FRATERS CMM 4/13
| Johannes Winokan | ‘Wie onderwijst, voedt op’ | Professie voor het leven | Frater Andreas
Inhoud
column van de algemene overste
4
rond frater andreas
Mission statement
Colofon
Barmhartigheid is van alle tijden en plaatsen.
Fraters CMM (voorheen Ontmoetingen) is het drie maandelijks contactblad van de Congregatie van de Fraters van Onze Lieve Vrouw, Moeder van Barm hartigheid (‘Fraters van Tilburg’ of ‘Fraters CMM’). Een abonnement is gratis (aanvragen via adres hieronder). ISSN 1574-9193
Barmhartigheid staat centraal in alle wereldgodsdiensten: hindoeïsme, boeddhisme, jodendom, christendom en islam. De beweging van barmhartigheid heeft een spoor getrokken in de geschiedenis. De verschillende vormen waarin zij verschijnt, zijn uitdrukking van de samenleving waarin zij ontstond en van de spiritualiteit die haar draagt. De Congregatie van de Fraters van Onze Lieve Vrouw, Moeder van Barmhartigheid is geworteld in de christelijke barmhartigheid.
Redactie: Rien Vissers (hoofdredacteur), frater Edward Gresnigt, frater Ad de Kok, frater Lawrence Obiko, frater Ronald Randang, frater Jan Smits, Peter van Zoest (eindredacteur) Ontwerp: Heldergroen www.heldergroen.nl Opmaak en druk: DekoVerdivas, Tilburg Contact: tel.: fax: e-mail: website:
Fraters CMM, Gasthuisring 54 5041 DT Tilburg 013 5432777 (Rien Vissers) 013 5441405
[email protected] www.cmmbrothers.org
Een vrijwillige bijdrage als tegemoetkoming in de kosten is welkom op ING-bankrekening 106 85 17 t.n.v. Fraters CMM Tilburg
Foto omslag voor: Het CMM-provincialaat in Nairobi. Verloren zoon, Rembrandt
2
Foto omslag achter: Distels (foto: frater Ad de Kok).
5
Johannes Winokan
6
‘Wie onderwijst, voedt op’
10
Professie voor het leven
13
Van de redactie Het einde van een jaar stemt altijd tot nadenken. Nu 2014 nadert draagt Fraters CMM wat bij aan reflectie, door aandacht te schenken aan wat fraters in het verleden hebben bijgedragen aan kerk en samenleving. Johannes Winokan uit Indonesië was voordat hij frater werd met zijn vrouw in de eerste helft van de vorige eeuw missionair werkzaam in Nederlands-NieuwGuinea, de huidige Indonesische provincie Papua. Wat hij daar beleefde, is te lezen in een compilatie van zijn notities over die tijd. Rachel de Vos behaalde op 27 juni 2013 haar master diploma Religie in Samenleving en Cultuur aan de Universiteit van Tilburg. Hoofdpersoon in haar afstudeerscriptie is frater Sigebertus Rombouts (1883-1962), die zijn leven wijdde aan de katholieke pedagogiek. Voor haar studie bracht ze heel wat uurtjes door in het CMMarchief in het generalaat van de fraters. “‘Wie onderwijst, voedt op’ is een stelling die ik graag van frater Rombouts zou willen overnemen”, schrijft ze in een samenvatting van haar bevindingen. Willem Spann, coördinator van het ‘Frater Andreasbureau’, belicht boeken waar kandidaat-zalige frater Andreas van den Boer (1841-1917) aan werkte. Het leverde een boeiende beschouwing op, die voor velen een nieuw licht werpt op deze bijzondere frater. Verder presenteert deze editie deel twee in de reeks ‘Bestuurshuizen in beeld’, met een fotoreportage van het provincialaat in Kenia. Aangevuld met kort nieuws en de vaste rubrie ken aan begin en eind, is dit nummer een interessante caleidoscoop van wat fraters wereldwijd drijft en wat zij doen om te kunnen bijdragen aan een barmhartiger wereld. Fraters CMM blijft ook in 2014 een waardevolle informatie- en inspiratiebron!
Frater Andreas
14
Bestuurshuizen in beeld
22
KORT NIEUWS
In Memoriam
18
22
‘Dichtbij is zijn genade’
23 3
Column
VAn de algemene overste
Op het moment van schrijven van mijn column verblijf ik in Oost-Timor. Ik breng er een werkbezoek aan de fraters om te zien hoe ze het maken en hoe deze regio binnen de congregatie zich ontwikkelt. Het is het laatste bezoek dat ik aan de groep fraters in Oost-Timor breng voordat het generaal kapittel begint, in mei 2014. Dat betekent dat het bezoek ook sterk gericht is op dat aanstaande kapittel. Er vinden verkiezingen plaats voor de afgevaardigde naar het generaal kapittel en met alle fraters is er een beraad ter voorbereiding op die belangrijke vergadering voor de congregatie die eens in de zes jaar plaatsvindt. Tijdens dat regionale kapittel bespreken we het wel en wee en kijken we terug op de afgelopen zes jaar. Maar we kijken vooral naar de toe komst. De afgelopen jaren is er sprake geweest van een gestage groei van het aantal fraters in deze regio. Dat biedt een hoopvol perspectief. Er zijn in Oost-Timor vele noden die om aandacht vragen! Ook op het terrein van opvoeding en onderwijs - onze ‘core-business’ - is nog veel werk te doen. Het is dit jaar precies 25 jaar geleden dat de congre gatie zich in Oost-Timor vestigde. We zijn dankbaar voor de ontwikkelingen in onze gemeenschap die daar hebben plaatsgevonden. Veel energie moet echter nog worden gestoken in de opbouw van deze regio. De jon ge fraters moeten worden geschoold om hun taak goed te kunnen verrichten. Naast die professionele vorming is de religieuze vorming van groot belang. Hoe kunnen de jonge kandidaten op een goede manier ingroeien in onze gemeenschap? Hoe kunnen ze hun zich ontwa kende roeping het beste verdiepen en tot bloei bren gen? Hoe kunnen zij zich op een goede manier leren verhouden met de moderne samenleving waarin ook zij
4
opgroeien en waardoor ook zij worden beïnvloed? Voor de leiding in Oost-Timor vraagt dat veel en als generaal bestuur willen we de fraters in de regio Oost-Timor zoveel mogelijk ondersteunen. In 2011 was ik voor het laatst in Oost-Timor. Het straatbeeld werd toen nog beheerst door auto’s met het opschrift van Verenigde Naties. Die zag ik nu niet meer. De VN en de militairen, die zijn vertrok ken; de taken zijn overgenomen door de regering van Oost-Timor zelf. In de vroege ochtend van Allerzielen brengen we een bezoek aan het graf van de vorig jaar op jonge leeftijd overleden frater Aquiles Monteiro. Op het kerkhof treffen we honderden mensen aan die bloemen komen brengen en een kaarsje opsteken bij hun dierbare overledenen. Bij het verlaten treffen we de minister-president aan, die ontspannen handen schudt en een praatje maakt met voorbijgangers. Ik tref een ander Oost-Timor aan dan vlak na de onafhan kelijkheid in 2002. Als fraters hopen we een steentje te mogen bijdragen aan dat andere Oost-Timor.
frater Broer Huitema
rond frater andreas
De vergeten regel Iedereen herinnert zich hoe trouw frater Andreas zijn regel volgde. Hij kon heel precies zijn in de toepassing van kleine voorschriften en koppig als dat tot een onmogelijke situatie leidde. Hij kon lang aarzelen als niet duidelijk was wat de regel vroeg. Frater Andreas kende de leefregel van de fraters vreselijk goed, hij was er elke dag mee bezig. De regel was voor hem een levende werkelijkheid.
