. 35
Allereerst kan materiaal van plantaardige en/of dierlijke oorsprong worden mee gestookt in reguliere (steenkool) energiecentrales. Tevens is het mogelijk om biomassa mee te stoken in vuilverbrandingscentrales en op deze manier hun rendement verbeteren. Deze vorm van directe verbranding van biomassa is algemeen bekend en toegepast. Een tweede mogelijkheid is het meestoken van plantaardige oliën in energiecentrales. Veel gebruikt hiervoor is palmolie. Om plaats te maken voor de kweek van 'oliepalmen' wordt veel tropisch regenwoud gekapt. Biodiversiteit maakt dan plaats voor monocultuur.
Pagina 28
31 januari 2007 Ons kenmerk P-06-11-015/mmu/aht
Overige aspecten Ten aanzien van de toepassing van bio-energie zijn verschillende aandachtpunten te noemen: •
belangrijkste milieutechnische aandachtspunt bij de toepassing van biobrandstoffen is de gevolgen voor de luchtkwaliteit door de vorming van fijnstof bij de verbranding. Onderzoek van ECN heeft echter uitgewezen dat de bijdrage van de huidige en toekomstige biomassa36
emissies beperkt is . De concentratie van fijnstof in Zeeland wordt grotendeels bepaald door bronnen van buiten de provincie. Derhalve is de invloed van reducties beperkt. De verwachting is dat ook in de toekomst de achtergrondconcentratie onder de grenswaarde van fijnstof zal liggen; •
bij de teelt van biomassa wordt vaak veel kunstmest gebruikt hetgeen milieuvervuilend is;
•
de waarde van biomassa, en zelfs van agrarische producten in bredere zin, kan afhankelijk worden van bijvoorbeeld de wereldolieprijs, terwijl juist (mede) begonnen is met de toepassing van biomassa om die afhankelijkheid van olie te verminderen;
•
de import van biomassa levert veel transpot op vanwege grote volumes en geringe energieinhoud;
•
de import vergroot daarnaast de afhankelijkheid van het buitenland;
•
een toenemende interesse in biomassa kan teeltverschuivingen en veranderingen in het landschap teweeg brengen.
Mogelijke rol provincie / beleidsimplicaties Het zoveel mogelijk benutten van reductiemogelijkheden voor de uitstoot van fijnstof als gevolg van de toepassing van biomassa voor energieopwekking blijft speerpunt van provinciaal beleid. De provincie kan bij vergunningverlening van initiatieven voor biobrandstoffen een integrale afweging maken van het broeikaseffect, de energie-efficiency en de luchtkwaliteit. De provincie kan initiatieven nemen en lobbyen richting Den Haag voor het EU breed opzetten van een certificaat voor duurzaam geproduceerde biomassa. De provincie zou de inzet van deze certificaten dan stimuleren en daar waar mogelijk verplicht stellen bij energieopwekking met 37
biomassa .
3.5.2 Realisatie importketen (nr. 11) Zeeland heeft met haar havens een prima infrastructuur voor import. Ook zijn er reeds bedrijven die biomassa importeren. Het is een zinvol transitiepad voor zover er geen nadelige effecten ontstaan voor het milieu. In Zeeland zou een nadelig effect kunnen bestaan uit een toename van het aantal transportbewegingen. Verder verdient het aandacht om erop toe te zien dat de in het buitenland geproduceerde en in Zeeland geïmporteerde biomassa ook daadwerkelijk duurzaam is. Import van biomassa die leidt tot een per saldo hogere CO2-uitstoot, draagt ook niet bij aan een duurzaam imago van Zeeland.
36 37
Industriële biomassa emissies in 2020 dragen voor ca. 1% bij aan de totale binnenlandse emissies van antropogene aard. Zie ook Criteria voor duurzame biomassa productie - Eindrapport van de projectgroep 'Duurzame productie van biomassa', 30 augustus 2006.
Pagina 29
31 januari 2007 Ons kenmerk P-06-11-015/mmu/aht
3.5.3 WISE BIOMASS38 co-productie (nr. 12) Transitiepad en bestaand beleid Zeeland Dit is een transitiepad met een groot potentieel. Door het hoogwaardig gebruik van residustromen en het integraal naar de hele productie keten kijken kan een veel hoger (energie) rendement worden gehaald uit productieprocessen. Het betreft hier een combinatie van nieuwe technologieën met bestaande processen. Zeeland kent relatief veel industrie welke een bepaalde vorm van biomassa als grondstof gebruikt. Tevens is veel van deze industrie momenteel al geclusterd op enkele locaties. Huidige initiatieven Het eerder genoemde initiatief van een bio-ethanolfabriek bij Nedalco in de kanaalzone waarbij onder meer restproducten van Cargill worden gebruikt is een eerste goede voorbeeld. Er wordt door verschillende partijen overlegd om dit onderwerp meer handen en voeten te gaan geven in Zeeland. Dit komt aan bod in het deelproject Duurzame innovatieve chemie in het project Vitaal Sloegebied en Kanaalzone. Economie Het economisch potentieel lijkt groot, met name voor Zeeland. Door nieuwe technieken toe te passen en juiste keuzes te maken aan het begin van het proces kan veel meer geld verdient worden aan dezelfde grondstoffen. De verwachting is dat dit banen zal creëren voor, en een aantrekkende werking zal hebben op, hoogopgeleiden. Klimaat Door juiste keuzes te maken worden biologische grondstoffen optimaal benut. Dit betekent dat er minder onbruikbaar afval is en de vrijkomende energie wordt optimaal benut. Dit betekent minder CO2-uitstoot bij eenzelfde hoeveelheid product (chemicaliën / energie / warmte). Overige aspecten Door recente wetenschappelijke en technologische doorbraken zijn de mogelijkheden voor deze nieuwe aanpak sterk gegroeid. Mogelijke rol provincie / beleidsimplicaties Als facilitator en bemiddelaar kan de provincie ervoor zorgen dat partijen die iets voor elkaar zouden kunnen betekenen elkaar gemakkelijker kunnen vinden. Tevens kan Zeeland uitdragen dat men bedrijven die hier inhoud aan willen geven zoveel mogelijk ondersteund zullen worden.
3.5.4 Biogas of SNG in aardgasinfrastructuur (nrs. 13 en 3) Transitiepad en bestaand beleid Zeeland Nederland heeft met haar gasreserves, fijnmazige gasinfrastructuur en hoogwaardige kennis op het gebied van gas een goede uitgangspositie om het meest innovatieve gasland in Europa te worden in efficiënt en groen gasgebruik. Dat kan via verschillende manieren. Door de toepassing van biogas, SNG en/of waterstof.
38
Dit is feitelijk de naam van een werkgroep welke zich richt op de co-productie van chemicaliën, transportbrandstoffen, elektriciteit en warmte.
Pagina 30
31 januari 2007 Ons kenmerk P-06-11-015/mmu/aht
Biogas 39
Biomassa kan via vergistingstechnieken
gedeeltelijk omzetten in 'biogas'. Biogas is grotendeel
methaan (hetzelfde als aardgas) maar bevat wel wat meer (veelal ook brandbare) bijproducten. Organische reststromen van de voedselindustrie of GFT-afval dat nu gecomposteerd wordt, kunnen wellicht ingezet worden voor productie van biogas. Denk tevens aan biogas uit waterzuivering die nu plaatsvindt bij frietfabrieken, zetmeelfabriek en rioolwaterzuiveringen. De provincie Zeeland benoemt in het Omgevingsplan ten aanzien van de productie van biogas uit vergisting: •
dat de activiteiten dienen in beginsel plaats te vinden op het agrarisch bouwblok;
•
dat de activiteiten dienen qua aard, omvang en schaal te passen bij het agrarisch bouwblok. Voorkomen dient te worden dat (grootschalige) vergistingsinstallaties inbreuk maken op het karakter van het agrarisch landschap;
•
dat er geen onevenredige toename van de automobiliteit plaatsvindt. Consequentie is dat wanneer sprake is van samenwerkende bedrijven, deze in elkaars nabijheid gelegen dienen te zijn;
•
dat er sprake dient te zijn van aan de reeds aanwezige agrarische bedrijfsvoering verwante activiteit;
•
dat het digestaat (afvalproduct van vergistingsinstallatie) meststof dient te zijn zoals omschreven in de handreiking (co) vergisting van mest.
Voor de vergisting van biomassa is (dierlijke) mest als bijmenging nodig. Nu al overschrijdt de mestproductie de 'milieumestruimte' van Zeeland. De provincie Zeeland vindt dat er niet meer dierlijke mest geproduceerd mag worden dan er toegepast kan worden binnen de provincie. Grootschalige vergistingsinitiatieven zou betekenen dat: •
of voor een deel wordt overgeschakeld van akkerbouw naar veeteelt;
•
of dat men mest moet importeren vanuit omringende provincies.
De provincie Zeeland vindt dat nieuw vestiging van (melk)veehouderij niet wordt niet toegestaan tenzij dit noodzakelijk is voor het oplossen van knelgevallen. •
intensieve veehouderij bezet potentieel landbouwareaal, levert wel mest voor vergisting-
•
grootschalige bedrijven doen afbreuk aan landschappelijke kwaliteit;
•
melkveehouderij heeft een forse toename van zwaar vrachtverkeer tot gevolg.
initiatieven;
Het importeren van mest voor vergistingsinstallaties vindt de provincie niet wenselijk.
39
Deze vergistingsmethode wordt veelal toegepast op (dierlijke) mest maar kan ook (momenteel nog vaak met bijmenging van wat dierlijke mest om het proces goed te laten verlopen) gebruikt worden om biogas te winnen uit plantaardig materiaal. Experimenten om biomassa te vergisten zonder bijmenging van mest verlopen echter goed.
Pagina 31
31 januari 2007 Ons kenmerk P-06-11-015/mmu/aht
SNG 40
Naast biogas is er ook de ontwikkeling van Synthetic Natural Gas . Voor 2030 is de bijdrage van SNG geschat op 9% van het totale aardgasverbruik in Nederland. Daar waar biogas nogal wat randvoorwaarden kent, bestaan deze bij het produceren van SNG gas veel minder. Dit is een chemische omzetting van biomassa in gas. Dierlijke mest is niet nodig. Waterstof Beide bovengenoemde gassen worden gezien als voorloper van de toepassing van waterstof als brandstof. Aan de komst van waterstof als energiedrager voor de toekomst wordt vrijwel niet meer getwijfeld. op diverse plaatsen vinden experimenten plaats, in het algemeen getrokken door de grote petrochemische bedrijven en de automobielindustrie. Op welke termijn Waterstof effectief 41
kan worden ingezet is onduidelijk . De werkgroep voor het thema nieuw gas van de Task force Energietransitie heeft eind oktober 42
2006 de rapportage "Waterstof, brandstof voor transities" uitgebracht . Huidige initiatieven 3
In de Kanaalzone komt een vergistingsinstallatie voor circa 8 miljoen m biogas per jaar. Vergistingsinstallaties op kleinere schaal worden verkend. Er is een plan om de stadsbussen op biogas te laten rijden. Voor de toepassing van SNG zijn nog geen initiatieven bekend. Economie Vergisting op kleine schaal kan, maar is matig rendabel. Op grotere schaal is het potentieel vooralsnog gering (1-2 grote vergistingsinstallaties). Gezien de randvoorwaarden die de provincie stelt ten aanzien van dierlijke mest (vooralsnog een voorwaarde voor effectieve vergisting) lijkt vergisting van biomassa niet erg rendabel. De productie van SNG is industriëler van aard. Naar verwachting is dit rendabel bij grotere hoeveelheden. Mogelijkheden zouden kunnen liggen parallel aan de invoer van biomassa, of vooraf kunnen gaan aan de toepassing van biomassa in reguliere verbrandingsovens. Ook voor SNG kent dezelfde randvoorwaarden als biomassa maar kan worden toegepast in veel meer segmenten. Het kan bijvoorbeeld de concurrentie met aardgas aangaan. Dit zou op middenlange termijn het geval kunnen zijn. Wel zijn ook hier grote hoeveelheden biomassa nodig om voldoende SNG te maken. Ook dit kan een positief effect hebben op de havens in Zeeland. Klimaat De positieve effecten op het klimaat zijn hetzelfde als die bij de toepassing van biomassa in reguliere centrales. De voorwaarden (zoals duurzaamheid en herkomst biomassa, meewegen hele keten) zijn tevens vergelijkbaar.
40
41 42
Biogas is een brandbaar gas gemaakt door het zonder zuurstof (anaeroob) vergisten van biomassa of van de biologisch afbreekbare fractie van afval. De meeste automotoren behoeven enige aanpassing om biogas te kunnen gebruiken. SNG wordt gewonnen uit Synthesegas (dit bevat voornamelijk waterstof en koolmonoxide en ontstaat door biomassa met zuurstof te vergassen). Na reiniging valt dit synthesegas op te waarderen tot synthetisch aardgas, ofwel Synthetic Natural Gas (SNG). Auto's die al geschikt zijn om op gas te rijden kunnen ook SNG gebruiken (Bron: VROM). De zogenaamde Nordic countries, die met IJsland in de gelederen zeer ver zijn met waterstoftechnologie achten het mogelijk dat tegen 2030 Waterstof een significant aandeel heeft in hun energiemarkt. In deze rapportage wordt de waterstoftransitie voor Nederland verder uitgewerkt en wordt voorgesteld in drie regio's te experimenteren met waterstof: Rijnmond (bestaande infrastructuur en productie), Arnhem (technologie ontwikkeling) en Wadden / Petten (systeeminnovatie en diversificatie van bronnen).
