De opstanding en het leven Johannes 11 Soms zegt een kort zinnetje meer dan duizend woorden. Zo raakt mij altijd het kortste Bijbelvers: slechts twee woorden, maar met zóveel diepte! Het is Johannes 11:35, waar in de NBG’51 staat: “Jezus weende." Twee woorden uit het mooie verhaal over de opwekking van Lazarus. We gaan dat verhaal nu lezen. Johannes 11:1-45 Een verhaal vol menselijke emotie! Ziekte, zorgen, verdriet, wanhoop, verwijten, verontwaardiging, boosheid, verbazing, ongeloof, vreugde en geloof – ze wisselen elkaar in een hoog tempo af. En in dat razende tempo staat het verhaal ineens abrupt stil, als Jezus komt, ziet en stilstaat waar ze Zijn vriend hebben neergelegd. Twee woorden – je leest er in principe zo overheen, maar onwillekeurig blijf je er bij stilstaan. “Jezus weende.” Je kunt ook vertalen “Jezus stortte tranen.” De tranen liepen Hem dus over de wangen. Zo kennen we Hem toch niet? Alhoewel… er is nóg een verhaal, waarin Jezus huilt. Kennen jullie dat verhaal? Het is het verhaal van de intocht in Jeruzalem, als Jezus op een ezeltje rijdt en wordt toegezongen door een menigte volgelingen. Ook dan staat het verhaal ineens stil als Jezus komt en ziet: “Toen Hij Jeruzalem voor zich zag liggen, begon Hij te huilen over het lot van de stad. Hij zei: ‘Had ook jij op deze dag maar geweten wat vrede kan brengen! Maar dat blijft voor je verborgen, ook nu. Want er zal een tijd komen dat je vijanden belegeringswerken tegen je oprichten, je omsingelen en je van alle kanten insluiten. Ze zullen je met de grond gelijk maken en je kinderen verdelgen, en ze zullen geen steen op de andere laten, omdat je de tijd van Gods ontferming niet hebt herkend.’ “ (Lukas 19:41-44) Twee gebeurtenissen in Jezus leven die Hem doen huilen. Wie de verhalen goed leest, ontdekt de overeenkomst en daarmee de reden van zijn huilen. Een opvallende overeenkomst is dat Jezus gaat huilen als Hij ‘ziet’. Jezus wist namelijk al dat Lazarus gestorven was. In vers 11 lezen we, dat Jezus aan de discipelen zegt dat Lazarus is ingeslapen. En vers 13 legt dan uit, dat Jezus daarmee bedoelde, dat hij gestorven was en een vers later zegt Jezus het hun ronduit: “Lazarus is gestorven.” Maar we lezen niets over emotie. Pas als Hij oog in oog staat met de huilende nabestaanden, wordt Hij diep ontroerd (vers 33) en als zij Jezus meenemen naar het graf en Hij oog in oog met de steen staat, dán gaan de tranen stromen. Zo ook in Lukas 19: “Toen Hij Jeruzalem voor zich zag liggen, begon Hij te huilen…” Alweer: oog in oog! Jezus staat bij Lazarus en bij Jeruzalem oog in oog met het vernietigende gevolg van zonde en ongeloof. Hét gevolg van zonde en ongeloof is namelijk de dood. God waarschuwde de mens daarvoor al in het paradijs: “Van alle bomen in de tuin mag je eten, maar niet van de boom van de kennis van goed en kwaad; wanneer je daarvan eet, zul je onherroepelijk sterven.” Het lijkt wel of Jacobus aan de zondeval denkt, als hij zegt: “Is de begeerte bevrucht, dan baart ze zonde; en is de zonde volgroeid, dan brengt ze de dood voort.” (Jakobus 1:15) En Paulus schrijft: “Het loon van de zonde is de dood…” (Romeinen 6:23)
1
