Schrijfoefeningen
Leef je droom!
Doe mee aan Talent voor Taal 2015 16 september tot 18 oktober
1 / 12
Doe mee aan Talent voor Taal 2015! Schrijf een verhaal van max. 700 woorden bij het thema Leef je droom! Stuur je verhaal in vóór 18 oktober. Een professionele jury bestaande uit Bart Ongering, Mano Bouzamour, Renate Gerschtanowitz en Erik Jonk kiest de twee winnende verhalen. Wie weet wordt jouw verhaal uitgekozen en wordt het gepubliceerd in Dagblad Metro! Daarnaast win je dan voor heel jouw klas kaarten voor de musical Billy Elliot. Kijk op www.talentvoortaal.nu voor meer informatie en inspiratie.
De Maand van de Geschiedenis
Oktober 2015 is de Maand van de Geschiedenis, dit jaar met het thema Tussen Droom & Daad. Hoe zou de wereld er uit hebben gezien als sommige dromen geen daden waren geworden? En wat droomden de mensen vroeger die de wereld van nu hebben gemaakt? Kijk voor inspiratie voor jouw verhaal eens op www.demaandvandegeschiedenis.nl
Extra prijs
Dit jaar reikt Talent voor Taal in samenwerking met UNICEF een extra prijs uit voor een verhaal waarin op een bijzondere manier aandacht is besteed aan kinderrechten. Jongeren over de hele wereld hebben verschillende talenten en dromen. Helaas krijgt niet elk kind de kans om zijn of haar dromen te vervullen. UNICEF zet zich wereldwijd in voor de rechten van kinderen en jongeren, omdat elk kind de kans verdient op een onbezorgde kindertijd. Wist je dat er een speciaal verdrag is voor kinderen en jongeren? In dit VN Kinderrechtenverdrag staat bijvoorbeeld dat je recht hebt op onderwijs, schoon water, een dak boven je hoofd maar ook dat je recht hebt op informatie, bescherming bij discriminatie én om je talenten te ontwikkelen. Meer informatie over kinderrechten vind je op www.unicef.nl/school. Doe inspiratie op voor je verhaal!
Doe nu mee, schrijf een verhaal en win! www.talentvoortaal.nu facebook.com/schrijfwedstrijd
2 / 12
Leef je droom! Schrijven voor Talent voor Taal
In bijna elk leven zit een verhaal. Je hebt vast wel eens gehoord over Malala, een Pakistaans meisje dat zich inzet voor het recht op onderwijs voor meisjes. Dat is een groot probleem: zo’n 32 miljoen meisjes gaan namelijk niet naar de middelbare school, meestal gewoon omdat ze meisje zijn. De Taliban vonden de acties van Malala zo bedreigend dat ze haar in een bus door het hoofd schoten. Malala overleefde en werd nog bekender. In 2013 mocht ze de Verenigde Naties toespreken, won ze Internationale Kindervredesprijs en in 2014 - ze was toen 17- kreeg ze de Nobelprijs voor de Vrede. In het leven van Malala zitten een heleboel verhalen: hoe ze actie gaat voeren voor het recht op onderwijs; hoe de Taliban haar leven op zijn kop zetten; hoe het was om in een vergadering van de VN te spreken of om de Nobelprijs te krijgen; wat haar bekendheid voor gevolgen had en hoe fanatici als de Taliban voor een hele bevolking het leven compleet veranderen.
3 / 12
Onderwerp Voordat je begint met schrijven, heb je een onderwerp voor je verhaal nodig. Een onderwerp kun je op een paar manieren vinden. Je kunt je eigen ervaringen gebruiken, je kunt je ook laten inspireren door wat anderen hebben meegemaakt. Dan kun je gebruik maken van interviews of nieuwsberichten Opdracht 1: a Lees het VN Kinderrechtenverdrag eens door op www.unicef.nl/school. Kies één recht dat je aanspreekt. Zoek er op internet een gebeurtenis, achtergrondverhaal of interview bij. b Is het jou of iemand uit je omgeving wel eens overkomen dat je rechten geschonden werden? Schrijf kort op wat er toen gebeurde. c Welke droom zou jij willen zien uitkomen? Schrijf je droom kort op. d Je hebt nu drie onderwerpen voor een verhaal. Kies het beste, origineelste of meest aansprekende onderwerp.