Pagina 32
31 januari 2007 Ons kenmerk P-06-11-015/mmu/aht
Overige aspecten Individuele vergisting betekent grote investeringen voor de boeren met een verdergaande afhankelijkheid van de bank. Gemeentes zijn niet altijd enthousiast over (grootschalige) biogasinstallaties. Ze hebben liever arbeidsintensievere industrie en ruimtelijke ordening is vaak negatief ten aanzien van grootschalige initiatieven, men vindt ze veelal landschappelijk niet inpasbaar. In het algemeen is de weerstand tegen vergistingsinstallaties van omwonenden aanwezig. Men verwacht stank, meer vervoersbewegingen, en ontsierende laagwaardige industrie. Volgens de wet is alle restproduct van een vergistingsinstallatie (digestaat) na bijmenging met dierlijke mest in totaliteit geduid wordt als zijnde dierlijk (ook al is het grotendeels van plantaardige oorsprong). Dit bemoeilijkt de 43
afzet van het digestaat
in verband met de verplichte mineralenboekhouding die boeren
moeten hanteren. SNG lijkt een interessante duurzame energiedrager maar de tijdshorizon is duidelijk langer dan van biogas. Mogelijke rol provincie / beleidsimplicaties De provincie zou een rol kunnen vervullen (zo nodig in combinatie met andere provincies) om Europa ervan te vergewissen dat het digestaat in dat geval niet gezien moet worden als dierlijke mest, of in ieder geval voor slechts een klein deel. De provincie Zeeland kan de ontwikkelingen met betrekking tot waterstof in de drie genoemde regio's nauwlettend volgen en zodra daartoe aanleiding is de resultaten in Zeeland implementeren. De provincie kan daarnaast stimuleren dat er een SNG-initiatief ontstaat in de industriële (haven) gebieden van Zeeland.
3.5.5 Verduurzaming chemie (nr. 14) Transitiepad en bestaand beleid Zeeland De industrie is veruit de grootste CO2-producent in Zeeland. Ruim de helft van de uitstoot komt van de (petro)chemische industrie. Een van de bedrijfstakken waar verduurzaming zeker een rol speelt is de kunstmestindustrie. In Nederland neemt de kunstmestindustrie 2% van de totale CO2-uitstoot voor haar rekening en heeft een grote aardgasvraag (als grondstof). De transitie van kunstmest naar dierlijke mest/mestkorrels uit digestaatvergisters levert grote winst op in grondstof- en energiebesparing. De provincie zal bij de bedrijven aandacht blijven vragen voor verduurzaming en de bedrijven faciliteren bij het doen van proeven op dit terrein. Ook bij deze bedrijven speelt de CO2-emissiehandel. Een gezamenlijke kennisbank zou de bedrijven kunnen helpen. Bestaande initiatieven In het project Vitaal Sloegebied en Kanaalzone is een project Duurzame innovatieve chemie gestart.
43
De afzetmogelijkheden van het digestaat is met name afhankelijk van: − prijs voor chemische meststoffen; − prijs voor landbouwproducten (tarwe als voorbeeld); − hoeveel geld een Brabantse boer betaalt om zijn dierlijke mest in Zeeland te kunnen afzetten.
Pagina 33
31 januari 2007 Ons kenmerk P-06-11-015/mmu/aht
Economie De bijdrage aan het Zeeuwse economisch potentieel is neutraal aangezien dit naar verwachting slechts in beperkte mate additionele werkgelegenheid schept. Het is niettemin wel relevant omdat het ook op termijn zorgt voor behoud van werkgelegenheid. Klimaat Dit transitiepad kan een belangrijke bijdrage leveren. Er is enige samenhang met symbiose. Overige aspecten Verduurzaming van de chemie zal mogelijk ook gunstige gevolgen hebben voor de lokale omgevingskwaliteit. Dit is echter sterk afhankelijk van de aard van de vergroening en verduurzaming die wordt gekozen. De kunstmestbedrijven zijn bovendien belangrijk als bron van N2Oemissie. N2O-reductie zal (op landelijk niveau) 4 Mt CO2-equivalenten bedragen. Mogelijke rol provincie / beleidsimplicaties In het kader van de IPPC blijft de provincie de vergunning toetsen aan best beschikbare technieken, ook voor energie. Daarbij is er de mogelijkheid om de vergunning te weigeren en op die manier druk uit te oefenen. CO2-emissies van deze omvang verlopen via de emissiehandel, waarbij de bedrijven zelf beslissen of er wordt geïnvesteerd in CO2-emissierechten of in CO2emissiereducerende maatregelen. Het is wel duidelijk dat bedrijven om tot verduurzaming te komen proeven moeten doen. De provincie wil de bedrijven bij het doen van proeven en experimenten ten behoeve van de verduurzaming de ruimte bieden.
3.6 Thema Ketenefficiëntie 3.6.1 Optimalisatie afvalketen (nr. 15) Zeeland heeft door het geringe aantal inwoners een afvalketen van beperkte omvang. Verdere optimalisatie zal in relatief geringe mate bijdragen aan de Zeeuwse energietransitie.
3.6.2 Precisielandbouw (nr. 16) Landbouw is een belangrijke Zeeuwse economische pijler. Ontwikkelingen in positiebepalingstechniek via satellietnavigatie in combinatie met andere ICT-ontwikkelingen, maakt dat een meer precieze aansturing van landbouwmachines mogelijk wordt. Het gaat daarbij met name om de precieze verspreiding van kunstmest en bestrijdingsmiddelen. Gezien de omvang van de Zeeuwse landbouw is dit een belangrijk transitiepad. De bijdrage van de landbouw aan energietransitie is echter duidelijk geringer dan bijvoorbeeld de industriesector.
3.6.3 Procesintensificatie (nr. 17) De industrie is veruit de grootste CO2-producent van Zeeland. Ruim de helft van de CO2-uitstoot komt van de (petro)chemische industrie. Een reductie in omvang van apparatuur, energiegebruik en milieubelasting draagt bij aan CO2-reductie. Aangezien zeker de chemische industrie op dit vlak al stappen heeft gezet, is het onbenut potentieel in deze specifieke sector beperkt.
Pagina 34
31 januari 2007 Ons kenmerk P-06-11-015/mmu/aht
3.6.4 Multimodaal transport (nr. 18) Reductie van het aantal transportbewegingen leidt tot het verminderen van energieverbruik, emissies en congestie op de Zeeuwse wegen. Specifiek binnen de Zeeuwse context is dit transitiepad op kleinere schaal relevant.
3.6.5 Clearinghouse (nr. 19) Dit transitiepad richt zich op het vermijden van transport van bulkproducten door de fysieke en de financiële stromen te ontkoppelen. Het gaat om het creëren van de mogelijkheid tot het "swappen" van bulkproducten tussen locaties. Hoewel dit voor de Zeeuwse (petro)chemische mogelijk kan zijn, dient dit toch eerder op nationale of internationale schaal bezien te worden. Specifiek binnen de Zeeuwse context is dit transitiepad beperkt relevant.
3.6.6 Symbiose (nr. 20) Transitiepad en bestaand beleid Zeeland De industrie is veruit de grootste CO2-producent in Zeeland. De Zeeuwse industrie is in belangrijke mate geconcentreerd. Dit biedt mogelijkheden voor benutting van co-siting waarbij bedrijven waar mogelijk gebruik maken van elkaars restenergie en mogelijk restproducten. Knelpunt vormt het overschot aan laagwaardige restwarmte in de industriegebieden en de relatief grote afstand tot potentiële afnemers. Micro- en kleinschalige WKK bij warmteafnemers vormen een aantrekkelijk alternatief. Restwarmte kan ook worden benut bij biomassaproductie in aqua en in de glastuinbouw. In welke mate dit in Zeeland reeds het geval is, is nog niet onderzocht. Ook een verkenning van de mogelijkheden is nog niet uitgevoerd. Onderzoek is nodig voor verdere ontwikkeling van het potentieel. De provincie is voorstander van de benutting van co-siting en restwarmte en zal initiatieven ondersteunen en actief mogelijke partijen voor gezamenlijk onderzoek en initiatieven bij elkaar brengen. Bestaande initiatieven Er zijn in Zeeland enkele initiatieven bekend: onder meer bij Yara en Thermphos. Economie De bijdrage aan het Zeeuwse economisch potentieel is neutraal aangezien dit naar verwachting slechts in beperkte mate additionele werkgelegenheid schept. Klimaat Dit transitiepad kan een belangrijke bijdrage leveren. Overige aspecten Co-siting zal ook gunstige gevolgen hebben voor de lokale omgevingskwaliteit.
Pagina 35
31 januari 2007 Ons kenmerk P-06-11-015/mmu/aht
Mogelijke rol provincie / beleidsimplicaties De provincie zal om te beginnen de bedrijven bij elkaar proberen te brengen voor een verkenning van de mogelijkheden. Denk aan samenwerking in projecten als Vitaal Sloegebied en Kanaalzone. Het is ook duidelijk dat bedrijven om tot co-siting te komen proeven moeten doen en er mogelijk een infrastructuur voor moet worden ingericht. De provincie wil de bedrijven bij het doen van proeven en experimenten ten behoeve van de symbiose de ruimte bieden.
3.6.7 WKK decentraal (nr. 21) WKK is ook voor Zeeland een zeer belangrijk en relevant transitiepad. De Zeeuwse bedrijven hebben dit in het verleden reeds omarmd, waardoor het additionele potentieel beperkt is. Wel is het van belang om de WKK die op dit moment gerealiseerd zijn, ook te behouden en daar waar mogelijk naar nieuwe plaatsingsmogelijkheden te zoeken. Het grote nog onbenutte potentieel voor WKK (micro-WKK) ligt in bij de private huishoudens.
3.6.8 Papierindustrie (nr. 22) Er is in Zeeland geen papierindustrie van betekenis waardoor dit transitiepad voor Zeeland niet relevant is.
3.7 Thema Duurzame elektriciteit 3.7.1 Hernieuwbare energiebronnen (nr. 23) De scope met betrekking tot hernieuwbare energiebronnen ligt voor Zeeland breed. Niet alleen de initiatieven die nader zijn uitgewerkt in de notitie 'Meer met Energie' van de Taskforce Energietransitie zoals windenergie, bio-energie en zon -PV (het direct winnen van energie uit zonne-energie middels verschillende soorten van zonnepanelen) zijn in de optiek van Zeeland interessant. Zeeland heeft met de aanwezigheid van veel, en in beweging zijnd (eb en vloed; golven) zout water en daarbij ook nog de aanwezigheid van vrij veel zoet water een specifieke situatie. Golfslagenergie, getijdenenergie en het toepassen van het zogenaamde blue energy concept (energiewinning uit het potentiaal verschil tussen zoet en zout water) zou in Zeeland kunnen worden toegepast. In onderstaande subparagrafen worden van dit brede transitiepad (nr. 23) de diverse relevante hernieuwbare energiebronnen toegelicht.
3.7.2 Windenergie (onderdeel nr. 23) 44
Transitiepad en bestaand beleid Zeeland
De provincie vindt Windenergie een belangrijke duurzame energiebron voor Zeeland en streeft naar meer geïnstalleerd vermogen dan volgens de BLOW doelstelling afgesproken. Volgens de 45
"BLOW" doelstelling
zal in 2010 minimaal 205 MW aan windenergie op land in Zeeland
gerealiseerd zijn.
44 45
Bron: o.a. de heer L. Engelbert van de provincie Zeeland. Het overheidsbeleid is er op gericht om in Nederland in 2010 1500 MW aan land en in 2020 6000 MW windturbines in zee te hebben. Deze doelstellingen zijn vastgelegd in de Bestuursovereenkomst Landelijke Ontwikkeling Windenergie (BLOW). ECN heeft in opdracht van EZ berekend dat voor 2020 deze aanleg in zee in alle geanalyseerde scenario's , varianten en hierop toegepaste gevoeligheidsanalyses maatschappelijk onrendabel te zijn.