Dat Jezus huilt, laat ons Gods bewogenheid met de wereld zien. Het laat God niet koud, dat de mensen Hem ongehoorzaam zijn, maar het doet Hem veel verdriet. God stort tranen uit als Hij ziet, wat er van ons is geworden. Hij had de mens geschapen om eeuwig met Hem te leven, maar dat is onmogelijk geworden door de dood – het vernietigende gevolg van de zonde. Dat mensen sterven doet óns veel verdriet, maar hier leren we door dit kortste Bijbelvers dat het God ook veel verdriet doet. Ik durf dit zo te zeggen, omdat Johannes ons leert dat Jezus ons God doet begrijpen. In Johannes 1 vers 18 staat: “de enige Zoon, die zelf God is, die aan het hart van de Vader rust, heeft Hem doen kennen.” In het Grieks staat er voor ‘doen kennen’ het woord ‘exegesato’ en daarin herken je ons woord ‘exegese’. Mooi vertaalt de Naardense Bijbel daarom: “Hij (Jezus) legt Hem aan ons uit!” Daarom durf ik te zeggen: wie de tranen van Jezus ziet, ontdekt dat God verdriet heeft. Verdriet over de zonde, over ongeloof en over de daarop volgende dood. Vanuit die bewogenheid is het ook, dat God de mens uit het paradijs stuurde. Dat was ten diepste geen straf, maar bescherming. (Een goede straf is overigens altijd bedoeld om nieuwe kansen te geven.) Kijk maar wat Gods reden is om Adam en Eva uit de tuin weg te sturen: “Nu wil Ik voorkomen dat hij ook de vruchten van de levensboom plukt, want als hij die zou eten, zou hij eeuwig leven.” (Genesis 3:22-24) God gunt de mens geen eeuwig zondig leven! Daarom voorkwam Hij dat met het wegsturen uit de tuin. En vanaf dat moment werkte God aan zijn reddingsplan, namelijk om zelf de vloek van zonde en dood op zich te nemen, zodat wij weer volmaakt leven kunnen: eeuwig en zonder zonde! En zo komen we bij de huilende Jezus terug: Hij is Gods Reddingsplan in Levende Lijve. En hier staat Hij oog in oog met zijn grootste vijand en het doel van zijn komst: de zonde en haar loon – de dood. Het verhaal heeft door de Bijbelvertalers als opschrift meegekregen ‘de opwekking van Lazarus’ (NBG’51) of ‘Lazarus uit de dood opgewekt’ (NBV). Dat wekt de indruk, alsof Lazarus de hoofdpersoon en het middelpunt is; Hij is tenslotte degene die tot leven komt. Maar wie nauwkeurig leest, ontdekt dat Johannes het accent ergens anders legt. Dit is in feite geen verhaal over een dode man die weer levend werd, maar het gaat om twee andere – veel belangrijkere – zaken: Gods eer en de redding van mensen. Kijk maar mee wat Jezus hierover zegt: - vers 4: “Deze ziekte loopt niet uit op de dood, maar op de eer van God, zodat de Zoon van God geëerd zal worden.” - vers 15: “om jullie ben Ik blij dat Ik er niet bij was: nu kunnen jullie tot geloof komen.” - vers 40, tegen Marta: “Ik heb je toch gezegd dat je Gods grootheid zult zien als je gelooft?” - vers 42: “Ik zeg dit ter wille van al die mensen hier, opdat ze zullen geloven dat U Mij gezonden hebt.” We zien na dit wonder inderdaad, dat God verheerlijkt werd en dat veel mensen tot geloof kwamen en daardoor gered werden. Want geloof in Jezus betekent redding van de dood, dat zegt Jezus ook zelf: “Ik ben de opstanding en het leven. Wie in Mij gelooft zal leven, ook wanneer hij sterft, en ieder die leeft en in Mij gelooft zal nooit sterven.” (vers 25-26)
2