4 / 12
Perspectief Eén van de eerste dingen die je bedenkt als je een verhaal schrijft, is wie de verteller van je verhaal wordt. Hoe kijkt hij of zij aan tegen wat hem overkomt? Vertelt je hoofdpersoon in de ik-vorm? Het gym van Karin Amatmoekrim gaat over Sandra, een Surinaams meisje dat als enige uit haar buurt naar het deftige gymnasium gaat. Ze maakt kennis met haar leraar Nederlands. De leraar trok zijn voeten van de tafel en zette zijn stoel met een bonk op zijn poten. Hij gooide zijn krant op tafel, boog zich voorover en keek met een woedende blik de klas in. De klas verstomde. Hij legde desondanks een vinger tegen zijn mond en siste kwaad: ‘Sssssttt!’ Niemand durfde iets te zeggen. Hij was jong, misschien 24 of 25. Zijn bruine haar viel in een halflange lok voor zijn ogen. Hij schudde met een knik van zijn hoofd het haar uit zijn gezicht en zei, zonder verdere inleiding: ‘Ik háát pubers.’ Sandra legde langzaam haar pen neer. De klas bleef doodstil zitten. Hij vouwde zorgvuldig zijn krant op. Het geluid van het krakende papier klonk luid door het stille lokaal.
Het perspectief ligt bij Sandra: je leest hoe ze de leraar ziet en wat haar reactie is. Zo kom je over beiden wat te weten: de leraar is vreemd en Sandra voelt zich extra ongemakkelijk op haar nieuwe school. Mano Bouzamour is een van de juryleden van Talent voor Taal. Hij schreef De belofte van Pisa. Het boek heeft bijna hetzelfde onderwerp: een Marokkaanse jongen die naar een deftige middelbare school gaat. Toen was ik aan de beurt. Ik stond op en zei: ‘Hallo, ik ben Samir, iedereen noemt me Sam. Ik woon in de Pijp, je weet toch daarzo bij Albert Cuyp. En o ja, ik ben moslim.’ De wimpers van mijn klasgenoten gingen op en neer. Moslim zijn, dat was niet hip. Niemand had ergens een moslim tante of een moslim oma. In plaats daarvan vroeg Celine: ‘Die slachten toch schapen op het toilet?’ ‘Mijn familie niet. Mijn vader kan dat niet over zijn hart verkrijgen om een schaap de keel door te snijden. Al mijn ooms lachen hem uit. Tijdens het offerfeest kopen we een mooi schaapje van de islamitische slager en die hangen we dan aan de keukenmuur op. Ondersteboven. Mijn moeder schuift dan een emmertje eronder om het bloed dat uit de nek druipt op te vangen.’ Er ging een rilling door de klas. ‘Drinken jullie het bloed op?’
Hier ligt het perspectief ook bij de bijzondere leerling. Samir vertelt in de ik-vorm. Zijn taalgebruik heeft kenmerken van straattaal. Je leest hoe open hij is en hoe bevooroordeeld zijn blanke klasgenoten op hem reageren
5 / 12
Opdracht 2 a
Wie wordt de verteller van jouw verhaal?
b Vertelt hij met het verhaal mee of vertelt hij over een gebeurtenis die al achter de rug is? c
Vertelt hij in de ik-vorm?
d
Wat maakt jouw verteller bijzonder?
6 / 12
Details Als je een personage beschrijft, probeer hem dan te typeren met sprekende details. In Wie ik ben van Emiel de Wind heeft Jeroen sterren van twee Mercedessen gejat. Goedemorgen,’ mompel ik. ‘Goedemorgen,’ mompelen mijn ouders. Ik kijk naar mijn vader. Hij doet of hij dat niet ziet. Rustig pakt hij een boterham. Hij weet het van de Mercedessen, dat is duidelijk. Vandaag heeft hij een lichtblauwe stropdas om. Zijn pak is elke dag zwart, maar de stropdas wisselt van kleur. Dat vindt hij ‘een leuke personal touch’. Zijn powerboots staan nog onder de kapstok, zag ik net. Hij heeft zijn sloffen aan. Ik ga zitten, pak een snee brood en smeer er een laag chocoladepasta op. Nog steeds geen woord van mijn vader over wat ik heb gedaan. Sinds hij ‘op de zaak’ luncht met zijn personeel, eet hij thuis zijn brood met mes en vork. Ik vind het er raar uitzien: een man in pak die met bestek een boterham met Schuddebuikjes eet.
