STUDIEMATERIAAL SCM Je beschikt over heel wat studiemateriaal. Even opsommen: - handboek “Werken met Supply Chain Management” - Toledo: o (les)presentaties o teksten o opdrachten PE Hoe kan je je het best voorbereiden voor het examen? Het vertrekpunt van wat je moet kennen zijn de presentaties (Toledo). De presentaties geven de lesinhouden weer. Ze verwijzen naar de verschillende hoofdstukken van het handboek. Hieronder staat per hoofdstuk aangegeven wat je moet kennen. Soms staat er een verwijzing naar een tekst op Toledo. Dan is het aangewezen dat je die tekst ook studeert omdat: - het leerstof betreft die niet in het handboek staat (opslingereffect) - omdat het handboek dat stuk te beknopt behandelt (ECR, KOOP) - als aanvulling en ondersteuning bij moeilijke begrippen (KOOP, lean-agile) Bij het overzicht van de leerstof staan de teksten en belangrijke stukken weergegeven.
OVERZICHT LEERSTOF - Bij elk onderdeel van een hoofdstuk staan relevante vragen die de te kennen leerstof afbakenen en het (detail)niveau weergeven van de te kennen leerstof - Ik verwacht duidelijke, gestructureerde en volledige antwoorden.
Intro -
bullwhip effect (presentatie + tekst)(staat niet in handboek) wat versta je onder het opslingereffect hoe ontstaat dit effect (oorzaken) hoe kan je dit bestrijden (oplossingen)
1. Trends in DSCM 1.1. Strategisch belang en framework - Welke 6 competenties moet een onderneming beheersen vooraleer er sprake kan zijn van een interne- en externe SC-integratie. - Omschrijf elk van deze competenties (voor massa-individualisering: zie ook 4.1.) 1.2. General Food Law Is er een link tss voedselveiligheid en ketensamenwerking? Leg uit. 1.3.
SC Complexity Cfr. Taak PE wisselwerking oorzaken complexiteit & lean-agile
1.4.
Lean & agile SC - Wat versta je onder het begrip lean/agile? - Som de bouwstenen van het lean-/agileconcept op. Geef uitleg bij elke bouwsteen. - Is een combinatie van lean en agile mogelijk? Leg uit. - Kan je ‘lean & agile’ bestempelen als een DSCM-concept? Leg uit.
1.5.
SCRM Risico’s kunnen detecteren in een case.
2. Integraal DSCM-model 2.1.
DSCM versus bedrijfskunde Wat is het verschil tussen bedrijfskunde en SCM?
2.2.
Demand versus Supply Wat versta je onder Demand and Supply Chain Management. Leg uit.
2.3.
Integraal DSC-model - opbouw model en componenten kort kunnen toelichten - KOOP Een strategie voor de supply chain - Volgens Fisher is de invulling van het DSCM-model verschillend voor functionele en innovatieve producten. Wat zijn innovatieve producten en welk type supply chain is aangewezen. Motiveer je antwoord. Illustreer met een voorbeeld. - Zelfde vraag voor functionele producten.
2.4.
3. Supply Chain Logistics 3.1. Van logistiek naar SCM Welke 4 logistieke deeltrajecten kan je onderscheiden? Waarover gaan ze? Illustreer elk deeltraject met een goedgekozen voorbeeld. 3.2.
Logistieke ketenkosten Waarom is het zinvol om de opbouw van de ketenkosten te kennen? (cfr tussenvraag 3.2) Illustreer met een voorbeeld.
3.3.
VLM-ketenmodel Welke zijn de 4 vormen van ketenintegratie? Omschrijf elk van de vormen en illustreer met een goedgekozen voorbeeld.
3.4.
Ketenomkering Principe kunnen uitleggen.
3.5.
Verdichten van logistieke stromen Kunnen situeren van de problematiek en mogelijke oplossingen toelichten.
4. Retail supply chain management 4.1. Massa-individualisering Zie ook 1.1. 4.2. Efficiënt Consumer Response (+ tekst Toledo, zie ook 6.2. en 6.4.) - Wat versta je onder ECR? - Wat versta je onder push en pull? - Wat is het verband tussen ECR en SCM?
4.3.
Veertien verbeterconcepten (+ tekst Toledo, zie ook 6.2. en - Op welke (3) niveau’s situeren zich de ECR-verbeterconcepten? Leg uit. - Wat versta je onder ‘category-management’? Illustreer met een voorbeeld. (Idem voor ‘replenishment’ en ‘enabling technologies’) - Welke verbeterconcepten horen thuis onder ‘categorymanagement’? - Geef uitleg bij elk concept. Illustreer met een voorbeeld. (Idem voor - ‘replenishment’ en ‘enabling technologies’). - Waarom is continue herbevoorrading ondenkbaar zonder informatieen communicatietechnologie? - Zie je nog andere verbanden tussen de concepten (bvb. eerst moet concept 1 gerealiseerd worden om concept 2 te kunnen realiseren)? - Wat versta je onder VMI? Illustreer met een voorbeeld (zie ook bij 6.1.) - Wat versta je onder postponement (zie ook bij 6.3.) ? Illustreer met een voorbeeld.