In vers 45 lezen we, dat veel Joden die het wonder gezien hadden, tot geloof in Hem kwamen. En toen Jezus later opnieuw op bezoek ging bij Lazarus en zijn zussen, kwamen de mensen in groten getale naar Jezus toe om Hem en Lazarus te zien. Dit kun je lezen in hoofdstuk 12. Vervolgens wordt dan door Johannes de intocht in Jeruzalem beschreven. Een grote menigte haalde Jezus binnen, terwijl ze zongen “Hosanna! Gezegend Hij die komt in de naam van de Heer, de koning van Israël.” God en Jezus werden zo verheerlijkt als gevolg van het wonder dat Jezus had gedaan. In 12 vers 17 staat dat dit kwam door de ooggetuigen: “De mensen die erbij waren geweest toen Hij Lazarus uit het graf riep en uit de dood opwekte, waren van die gebeurtenis blijven getuigen.” Dat geeft al aan, dat in dit verhaal de toeschouwers ook een hoofdrol spelen. Als om dat te onderstrepen, valt ook op dat Jezus in dit verhaal niets doet, maar alleen spreekt. Kijk maar in vers 39 en 41: “Hij zei: ‘Haal de steen weg.’ … Toen haalden ze de steen weg.” De omstanders kwamen dus in actie. En even later, als Lazarus uit het graf tevoorschijn komt, zegt Jezus tegen de omstanders: “Maak de doeken los, en laat hem gaan.” Opnieuw moeten zij de handen uit de mouwen steken. De toeschouwers spelen dus een belangrijke rol in dit verhaal. Door te lezen worden wij ook bij dit verhaal vol menselijk drama betrokken. Van lezer worden we in feite ook toeschouwer. Wie dat voelt, ontdekt ineens een veel diepere laag in dit Bijbelgedeelte. Want niemand van de mensen ontkomt aan de dood, iedereen krijgt te maken met de in dit verhaal beschreven emoties van verdriet, wanhoop en gemis van een geliefde. Wij mensen maken namelijk allemaal deel uit van het achterliggende kosmische drama van zonde en dood. Paulus schrijft in de Romeinenbrief wat dat betreft duidelijke taal: “…uiteindelijk wordt ieder mens het zwijgen opgelegd en staat de hele wereld schuldig voor God. … Iedereen heeft gezondigd en ontbeert de nabijheid van God; …” (Romeinen 3:19, 23, zie ook Psalm 14 en 53) Zonde is een macht die scheiding brengt tussen God en mens, tussen leven en dood. Eigenlijk worden wij zo van lezer toeschouwer en van toeschouwer betrokkene. Het verhaal doet dan ineens een heel persoonlijk appèl op ons. Misschien mag je dan zelfs wel zeggen dat wij hoofdpersoon en doel van het verhaal worden! Zoals ik al eerder opmerkte, geloof ik dat God intens bewogen is met onze toestand van zonde, waardoor we van Zijn nabijheid verstoken zijn. Het doet Hem verdriet, dat er ellende is en Hij wil niets liever dan de schepping herstellen. Sinds de zondeval is de schepping als het ware een huis van verdriet, een huis van ellende. Wist je dat de naam Betanië letterlijk betekent ‘huis van ellende’!? Net als Lazarus wonen wij in een huis van ellende en dan komt Jezus bij ons langs om ons te helpen. De naam Lazarus betekent (vast niet geheel toevallig) ‘God helpt’. Ontdek je het nu ook? Die diepere laag, waardoor jij je ineens de hoofdpersoon van het verhaal kunt voelen? Door de zonde eindigt mijn leven in de dood, zo is het al sinds Genesis 3. Adam en Eva vielen na hun zonde niet direct levenloos neer, maar hun leven werd wel getekend door de dood. Nieuw leven uit de moederschoot zou voor de vrouw pijn betekenen. Nieuw leven uit de aarde zou voor de man zwoegen betekenen en tegenwerking door de natuur met dorens en distels. God maakte voor de mens keren van dierenvellen, waar dus dieren voor moesten sterven. En uiteindelijk geldt voor ieder mens ‘stof ben je, tot stof keer je terug’. Een mensenleven wordt getekend door de dood. Dat levert verdriet op, soms wanhoop en ellende – dit leven is ons Betanië.