Frater Andreas was een van de eersten die met de fraterregel opgroeide. Toen de Bijzondere Regelen door bisschop Zwijsen in 1857 werden uitgevaardigd, was hij een kwekeling van bijna zestien en heette hij nog gewoon Jan van den Boer. Hij woonde in de internaatsafdeling van het Tilburgse Moederhuis, volgde onderwijs en begon met lesgeven op de Sint Vincentiusschool. Hij had waarschijnlijk de keus om in te treden al gemaakt, maar moest nog twee jaar wachten voordat hij met zijn noviciaat mocht beginnen. We kunnen ons voor stellen met hoeveel aandacht hij de nieuwe regel heeft gelezen, toen deze verscheen. Op het titelblad van die regel staat een zegenwens: “vrede en barmhartigheid aan degenen, die deze Regel zullen gevolgd hebben” (Gal. 6,16). Een mooie illustratie van ‘Ora et labora’ siert de eerste bladzijde. De fraters combineren een bespiegelend en werkend leven, zegt de inleiding. Ze volgen Christus na door veel werk te maken van hun gebedsleven én zich geheel in te zetten voor het welzijn van de medemens. In het noviciaat
heeft frater Andreas het bidden en werken goed kun nen oefenen. Elke dag heeft hij samen met zijn tien mede-novicen ook de nieuwe regel moeten lezen. Gek genoeg zijn we die oude regel bijna vergeten. We weten hoe trouw frater Andreas aan zijn regel was, maar eigenlijk niet meer wat er precies in stond. Hij is in 1928 door een nieuwe vervangen en nooit meer herdrukt. Bepaalde delen zijn ongetwijfeld gedateerd. Het is typisch een tekst van een beginnende gemeen schap: enthousiast, veeleisend, hier en daar zeker te streng. Maar ook verrassend. Opvallend is de aandacht voor het evangelie. Op bijna elke bladzijde verwijzen de Bijzondere Regelen naar Jezus, hoe hij zelf een bepaal de waarde van het religieuze leven heeft voorgeleefd. Een fraterroeping is een keus om Jezus na te volgen, om barmhartig te zijn zoals hij barmhartig was en arm zoals hij dat was. Het hart van de regel van 1857 is een bespreking van de kernwaarden van de fraters. Niet alleen gehoor zaamheid, armoede, zuiverheid en versterving, zoals we kunnen verwachten, maar ook liefde, mildheid en opgewektheid. Vaak gaat het over menselijkheid en een juiste, gezonde balans: dat is wat beginners van religieus leven moeten leren. Met die juiste balans en die precieze navolging van Jezus was de regelfrater Andreas voortdurend bezig. Charles van Leeuwen 5
Indonesië Frater Johannes Winokan.
Johannes Winokan: echtgenoot, missionaris en frater De levensloop van frater Johannes Winokan (1897-1998) is zonder meer opmerkelijk te noemen. In 1923 vertrok hij met vrouw en kinderen van Noord-Celebes naar Nederlands-Nieuw-Guinea, de huidige Indonesische provincie Papua, om er werkzaam te zijn als missionaris en onderwijzer. Hij keerde met zijn gezin 24 jaar later weer terug. Na het overlijden van zijn echtgenote trad hij in bij de Fraters CMM. Frater Pieter-Jan van Lierop maakte een kleine compilatie van herinneringen die frater Johannes Winokan in 1971 op schrift stelde.
Zijn verhaal begint in 1922, toen pater Vesters MSC, de apostolisch prefect van Sulawesi, op zoek ging naar onderwijzers voor de missie van Merauke in het zuiden van Nieuw-Guinea. In Noord-Celebes waren verschil lende onderwijzers opgeleid door pastoor Domsdorf MSC. Als ‘kwekeling’ woonden zij tijdens hun opleiding op de pastorie van het plaatsje Woloan en trokken op de kar van de pater mee als hij zijn pastorale tochten maakte. Ondertussen gaf hij hun les en trainde hij hen ook in de pastorale praktijk. Johannes Winokan was één van zijn leerlingen. Vooral onder die jonge leerkrachten probeerde pater Vesters onderwijzers te rekruteren voor de missie van Merauke. Hij stuurde een wervingsbrief naar de leerkrachten van alle 6
missiescholen. Voorwaarde om uitgezonden te worden was wel dat de onderwijzers getrouwd moesten zijn, vrij van studiekosten en zich voor vier jaar per contract wilden binden aan de missie van Merauke. En hij had succes; enkelen van hen gingen daar positief op in, onder anderen ook Johannes Winokan.
Geroepen en gezonden In die tijd was Johannes onderwijzer in het plaatsje Langoan. Hij en zijn vrouw voelden zich erg aangespro ken door de oproep van mgr. Vesters en op 15 septem ber 1922 maakte hij definitieve afspraken met de pater over het toekomstige werk, de toestemming van de fa milie, de reiskosten en het verblijf tijdens de tussenstop
Fraterhuis Tomohon in de jaren zeventig van de vorige eeuw waar frater Johannes Winokan woonde. in de stad Makassar. Alle reis- woon- en verblijf kosten zouden gedragen worden door de missie van Merauke. Op 25 januari 1923, om 11 uur ’s ochtends, zou het motorschip Rohevein vertrekken van de rede van Manado, de hoofdstad van Noord-Celebes, naar Makassar. Van daaruit kon een boot genomen worden naar Merauke. De enthousiaste Johannes en zijn vrouw wisten zich geroepen en gezonden door de kerk.