Pagina 36
31 januari 2007 Ons kenmerk P-06-11-015/mmu/aht
Zeeland wil een belangrijke bron worden voor windenergie en streeft zelf naar 250 MW. Dit is bijna 17% van het landelijke totaal. Op dit moment staat er circa 80 MW op land in Zeeland, dit wordt naar verwachting eind 2006 115 MW. Het voor de periode 2006-2012 vigerende Omgevingsplan gaat uit van de realisatie van windenergie op 4 concentratielocaties. Zoals het er nu naar uitziet zullen op deze locaties windturbines toegepast kunnen worden die momenteel tot het topsegment behoren. In de praktijk 2 of 3 MW turbines. Bij een optimale invulling van de concentratielocaties zou dit tot een opgesteld vermogen van ca. 400 MW aan windenergie in Zeeland kunnen leiden. Verwacht mag worden dat na de looptijd van het Omgevingsplan turbines beschikbaar zijn met een vermogen van 6 tot 10 MW en dat deze turbines op termijn de 2 en 3 MW turbines kunnen vervangen. Omdat turbines met een groter vermogen een groter rotoroppervlak hebben, veroorzaken zij meer turbulentie en dienen zij een grotere onderlinge afstand aan te houden. Per saldo zal door toepassing van turbines met grotere vermogens het totaal in Zeeland opgestelde vermogen niet spectaculair meer kunnen toenemen binnen de in het huidige Omgevingsplan aangewezen concentratielocaties. Daarmee ontstaat voor de periode na 2010 de vraag of op de lange termijn het huidige beleid voortgezet dient te worden, met als consequentie dat het geplaatste vermogen niet veel meer zal toenemen of dat voor uitbreiding van het aantal locaties gekozen dient te worden. Indien hier toe besloten wordt is het eerst noodzakelijk om de mogelijkheden vanuit het oogpunt natuur en landschap te onderzoeken en de discussie verder aan de hand van een of meerdere concrete locaties te voeren. Een dergelijke discussie kan niet los gezien worden van de landelijke doelstellingen voor windenergie. Uitgangspunt voor 2020 is daarbij tot nu toe 1500 MW op land en 6000 MW op zee. Op grond van de huidige stand van zaken mag verwacht worden dat op land aanzienlijk meer vermogen geplaatst kan worden. Invulling van de taakstelling op zee is onzeker omdat realisatie van wind op zee voorlopig nog erg onrendabel is. Wellicht kunnen voor wat betreft de provincie Zeeland bij het onderzoek naar aanvullende mogelijkheden near shore locaties betrokken worden. Realisatie van windenergie in de economische zone van de Noordzee is een Rijksaangelegenheid. Uitgegaan worden van parken op 20 à 25 km uit de kust van Noord- en Zuid Holland. Deze locatiekeuze wordt met name bepaald door daar aanwezige mogelijkheden voor aansluiting van de elektrische kabel op het landelijke hoogspanningsnet. Economie Het maken en plaatsen van Windmolens (en zeker windmolens op zee) is een vrij gespecialiseerd vak. In Zeeland is in ieder geval één producent van windmolens gevestigd. De markt voor levering en plaatsing is echter nagenoeg mondiaal. Wel interessant is het onderhoud en dan met name het correctief onderhoud. Dit wordt meestal lokaal / regionaal opgelost. Dit zou banen op kunnen leveren. Klimaat 46
Door ECN
is berekend dat Windenergie en met name Windenergie op zee de grootste
reductiepotentieel (in C02-uitstoot) voor het zichtjaar 2020, dus middenlange termijn) biedt (ca. 10%). Dit maakt Windenergie vanuit klimaatoogpunt gezien een zeer belangrijke duurzame bron.
46
Optiedocument energie en emissies 2010 / 2020, maart 2006.
Pagina 37
31 januari 2007 Ons kenmerk P-06-11-015/mmu/aht
Overige aspecten Windenergie past goed bij Zeeland, blijkt uit het bovenstaande, maar kent ook een aantal aandachtspunten: •
47
de hoge prijs
van een kWh windstroom (het toepassen van windenergie is vooralsnog niet
concurrerend met reguliere opwekking van elektriciteit); •
de variatie in het windaanbod (en de invloed daarvan op de bedrijfszekerheid van het
•
windmolens worden steeds groter. De weerstanden tegen de komst van een windmolen
elektriciteitsnet); (park) worden daarmee ook steeds groter. De inpassing in het landschap wordt door sommige tegenstanders en ook voorstanders als lelijk ervaren. Met name het laatste heeft Zeeland ondervangen door te kiezen voor enkele locaties. Rond (de huidige) locaties liggen er momenteel aandachtspunten ten aanzien van: •
de complexe samenwerking met ministeries zoals V&W (Windmolens mogen eigenlijk niet op waterkering omdat de zekerheid rond het behoud van de kwaliteit van de waterkering leidend is) en Defensie (Windmolens veroorzaken interferenties met radar);
•
de habitatrichtlijn voor Oosterscheldekering (aanvaringsrisico's);
•
beperken van hinder (Oosterscheldekering, Kanaalzone) op de verspreid liggende bebouwing;
•
de benodigde infrastructuur die nog moet worden aangelegd.
Mogelijke rol provincie / beleidsimplicaties Windenergie is een belangrijke duurzame energiebron. Om een goede uitrol mogelijk te maken moet er veel gebeuren. De rol die de provincie daarin kan en moet vervullen is divers. Hieronder komen de belangrijkste onderdelen aan bod: •
de provincie kan de aanleg van de infrastructuur stimuleren en mogelijk maken (als vergunningverlener);
•
de provincie kan door gerichte communicatie de weerstanden ten aanzien van windmolens minimaliseren;
•
de provincie kan door lobbywerk (al of niet in IPO verband) trachten in Den Haag alsnog
•
de provincie kan een rol vervullen in de discussie met de belanghebbende ministeries
financiering losmaken voor de al opgestarte initiatieven; betreffende de locatiegeoriënteerde aandachtspunten.
3.7.3 Zonne-energie (onderdeel nr. 23) Transitiepad en bestaand beleid Zeeland De zon kan op twee manieren worden benut voor het opwekken van energie: a. een zonneboiler voor kraanwater en verwarming; b. een zonnecel voor het omzetten van zonlicht omzetten in elektriciteit. ad a. Zonneboiler 48
Een zonneboiler is inmiddels een vrij bekende en relatief vaak toegepaste techniek . Het toepassen van zonneboilers is een van de mogelijkheden van duurzaam bouwen. Het verdient in dat kader verdere stimulering, bijvoorbeeld door rijkssubsidie.
47 48
Windenergie is nog ongeveer anderhalf à drie maal zo duur als grijze stroom. Dit wordt momenteel door subsidies opgevangen. 2 Eind 2004 meer dan 90.000 particuliere zonneboilers in Nederland, van in totaal meer dan 225.000 m (Holland Solar).
Pagina 38
31 januari 2007 Ons kenmerk P-06-11-015/mmu/aht
ad b. Zonnecellen 49
De eerste en meest bekende is de geheel uit vaste stof bestaande fotovoltaïsche cel , die met 50
velen tegelijk wordt gemonteerd in zonnepanelen. De tweede is de foto-elektrochemische cel , welke terug te vinden is in foto-elektrochemische generatoren. In andere Europese landen wordt nog wel veel geïnvesteerd in zonnepanelen omdat deze op lange termijn zinvol zijn. Niet alleen vanuit milieuoogpunt, maar met de stijgende stroomprijs toenemend ook vanuit economisch oogpunt. Zeeland deelt dit standpunt en wil de toepassing van zonne-energie stimuleren. Ook signaleert de provincie Huidige initiatieven Tot 2004 werd in Nederland veel geïnvesteerd in zonne-energie, maar het abrupt stopzetten van subsidie heeft hier een eind aangemaakt. Dit heeft de aankoop van zonnecellen nagenoeg stilgelegd. Delta vindt zonne-energie een interessante mogelijkheid op langere termijn en is bezig met de ontwikkelingen van toepassingsmogelijkheden en investeert tevens in de fabricage van zonnewavers. Economie In verhouding tot conventionele energiebronnen zijn zonnepanelen duur in aanschaf en slechts op lange termijn kostenbesparend. Van de wereldwijde energiebehoefte wordt slechts een zeer 51
klein deel opgewekt met zonnepanelen . Een zonnepaneel verdient zich volgens de huidige 52
stand van zaken in 33 tot 40 jaar terug . Delta geeft aan dat de benodigde technologische op zich laat wachten. Het rendement moet omhoog van het huidige maximum van17%. De mogelijke bijdrage van PV aan duurzame energie is in het Nederlandse klimaat gering. Wel kan geïnvesteerd worden in ontwikkeling en productie van zonnepanelen. Als de elektriciteitsprijs stijgt zal de terugverdientijd korter worden. Ook is de verwachting dat een dalende kostprijs en een stijgend rendement hierin zal bijdragen. Per saldo is het economisch potentieel hiermee vooralsnog gering. Klimaat Dit is net als windenergie een zeer duurzame bron van energie zonder uitstoot van CO2. Gezien de hoge terugverdientijd wordt het nog niet of nauwelijks toegepast. Mogelijke rol provincie / beleidsimplicaties De provincie kan de aandacht van Delta voor dit onderwerp versterken door eventuele proefprojecten te entameren.
49
50 51 52
Het rendement van gangbare fotovoltaische zonnecellen (Afgekort wordt gesproken van PV-systemen) ligt tussen ca. 5 en 15%, (waarbij de cellen met betere rendementen meestal onevenredig veel duurder zijn). Het is te verwachten dat door technologische ontwikkelingen dit rendement in de toekomst met een factor anderhalf zal oplopen. maximaal theoretisch rendement circa 28%. Sommige foto-elektrochemische cellen produceren simpelweg elektrische energie, terwijl anderen waterstof produceren in een proces gelijkend op de elektrolyse van water. In Duitsland, Japan, Australië, Canada en de Verenigde Staten staan enkele grote zonnepaneelinstallaties die veelal door overheden zijn gesubsidieerd. Een zonnepaneel levert in Nederland per 100 Wp op jaarbasis ca. 80 kWh. Elektriciteit kost € 0,21 per kWh (NL, 2005). Een zonnepaneel kost ongeveer € 600 per 100 Wp (prijspeil 2006). De jaarlijkse besparing bedraagt dus € 17 per 100 Wp. De levensduur, afhankelijk van de kwaliteit, ligt tussen de 30 en 45 jaar voor zonnepanelen met kristallijne cellen en tussen de 5 en 15 jaar voor panelen op basis van amorf silicium.
Pagina 39
31 januari 2007 Ons kenmerk P-06-11-015/mmu/aht
3.7.4 Blue energy (onderdeel nr. 23) Transitiepad en bestaand beleid Zeeland Eén van de nieuwe mogelijkheden voor duurzame energieopwekking is gebruik maken van 53
potentiaal verschillen tussen zoet en zout water : zogeheten "Blue energy". Huidige initiatieven In Zeeland spelen geen initiatieven. In de fabriek van Frisia Zout (Harlingen) zal er naar verwachting binnen twee jaar een demonstratie-installatie gerealiseerd worden (50 kW). Wereldwijd is dit de eerste keer dat deze technologie op demonstratieschaal wordt toegepast. Binnen enkele jaren hoopt men aan de hand van de resultaten meer te kunnen zeggen over 54
economische haalbaarheid van het systeem . Economie Zeeland zou met de grote hoeveelheid zout en zoet water een zeer interessante plek zijn om het blue energy concept toe te passen. Volgens de positieve inschatting van Wetsus (het bedrijf dat deze technologie klaar wil stomen voor de markt) kan er over een jaar of tien mogelijk een 200 MW centrale staan bij de Afsluitdijk. Een reëlere verwachting is dat de bewezen techniek binnen 20 jaar toepasbaar is. Klimaat Blue Energy is net als windenergie een zeer duurzame vorm van energieopwekking ("zero 55
emission"). Het heeft net als windenergie wel een zeker ruimtebeslag . Overige aspecten Mogelijke rol provincie / beleidsimplicaties De provincie Zeeland volgt deze nieuwe technologie met veel interesse. Zodra de indicatoren beschikbaar zijn uit de proefopstelling ontstaat meer duidelijkheid of, en waar, de technologie in Zeeland kan worden toegepast.
3.7.5 Getijdenenergie (onderdeel nr. 23) Transitiepad en bestaand beleid Zeeland Zeeland kent grote hoeveelheden water wat onder invloed staat van eb en vloed. Tevens zou de situering van deze verschillende wateren en de aanwezigheid van dammen de winning relatief eenvoudig maken. Belangrijk is echter dat veiligheid en de verantwoordelijkheden daaromtrent wat betreft deze dammen bovenaan staat. Dit creëert een situatie enigszins vergelijkbaar met het positioneren van windmolens op deze dammen. Discussies over het behoud van de kwaliteit en dus de veiligheid maken dit een kwestie die waarschijnlijk pas over langere tijd is opgelost. 53
54 55
Bij menging van zoet en zout (zee)water kan maximaal 2.5 MJ of 0.5 kWh per m3 zoet water worden opgewekt. In Nederland stroom ongeveer 3300 m3 / sec. zoet water naar zee. Dit betekent een theoretische 3300 MW aan elektriciteit beschikbaar. Hierbij wordt uitgaande van een winbaar vermogen van 1 MW per m3 zoet water per seconde. Het potentieel voor Zeeland is dus een deel van deze 3300 MW, gerelateerd aan de totale hoeveelheid zoet water wat in Zeeland in zee stroomt. De productiekosten en derhalve de exploitatiekosten zijn nog niet bekend maar grotendeels afhankelijk van de productiekosten van de membranen. Een module met een capaciteit van circa 250 kW heeft de omvang van een scheepscontainer.
