Versie 08/12
Bestnr. 19 92 85
GSM-schakel-/meet-/alarmsysteem op afstand “GX110”
Alle rechten, ook vertalingen, voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een automatische gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, of op enige andere manier, zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van CONRAD ELECTRONIC BENELUX B.V. Nadruk, ook als uittreksel is niet toegestaan. Druk- en vertaalfouten voorbehouden. Deze gebruiksaanwijzing voldoet aan de technische eisen bij het in druk gaan. Wijzigingen in de techniek en uitvoering voorbehouden. © Copyright 2015 by CONRAD ELECTRONIC BENELUX B.V. Internet: www.conrad.nl of www.conrad.be
Inhoudsopgave pagina 1.
Introductie
3
2.
Correcte toepassing
3
3.
Verklaring van de symbolen
4
4.
Omvang levering
4
5.
Veiligheidsaanwijzingen
5
6.
Gebruiksvoorwaarden
6
7.
Overzicht van de ingangsfuncties
6
8.
Overzicht van de uitgangsfuncties
7
9.
Aansluitingen van de GSM-module
8
10. Noodzakelijke stappen en informatie voor de ingebruikneming
10
11. Eerste ingebruikneming
13
12. Algemene informatie over “Status”
17
13. Vastleggen telefoonnummers
18
14. Antwoord / foutmelding
19
15. Installatie en configuratie van de uitgangen
20
16. Installatie en configuratie van de ingangen
27
17. SMS-dienst
29
18. Foto-opvraag
29
19. Eindmontage
30
20. Verhelpen van problemen
31
21. Schakelvoorbeeld
34
22. Onderhoud, verzorging en reparatie
34
23. Afvalverwijdering
34
24. Conformiteitsverklaring
34
25. Technische gegevens
35
2
1.
Introductie
Geachte klant, Hartelijk dank voor de aankoop van dit product. Dit product is conform de wettelijke, nationale en Europese voorschriften. Deze gebruiksaanwijzing hoort bij dit product. Zij bevat belangrijke informatie over de inbedrijfstelling en het gebruik. Let hierop, ook wanneer u dit product aan derden overhandigt. Bewaar daarom deze gebruiksaanwijzing om in voorkomende gevallen te kunnen raadplegen. Alle vermelde bedrijfs- en productnamen zijn handelsmerken van de respectievelijke eigenaren. Alle rechten voorbehouden. Bij technische vragen kunt u zich wenden tot onze helpdesk. Voor meer informatie kunt u kijken op www.conrad.nl of www.conrad.be.
2.
Correcte toepassing
Deze GSM schakelmodule dient voor het op afstand in- en uitschakelen van apparaten via het GSM-netwerk, de automatische temperatuurregeling, voor het op afstand oproepen van toestanden van alle in- en uitgangen en het genereren van SMS-/e-mailberichten. Bijpassend voor deze module is er een extra uitbreidingsprintplaat verkrijgbaar, waarop een camera met PIR-sensor en een kaartlezer kan aangesloten worden. Als een camera aangesloten is, wordt bij elke e-mail bijkomend een foto gemaakt en deze als bijlage met de e-mail verstuurd. Bovendien is dan ook de opvraag naar een actueel beeld via SMS mogelijk. Let beslist op alle veiligheidsaanwijzingen die in deze gebruiksaanwijzing zijn vermeld. Om de GSM-module correct in gebruik te nemen, is het beslist noodzakelijk de getoonde stappen in de juiste volgorde uit te voeren, zoals ze in deze gebruiksaanwijzing vermeld staan. Bij het niet in acht nemen van deze stappen zijn eventueel bepaalde functies niet gegarandeerd of een configuratie is niet mogelijk en/of de SIM-kaart wordt door de GSM-module geblokkeerd. Het product is geen speelgoed en hoort niet thuis in kinderhanden. Let op de veiligheidsaanwijzingen die in deze gebruiksaanwijzing vermeld zijn. Zij geven belangrijke informatie voor het omgaan met dit product. Neem ook alle andere informatie /instructies in acht.
3
3.
Verklaring van de symbolen Het symbool met een bliksem in een driehoek wordt toegepast als er gevaar bestaat voor uw gezondheid bijv. door een elektrische schok.
Het Symbool met een uitroepteken in een driehoek wijst op extra gevaren bij gebruik, werking of bediening. Het “hand”-symbool is te vinden wanneer extra tips en opmerkingen voor de bediening gegeven worden.
4. • • • • • •
Omvang levering GSM-module Besturingssoftware USB-kabel GSM-antenne Afsluitingspluggen Gebruiksaanwijzing
Voor de opbouw en de werking zijn volgende componenten noodzakelijk die niet met de GSM-module geleverd worden: • • • • • • •
Een vrijgeschakelde SIM-kaart van een willekeurige provider Een mobiele telefoon zonder de Sim-Lock (voor het configureren van de SIM-kaart van de GSM-module). Een spanningsverzorging 5 – 30 V/DC, 1 A (bijv. zonne-energie accu of gestabiliseerde netvoeding) Geschikte aansluitkabels voor de voeding en aansluiting van de in- en uitgangen Als optie, afhankelijk van de toepassing van de in- en uitgangen heeft u nog extra 12 x relais (Conrad bestnr. 502892) of relaisprintplaten (Conrad bestnr. 585498) nodig. Als optie, afhankelijk van de toepassing van de in- en uitgangen heeft u nog 1 of 2 temperatuurvoelers (bijv. Conrad bestnr. 198896) nodig. Bijkomend heeft u een e-mail-adres nodig van een e-mail-provider, waar u zich met een wachtwoord kunt inloggen.
4
5.
Veiligheidsaanwijzingen De GSM-module heeft de fabriek in veiligheidstechnisch perfecte staat verlaten. Volg de instructies en waarschuwingen in deze gebruiksaanwijzing op, om deze status van het apparaat te handhaven en een veilige werking te garanderen. Lees voor de ingebruikneming de gebruiksaanwijzing volledig door; zij bevat aanwijzingen voor een correcte werking. Bij schade veroorzaakt door het niet opvolgen van deze gebruiksaanwijzing, vervalt het recht op garantie! Voor vervolgschade die hieruit ontstaat, zijn wij niet aansprakelijk! Voor materiële schade of persoonlijk letsel, veroorzaakt door ondeskundig gebruik of het niet opvolgen van de veiligheidsaanwijzingen, aanvaarden wij geen aansprakelijkheid! In dergelijke gevallen vervalt elke aanspraak op garantie! • Deze module is voorzien van hoogwaardig geïntegreerde componenten. Deze elektronische componenten zijn zeer gevoelig voor ontlading van statische elektriciteit. Raak daarom de printplaat van de GSM-module alleen aan de zijranden aan en voorkom aanraking van de pennen van de bouwelementen op de printplaat. • Om veiligheids- en keuringsredenen (CE) is het eigenmachtig ombouwen en/of veranderen van de GSM-module niet toegestaan. • Bij de omgang met producten die met elektrische spanning in aanraking kunnen komen, moeten de geldende VDE-voorschriften in acht worden genomen, met name VDE 0100, VDE 0550/0551, VDE 0700, VDE 0711 en VDE 0860. Raadpleeg een vakman wanneer u twijfelt over de werkwijze, veiligheid of de aansluiting van de GSM-module. • De module mag alleen in gebruik worden genomen wanneer deze eerst aanrakingsveilig in een behuizing is ingebouwd. • Verwijder nooit de SIM-kaart bij lopende werking! • Tijdens de inbouw moet de GSM-module spannings-/stroomloos zijn. Alle bedradingswerkzaamheden mogen uitsluitend in spanningsloze toestand worden uitgevoerd. • Het contact met water of vochtigheid moet beslist vermeden worden. • Gebruik de module niet in ruimten of onder ongunstige omstandigheden waarin/ waarbij brandbare gassen, dampen of stof aanwezig zijn of kunnen zijn. Er bestaat gevaar voor explosie! • Controleer voor elk gebruik uw GSM-module en de bedrading op beschadiging(en). Wanneer beschadigingen aanwezig zijn mag het product niet in gebruik worden genomen. • Schakel de GSM-module nooit meteen in nadat deze van een koude in een warme ruimte is gebracht. Door het condenswater dat wordt gevormd, kan het apparaat onder bepaalde omstandigheden beschadigd raken. Laat het apparaat uitgeschakeld op kamertemperatuur komen. • Laat het verpakkingsmateriaal niet achteloos liggen, dit kan voor kinderen gevaarlijk speelgoed zijn. • In scholen, opleidingscentra, hobbyruimtes en doe-het-zelf-werkplaatsen moet door geschoold personeel voldoende toezicht worden gehouden op het werken met technische apparaten. • In industriële omgevingen dienen de Arbovoorschriften ter voorkoming van ongevallen met betrekking tot elektrische installaties en bedrijfsmiddelen in acht te worden genomen. • Een andere toepassing dan hierboven beschreven, kan leiden tot beschadiging van het product, bovendien bestaat het risico van bijv. kortsluiting, brand of elektrische schokken. • Wanneer kan worden aangenomen dat een veilig gebruik niet meer mogelijk is, mag de GSMmodule niet meer worden gebruikt en moet deze worden beveiligd tegen onbedoeld gebruik. U mag ervan uitgaan dat een veilig gebruik niet meer mogelijk is indien: - het apparaat zichtbaar is beschadigd - het apparaat niet meer functioneert - het apparaat onder ongunstige omstandigheden is opgeslagen - wanneer er zware transportbelasting is opgetreden.