3
Maar dan is er goed nieuws: God helpt! Hij heeft het er niet bij gelaten, maar kwam om te herscheppen, om nieuw leven te brengen, zodat ons ‘huis van verdriet’ een ‘huis van vreugde’ kan worden; de wanhoop wordt hoop, dood wordt leven. Jezus kwam – het duurde even, want Hij wachtte twee dagen alvorens Hij op reis ging. Uiteindelijk kwam Hij naar Martas gevoel zes dagen te laat, maar voor Gods doel was het precies op tijd. Als er menselijkerwijs gesproken geen opstaan meer mogelijk is, wordt Gods macht en opstandingskracht overduidelijk. Zo kwam Jezus bijna 2000 jaar geleden in ons Betanië om doden tot leven te roepen. Ook dat duurde even. God wacht wel vaker met direct ingrijpen tot het daarvoor Zijn tijd is. Maar áls Hij dan komt, is het ook met een niet te ontkennen kracht. Jezus beveelt nieuw leven, tot driemaal toe spreekt Hij in de gebiedende wijs: “Haal de steen weg.” “Lazarus, kom naar buiten!” “Maak de doeken los, en laat hem gaan.” De mensen gehoorzamen en Lazarus gehoorzaamt. Door die gehoorzaamheid aan Gods stem herkrijgt een dode het leven en komen mensen tot geloof. Zoveel kracht zit er in het Woord van God. Wie zichzelf herkent in het verhaal van Johannes 11, beseft wellicht dat hij een dode is door het loon van de zonde. Maar herken je dan ook je Redder? Hoor je dan ook zijn stem vanachter de steen roepen? Want Jezus kwam naar het huis van ellende om nieuw leven te bevelen. De steen moet weg van voor het graf. Die harde en koude muur houdt namelijk het licht en de warmte van de zon tegen, het dempt de stem van de Roepende God. Hoeveel mensen leven niet als in een graf, achter een harde, koude muur. Ze horen de stem van God er niet doorheen. Gods licht en warmte kunnen niet naar binnen in hun leven. Ze zijn levend begraven, maar weten het niet. Ze zien de tranen van Jezus niet en weten dus niet van Gods verdriet om hun toestand. En dan beveelt Jezus: “Haal die steen weg!” Wie moeten dat doen? De dode kan dat niet zelf. Nee, Jezus spreekt de omstanders aan! God schakelt dus mensen in om anderen dichter bij het nieuwe leven te brengen dat Hij geven wil aan doden. En daarmee bereikt Hij zijn tweede doel ook: geloof opwekken bij de ooggetuigen. Herken jij je bij dit verhaal misschien meer in zo’n ooggetuige? Besef je dan, dat God je wil inschakelen om stenen weg te halen? Stenen die het hart van jouw medemensen afsluiten, zodat het Woord van God hen niet bereikt? Misschien ben jij dan wel geroepen om – samen met anderen – aan die steen te sjorren om die in beweging te krijgen. Zodat Gods roepstem en Zijn licht kunnen doordringen in de duisternis daarachter. Dan klinkt opnieuw een bevel: “Kom naar buiten!” Sprekend, als een scheppingswoord: “Er moet leven zijn!” En het gebeurde. Zonder veel omhaal van woorden beschrijft Johannes het eenvoudig en zonder uitleg over hoe het kan: de dode kwam tevoorschijn. Net zoals Psalm 33:9 het wonder van de schepping samenvat: “Want Hij sprak en het was er, Hij gebood en daar stond het.” Nieuw leven uit een graf! Maar het is nog niet klaar. De handen en voeten waren nog in linnen gewikkeld. Het gezicht was nog bedekt door een doek. Lazarus kon bewegen, maar nog niet voluit, hij kon zien, maar alleen het vage licht door de doek heen. Dan klinkt het laatste bevel: “Maak de doeken los, en laat hem gaan.”