Pagina 40
31 januari 2007 Ons kenmerk P-06-11-015/mmu/aht
Huidige initiatieven Een voorbeeld van een actuele ontwikkeling en de rol van Delta daarin is het Grevelingendebat. Vanuit waterkwaliteitsoverwegingen wordt geopperd het getij terug te brengen in de Grevelingen. Delta ondersteunt de overweging om, tegen deze achtergrond, in het te bouwen in- en uitlaatwerk in de Brouwersdam stromingsturbines aan te brengen. Deze zouden een vermogen van ca. 70 MW kunnen hebben. De investering bedraagt ca. € 240 miljoen, waarbij nog niet duidelijk is wie welk deel van een dergelijke investering voor zijn rekening zou moeten nemen. Economie In principe zijn de onderhoudskosten van een dergelijk systeem laag en betreft het 'proven technology'. De verwachtingen zijn dat het ook nu al rendabel zou kunnen zijn. Er is daarmee een gunstig economisch potentieel, zij het dat er beperkt aantrekkende werking van verwacht wordt wat betreft extra werkgelegenheid. Klimaat Ook dit is een 'zero emission' energievorm. Overige aspecten Qua uitstraling zou een dergelijke techniek zeer goed passen bij het imago van Zeeland zonder dat er sprake zou zijn van horizonvervuiling. Mogelijke rol provincie / beleidsimplicaties De provincie is in beginsel positief over deze vorm van energieopwekking en zou het onder de aandacht van relevante partijen kunnen brengen. Dit zou kunnen plaatsvinden daar waar men overweegt eb en vloed terug te brengen in bepaalde wateren.
3.7.6 Golfslag energie (onderdeel nr. 23) Transitiepad en bestaand beleid Zeeland Uit de golfslag op zee en op rivieren is energie te winnen. Op zee gebeurt met name op die plaatsen waar de golven hoog zijn en frequent, en waar een dergelijke systeem (afhankelijk van ontwerp en plaats) geen hinder is voor scheepvaart. Net als de winning van windenergie op zee valt dit onderdeel eigenlijk buiten de directe invloedsfeer van de provincie Zeeland. Tevens is de kust voor Zeeland redelijk druk bevaren en zijn de golven niet zo hoog. Op rivieren is ook op langere termijn de potentieel winbare energie te gering om initiatieven op 56
te nemen . De verwachting is niet dat golfslagenergiewinning op korte of middenlange termijn zal worden ingezet voor de kust van Zeeland. Hieronder wordt kort een eerste initiatief vermeld. Huidige initiatieven Voor het winnen van de golfslagenergie op zee zijn er diverse prototypen ontwikkeld en getest. Voor de kust van Portugal (hoge golven vanuit de Atlantische oceaan) is inmiddels een eerste 57
elektriciteitscentrale (2,25 MW) in werking .
56
Wel bestaan er initiatieven om (gering) hoogteverschil in rivieren (enkele decimeters hoogteverschil) om te zetten in golfenergie, en de energie in deze regelmatige kleinere golven te bundelen tot enkele grotere golven waaruit weer wel energie kan worden gewonnen. Ook dit systeem is nog zeer prematuur en in ontwikkeling.
Pagina 41
31 januari 2007 Ons kenmerk P-06-11-015/mmu/aht
Economie Portugese experts denken dat ze in de toekomst met een golfslagcentrale drie keer meer stroom zullen kunnen opwekken dan met een even duur windturbinepark. Meteorologen kunnen de kracht en de hoogte van golven voor een periode van circa 6 dagen voorspellen. Daardoor is ook de stroomproductie goed in te schatten en kan er efficiënter mee worden omgegaan. Mogelijke positieve effecten op het klimaat Golfslagenergie is ook een 'zero emission' energievorm. Vooralsnog speelt deze vorm van energiewinning geen rol voor de provincie Zeeland. Overige aspecten Mogelijke rol provincie / beleidsimplicaties De provincie houdt ontwikkelingen in de gaten voor de langere termijn. Op termijn is wellicht een rol weggelegd welke vergelijkbaar is met die bij windenergiewinning op zee.
3.7.7 Traditionele elektriciteitsopwekking (nr. 24) Transitiepad en bestaand beleid Zeeland Experts zijn het er over eens dat centrale elektriciteitsopwekking op basis van fossiele brandstoffen en biomassa ook in 2050 nog onderdeel uitmaakt van de energiemix. Zeeland kenmerkt zich op dit moment door een overcapaciteit in de productie van elektriciteit. In de komende jaren zal dit naar verwachting verder toenemen, onder meer door de gunstige locatie aan de kust. Dit maakt dat een gedegen op duurzaamheid gerichte benadering van de grootschalige elektriciteitsopwekking van groot belang is. Het gaat daarbij om ontwikkeling van nieuwe concepten voor grootschalige warmtekrachtkoppeling met CO2-afvang, een optie met een groot 58
CO2-reductiepotentieel . Daarnaast gaat het om de verkenning van de decarbonisatie van centrale elektriciteitsopwekking. De ontwikkeling van Carbon Capture and Storage (CCS) bevindt zich nog in een prille fase. Diverse onderzoeken tonen aan dat er in Nederland mogelijkheden zijn voor CO2-opslag. CCS is naar alle waarschijnlijkheid essentieel om de 59
traditionele elektriciteitsopwekking tegen acceptabele kosten te verduurzamen . Bestaande initiatieven Delta doet onderzoek naar CCS in Noord-Beveland en Schouwen-Duiveland. Op dit moment zijn er nog geen Zeeuwse locaties voor CCS aangewezen. Economie Het verder ontwikkelen van Zeeland als vestigingsplaats voor duurzame vormen van traditionele elektriciteitsopwekking heeft een gunstig effect op de Zeeuwse economie.
57
58 59
De centrale bestaat uit drie enorme buizen, 142 meter lang en met een diameter van 3,5 meter. De constructie drijft op het water op acht kilometer van de kust. Via hydraulische hogedrukpompen en drie generatoren worden de bewegingen van het grote vlot omgezet in stroom. Die gaat dan via een onderzeese kabel naar het vasteland. Zie Optiedocument energie en emissies 2010 / 2020, ECN en MNP, maart 2006. Zie Klimaatstrategie, tussen ambitie en realisme, Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid.
Pagina 42
31 januari 2007 Ons kenmerk P-06-11-015/mmu/aht
Klimaat CCS levert een effectieve en efficiënte bijdrage aan het klimaatbeleid. De provincie stelt dat er discussie dient plaats te vinden over de vestiging van nieuwe kolencentrales die klaar zijn voor CO2-afvang op locaties waar CO2-opslag mogelijk is. Overige aspecten De provincie blijft aandacht houden voor de negatieve milieuaspecten van traditionele elektriciteitsopwekking zoals bijvoorbeeld de uitstoot van fijnstof, zwaveldioxide, stikstofoxiden, ammoniak en vluchtige organische stoffen. Mogelijke rol provincie / beleidsimplicaties CO2-emissies van deze omvang verlopen via de emissiehandel, waarbij de bedrijven zelf beslissen of er wordt geïnvesteerd in CO2-emissierechten of in CO2-emissiereducerende maatregelen. Als aandeelhouder van Delta kan de provincie de wenselijkheid van emissiereductie naar voren brengen. De provincie wil stimuleren dat er wordt ingezet op de technische voorbereiding van CCS voor de korte termijn.
3.7.8 Elektrische infrastructuur (nr. 25) Transitiepad en bestaand beleid Zeeland Ten aanzien van de elektrische infrastructuur is een aantal elementen van belang: •
de infrastructuur dient robuust te zijn met het oog op de leveringszekerheid. Dit is relevant bij grootschalige windenergie gekenmerkt door sterke fluctuatie in de productie. Daarnaast dient het net ook toegesneden te zijn op een brede uitrol van decentrale energieopwekking, bijvoorbeeld door micro-WKK;
•
de infrastructuur dient voorbereid te zijn op de tendens dat grootschalige elektriciteitsopwekkers zich aan de kust willen vestigen. Deze tendens richting de kust ontstaat onder meer vanwege de beschikbaarheid van koelwater en de aanvoerroutes van (bio)brandstof;
•
een laatste element is de verwachte stijging van de vraag naar elektriciteit, onder meer door een verdere versterking van de op elektriciteit gebaseerde economie.
Investeringen in infrastructuur door de netbeheerders hebben nu nog een reactief karakter. Ze volgen op het besluit om een energiecentrale te vestigen. Om zowel huidige als nieuwe energiebedrijven te faciliteren en een meer robuuste infrastructuur te creëren is een meer pro-actieve houding wenselijk. De provincie Zeeland is daarom voorstander van een elektriciteitsnetwerk dat op de toekomst is voorbereid. De infrastructuur dient bijvoorbeeld voorbereid te zijn op grootschalige windparken op zee. Na vestiging van de Sloecentrale is de restcapaciteit in de elektrische infrastructuur naar verwachting beperkt. Bestaande initiatieven De provincie stimuleert de aanpassing van de infrastructuur door hierover met de betrokken en verantwoordelijke partijen afspraken te maken. Het huidige netwerk in Zeeland en naar Zeeland begint aan de grenzen van de mogelijkheden te geraken. Economie Een goede elektrische infrastructuur is een van de vestigingsvoorwaarden voor een energiebedrijf. Met een adequate infrastructuur kan Zeeland zich verder profileren als een vestigingsplaats voor duurzame grootschalige energieopwekking.
Pagina 43
31 januari 2007 Ons kenmerk P-06-11-015/mmu/aht
Klimaat Een goede elektrische infrastructuur heeft geen direct effect op CO2, maar is een randvoorwaarde voor het kunnen realiseren van onder meer duurzame vormen van energie. Overige aspecten Voor de provincie is een zo duurzaam mogelijke vorm van grootschalige energieopwekking een randvoorwaarde. De aanpassing van de infrastructuur dient te gebeuren tegen deze achtergrond. Mogelijke rol provincie / beleidsimplicaties De provincie is zich bewust van het belang van dit transitiepad en brengt dit issue ter sprake bij de partijen die verantwoordelijk zijn voor het realiseren van deze infrastructuur.
3.7.9
Elektriciteitsbesparing (nr. 26)
Dit transitiepad is in combinatie met het transitiepad Gebouwde omgeving beschreven in subparagraaf 3.3.1.
3.7.10 Kernenergie (nr. 27) Ontwikkeling en bestaand beleid Zeeland De enige operationele kerncentrale in Nederland staat in Zeeland. Door de bijdrage aan CO2emissiereductie kan kernenergie een rol spelen in de overgang naar een meer duurzame energievoorziening. Het is een tussenoplossing op weg naar meer grootschalige rendabele 60
vormen van duurzame energie en wellicht kernfusie . De provincie streeft ernaar een evenredige bijdrage te leveren aan het terugdringen van de CO2-uitstoot. Het ligt, los van bedenkingen ten aanzien van kernenergie, ten aanzien beperking van CO2-uitstoot meer voor de hand een kerncentrale te bouwen dan een kolencentrale waarmee de CO2-uitstoot met 5 Mton stijgt naar 20 Mton. Het Rijk overweegt de plaatsing van een tweede Nederlandse kerncentrale, waarbij ook Borssele als vestigingsplaats wordt genoemd. Het is per definitie een lange termijnbeslissing aangezien de technische levensduur van een "derde generatie" kerncentrale zestig jaar is. De provincie staat voor een zorgvuldige afweging van de voor- en nadelen, waarbij aangetekend wordt dat de principiële keuze bij het Rijk ligt. De belangrijkste voordelen van kernenergie zijn: •
energiezekerheid en relatief geringe prijsschommelingen van uranium ten opzichte van gas, mede door beschikbaarheid van uranium in politiek stabiele regio's zoals Australië en Canada;
•
relatief geringe bedrijfskosten ten opzichte van andere vormen van elektriciteitsopwekking;
•
geen bijdrage aan CO2-uitstoot
61
(met de kanttekening dat de bouw en afbraak van een
kerncentrale wel voor extra CO2-uitstoot zorgt). 60
61
Op 21 november 2006 is het akkoord ondertekend tussen de EU, VS, Japan, Rusland, China, India en Zuid-Korea voor de bouw van de eerste kernfusiecentrale ter wereld, een internationaal project waar de EU 2,5 miljard (van de 10 miljard) aan bijdraagt. Deze eerste kernfusiecentrale ter wereld wordt in het Zuid-Franse Cadarache gebouwd. Het project moet een grote stap zetten richting kernfusie als energiebron en kan een oplossing betekenen voor de toenemende schaarste aan fossiele brandstoffen. "In het kader van een consistente klimaatstrategie (die bijvoorbeeld een koolstofbelasting of handel in emissierechten impliceert, naast een correcte inschatting van de gezondheidsrisico's) zal kernenergie vrijwel altijd concurrerend kunnen met worden met gas en zeker met kolen en olie of, des te meer, hernieuwbare energie (behalve hydro, maar die valt lastig uit te breiden)." Bron: Klimaatstrategie - tussen ambitie en realisme, WRR, 2006.
Pagina 44
31 januari 2007 Ons kenmerk P-06-11-015/mmu/aht
De nadelen van kernenergie zijn: •
het afvalvraagstuk waarvoor in de overzienbare toekomst nog geen oplossing in beeld is;
•
het proliferatievraagstuk van verspreiding van nucleair materiaal voor militaire toepassingen;
•
het veiligheidsvraagstuk: de kans op een incident is gering door veiligheidsmaatregelen en veiligheidsmanagement, de impact is echter zeer groot.