5
6.
Gebruiksvoorwaarden
Gebruik de GSM-module alleen bij een bedrijfsspanning tussen 5 en 30 V/DC. Voor een foutieve werking moet de stroombron zonder spanningsverlies tenminste een stroom van 1000 mA kunnen leveren. Hierbij is het onbelangrijk of de voeding door een accu (bijv. zonne-energie-accu) of door een geschikte netvoeding met gestabiliseerde uitgang gebeurt. Bij de installatie van de GSM-module moet rekening worden gehouden met de kabeldiameter van de aansluitleidingen. De GSM-module moet op een tegen spatwater beschermde plaats gemonteerd worden. De gebruikspositie is willekeurig. Het ontvangst van de provider, waarvan u de SIM-kaart in de GSM-module gebruikt, moet op de montageplaats van de GSM-module of de GSM-antenne storingsvrij werken en voldoende veldsterkte hebben.
7.
Functie-overzicht van de ingangen
Deze GSM-module bezit 9 ingangen. Elke ingang kan bij een vooraf gedefinieerde ingangssignaal een SMS of een email als informatie sturen. Let op de maximale ingangsspanning van 2 V op beide temperatuuringangen (T1, T2), 14 V op ADC en de maximale ingangsspanning van 12 V/DC op de zes optokoppelingingangen (IN1, IN2, twee LOG, DEL, INV)! U heeft de volgende ingangen ter beschikking: •
Twee digitale ingangen „IN1“ en „IN2“, die bij ingangsspanningen tussen 0 - 12 V/DC vooraf gedefinieerde digitale schakeltoestanden („high“ of „low“) herkennen en melden. Toepassing vinden deze ingangen bijv. bij rookmelders, inbraakmelders (stroomlussen, die onderbroken worden) of uitgangen van een alarminstallatie.
•
Twee digitale ingangen „LOG“, die bij ingangsspanningen tussen 0 - 12 V/DC vooraf gedefinieerde digitale schakeltoestanden („high“ of „low“) herkennen, afhankelijk van elkaar melden en de uitgang „LOG“ schakelen. Hierbij kunnen de beide ingangen logisch verbonden worden. Gebruikt wordt deze verbinding wanneer bijv. een inbraakmelder via een tijdschakelklok op scherp zal worden geschakeld.
•
Een digitale ingang „DEL“, welke bij ingangsspanningen tussen 0 - 12 V/DC vooraf gedefinieerde digitale schakeltoestanden („high“ of „low“) herkent, meld en de uitgang “DEL” uitgesteld in- en uitschakelt. Gebruikt wordt een inschakelvertraging bijv. bij het scherp zetten van een alarminstallatie, zodat nog voldoende tijd overblijft om de ruimte te verlaten. Uitschakelvertragingen komen ook bij een ventilatienaloop voor. Een digitale ingang „INV“, welke bij ingangsspanningen tussen 0 - 12 V/DC vooraf gedefinieerde digitale schakeltoestanden („high“ of „low“) herkent, meld en de uitgang „INV“ schakelt. Deze inverteert de uitgang bij ieder stijgende flank op de ingang en maakt zo van elke toets-ingang een AAN/UIT-functie van een schakelaar. Gebruikt wordt deze ingang bijv. bij impulsschakelaars, waarbij meerdere schakelaars een gemeenschappelijke verbruiker besturen, zoals bij meerdere lichtschakelaars in een entree. Twee temperatuuringangen „T1“ en „T2“ dienen voor de temperatuurmeting en besturing. Op beide temperatuuringangen kan telkens een temperatuurvoeler (bijv. Conrad bestnr. 198896) aangesloten worden. Toegepast worden deze ingangen bijv. ter bewaking van kamertemperaturen en doelmatige besturing van verwarmingen. Een analoge ingang („ADC“) kan meetresultaten registreren en melden. Het ingangsmeetbereik bedraagt 0 - 14 V/DC. Is deze spanningsbereik niet voldoende voor de toepassing, dan kan hij met spanningsdelers overeenkomstig aangepast worden. Lees hiertoe ook de informatie in hoofdstuk „Analoge ingang (ADC)“ in deze gebruiksaanwijzing. De analoge ingang wordt bijv. toegepast bij vulstandsensoren (met zich langzaam veranderde analoge spanningen van 0 tot 14 V).
•
•
•
6
8.
Functie-overzicht van de uitgangen
De GSM-module bezit 14 uitgangen, op welke telkens een rode LED voor de statusindicatie aangesloten is. Elke uitgang is aan een speciale functie of een ingangssignaal toegewezen. De GSM-module beschikt over de volgende uitgangen: • De uitgang “Incall” kan per oproep geschakeld worden. Hiertoe is op de GSM-module reeds een relais vast met deze functie verbonden • Het relais beschikt over een potentiaalvrije contact (max. toegestane belastingswaarden zie hoofdstuk „Technische gegevens“) en wordt per oproep geactiveerd. De schakelduur kan in 12 trappen ingesteld worden. De uitgang wordt bijv. voor garagedeuropener, huisdeurverlichting, ventilaties of derg. gebruikt. • De vier SMS-uitgangen worden via SMS-commando geactiveerd en kunnen afhankelijk van het bevel apparaten in- of uitschakelen. Op de uitgang „SMS1“ is reeds een relais aangesloten (max. toegestane belastingswaarden zie hoofdstuk „Technische gegevens“). Op de overige uitgangen kan direct een relais (bijv. Conrad bestnr. 502892) of een relaisprintplaat (Conrad bestnr. 585498) aangesloten worden. De toepassing van de uitgangen is analoog tot de „Incalluitgang“ individueel te gebruiken. • De vier temperatuuruitgangen schakelen volgens vooraf ingestelde temperatuurdrempels de overeenkomstige uitgangen in of uit. Op deze uitgangen kunt u telkens een relais (Conrad bestnr. 502892) of de relaisprintplaat (Conrad bestnr. 585498) aansluiten en daarmee schakelprocedures uitvoeren zoals bijv. een ventilator voor de koeling of verwarming besturen. • De alarm-uitgang „ALA“ wordt altijd dan geactiveerd, wanneer een SMS of email gestuurd is. Deze kan dus van elke ingang geactiveerd worden. Op deze uitgang kan een relais (Conrad bestnr. 502892) of de relaisprintplaat (Conrad bestnr. 585498) aangesloten worden en daarmee bijv. een alarmsirene of flitslicht besturen. • De uitgang „FLS“ wordt elke keer geactiveerd, wanneer een beeld wordt gemaakt. Op deze uitgang kan een relais (Conrad bestnr. 502892) of de relaisprintplaat (Conrad bestnr. 585498) aangesloten worden, wanneer geregistreerd zal worden dat er een beeld is gemaakt. • De uitgang „INV“ wordt bij elke stijgende flank op de ingang omgekeerd. Op de uitgang kan direct een relais (bijv. Conrad bestnr. 502892) of de relaisprintplaat (Conrad bestnr. 585498) aangesloten worden. Gebruikt worden kan deze bijv. bij impulsschakelaars, waarbij meerdere schakelaars een gemeenschappelijke verbruiker besturen, zoals bij meerdere lichtschakelaars in een entree. • De uitgang „DEL“ kan bij het schakelen van de ingang vertraagd in- of uitgeschakeld worden. Op de uitgang kan direct een relais (bijv. Conrad bestnr. 502892) of een relaisprintplaat (Conrad bestnr. 585498) aangesloten worden. Een inschakelvertraging kan gebruikt worden voor het vertraagd activeren (scherp zetten) van een alarminstallatie. Een uitschakelvertraging kan toegepast worden voor de ventilator-naloop of bij een trappenhuis-verlichting. • De uitgang „LOG“ kan afhankelijk van de beide ingangen schakelen. Op de uitgang kan direct een relais (bijv. Conrad bestnr. 502892) of de relaisprintplaat (Conrad bestnr. 585498) aangesloten worden. De Logik-uitgang kan bijv. een inbraakmelder bewaken welke alleen via een tijdschakelklok op scherp zal worden gezet.