Avontuur Op de dag van het vertrek waren Johannes en zijn gezin met drie kinderen al om kwart voor zes in de morgen op de pastorie in Manado. De boot zou pas om 11 uur vertrekken dus er was tijd om de ochtendmis bij te wonen en voor een stevig ontbijt. De boot lag al voor de rede van Manado en kon alleen be reikt worden met kleine bootjes. Dat was al een heel avontuur dat Johannes en zijn gezin nog een nat pak bezorgde. Maar toen ging de reis zonder hindernissen naar Makassar. “Daar aangekomen”, zo schrijft frater Johannes, “meldden we ons op de pastorie. We kon den logeren bij een verpleger uit de Minahasa, onze landstreek, die ons uitstekend opving. Op de pastorie bewaarde de pastoor gebruikte kleren om uit te delen. We mochten er van nemen wat we nodig hadden. Mijn vrouw vond er drie jurken voor haarzelf en kleren voor de kinderen. Voor mij lagen er twee witte overhemden. Pas op 20 februari 1923 kwam er een boot in Makassar aan die op 25 februari via de Molukse eilanden zou doorvaren naar Merauke. De pastoor regelde een auto om onze spullen naar het schip te krijgen. Hij sprak ook met de stuurman af dat wij over een kast konden
beschikken om spullen op te bergen. Hartelijk werden we uitgezwaaid door de pastoor en de verpleger bij wie we gelogeerd hadden. In de haven van Ambon ont moetten we de apostolisch vicaris van de Molukken, mgr. Aerts, en hadden we een gezellig gesprek met hem. Hij gaf ons de post voor Merauke mee en wij gaven hem zijn post afkomstig van Manado. De reis ging door de Zuid-Molukken, via de Kei-eilanden naar Merauke, waar we op 10 maart 1923 voet aan wal zetten.”
Hartelijk ontvangen “We werden er hartelijk ontvangen door pastoor Vertenten en gebruikten de maaltijd met hem. Onze komst was al aangekondigd in de kerk en veel mensen van de parochie kwamen ons begroeten. Ze waren gek op onze kinderen, knuffelden ze en liepen er mee door het stadje. Toen ze de kinderen kwamen terugbrengen hadden ze bananen, zoete aardappelen en vlees voor ons bij zich. De pastoor deelde, naar Papua’s gebruik, tabak uit.” “Op 15 maart ontmoetten we voor het eerst pastoor Geurtjes van de parochie Okaba, waar ik zou gaan werken. Hij vertelde dat ik gestationeerd zou worden in Sanggase, een dorpje van ongeveer vijfhonderd zielen, waar een school was met ongeveer vijftig leerlin gen, een huis voor de pastoor en voor de onderwijzer. Omdat de ouders hun kinderen gemakkelijk thuis hielden, zelfs verborgen, moest de onderwijzer er op toezien dat de kinderen naar school kwa men. Er waren maar drie schooldagen: maandag, woensdag en vrijdag. De school begon om 6.30 7
Indonesië
Fraterhuis Tomohon in de jaren zeventig van de vorige eeuw. uur met godsdienstles. Om 7.00 uur gingen de leer lingen weer naar huis om te baden en te eten, om dan weer naar school te komen voor de lessen. Op de andere dagen werkten de kinderen in de schooltuin.”
Groot feest “Op 21 maart 1923 vertrok ons gezin per boot naar Sanggase. We arriveerden er op 23 maart om zeven uur in de morgen. Er was veel volk op de been om ons te begroeten, vooral oorspronkelijke bewoners, maar ook enkele Chinezen, Ambonezen en Timorezen. ‘Guru Manadoka, mama-mama nahan nanggolka!’ (‘De on derwijzer uit Manado en zijn vrouw komen voor ons’), riepen zij ons toe. Ons huis konden we meteen betrek ken en na gegeten te hebben maakten wij een ronde door het dorp om iedereen te begroeten en alles te bekijken. Pastoor Geurtjes raadde mijn vrouw aan om elke namiddag in het dorp te gaan wandelen en met de mensen te gaan praten. Zo zou ze snel te horen krijgen wat er allemaal leefde in die kleine gemeenschap en misschien zou ze aandacht kunnen besteden aan de zieken en zwangere vrouwen.” “Op die eerste dag werd het nog groot feest. Het dorpshoofd vroeg aan de pastoor verlof om de nieuwe bewoners te mogen ontvangen met traditionele dan sen, wat natuurlijk werd toegestaan. Tot 22.00 uur bewogen honderden mensen op het geluid van trom men en fluiten.”
Kinderkleding “Mijn benoeming als onderwijzer van de school in Sanggase ging in op 1 april 1923. Een tamboer had het sein gegeven dat de school zou beginnen en de kin deren verzamelden zich op het schoolerf. De kinderen 8
veegden het erf en de school schoon en toen was er godsdienstles van de pastoor. Om zijn blijdschap van mijn komst te onderstrepen had hij voor de kinderen een grote en een kleine bal meegebracht. Daar moest natuurlijk mee gespeeld worden en van lesgeven kwam er die dag niets meer.” “Een van de problemen was dat de kinderen er meestal bloot bijliepen met een grote wilde haardos. Daar moest iets aan gebeuren. De pastoor had kinderkleding verzameld en hij stelde scharen beschikbaar. Bij mij in huis waren er Papua-kinderen aan het spelen. Wij gaven ze een blouse, de jongens een korte broek, de meisjes een rok en we knipten hun haren. De volgende ochtend gingen die kinderen gekleed naar school en dat viel op. En toen wilden alle kinderen kleren hebben en hun haar laten knippen. Daar kon ik natuurlijk niet in voorzien, maar er was een Chinese handelaar die kinderkleding ruilde voor 500 kokosnoten per set. Die onkosten bleken niet te zwaar, want na een korte tijd ging de schooljeugd gekleed en geknipt naar school.”
Vertrouwenspersoon “De rol van mijn vrouw werd steeds belangrijker in Sanggase. Er waren bij ons in huis altijd kinderen aan het spelen en mijn vrouw aan het helpen. Ze zagen hoe ze kleren naaide en dat wilden ze ook leren. Zo ontstond er een naaicursus onder haar leiding. Ze werd spoedig de vertrouwenspersoon van de zieken, zwan gere vrouwen, moeders met een baby en jonge stellen met trouwplannen. Ze kreeg erg veel te horen van wat er in de families speelde en zelfs geheime voorberei dingen voor oorlogen en wraakacties werden aan haar toevertrouwd. Ze kwam er achter dat jongens nog al eens in de bossen achtergehouden werden om voedsel
te verzamelen. Die vertoonden zich vrijwel nooit in het dorp. Als mijn vrouw hoorde van zo’n achtergehouden jongen, probeerde zij de familie te bewegen hem naar het dorp te halen en op school te doen, wat meestal wel lukte omdat nu toch bekend was dat zij een zoon in het bos hadden. Bij dergelijke besprekingen deelde mijn vrouw al net zo tabak uit als een Papua hoofd man. Dank zij de bemoeienis van mijn vrouw had mijn schooltje op een dag er tien jongens bij. Ik had de kinderen dansen uit de Minahasa, mijn geboortestreek, geleerd. Met die dansen ontvingen we de kinderen die voor het eerst op school kwamen. Het hele dorp was er voor uitgetrokken om dit te zien.”
Godsdienstles “Naast mijn werk op school was ik ook de catechist, van het dorp. Op zondagen bad ik met de mensen in de kerk en gaf ik godsdienstles aan de gemeenschap. Ik besteedde veel tijd aan voorbereidingen op het doop sel en de eerste communie. Tijdens die voorbereidin gen stuurde de pastoor prentjes en snoepjes om uit te delen. Daar waren de kinderen gek op. Ook zorgde hij voor mooie kleding voor de dopelingen en commu nicanten. Naast de oefeningen in de kerk, leerden de kinderen nog verschillende dansen. Vooral de lampion dans was erg populair. De doop- en communiefeesten werden in ons dorp groots gevierd met optochten, veel dansen en veel eten, waar iedereen bij betrokken was.”
