ONTWERP VAN NORM prNBN S 01-400-2: Akoestische criteria voor schoolgebouwen
Draft NBN S01-400-2
page 1/32
draft versie 17/04/12
Inhoud 1 2 3
Verantwoording & toepassingsgebied....................................................................................................4 Verwijzingsdocumenten .........................................................................................................................4 Begrippenlijst .........................................................................................................................................6 3.1 Indeling van de ruimten ..................................................................................................................6 3.2 Toestand van de ruimten ................................................................................................................6 3.3 Architecturale begrippen .................................................................................................................7 3.4 Akoestische begrippen ...................................................................................................................7 4 Definities en symbolen ..........................................................................................................................8 4.1 Definities en symbolen met betrekking tot de luchtgeluidisolatie .....................................................8 4.2 Definities en symbolen met betrekking tot de contactgeluidisolatie .................................................8 4.3 Definities en symbolen met betrekking tot de gevelisolatie .............................................................9 4.4 Definities en symbolen met betrekking tot het installatielawaai ..................................................... 10 4.5 Definities en symbolen met betrekking tot de nagalmtijd en geluidabsorptie ................................. 11 4.6 Overige definities en symbolen .....................................................................................................11 5 Luchtgeluidisolatie ...............................................................................................................................12 5.1 Meetspecificaties ..........................................................................................................................12 5.2 Eisen ............................................................................................................................................12 5.3 Bijzonderheden ............................................................................................................................13 6 Contactgeluidisolatie ...........................................................................................................................14 6.1 Meetspecificaties ..........................................................................................................................14 6.2 Eisen ............................................................................................................................................14 6.3 Bijzonderheden ............................................................................................................................15 7 Gevelisolatie ........................................................................................................................................16 7.1 Meetspecificaties ..........................................................................................................................16 7.2 Eisen ............................................................................................................................................16 7.2.1 Eisen met betrekking tot de gevelisolatie voor een gevelvlak van een te beschermen ruimte 16 7.2.2 Eisen met betrekking tot de controle van de gevelisolatie ...................................................... 18 8 Installatielawaai ...................................................................................................................................18 8.1 Algemene specificaties .................................................................................................................18 8.2 Meetspecificaties ..........................................................................................................................18 8.3 Eisen ............................................................................................................................................18 8.3.1 Langdurig hoorbare technische installaties ............................................................................ 18 8.3.2 Tijdelijk hoorbare technische installaties ................................................................................ 19 8.3.3 Emissie van installatielawaai naar naburige gebouwen niet behorende tot het schoolgebouw 19 8.4 Bijzonderheden ............................................................................................................................19 9 Nagalmtijd en geluidabsorptie..............................................................................................................21 9.1 Ontwerp- en meetspecificaties .....................................................................................................21 9.2 Eisen ............................................................................................................................................21 9.3 Bijzonderheden ............................................................................................................................22 10 Eisen met betrekking tot het bouwdossier ........................................................................................24 11 Vrijstellingen en afwijkingen .............................................................................................................24 12 Referenties ......................................................................................................................................24 13 Bijlage A – (informatief) – Classificatie van ruimten volgens contact- en luchtgeluidproductie en geluidgevoeligheid ......................................................................................................................................25 14 Annex B – (normatief) – Generieke tabel met eisen voor luchtgeluidisolatie voor combinaties van functies niet vermeld in Tabel 1. .................................................................................................................26 15 Annex C – (normatief) – Generieke tabel met eisen voor contactgeluidisolatie voor combinaties van functies niet vermeld in Tabel 2. .................................................................................................................26 16 Annex D – (informatief) – Gevelisolatie: de bepaling van LAref in de ontwerpfase ............................. 27 D.1. De waarde LAref afleiden uit een meting op het naakte bouwterrein ................................................. 27 D.2. De waarde LAref afleiden uit een meting voor een bestaand gebouw ............................................... 27 D.3. De waarde LAref afleiden uit typebeschrijvingen ............................................................................... 27 17 Annex E - (normatief) – Gevelisolatie: de berekening van LA uit LAref voor een gevelvlak ................ 28 E.1. Rekenregels ter bepaling van LA voor gebouwen waarvan de lengte van het gebouw maximaal 20 m bedraagt..................................................................................................................................................28 Draft NBN S01-400-2
page 2/32
draft versie 17/04/12
E.2. Rekenregels voor gebouwen waarvan de lengte van het gebouw groter is dan 20 m ...................... 30 18 Annex F - (normatief) – Evaluatiemethode met betrekking tot de gevelisolatie ................................. 31 F.1. Evaluatie van de uitgangspunten voor de geluidisolatie van het gevelvlak in het ontwerp ................ 31 F.2. Evaluatie van de geluidisolatie van een gevelvlak ............................................................................ 31
Draft NBN S01-400-2
page 3/32
draft versie 17/04/12
1 Verantwoording & toepassingsgebied De voorliggende norm bepaalt de vereiste akoestische prestaties van het afgewerkte schoolgebouw. De vooropgestelde eisen aan het afgewerkte gebouw zijn ook de uitgangspunten bij het uitwerken van een ontwerp. Zij spelen derhalve mee in het ontwerp, in de detaillering en in de uitvoeringswijzen. Deze norm is ontstaan uit de noodzaak om de akoestische vereisten beter aan te passen aan de huidige geluidbelasting en ook aan de huidige wensen betreffende de akoestische kwaliteit. Verder was er ook de noodzaak om de prestaties uit te drukken in de Europees geharmoniseerde grootheden. De norm betreft de evaluatie van afgewerkte schoolgebouwen. Dit betekent dat de betreffende metingen slechts kunnen uitgevoerd worden indien alle voor de meting relevante omstandigheden gerealiseerd zijn. Deze norm legt enerzijds de werkwijzen vast voor het karakteriseren van de lucht- en contactgeluidisolatie, van het installatielawaai en van de nagalm in schoolgebouwen. Anderzijds vindt men hier ook de vereisten terug waaraan moet voldaan worden aangaande lucht- en contactgeluidisolatie, aangaande gevelisolatie, aangaande het lawaai van technische installaties en aangaande de beheersing van de nagalm van specifieke ruimten. De door deze norm vastgelegde eisen vervallen wanneer specifieke bepalingen gelden. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn met betrekking tot de gevelisolatie in de buurt van luchthavens. De eisen aangaande lucht- en contactgeluidisolatie worden conform de geldende regels (1) uitgedrukt in één-getalsaanduidingen. De bepaling hiervan is het onderwerp van de afzonderlijke normen NBN EN ISO 717-1 en 2. De relatie tussen deze eisen aan het afgewerkte gebouw en de akoestische karakteristieken voor de gebouwdelen zoals deze in het laboratorium bepaald worden, vormt het onderwerp van de normreeks NBN EN 12354. De criteria in voorliggende norm gelden als regels van de goede praktijk voor schoolgebouwen waarvan de bouw- of verbouwingsaanvraag na de verschijningsdatum van dit document ingediend wordt. De criteria zijn evenwel niet van toepassing op eventuele delen van het schoolgebouw met een verblijfsfunctie (zoals bv. in internaten) en eveneens niet op tijdelijke constructies (2). De criteria in huidig document vervangen de desbetreffende criteria zoals vermeld in (3): • NBN S01-400:1977 Akoestiek - Kriteria van de akoestische isolatie. • NBN S01-401:1987 Akoestiek - Grenswaarden voor de geluidsniveaus om het gebrek aan komfort in gebouwen te vermijden.
2 Verwijzingsdocumenten De richtlijnen voor de bepaling van de luchtgeluid-, contactgeluid- en gevelisolatie, het achtergrond- en installatielawaai en de nagalmtijd in ruimten dienen de werkwijzen te volgen zoals omschreven in de op het moment van de bouwaanvraag geldende versie van de hierna opgesomde NBN referenties (4).
1
De vermelding of een niveauwaarde een weging heeft ondergaan, zoals bijvoorbeeld de A-weging, wordt volgens internationale afspraken (NBN EN ISO 80000-8:2007 Quantities and units - Part 8: Acoustics) steeds vermeld bij de grootheid en nooit bij de eenheid, voorbeeld: de eenheid van LAeq,T is [dB]. 2 Tijdelijke constructies zijn constructies voor de tijdelijke huisvesting van onderwijsactiviteiten voor een periode van 5 jaar of minder. 3 Titels en schrijfwijzen zijn conform met de officiële uitgaven. 4 De vermelde normen zijn deze die van kracht zijn op de datum van publicatie van NBN S 01-400-2. Indien na deze datum herziene uitgaven verschijnen of indien normen vervangen worden door andere normen, vervangen deze nieuwe uitgaven automatisch de hier vermelde versies. Indien normen worden herroepen zonder vervanging, dient nog steeds naar de hier vermelde versie verwezen te worden totdat een herziene versie van NBN S 01-400-2 wordt uitgegeven. Draft NBN S01-400-2
page 4/32
draft versie 17/04/12
• • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