Bestaande initiatieven De kerncentrale van EPZ in Borssele levert ca. 30% van het opgesteld productievermogen in Zeeland. Inmiddels is besloten de kerncentrale open te laten tot 2033. Overigens is hieraan de verplichting gekoppeld dat de energiebedrijven (Delta en Essent) € 250 miljoen investeren in duurzame energie. Economie Het directe werkgelegenheidseffect van deze investering bedraagt ca. 200 man. De waarde voor de provincie Zeeland zit onder meer in de economische en sociale spin-off effecten van de bouw, althans voor zover dit activiteiten in Zeeland oplevert. De bouw zal gedaan worden door een van de spelers in het mondiale oligopolie op kerncentrales. Het is waarschijnlijk dat een belangrijk deel van de componenten buiten Zeeland geproduceerd zal worden. Anderzijds zit de waarde voor Zeeland in de versterking van het nucleaire cluster bestaande uit EPZ, COVRA, kennis- en onderzoeksinstellingen en een radiologisch instituut. Klimaat De bouw van een nieuwe kerncentrale is een van de opties met het grootste CO2-reductie62
potentieel . Overige aspecten Een nucleair economisch cluster kan duidelijk positieve effecten hebben, niet alleen door creatie van kennisintensieve werkgelegenheid, maar ook door de daarmee samenhangende uitbreiding van de kennisinfrastructuur. De kennisintensieve uitbreiding kan in Zeeland ook op sociaal en cultureel vlak gunstig uitwerken. Mogelijke rol provincie / beleidsimplicaties De provincie heeft, afhankelijk van Rijksbeleid, een faciliterende en accommoderende rol.
62
Zie Optiedocument energie en emissies 2010 / 2020, ECN en MNP, maart 2006.
Pagina 45
31 januari 2007 Ons kenmerk P-06-11-015/mmu/aht
4
Resumé 4.1 Zeeland Zeeland is een groen-blauwe oase in Nederland en zelfs binnen noordwest Europa, tussen de Randstad, het Ruhrgebied, de Antwerpse conglomeratie en zuidoost Engeland. In de onderstaand figuur is dit weergegeven aan de hand van een nachtfoto.
Figuur 1: Zeeland, een oase in noordwest Europa
Landbouw, visserij, natuur en ruimte voor recreatie zijn bij het oase beeld behorende belangrijke sectoren van Zeeland. Dit blijven ook in de toekomst belangrijke sectoren. Zeeland heeft een gunstige ligging voor industriële ontwikkeling aan het water, zowel voor aanen afvoer van grondstoffen en producten als voor op- en overslag, alsmede ten behoeve van koeling. De haven- en industrieactiviteiten zijn geconcentreerd rond de Kanaalzone en het Sloegebied. Er zal sprake zijn van clustering, bijvoorbeeld van agribusiness en van aquacultuur. De ruimte en de recreatieve mogelijkheden die Zeeland heeft trekt mogelijk ook een aantal nieuwe bewoners aan. Op dit moment is er al enige "overloop" vanuit de Randstad, met name naar het noorden van de provincie. Het toekomstige Zeeland zal door de klimaatveranderingen ook warmer zijn dan thans. De voorspellingen lopen uiteen over de mate, maar zijn het over de hoofdlijn eens. Dit zal invloed hebben op de landbouw en mogelijk ook op de visserij. Ook zal er een inspanning moeten worden geleverd vanwege de verwachte stijging van de zeespiegel. Een "verdronken land van Zeeland" is echter onwaarschijnlijk. De provincie Zeeland staat echter voor keuzen: richt zij zich op de sectoren landbouw en recreatie en het behoud van de groen blauwe oase, op de industrie 63
of op alle mogelijkheden . Hoe Zeeland er bestuurlijk uit zal zien in de toekomst is vooral een landelijke discussie en daarom nauwelijks te verkennen. Al decennia wordt er gesproken over de rol en de taken van het middenbestuur in Nederland, over het Europa van de regio's en over de schaalgrote die nodig is om bepaalde taken goed te kunnen uitvoeren. 63
De discussienotitie "Zeeland op het kantelpunt" geeft een aantal overwegingen bij drie verschillende toekomstscenario's voor Zeeland.
Pagina 46
31 januari 2007 Ons kenmerk P-06-11-015/mmu/aht
Op dit moment is er geen aanleiding in deze discussies om te veronderstellen dat de provincie als organisatievorm voor het middenbestuur in Zeeland zijn langste tijd heeft gehad. De schaalgrote om aanvullende en overkoepelende taken uit te voeren naast een sterke lokale democratie is aanwezig. Geconfronteerd met dit beeld zijn er transitiepaden die voor Zeeland meer of minder belangrijk zijn. Dit wil zeggen dat de uitvoering van deze transitiepaden voor Zeeland een kans vormen, passend bij de provinciale beleidsuitgangspunten en ondersteunend om de ambities op energiegebied te bereiken. De rol van het provinciale bestuur in deze kansen zal echter niet overal gelijk zijn. Een tweede overweging om voor bepaalde transitiepaden wel en andere niet te kiezen is het algemeen geldende innovatieprincipe dat vooruitgang vooral wordt gestimuleerd door keuzes te maken. Alles trachten op een hoger plan te brengen leidt veelal tot een enkele stap voorwaarts, terwijl een sprong voorwaarts wordt gemaakt als de aandacht onverdeeld kan zijn. Tenslotte zijn jammer genoeg veel inspanningen relatief. Recentelijk (november 2006) heeft Tony Blair dit benadrukt door te stellen dat als Engeland zich maximaal zou inspannen met de laatste technologieën, dit in totaal eenzelfde besparing geeft als er in China jaarlijks extra aan energie wordt verbruikt als gevolg van de economische groei. Het energieprobleem en dus ook het klimaatprobleem is een mondiaal probleem waaraan Zeeland het zijne zal doen.
4.2 Samenhang in transitiepaden De voorgestelde transitiepaden hebben enkele overeenkomsten: •
ze zijn gekozen vanwege de gunstige vooruitzichten die ze bieden in Zeeland, enerzijds omdat de voorwaarden voor het transitiepad in Zeeland aanwezig lijken te zijn, anderzijds omdat het transitiepad en significante bijdrage zal leveren aan de duurzame ontwikkeling van Zeeland door vermindering van de uitstoot van broeikasgassen;
•
de transitiepaden zijn nog in ontwikkeling. Bestaande technologieën voor verduurzaming van de energie en voor de vermindering van de emissie van broeikasgassen zijn niet (of nauwelijks) in de transitiepaden opgenomen. Bestaande technieken dienen als ze rendabel zijn te worden uitgevoerd, indien ze niet rendabel zijn kan landelijke subsidiering in de investering bijdragen aan de invoering;
•
de transitiepaden zijn kennisintensief op terreinen waar in Zeeland, zij het soms versnipperd, de kennis aanwezig is. Kennis over en van chemische industrie, centrale en decentrale energieopwekking, teelt, zowel op land als in het water, windenergie, havenbedrijf, import en transport, alsmede commerciële inzet van kernenergie zijn aanwezig.
Voor een succesvolle transitie moeten de gunstige uitgangspositie en de kennis worden gekoppeld, terwijl ondertussen de bestaande technieken worden toegepast. De voorgestelde transitiepaden kennen echter ook enkele verschillen. Deze zijn vooral terug te voeren op de doelgroepen waarop ze zicht richten: de industrie en de energiebedrijven of de burgers (en kleinbedrijf).
Pagina 47
31 januari 2007 Ons kenmerk P-06-11-015/mmu/aht
In de bijeenkomst van 24 oktober hebben de aanwezigen met industriële achtergrond aangegeven dat de Zeeuwse bedrijven hun verantwoordelijkheid kennen en dat de provincie zich zou kunnen richten op de meer kleinschalige en experimentele initiatieven die het zonder provinciale ondersteuning in welke vorm dan ook niet zouden redden. Tegelijkertijd kan worden vastgesteld dat de grote vissen als het gaat om vermindering van de uitstoot van broeikasgas en verduurzaming zich in Zeeland juist bij de energiebedrijven en de grote industrie bevinden. Het doen realiseren van die mogelijkheden is een tweede uitdaging voor de provincie.
Pagina 48
31 januari 2007 Ons kenmerk P-06-11-015/mmu/aht
Bijlage 1 Literatuurlijst Algemeen: •
Commissie Cramer, Criteria voor duurzame biomassa productie - Eindrapport van de projectgroep 'Duurzame productie van biomassa', 30 augustus 2006
•
ECN, Transitie naar een duurzame energievoorziening in 2050, oktober 2002
•
ECN, Optiedocument energie en emissies 2010/2020, maart 2006
•
EnergieNed, Energietransitie geeft Nederland nieuwe energie, 27 april 2005
•
EU, Groenboek, Een Europese strategie voor duurzaam, concurrerende en continu geleverde energie voor Europa, 8 maart 2006
•
EU, Commissie van de Europese Gemeenschappen, Mededeling van de Commissie, Een EU-strategie voor biobrandstoffen, 8 februari 2006
•
EU, European Environment Agency, Energy and environment in the European Union, tracking progress towards integration, 2006
•
ECN, Het EZ-beleid ter bevordering van een duurzame energiehuishouding, Evaluatieonderzoek 1999-2004, juli 2005
•
Kivi Niria, Smart Energy Mix, publicatie naar aanleiding van jaarcongres Kivi Niria, 12 oktober 2006
•
Ministerie van Economische Zaken, Innovatie in het energiebeleid, Energietransitie: stand van zaken en het vervolg, 27 april 2004
•
Ministerie van Economische Zaken, Nu voor later, Energierapport 2005, 8 juli 2005
•
Ministerie van VROM, Evaluatienota klimaatbeleid 2005, onderweg naar Kyoto, 31 oktober 2005
•
Programmacommissie Zuidwest-Nederland, Pieken in Zuidwest-Nederland, Profiteren van de strategische ligging, juni 2006
•
Taskforce Energietransitie, Meer met Energie, kansen voor Nederland, Transitieactieplan
•
TenneT, Rapport Monitoring Leveringszekerheid 2005-2013, 28 april 2006
•
WRR, Klimaatstrategie - tussen ambitie en realisme, 2006
(TAP), mei 2006
Met betrekking tot Zeeland: • •
Altran, Provincie Zeeland en Delta, Disperse energie - Liberale makt, februari 2005 Van den Berge, Martijn, Onderzoek vestigingsmilieus Dienstverlenende sector in Zeeland, 2006
•
CBS, Provincie op maat, Zeeland 2004
•
Van de Bunt, Mogelijkheden voor de productie van biodiesel in de provincie Zeeland, 15 mei 2006
•
Delta, jaarverslag 2005
•
Delta Netwerkbedrijf, Kwaliteits- en capaciteitsdocumenten elektriciteitsnetten,
•
Drift, Zeeland op een kantelpunt, Moet kan en wil Zeeland veranderen?, 7 november 2006
•
Ecofys, Zeeland duurzaam aan de slag, Energie in strategisch voorraadbeleid corporaties,
laagcalorische gasnetten en hoogcalorische gasnetten 2006-2012, 22 november 2005
januari 2005
Pagina 1
31 januari 2007 Ons kenmerk P-06-11-015/mmu/aht
•
2
Ecofys, Visie op de Zeeuwse energievoorziening: Zeeland CO -neutraal in 2050, in opdracht van de Zeeuwse Milieufederatie, november 2005
•
Ecofys, Verantwoording BANS uitvoeringsprogramma van de provincie Zeeland, januari
•
KplusV, Eindresultaten DE-scans Zeeland, 2 juli 2004
2001 - december 2005, mei 2006 •
Limber Transition Networks, Jan Paul van Soest - Advies voor Duurzaamheid, Luctor et energo, verkenning mogelijkheden energietransitie Zeeland, 11 oktober 2005
•
Provincie Zeeland, Actieprogramma Energiebesparing en duurzame energie, 2001
•
Provincie Zeeland, Zeeland kiest duurzame energie voor een beter klimaat, keuzedocument Uitvoeringsprogramma Energie & Klimaat 2004-2006, 14 oktober 2004
•
Provincie Zeeland, Nota Buisleidingen Zeeland
•
Provincie Zeeland, Duurzaam ondernemen, Evaluatie 2001-2005, werkplan 2006-2012, taakgroep Duurzaam Ondernemen, 19 april 2006
•
Provincie Zeeland, Memo Inventarisatie initiatieven op het gebied van biobrandstoffen, 18 mei 2006
•
Provincie Zeeland, Provinciaal Sociaal-Economisch Beleidsplan 2005-2008, Ruimte maken
•
Provincie Zeeland, Provinciaal Sociaal-Economisch Beleidsplan 2005-2008, Ruimte maken
•
Provincie Zeeland, Omgevingsplan Zeeland 2006-2012, vastgesteld door Provinciale Staten
voor kansen, deel A Beleid, april 2005 voor kansen, Voortgangsrapportage 2005, april 2006 van Zeeland op 30 juni 2006 •
Terneuzen, Actieplan Economie Terneuzen 2005-2009, vastgesteld door d gemeenteraad van Terneuzen op 28 april 2005
•
TransForum-project Agribusiness Cluster Terneuzen, Nieuwsbrief 1, 11 april 2006
•
Wageningen UR, Mestvergisting in Zeeland, februari 2005
•
Zeeland Seaports, Beleidsvisie 2005-2015
Andere provinciale energienota's: •
Provincie Drenthe, Energiek Drenthe, startnotitie energiebeleid 2006-2010, 2006
•
Energy Valley, Een vallei met uitzicht, Masterplan Energietransitie Energy Valley innovaties voor een duurzame energiehuishouding, oktober 2004
•
Provincie Gelderland, Op weg naar een duurzame leefomgeving, Gelders Milieuplan 3, juni 2004
•
2
Provincie Groningen, Provinciaal klimaat/CO programma, april 2005
Pagina 2
31 januari 2007 Ons kenmerk P-06-11-015/mmu/aht
Bijlage 2 Geïnterviewde betrokken personen Organisatie
Geïnterviewde
Provincie Zeeland
Gedeputeerde J. Suurmond
Provincie Zeeland
Gedeputeerde mw. M. Le Roy
Provincie Zeeland
H. Assink
Provincie Zeeland
L. Leynse
Provincie Zeeland
J.A. Jansen
Provincie Zeeland
mw. I. Jansen
Provincie Zeeland
V.B. van Dijk
Provincie Zeeland
J. Daane
Provincie Zeeland
R.J. Swiers
Provincie Zeeland
M. Krombeen
Provincie Zeeland
L. Engelbert
Provincie Zeeland
mw. W. Hollemans
Provincie Zeeland
P. Bijkerk
Delta N.V.