Frater Johannes Winokan in 1982.
Frater “Door de hulp van mijn vrouw was ons gezin een echt missionarissengezin geworden. Het ging ons goed in Sanggase. In 1927 werd ik gevraagd hoofd van de school in Okaba, de hoofdplaats van het district, te worden. In Okaba was alles veel beter geregeld en werd de school regelmatig bezocht door kerkleiders en mensen van de overheid. We waren erg betrokken bij feesten van de kerk en het gouvernement. In Okaba leerde ik de ‘schoolbeheerder’(een soort schoolbestuur der) pater Verhoeven kennen. Deze pater heeft later nog veel in mijn leven betekend. Toen ik in 1947 naar de Minahasa in Noord-Celebes terugkeerde ontmoette ik die pater weer, die spoedig daarop apostolisch vica ris van Manado werd. Toen mijn vrouw overleden was en mijn kinderen al groot waren, nodigde hij mij uit om frater te worden in een Indonesische congregatie, ‘Leerlingen van Christus’ genaamd. In 1953 ben ik pos tulant geworden in die congregatie en in 1954 frater. In 1964 werden de ‘Leerlingen van Christus’ opgeheven en werd ik lid van de Fraters CMM.”
Frater Johannes Winokan als koster in de parochiekerk.
frater Pieter-Jan van Lierop Frater Johannes Winokan op zijn zilveren kloosterfeest in 1978 met zoon Marcel. 9
nederland
Wie onderwijst, voedt Op’ Rachel de Vos (27) behaalde op 27 juni 2013 haar masterdiploma ‘Religie in Samenleving en Cultuur’ aan de Universiteit van Tilburg. Ter afsluiting van haar opleiding schreef ze de scriptie ‘Wie onderwijst, voedt op’. Hoofdpersoon in haar studie is frater Sigebertus Rombouts, die zijn leven wijdde aan de katholieke pedagogiek. Van augustus 2012 tot april 2013 was ze voor haar afstudeerproject vaak te vinden in het congregatie-archief in het generalaat. Voor ‘Fraters CMM’ staat ze stil bij haar bevindingen.
Wie door Tilburg loopt en goed om zich heen kijkt, ziet overal sporen van de Fraters CMM: straatnamen, plei nen en scholen. Wanneer je oudere Tilburgers spreekt, hoor je vaak ook verhalen over het onderwijs dat ze bij de fraters genoten hebben. Als student ‘Religie in Samenleving en Cultuur’ ben ik gefascineerd geraakt door de geschiedenis van Tilburg in relatie tot religie. Voor mijn afstudeeronderwerp koos ik een onderwerp waarin deze twee zaken samenkomen: de visie op katholiek onderwijs van de Fraters CMM. De archivaris van de congregatie, Rien Vissers, hielp mij met het spoorzoeken in het archief. Zo bracht ik heel wat uren door in het CMM-archief, te midden van een enorme hoeveelheid documenten als getuigen van het werk dat de fraters sinds 1844 hebben verricht. De periode die ik onderzocht, betrof het begin van de twintigste eeuw, vanuit geschiedkundig oogpunt nog niet zo lang geleden. Toch gaat het om een wereld van verschil in vergelijking met de huidige tijd, vooral op het gebied van de verhouding tussen kerk en maatschappij.
Opvoeding Ten tijde van de oprichting van de congregatie was Tilburg een arme stad, waarin kinderarbeid veel voor kwam. Door het werk van de fraters hebben echter talloze kinderen in Tilburg de kans gekregen om goed onderwijs te kunnen volgen. Er kwam in Nederland ruimte voor bijzonder onderwijs, zodat ouders hun
Rachel de Vos aan het werk in het archief van de Fraters CMM. 10
kinderen naar een school konden laten gaan waar de manier van lesgeven in overeenstemming zou zijn met hun godsdienstige overtuiging. Binnen Nederland kwam onder protestanten, katholieken en socialisten een steeds duidelijkere profilering en consolidering van
Frater Sigebertus Rombouts speelt biljart.
de identiteit op gang; een periode die we nu de ‘ver zuiling’ noemen. De groei van het katholiek onderwijs zorgde voor een grote vraag naar frater-onderwijzers. Maar om katholiek onderwijs te kunnen geven moest men wel weten wat dat katholieke onderwijs pre cies inhield. Daarom concentreerde frater Sigebertus Rombouts (1883-1962) zich op de vraag waar het in het katholiek onderwijs om moest gaan. Het antwoord op die vraag kan in één woord worden samengevat: opvoeding. Onderwijzers zijn volgens frater Rombouts mede-opvoeders die de taak hebben de kinderen in godsdienstig en moreel opzicht op te voeden. Katholiek onderwijs is daarom méér dan het louter aanleren van vaardigheden. Voor nuttige kundig heden kan men namelijk ook terecht bij het openbaar onderwijs. Ook gaat katholiek onderwijs niet alleen om het aanleren van normen en waarden. Wetten en voorschriften zijn niet genoeg om liefde en geestdrift voor het goede op te wekken. Kinderen hebben in de visie van Rombouts een levend voorbeeld ter navolging nodig. Onderwijzers moeten zelf bezield zijn door het ideaal om Christus na te volgen. Ontbreekt het idealisme, dat gericht is op Christus en dat leeft vanuit Hem, dan is het onderwijs inderdaad alleen het leren van feiten en vaardigheden. Rombouts riep vaak op tot een bewustzijn van dat ideaal bij onderwijzers, of het nu fraters of leken waren.
Katholieke leer Frater Rombouts beschikte over een enorme discipline en werkkracht. Om tot een precisering van de inhoud van de katholieke pedagogiek te komen las hij veel. Hij zag als ‘magna charta’ de in 1929 verschenen encycliek
Frater Sigebertus Rombouts in zijn werkkamer.
Divini illius Magistri van paus Pius XI over de christe lijke opvoeding. In die encycliek wordt benadrukt dat de kerk, het gezin en de school, samen een aan de christelijke opvoeding gewijd heiligdom moeten vor men. Rombouts maakte niet alleen gebruik van katho lieke bronnen maar ook van de ideeën van protestantse pedagogen als Herman Bavinck, Johannes Hermanus Gunning, Jan Waterink en Philip Kohnstamm. De ideeën die van waarde bleken te zijn werden door Rombouts geïmplementeerd in ‘zijn’ katholieke pedagogiek. Hij was zich bewust van de eigenheid van die katholieke pedagogiek. Van een objectieve beschouwing van de pedagogiek, vanuit een ‘wetenschappelijke’ houding, kan volgens Rombouts namelijk geen sprake zijn omdat de pedagogiek een normatieve wetenschap is, die richtlijnen wil vaststellen voor het handelen, in casu voor het opvoeden. De pedagogiek moet daarom van een bepaalde levensbeschouwing uitgaan. De katholie ke leer moet determinerend evenals norm- en richting gevend zijn voor het pedagogisch handelen.