NBN EN ISO 10140-1: 2010 Geluidsleer - Laboratoriummeting van geluidisolatie van bouwelementen Deel 1: Toe te passen regels bij specifieke producten (ISO 10140-1:2010) NBN EN ISO 10140-2: 2010 Geluidsleer - Laboratoriummeting van geluidisolatie van bouwelementen Deel 2: Meting van luchtgeluidsisolatie (ISO 10140-2:2010) NBN EN ISO 10140-3: 2010 Geluidsleer - Laboratoriummeting van de geluidisolatie van gebouwelementen - Deel 3: Meting van de contactgeluidisolatie (ISO 10140-3:2010) NBN EN ISO 10140-4: 2010 Akoestiek - Laboratoriummeting van geluidisolatie van bouwelementen Deel 4: Procedures en eisen bij metingen (ISO 10140-4:2010) NBN EN ISO 10140-5: 2010 Akoestiek - Laboratoriummeting van geluidisolatie van bouwelementen Deel 5: Eisen van laboratoriumruimten en meetapparatuur (ISO 10140-5:2010) NBN EN 20140-2: 1995 Geluidleer - Meting van geluidwering in gebouwen en bouwdelen – Deel 2: Opgave van meetnauwkeurigheidseisen (ISO 140-2:1991, EN 20140-2: 1993) NBN EN ISO 140-4: 1998 Geluidsleer - Meting van geluidwering in gebouwen en bouwdelen – Deel 4: Veldmeting van luchtgeluidwering tussen ruimten (ISO 140-4:1998) NBN EN ISO 140-5: 1998 Geluidsleer - Meting van geluidwering in gebouwen en bouwdelen - Deel 5: Veldmeting van luchtgeluidwering van geveldelen en gevels (ISO 140-5:1998) NBN EN ISO 140-7: 1998 Geluidsleer - Meting van geluidwering in gebouwen en bouwdelen - Deel 7: Veldmeting van klopgeluidwering van vloeren (ISO 140-7:1998) NBN EN ISO 140-14: 2004 Geluidsleer - Meting van geluidwering in gebouwen en bouwdelen - Deel 14: Richtlijnen voor bijzondere praktijksituaties (ISO 140-14:2004)(+ AC:2009) NBN EN 12354-1: 2000 Bouwakoestiek - Schatting van de geluidgedraging van gebouwen van uit de bouwdeelgedraging – Deel 1: Luchtgeluidwering tussen vertrekken NBN EN 12354-2: 2000 Geluidsleer - Schatting van de geluidgedraging van gebouwen uit de bouwdeelgedraging - Deel 2: Klopgeluidwering tussen vertrekken NBN EN 12354-3: 2000 Geluidsleer - Schatting van de geluidgedraging van gebouwen uit de bouwdeelgedraging – Deel 3: Luchtgeluidwering tegen buitenlawaai NBN EN 14351-1+A1: 2010 Ramen en deuren - Productnorm, prestatie-eisen - Deel 1: Ramen en buitendeuren voor voetgangers zonder brandweerstand en/of rookdichte kenmerken NBN EN ISO 3382-1: 2009 Geluidsleer - Meting van de ruimte-akoestische parameters - Deel 1: Voorstellingsruimten (ISO 3382-1:2009) NBN EN ISO 3382-2: 2008 Geluidsleer - Meting van de ruimte-akoestische parameters - Deel 2: Nagalmtijd in gewone ruimtes (ISO 3382-2:2008)(+ AC:2009) NBN EN ISO 717-1: 1997 Geluidleer - Bepaling van de geluidisolatie in gebouwen en van gebouwdelen - Deel 1: Luchtgeluidisolatie (ISO 717-1:1996)(+ Amd 1:2006) NBN EN ISO 717-2: 1997 Geluidleer - Bepaling van de geluidisolatie in gebouwen en van gebouwdelen - Deel 2: Klopgeluidisolatie (ISO 717-2:1996)(+ Amd 1:2006) NBN EN ISO 11654: 1997 Geluidleer - Geluiddempers voor gebruik in gebouwen – Eengetalaanduiding voor de geluidopslorping (ISO 11654:1997) NBN EN ISO 354: 2003 Geluidleer - Meten van de geluidsabsorptie in een nagalmkamer (ISO 354:2003) NBN EN ISO 10052: 2005 Geluidwering - Praktijkmetingen van lucht- en contactgeluidisolatie en van installatiegeluid - Globale methode (ISO 10052:2004)(+ Amd 1:2010) NBN EN ISO 80000-8: 2007 Grootheden en eenheden - Deel 8: Akoestiek (ISO 80000-8:2007)
Draft NBN S01-400-2
page 5/32
draft versie 17/04/12
3 Begrippenlijst 3.1 Indeling van de ruimten Atelier: ruimte waar werkstukken worden onderworpen aan geluidproducerende handelingen zoals zagen, beeldhouwen, boren, frezen, enz. Auditorium: groot leslokaal (> 30 personen) uitgerust met stoelen (en tafels) die vast verbonden zijn aan de vloer of die uitgerust zijn met in de hoogte oplopende stoelenrijen Circulatieruimte ruimte hoofdzakelijk bestemd voor het bereiken van een andere ruimte, bvb. traphal, inkomhal, gang, atrium, … Circulatieruimte voor kortstondig gebruik: circulatieruimte die tijdens de lessen niet of nauwelijks gebruikt wordt Circulatieruimte voor doorlopend gebruik: circulatieruimte die tijdens de lessen regelmatig gebruikt wordt Ontmoetingsruimte: circulatieruimte die bijkomend uitgerust is zodat leerlingen/studenten vóór, tijdens of na de lessen er eventueel ook kunnen samenkomen Leslokaal: ruimte waar hoofdzakelijk theoretisch onderwezen wordt via verbale communicatie. Voorbeelden zijn: kleuterklassen (spelruimten en stille ruimten), reguliere klaslokalen (basisonderwijs, secundair en hoger onderwijs), landschapsleslokalen, seminarielokalen, auditoria, bijleslokalen, taallabo’s, enz. Landschapsleslokaal: leslokaal waar ten minste twee gescheiden groepen simultaan worden onderwezen door verschillende personen. Deze groepen kunnen eventueel gescheiden zijn door (mobiele) verticale indelingswanden. Leraarskamer: ruimte waar onderwijzend personeel en andere werknemers kunnen samenkomen, voor, tussen of na lessen Opzoekingsruimte: ruimte die hoofdzakelijk bestemd is om elektronische, geschreven of gedrukte informatie op te zoeken en waar impliciet een zekere stilte verwacht wordt Technische ruimte: ruimte waar zich hoofdzakelijk technische uitrustingen bevinden (voor verwarming, koeling en luchtbehandeling, elektriciteitsvoorziening, compressoren, pompen, enz.) die noodzakelijk zijn voor het functioneren van het gebouw
3.2 Toestand van de ruimten Afgewerkte ruimte: ruimte waarin alle constructieve elementen en technische uitrustingen zijn geïnstalleerd, met inbegrip van vaste oppervlakteafwerkingen, geluidreflectoren en/of –diffusoren. In landschapsleslokalen behelst dit eveneens de (mobiele) verticale indelingswanden. Onbezette ruimte: ruimte waarin geen personen aanwezig zijn, uitgezonderd ten hoogste twee personen die akoestische evaluatiemetingen uitvoeren Onbemeubelde ruimte: ruimte waarin geen meubels staan of die enkel meubels bevatten die vast verbonden zijn aan de gebouwstructuur. Ruimten waarin mobiele tribunes zijn geïnstalleerd worden eveneens als onbemeubeld beschouwd. Indien gordijnen aanwezig zijn, dienen deze volledig samengevouwen te zijn. Draft NBN S01-400-2
page 6/32
draft versie 17/04/12
Oppervlakteafwerking: afwerking van een binnenoppervlak die relevant is voor de geluidreflecterende eigenschappen van dit oppervlak
3.3 Architecturale begrippen Gevel: aaneensluitend deel van de gebouwschil met dezelfde oriëntatie (een dakvlak is dus ook een gevel). Gevelvlak: deel van een gevel dat toebehoort aan een te beschermen ruimte Gevelelement: deel van een gevelvlak met een bepaalde samenstelling, en waarvoor de geluidverzwakkingsindex apart gemeten of berekend wordt: spouwmuur, venster, deur, ventilatierooster, ... Nieuwbouw: een schoolgebouw waarvan de bouwaanvraag na de verschijningsdatum van deze norm ingediend wordt Schoolgebouw: gebouw of gebouwencomplex met een hoofdzakelijk onderwijsfunctie. Eventuele delen van het schoolgebouw met een verblijfsfunctie (zoals bv. in internaten) of tijdelijke constructies vallen buiten het toepassingsgebied van deze norm. Technische installatie: een gebouw-eigen uitrusting die permanent verbonden is aan de gebouwstructuur waaronder: - toestellen en leidingen voor verwarming, koeling, ventilatie, luchtbehandeling, warmwaterproductie, elektriciteitsvoorziening, sanitair, toevoer en afvoer van vloeistoffen of gassen, - liften, gemotoriseerde deuren, schermen of (rol)luiken Langdurig hoorbare installatie: technische installatie waarvan het lawaai gewoonlijk gedurende langere perioden wordt waargenomen, zoals installaties voor verwarming, koeling, ventilatie en luchtbehandeling Tijdelijk hoorbare installatie: technische installatie waarvan het lawaai gewoonlijk gedurende korte perioden wordt waargenomen, zoals liften, sanitaire toestellen, boilers, pompen, gemotoriseerde deuren, schermen of (rol)luiken en leidingen voor kortstondige toevoer en afvoer van vloeistoffen of gassen. Tijdelijk hoorbare installaties moeten worden beschouwd als langdurig hoorbaar indien deze installaties zeer regelmatig lawaai genereren.
3.4 Akoestische begrippen Flankerende geluidtransmissie: transmissie van geluid waarbij andere bouwdelen dan het scheidingselement betrokken zijn. In het geval van gevelisolatie betreft dit geluid dat afgestraald wordt door bouwdelen verschillend van maar gekoppeld aan het beschouwde gevelvlak (vloeren, wanden, plafonds of andere gevelvlakken). Gevelisolatie: eigenschap van een gevel om de transmissie van het omgevingslawaai naar binnen toe te reduceren Nagalmtijd: tijd nodig om de ruimtegemiddelde geluidenergiedichtheid in een ruimte te laten dalen met 60 dB na het onderbreken van een stationair werkende geluidbron. Omgevingslawaai: geluid veroorzaakt buiten het schoolgebouw in hoofdzaak door wegverkeer, spoorverkeer en luchtverkeer, industriële en commerciële activiteiten. Burenlawaai, geluid van speelplaatsen of van buiten geplaatste technische installaties behorende tot het schoolgebouw worden niet tot het omgevinglawaai gerekend.
Draft NBN S01-400-2
page 7/32
draft versie 17/04/12
4 Definities en symbolen 4.1 Definities en symbolen met betrekking tot de luchtgeluidisolatie C
DA
Spectrale aanpassingsterm die rekening houdt met het specifieke bronspectrum nr. 1 zoals beschreven in NBN EN ISO 717-1 [dB] Het gewogen gestandaardiseerde geluiddrukniveauverschil tussen twee ruimten gemeten in situ en aangepast aan een roze ruis als bronspectrum: = DA DnT ,w + C . De weegprocedure en de toepassing van de spectrale aan[dB]
passingsterm C zijn beschreven in NBN EN ISO 717-1. Ze steunt op de in-situ meting in tertsbanden van het gestandaardiseerde geluiddrukniveauverschil DnT tussen twee ruimten.
DnT
[dB]
DnT ,w
[dB]
L1
[dB]
L2
[dB]
Het gestandaardiseerde geluiddrukniveauverschil tussen twee ruimten, gemeten in situ volgens NBN EN ISO 140-4 op basis van de volgende formule: DnT = L1 − L2 + 10lg (T T0 ) waarin T0 de referentienagalmtijd van de ontvangruimte is zoals hieronder gedefinieerd. Het gewogen gestandaardiseerde geluiddrukniveauverschil tussen twee ruimten, gemeten in situ. De weegprocedure is beschreven in NBN EN ISO 717-1. Ze steunt op de in situ meting in tertsbanden van het gestandaardiseerde geluiddrukniveauverschil DnT tussen twee ruimten. Het gemiddelde geluiddrukniveau gemeten per tertsband in de zendruimte volgens NBN EN ISO 140-4 Het gemiddelde geluiddrukniveau gemeten per tertsband in de ontvangruimte volgens NBN EN ISO 140-4 ter bepaling van DnT
4.2 Definities en symbolen met betrekking tot de contactgeluidisolatie CI L2
LI′
′ LnT
Spectrale aanpassingsterm die rekening houdt met het specifieke bronspectrum voor loopgeluiden zoals beschreven in NBN EN ISO 717-2 [dB] Het gemiddelde geluiddrukniveau gemeten per tertsband in de ontvangruimte volgens NBN EN ISO 140-7 ter bepaling van LnT ′ [dB] Het gewogen gestandaardiseerde contactgeluiddrukniveau gemeten in situ en gecorrigeerd zodat het meer representatief is voor A-gewogen loopgeluiden: ′ ,w + CI . De weegprocedure en de toepassing van de spectrale aan= LI′ LnT [dB]
[dB]
passingsterm CI zijn beschreven in NBN EN ISO 717-2. Ze steunt op de insitu meting in tertsbanden van het gestandaardiseerde contactgeluiddrukniveau LnT ′ . Het gestandaardiseerde contactgeluiddrukniveau gemeten in situ per tertsband volgens NBN EN ISO 140-7, op basis van de volgende formule:
′= L2 + 10 lg LnT
′ ,w LnT
[dB]
T0 waarin T0 de referentienagalmtijd van de ontvangruimte is T
zoals hieronder gedefinieerd. Het gewogen gestandaardiseerde contactgeluiddrukniveau gemeten in situ. De weegprocedure is beschreven in NBN EN ISO 717-2. Ze steunt op de in-situ meting in tertsbanden van het gestandaardiseerde contactgeluiddrukniveau ′ . LnT
Draft NBN S01-400-2
page 8/32
draft versie 17/04/12
4.3 Definities en symbolen met betrekking tot de gevelisolatie Ctr
[dB]
D2m,nT
[dB]
D2m,nT ,w
[dB]
DAtr
[dB]
Spectrale aanpassingsterm die rekening houdt met het specifieke bronspectrum nr. 2 zoals beschreven in NBN EN ISO 717-1 Het gestandaardiseerde geluiddrukniveauverschil voor een gevelvlak volgens NBN EN ISO 140-5 op basis van de volgende formule: D2m,nT = L1,2m − L2 + 10lg (T T0 ) waarin T0 de referentienagalmtijd van de ontvangruimte is zoals hieronder gedefinieerd. De meting gebeurt bij voorkeur met de luidsprekermethode volgens NBN EN ISO 140-5, waarbij er voor gezorgd wordt dat de geluidtransmissie doorheen de andere gevelvlakken ofwel verwaarloosbaar is, ofwel via berekening geëlimineerd wordt. Het gewogen gestandaardiseerde geluiddrukniveauverschil voor een gevelvlak. De weegprocedure is beschreven in NBN EN ISO 717-1. Ze steunt op de meting in tertsbanden van het gestandaardiseerde geluiddrukniveauverschil D2m,nT voor het gevelvlak.