7
9.
Aansluitingen van de GSM-module
1 Aansluiting voor de bedrijfsspanning 2 Analoge ingang „ADC“ 3 Ingang voor temperatuurvoeler „T1“ en „T2“ 4 Digitale ingang „INV“ 5 Digitale ingang „DEL“ 6 Twee digitale ingangen „LOG“ 7 Twee digitale ingangen „IN1“ en „IN2“ 8 Uitgang „Incall“ 9 Uitgang „SMS1“ tot „SMS4“ 10 Uitgang „TMP1“ tot „TMP4“ 11 Uitgang „ALA“ 12 Uitgang „FLS“ 13 Uitgang „INV“ 14 Uitgang „DEL“ 15 Uitgang „LOG“ 16 USB-aansluiting 17 LED-indicatie voor GSM-functie 18 Aansluiting voor GSM-antenne
Beschrijving van de aansluitingen: 1 Aansluiting voor de voedingsspanning van 5 tot 30 V/DC. Op de linker schroefklem wordt min/- en op de rechter klem plus/+ aangesloten. Sluit nooit een hogere spanning aan en let beslist op de polariteit! 2 Aansluiting voor de analoge ingang voor het meten van een spanning van 0 tot 14 V/DC. Op de middelste schroefklem wordt het ingangssignaal en op de rechter klem min/- aangesloten. Op linker klem staat 4 V/DC ter beschikking.
de
3 Aansluiting voor beide temperatuursensoren (Conrad bestnr. 198896): op de linker schroefklem wordt plus/+ (wit), op de middelste wordt het signaal (rood) en op de rechter schroefklem wordt telkens Min/- (zwart) aangesloten.
Ingangen Op de linker schroefklem wordt telkens Min/- en op de rechter klem wordt telkens Plus/+ aangesloten. Let op de maximale ingangsspanning van 12 V/DC op de opto-ingangen (vanaf ca. 2,5 V/DC wordt het digitale ingangssignaal als „High“ herkent). 4 Aansluiting voor de digitale Inverter-ingang („INV“) 5 Aansluiting voor de digitale vertragingsingang („DEL“) 6 Aansluiting voor de beide digitale Logik-ingangen („LOG“) 7 Aansluiting voor de beide digitale Opto-coupler-ingangen („IN1“/„IN2“)
8
Uitgangen: Op de uitgang „INCALL“ en op de uitgang „SMS1“ is al een relais gemonteerd, hiermede kunnen 8 A bij 250 V/AC of bij 30 V/DC geschakeld worden. Op de linker schroefklem wordt telkens Min/- en op de rechter klem wordt telkens Plus/+ aangesloten. Op de schroefklemmen kan telkens een relais (Conrad bestnr. 502892) of de relaisprintplaat (Conrad bestnr. 585498) aangesloten worden. Op alle uitgangen zijn rode LED’s aanwezig. De LED’s branden, zodra een uitgang geactiveerd wordt en dienen daarom als status-LED’s. 8
Aansluiting van de „INCALL“-uitgang
9
Aansluiting van de vier uitgangen „SMS1“ tot „SMS4“
10
Aansluiting van de vier temperatuuruitgangen „TMP1“ tot „TMP4“
11
Aansluiting van de alarm-uitgang „ALA“
12
Aansluiting van de foto-uitgang „FLS“
13
Aansluiting van de inverter-uitgang „INV“
14
Aansluiting van de vertragingsuitgang „DEL“
15
Aansluiting van de Logik-uitgang „LOG“
16 USB-poort: op deze aansluiting wordt de GSM-module met de meegeleverde mini-USB-kabel op een vrije USB-poort van de PC aangesloten. 17 LED-indicatie voor de GSM-functie: zodra de GSM-schakelmodule met het GSM-netwerk verbonden is, knippert deze LED ca. alle 3 seconden kort. 18
Aansluiting voor de GSM-antenne Wanneer de module niet meer reageert (bijv. bij sterke EMV-impulsen, elektrostatische ontlading, enz.) moet de module worden losgekoppeld van de bedrijfsspanning en opnieuw worden aangesloten.
9
10.
Noodzakelijke stappen en informaties voor de ingebruikneming Belangrijk! Om de GSM-module correct in gebruik te nemen, is het beslist noodzakelijk de navolgende stappen in de juiste volgorde uit te voeren. Bij het niet in acht nemen van deze stappen zijn eventueel bepaalde functies niet gegarandeerd of een configuratie is niet mogelijk en/of de SIMkaart wordt door de GSM-module geblokkeerd.
a) Software installeren Voordat u met de werkzaamheden aan de GSM-module begint, moet u eerst de besturingssoftware en de nodige stuurprogramma’s op uw computer installeren. Handel hiertoe als volgt: • • • • •
Plaats de CD in de CD-speler van uw computer. Als u op uw computer Autostart heeft geactiveerd start de installatie automatisch vanaf de CD (programma “setup.bat”). Als de Autostart niet actief is, opent u het hoofdregister van de CD en dubbelklikt u op het bestand „setup.bat“ (maar niet „setup.exe“). Volg de instructies op het beeldscherm. Nadat de besturingssoftware op uw computer geïnstalleerd is, moet u nog de noodzakelijke stuurprogramma’s installeren. Voor de installatie van de COM-poort stuurprogramma („CP210xVCPInstaller.exe“) volgt u de instructies op het beeldscherm. Actuele versies van stuurprogramma’s vindt u op internet onder www.silabs.com.
•
Na een succesvolle installatie beëindigd u de besturingssoftware.
b) Configuratie van de SIM-kaart Om de GSM-module later via de software te configureren, moet de hiervoor bedoelde SIM-kaart voor de eerste ingebruikneming geconfigureerd worden. Hiertoe heeft u een willekeurige mobiele telefoon zonder „SIM-Lock“ nodig. Raadpleeg voor de configuratie de aanwijzingen van uw SIMkaart en de gebruiksaanwijzing van uw mobiele telefoon.
Voor de configuratie van de SIM-kaart handelt u als volgt: • •
• • •
Plaats de SIM-kaart in een willekeurige, SIM-Lock- vrije mobiele telefoon. Controleer de pincode van de SIM-kaart met die van uw provider. De pincode heeft vier cijfers en mag geen spaties bezitten. Eventueel kunt u ook een nieuwe pincode aanmaken en deze noteren. Activeer de mobiele telefoon zodat deze na het inschakelen naar de pincode vraagt. Sla de wijziging op de SIM-kaart op. Test met uw mobiele telefoon de ontvangstkwaliteit (wordt meestal op het display aangegeven). Ga naar de plek waar u later de GSM-antenne wilt plaatsen en zoek de beste ontvangstkwaliteit en markeer deze positie. De montageplaats van de GSM-antenne moet zich zo ver mogelijke (binnen een cirkel van 2,5 m) vanaf de montageplaats van de GSM-module bevinden en een storingsvrije ontvangst met een hoge veldsterkte mogelijk maken. Veldsterktes van het mobiele net, zoals bijv. voor mobiele telefoons, kunnen vanwege invloeden van buitenaf zoals door het weer of stoorbronnen vaak extreem schommelen. Voor een correcte werking van de GSM-module raden wij u aan om een standplaats voor de GSM-antenne met de hoogste veldsterkte te kiezen.