Het beeld dat je van de vader krijgt, is niet positief. Toch maakt de ik-persoon geen negatieve opmerkingen over hem. De details over zijn kleding en gedrag, zijn uitspraken geven je het idee dat dit een man is die zich beter wil voordoen dan hij is. Een gevaarlijke vader lijkt hij. Ieder moment kan hij losgaan en zijn zoon eens goed aanpakken. Met details kun je je lezer goed de sfeer laten proeven. Edward van de Vendel beschrijft in Oliver het debuut van een jongen van 16 in het eerste voetbalelftal: Oliver heeft maar weinig te doen. In een doelgebied dat ruikt naar vocht en aarde stampt hij zo nu en dan de modder van zijn kicksen. Hij strekt eens wat tegen de linkerpaal. Hij hoort het plukje oude mannen achter zijn goal hun sigaretjes aansteken. Ze hoesten, want ze roken tegen de wind in. Soms rennen er kinderen langs die over zijn shirt beginnen te joelen, over zijn achternaam op dat shirt, over de tieten van zijn zus. Hij heeft geen zus. Hij neemt een paar terugspeelballen aan, hij vangt een krachteloze volley en hij tuurt naar de overkant van het veld. Daar wordt eindelijk gescoord. Yassin, hun spits, schiet vinnig in de kruising en schreeuwt daarna tegen de wolken en tegen het publiek. Maar dan begint de middag te veranderen. De lucht schuift open, het gras blinkt op, en de wedstrijd slaat om. De coach van Stange wisselt slim, er komen nieuwe jongens het veld in, jongens die de flanken weten te gebruiken, en nu stoomt hun voltallige voorhoede fris op Oliver af, over links, over rechts, weer over links. De slapende backs van Gjovik beginnen te tollen - en dus komt het allemaal op Oliver aan.
7 / 12
Het is mooi, het is geweldig. Hij springt en hij duikt, hij klemt de bal tegen zijn borst en slingert hem ver over de middenlijn. Hij kiest steeds opnieuw positie, zijn armen staan voortdurend op te vangen. Er voltrekt zich iets aan hem, er valt een vorm om hem heen die hij niet kent. Plotseling is het alsof hij alles op het veld kan overzien, alsof hij alles om zich heen kan voorspellen, kan verstaan. De ene run volgt op de andere, en allemaal eindigen ze op dezelfde manier: strak tegen zijn trui. Hij hoort de bejaarde Stange-supporters achter zich mompelen: Verdomme, dat joch is goed. Dan fluit de scheidsrechter af. Over. Gewonnen. Achter het doel spugen de oude mannen nijdig hun peuk in het gras en taaien af naar de kantine. Een van de klierende kinderen wordt door zijn vrienden in een struik geduwd.
Van de Vendel beschrijft zo’n zaterdagmiddagwedstrijd in een Noors stadje heel herkenbaar. Let bijvoorbeeld op de oude mannen die drie keer een rolletje krijgen en op de slotzin over die klierende kinderen. Ook laat hij prima zien hoe Oliver opeens in de vorm van zijn leven raakt. Daar durft hij veel woorden aan te besteden.
Opdracht 3 a Stel, je maakt van een van de personages uit jouw verhaal een foto. Wat valt dan aan dat personage op? b Wat zegt dat detail over het karakter van dat personage? c Bedenk ook een of meer sprekende details waarmee je de sfeer in je verhaal kunt versterken.
8 / 12
Begin Het begin van een verhaal is een moeilijk moment voor elke schrijver. Je wilt je lezer je verhaal intrekken, ervoor zorgen dat hij verder gaat lezen. Daar zijn meer manieren voor. Marion Pauw begint Grijs gebied zo: Ze had hem zien staan nota bene. Ze had recht in zijn gezicht gekeken, en toch zou ze zich later niet herinneren hoe hij eruitzag. Het enige wat ze nog wist was dat hij oude bergschoenen had gedragen. Leeftijd, huidskleur, haar, ogen, lengte, niets wat ook maar enigszins bruikbaar was voor het signalement was haar bijgebleven. Ze was hem voorbij gefietst op het Mercatorplein. Het was halftwee ‘s nachts op een dinsdag, ze kwam van het cafeetje in de binnenstad waar ze achter de bar werkte.