P.J. Buijs
EPZ
J. Bongers
TenneT
W. Kling
Zeeland Seaports
D. Engelhardt
CZAV
R. Augusteijn
CZAV
T. van der Meer
Pagina 1
31 januari 2007 Ons kenmerk P-06-11-015/mmu/aht
Bijlage 3 De energiegerelateerde provinciale doelstellingen uit het omgevingsplan Doelstelling
Acties en prestaties
Leveren van een evenredige bijdrage aan de realisatie van de nationale klimaatdoelstellingen (Deze is: in periode 2008-2012 uitstoot broeikasgassen verminderen met 6% ten opzichte van 1990).
•
Toetsing toekomstige milieuvergunningen conform de Europese IPPC richtlijn aan de toepassing van best beschikbare technieken (BBT).
•
Stimuleren van kansrijke initiatieven voor energietransities (o.a. getijdeenergie (incl. osmose), restwarmte en onbalansreductie) door financiële en procesmatige ondersteuning.
•
Voortzetting van het EPA-project (taakstelling: in 2008 hebben 30% van de oudere woningen in Zeeland een EnergiePrestatie-advies).
•
Voortzetting van het project stimulering totstandkoming energievisies bij uitbreiding en stadsvernieuwing.
•
Financiële ondersteuning haalbaarheidsonderzoeken voor duurzame energieopties en energiebesparing bij speerpuntprojecten (bijv. duurzame jachthavens).
•
Evaluatie van het integratieproces voortvloeiend uit BANS-klimaatconvenant in 2007 en zonodig aanpassen van de ambities.
In 2010 is minimaal 250 MW aan windenergie in Zeeland gerealiseerd
•
Stimuleren en coördineren plannen voor windlocaties.
In 2030 is de grootschalige luchtkwaliteit zodanig verbeterd dat er slechts sprake is van een verwaarloosbaar risico voor mens en natuur. Voor fijnstof gelden vanaf 2005 grenswaarden. Overschrijdingssituaties dienen zo snel mogelijk te worden beëindigd.
•
De provincie zal het initiatief nemen om tot een goed regionaal beeld voor fijnstof te komen.
•
De provincie zal met andere partijen de mogelijkheden voor gebiedsgerichte saldering (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) uitwerken.
•
De provincie stelt in 2006 een actieplan fijnstof op. Dit actieplan wordt in de jaren daarna uitgevoerd.
Bieden van flexibiliteit en onder- • steunen van ontwikkelingsmogelijkheden aan de grond• gebonden en verbrede landbouw
Stimuleren initiatieven duurzame energieproductie rond het agrarisch bedrijf.
Het bevorderen van een integrale woonkwaliteit
•
Gemeenten geven binnen hun ruimtelijke plannen en programma’s of projectaanvragen voor ISV aan op welke wijze milieuaspecten (incl. energie en klimaat) erin betrokken zijn.
•
Het leveren van een bijdrage (o.a. door overleg, het organiseren van bijeenkomsten etc.) aan de verbreding van het draagvlak voor integrale planvorming.
•
Beschikbaar stellen van milieu-informatie ten behoeve van het bevorderen van een integrale werkwijze.
De provincie ondersteunt en stimuleert initiatieven voor aquacultuur.
Het optimaal benutten van de Het benutten van de energie-inhoud van afval betreft o.a. het toepassen energie-inhoud van afval dat niet van geschikte afvalstoffen (biomassa) als energiedrager. Landelijk is een voor hergebruik geschikt is. Actieplan biomassa: samen werken aan bio-energie opgesteld. De provincie Zeeland richt zich op het deelnemen aan relevante kansrijke projecten.
Pagina 1
31 januari 2007 Ons kenmerk P-06-11-015/mmu/aht
Bijlage 4 Ontwikkeling energievraag 1995-2005 Uit CBS-data van de afgelopen tien jaar blijkt dat het energieverbruik in Nederland is toegenomen. De industrie is de grootste afnemergroep. Uit de data blijkt dat het jaarlijks verbruik in de industrie in 2005 21% hoger ligt dan in 1995. Ook in de transportsector is een aanzienlijke stijging zichtbaar. De totale energievraag is in deze periode met 11% gestegen (zie onderstaande figuur). De door de afnemers verbruikte hoeveelheid elektriciteit kende een gestage jaarlijkse stijging van ca. 1,5%. Het aardgasverbruik door afnemers fluctueert meer en was bijvoorbeeld in 2005 juist 3 procent lager dan in 2000. 1995
2000
2005
Verandering in 10 jr.
Vraag (petajoule) Energiebedrijven Industrie
592
600
625
6%
1.011
1.075
1.227
21%
Transport
421
462
487
16%
huishoudens en overige
941
928
954
1%
2965
3.065
3.293
11%
Winning
2.808
2.417
2.621
-7%
Invoer
6.101
7.527
8.604
41%
Uitvoer
5.449
6.076
7.007
29%
586
705
871
49%
91
-98
-55
2.965
3.065
3.292
Totaal Aanbod (petajoule)
Bunkers Onttrokken aan voorraad Totaal Bron:
CBS, Energiebalans
Pagina 2
11%
31 januari 2007 Ons kenmerk P-06-11-015/mmu/aht
Bijlage 5 Toekomstverwachting energievraag NL 2000
2050
Verandering in 50 jr.
Vraag (petajoule)64 Industrie:
147
290
97%
Warmte (<100oC)
Elektriciteit
68
106
56%
Warmte (>100oC)
409
644
57%
Grondstof
412
570
38%
1.036
1.610
55%
6
10
67%
Olie voor brandstof
486
770
58%
Totaal transport
496
780
57%
69
180
161%
318
330
4%
387
510
32%
Olie voor brandstof Totaal industrie Transport:
Elektriciteit Warmte (<100oC) Warmte (>100oC) Grondstof
Huishoudens:
Elektriciteit Warmte (<100oC) Warmte (>100oC) Grondstof Olie voor brandstof Totaal huishoudens
Land- en tuinbouw:
Elektriciteit Warmte (<100oC)
20
20
0%
146
140
-4%
166
160
-4%
Warmte (>100oC) Grondstof Olie voor brandstof Totaal land- en tuinbouw Diensten en overheid: Elektriciteit Warmte (<100oC)
102
220
116%
154
240
56%
256
460
80%
2.341
3.520
50%
Warmte (>100oC) Grondstof Olie voor brandstof Totaal diensten en overheid Totaal
Bron: ECN
64
In de tabel is het scenario weergegeven dat zich kenmerkt door een sterke groei van petrochemie en het basismetaal.
Pagina 1
31 januari 2007 P-06-11-015/mmu/aht
Bijlage 6 De landelijke transitiepaden in Nederland Invulling tabel Achtereenvolgens komen in de overzichtstabel aan de orde: a. een verduidelijking van het transitiepad voor Zeeland; hierin wordt ingegaan op de specifieke Zeeuwse aspecten inzake de landelijk gestelde inhoud van het transitiepad (bijlage 3 van het rapport "Meer met energie"), bijvoorbeeld de aanwezigheid van de veroorzakers of de aanwezigheid van potentiële bronnen voor duurzame energie en eventueel lopende initiatieven op het terrein van het transitiepad. b. het economisch potentieel voor Zeeland; hierin is aangegeven of het betreffende transitiepad economische betekenis heeft of kan hebben voor Zeeland. Dit is aangegeven met de volgende score: -:
het transitiepad heeft voor Zeeland negatieve gevolgen op de economie, met name t.a.v. werkgelegenheid;
0: +:
het transitiepad heeft weinig positieve of negatieve gevolgen; van het transitiepad mag een geringe positieve invloed worden verwacht (indicatieve 65
toename werkgelegenheid < 25 en geringe spin-off effecten ); ++:
van het transitiepad mag en matige positieve invloed worden verwacht (indicatieve toename werkgelegenheid, > 25 ,< 250 en redelijke spin off-effecten);
+++:
van het transitiepad mag een positieve invloed worden verwacht (indicatieve toename werkgelegenheid, > 250 en aanzienlijke spin off-effecten).
c. het CO2-reductiepotentieel voor Zeeland; 66
Het CO2-reductiepotentieel
is gebaseerd op de globale berekeningen in de nota 'Meer met 67
energie' en de aanwezigheid van de veroorzakers of alternatieven in Zeeland. 0:
potentiële bijdrage Zeeland < 100 Kton CO2;
+:
potentiële bijdrage Zeeland > 100 Kton, < 500 Kton;
++:
potentiële bijdrage Zeeland > 500 Kton < 2,5 Mton;
+++:
potentiële bijdrage Zeeland > 2,5 Mton.
De score is:
(NB: -, een negatieve bijdrage ofwel meer CO2 is niet opgenomen) Ter vergelijk, Zeeland emitteert nu minder dan 15 Mton. Voor de inschatting van zowel b als c wordt soms gewerkt met verhoudingsfactoren (Zeeland t.o.v. Nederland). De gebruikte (CBS) gegevens zijn weergegeven in bijlage 8. d. het CO2-potentieel per transitiepad voor heel Nederland als vaststaand gegeven en vergelijkingsmateriaal. 65
66 67
Met spin off-effecten bedoelen we het geheel aan positieve sociaaleconomische effecten die niet uit te drukken zijn in directe werkgelegenheidsgroei. Een mogelijk spin off-effect is bijvoorbeeld het creëren van de basis voor een economisch cluster, of het creëren van een voedingsbodem voor innovatie en nieuwe bedrijvigheid. Let wel, het betreft hier het potentieel per jaar! Verrekening van de NL situatie naar de Zeeuwse situatie op basis van CBS gegevens. Als voorbeeld: ongeveer 1 /50 van de Nederlanders woont in Zeeland. Bij een transitiepad waar de inwoners de belangrijkste indicator zijn voor de omvang van de mogelijke vermindering wordt daarom aangenomen dat Zeeland 1 / 40ste van de landelijk geïndiceerde vermindering kan bijdragen.
Pagina 1
31 januari 2007 P-06-11-015/mmu/aht
e. de relevantie van het transitiepad voor Zeeland (op basis van a, b en c); Dit is in zekere zin de resultante van de voorgaande kolommen (met name b en c). Het 68
betreft een kwalitatieve inschatting
en weging van de verschillende kolommen op basis
van de resultaten uit de interviews en de 'expert opinion' van KplusV:
f.
0:
niet specifiek relevant voor Zeeland;
+:
gematigd relevant voor Zeeland;
++:
relevant voor Zeeland;
+++:
zeer relevant voor Zeeland.
het tijdpad waarin het transitiepad gaat spelen; Het landelijke rapport geeft voor de transitiepaden een indicatie van de termijn waarop de transitie gaat lopen en rendement opleveren ("substantiële effecten"). Dit is in de tabel opgenomen als: KT:
Korte termijn, tussen nu en vijf jaar;
MT:
Middellange termijn, tussen vijf en twintig jaar;
LT:
Lange termijn, later dan twintig jaar.
Er kunnen redenen zijn waardoor de termijnen in Zeeland eerder of later zijn dan landelijk aangenomen wordt. De Zeeuwse termijn is dan opgegeven, de landelijke verwachting is daarbij tussen haakjes opgenomen. g. de meest aangewezen trekker voor het transitiepad; hier is vermeld welke partij het meest voor de hand ligt om het transitiepad verder te ontwikkelen en in uitvoering te brengen.