•
Hierna kunt u de SIM-kaart weer uit de mobiele telefoon halen.
10
c) Algemene instellingen voor de besturingssoftware Bij de besturingssoftware kan met de toets “D/E” de programmataal gewijzigd worden tussen Duits en Engels. Het hulpbestand wordt dan in de overeenkomstige taal geopend. Wanneer op het schakelvlak Algemene instellingen wordt geklikt, verschijnt een veld voor het invoeren van de pincode van de SIM-kaart, de gewenste telefoonnummers (PHONE) en de emailadressen (MAIL). Raadpleeg hiertoe ook de aanwijzingen in het hoofdstuk “Eerste ingebruikneming van de GSM-module”. d) Algemene informatie over SMS Zodat de module kan “zien” wie opgebeld of een SMS heeft gestuurd, moet de telefoonnummer overgedragen worden! Kijk in het handboek van uw mobiele telefoon hoe deze functie ingeschakeld moet worden. Informeer naar de actuele prijzen en instellingen bij uw netwerkprovider. Onder “Phone” kunt u maximaal 12 telefoonnummers invoeren. U moet hier alle telefoonnummers invoeren waarmee de module kan worden opgeroepen en waarvan de module een SMS kan ontvangen en waarnaar de module een SMS moet kunnen verzenden. Telefoonnummers dienen in een internationaal formaat worden ingevoerd, bijv. als „+491701234567“. Om te controleren in welk formaat uw telefoonnummer aankomt, kunt u gewoon naar de module bellen en kunt u in de software de statusaanduiding bekijken. Bij het oproepen van de module en bij het verzenden van een SMS naar de module moet het telefoonnummer mee worden overgedragen. De telefoonnummers zijn begrensd tot 16 tekens. Voor een beter overzicht kunt u bij de telefoonnummers een willekeurige naam invoeren, die dan in de software na het kiezen van een telefoonnummer weergegeven wordt. e) SMS-dienst Onder “Communicatie” kan bij de SMS-dienst een SMS-bericht opgesteld en verzonden worden. Hiertoe moet de GSM-module ingeschakeld en aangemeld zijn bij het GSM-netwerk. De SMS-tekst is begrensd tot 160 tekens. Speciale tekens zoals bijv. een umlaut (ä,ö,ü) kunnen niet worden gebruikt. Klik onder “Communicatie” op “SMS-dienst” en voer een SMS-tekst in. De toets SMS-zenden laat zien hoeveel tekens van de 160 nog beschikbaar zijn. Voer onderaan uw mobiele telefoonnummer in. Druk nu op de toets “SMS versturen”. De tekst wordt nu naar uw mobiele telefoon verzonden. f) Algemene informatie over email Voor het versturen van e-mails moet onder “Algemene instellen” GPRS en SMTP ingericht worden. Bijkomend moet op de SIM-kaart GPRS vrijgeschakeld zijn. GPRS De gegevens van de e-mail worden via een dataverbinding naar uw provider gestuurd (dus niet via een SMS of derg.). Hiertoe wordt met uw SIM-kaart een GPRS-verbinding met uw provider opgebouwd en deze wijst aan de module een IP-adres toe. Daarna kan de ingestelde poort geopend en de SMTP geactiveerd worden. SMTP Vervolgens meldt zich de module met uw e-mailadres aan bij uw e-mail-provider en logt zich met uw wachtwoord in en verstuurd voor u een e-mail. U bent dus de afzender van deze e-mail. Afhankelijk van de provider kunnen de e-mail –diensten extra kosten veroorzaken. Over het algemeen geldt: ondersteunt uw provider of het GSM-netwerk niet doorgaans de kenmerken „Verzenden van e-mail“, zijn deze diensten ondanks geactiveerde configuratie niet beschikbaar.. Informeer naar de actuele prijzen en instellingen bij uw netwerkprovider.
11
g) Email met SMTP en GPRS Voor het verzenden van (foto-) e-mails moeten de GPRS-instellingen van de provider van de ingelegde SIM-kaart ingevoerd worden. Als u onder „SIM“ uw provider ingeeft, wordt automatisch de juiste GPRS-verbinding en het juiste IP-adres ingesteld. Indien uw gewenste instelling niet verschijnt voert u deze onder „Andere aanbieder“ in. Onder „SMTP“ moet in het bovenste gedeelte de SMTP-postuitgangserver ingevoerd worden (bijv. smtp.web.de). Bijkomend moet het poortnummer ingevoerd worden. Bij de meeste „Freemail“providers moet het poortnummer 25 ingevoerd worden. Onder „SMTP“ moet in het onderste gedeelte uw email-adres en het bijhorende wachtwoord ingevoerd worden. Dit wachtwoord, met welke u ook bij uw email-provider inlogt, mag maximaal 15 tekens bezitten en wordt versleuteld weergegeven. Onder „Algemene instellingen“ kunnen tot 4 email-adressen („MAIL“) ingevoerd worden (bijv.
[email protected]). U dient alle email-adressen in te voeren naar welke de GSMmodule een email zal versturen. De email-adressen zijn begrensd op 35 posities. Voor een beter overzicht kunt u bij de telefoonnummers een willekeurige naam invoeren, die dan in de software na het kiezen van een telefoonnummer weergegeven wordt. OPGELET: Dit is een autonoom werkend alarm-meldingsapparaat. Door verkeerde instellingen resp. aansluitingen kan het tot ongewenst verzenden van SMS-berichten komen en hierdoor aanzienlijke kosten veroorzaken! Ook bij grensoverschrijdende verzending van berichten of commando’s kunnen hoge kosten ontstaan bij uw mobiele telefoon en ook bij de ingelegde SIM-kaart van de module. Vul in geen geval in de besturingssoftware het telefoonnummer van de SMS-kaart in, die in de module werd geplaatst! In dat geval kan het gebeuren dat de module na een schakelproces een SMS naar zichzelf zendt. Zodra deze zelf gegenereerde SMS wordt ontvangen, wordt er terug een antwoord gegenereerd enz.! Zo een “eindeloze lus” kan eventueel aanzienlijke kosten veroorzaken! Let op een correcte installatie. Vermijdt losse contacten. Bij de invoer en controle van sensoren moeten zinvolle grenswaarden vastgelegd worden. Een invoer van temperatuurgrenswaarden zoals bijv. „bij 20 °C verwarming inschakelen en bij 21 °C verwarming uitschakelen“ kan leiden tot vele of ongewenste schakelprocedures en het verzenden van SMS-berichten. . Principieel kan de GSM-module alle ingangen (sensoren) tegelijkertijd bewaken en hun veranderingen melden. Ook kunnen tegelijkertijd bevelen van buitenaf verwerkt worden. De GSMmodule werkt alle gebeurtenissen achter elkaar af in de volgorde van optreden. Met deze GSM-module kan een schakelmelding naar een verdere module worden verzonden. Daarom mag op het tweede ontvangende apparaat de terugmelding niet worden geactiveerd! Sluit in het begin de pc aan, test de gewenste functies en controleer alle meldingen in de STATUSindicatie van de software!
12
11. Eerste ingebruikneming van de GSM-module (test-configuratie) Let bij de eerste ingebruikneming er op, dat de uitgebouwde printplaat niet door metalen of spanning geleidende onderdelen kortgesloten wordt. Let bij het aansluiten van de voedingsspanning beslist op de juiste polariteit. Vermijdt kortsluitingen van de GSM-module. Neem dit in acht anders kan de GSM-module vernield worden, in dit geval vervalt het recht op garantie. Bij het eerste gebruik raden wij een eenvoudige configuratie aan. Om die reden geeft u eerst alleen een pincode en een apparaatbenaming in. Alle andere invoeren voor een apparaatconfiguratie kunt u beter later invoeren nadat u de basisconfiguratie getest heeft.