Het gewogen gestandaardiseerde geluiddrukniveauverschil voor een gevelvlak, aangepast aan het type-bronspectrum voor stadsverkeerslawaai: = DAtr D2m,nT ,w + Ctr . De weegprocedure en de toepassing van de spectrale aanpassingsterm Ctr zijn beschreven in NBN EN ISO 717-1. Ze steunt op de meting in tertsbanden van het gestandaardiseerde geluiddrukniveauverschil D2m,nT voor het gevelvlak.
Dn,e
[dB]
Dn,e,w
[dB]
DneAtr
[dB]
Het element-genormaliseerde geluiddrukniveauverschil van een klein bouwelement gemeten in labo volgens de NBN EN ISO 10140 normenreeks. Het gewogen element-genormaliseerde geluiddrukniveauverschil van een klein bouwelement. De weegprocedure is beschreven in NBN EN ISO 717-1. Ze steunt op de labometing in tertsbanden van het element-genormaliseerde geluiddrukniveauverschil Dn,e . Het gewogen element-genormaliseerde geluiddrukniveauverschil van een klein bouwelement, aangepast aan een type-bronspectrum voor stadsverkeerslaDn,e,w + Ctr . De weegprocedure en de toepassing van de spectrawaai: D= neAtr le aanpassingsterm Ctr zijn beschreven in NBN EN ISO 717-1. Ze steunt op de labometing in tertsbanden van het element-genormaliseerde geluiddrukniveauverschil Dn,e .
L1,2m
L2
[dB]
[dB]
Het geluiddrukniveau gemeten in tertsbanden op 2 m loodrechte afstand van het midden van het beschouwde gevelvlak bij toepassing van de meetmethode NBN EN ISO 140-5 ter bepaling van D2 m,nT . Het wordt aanbevolen deze gelijktijdig te meten met L2 . Het gemiddelde geluiddrukniveau gemeten per tertsband in de ontvangruimte volgens NBN EN ISO 140-5 ter bepaling van D2 m,nT . L2 wordt veroorzaakt door geluidtransmissie uitsluitend door het beschouwde gevelvlak en wordt bij voorkeur gelijktijdig gemeten met L1,2m .
LA
[dB]
De A-gewogen grootheid die voor elk gevelvlak van de te beschermen ruimte uit de grootheid LAref berekend wordt via de methode in de normatieve bijlage E. De eisen voor de isolatie van een gevelvlak worden uit LA afgeleid.
Draft NBN S01-400-2
page 9/32
draft versie 17/04/12
LAref
[dB]
LAref wordt bepaald uit metingen in een referentiemeetpunt buiten op 2 m hoogte boven het maaiveld en op 2 m loodrechte afstand van het midden van de akoestisch meest belaste gevel van het gebouw waarin de te beschermen ruimte gelegen is. Indien het duidelijk is dat dit referentiepunt zich niet vóór het meest belaste gevelvlak bevindt (bv. bij afscherming van de lawaaibron), dan dient het meetpunt op 2 m vóór het midden van het meest belaste gevelvlak gekozen te worden. LAref is gelijk aan het A-gewogen equivalent geluiddrukniveau LAeq,Tm van het omgevingslawaai over een tijdsinterval Tm van min-
LAeq,nT ,stat m n
R
Rw
RAtr
[dB]
stens 30 minuten gemeten tijdens de normale schooluren op een tijdstip dat representatief is voor de mogelijke hinder door het omgevingslawaai. Zie definitie in sectie 4.4
[dB]
Zie onder Tabel 3
[-] of Zie onder Tabel 4 [m] [dB] De geluidverzwakkingsindex van een bouwelement gemeten in labo volgens de normenreeks NBN EN ISO 10140. R is gelijk aan tien maal de tiendelige logaritme van de verhouding van het diffuus op een bouwelement invallend geluidvermogen en het doorgelaten geluidvermogen. [dB] De gewogen geluidverzwakkingsindex van een bouwelement. De weegprocedure is beschreven in NBN EN ISO 717-1. Ze steunt op de labometing in tertsbanden van geluidverzwakkingsindex R . [dB] Eén-getalsaanduiding die de akoestische isolatie weergeeft van een bouwelement ten aanzien van stadsverkeerslawaai. RAtr stelt de gewogen geluidverzwakkingsindex van een bouwelement voor, aangepast aan het typebronspectrum voor stadsverkeerslawaai volgens NBN EN ISO 717-1: RAtr = Rw + Ctr .
Snetto
[m²]
Zie onder Tabel 4
V
[m³]
Zie onder Tabel 4
4.4 Definities en symbolen met betrekking tot het installatielawaai LAeq,Tm
[dB]
Het A-gewogen equivalent geluiddrukniveau LAeq,Tm van een geluid dat fluctueert over een tijdsinterval Tm= t 2 − t1 is het niveau van het geluid dat wanneer het constant zou aangehouden worden over dit tijdsinterval, eenzelfde gemiddelde waarde van de gekwadrateerde A-gewogen geluiddruk oplevert als het gemeten geluid: LAeq ,Tm
LAeq,nT
[dB]
1 t2 p 2 ( t ) A = 10 lg dt t 2 − t1 ∫t p02 1
Het gestandaardiseerde installatielawaai van een bepaalde technische installatie. Dit is het A-gewogen equivalent geluiddrukniveau LAeq,Tm dat door deze installatie zou veroorzaakt worden in een ruimte met referentienagalmtijd T0 :
L= LAeq,Tm + 10lg (T0 Tnom ) Aeq ,nT
LAeq,nT ,stat
[dB]
q T0 Tm
[-] [s] [s]
De bovengrens van het gecombineerde gestandaardiseerde installatielawaai van alle langdurig hoorbare technische installaties in een ruimte wanneer deze installaties gelijktijdig in werking zijn. Zie definitie in sectie 8.3.1 Zie definitie in sectie 4.5 Tijdsinterval gedurende dewelke een statistische analyse van een fluctuerend geluid plaatsvindt Draft NBN S01-400-2
page 10/32
draft versie 17/04/12
4.5 Definities en symbolen met betrekking tot de nagalmtijd en geluidabsorptie [-] De geluidabsorptiecoëfficiënt van de oppervlakteafwerking van type i zoals beαi αw ,i
[-]
αW
[-]
paald in de nagalmkamermethode overeenkomstig NBN EN ISO 354. De gewogen geluidabsorptiecoëfficiënt van de oppervlakteafwerking van type i zoals afgeleid volgens NBN EN ISO 11654. De oppervlaktegemiddelde waarde van de gewogen geluidabsorptiecoëfficiënt voor alle begrenzingsoppervlakken van een ruimte:
= αW A= w S
∑α i
w ,i
Si
∑S i
i
.
Aw ,i
[m²]
De gewogen equivalente geluidabsorptieoppervlakte voor oppervlakteafwerking van type i. Deze is gelijk aan Aw ,i = α w ,i Si .
Aw
[m²]
De totale gewogen equivalente geluidabsorptieoppervlakte voor een ruimte. Deze is gelijk aan Aw = i Aw ,i . In deze som mogen de oppervlakken met een
∑
gewogen geluidabsorptiecoëfficiënt αw ,i ≤ 0.05 niet meegerekend worden.
SH
[m²]
Si T
[m²]
T0
[s]
[s]
De totale begaanbare oppervlakte van een gang, hall of traphal, loodrecht geprojecteerd op een horizontal vlak De zichtbare oppervlakte van de oppervlakteafwerking van type i De nagalmtijd gemeten in de (ontvang)ruimte volgens NBN EN ISO 3382-1 en NBN EN ISO 3382-2 De referentienagalmtijd in de (ontvang)ruimte. T0 = 0,3 s voor volumes kleiner dan of gelijk aan 20 m³, T= 0,02 × V − 0,1 s voor volumes groter dan 20 m³ tot 0
T125 ,T250
[s]
Tnom
[s]
V
[m3]
en met 30 m³. Voor volumes groter dan 30 m³ is T0 gespecificeerd in Tabel 6. De nagalmtijd gemeten in de octaafbanden van 125 Hz, respectievelijk 250 Hz. De nominale nagalmtijd gemeten in de (ontvang)ruimte. Deze is het rekenkundig gemiddelde van de nagalmtijden in de octaafbanden van 500 Hz, 1000 Hz en 2000 Hz, gemeten volgens de procedures in NBN EN ISO 3382-1 en NBN EN ISO 3382-2: Tnom = (T500 + T1000 + T2000 ) 3 . Het volume van een ruimte
4.6 Overige definities en symbolen lg
logaritme met grondtal 10 (notatie in overeenstemming met de afspraken binnen de ‘International Organization for Standardization’ (ISO))
Draft NBN S01-400-2
page 11/32
draft versie 17/04/12
5 Luchtgeluidisolatie 5.1 Meetspecificaties
De akoestische metingen worden uitgevoerd volgens NBN EN ISO 140-4 in onbezette ruimten, in een voor de beproeving relevante graad van afwerking en bemeubeling. De meetrichting is aangegeven in sectie 5.2.