De eerste alinea wordt achteraf verteld: wat daar beschreven wordt, is al gebeurd. De lezer vermoedt dat er iets ergs gebeurd is: als je een signalement moet geven, is er een misdaad gepleegd. De tweede alinea maakt dat vermoeden sterker. Je verwacht dat die drager van oude bergschoenen niets goeds van plan is met het meisje op de fiets. Dat is een spannend gegeven. Daardoor lees je verder. Undownputable noemen de Engelsen zo’n boek. Adriaan van Dis verleidt je op een andere manier met het begin van Ik kom terug: We stonden tegenover elkaar, mijn moeder en ik. Zij aan de ene kant van de kist, ik aan de andere. We rukten aan de hengsels. Zij droeg sloffen, ik schoenen. Ze gleed weg en ik zette haar klem. Gewonnen. De sleutel stak nog in het slot. Hij had erom gevraagd gestolen te worden, het was een geheime sleutel - gekruld en grof gesmeed -, mijn moeder droeg hem aan een zilveren ketting om haar nek, als een sieraad. Geen van haar kinderen kreeg ooit de kans hem in de hand te wegen. Op een luie zondag lag ie op haar nachtkastje. Ze zat in het bad, de boiler loeide en mijn hand sloop waar hij niet mocht gaan. Toen ze hem bij het aankleden miste, stormde ze in haar ochtendjas naar beneden, waar ze me gebukt voor de kist vond, wrikkend in het roestige slot. Zo begon het duwen en trekken en vechten De zilveren ketting klotste tegen het hout. Ik boog me weer naar de sleutel. Beet maar mijn moeder dook naar mijn pols. Haar vingers schroefden om mijn vel. Ik gilde het uit en liet de sleutel met ketting en al in haar machtige hand vallen om toe te zien hoe hij tussen haar dampende borsten verdween. Een vernedering die me zoveel kracht gaf dat ik de kist vloekend over het zeil trok - tot zeker tachtig kilo moeder zich op het deksel wierp. ‘Het is mijn kist,’ krijste ze.
Het begin roept bij de lezer allerlei vragen op: wat zit er in die kist, wat is de geschiedenis ervan, waarom wil de moeder dat niemand erin kan kijken, wat voor een relatie hebben de moeder en de ik met elkaar? Als lezer wil je antwoord op deze vragen en dus lees je door.
9 / 12
Adriaan van Dis is een ervaren schrijver. Dat zie je aan zijn stijl. Hij wisselt langere en korte zinnen af. Hij kiest zijn woorden precies: Hij had erom gevraagd gestolen te worden; op een luie zondag; mijn hand sloop waar hij niet mocht gaan. Je ziet het ook aan de manier waarop hij gebeurtenissen, gedachten en dialoog met elkaar vermengt tot een vanzelfsprekend geheel.
Opdracht 4 a Wat is de beste gebeurtenis om je verhaal mee te beginnen? b Wordt je verhaal chronologisch of ga je veel vertellen wat eerder gebeurd is? c Schrijf je in de verleden of in de tegenwoordige tijd?
10 / 12
Tot slot Opdracht 5: a Je hebt een onderwerp en je weet hoe je wilt schrijven. Je bent klaar om je verhaal te schrijven. Probeer maar. b Controleer als je klaar bent met schrijven: - titel - spelling en zinsbouw - indeling in alinea’s. Ook op dat soort zaken let de jury namelijk. c Laat je verhaal lezen aan je ouders, je vrienden. Vraag hen wat ze ervan vinden. Gebruik hun opmerkingen om je verhaal nog beter te maken. d Stuur je verhaal in voor Talent voor Taal via www.talentvoortaal.nu
Schrijven is leuk. Dat heb je hopelijk ervaren. Schrijven is niet eenvoudig. Dat heb je zeker ervaren. Maar schrijven kun je een beetje leren: kijk hoe andere schrijvers schrijven en neem van hen over wat bij je past. Op 20 november, de Internationale Dag voor de Rechten van het Kind, worden de prijswinnaars van Talent voor Taal gehuldigd. Misschien ben je wel één van hen: leef je droom. Polly den Tenter, auteur Talent, de lesmethode Nederlands van uitgeverij Malmberg.
Gebruikte boeken: Karin Amatmoekrim, Het gym, Prometheus 2011 Mano Bouzamour , De belofte van Pisa, Prometheus 2013 Adriaan van Dis, Ik kom terug, Uitgeverij Augustus 2014 Marion Pauw, Grijs gebied, CPNB 2015 Edward van de Vendel, Oliver, Querido 2015 Emiel de Wind, Wie ik ben, Leopold 2015
11 / 12
DOE MEE AAN DE GROOTSTE SCHRIJFWEDSTRIJD VAN NEDERLAND JURY: MEESTER BART, MANO BOUZAMOUR, RENATE GERSCHTANOWITZ & ERIK JONK
LEEF JE DROOM!
fotografie: Alastair Muir
WIN EEN BEZOEK MET JE HELE KLAS AAN DE MUSICALSENSATIE BILLY ELLIOT! TALENTVOORTAAL.NU NEDERLAND
12 / 12