Voor de eerste ingebruikneming heeft u een voedingsspanning, de antenne, USB-kabel en een SIM-kaart nodig. Let hiertoe op de onderstaande aanwijzingen in de opgegeven volgorde: • Open de behuizing van de GSM-module. • Verwijder de 3 schroeven in de module die de printplaat vasthouden. • Hef voorzichtig de printplaat uit de behuizing. • Sluit volgens de juiste polariteit de aansluitkabel van de voeding aan op de hiervoor bestemde klemmen op de printplaat. Belangrijk! Schakel de voeding nog niet in! De SIM-kaart mag nog niet geïnstalleerd zijn!
• •
Installeer eerst met de CD de USB-stuurprogramma’s en de toepassingssoftware. Sluit de meegeleverde USB-kabel aan op de GSM-module en op de poort van uw ingeschakelde computer. De computer herkent een nieuwe (virtuele) COM-aansluiting.
•
Controleer in apparaatbeheer van uw besturingssysteem welke COM-poort ingericht is. Als de COM-poort voor de GSM-module groter is dan 9 (bijv. „COM10“, „COM11“.....), dan moet de COM-poort verschoven worden.
Open hiertoe op uw computer in het configuratiescherm onder apparaatbeheer “Eigenschappen / aansluitingen / geavanceerd.../ COM-aansluiting” en leg voor de besturingssoftware een vrije COM-poort onder COM10 vast.
13
•
Schakel nu de voedingsspanning in.
•
Start op uw computer de besturingssoftware van de GSM-module. Selecteer in de software onder „Communicatie“ de COM-poort welke in apparaatbeheer van uw besturingssysteem vastgelegd is.
.
- Klik nu op „Status“ en controleer of er een verbinding opgebouwd wordt. De GSM-module geeft het bericht „pincode onjuist“ ...wacht op gegevens („PINCODE FALSCH ! WARTE AUF DATEN...“).
•
Voer nu in de besturingssoftware onder „Algemene instellingen“ de „PINCODE“ in. De PIN van de SIM-kaart moet viercijferig zijn en de PIN-opvraag moet zijn geactiveerd. Dit wil zeggen dat wanneer men de kaart in een gsm plaatst en de gsm inschakelt, moet gevraagd worden naar de PIN.
•
Voor de module kan nog een benaming tot 16 tekens ingevoerd worden. Bij ieder SMS wordt deze naam meegezonden.
14
•
Onder „Communicatie“ moeten deze wijzigingen naar de module verzonden worden (klik op „verzenden“)
•
Het bericht „Alle gegevens zijn verzonden“ moet verschijnen.
•
Schakel de voedingsspanning weer uit.
•
De opgeslagen gegevens blijven in de module ook na het in- en uitschakelen van de voeding behouden.
•
Om de invoeren van de besturingssoftware op de PC permanent te behouden klikt u op „Opslaan“.
•
Plaats nu de SIM-kaart.
Schuif hiertoe op de achterzijde van de printplaat het deksel van de SIM-kaarthouder iets naar achteren en klap het open. Leg de SIM-kaart met de contacten naar beneden en de schuine hoek naar boven wijzend in de kaarthouder, sluit en vergrendel het geheel door het deksel terug te schuiven. De contacten van de SIM-kaart moeten na het inklappen op de printplaatcontacten drukken.
Let beslist op een juiste sluiting van de SIMkaarthouder.
•
Rol de kabel van de GSM-antenne uit en sluit de antenne aan op de antennebus op de printplaat. De antennestekker moet hoorbaar inklinken.
•
Schakel de voedingsspanning weer in. De groene GSM-LED begint kort daarna te knipperen. De module probeert zich bij het GSM-netwerk aan te melden. Als de groene LED in een snel ritme knippert „1 seconde aan / 1 seconde uit“, dan probeert de GSM-module zich bij het GSM-netwerk aan te melden.
Na het succesvolle aanmelden knippert de groene LED in een langzame ritme (kort knipperen / ca. 3 seconden pauze). •
Onder de menuoptie “Communicatie” in de besturingssoftware kan de status van de in- en uitgangen worden weergegeven. De GSM-module moet hierbij in het GSM-netwerk ingelogd zijn.
•
Nadat een nieuwe configuratie naar de GSM-module overgedragen werd, zal deze opnieuw opstarten. Zodra de groene LED in een langzame ritme knippert /LED 1 seconde aan / 3 seconde pauze), kan de status van alle in- en uitgangen weergegeven worden.
15
Bij de vele op de markt verkrijgbare SIM-kaarten en hun providers kan het gebeuren, dat mits correct ingestelde SIM-pincode en de juist overgedragen configuratie het bericht “Pincode fout! Wacht op gegevens” in het statusvenster wordt weergegeven. In dit geval gebruikt u een andere kaart van een andere provider, voer volgens de handleiding de nodige wijzigingen in de configuratie uit en test de GSM-module. Als dit niet functioneert, neemt u contact op met uw leverancier. LET OP: Zonder ingelegde SIM-kaart (of bij een verkeerde pincode) gaat de GSM-module in de programmeermodus. Bij een onjuiste pincode wordt na een derde poging de SIM-kaart geblokkeerd! In beide gevallen knippert de groene LED naast de antenne-aansluiting in een snel ritme („1 seconde aan / 1 seconde uit“). Een door de GSM-module geblokkeerde kaart kan alleen door een SIM-lock-vrije mobiele telefoon met de super pin ontgrendeld worden.
Er kan een wachtwoord worden gegeven, waarmee iedereen die het wachtwoord meezendt, kan schakelen. Hiermede kan door elke willekeurige gsm de 4 SMS-uitgangen worden geschakeld en een SMS-antwoord worden opgevraagd. Het wachtwoord mag uit maximaal 8 tekens bestaan. Voor het verzenden van een e-mail moet de provider van de geplaatste SIM-kaart worden ingevoerd. Eerst moet op de SIM-kaart het verzenden en ontvangen van e-mailberichten worden vrijgeschakeld. Uw provider moet het kenmerk “Verzenden van e-mails” ondersteunen. Is dit niet het geval, is deze functie niet beschikbaar.
Wanneer u hier uw provider opgeeft, wordt automatisch het juiste GPRS-adres en het IP-adres ingesteld. Indien het gewenste adres en IP-adres er niet bij staat, voert u deze dan onder „Andere aanbieders“ in.
16
12. Algemene informatie over de menuoptie „Status“ Nadat een nieuwe configuratie naar de GSM-module overgedragen werd, zal deze opnieuw opstarten en zich bij het GSM-netwerk aanmelden. Zodra de groene LED in een langzame ritme (kort knipperen / ca. 3 seconden pauze) knippert kan onder communicatie de status van alle in- en uitgangen worden weergegeven. •
Hiervoor stelt u de in apparaatbeheer herkende COM-poort in.
•
Klik in de besturingssoftware op STATUS.
•
Daarna verschijnt een weergave die lijkt op een antwoord-SMS die om de seconde wordt geactualiseerd.
•
Indien de module een melding heeft verstuurd, verschijnt het bericht “SMS verzonden” of “EMAIL verzonden”.
Wanneer geen ontvangst mogelijk is, wordt “GEEN NETWERK” weergegeven. Controleer in dit geval met een gsm de ontvangstkwaliteit op de plaats van de GSM-antenne. Bedenk ook dat de antenne zo ver mogelijk van de module bevestigd dient te worden. •
Indien momenteel naar de module wordt gebeld, verschijnt “oproep herkend” en het telefoonnummer en de groene LED gaat permanent oplichten.
•
Indien de module een SMS heeft ontvangen, wordt “SMS ontvangen:” en de inhoud van de SMS gedurende 1 minuut weergegeven. Belangrijk! Principieel worden van de GSM-module alleen veranderingen herkent die tenminste 250 milliseconden op de zes digitale ingangen (IN1, IN2, LOG, LOG, DEL, INV) aanliggen of ten minste 1 seconde op de analoge ingangen (ADC, T1, T2) aanligt.