5.2 Eisen De eisen voor het gewogen gestandaardiseerde geluiddrukniveauverschil tussen twee ruimten DA zijn te respecteren minimumwaarden. Ze zijn opgegeven in Tabel 1 voor een aantal gebruikelijke combinaties van functies in schoolgebouwen. Wanneer strengere akoestische criteria van toepassing zijn, zoals wanneer de ontvangruimte gebruikt wordt door kinderen/leerlingen/studenten met auditieve of communicatieve beperkingen, dienen de eisen met 4 dB verhoogd te worden. De vereiste waarden blijven echter beperkt tot 62 dB. Controlemetingen dienen volgens de in de tabel aangegeven richting uitgevoerd te worden. Tabel 1 – Minimaal vereist gewogen gestandaardiseerd geluiddrukniveauverschil DA tussen vaak voorkomende ruimten in schoolgebouwen
= DA DnT ,w + C [dB]
ontvangruimte
leslokaal
kleuterklas
lokaal voor muziekonderricht
studiezones / opzoekingsruimte
binnenspeelplaats(2)
sporthal / atelier
leraarskamer
sanitaire ruimte
circulatieruimte (kortstondig gebruik)
circulatieruimte (doorlopend gebruik)
ontmoetingsruimte
zendruimte
leslokaal
44(6)
48
56(3)
(1)
56
56
48
48
32
36
44(5)
kleuterklas lokaal voor muziekonderricht studiezones / opzoekingsruimte sporthal / binnenspeelplaats(2) / atelier leraarskamer
(1)
44(6)
52(3)
(1)
32
52
44
44
32
36
44(5)
(1)
(1)
52(3)
(1)
56
56
(1)
48
32
36(3)
44(5)
48
52
60(3)
40
60
60
52
52
32
36
44(5)
(1)
(1)
(1)
(1)
32
32
(1)
32
g.e.
g.e
g.e.
(1)
44
52(3)
(1)
52
52
44
44
(1)
(1)
(1)
(1)
(1)
(1)
(1)
32
32
(1)
32
g.e.
g.e
g.e.
(1)
(1)
(1)
(1)
38 (4)
g.e.
g.e.
g.e
g.e.
sanitaire ruimte circulatieruimte / ontmoetingsruimte
g.e. g.e.
(1)
Voor deze combinatie van functies, is een eis gesteld in de andere richting. Binnenspeelplaatsen worden beschouwd als circulatieruimten voor kortstondig gebruik indien ze nooit gebruikt worden tijdens de lessen in aanliggende ruimten. (3) Voor specifiek luide muziekinstrumenten wordt de opdrachtgever aanbevolen deze eis te verhogen. (4) Deze eis dient gerespecteerd te worden om privacyredenen. (5) Vermijd deuren tussen beide ruimten in het ontwerp. Indien een verbindingsdeur toch noodzakelijk is, dient deze akoestisch specifiek bestudeerd te worden. (6) Deze vereiste wordt veelal niet behaald wanneer er een deur of venster wordt voorzien in de scheidingswand tussen twee klaslokalen. Om in dit geval toch een zekere basiskwaliteit te kunnen garanderen, wordt een minimale DA waarde van 40 dB vereist. g.e. = geen eis (2)
Draft NBN S01-400-2
page 12/32
draft versie 17/04/12
Voor combinaties van functies die niet vermeld zijn in Tabel 1, worden eisen vastgelegd in Tabel 10 in functie van de normaal te verwachten luchtgeluidproductie in de zendruimte en in functie van de geluidgevoeligheid van de ontvangruimte. De classificatie van ruimten volgens de te verwachten luchtgeluidproductie en geluidgevoeligheid is terug te vinden in Tabel 9. Indien ruimten akoestisch niet ingedeeld worden in het bouwdossier, wordt aangenomen dat ze geclassificeerd zijn zoals opgegeven in Tabel 9. Het minimaal vereiste gewogen gestandaardiseerde geluiddrukniveauverschil DA tussen een ruimte in het schoolgebouw en een ruimte met een volume groter dan 25 m³ behorend tot een ander gebouw bedraagt 56 dB (in beide richtingen). Deze eis is gebaseerd op een normale luchtgeluidproductie. In volgende gevallen is een afzonderlijke akoestische studie vereist om de vereiste waarde aan te passen aan de specifieke situatie: - de ontvangruimte binnen het schoolgebouw heeft een zeer hoge geluidgevoeligheid volgens Tabel 9 - de zendruimte binnen het schoolgebouw heeft een zeer hoge luchtgeluidproductie volgens Tabel 9 - in de ruimte behorend tot een naburig gebouw zijn equivalente A-gewogen geluiddrukniveaus hoger dan 80 dB of sterke geluiden van korte duur te verwachten
5.3 Bijzonderheden • •
•
Voor zendruimten waar aanzienlijk laagfrequent geluid/lawaaicomponenten te verwachten zijn (zoals muziekruimten, ateliers, parkeergarages, ...) moeten bijkomende maatregelen getroffen worden om te voorzien in een voldoende efficiënte laagfrequente geluidisolatie naar naburige ruimten toe. Bij toetsing van deze waarden op het afgewerkte schoolgebouw, voldoet een resultaat wanneer de meetwaarde minstens gelijk is aan de normwaarde verminderd met 2 dB. Deze marge heeft te maken met onzekerheden op de prognose en met de beperkingen op de nauwkeurigheid van de meettechnieken. De vereiste isolatiewaarden in Tabel 1 wijken mogelijk af van de waarden verkregen op basis van de classificatie van zendruimte en ontvangruimte volgens Tabel 9 en de overeenkomstige eisen uit Tabel 10. Voor de combinaties van functies vermeld in Tabel 1, zijn niettemin enkel de eisen uit Tabel 1 van toepassing.
Draft NBN S01-400-2
page 13/32
draft versie 17/04/12
6 Contactgeluidisolatie 6.1 Meetspecificaties
De akoestische metingen worden uitgevoerd volgens NBN EN ISO 140-7 in onbezette ruimten, in een voor de beproeving relevante graad van afwerking en bemeubeling. Bij de meting van het contactgeluid op trappen dient de gestandaardiseerde contactgeluidmachine op de treden geplaatst. De meetrichting is aangegeven in sectie 6.2.
6.2 Eisen De vereisten op vlak van het gewogen gestandaardiseerd contactgeluiddrukniveau LI′ zijn maximaal toelaatbare waarden die niet mogen overschreden worden. Deze worden vermeld in Tabel 2 voor een aantal gebruikelijke combinaties van functies in schoolgebouwen. Wanneer strengere akoestische criteria van toepassing zijn, zoals wanneer de ontvangruimte gebruikt wordt door kinderen/leerlingen/studenten met auditieve of communicatieve beperkingen, dienen deze maximumwaarden met 4 dB verlaagd te worden. De vereiste waarden zijn echter nooit lager dan 45 dB. Controlemetingen dienen volgens de in de tabel aangegeven richting uitgevoerd te worden. Tabel 2 – Maximaal toelaatbare waarden voor het gewogen gestandaardiseerd contactgeluiddrukniveau LI′ tussen vaak voorkomende ruimten in schoolgebouwen
′ ,w + CI [dB] = LI′ LnT
(2) (3)
circulatieruimte (kortstondig gebruik)
circulatieruimte (doorlopend gebruik)
ontmoetingsruimte 55
55
65(3)
60(3)
55
g.e.
60
g.e.
65(3)
60
g.e.
65
g.e.
g.e.
g.e.
lokaal voor muziekonderricht / studiezone
55
50
60
55
leslokaal / kleuterklas
60
55
65
60
60
55
65
60
65
65
g.e.
g.e.
g.e.
g.e.
sporthal / binnenspeelplaats (2) / atelier
60(3)
opzoekingsruimte
65(3)
studiezone
50
kleuterklas / lokaal voor muziekonderricht (1)
55(3)
leslokaal / leraarskamer / sanitaire ruimte
60(3)
ontvangruimte
opzoekingsruimte / leraarskamer sporthal atelier / binnenspeelplaats(2) / sanitaire ruimte / circulatieruimte / ontmoetingsruimte (1)
bronruimte
45 (te vermijden situatie) 45 (te vermijden situatie)
Percussie-instrumenten en piano’s vergen een speciaal ontworpen lokale trillingsisolerende montage. Indien dit niet wordt voorzien, dan dienen ruimten met dergelijke instrumenten te worden geclassificeerd als ruimten met een zeer hoge contactgeluidproductie (zoals sporthallen) Binnenspeelplaatsen worden beschouwd als circulatieruimten voor kortstondig gebruik indien ze nooit gebruikt worden tijdens de lessen in aanliggende ruimten Enkel van toepassing indien de ontvangruimte een verdieping lager ligt of wanneer de circulatieruimte een trap is.
g.e. = geen eis Draft NBN S01-400-2
page 14/32
draft versie 17/04/12
Voor combinaties van functies die niet vermeld zijn in Tabel 2, worden eisen vastgelegd in Tabel 11 in functie van de normaal te verwachten contactgeluidproductie in de zendruimte en in functie van de geluidgevoeligheid van de ontvangruimte. De classificatie van ruimten volgens de te verwachten contactgeluidproductie en geluidgevoeligheid is terug te vinden in Tabel 9. Indien ruimten akoestisch niet ingedeeld worden in het bouwdossier, wordt aangenomen dat ze geclassificeerd zijn zoals opgegeven in Tabel 9. De maximaal toelaatbare waarde voor het gewogen gestandaardiseerd contactgeluiddrukniveau LI′ tussen een ruimte van de school en een ruimte met een volume groter dan 25 m³ behorende tot een ander gebouw bedraagt 50 dB (in beide richtingen). Deze eis is gebaseerd op een normale contactgeluidbelasting te wijten aan normale menselijke activiteiten. In volgende gevallen is een afzonderlijke akoestische studie vereist om de vereiste waarde aan te passen aan de specifieke situatie: - de ontvangruimte binnen het schoolgebouw heeft een zeer hoge geluidgevoeligheid volgens Tabel 9 - de bronruimte binnen het schoolgebouw heeft een zeer hoge contactgeluidproductie volgens Tabel 9 - in de ruimte behorend tot een naburig gebouw zijn gevoelig hogere contactgeluiden te verwachten
6.3 Bijzonderheden •
•
Bij de toetsing van deze waarden in het afgewerkte schoolgebouw wordt er van uitgegaan dat een resultaat voldoet als het kleiner is dan of gelijk is aan de normwaarde verhoogd met 2 dB. Deze marge heeft te maken met onzekerheden op de prognose en met de beperkingen op de nauwkeurigheid van de meettechnieken. De vereiste contactgeluidniveaus in Tabel 2 wijken mogelijk af van de waarden verkregen op basis van de classificatie van bron- en ontvangruimte volgens Tabel 9 en de overeenkomende eisen uit Tabel 11. Voor de combinaties van functies vermeld in Tabel 2, zijn niettemin enkel de eisen uit Tabel 2 van toepassing.
Draft NBN S01-400-2
page 15/32
draft versie 17/04/12
7
Gevelisolatie
7.1 Meetspecificaties Het gewogen, gestandaardiseerde geluiddrukniveauverschil voor een gevelvlak DAtr wordt gemeten volgens NBN EN ISO 140-5, waarbij er voor gezorgd wordt dat de invloed van de geluidtransmissie doorheen de andere gevelvlakken verwaarloosbaar is of via berekening geëlimineerd wordt. Het gebruik van de luidsprekermethode wordt aanbevolen. De metingen binnen worden uitgevoerd in een voor de beproeving relevante graad van afwerking van de ruimten. Indien gedeelten van de gevel geopend kunnen worden, dan dienen deze zich tijdens de metingen in normaal gesloten toestand te bevinden. Mogelijks aanwezige ventilatievoorzieningen dienen echter tijdens de bepaling van de gevelisolatie zodanig ingesteld dat voldaan is aan de nominale debietvereisten zoals vermeld in mogelijk van toepassing zijnde wettelijke voorschriften.