4
Opnieuw mogen de omstanders hun handen uit de mouwen steken. Eerst was dat om Gods werk in te leiden door gehoorzaam aan Zijn opdracht de steen weg te rollen, aan het eind worden zij ingeschakeld om het nieuwe leven volkomen te maken. En daartussenin doet God datgene wat alleen Hij kan: Zijn herscheppende werk, levendmakende opstandingskracht. Wie aan handen en voeten gebonden is, mag dus vrij worden gemaakt. Vrij om te gaan en vrij om te doen. De zonde heeft ons vastgebonden, maar wie tot nieuw leven is geroepen mag losgemaakt worden. Wat een vrijheid! Zou Lazarus een dansje hebben gemaakt op zijn bevrijde voeten? Zou hij zijn losgemaakte handen hebben opgeheven om God te prijzen? Ik weet het niet, maar hij kon het in elk geval zeker weten weer! En dan nog de doek voor het gezicht. Ook die moest er af. Dat spreekt van nieuw zicht, nieuw denken. Wie uit het graf van Betanie opstaat, ziet alles in een nieuw licht, zijn denken wordt vernieuwd. Daar heb je ook de omstanders voor nodig: mensen die je helpen om de banden van de zonde en de dood kwijt te raken, die voor en met je bidden. Mensen die je Bijbels onderwijs geven nadat je tot geloof bent gekomen. Dan wordt je denken vernieuwd, zodat je naar Gods wil kunt leven. Want vernieuwd denken is gericht op Gods wil: “… wordt hervormd in vernieuwing van het denken, zodat gij kunt toetsen wat de wil van God is, het goede en welbehaaglijke en volmaakte.” (Romeinen 12;2, Naardense Bijbel) En: “Als u nu met Christus uit de dood bent opgewekt, streef dan naar wat boven is, waar Christus zit aan de rechterhand van God. Richt u op wat boven is, niet op wat op aarde is. U bent immers gestorven, en uw leven ligt met Christus verborgen in God.” (Kolossenzen 3:1-3) Dan – als de steen weg is, je opgestaan bent uit de dood en de doeken zijn losgemaakt van handen, voeten en gezicht – dan kun je gaan. Op weg, de toekomst tegemoet, het nieuwe leven in! Je ontvangt voor de tweede keer het leven, je bent opnieuw geboren. Geboren om bevrijd te zijn en nooit meer dood te gaan. Nooit meer doodgaan? Dus Lazarus leeft nog steeds? Bij mijn weten leeft er momenteel geen man op aarde die ooit zijn 2000e verjaardag heeft gevierd… Lazarus is later ‘gewoon’ weer gestorven. Net zoals alle mensen – jij en ik ook – een keer zullen sterven. (Tenzij de Heer ons voor die tijd komt halen natuurlijk.) Om te begrijpen wat bedoeld wordt met dat nieuwe leven, moet je weten wat de definitie is van eeuwig leven. Die definitie geeft Jezus in Johannes 17:3: “Het eeuwige leven, dat is dat zij U kennen, de enige ware God, en Hem die U gezonden hebt, Jezus Christus.” Kennen, dat woord heeft voor de Jood ook de betekenis van geslachtsgemeenschap tussen man en vrouw. (Zie Statenvertaling, bijvoorbeeld Genesis 4:1 – Adam (be)kende Eva … en zij werd zwanger...) Héél intiem dus! Kennen is dan ‘één worden met’. Wie één wordt met God krijgt deel aan Gods leven en daarin is voor zonde en dood geen plaats meer. Jezus zelf ontkent trouwens niet dat we nog zullen sterven: “Wie in Mij gelooft zal leven, ook wanneer hij sterft...” Het leven dat Hij bedoelt is dus niet dit aardse leven, maar het leven met zicht op de eeuwigheid, in een intieme relatie met God. Daar moet je toch over vertellen! De mensen die het van Lazarus hadden gezien, konden daar in elk geval hun mond niet over houden. Ik citeerde al eerder Johannes 12:17: “De mensen die erbij waren geweest, … waren van die gebeurtenis blijven getuigen.” Een dode die leeft! Feest en blijdschap in Betanië, vreugde in het huis van verdriet!
5
Heb jij ook Gods levendmakende kracht ervaren? Dan ga je er van getuigen, het verder vertellen. Zo kun je als het ware bij anderen de steen voor het graf helpen wegrollen. Misschien voel je je in geestelijk opzicht wel meer een dode, vastgebonden met lijkdoeken. Luister dan goed naar het roepen van Jezus: “Kom naar buiten, kom tot leven!” Kom dan in beweging; kom uit je graf en laat je losmaken om als nieuwgeboren mens op weg te gaan. Nieuw leven is reden tot grote blijdschap. Daarom is het mooi om te eindigen met het Bijbelvers dat in de Griekse grondtekst de minste letters heeft. Want Johannes 11:35 is in de meeste vertalingen wel het kortste vers, maar in het Grieks heeft 1 Tessalonicenzen 5:16 toch nog 2 letters minder! En weet je wat daar staat? “Wees altijd verheugd!”
Amen
Opwekking 489 - 618
6