Als u een nieuwe configuratie naar de GSM-module heeft gestuurd, gaat de GSM-module automatisch opnieuw opstarten. De GSM-module is daarna pas na 1 minuut na het opstarten klaar om veranderingen van de sensoren of bevelen uit te voeren. Deze wachttijd dient beslist in acht worden genomen! U heeft dus na het opnieuw opstarten ongeveer 1 minuut de tijd om een spanning aan te leggen zonder dat een SMS en/of email verstuurd zal worden.
Volgende informatie wordt bij de status-opvraag weergegeven: Weergave T1 T2 TMP1-4 IN1-2 ADC INCALL SMS1-4 LOGIC DELAY INVERT ALARM BILDER PEGEL
Besturingssoftware = 0C = 0C = L,L,L,L = L,L = 75 mV =L = L,L,L,L = L,L=L =L =L =L =0 = 80%
Betekenis de temperatuur op de temperatuurvoeler 1 bedraagt 0 °C de temperatuur op de temperatuurvoeler 2 bedraagt 0 °C de stuuruitgangen „TMP1“ bis „TMP4“ zijn uitgeschakeld (L = low) de stuuruitgangen „IN1“ en „IN2“ zijn open (L = low) op ingang „ADC“ werd 75 mV gemeten e stuuruitgang „INCALL“ is niet geactiveerd (L = low) de stuuruitgangen „SMS1“ tot „SMS4“zijn uitgeschakeld (L = low) de stuuruitgang „LOG“ is uitgeschakeld (L = low) de stuuruitgang „DEL“ is uitgeschakeld (L = low) de stuuruitgang „INV“ is uitgeschakeld (L = low) de stuuruitgang „ALA“ is uitgeschakeld (L = low) er zijn geen beelden opgeslagen het ontvangstniveau in het GSM-netwerk bedraagt 80 %
De in dit hoofdstuk aangegeven waarden van een status opvraag zijn slechts een symbolische vertoning voor een weergave van de waarden en kunnen afhankelijk van de voortgang van uw configuratie afwijkend uitzien.
17
Voor de weergavenwaarde „Niveau“ gelden de volgende waarden: Statusweergave
Balkaanduiding besturingssoftware
Betekenis
0% 1 tot 20% 21 tot 36% 37 tot 56% 57 tot 76% 77 tot 100%
5 rode balken 1 rode balk 1-2 groene balken 3 groene balken 4 groene balken 5 groene balken
geen ontvangst mogelijk of niet ingelogd geen ontvangst slechte ontvangst minimaal toegestane ontvangststerkte goede ontvangst goede tot heel goede ontvangst
13.
Vastleggen van telefoonnummers
In de besturingssoftware kunnen onder „Algemene instellingen“ bij „Phone“ tot max. 12 telefoonnummers bewaard worden. U moet alle telefoonnummers invoeren vanuit welke de module opgebeld kan worden en een SMS kan ontvangen en waarnaar de module een SMS kan versturen. De telefoonnummers dienen in een internationale formaat worden ingevoerd (bijv. +491701234567). De telefoonnummers zijn begrensd op 16 posities. •
Voer voor een test in de bovenste regel in de linker kolom de telefoonnummer van uw gsm in met welke u de GSMmodule opbelt of vanuit de GSM-module een SMS wilt ontvangen.
•
Bewaar nu alle instellingen van de besturingssoftware door op „Opslaan“ te klikken.
•
Verstuur de gegevens naar de GSM-module door op „versturen“ te klikken. Het bericht verschijnt “Alle gegevens zijn verstuurd”.
•
De basisconfiguratie is hiermede afgesloten. Voor verdere configuratie en installatie bevelen wij aan om voor de eindmontage alle functies te testen. Bij het oproepen van de module en bij het verzenden van een SMS naar de module moet het telefoonnummer mee worden overgedragen De GSM-module kan naast de opgeslagen telefoonnummers bijkomend aan tot 4 mailadressen een bericht sturen. De invoer hiertoe gebeurd via „Mail“ analoog tot de invoer „Phone“.
De in kolom „Naam“ aanwezige informatie is alleen bedoeld voor de toewijzing aan een telefoonnummer in de besturingssoftware en is alleen op de computer zichtbaar en wordt niet bij berichten meegestuurd.
18
14. Antwoord / foutmelding a) Antwoord De GSM-module kan een antwoord-SMS verzenden, waarin de status van alle in- en uitgangen wordt vermeld. Hiervoor wordt een SMS naar de module verstuurd met de ingevoerde meldtekst. Het antwoord wordt verstuurd naar het nummer waarvan de SMS is verstuurd. De meldtekst mag maximaal 8 tekens bedragen. Let hierbij ook beslist op hoofd- en kleine letters. •
Voer in de besturingssoftware onder „Antwoord / Foutmelding“ bij SMS-Meldtekst „Antwoord“ in.
Selecteer het telefoonnummer van uw gsm. Stuur de nieuwe configuratie opnieuw naar de GSM-module door op “Verzenden” te klikken. Het bericht “Alle gegevens verzonden” moet verschijnen. Stuur na een uitgevoerde statusbericht een SMS met de tekst „Antwoord“ naar de GSM-module. Op het statusvenster moet een binnenkomende SMS met de tekst en het telefoonnummer weergegeven worden. Bovendien moet als antwoord door de GSM-module een SMS op uw mobiele telefoon binnenkomen, in welke de status van alle in- en uitgangen worden weergegeven.
Voorbeeld: U stuurt een SMS naar de GSM-module met de tekst welke in de GSM-module onder „Antwoord / Foutmelding“ opgeslagen is (bijv. „Antwoord“). Hierop antwoord de GSM-module bijv. met: CONRAD GX110 T1=23C, T2=27C, TMP1-4=L,L,L,L, IN1-2=L,L, ADC=0mV, INCALL=L, SMS1-4=H,L,L,L, LOG=L, DEL=L, INV=L, ALARM=H,BILDER=0, PEGEL=60% -ENDE Dit bericht betekent dat de temperatuursensor op aansluiting „T1“ 23 °C en de sensor op aansluiting „T2“ een temperatuur van 27 °C heeft gemeten en geen van de vier temperatuuruitgangen „TMP1“ tot „TMP4“ heeft ingeschakeld. Beide Optokoppleringangen „IN1“ en „IN2“ zijn „Low“, de ingang „ADC“ meet 0 mV, de uitgang „INCALL“ werd niet geactiveerd, de uitgang „SMS1“ is ingeschakeld en de uitgangen „SMS2“ tot „SMS4“ zijn inactief. De uitgang „LOG“ is “Low”, de vertragingsuitgang „DEL“ is „Low“, de uitgang „INV“ is „Low“, de uitgang „ALA“ is geactiveerd, er zijn nog geen beelden opgeslagen („BILDER =0“) en het ontvangstniveau staat op 60% (d.w.z..de ontvangst is goed). De in dit hoofdstuk aangegeven waarden van een status opvraag zijn slechts een symbolische vertoning voor een weergave van de waarden en kunnen afhankelijk van de voortgang van uw configuratie of de meetwaarden van de aangesloten sensoren afwijkend uitzien.
b) Foutmelding De GSM-module kan bij ontvangst van een onbekende of onjuiste opdracht een foutmelding met de ingevoerde meldtekst terugsturen (bijv. ERROR). Dit is handig voor een snelle herkenning van verkeerd ingevoerde gegevens (bijv. een tikfout). Het antwoord wordt verstuurd naar het nummer waarvan de SMS is verstuurd
Voorbeeld: U stuurt een SMS naar de GSM-module met een onbekende opdracht (bijv. RRRR). De GSM-module antwoordt hierop met: ERROR.
19
15. Installatie en configuratie van de uitgangen a) Uitgang „INCALL“ Dit uitgang INCALL wordt voor een instelbare tijd ingeschakeld zodra de module wordt opgeroepen. Aangezien de GSM-module bij een oproep niet opneemt, worden hierbij ook geen kosten gemaakt! U belt gewoon de module op en laat deze voor de zekerheid een paar keer overgaan. Daarop schakelt de INCALL-uitgang voor de ingestelde tijd in en daarna automatisch weer uit. Dit is ideaal voor bijv. een garagedeuropener of voor de verlichting bij de voordeur. De inschakeltijd is instelbaar in twaalf stappen van 0,2 seconden tot 4 uur.