7.2 Eisen 7.2.1 Eisen met betrekking tot de gevelisolatie voor een gevelvlak van een te beschermen ruimte a) Te beschermen ruimten De eisen betreffen de bescherming ten aanzien van omgevingslawaai en gelden voor ruimten met een geluidgevoeligheid van normaal tot zeer hoog volgens Tabel 9 b) Algemene eisen voor een gevelvlak van een te beschermen ruimte De bescherming van een ruimte tegen het omgevingslawaai voldoet indien elk gevelvlak van deze ruimte, een gestandaardiseerd geluiddrukniveauverschil DAtr heeft dat voldoet aan de eisen in Tabel 3. De verhoogde eis dient gerespecteerd te worden wanneer strengere akoestische criteria van toepassing zijn, zoals wanneer de ruimte gebruikt wordt door kinderen/leerlingen/studenten met auditieve of communicatieve beperkingen. Tabel 3 – Eisen met betrekking tot de gevelisolatie
Normale eis
Verhoogde eis
DAtr ≥ LA − LAeq,nT ,max + m (1)
DAtr ≥ LA − LAeq,nT ,max + 4 + m (1)
en DAtr ≥ 26 dB (2)
en DAtr ≥ 30 dB (2)
(1) De waarde m bedraagt 3 dB indien de te beschermen ruimte nog een ander gevelvlak bezit, waarbij de LA waarden voor de beide gevelvlakken ≥ 60 dB zijn én waarbij beide gevelvlakken minstens één gevelelement met geluidverzwakkingsindex RAtr < 48 dB bevatten. In alle andere gevallen is m = 0 dB. (2) Deze eis dient met 8 dB verhoogd te worden indien het gevelvlak grenst aan een speelplaats die gebruikt wordt tijdens lessen in de te beschermen ruimte. Indien deze speelplaats gedeeltelijk of volledig overdekt is door een afdak dat grenst aan de gevel van het gevelvlak, dan dient de eis echter met 12 dB verhoogd te worden in het geval het gevelvlak zich onder het afdak bevindt. Luchtgeluidisolatie-eisen voor binnenspeelplaatsen worden gegeven in sectie 5.
NOOT: In de ontwerpfase dienen gevelvlakken met een vereiste DAtr hoger dan 38 dB vermeden te worden. Dit kan het geval zijn wanneer de buitenomgeving zeer luidruchtig is of wanneer de ruimten als zeer geluidgevoelig aanzien worden. Een bufferruimte kan in dat geval een oplossing bieden. c) Eisen voor de gevelelementen Een gevelvlak bestaat veelal uit meerdere gevelelementen die door verschillende bouwactoren kunnen geplaatst zijn. Deze rubriek geeft de eisen op ten aanzien van deze verschillende intervenanten. Slechts bij Draft NBN S01-400-2
page 16/32
draft versie 17/04/12
een nauwkeurige uitvoering met correcte aansluitingsdetails en een voldoende akoestische prestatie van elk gevelement kan aan de algemene eisen in 7.2.1.b) voldaan worden. De afleiding van deze eisen kan gebeuren volgens de norm NBN EN 12 354-3. Bij ontstentenis van een eis voor de akoestische prestatie van elk gevelelement van het gevelvlak in het bouwdossier, gelden de onderstaande default-eisen: Tabel 4 – Eisen met betrekking tot de deelverantwoordelijkheden; eisen voor de gevelelementen
Eis voor de akoestische prestaties van gevelelementen (met inbegrip van de aansluitingsdetails met een aangrenzend gevelelement) die deel uitmaken van een gevelvlak alle gevelelementen uitgezonderd RAtr ≥ DAtr + 10lg 3 ( Snetto + 5n ) V [dB] ventilatieroosters ventilatieroosters indien aanwezig DneAtr ≥ RAtr + 3 [dB] Met: •
n
•
DAtr [dB]
• •
V [m³] Snetto [m²]
= het aantal ventilatieroosters [-] of de (getalwaarde van de) totale lengte [m] van alle ventilatieroosters met gelijke akoestische prestatie DneAtr ≥ RAtr + 3 dB in het gevelvlak. Wanneer er geen ventilatierooster is, is n = 0 = de vereiste isolatiewaarde voor het gevelvlak volgens de algemene eisen in 7.2.1.b) = (getalwaarde van) het volume van de te beschermen ruimte = (getalwaarde van) de totale oppervlakte van de gevelelementen van het gevelvlak die door hun constructiekeuze een RAtr < 48 dB hebben
Indien het gemeten gestandaardiseerde geluiddrukniveauverschil DAtr voldoet aan de eisen in 7.2.1.b), vervallen de eisen gesteld in 7.2.1.c) met betrekking tot de akoestische prestaties van de gevelelementen. In het andere geval dienen de deelverantwoordelijkheden uit deze eisen aan de gevelelementen nagegaan te worden. NOOT 1: Bij een correcte uitvoering en verzorgde aansluitingsdetails leiden de akoestische prestatie-eisen voor de verschillende gevelelementen in Tabel 4 tot een geluidisolatie DAtr voor het gevelvlak die voldoet aan de eisen in 7.2.1.b). Steeds moet het centrum van een ventilatierooster bij deze veronderstellingen minstens op een afstand van 30 cm geplaatst worden ten aanzien van elk naar buiten toe uitkragend vlak (een balkon en/of een naar buiten toe uitstekende wand) t.o.v. het gevelvlak waarin het rooster verwerkt zit. Indien dit niet het geval is dient de eis voor het ventilatierooster verhoogd te worden. Wanneer echter de eis voor DAtr ≥ 40 dB is, moet bijkomend rekening gehouden worden met flankerende geluidtransmissie. NOOT 2: Voor lichte dakconstructies ( RAtr < 48 dB) met dakvlakvensters (en eventueel ventilatieroosters) kan de methode voorgesteld in NBN EN 12354-3 toegepast worden. Indien de methode volgens Tabel 4 aangewend wordt, dan dient Snetto gelijkgesteld te worden aan het volledig dakgevelvlak van de te beschermen ruimte. Indien de daaruit afgeleide eis voor RAtr voor het dakvlakvenster (en bijgevolg ook de dakconstructie) hoger is dan 33 dB, dan wordt aanbevolen om de constructie van het dakvlak oordeelkundig te verbeteren tot zijn geluidisolatie RAtr hoger is dan 44 dB. In dat geval kan de berekening opnieuw uitgevoerd worden waarbij Snetto enkel gelijk is aan de oppervlakte van het dakvlakvenster (en eventueel ventilatierooster). NOOT 3: Indien glaspanelen met een oppervlakte groter dan 2,7 m² gebruikt worden, dient men bij het ontwerp rekening te houden met verminderde prestaties t.o.v. de gedeclareerde labowaarden, overeenkomstig de correctieprocedure in NBN EN 14351-1.
Draft NBN S01-400-2
page 17/32
draft versie 17/04/12
7.2.2 Eisen met betrekking tot de controle van de gevelisolatie De evaluatie dient te gebeuren volgens de evaluatieprocedure in de normatieve bijlage F.
8 Installatielawaai 8.1 Algemene specificaties •
•
Het achtergrondgeluid in ruimten binnen het schoolgebouw moet zodanig beperkt worden dat het de communicatie en studieactiviteiten niet negatief beïnvloedt. Installatielawaai is het deel van het achtergrondgeluid dat wordt veroorzaakt door technische installaties die deel uitmaken van de schoolinfrastructuur binnen of buiten de beschouwde ruimte. Lawaai van projectie-apparatuur wordt niet als installatielawaai aanzien. Geluiden, afkomstig van naastliggende ruimten en die niet het gevolg zijn van de werking van technische installaties vormen het onderwerp van de paragrafen 5 and 6. Omgevingslawaai en het lawaai van speelplaatsen bepalen de vereiste gevelisolatie zoals behandeld in paragraaf 7. Mogelijk regenlawaai moet afzonderlijk beschouwd worden. De emissie van geluid veroorzaakt door technische installaties behorende tot het schoolgebouw naar naburige gebouwen niet behorende tot het schoolgebouw dient eveneens beperkt te worden, rekening houdende met de regelgeving terzake.
8.2 Meetspecificaties •
•
•
Installatielawaai dient gemeten te worden in onbezette ruimten in een voor de beproeving relevante graad van afwerking en bemeubeling van de ruimte en in een regime voor de te beproeven installatie die gebruikelijk is en die voldoet aan alle van toepassing zijnde regelgeving met betrekking tot het gebruikerscomfort. De roosters voor aan- en afvoer van lucht dienen als dusdanig ingesteld. Voor ruimten met een volume tot en met 150 m³ wordt het installatielawaai van een bepaalde technische installatie berekend uit metingen op posities gespecificeerd in NBN EN ISO 10052. Voor grotere ruimten wordt het installatielawaai op dezelfde manier berekend op basis van metingen op 3 mogelijke luisterposities op oorhoogte. Ten minste één van deze meetposities wordt zo dicht mogelijk bij de te beproeven installatie gekozen, maar niet dichter dan 1,50 m. Het installatielawaai van een bepaalde technische installatie wordt gekarakteriseerd door zijn specifieke (*) A-gewogen equivalent geluiddrukniveau L Aeq,Tm voor de werkingsregimes en –cycli zoals gespecificeerd in NBN EN ISO 10052. Deze waarde wordt verder gestandaardiseerd naar de referentienagalmtijd van de ruimte tot LAeq ,nT .
•
Het installatielawaai wordt gemeten over een representatieve meetperiode Tm (minstens 30 s) zoals gespecificeerd in NBN EN ISO 10052 op een ogenblik dat representatief is voor de mogelijke hinder veroorzaakt door de technische installatie. Indien geen meetperiode voor een bepaald type technische installatie wordt vermeld in NBN EN ISO 10052, dan wordt een meetperiode van 30 s opgelegd.
(*) NOOT: Het specifiek geluiddrukniveau van een geluidbron is het geluiddrukniveau dat zou gemeten worden onder identieke ruimte-akoestische omstandigheden in afwezigheid van andere geluidbronnen. Het kan geschat worden door achtereenvolgens te meten met de geluidbron aan en uit door het ‘bron uit’ geluiddrukspectrum energetisch af te trekken van het ‘bron aan’ spectrum.
8.3 Eisen 8.3.1 Langdurig hoorbare technische installaties • •
Voor langdurig hoorbare installaties worden de maximale waarden voor het specifieke gestandaardiseerde installatielawaai weergegeven in Tabel 6. Deze waarden dienen enkel gerespecteerd te worden in ruimten met een geluidgevoeligheid van normaal tot zeer hoog volgens de classificatie in Tabel 9. Wanneer strengere akoestische criteria van toepassing zijn, zoals wanneer de ruimte gebruikt wordt door kinderen/leerlingen/studenten met auditieve of communicatieve beperkingen, dienen de waarden voor het maximaal toelaatbare gestandaardiseerde installatielawaai in Tabel 6 met 4 dB verlaagd te worden. De vereiste maximale waarde is echter nooit lager dan 30 dB. Draft NBN S01-400-2
page 18/32
draft versie 17/04/12
•
Wanneer het waargenomen installatielawaai gewoonlijk voor meer dan 50% van de tijd door meer dan één type technische installatie wordt veroorzaakt, waarbij al deze installaties relevante bijdragen leveren tot het totale langdurig hoorbare installatielawaai, dan dienen de waarden voor het maximaal toelaatbare gestandaardiseerde installatielawaai in Tabel 6 met 10lg ( q ) dB verlaagd te worden, waarbij
q het aantal van deze installatietypes is.