4.4.
T.E.M. 4.7 NIET
5. E-business in de SC (niet gedetailleerd) - Wat versta je onder e-business? - Welke gevolgen heeft e-business voor SCM? Illustreer met een aantal goed gekozen en uitgewerkte voorbeelden.
6. Supply Chain Management stroomopwaarts Waarom moet SCM zowel stroomopwaarts als stroomafwaarts werken? 6.1. Demand Mgm/collaborative planning 6.2. -
-
Synchroniseren van productie (zie ook 4.3.) Wat versta je onder productiesynchronisatie? Met wat wordt er gesynchroniseerd? Hoe wordt dat gerealiseerd (maw hoe gebeurt de planning)? Wat is het verschil tussen periodieke en continue planning? Welk is het verband met van productiesynchronisatie met ‘lean’?
6.3.
Postponed manufacturing (zie ook 4.2.)
6.4.
Reliable operations (zie ook 4.2.)
6.5. -
Integrated suppliers (zie ook 4.3. + tekst Toledo) Wat is het KOOP? Waarom is de keuze van het KOOP belangrijk? Geef uitleg bij ‘de 2 uiterste’ KOOP, en illustreer met een voorbeeld. Wat is de link van het KOOP met agile en lean?
6.6. -
Productontwerp Welk is het verband tussen productontwerp en postponed manufacturing? Waarom is het productontwerp van invloed op SCM?
-
7. ICT in de supply chain - Welk verband(en) zie je leggen tussen informatie en/of informatietechnologie en SCM 7.1.
NIET
7.2.
ERP in de supply chain
7.3. -
APS Kan ERP gebruikt worden in een SC-context? Waarvoor wel/niet? Waarvoor wordt APS gebruikt in een SC-context? Som enkele nadelen op van ERP tov APS-systemen en licht ze kort toe.
7.4. -
RFID Wat versta je onder RFID? Is RFID volgens jou zinvol in een SC-context. Wanneer wel/niet? Waarom?
7.5. 7.6.
NIET NIET
8. NIET BEHANDELD 9. Ketenbesturing Welk is het belang van prestaties te meten in de keten? 9.1. -
9.2. -
9.3. -
SCOR-model Wat versta je onder benchmarking? Wat is het nut ervan bij SCM? Wat is het SCOR-model? Som minstens 4 eigenschappen op van dit model en geef telkens wat uitleg erbij. Som enkele gelijkenissen/verschillen op tussen de verschillende modellen en geef telkens wat uitleg. Balanced Scorecard Wat is de Balanced Scorecard? Hoe is een BSc opgebouwd (missie-doel-KSF-PI per perspectief:finintern-klant-innoveren en leren)? Som minstens 4 eigenschappen op van dit model en geef telkens wat uitleg erbij. Prestatie-indicatoren voor de keten Wat is de Balanced Scorecard? Hoe is een BSc opgebouwd (missie-doel-KSF-PI per perspectief:finintern-klant-innoveren en leren)? Som minstens 4 eigenschappen op van dit model en geef telkens wat uitleg erbij.
10.
Realisatie van SCM Enkele groeilijnen van de stadia van SC ontwikkeling kunnen beschrijven (vertrekpunt – evolutie). Gedetailleerde tabel moet niet gekend zijn.
Alle gemaakte opdrachten behoren tot de leerstof.
Presentatie P. Carmans – CTAC behoort ook tot leerstof: als hier een vraag wordt over gesteld is dat eerder een algemene vraag (geen detail) of een vraag om die inhoud te koppelen naar onze leerstof.
Teksten van belang (zie bij leerinhouden op Toledo) Toledo Intro - Opslingereffecten in de supply chain (H.L. Lee, V. Padmanabhan, S. Wang): Begrip opslingereffect = bullwhip effect = forrester effect Oorzaken + Oplossingen (hoe effect verminderen) pg. 1 – 10 (tabel pg. 6 niet) Toledo H1 - Integratie van Lean en Agile (A. Hinskens en A.R. van Goor, feb. 08): Pg 1-9 (punt 1 tot en met 3) Toledo H4 - Efficient Consumer Response (ir. F.J. Balder, ir. L.P. Wezenbeek, …, sept. 99): Niet: pg 16-20, 57-71 Toledo H6 - KOOP begrip, soorten KOOP, kenmerken, kunnen bepalen van KOOP