Om de uitgang „INCALL“ te gebruiken handelt u als volgt: ⋅
Voer bij de „Algemene instellingen“ onder „Phone“ in de bovenste regel het telefoonnummer van de telefoons in met welke u wilt opbellen. Het telefoonnummer moet conform het internationale formaat ingevoerd worden. Fout: 01701234567 Juist: +491701234567
⋅
⋅
Klik onder „1 Incall uitgang “ bij „Bezet“ op het vakje, zodat een vinkje verschijnt. De „INCALL“-uitgang kan nu geconfigureerd worden.
⋅
Klik onder „1 Incall uitgang“ de schakeltijd „10 sec“ aan.
⋅
Selecteer voor de keuze van telefoonnummers een van de volgende mogelijkheden
⋅
„Iedereen mag opbellen“. De uitgang INCALL schakelt bij elke oproep het aangesloten relais
⋅
„of opgebeld door iedereen“: Bij deze configuratie kan de GSM-module door alle telefoonnummers die ingevoerd zijn bestuurd worden.
⋅
„of van“ (aanbevolen bij de eerste ingebruikneming): Hier worden voor de besturing van de GSM-module alleen die telefoonnummers toegestaan die door aanklikken zijn geselecteerd.
De vakjes in de eerste kolom links zijn voor de telefoonnummers 1 tot 4, die in de tweede, middelste kolom voor de telefoonnummers 5 tot 8 en in de rechter kolom voor de telefoonnummers 9 tot 12 die onder hoofdstuk 12 “Vastleggen van telefoonnummers” ingevoerd zijn. • • • •
Afsluitend moet u onder „Communicatie“ de wijziging naar de GSM-module verzenden (klik op „verzenden“). Het bericht „Alle gegevens zijn verzonden“ moet verschijnen. Bel nu met uw mobiele telefoon naar het telefoonnummer van de SIM-kaart, die in de GSM-module geplaatst is. Laat de telefoon een paar keer overgaan. Het relais voor uitgang „INCALL“ moet nu aantrekken en de rode controle-LED moet oplichten. Het relais moet na ca. 10 seconden weer afvallen en de controle-LED gaat uit.
Als de functie van de uitgang „INCALL“ zonder problemen werkt, kunt u deze functie direct gebruiken. Sluit voor de besturing van een functie op de relaiscontacten „INCALL“ een apparaat aan. Let op de maximaal toegestane spanningen en stromen conform de technische gegevens en het schema voor de schakeling d.m.v. een relais aan het einde van deze gebruiksaanwijzing.
Let op! Bij een configuratie in de besturingssoftware „Iedereen mag opbellen“ schakelt deze uitgang bij elke oproep, ongeacht of deze in de telefoonlijst is ingevoerd. Iedereen die de telefoonnummer van de ingelegde SIM-kaart kent of per ongeluk opbelt kan de GSM-module besturen. De module zal ook dan schakelen als er geen telefoonnummer wordt overgedragen. Om die reden bevelen wij aan in de lijst de telefoonnummers te selecteren die deze uitgang mogen schakelen.
20
b) SMS-uitgangen (SMS1 – SMS4) De uitgangen SMS1 tot SMS4 kunnen door het versturen van een SMS naar de module worden in- en uitgeschakeld. Op de uitgang “SMS1” is al een relais aangesloten. Op de overige uitgangen kan steeds rechtstreeks een relais (Conrad bestnr. 502892, niet meegeleverd) of een relaisprintplaat (Conrad bestnr. 585498, niet meegeleverd) worden aangesloten. Elke SMS-uitgang heeft een eigen controle-LED, die een schakelprocedure optisch weergeeft. Met de relais-schakelcontacten kunnen stroomcircuits gesloten of gescheiden worden. Voor elk van de vier uitgangen kunt u een eigen meldtekst invoeren. Voor het schakelen wordt in de SMS de Meldetekst van de betreffende uitgang en de toevoeging =1 voor inschakelen of =0 voor uitschakelen gestuurd. Let bij het versturen van een SMS beslist er op, dat de „commandotekst van de mobiele telefoon identiek is met die van de besturingssoftware resp. de in de GSM-module opgeslagen teksten. Hoofdletters en kleine letters moeten aangehouden worden. De tekst mag 8 tekens bedragen. Na de commandotekst moet zonder spatie direct het commando, bijv. =1 voor inschakelen, komen.
Voor de configuratie van de SMS-uitgangen handelt u als volgt: Plaats in de besturingssoftware onder „4 SMS uitgangen“ onder „SMS1“ bij „Bezet“ een vinkje, zodat de uitgang „SMS1“ ingeschakeld wordt. Voer de meldtekst „Test“ in. Elke uitgang moet met een eigen meldtekst (bijv. „Uitgang1“, „Uitgang2“ etc.) voorzien worden. De selectie van de gewenste telefoonnummers wordt in Uitgang 1 vastgelegd en geldt voor alle 4 uitgangen. Kies een telefoonnummer. Volgende mogelijkheden zijn beschikbaar: “Gestuurd door iedereen“: de „SMS-uitgang schakelt bij elke binnenkomende SMS de betreffende uitgang.
Let op! Bij een configuratie in de besturingssoftware „Iedereen mag opbellen“ schakelt deze uitgang bij elke SMS die de juiste meldtekst heeft, ongeacht of deze in de telefoonlijst is ingevoerd. Iedereen die de telefoonnummer van de ingelegde SIM-kaart kent of per ongeluk opbelt en de juiste meldtekst stuurt, kan de GSM-module besturen. De module zal ook dan schakelen als er geen telefoonnummer wordt overgedragen. Om die reden bevelen wij aan in de lijst de telefoonnummers te selecteren die deze uitgang mogen schakelen. „of gestuurd van alle“: In deze configuratie kan de GSM-module van alle telefoonnummers die in „Phone“ aanwezig bestuurd worden. „of van“ (aanbevolen bij de eerste ingebruikneming): Hier worden voor de besturing van de GSM-module alleen die telefoonnummers toegelaten die met een vinkje geselecteerd zijn. De vakjes in de eerste kolom links zijn voor de telefoonnummers 1 tot 4, die in de tweede, middelste kolom voor de telefoonnummers 5 tot 8 en in de rechter kolom voor de telefoonnummers 9 tot 12 . •
Afsluitend moet u onder „Communicatie“ de wijziging naar de GSM-module verzenden (klik op „verzenden“). Het bericht „Alle gegevens zijn verzonden“ moet verschijnen.
•
Stuur nu met uw mobiele telefoon een SMS naar het telefoonnummer van de SIM-kaart die in de GSMmodule geplaatst is. Gebruik de in de besturingssoftware resp. de GSM-module opgeslagen meldtekst met de toevoeging =1.
Als „bij wachtwoord altijd schakelen“ geselecteerd is, schakelt de GSM-module steeds als het wachtwoord in de SMS correct is (en de commandotekst meegestuurd wordt). Een wachtwoord kan in de besturingssoftware onder „Communicatie“ opgeslagen worden.
21
Een antwoord terug per SMS krijgen alleen die telefoonnummers die het juiste bevel gestuurd hebben en in de besturingssoftware onder „Phone“ opgeslagen zijn.