8.3.2 Tijdelijk hoorbare technische installaties •
•
Voor tijdelijk hoorbare installaties worden de maximaal toelaatbare waarden voor het specifieke gestandaardiseerde installatielawaai LAeq ,nT in Tabel 5 weergegeven, waarbij LAeq ,nT ,stat de maximale waarde voor het gestandaardiseerde installatielawaai voor langdurig hoorbare installaties is, zoals gespecificeerd in paragraaf 8.3.1. Deze waarden dienen enkel gerespecteerd te worden in ruimten met een geluidgevoeligheid tussen normaal en zeer hoog volgens de classificatie in Tabel 9. De verhoogde eis dient gerespecteerd te worden wanneer strengere akoestische criteria van toepassing zijn, zoals wanneer de ruimte gebruikt wordt door kinderen/leerlingen/studenten met auditieve of communicatieve beperkingen.
Tabel 5 – Maximaal toelaatbare waarden voor het specifieke gestandaardiseerde installatielawaai
LAeq,nT van
tijdelijk hoorbare technische installaties
LAeq,nT [dB] toiletafvoerleidingen
Normale eis
Verhoogde eis
LAeq,nT ,stat
LAeq,nT ,stat
kanalen en andere leidingen
LAeq,nT ,stat + 6 dB LAeq,nT ,stat + 3 dB
sanitaire toestellen
LAeq,nT ,stat + 2 dB
liften
LAeq,nT ,stat + 4 dB LAeq,nT ,stat + 2 dB
boilers en pompen
LAeq,nT ,stat + 6 dB LAeq,nT ,stat + 3 dB
gemotoriseerde deuren, schermen of (rol)luiken
LAeq,nT ,stat + 8 dB LAeq,nT ,stat + 4 dB
LAeq,nT ,stat
8.3.3 Emissie van installatielawaai naar naburige gebouwen niet behorende tot het schoolgebouw Elk type technische installatie mag het equivalent geluiddrukniveau van het omgevingslawaai L Aeq,Tm niet met meer dan 3 dB doen stijgen wanneer deze installatie wordt ingeschakeld. Dit dient te worden nagegaan op 2 m loodrechte afstand van het centrum van elk gevelvlak dat toebehoort aan een ruimte van om het even welk naburig gebouw waarin personen werken of verblijven. Het wordt gemeten over een representatieve meetperiode Tm (minstens 15 minuten) op een ogenblik dat representatief is voor de mogelijke hinder veroorzaakt door dit type technische installatie. Deze eis vervalt wanneer andere bepalingen van toepassing zijn.
8.4 Bijzonderheden •
•
Het specifieke gestandaardiseerde installatielawaai van technische installaties die korte geluiden veroorzaken die meestal niet langer dan 1 seconde duren, dient bijkomend beperkt te worden tot LAeq,nT ,stat + 6 dB indien deze impulsachtige geluiden zich gemiddeld meer dan één keer per uur voordoen. In dit geval bedraagt de meetduur 30 s, waarin één impulsachtige geluidpiek aanwezig is en gedurende dewelke de technische installatie maximaal 2 seconden mag afgezet worden, tenzij deze in normale gebruikstoestand automatisch afslaat. Het specifieke gestandaardiseerde installatielawaai van technische installaties met roterende onderdelen die aanleiding geven tot tijdelijk hogere lawaainiveaus te wijten aan het inschakel- en/of uitschakelproces, dient bijkomend beperkt te worden tot LAeq ,nT ,stat + 6 dB indien deze processen zich gemiddeld meer dan één keer per uur voordoen. In dit geval bedraagt de meetduur 60 s, waarin het complete inDraft NBN S01-400-2
page 19/32
draft versie 17/04/12
schakel- en uitschakelproces vervat zitten en gedurende dewelke de technische installatie maximaal 2 seconden volledig uitgeschakeld is. Indien het in- en uitschakelproces langer dan 60 s duurt, dan dienen deze processen aansluitend in dezelfde meetperiode gemeten te worden en mag de meetduur maximaal 5 seconden bevatten gedurende dewelke de installatie in stationair regime werkzaam is. Ook in dit geval mag gedurende de meetperiode de technische installatie maximaal 2 seconden volledig uitgeschakeld zijn. Indien enkel het inschakelproces of enkel het uitschakelproces dient geëvalueerd te worden, wordt een analoge procedure gevolgd gebaseerd op een meetperiode van 30 s.
T0 (1)
[ dB ] LESLOKALEN Kleuterschool spelruimten Rustige ruimten Lagere school, secundaire school, hoger onderwijs reguliere klaslokalen, lokalen voor kleine groepen, seminarielokalen, bijleslokalen, taallabo’s Landschapsleslokalen Aula’s, auditoria
[ s]
Referentienagalmtijd
LAeq,nT ,stat
Type ruimte
Bovengrens voor het gestandaardiseerde installatielawaai
Referentienagalmtijd
Type ruimte
Bovengrens voor het gestandaardiseerde installatielawaai
Tabel 6 – Akoestische prestatie-eisen voor langdurig hoorbare technische installaties en referentienagalmtijden voor ruimten met verschillende functies [aangepast van (Shield & Hopkins, 2004)]
LAeq,nT ,stat
T0 (1)
[ dB ]
[ s]
STILLE RUIMTEN 35 35
0.6 0.6
35
0,35 × lg (1,25 × V )
40
0.8
klein (≤ 50 personen)
35
0,35 × lg (1,25 × V )
groot (> 50 personen)
30
0,35 × lg (1,25 × V )
SPECIFIEK ONDERWIJS Muziek lokalen voor muziekonderricht
35
1
kleine oefenlokalen
35
0.8
lokalen voor samenspel concerteerruimtes
30 30
0.9 1.3
opnameruimtes
30
0.8
controlekamers opnames Ontwerp en technologie ateliers elektronica, textiel, voeding, grafisch ontwerp Wetenschap
35
0.5
40
0.8
40
0.8
wetenschapslabo’s
40
0.8
Uitvoerende kunsten kunstlokalen dansstudio’s voordrachtstudio’s
40 40 30
0.8 1.2 1
sporthallen
40
lg (V 50 )
gymnasia
40
lg (V 50 )
zwembaden
50
2
Sport
Studielokalen individuele studie, remediëringslokalen, lesvoorbereiding Bibliotheken studiezones opzoekingsruimten
35
0.8
35 40
1 1
35
1.0
35
0.8
35
0.8
45
1
atria circulatieruimten, ontmoetingsruimten BIJRUIMTEN
45
lg (V 20 )
45
1
keukens burelen, leraarskamers, vergaderruimten sanitaire ruimten technische ruimten vestiaire en omkleedruimtes printer/copy lokalen fietsenstalling parkeergarage
50 (2)
1.5
BIJEENKOMSTRUIMTEN Polyvalente zalen drama, gym, voorstellingen, bijeenkomsten, occasioneel muziek audiovisuele en videoconferentielokalen ruimten voor interview of voor medische raadpleging Eetruimten CIRCULATIERUIMTEN
40
1
65 85 -
1.5 0.8 1.5 1 1.5 2
(1) Voor ruimten met een volume t.e.m. 30 m³ wordt de waarde van T0 gedefinieerd in de definitietabel in paragraaf 4. (2) Het specifieke gestandaardiseerde installatielawaai van dampkappen dient beperkt te worden tot 60 dB.
Draft NBN S01-400-2
page 20/32
draft versie 17/04/12
9 Nagalmtijd en geluidabsorptie 9.1 Ontwerp- en meetspecificaties
De ontwerpeisen zijn gebaseerd op de oppervlaktegemiddelde waarde van de gewogen geluidabsorptiecoëfficiënt αW of op de totale gewogen equivalente geluidabsorptieoppervlakte Aw voor de ruimte. Beide dienen bepaald te worden voor de afgewerkte, onbemeubelde ruimte gebaseerd op de geluidabsorberende eigenschappen van de begrenzingsoppervlakken van de ruimte. Deze geluidabsorberende eigenschappen worden in een nagalmkamer gemeten volgens NBN EN ISO 354 en omgezet in een één-getalswaarde volgens NBN EN ISO 11654. De nagalmtijdeisen voor het afgewerkte gebouw worden na voltooiing geverifieerd in de onbezette en onbemeubelde ruimte volgens de normen NBN EN ISO 3382-1 of NBN EN ISO 3382-2 (engineering method). Indien vaste klapstoelen of inschuifbare tribunes aanwezig zijn, dienen deze in opgeklapte respectievelijk ingeschoven toestand te zijn gedurende de evaluatiemetingen. De nominale nagalmtijd wordt bepaald als het rekenkundig gemiddelde van de nagalmtijden in de octaafbanden van 500 Hz, 1000 Hz en 2000 Hz.
9.2 Eisen
Om een goede spraakverstaanbaarheid te waarborgen en om overdreven nagalm te vermijden worden eisen opgelegd – al naargelang de beschouwde ruimte - aan de oppervlaktegemiddelde waarde van de gewogen geluidabsorptiecoëfficiënt αW , de totale gewogen equivalente geluidabsorptieoppervlakte Aw en de nominale nagalmtijd Tnom van de ruimte. De criteria voor de ruimten vermeld in Tabel 7 en Tabel 8 maken telkens onderscheid tussen normale eisen en verhoogde eisen. Er dient voldaan te worden aan de verhoogde eisen wanneer de spraakverstaanbaarheid extra aandacht verdient, bijvoorbeeld wanneer de ruimte gebruikt wordt door kinderen/leerlingen/studenten met auditieve of communicatieve beperkingen. a) Ontwerpeisen Voor wat het ontwerp betreft, volstaat het indien voldaan wordt aan de eisen voor minimale αW of voor minimale Aw in Tabel 7. Tabel 7 – Ontwerpeisen m.b.t. geluidabsorptie in schoolgebouwen
Normale eis Verhoogde eis leslokaal sporthal, turnzaal, binnenspeelplaats αW ≥ 0,2 αW ≥ 0,25 atrium eetruimte gang, traphal, (inkom)hal, AW ≥ 0,5 × SH (*) AW ≥ 0,4 × SH (*) ontmoetingsruimte (*) enkel oppervlakteafwerkingen met αW > 0,05 mogen worden meegerekend NOOT: In ruimten waar spraakverstaanbaarheid belangrijk is dienen grote parallelle overstaande geluidreflecterende vlakken op meer dan 8,5 m van elkaar vermeden te worden, in het bijzonder wanneer de geluidabsorptie in de ruimte hoofdzakelijk geconcentreerd is op één enkel begrenzingsvlak (b.v. het plafond). Als deze tegenoverstaande wanden verticaal zijn, dan dient minstens één van hen geluidabsorberend of geluiddifuserend afgewerkt te worden, ten minste in zijn onderste zone (i.e. tot op een hoogte van 2 m). b) Eisen voor het afgewerkte en onbemeubelde gebouw De nominale nagalmtijd Tnom mag niet groter zijn dan de maximale waarden vermeld in Tabel 8 (zie ook Grafiek 1). Draft NBN S01-400-2
page 21/32
draft versie 17/04/12
• •
Indien voldaan wordt aan deze nagalmtijdeisen, dan vervallen de ontwerpeisen in 9.2 a). Indien niet voldaan wordt aan deze nagalmtijdeisen, dan dient te worden nagegaan of 1) de gebouwde situatie voldoet aan de eisen van Tabel 7 2) een goed vakmanschap aan de dag gelegd werd om de geluidabsorberende prestatie van de gebruikte oppervlakteafwerkingen te verzekeren Indien in dit geval aan 1) en 2) is voldaan, dan voldoet de gebouwde situatie aan deze norm, maar is het sterk aanbevolen om meer of beter presterende geluidabsorberende oppervlakteafwerkingen te voorzien of om aangepaste keuzes te maken voor de bemeubeling van de ruimte. Tabel 8 – Nagalmtijdeisen voor afgewerkte en onbemeubelde ruimten in schoolgebouwen (1) T0 [s]
Leslokaal (2) regulier klaslokaal, auditorium, seminarielokaal, bijleslokaal, taallabo kleuterschool spelruimte en kleuterschool rustige ruimte
Verhoogde eis
Tnom ≤ T0
Tnom ≤ 0,8 × T0
0,35 × lg (1,25 × V ) 0,6 s
landschapsleslokaal Sporthal, turnzaal
Normale eis
specifieke akoestische studie vereist (zie 9.3)
(2)
, binnenspeelplaats lg (V 50 )
Atrium
Tnom ≤ T0 ;
Tnom ≤ T0 - 0,4 s ;
Tnom ≤ 2,4 s
Tnom ≤ 2 s
lg (V 20 )
Tnom ≤ T0
Tnom ≤ T0 - 0,4 s
1s
Tnom ≤ T0
Tnom ≤ T0 - 0,4 s
Eetruimte Gang, traphal, (inkom)hal, ontmoetingsruimte geen specifieke nagalmtijdeisen (1) Voor ruimten met een volume t.e.m. 30 m³ wordt de waarde van T0 gedefinieerd in de definitietabel in sectie 4. (2) NOOT: Gebruikelijke materialen absorberen het geluid best bij hoge frequenties. Dit zal veelal leiden tot een nagalmtijd die langer is bij lage frequenties, waardoor mogelijks hoge laagfrequente achtergrondniveaus kunnen ontstaan die spraaksignalen kunnen maskeren. In ruimten waar spraakverstaanbaarheid belangrijk is, is het bijgevolg ten zeerste aangewezen om de nagalmtijd in de octaafbanden van 125 en 250 Hz te beperken, bijvoorbeeld door T250 < 1,2 Tnom en T125 < 1,4 Tnom .