Catechismus In de jaren vóór het Tweede Vaticaans Concilie con stateerde men in de Nederlandse kerkprovincie bij de katholieke achterban een kloof tussen leer en leven. Er werd volop gediscussieerd over de gevolgen en de oorzaken van die kloof. De gedachte was bijvoorbeeld dat het gezin, in vergelijking met de tijd van vóór het bijzonder onderwijs, qua godsdienstige praktijk veel meer overliet aan de school. Het grote pro bleem lag volgens Rombouts echter ook bij het godsdienstonderwijs op school. De godsdienst lessen waren volgens hem te veel gericht op 11
nederland
Frater Sigebertus Rombouts in zijn werkkamer.
‘kennis van’ in plaats van ‘verinnerlijking van’. Al vroeg in zijn werkzame jaren had hij kritiek op die werk wijze. Zo schreef hij bijvoorbeeld in 1924 een brochure over de methode van catechese waarin hij de funeste uitwerking van de eenzijdige nadruk op de kennis van de leer benoemt. Het werkt volgens hem formalisme en onverschilligheid in de godsdienst in de hand. Hij pleitte ervoor om meer aan te sluiten bij de denkwereld en het bevattingsvermogen van het kind met gebruik making van methodische inzichten vanuit de pedago giek en didactiek. Met enkele uurtjes godsdienstonder wijs door de priester-catecheet waarbij de catechismus uit het hoofd diende te worden geleerd, zou men aan werkelijk godsdienstige opvoeding niet toekomen. De brochure werd echter op last van het episcopaat uit de handel gehaald. Toch bleef frater Rombouts bij zijn stelling en liet het er in de jaren daarna niet bij zitten. Later werd er door andere fraters, onder anderen door frater Cassianus Versteeg, gewerkt aan een gods dienstleerplan waarin de verschillende onderdelen van het godsdienstonderwijs een organisch geheel zouden vormen. In plaats van de volgorde van de catechismus, werd als uitgangspunt het kerkelijk jaar gekozen. Lering en beleving zouden zo een eenheid vormen. Ook hier kregen de fraters weer te maken met een tegenslag. De priesters die aangesteld waren in een commissie ter vernieuwing van de catechismus waren van mening dat de catechismus bij de Tilburgse methode te veel aan waarde in zou boeten. Hoewel er vanuit de praktijk veel positieve reacties waren, ook van priesters die met 12
de methode hadden gewerkt, kwam het nooit tot een goedkeuring op ‘officieel’ niveau. Men bleef vasthou den aan het idee dat de catechismus gememoriseerd diende te worden. De onbekendheid met de werkwijze en de achterliggende gedachte van de fraters speelde een rol in de negatieve beslissing. Ook heerste er onder fraters het gevoel dat de hiërarchische verhoudingen hebben meegespeeld. In het denken over geloofsverkondiging en geloofsop voeding kwam men tegen het einde van de jaren vijftig uiteindelijk uit daar waar de fraters al waren, namelijk bij de visie om meer aan te sluiten bij het bevattings vermogen en ervaringswereld van het kind en werd de abstract-logische catechese te verlaten.
Bevlogenheid Het archief is van grote waarde gebleken voor de geschiedschrijving. Uit de bewaard gebleven docu menten, methoden en brieven in het archief heb ik het bovenstaande uit kunnen werken tot een onderzoek en kwam ik er achter hoe groot de bevlogenheid en de betrokkenheid van de fraters was. De ontwikkelingen van toen hebben ons iets te zeggen, zeker in de huidige discussie over het katholiek onderwijs. ‘Wie onder wijst, voedt op’ is een stelling die ik graag van frater Rombouts zou willen overnemen. Een vraag die wat mij betreft ook iedere opvoeder-onderwijzer zichzelf zou moeten stellen, is: ‘Wat bezielt mij?’ Rachel de Vos
Indonesië
Frater Stefanus Lau ondertekent de akte van zijn gelofte voor het leven, in aanwezigheid van frater Broer Huitema (geheel links) en frater Martinus Leni (tweede van links), provinciaal overste van Indonesië.
Professie voor het leven Tijdens een drukke eucharistieviering in de St. Franciscuskerk in Lamahore-Lewoleba, op het eiland Lembata (Flores) in Indonesië, legden op 22 september 2013 twee fraters hun professie voor het leven af. Veel fraters woonden de plechtigheid bij, onder wie de algemeen overste, frater Broer Huitema, plaatsvervangend algemeen overste frater Edward Gresnigt, alle leden van het provinciaal bestuur van Indonesië, frater Anselmus Weka Udjan die de CMM-regio Oost-Timor vertegenwoordigde en frater Albertus Geroda, missionaris in Brazilië.
In de handen van frater Broer Huitema beloofden de fraters Cesaltino Soares Da Cunha en Stefanus Lau uit drukkelijk “trouw te zijn aan de bedoelingen van onze congregatie, trouw aan onze medebroeders, trouw aan Christus en zijn Rijk van vrijheid en liefde”. Bisschop Fransiskus Kopong Kung van Larantuka ging voor in de drie-uur durende viering die ’s ochtends om 8 uur begon en die voorafgegaan werd door een onthaal van dansende krijgers.
Trouw Na een hapje en een drankje in het fraterhuis waren er in tenten speeches, sketches en muzikale uitvoeringen die door de aanwezigen zeer werden gewaardeerd. De loco-burgemeester van Lewoleba, Viktor Mado Watun, bedankte in een toespraak de fraters voor de bijdrage die ze met de middelbare school Don Bosco leveren aan de opvoeding en het onderwijs in de streek. Hij spoorde de nieuw geprofeste fraters aan uitdrukke lijk trouw te blijven aan hun gedane beloften. Na een feestdiner dat door zeven parochiegroepen aan de honderden genodigden werd aangeboden, was er een dansvoorstelling door jongeren en kreeg iedereen de gelegenheid om deel te nemen aan volksdans. Om drie uur ’s middags eindigde de viering.
Van links naar rechts: frater Broer Huitema, fraters Cesaltino Soares Da Cunha, bisschop Fransiskus Kopong Kung, frater Stefanus Lau, frater Anselmus Weka Udjan, frater Martinus Leni. 13
nederland
Boeken waar frater Andreas aan werkte Het ‘Frater-Andreasbericht’ is een uitgave van het Frater Andreasbureau, dat zich beijvert voor de zaligverklaring van frater Andreas van den Boer die op 3 augustus 1917 ‘in geur van heiligheid’ overleed. Hij was toen 75 jaar oud. Voor de editie van augustus 2013, belichtte Willem Spann OSFS, coördinator van het bureau, boeken waar frater Andreas aan werkte. Ze maken deel uit van de Frater-Andreas-bibliotheek. Het leverde een boeiende beschouwing op, die voor velen een nieuw licht werpt op deze bijzondere frater. Reden genoeg om het literatuuronderzoek grotendeels op te nemen in ‘Fraters CMM’.