68
Let wel, de wijze van score is zoals gezegd kwalitatief en gebeurt niet alleen op basis van de scores onder b en c. Soms is in gesprekken aangegeven dat een onderwerp in Zeeland de aandacht heeft. Dit betekent dan dat het relevanter wordt geacht dan op basis van de + en onder b en c te verwachten viel. Het lineair 'doorrekenen' van de scores onder b en c is niet mogelijk. Bijvoorbeeld het lineair optellen van bijvoorbeeld 2 + bij b en 2+ bij c zou dan resulteren in 4 +. Dit is ons inziens niet juist. Dit zou de indruk wekken dat bijvoorbeeld 200 arbeidsplaatsen 'even zwaar weegt' als 2 Mton CO2besparing. Een vermenigvuldiging van de plussen zou eenzelfde effect hebben waarbij ook nog eens die onderdelen waarbij voor één van de criteria maar één of geen + zou worden gescoord er verhoudingsgewijs slechter uitkomt dan een onderwerp waarbij tweemaal + wordt gescoord (éénmaal + keer driemaal + = drie +, terwijl tweemaal + keer tweemaal + = vier+). Alle onderwerpen worden dus op basis van de scores op b en c de indruk uit gesprekken en de 'expert opinion' van KplusV kwalitatief doorvertaald naar 0 tot 3+. Let wel, het doel van deze exercitie is bepalen welke onderwerpen wel en welke niet nader worden uitgewerkt in deze rapportage.
Pagina 2
31 januari 2007 P-06-11-015/mmu/aht
h. de visie van de provincie Zeeland; Hier is vermeld welke visie de provincie Zeeland heeft op het transitiepad, gebaseerd op de gevoerde gesprekken en het bestaande beleid. i.
de rol van de provincie Zeeland; Ook als de provincie geen trekker is, is er een rol voor de provincie. Wat die rol is of kan zijn is hier opgenomen.
Pagina 3
31 januari 2007 P-06-11-015/mmu/aht
Nr
Transitiepad
Verduidelijking Zeeland
Econ.
CO2
Potentieel
Relevantie
potentieel
potentieel
NL
Zeeland
Zeeland
Zeeland
in Mton
Tijdpad
Trekker
Visie provincie Zeeland
Rol provincie Zeeland
CO2 1
decentrale
Landelijk wordt hier vooral ingegaan op de inzet van
energieopwekking
micro en mini WKK (gebouwde omgeving). In Zeeland
++
+69
7
++
KT
Delta,
Energiebesparing in de gebouwde omgeving is
aanjager via Delta en
burgers
belangrijk. Zeeland ondersteunt dit en ziet hierin
de gemeenten
worden door Delta experimenten uitgevoerd.
met name een taak voor de gemeenten. Ook via Delta wil de provincie de burgers stimuleren en ondersteunen
2
glastuinbouw
landbouw,
Landbouw blijft een belangrijke economische
RO, vergunning-
die echter met gebruikmaking van restwarmte en
Glastuinbouw is voor Zeeland een vrij nieuwe activiteit,
energie-
peiler van Zeeland, duurzame versterking door
verlener, facilitator
zuivere CO2 uit de procesindustrie een bijdrage levert
sector
innovatie wordt ondersteund.
++
+
7
++
KT (MT)
aan evenwichtige duurzame ontwikkeling. Om die reden is de termijn korter dan landelijk. 3 13
70
groen gas /
In deze tabel zijn groen gas/SNG en waterstof bij
energie-
SNG is een veelbelovende prille nieuwe
faciliteren, lobby,
waterstof
elkaar gezet. De verwachting is dat Waterstof op den
sector,
technologie waarvan Zeeland de ontwikkeling
vergunningverlener,
SNG in aardgas-
duur en in sommige gevallen kan worden toegepast
landbouw
nauwgezet volgt. Grootschalige ontwikkeling van
subsidie
infrastructuur
waar nu aardgas en/of SNG kan worden toegepast.
waterstof wordt pas op lange termijn verwacht.
++
0
20
++
KT (MT)
Groen gas uit biomassa is een ontwikkeling waarvan
Delta kan ervaring opdoen met opwerken biogas
veel wordt verwacht voor zowel de energievoorziening
tot aardgaskwaliteit en injectie in het aardgas-
als voor industriële toepassing.
netwerk.
In Zeeland is verder vergistbare biomassa (kleinschalig) die een rol kan spelen, er wordt gedacht aan inpassen in de aardgasinfrastructuur. Waterstofgas is op termijn interessant, Zeeland zou in de productie of aanlanding een rol kunnen spelen. 4
schoon fossiel
Zeeland krijgt een grote gasgestookte centrale. CO2-
(aardgas)
emissies van deze omvang verlopen via de emissiehandel; dit systeem zal de economische prikkel tot opslag kunnen geven.
0
(zie 24)
71
+
LT
energie-
Onderzoek naar geschiktheid Zeeuwse bodem
beperkt tot bespreken
sector
voor CO2-opslag
en eventueel
Stimuleren restwarmtebenutting.
vergunnen. CO2emissies van deze omvang verlopen via de emissiehandel. De effectiviteit van
69 70 71
Factor woningen: 1/40 van Nederland Zeeland heeft altijd al veel aandacht besteed aan de verkenning van de mogelijkheden van Waterstofgas, evenals uit de gespreken de interesse in SNG bleek. Vandaar dat we het onderwerp hier toch nader willen uitwerken en ++ scoren. De toepassing van aardgas voor energieopwekking (zeker bij het opzetten van een nieuwe centrale) kan eigenlijk niet meer los gezien worden van de technieken genoemd onder 24. Pagina 4
31 januari 2007 P-06-11-015/mmu/aht
Nr
Transitiepad
Verduidelijking Zeeland
Econ.
CO2
Potentieel
Relevantie
potentieel
potentieel
NL
Zeeland
Zeeland
Zeeland
in Mton
Tijdpad
Trekker
Visie provincie Zeeland
Rol provincie Zeeland
CO2 emissiehandel kan (bv in gezamenlijkheid met andere provincies) richting EZ worden gecommuniceerd. 5 26
gebouwde
Zeeland heeft een oudere gebouwde omgeving waar
omgeving
ook weinig nieuwbouw plaatsvindt. Energiebesparing
++
72
++
30
+++
KT, MT
gemeenten
Energiebesparing in de gebouwde omgeving is
aanjager, kennis-
belangrijk. Zeeland ondersteunt dit en ziet hierin
uitwisseling, subsidie
elektriciteits-
en technische innovatie kunnen leiden tot een
met name een taak voor de gemeenten.
besparing
reductie.
Ook via Delta wil de provincie de burgers
hybridisering
Hybride voertuigen worden nu al op de markt gebracht
stimuleren en ondersteunen. 6
0
0
5
0
KT
burgers
Voorbeeldfunctie
met fiscaal voordeel. Het aandeel transport in de CO2-
provincie: provinciale
73 emissie van zeeland is landelijk klein .
(personen)auto's moeten minimaal hybride voertuigen Zeeland zou in het kader van provinciale opcenten nog aanvullend iets kunnen doen.
7
biobrandstoffen
Het aandeel vervoer is in de Zeeuwse energievraag en CO2-uitstoot relatief klein. Er worden initiatieven
+
+ 74
10
+
KT, MT
burgers,
De provincie is voorstander van het toepassen
aanjager (biopark
bedrijven
van diverse typen biobrandstof, voor zover deze
gedachte kanaalzone)
genomen om tankstations voor biobrandstof in te
geen nadelige gevolgen hebben voor het milieu
initiator in netwerk van
richten. Een bijzonderheid is dat veel Duitse gasten in
(bijv. fijnstof).
groene- en aardgas-
Zeeland in Duitsland al wel biobrandstof kunnen
vulpunten;, facilitator
kopen.
(b.v. ontwikkelen van kennis), subsidie
72 73 74
Het toepassen van energiebesparende maatregelen in bestaande bouw is veel arbeidsintensiever dan de installatie van b.v. mini wkk etc. De aanpassingen aan de woningen zijn aan de andere kant ook weer eindig. Als bijvoorbeeld de ca. 100.000 woningen die voor aanpassing in aanmerking komen aangepakt zijn is het werk in zekere zin ook gedaan. Vandaar scoren we hier toch maar tweemaal + Op basis van personenvoertuigen (1/40 van 7.092.293) en van bedrijfsvoertuigen (1/40 van 1.070.605) Op basis van personenvoertuigen (1/40 van 7.092.293) en van bedrijfsvoertuigen (1/40 van 1.070.605) Pagina 5
31 januari 2007 P-06-11-015/mmu/aht
Nr
Transitiepad
Verduidelijking Zeeland
Econ.
CO2
Potentieel
Relevantie
potentieel
potentieel
NL
Zeeland
Zeeland
Zeeland
in Mton
Tijdpad
Trekker
Visie provincie Zeeland
Rol provincie Zeeland
MT, LT
burgers,
Op termijn is het voor verkeer en vervoer een
faciliteren, subsidiëren,
bedrijven
ideale brandstof. De ontwikkeling gaat in deze
kennisopbouw en
richting. Een tussenstap is aardgas/2e generatie
kennisplatform
CO2 8
rijden op waterstof
Er is consensus over de potentie. De ontwikkeling is
0/+
++
30
+
wel afhankelijk van toekomstige technologische doorbraken.
biobrandstoffen voor verkeer en vervoer. 9
75
Massa-individualisering van de automobiliteit zal door
weg-
wegbeheerder, lobby,
transportsystemen
geavanceerde ICT (zoals interactieve cruise control)
beheerder,
facilitator
en diverse gekoppelde informatie- en navigatie-
burger, OV
+
+
10
+
76
intelligente
LT
systemen op termijn mogelijk worden. Het zal naar verwachting met name toepassing vinden op snelwegen. 10
biomassaproductie
Er zijn kansen voor biomassaproductie in Zeeland.
Nederland
Voor een serieus (CO2) effect zijn echter grote
77
landbouw-
De provincie zal ontwikkelingen om in Zeeland
facilitator, kennis-
sector,
biomassa te produceren ondersteunen door
platform, subsidiëren
hoeveelheden biomassa nodig met een navenant
energie-
ondersteuning van onderzoek en productie te
ruimtebeslag. Dit gaat dan ten koste van voedsel-
sector
++
+
++
KT/MT
productie en is vooralsnog zeker niet concurrerend is
faciliteren. Aqua cultuur van biomassa kan een geheel nieuwe vorm van 'landbouw' betekenen.
met de huidige gewassen. Aqua productie van biomassa biedt kansen door de veel grotere opbrengst. 11
78
realisatie
Zeeland heeft met de havens en de doorvoer-
bedrijven,
Zinvol voor zover geen negatieve effecten voor
facilitator, lobby,
importketen
mogelijkheden een prima infrastructuur voor import.
seaport,
(Zeeuws) milieu. Er dient verder naar mening van
vergunningverlener
Er zijn reeds bedrijven die biomassa importeren in
energie-
de provincie op te worden toegezien dat de
Zeeland.
sector
+
+/++
+
KT
geïmporteerde biomassa ook duurzaam wordt geproduceerd, bijvoorbeeld door te streven naar certificering
12
75
77 78
WISE BIOMASS
Co-productie van chemicaliën, transportbrandstoffen,
co-productie
elektriciteit en warmte.
++79
++ 80
42
+++
MT
bedrijven
Zowel op het gebied van kennis, economie als
facilitator, vergunning-
CO2 is dit een lonkend perspectief. De provincie
verlener,
In Zeeland is verhoudingsgewijs veel individuele automobiliteit. De CO2-uitstoot per inwoner in "vervoer" is derhalve wat hoger dan in andere provincies. De totale hoeveelheid gebruikers is lager (factor bedrijfs- en personenvoertuigen (1/40 van 7.092.293 personen- en 1.070.605 bedrijfsvoertuigen en factor aantal inwoners 1/50 ). Tevens voegen ITS systemen met name iets toe in gebieden met een hoge gebruiksintensiteit van de (snel) wegen. Deze systemen regelen met name een soepel verloop van de interactie tussen het verkeer en een optimaal gebruik van het beschikbare wegennet. Verhoudingsgewijs is dat in Zeeland veel minder aan de orde dan gemiddeld. Derhalve verwachten we niet zo'n groot effect in Zeeland. Op basis van wegenlengte (1/20 van - NL 134.981 Km- ) en factor bedrijfs- en personenvoertuigen (1/40 van 7.092.293 personen- en 1.070.605 bedrijfsvoertuigen) en de opmerkingen onder 11. Met name op basis van verwachtte spin off indien daadwerkelijk voor grootschalige biomassa productie gekozen zou worden. Deze score moet als indicatief geïnterpreteerd worden aangezien in het transitieactieplan dit effect niet afzonderlijk becijferd is, maar verrekend met andere transitiepaden. Dit om dubbeltelling te vermijden. Pagina 6
31 januari 2007 P-06-11-015/mmu/aht
Nr
Transitiepad
Verduidelijking Zeeland
Econ.