Voor de ruimten niet vermeld in Tabel 7 en Tabel 8 en met een akoestische gevoeligheid tussen normaal en zeer hoog volgens de classificatie in Tabel 9, volstaat het dat de nominale nagalmtijd de referentienagalmtijd uit Tabel 6 niet overschrijdt.
9.3 Bijzonderheden •
In geen enkel geval wordt een Tnom lager dan 0,4 s geëist.
•
Bij de toetsing van de nagalmtijd in afgewerkte schoolgebouwen mag men ervan uitgaan dat aan de eis voldaan is indien de gemeten waarde van Tnom de vereiste waarde, verhoogd met 10%, niet overschrijdt. Deze marge heeft te maken met de onzekerheid op de voorspelling en met de beperkingen op de nauwkeurigheid van de meettechnieken. Zoals vermeld in paragraaf 9.1, dienen de evaluatiemetingen te gebeuren in onbemeubelde vertrekken bij voltooiing van het gebouw. Indien echter, in uitzonderlijke gevallen, metingen in bemeubelde vertrekken noodzakelijk zijn, worden de maximale waarden voor de nagalmtijden Tnom in Tabel 8 met 10% verminderd om te compenseren voor het effect van bijkomende geluidabsorptie door de meubels.
•
Draft NBN S01-400-2
page 22/32
draft versie 17/04/12
Volgende ruimten vereisen een specifieke akoestische studie: auditoria voor meer dan 50 personen, concerteerruimtes, opnamestudio’s, controlekamers voor opnames, polyvalente zalen en landschapsleslokalen. Alvorens landschapsleslokalen in het ontwerp te integreren, dient grondig overwogen te worden of de mogelijke voordelen van een open leeromgeving opwegen ten opzichte van de aanzienlijke akoestische nadelen. Grafiek 1 – Nagalmtijdeisen voor Tnom voor enkele ruimten uit Tabel 8 2,5
Atria - normale eis: lg(V/20) Atria - verhoogde eis: lg(V/50)
in onbezette en onbemeubelde ruimten
Sporthallen, turnzalen - normale eis: lg(V/50)
Maximale waarde voor Tnom [s]
•
Sporthallen, turnzalen - verhoogde eis: lg(V/125)
2
Leslokalen (*) - normale eis: 0,35*lg(1,25*V) Leslokalen (*) - verhoogde eis: 0,28*lg(1,25*V)
1,5
1
0,5
0 10
100
1000
10000
Volume V [m³]
(*) uitgezonderd landschapsleslokalen, kleuterschool spelruimten en kleuterschool rustige ruimten
Draft NBN S01-400-2
page 23/32
draft versie 17/04/12
10 Eisen met betrekking tot het bouwdossier De regels van het goede vakmanschap vergen dat alle ruimten, vermeld in deze norm en aanwezig in het toekomstige gebouw, een duidelijke naamaanduiding krijgen op de plannen van het bouwdossier, gelijk of algemeen verstaanbaar gelijkgesteld aan de benamingen van de ruimten vermeld in deze norm. De eisen in deze norm zijn enkel en alleen van toepassing voor de situaties die duidelijk door een naamgeving op de plannen in het bouwdossier beschreven zijn. Wanneer voor bepaalde ruimten de verhoogde eis van toepassing is, dan dient dit duidelijk op de plannen in het bouwdossier vermeld te worden. De vooropgestelde eisen voor de gevelisolatie in 7.2.1 zijn afhankelijk van de waarde van LA voor het gevelvlak en kunnen dus niet rechtstreeks uit de norm afgelezen worden. Om deze eisen te kunnen afleiden dient het bouwdossier daarom minstens de waarde voor LA voor elke gevel te bevatten. Wanneer er balkons en/of terrassen aanwezig zijn, dient in het bouwdossier ook de LA –waarde opgegeven te worden voor de gevelvlakken die aan de balkons en/of terrassen grenzen. De waarde voor LA dient uit LAref via de bepalingen in de normatieve bijlage E afgeleid te worden. LAref dient dus ook in de ontwerpfase afgeleid te worden, bijvoorbeeld via de werkwijzen voorgesteld in de informatieve bijlage D. Deze waarde dient echter aangepast te worden aan een mogelijke geluidniveau-evolutie indien dit uit informatie, die op redelijke wijze tot op het tijdstip van de bouwaanvraag verkregen kan worden, zou blijken.
11 Vrijstellingen en afwijkingen Bij de renovatie van gebouwen kan soms slechts beperkt ingegrepen worden omwille van constructieve of andere beperkingen. Ook kan het specifieke onderwijsconcept opleggen om af te wijken van bepaalde eisen vermeld in deze norm. In deze twee gevallen dient de ontwerper het mogelijke gebrek aan normaal akoestisch comfort te evalueren en dit schriftelijk te melden aan de bouwheer en de inrichtende macht van de school vóór de start van de werken. Wanneer deze het gebouw verder doorverhuurt, dient deze deze vaststellingen ook schriftelijk te melden aan de huurder.
12 Referenties Shield, B. & Hopkins, C. (2004). Building Bulletin 93 Acoustic Design of Schools A design Guide London: The Stationery Office.
Draft NBN S01-400-2
page 24/32
draft versie 17/04/12
13 Bijlage A – (informatief) – Classificatie van ruimten volgens contact- en luchtgeluidproductie en geluidgevoeligheid
hoog laag
hoog hoog
normaal
normaal
hoog
Studielokalen individuele studie, remediëringslokalen, lesvoorbereiding Bibliotheken studiezones opzoekingsruimten
normaal
normaal
normaal
laag
normaal
hoog
laag
normaal
zeer hoog
zeer hoog
hoog
hoog
zeer hoog
hoog
lokalen voor samenspel concerteerruimtes
hoog hoog
zeer hoog zeer hoog
zeer hoog zeer hoog
zeer hoog
zeer hoog
zeer hoog
normaal
hoog
hoog
zeer hoog
zeer hoog
laag
normaal
normaal
normaal
normaal
normaal
normaal
normaal zeer hoog hoog
normaal hoog hoog
normaal normaal zeer hoog
zeer hoog
hoog
normaal
laag
hoog
laag
ateliers elektronica, textiel, voeding, grafisch ontwerp Wetenschap wetenschapslabo’s Uitvoerende kunsten kunstlokalen dansstudio’s voordrachtstudio’s Sport sporthallen, gymnasia zwembaden
geluidgevoeligheid
geluidgevoeligheid
hoog normaal
hoog
controlekamers opnames Ontwerp en technologie
normaal
laag
hoog
laag
laag
normaal
normaal
hoog normaal
hoog
hoog
hoog
normaal
normaal
hoog
normaal
laag
hoog
hoog
hoog
laag
hoog
normaal
normaal
laag
laag
laag
normaal
normaal
laag
normaal
normaal
laag
hoog
hoog
laag
normaal
normaal
normaal
normaal hoog normaal normaal normaal hoog
normaal zeer hoog hoog normaal normaal hoog
laag laag laag laag laag
STILLE RUIMTEN
SPECIFIEK ONDERWIJS Muziek lokalen voor muziekonderricht kleine oefenlokalen
opnameruimtes
luchtgeluidproductie
groot (> 50 personen)
Type van ruimte
contactgeluidproductie
LESLOKALEN Kleuterschool spelruimten rustige ruimten Lagere school, secundaire school, hoger onderwijs reguliere klaslokalen, lokalen voor kleine groepen, seminarielokalen, bijleslokalen, taallabo’s Landschapsleslokalen Aula’s, auditoria klein (≤ 50 personen)
luchtgeluidproductie
Type van ruimte
contactgeluidproductie
Tabel 9 – Geluidproductie en geluidgevoeligheid in ruimten in schoolgebouwen. [aangepast van (Shield & Hopkins, 2004)]
Draft NBN S01-400-2
BIJEENKOMSTRUIMTEN Polyvalente zalen drama, gym, voorstellingen, bijeenkomsten, occasioneel muziek audiovisuele en videoconferentielokalen ruimten voor interview of voor medische raadpleging Eetruimten CIRCULATIERUIMTEN atria circulatieruimten voor kortstondig gebruik circulatieruimten voor doorlopend gebruik ontmoetingsruimten BIJRUIMTEN keukens burelen, leraarskamers, vergaderruimten sanitaire ruimten technische ruimte vestiaire en omkleedruimtes printer/copy lokalen fietsenstalling parkeergarage
page 25/32
draft versie 17/04/12
14 Annex B – (normatief) – Generieke tabel met eisen voor luchtgeluidisolatie voor combinaties van functies niet vermeld in Tabel 1. Tabel 10 – Generieke tabel met minimaal vereist gewogen gestandaardiseerd geluiddrukniveauverschil tussen twee ruimten DA in functie van de luchtgeluidproductie in de zendruimte en de geluidgevoeligheid in de ontvangruimte.
= DA DnT ,w + C [dB]
Luchtgeluidproductie in de zendruimte
Geluidgevoeligheid in de ontvangruimte laag normaal hoog zeer hoog
laag
normaal
hoog
zeer hoog
28 32 36 40
28 40 44 48
32 44 48 52
32 52 56 60
15 Annex C – (normatief) – Generieke tabel met eisen voor contactgeluidisolatie voor combinaties van functies niet vermeld in Tabel 2. Tabel 11 – Maximaal toegelaten gewogen gestandaardiseerd contactgeluidniveau LI′ in functie van de verwachte contactgeluidproductie in de bronruimte en de geluidgevoeligheid in de ontvangruimte.