Het eerste boekje uit dit onderdeel van de FraterAndreas-bibliotheek (FAB 51) is wel pas na zijn dood (her)uitgegeven, maar het zet meteen de toon. In acht hoofdstukken vertelt W. Herckenbach, een Duitse auteur, de oud-christelijke geschiedenis van Daria en
Tekening uit ‘De macht der waarheid’. 14
Chrysanthus. De triomfantelijke titel De macht der waarheid doet al vermoeden dat het voor de vroege christenen goed zal aflopen. De vertaling is van de hand van ‘wijlen Frater M. Andreas C.F.M.M.’.
Schuilnaam Een boekje als het vorige, een brochure in een stevig kaftje, kan ik me voorstellen in de klas- en parochie bieb van mijn jeugd. Van een ander kaliber zijn de twee zware, in leren rug gebonden delen (samen zes jaargangen) van Bloemkrans - Lectuur voor katholieke jongelieden tot bevordering van taalkennis, stijl en letterkundige studie (FAB 52 en 53), die in de jaren tach tig van de 19de eeuw verschenen zijn. Gortdroog en zonder een enkele afbeelding. Hoewel beweerd wordt, dat frater Andreas er aan heeft meegewerkt, ben ik hem nergens op het spoor gekomen. Vlug verder dus, naar de vier bandjes (FAB 54-57) met de vier seizoenen van de Katholieke kindertuin of legenden voor kinderen, uit dezelfde jaren. De schrijver heet ‘Fr. S. Hattler S.J.’, als vertaler wordt ‘J.M. Vincent’ vermeld, de bekende schuilnaam van frater Andreas. Als smaakproeve geef ik de illustratie en een stukje tekst uit de levensbe schrijving van de H. Franciscus van Sales: “Ieder kind is door God niet tot zulke groote zaken geroepen als de H. FvS. Maar gij kunt nooit weten, mijn kind, wat Onze Lieve Heer met u voorheeft. Wees nu maar vast, gelijk de heilige Franciscus, braaf, godvruchtig en vlijtig. Dat voorbeeld zullen anderen van u zien; zij zullen zich in u stichten; en dan zullen zij zich menigmaal van iets, wat kwaad is, onthouden. Menigmaal zult gij ook uws gelijken van het kwaad afhouden, door b.v. te zeggen, dat men niet mag liegen; dat liegen zonde is. Of gij
Willem Spann toont in het Frater Andreasbureau de titelpagina van ‘Agnes, het bruidje van het Allerheiligst Sacrament’. Bij de naam van de vertaler ‘J.M. Vincent’ heeft iemand met potlood ‘Frater M. Andreas’ geschreven (zie close up). Vroeger was het gebruikelijk om voor de naam van een frater de M. van Maria te plaatsen. Op de achtergrond een reproductie van een schilderij van frater Andreas, in 1921 gemaakt door Carl Itschert (zie close up).
kunt dikwijls door een goed voorbeeld van geduld en nog meer door uw gebed anderen een dienst bewijzen. Zulk goed, dat een kind onder zijne makkers sticht, duurt vaak vele jaren voort en wordt door God rijkelijk beloond.” Duizend van dergelijke bladzijden heeft Andreas bij elkaar vertaald, alleen al voor die Kindertuin! Iets luchtiger kost - uit het Engels van Cecilia Mary Caddell - was het verhaal Agnes, het bruidje van het Allerheiligste Sacrament (FAB 58), waarvan in 1887 al de tweede druk uitkwam bij Bekker in Amsterdam. De honingzoete tekst is geïllustreerd met enkele kleurrijke prenten, waarvan de auteur niet wordt prijsgegeven. Heel voorspelbaar komt natuurlijk alles goed in het volgende ‘klassieke’ einde: “Haar ontzield overschot zeeg op de peluw neer, de armen nog uitgestrekt in den vorm van het kruis, waarop Jezus uit liefde tot
Illustratie uit ‘Katholieke kindertuin of legenden voor kinderen’ bij de levensbeschrijving van Franciscus van Sales.
15
nederland haar had willen sterven. De blinde Agnes mocht zich voor eeuwig in de aanschouwing van haren Jezus verheugen; het Bruidje van het H. Sacrament had zich met haren God vereenigd, om nimmer meer van Hem gescheiden te worden.”
Tekening van Piet Gerrits in de derde druk van ‘Agnes, het bruidje van het Allerheiligst Sacrament’.
Bisdommen We zijn aangekomen in de laatste tien jaar voor de eeuwwisseling, als Andreas, nog steeds onder zijn vertrouwde pseudoniem, in onderhandeling treedt (hij voert de correspondentie zelf!) met de bekende Duitse uitgeverij Herder. Voor dat fonds gaat hij een verta ling “naar de zevende Hoogduitsche uitgave” maken van de Practische leerwijze voor het onderricht in den Katechismus voor kinderen van 7-10 jaren. Deze was samengesteld door de theoloog G. Mey en viel zo goed in de smaak, dat hij nu ook in Nederlandse en Belgische bisdommen zou worden gebruikt. Het is knap, dat frater Andreas naast de inderdaad op kin deren afgestemde taal ook de talrijke versjes, die als geheugensteun moesten dienen, keurig heeft weer gegeven. Daarnaast worden er uitvoerige wenken opgenomen, bedoeld voor de leerkrachten. Terwijl in Duitsland deze uitgave voor Nederlands gebruik geschikt gemaakt, verscheen, gaf frater Andreas bij de ‘Stoomdrukkerij van het R.K. Jongensweeshuis’ een 370 bladzijden dik Noveenboekje uit (FAB 61). Omdat we toevallig zijn eigen gebruiksexemplaar bezitten, kunnen 16
we zien, hoe hij nog jaren later met zijn ragfijne handschrift verbeteringen heeft aangebracht. Toen bijvoorbeeld Gerardus Majella in 1904 werd heiligver klaard, noteerde hij dat in de tekst en veranderde ook overal ‘(Geluk)zalig’ in ‘Heilig’. Het boekje voorzag in liefst 28, dag na dag uitgewerkte novenen. Maar het Jongensweeshuis gaf ook luchtiger kost uit. Als FAB 62-65 bewaren wij vier jaargangen (15, 16, 18 en 20) van De Engelbewaarder, geïllustreerd Maandschrift voor de katholieke jeugd. Ze verschenen in de jaren 1899-1904. We weten uit andere bronnen, dat frater Andreas veel aan De Engelbewaarder heeft meege werkt; hier blijkt het nergens, vanwege de anonimiteit: het tijdschrift stond ‘onder redactie van een Priester van de Congregatie der Fraters’ enzovoorts, en de bij dragen zijn eenvoudig niet ondertekend.