CO2
Potentieel
Relevantie
potentieel
potentieel
NL
Zeeland
Zeeland
Zeeland
in Mton
Tijdpad
Trekker
Visie provincie Zeeland
Rol provincie Zeeland
CO2
14
In deze sectoren zijn in Zeeland een aantal bedrijven
zal actief trachten de partijen bij elkaar te
kennisplatform, lobby,
actief die gezamenlijk de kennis hebben om een
brengen. Er kan gedacht worden aan een
subsidie
ontwikkeling op te zetten.
experimenteerruimte 81
verduurzaming
De industrie is veruit de grootste CO2-producent in
chemie
Zeeland en een belangrijk werkgever. Ruim de helft
vragen voor verduurzaming. Ook bij deze
+++
++
15
+++
MT
bedrijven
De provincie zal bij de bedrijven aandacht blijven
van de uitstoot komt van de (petro)chemische
bedrijven speelt de CO2-emissiehandel. Een
industrie. Vergroening van grondstof en verduur-
gezamenlijke kennisbank zou de bedrijven
zaming is daarom een belangrijk potentieel en
kunnen helpen.
kennisplatform
belangrijk voor een behoud van werkgelegenheid op lange termijn. 15
optimalisatie
Zeeland heeft door het geringe inwonertal ook een vrij
afvalketen
kleine afvalketen.
0
0
1
0
LT
afvalsector
Optimale inzet / verwerking van huishoudelijk
vergunningverlener
afval is voor de provincie een vanzelfsprekendheid die in de gemeenten en bij de provincie als vergunningverlener wordt meegewogen.
16
precisielandbouw
Met geavanceerde techniek machines aansturen voor
++
82
+
5
++
MT
bestrijdingsmiddel, kunstmest etc. Landbouw is in
De agrarische sector neemt in Zeeland een
kennisclusters,
belangrijke ruimte in, zowel als producent van
innovatie, subsidie
Zeeland een belangrijke activiteit, verhoudingsgewijs
kunstmest als in de productie. Vernieuwing en
ten opzichte van de Nederlandse situatie.
verduurzaming zou daarom in Zeeland een belangrijke proeftuin kunnen vinden.
17
procesintensificatie
De industrie is veruit de grootste CO2-producent in
0
+
4
+
LT
bedrijven
Om ontwikkeling in Zeeland mogelijk te maken
lobby, vergunning-
Zeeland. Ruim de helft van de uitstoot komt van de
zal de provincie in de vergunningverlening bij
verlener
(petro)chemische procesindustrie.
bedrijven waar dit speelt "innovatieruimte" moeten inbouwen. Ook bij deze bedrijven speelt de CO2-emissiehandel.
18
79 80 81
82
multimodaal
Zeeland heeft mogelijkheden om multimodaal
transport
transport te faciliteren en daarmee
+
083
1
+
MT
transport-
Zeeland zet in op beperking van het aantal
wegbeheerder,
sector
transportbewegingen
vergunning- verlener,
Mocht deze aanpak voet aan de grond krijgen dan verwachten we met name grote spin off effecten. Vandaar dat hier twee + is gescoord. Op basis van factor vestigingen industrie 1/40, chemie 1/60 en energievoorzieningbedrijven 1/30. Op basis van factor vestigingen industrie 1/40, chemie 1/60 en energievoorzieningbedrijven 1/30. Aan de andere kant kent Zeeland verhoudingsgewijs veel energie-intensieve (bulk) industrie. Het Zeeuwse industriële energieverbruik is ca. 16% van het Nederlandse industriële energieverbruik. Voor een groot deel is dit chemie. Daarom is het effect toch hoger ingeschat. We schatten in dat het Zeeuwse CO2-reductiepotentieel de 2,5 Mton nadert (niveau +++), maar nog niet bereikt heeft. Niettemin is dit een zeer relevant transitiepad voor Zeeland. Met name op basis van verwachte grote spin off effecten en toepassing in een groeimarkt van biologisch dynamische teelt. Pagina 7
31 januari 2007 P-06-11-015/mmu/aht
Nr
Transitiepad
Verduidelijking Zeeland
Econ.
CO2
Potentieel
Relevantie
potentieel
potentieel
NL
Zeeland
Zeeland
Zeeland
in Mton
Tijdpad
Trekker
Visie provincie Zeeland
Rol provincie Zeeland
KT
bedrijven
De uitvoering van dit transitiepad ligt met name
De provincie houdt de
bulkchemie
op de weg van de bedrijven. Voor ammoniak
ontwikkelingen in het
Yara/BASF heeft de provincie een belangrijke rol
oog.
CO2 transportbewegingen te beperken. 19
clearinghouse
Vermijden van onnodig transport van bulkproducten,
subsidie 0
84
0
1
0
door ontkoppeling fysieke en financiële stromen is in Zeeland mogelijk.
gespeeld, met name om de externe veiligheidsrisico's op de Westerschelde te beperken. 20
symbiose
De Zeeuwse industrie is in belangrijke mate
+
+
85
12
+++86
MT (LT)
geconcentreerd. Dit biedt mogelijkheden voor
De provincie is voorstander van de benutting van
RO, kennisplatform,
energie-
restwarmte en zal initiatieven ondersteunen en
vergunningverlening
benutting van co-siting. Restwarmte kan worden benut
sector,
actief mogelijke partijen voor gezamenlijke
bij biomassaproductie in aqua. Onderzoek is nodig
Zeeland
initiatieven bij elkaar brengen.
voor verdere ontwikkeling van het potentieel. 21
bedrijven,
WKK industrie
In Zeeland hebben bedrijven reeds in het verleden
decentraal
WKK omarmd. Hierdoor is het additionele potentieel
22
papierindustrie
Er is in Zeeland geen papierindustrie.
23
hernieuwbare
Zon, wind (m.n. op zee), water (blue energy en
energiebronnen
getijdenenergie) zijn mogelijkheden voor Zeeland.
Seaports 0
0
1
+
KT, MT
beperkt. nvt ++
87
bedrijven,
Het is van belang om de WKK die op dit moment
energie-
is gerealiseerd te behouden. Verdere uitbouw
vergunningverlening
sector
waar mogelijk.
nvt
1
nvt
nvt
industrie
nvt
nvt
+++
70
+++
KT, MT,
energie-
Duurzame en evenwichtige ontwikkeling is een
facilitator,
LT
sector
uitgangspunt van de provincie Zeeland. De
kennisplatform,
provincie ondersteunt actief de energiesector in
vergunningverlener,
Biomassa heeft eveneens betekenis en wordt al toegepast.
de verdere ontwikkeling van windenergie, zonne-
lobbyist, bevorderen
energie, blue energy en golfslag energie
van een stabiel investeringsklimaat (afschaffing MEP)
24
traditionele
Vanwege de ligging aan de kust (koeling en op- en
elektriciteit
overslag) aantrekkelijk voor nieuw op te stellen
(decarbonisatie
vermogen. Of de Zeeuwse bodem geschikt is voor
en WKK)
CO2-opslag wordt door Delta onderzocht.
++
+++
88
60
+++
LT
energie-
Duurzame en evenwichtige ontwikkeling en een
beperkt tot bespreken
sector
evenredige bijdrage aan de landelijke doelstelling
en eventueel
is uitgangspunt van de provincie Zeeland.
vergunnen. CO2emissies van deze omvang verlopen via
83 84 85 86 87
o.a. op basis van factor weglengte 1/20, factor vaarweglengte 1/10, factor bedrijfs- en personenvervoer 1/40, factor industrie 1/40. Op basis van factor industrie 1/40, chemie 1/60, factor agrarisch 1/16 Op basis van factor industrie 1/40 en chemie 1/60 zou geen plus verwacht worden. Wel op basis van het feit dat de industrie geconcentreerd is. Dit maakt het potentieel verhoudingsgewijs hoger. Onderwerp heeft de aandacht van de provincie. Vandaar dat het toch nader wordt uitgewerkt en hoger wordt gescoord dan op basis van tweemaal één + voor b en c verwacht zou worden. Duurzame energiebronnen zijn vooralsnog onderhoudsintensief en vereisen specialistische kennis. Een toename in de toepassing van deze technieken betekent veelal nieuwe (hoger opgeleide) arbeidsplaatsen. Pagina 8
31 januari 2007 P-06-11-015/mmu/aht
Nr
Transitiepad
Verduidelijking Zeeland
Econ.
CO2
Potentieel
Relevantie
potentieel
potentieel
NL
Zeeland
Zeeland
Zeeland
in Mton
Tijdpad
Trekker
Visie provincie Zeeland
Rol provincie Zeeland
KT
Tennet,
De infrastructuur is voorwaarde voor de
lobby
CO2 de emissiehandel 25
elektrische infrastructuur
Van de elektrische infrastructuur is in Zeeland volgens
0
p.m.
89
+++
90
kenners aan het eind van de mogelijkheden in zicht.
delta,
ontwikkeling van energiebedrijven in Zeeland,
uitbreiding is noodzakelijk. Mogelijkheden zijn het
bedrijven
maar ook voor de robuustheid van de levering
doortrekken van de ringleiding voor de kust naar
van elektriciteit.
Zeeland en aansluitingen voor offshore windparken aanleggen. 27
kernenergie
In Zeeland staat een kerncentrale en wordt radioactief materiaal opgeslagen. Kernenergie staat sinds kort ook weer politiek op de agenda, er wordt gesproken
++
+++
91
+++
MT
energie-
Kernenergie is voor de provincie geen onbekend
faciliteren,
sector
fenomeen. Er is een potentieel voor een
accommoderen,
kenniscluster aanwezig in Zeeland.
kennisplatform
over een tweede kerncentrale naast Borssele.
88 89 90 91
Kan in theorie worden toegepast op alle energie die middels verbranding van brandstoffen wordt opgewekt en waarbij dus CO2 vrijkomt. Verwachting is wel dat dit alleen voor de grootschaliger opwekkingen het geval is. Het potentieel blijft onverminderd groot. Dit is randvoorwaardelijk en levert geen direct effect op CO2-emissie op. Niet direct een relatie met het economisch potentieel en CO2-potentieel. Dit is een belangrijke randvoorwaarde om veel van de andere invullingen mogelijk te maken en is vanuit dat licht als zeer belangrijk bestempeld. Zie Optiedocument energie en emissies 2010/2020, ECN, maart 2006: de bouw van een nieuwe kerncentrale levert een (landelijk) reductiepotentieel van 8,7 Mton CO2-equivalent op. Het is volgens deze ECN-studie na windenergie op zee de optie met het grootste CO2-reductiepotentieel.
Pagina 9
31 januari 2007 P-06-11-015/mmu/aht
Bijlage 7 Statistisch Zeeland (o.a. CBS gegevens) Factor bevolking = 1/50 Bevolking 2006 Nederland
%
16.347.394
100
380.264
2
Zeeland
Factor woningen = 1/40 Aantal woningen 2003 Nederland
%
6.763.000
100
166.000
2,5
Zeeland
Factor agrarisch ( Landbouw) = 1/16 Agrarisch gebied ha 2003 Nederland Zeeland
%
2.304.074
100
140.345
6,1
Factor vestigingen bedrijven = 1/40 Totaal aantal vestigingen 2006 Nederland
%
822.090
100
20.965
2,6
Zeeland
Factor vestigingen industrie = 1/40 Aantal vestigingen industrie Nederland Zeeland
%
50.885
100
1.110
2,2
Factor energieverbruik industrie = 1/6 energieverbruik industrie PJ (2005) Nederland Zeeland
%
1.179
100
92
1693
185
92
Bron: provincie Zeeland
93
Indien het Zeeuwse verbruik wordt gerelateerd aan het energieverbruik van 740 PJ van de 140 Nederlandse bedrijven
die meededen in de tweede cyclus van de benchmark (Convenant Benchmarking Energie-efficiency, Status 2006, 10
Pagina 1
31 januari 2007 P-06-11-015/mmu/aht
Factor vestigingen chemie = 1/60 Aantal vestigingen chemie Nederland Zeeland
%
920
100
15
1,6
Factor energieverbruik chemie = 1/5 energieverbruik chemie PJ
%
(2005) Nederland Zeeland
69994
100
95
21
150
Factor vestigingen energievoorziening = 1/30 Aantal vestigingen energievoorziening Nederland Zeeland
%
595
100
20
3,4
Factor weglengte = 1/20 Wegenlengte Km 2006 Nederland Zeeland
%
134.981
100
6.786
5
Factor vaarweglengte = 1/10 Vaarwegen Km 2006 Nederland Zeeland
%
6211
100
563
9,1
Factor individueel personenvervoer = 1/40 Aantal personenvoertuigen 2006 Nederland Zeeland
%
7.092.293
100
169.564
2,4
november 2006), dan is het Zeeuwse aandeel zelfs 25%. De conclusie is in ieder geval dat het Zeeuwse industriële energieverbruik relatief zeer hoog is. 94
Bron CBS: Kunstmestindustrie 92 PJ + overige chemische industrie 607 PJ = 699 PJ.
95
Bron: provincie Zeeland.
Pagina 2
31 januari 2007 P-06-11-015/mmu/aht
Factor bedrijfsvervoer = 1/40 Aantal bedrijfsmotorvoertuigen 2006 Nederland Zeeland
96
Algemeen Nederland IPPC Sector
%
1.070.605
100
27.420
2,6
emissie CO2: mln. kg CO2 (Kton)
%
176.000
100
Industrie
32.600
18,5
Waarvan chemische industrie
15.200
8,6
Energiesector
Totaal Nederland
53.800
30,6
Binnenvaart
800
0,5
Wegverkeer
33.900
19,3
Landbouw Huishoudens Overig
96
1.500
0,9
18.600
10,6 19,6
Deze ligt iets lager dan de totale uitstoot
Pagina 3