′ ,w + CI [dB] = LI′ LnT Geluidgevoeligheid in de ontvangruimte
laag normaal
laag geen eis 65
hoog
60
zeer hoog
55
Draft NBN S01-400-2
Contactgeluidproductie in de bronruimte normaal hoog zeer hoog geen eis geen eis 65 60 55 50 45 55 50 (wordt ontraden) 45 moeilijk 50 realiseerbaar (wordt ontraden)
page 26/32
draft versie 17/04/12
16 Annex D – (informatief) – Gevelisolatie: de bepaling van LAref in de ontwerpfase D.1. De waarde LAref afleiden uit een meting op het naakte bouwterrein De meting dient te gebeuren in een meetpunt op 2 m hoogte boven het maaiveld en op 2 m loodrechte afstand voor het midden van de akoestisch meest belaste gevel van het toekomstige gebouw waarin de woning zich zal bevinden. LAref is dan gelijk aan de gemeten waarde, verhoogd met 3 dB.
D.2. De waarde LAref afleiden uit een meting voor een bestaand gebouw Dit is de situatie waarin een bestaand gebouw zal gerenoveerd worden of waarbij een bestaand gebouw afgebroken zal worden en vervangen door nieuwbouw. De meting dient te gebeuren in een meetpunt buiten op 2 m hoogte boven het maaiveld en op 2 m loodrechte afstand van het midden van de akoestisch meest belaste gevel van het bestaande gebouw. LAref is dan gelijk aan de meetwaarde.
D.3. De waarde LAref afleiden uit typebeschrijvingen Deze methode leidt tot de minst nauwkeurige bepaling van LAref . De typebeschrijving is een beschrijving van de verkeersweg waaraan een LAref gekoppeld wordt. a) Het (toekomstige) gebouw is gelegen langs slechts één weg Klasse 1 2 3 4
Typebeschrijving
Veelal bij rustige, landelijk wegen, rustige verkaveling met lokaal verkeer of in stadstraten met lokaal, beperkt verkeer Stadstraten met normaal verkeer op asfalt, 1 rijvak per rijrichting Druk, traagrijdend verkeer Veelal bij stadstraten met zeer intens verkeer, bij wegen met betonnen wegdek en met druk verkeer, langs nationale wegen, bij invalswegen naar grotere steden en bij verbindingswegen met regelmatig zwaar verkeer naar industrieterreinen.
LAref
60 dB 65 dB 70 dB ≥77 dB
b) Het (toekomstige) gebouw is gelegen nabij of grenst aan twee wegen
De geluidbijdrage van beide wegen kan tot een hoger geluiddrukniveau leiden in het referentiepunt. Daarom dient voor deze gevallen de volgende correctie te worden toegepast: Verschil in klasse tussen beide wegen 0 1 2 of meer
Draft NBN S01-400-2
Voeg onderstaande waarde toe aan de hoogste LAref +2 dB +1 dB +0 dB
page 27/32
draft versie 17/04/12
17 Annex E - (normatief) – Gevelisolatie: de berekening van LA uit LAref voor een gevelvlak E.1. Rekenregels ter bepaling van LA voor gebouwen waarvan de lengte van het gebouw maximaal 20 m bedraagt De waarde voor LA wordt afgeleid uit de grootheid LAref volgens de voorgestelde rekenregels in onderstaande figuren. Daarop onderscheiden we twee types verkeersassen die elk een lawaaibelasting genereren voor de verschillende gevels. De blanco verkeersas geeft aanleiding tot een lawaaibelasting voor zijn dichtst bijgelegen gevel die merkbaar (minstens 5 dB) lager is dan de lawaaibelasting gegenereerd door de gekleurde verkeersas voor zijn dichtst bijgelegen gevel. Opmerkingen: (1) Interpolaties voor de inplantingshoek α van het gebouw ten aanzien van de wegen zijn toegelaten. (2) De tekeningen zijn indicatief (het grondplan van het gebouw hoeft niet noodzakelijk vierkant te zijn, de wegen hoeven niet onmiddellijk naast het gebouw te liggen, spiegelingen van de situatie kunnen, enz. … ). (3) Voor het ontwerp kan de waarde voor LA voor de verschillende gevelvlakken ook via andere berekeningsmethoden afgeleid worden. Dit kan eventueel tot een lagere LA leiden. Bij eventuele controlemetingen zal deze lagere LA echter door een meting geverifieerd worden. Wanneer in het ontwerp de situatie akoestisch te sterk afwijkt en niet teruggebracht kan worden tot één van deze situaties in deze bijlage, zal bij nieuwbouw een alternatieve deskundige berekening zelfs noodzakelijk zijn; bij renovaties dient dan de LA –waarde gemeten te worden. Deze meting dient buiten te gebeuren conform de bepaling van LAref maar dan in het meetpunt op 2 m loodrechte afstand van het centrum van het beschouwde gevelvlak. Figuren 1-16: rekenregels om LA af te leiden uit LAref (alle cijfers uitgedrukt in dB) Fig 1
Fig 2
L=LAref
α
L=LAref
L+a L-3
L-3
L+c L+b
L-13
Fig 3
α 0° 15° 30° 45°
a -3 -2 -1 0
b -13 -10 -7 -4
c -3 -3 -4 -4
α 0° 15° 30° 45°
a -3 -2 -1 0
b -7 -7 -5 -4
c -1 -2 -2 -3
Fig 4
α
L=LAref
L=LAref
L+a L-1
L-3
L+c L+b
L-7
Draft NBN S01-400-2
page 28/32
draft versie 17/04/12
Fig 5
Fig 6
L=LAref
α
L=LAref
L+a L
L-4
α 0° 15° 30° 45°
L+c L+b
L-4
Fig 7
a -4 -3 -2 -1
b -4 -4 -4 -4
c 0 0 -1 -1
Fig 8
L=LAref
α
L=LAref
L+a L-2
L-2
L+c
α 0° 15° 30° 45°
a -2 -1 0 0
b -4 -4 -3 -2
c -2 -2 -2 -2
α 0° 15° 30° 45°
a 0 0 0 0
b 0 0 0 0
c 0 0 0 0
L+b
L-4
Fig 9
Fig 10
L=LAref
α
L=LAref
L+a
L
L
L+c L+b
L
Fig. 12
Fig. 11
β
L-13
L+a
L
L=LAref
L=LAref
L-13
Fig. 13
Fig. 14
L
L+1
L=LAref
L=LAref
Draft NBN S01-400-2
β 0°-15° 15°-30° 30°-45° 45°-90° >90°
a -3 -5 -8 -10 -15
Fig. 15
L+a
l
Fig. 16 l a < 2,5 m 0 > 2,5 m -2
L=LAref
page 29/32
draft versie 17/04/12
b 1 -1
L+b
L=LAref
l
E.2. Rekenregels voor gebouwen waarvan de lengte van het gebouw groter is dan 20 m Het gebouw wordt denkbeeldig opgedeeld in een zo klein mogelijk geheel aantal deelgebouwen waarvan de lengte van de gevel kleiner is dan of gelijk aan 20 m. Voor de bepaling van LA worden de rekenregels uit punt E.1. toegepast op het deelgebouw waarin de beschouwde ruimte grotendeels gelegen is. De LAref wordt in dit geval bepaald voor de meest belaste gevel van dit deelgebouw.
Draft NBN S01-400-2
page 30/32
draft versie 17/04/12
18 Annex F - (normatief) – Evaluatiemethode met betrekking tot de gevelisolatie F.1. Evaluatie van de uitgangspunten voor de geluidisolatie van het gevelvlak in het ontwerp 1) Controleer de LAref - waarde die in het bouwdossier opgegeven staat door een meting van de waarde voor LAref . Deze evaluatiemetingen gebeuren ten laatste 1 jaar na de oplevering der werken. LAref wordt afgeleid uit metingen zoals bepaald in Annex D.2 in een referentiemeetpunt buiten op 2 m hoogte boven het maaiveld en op 2 m loodrechte afstand van het midden van de meest belaste gevel van het gebouw waarin de te beschermen ruimte gelegen is. Voor gebouwen met een gevel langer dan 20 m dient het gebouw denkbeeldig te worden opgedeeld in een zo klein mogelijk geheel aantal deelgebouwen waarvan de lengte van de gevel kleiner is dan of gelijk aan 20 m. De LAref wordt in dit geval bepaald voor de meest belaste gevel van dit deelgebouw. De plaats van het referentiemeetpunt en het tijdstip waarop de meting gebeurt dient in het meetverslag vermeld en gemotiveerd te worden. Wanneer de gemeten waarde voor LAref maximaal 2 dB hoger is dan de in het bouwdossier vermelde LAref dan kan de waarde voor LAref uit het bouwdossier aangehouden blijven voor de verdere evaluatie. Wanneer evaluatiemetingen na deze datum toch noodzakelijk blijken, dient nagegaan te worden wat de waarde voor LAref zou geweest zijn 1 jaar na de oplevering der werken, rekening houden met de gegevens die op redelijke wijze verkrijgbaar waren vóór het indienen van de bouwvergunning. Deze waarde wordt in de verdere evaluatie (berekening van de LA -waarde) aangehouden wanneer deze minstens 2 dB hoger is dan de in het bouwdossier vermelde LAref , in alle andere gevallen wordt de waarde voor LAref uit het bouwdossier aangehouden voor de verdere evaluatie. 2) Controleer de LA -waarde voor het gevelvlak die in het bouwdossier vermeld staat (eventueel als onderdeel van de gevel waartoe het gevelvlak behoort), door een nieuwe bepaling van LA volgens de regels vermeld in bijlage E. Enkel wanneer de situatie akoestisch te sterk afwijkt en niet teruggebracht kan worden tot één van deze situaties in deze bijlage, dient LA gemeten te worden. De meting dient dan buiten te gebeuren conform de bepaling van LAref maar dan in het meetpunt op 2 m loodrechte afstand van het centrum van het beschouwde gevelvlak. Indien de LA -waarde voor het gevelvlak die in het bouwdossier vermeld staat lager is dan de waarde berekend met de regels vermeld in bijlage E, dan dient bij de controle deze lagere LA door een meting gevalideerd te worden.
F.2. Evaluatie van de geluidisolatie van een gevelvlak 1) Bereken de eis gesteld aan de DAtr -waarde van het te controleren gevelvlak overeenkomstig 7.2.1.b). 2) Meet het gestandaardiseerde geluiddrukniveauverschil voor het gevelvlak DAtr overeenkomstig de meetspecificaties in sectie 7.1. 3) Controleer of het gemeten gestandaardiseerde geluiddrukniveauverschil DAtr voldoet: dit is het geval wanneer het meetresultaat groter is dan of gelijk aan de normeis min 3 dB. Draft NBN S01-400-2
page 31/32
draft versie 17/04/12
4) Indien het gestandaardiseerde geluiddrukniveauverschil DAtr voldoet, vervallen de eisen gesteld in 7.2.1.c) met betrekking tot de akoestische prestaties van de gevelelementen. In het andere geval dienen de deelverantwoordelijkheden uit deze eisen aan de gevelelementen nagegaan te worden.
Draft NBN S01-400-2
page 32/32
draft versie 17/04/12