Tiltelpagina van ‘De Engelbewaarder’ met plaat.
‘Vrome’ auteur Uitgeverij Malmberg bracht een verhaal op de markt van frater Andreas (want die verschuilt zich toch achter ‘M.A. v.d. Boer’?), getiteld: Engelands Nero; een verhaal volk en jeugd aangeboden. Het boekje (FAB 66) oogt goed, onder andere door de duidelijke letter en de verder niet verantwoorde illustraties op glanzend papier. Gezien enkele verbeteringen in de tekst be schikken we weer over Andreas’ eigen exemplaar. Hier een proeve van de goed leesbare tekst, waarin we wel heel duidelijk de ‘vrome’ auteur herkennen: “Er wordt wel eens beweerd, dat de deugd onvriendelijk, stug en somber maakt. Laster, hoor! Het leven van Thomas Morus, zoowel als dat van vele andere door en door brave lieden weerlegt glansrijk die valsche aantijging. Ik zou ook niet weten, waarom hij, die zich geen kwaad bewust is, met zijn evenmensch in vrede leeft, en goed staat met Onzen Lieven Heer, stug, stroef en naargees tig zou moeten zijn. Thomas Morus moest daar niets van hebben. Integendeel, zijne vroolijkheid, onschuldige scherts en geestige gezegden waren algemeen bekend.
Zelfs in de moeilijkste omstandigheden, zooals wij later zullen zien, verloochende zich zijn goede luim geen oogenblik.” Kennelijk had Malmberg succes met Andreas’ ver haal. Kort erna, in hetzelfde jaar 1904, verscheen in een mooi blauwlinnen bandje O, die Begeerlijkheid! Verhalen voor volk en jeugd (FAB 67), met een Imprimatur van dezelfde J.H. Selten in Haaren als FAB 66. Het zijn opnieuw historische verhalen en we kun nen ons afvragen, of het niet gewoon vertalingen zijn; dit blijkt echter nergens uit
Glanspapier Na wat we over FAB 58 hebben gezien, is FAB 68 een grote verrassing. Het eerdere boekje, al een tweede druk, werd in 1905 (dus 18 jaar later) gevolgd door een derde, dat bijzonder mooi is uitgevoerd: helemaal op glanspapier, met rode sierranden en met tekenin gen van Piet Gerrits, de toen 27-jarige kunstenaar en geestverwant van Jan Toorop, wat aan nevenstaande tekening en op de kaft is terug te vinden. Ook de Katholieke kindertuin (FAB 54-57) kreeg meer dan een kwart eeuw later een ver volg (FAB 69, overigens alweer een tweede druk). Het was een selectie en weer in de verta ling van ‘J.M. Vincent’ (frater Andreas). Naast een anonieme titelplaat staan er enkele geslaagde tekeningen in van Frans van Noorden uit 1914. Bij de opnieuw opgenomen Franciscus van Sales vin den we de hiernaast afge beelde plaat. (De ietwat modernere stijl van het tekenwerk is nog niet tot de tekst doorgedrongen: Tekening van Frans van Noorden het eerder citaat luidt in in de ‘Katholieke kindertuin of deze uitgave nog precies legenden voor kinderen’. hetzelfde).
Eeuw terug En dan eindelijk de boeken waaraan nog velen van ons jeugdherinneringen hebben: die over ‘Nonni en Manni’! Laten we beginnen met FAB 75: Sonnentage: Nonni’s Jugenderlebnisse auf Island, door de IJslandse jezuïet Jón Svensson. We hebben een Herder-uitgave van 1928, maar frater Andreas heeft voor zijn ver talingen (eerst in De Engelbewaarder gepubliceerd) de eerste uitgave van 1913 gebruikt. Ons boekje is rijk geïllustreerd met aquarellen en met tekeningen
van Fritz Bergen, die in de Nederlandse vertalin gen werden overgenomen. Hieronder een (verkleind) voorbeeld, dat wellicht herinneringen oproept. FAB 70 is een fraaie bewerking van Sonnentage, getiteld Zonnige dagen: wat Nonni op IJsland beleefde. Als vertaler wordt ‘Frater Andreas z.g.’ aangegeven. Tevens wordt vermeld, dat eerder dat jaar (1926) door het Jongensweeshuis ook al het hierna te bespreken Nonni is uitgegeven. Dat laatste boek (FAB 72) is voor ons belangrijk, omdat de uitgevers ons uitvoerig over de auteur en over Andreas’ vertaalwerk inlichten. Nonni: lotgevallen van een IJslandse jongen, door hem zelf verteld bestaat niet, zoals Zonnige dagen, uit losse ver halen, maar is een doorlopende geschiedenis van ruim 300 bladzijden. Hoewel de taal al een stuk fris ser is dan in onze eerdere citaten, laat de volgende beschrijving van Nonni’s afscheidsverdriet ons toch wel zien, dat we een eeuw terug zijn in de geschiede nis: “Eindelijk werd ik door de smart van de scheiding zóó overweldigd, dat ik me niet meer kon inhouden. Ik haastte me naar beneden in de kajuit, viel snikkend op m’n bed, door moe ders hand opgemaakt, en verborg m’n gezicht diep in ’t hoofdkussen. De zalige dagen mijner kindsheid waren voorbij - een tijdperk van werkzaam leven, met ’n Tekening van Fritz Bergen in heerlijke hoopvolle toekomst ‘Zonnige dagen: wat Nonni op was voor mij begonnen!” IJsland beleefde’. Rond 1926 waren ‘Nonni en Manni’ ook als uittreksel voor schoolbibliotheken heel populair; het Jongensweeshuis gaf ze uit samen met de Boekcentrale in Amsterdam. FAB 73, Een avontuur op zee, en FAB 74, De bergtocht van Nonni en Manni, zijn hier voorbeelden van. Een vrijere bewerking (‘6de druk’, zonder dat frater Andreas wordt vermeld) verscheen nog in 1954 (FAB 77). Er resteert in onze Frater-Andreas-bibliotheek nog één nummer: FAB 76, opnieuw een Noveenboekje (vergelijk FAB 61). Nu met 26 novenen en in 1937 uitgegeven door frater M. Salesius (van Sambeek). Hoewel hij is geïnspireerd door frater Andreas en stukken tekst overneemt, vermeldt hij zijn vrome voorganger niet. Willem Spann OSFS 17
Bestuurshuizen in beeld
Kenia: provincialaat De volgende vier pagina’s bevatten foto’s van het provincialaat van de Fraters CMM in Nairobi, Kenia. Het is de tweede aflevering van de dit jaar gestarte rubriek die panden presenteert van waaruit de congregatie wordt bestuurd in de verschillende landen waar de fraters actief zijn. In beeld komen ook enkele personen die betreffende huis een ‘gezicht’ geven.
Ingang van het complex van de Fraters CMM aan de Rhapta Road.
Huishoudelijke hulp.
Appartementsgebouwen op het CMM-complex.
Voortuin met parkeerplaats gefotografeerd vanuit het provincialaat. 18
Glas-in-loodraam kapel provincialaat.
Voortuin provincialaat.
Vergaderruimte provincialaat.
Hoek met memoralia in het provincialaat.
Interieur kapel provincialaat. 19
Bestuurshuizen in beeld
Buitenkant kapel provincialaat.
De provinciale CMM-overste van Kenia: frater Andrea Sifuna Barasa.
Appartementsgebouw op het CMM-complex, met op de achtergrond het provincialaat.
Ingang CMM-provincialaat. 20
Mariabeeld kapel provincialaat.
Altaar kapel provincialaat.
Gedenkplaat inzegening provincialaat.
Beveiliger van het CMM-complex.
Wandkleed in het provincialaat met een voorstelling van het Laatste Avondmaal. 21
kort nieuws
in memoriam
kleuterschool De Indonesische frater Hendra Turangan van de com muniteit in Pematang Siantar, bericht Fraters CMM over zijn kennismaking met kleuteronderwijs in Gunung Sitoli. “Als tweedejaars novice werd ik naar het eiland Nias gestuurd om ervaring op te doen in een andere gemeenschap. Traditioneel zijn fraters werkzaam in het lager en middelbaar onderwijs, maar vrijwel niet actief in onderwijs aan kinderen van 3 tot 5 vijf jaar oud. Ik kreeg in mei 2013 de gelegenheid om op de katholieke kleuterschool van de Zusters SCMM in Gunung Sitoli muziekles te geven. Ik doe dit onder leiding van zuster Marliana Laia. Van maandag tot en met zaterdag ben ik elke dag een paar uur op school. Ik vind het heel uit dagend om de aandacht van deze kleine kinderen vast te houden. Dat is heel wat anders dan lesgeven aan jongeren of volwassenen, die onmiddellijk begrijpen wat je zegt. Je moet heel creatief zijn met verhaaltjes, versjes of liedjes. Het lijkt te werken, want ik zie elke dag steeds vaker een glimlach op de kindergezichtjes. Frater Hendra Turangan kijkt toe hoe de kinderen spelenderwijs leren zingen.
Algemene overste bezoekt middelbare school in Tanzania De algemene CMM-0verste frater Broer Huitema woonde op 13 augustus een ouderdag bij op de mid delbare school St. Vincent de Paul in Urambo, Tanzania. De school is een project dat door zijn bemiddeling is gefinancierd. De algemene overste was van 10 tot en met 20 augustus in Tanzania voor een werkbezoek. 22
Frater
Pacianus (C.A.A.) Verhoeven Hij werd geboren te Tilburg op 23 december 1925 en trad in de Congregatie van de Fraters van Onze Lieve Vrouw, Moeder van Barmhartigheid, te Tilburg, op 29 augustus 1942. Hij legde zijn professie voor het leven af op 15 augustus 1947. Hij overleed op 26 oktober 2013 in de communiteit van Joannes Zwijsen in Tilburg en werd begraven op het kerkhof van de fraters op landgoed ‘Huize Steenwijk’ in Vught. De ouders van Kees Verhoeven legden in Tilburg de basis voor een katholieke geloofshouding waarin zijn roeping om frater te worden kon gedijen. In het novi ciaat nam hij de naam ‘Pacianus’ aan. Na het behalen van zijn onderwijzersdiploma werkte hij als leerkracht te Cuijk, later in Oisterwijk en Den Haag. Hij werd ge vraagd leiding te geven binnen de fratergemeenschap. Zo was hij lid van een communiteitsbestuur, werkte hij in en vanuit het provinciaal bestuur van Nederland, en diende hij als overste in diverse communiteiten te Vught, Cuijk, Reusel en in Tilburg. De zachte kant van zijn karakter maakte hem tot een aimabele mede broeder. Vele jaren zette hij zich in voor de projecten in de Derde Wereld van het Liliane Fonds en was hij contactpersoon tussen fraters in het buitenland en hun families in Nederland. Vanaf 2006 begon hij proble men te krijgen met zijn gezondheid en hij verhuisde naar woonzorgcentrum Joannes Zwijsen. Het duurde even voor hij zich thuis voelde in die nieuwe omgeving. Ook toen zijn gezondheid nog verder afnam, bleef hij, als het maar enigszins mogelijk was, aanwezig bij zijn medebroeders. In de communiteit van Joannes Zwijsen gaf hij zijn leven in alle rust terug aan zijn Schepper. Wij weten hem nu veilig in de handen van onze Barmhartige Vader.
‘Dichtbij is zijn genade’ (UIT DE LEEFREGEL VAN DE FRATERS CMM)
Ruimte “Voorzichtig heb ik de gevangen vogel uit de strik verlost. Ik laat hem vliegen. Hij geeft mij vleugels.” Dit korte gedicht van Willem Hussem is me dierbaar. Toen in 1994 de congregatie 150 jaar bestond hebben we zes gedichten uitgekozen, waar we een poster van hebben laten maken. In de nalatenschap van Willem Hussem, die voor alles schilder was, zat een prent die hier precies bij paste. Zijn weduwe gaf toestemming om die te gebruiken.
Voor mij drukt dit korte gedicht zuiver uit wat barm hartigheid inhoudt. Je kunt er steeds weer jouw variant van maken. Bijvoorbeeld: “Met eerbied heb ik het kind dat huilt getroost. Ik laat het vrij, knuffel het niet dood. Het geeft mij ruimte.” Barmhartigheid: de ander weer tot leven brengen, hem/haar bevrijden. Hij geeft mij vleugels: wie zo onbaatzuchtig mogelijk naar de ander gaat, ervaart de wederkerigheid. Vaak heb ik mensen die zich zo inzet ten voor een ander horen zeggen: ik krijg er veel meer voor terug dan ik geef. En Henri Nouwen schreef: een van de best bewaarde geheimen is de vreugde die een leven in mededogen geeft. Makkelijk? Nee er is steeds bezet gebied in ons, dat verhindert om werkelijk in
barmhartige liefde de ander nabij te zijn. Maar kijk maar om je heen. Het kan wel. Zij zijn een genade voor een mens die om aandacht smeekt. Aan wie denk jij dan? Willem Hussem dichtte ook: “Als je kijkt zie je nog niet. Als je ziet grijpt het je aan.” Het begint met luisteren en zien. En dan komt telkens weer een proces opgang, zowel bij degene die op jouw weg komt als bij jezelf. Je komt in beweging. Wanneer ik een verhaal mag houden over barmhartigheid geef ik vaak op het eind een kaart van de poster over de vogel. Bij sommigen krijgt het een eigen plekje. frater Wim Verschuren
23
Wij voelen ons in het bijzonder verbonden met de medebroeders die in moeilijkheden verkeren of in moeilijke situaties werken. Zij vooral zijn aangewezen op broederlijke belangstelling en daadwerkelijke steun. (uit de leefregel van de Fraters CMM)
Blad van de Congregatie van de Fraters van Onze Lieve Vrouw, Moeder van Barmhartigheid