Voorbeeld: Test=1 Het relais voor de SMS-uitgang 1 wordt na ontvangst van de SMS ingeschakeld. De controle-LED gaat branden. Deze toestand blijft zo lang behouden totdat met een nieuwe SMS de SMS-uitgang 1 deactiveert wordt. Stuur hiertoe een SMS met de volgende tekst: Test=0 Het relais voor de SMS-uitgang 1 wordt na ontvangst van de SMS uitgeschakeld. De controle-LED gaat uit. Als de functie voor de „SMS-uitgang 1“ zonder problemen werkt, kunt u deze functie direct gebruiken. Sluit voor de besturing van een functie op de relaiscontacten „ SMS-uitgang 1 “ een apparaat aan. Let op de maximaal toegestane spanningen en stromen conform de technische gegevens en het schema voor de schakeling d.m.v. een relais aan het einde van deze gebruiksaanwijzing. Op de uitgang „SMS1“ is er al een relais aangesloten. De SMS-uitgangen 2 tot 4 werken analoog tot de SMS-uitgang 1. Bij deze uitgangen zijn geen relais aanwezig. Naar wens kan bij een geactiveerde uitgang ook de stuurspanning (ca. 4 V, max. 100 mA) direct voor andere elektronische schakelingen gebruikt worden. Ook kan op deze uitgangen direct een relais (Conrad bestnr. 502892) of een relaisprintplaat (Conrad bestnr. 585498) worden aangesloten.
c) Temperatuur-uitgangen „TMP1“ tot „TMP4“ Op de beide temperatuuringangen T1 en T2 kunnen twee temperatuurvoelers (Conrad bestelnr. 198896, niet meegeleverd) worden aangesloten. Op de linker klem wordt plus/+ (wit), op het midden wordt het signaal (rood) en op de rechter klem wordt steeds de min/- (zwart) aangesloten. Het temperatuurbereik gaat van -40 °C tot +125°C. Wanneer slechts een temperatuurvoeler wordt gebruikt, moet ingang T1 worden geselecteerd. Wanneer geen voeler is aangesloten, dan moet de min-aansluiting (midden) verbonden worden zodat 0°C gemeten en uitgegeven wordt. De uitgangen TMP1 tot TMP4 zijn logisch verbonden met de temperatuurregeling. Op deze uitgangen kan steeds direct een relais (CONRAD bestelnr. 502892, niet meegeleverd) worden aangesloten. Er zijn twee verschillende bedrijfsmodi: de bereikmeting en de verschilmeting. Bereikmeting: Voor beide temperatuurvoelers kan steeds een MAX-, een MIN- en een STREEF-temperatuurwaarde worden ingesteld. Daarbij is de streefwaarde de temperatuur naar welke geregeld moet worden. Als de MAX-waarde wordt overschreden, wordt automatisch uitgang TMP1 (voor meetvoeler “T1”) resp. TMP3 (voor meetvoeler “T2”) geactiveerd (bijv. voor een ventilator), totdat de temperatuur weer onder de STREEFwaarde ligt. Als de MIN-waarde wordt onderschreden, wordt automatisch uitgang TMP2 (voor meetvoeler “T1”) resp. TMP4 (voor meetvoeler “T2”) geactiveerd (bijv. voor een verwarming), totdat de temperatuur weer lager is dan de STREEF-waarde. Zo wordt een hysteresis tot stand gebracht die voorkomt dat de uitgangen continu afwisselend in- en uitschakelen.
22
Voorbeeld: Wanneer u de MIN-waarde op 10°C, de STREEF-waarde op 20°C en de MAX-waarde op 25 °C instelt, dan wordt bij overschrijding van de MAX-waarde (26°C) de uitgang TMP1 ingeschakeld en bij het bereiken van de STREEF-waarde (20°C) weer uitgeschakeld. Bij daling onder de MIN-waarde (9°C) wordt de uitgang TMP2 ingeschakeld en pas bij het bereiken van de STREEF-waarde (20 °C) weer uitgeschakeld.
Verschilmeting: In dit geval wordt alleen het temperatuurverschil gecontroleerd (bijvoorbeeld toevoerleiding en retourleiding van een verwarming); d.w.z. er is geen STREEF-temperatuur. Zodra het verschil (T2-T1) de MAX-waarde overschrijdt, schakelt de uitgang TMP1; wanneer het verschil (T2-T1) de MIN-waarde onderschrijdt, schakelt de uitgang TMP2. Zodra het temperatuurverschil weer binnen MIN en MAX ligt, worden TMP1 en TMP2 uitgeschakeld. TMP3 en TMP4 worden hierbij niet geschakeld. Voorbeeld: Invoer „Min = 20 °C“ betekent dat bij een verschil minder/gelijk aan 20 °C tussen meetvoeler „T2“ naar „T1“ de uitgang „TMP2“ geactiveerd wordt. Invoer „Max = 50 °C“ betekent dat bij een verschil hoger/gelijk aan 50 °C tussen meetvoeler „T2“ naar „T1“ de uitgang „TMP1““ geactiveerd wordt. Als aan de meetvoeler T2 een temperatuur van +65 °C wordt gemeten en aan de meetvoeler T1 +15 °C, dan schakelt uitgang „TMP1“ in. Als aan de meetvoeler T2 een temperatuur van +65 °C wordt gemeten en aan de meetvoeler T1 +45 °C, dan schakelt uitgang „TMP2“ in. Tussen de beide hoekwaarden +15 tot +45 °C blijven de uitgangen „TMP1“ en „TMP2“ werkeloos. Bij deze verschilmeting worden de uitgangen „TMP3“ en „TMP4“ niet geschakeld. Deze temperatuurregeling kan daarnaast een melding terugsturen: bij het overschrijden van de MAXtemperatuur of bij het onderschrijden van de MIN-temperatuur kan de GSM-module een automatisch gegenereerde SMS of e-mail terugsturen met de meldtekst ALARM TEMP. Belangrijk! Principieel worden door de GSM-module alleen veranderingen gemeld, die ten minste 1 seconde duren resp. boven of onder de grenswaarde komen. Als u een nieuwe configuratie naar de GSM-module heeft gestuurd zal deze automatisch opnieuw opstarten. De GSM-module is daarna pas na 1 minuut na het opstarten klaar om veranderingen van de sensoren of bevelen uit te voeren. Deze wachttijd dient beslist in acht worden genomen! U heeft dus na het opnieuw opstarten ongeveer 1 minuut de tijd om een spanning aan te leggen zonder dat een SMS en/of email verstuurd zal worden. Ter controle van de temperatuuruitgangen handelt u als volgt: Verbindt uitgang „T1“ met een gelijkspanning tussen 1 en 2 V (bijv. een 1,5 V droge batterij). . Sluit beslist geen hogere spanning dan 2 V aan! Let beslist op de juiste polariteit. Op de rechter klem „-“ sluit u de min-pool aan en op de klem in het midden „T1“ de plus-pool van de batterij. In het statusvenster van de besturingssoftware moet een temperatuur hoger dan 50 °C weergegeven worden en het bericht „SMS verstuurd“ verschijnen. De meldtekst „Alarm Temp1 = xxC“ moet als SMS op de mobiele telefoon binnenkomen. Selecteer in de besturingssoftware onder „4 temperatuuruitgangen“ voor de configuratie de overeenkomstige kenmerken.
23
Het vastleggen, wie bij een melding en in welke vorm hij geïnformeerd zal worden, werkt net zoals reeds in de voorgaande voorbeelden (bijv. „uitgang INCALL“) beschreven werd. Stuur de nieuwe configuratie naar de GSM-module, door op „Verzenden“ te klikken. Voor de besturing van apparaten (bijv. een ventilator) verbindt u de desbetreffende temperatuuruitgangen van de GSM-module met de externe apparaten. Verbindt hiertoe naar wens (toegestane bedrijfsparameters in acht nemen, zie technische gegevens) de temperatuuruitgangen of installeer extra relais (Conrad bestnr. 502892) of relaisprintplaten (Conrad bestnr. 585498). Let ook op de aanwijzingen in deze handleiding in hoofdstuk „Temperatuuringangen T1 en T2“. Als er alleen 1 temperatuursensor toegepast wordt, dan moet deze op „T1“ aangesloten worden. Als er twee temperatuursensoren aangesloten worden, zal de overschrijding van grenswaarden van „T1“ en ook van „T2“ per SMS gemeld worden.
d) Alarm-uitgang „ALA“ De alarmuitgang „ALA“ kan van elke willekeurige ingang geactiveerd worden, d.w.z. de uitgang wordt altijd ingeschakeld als er ook een SMS of een (foto-) email verstuurd werd. Deze kan dus van de temperatuurbesturing, de opto-coupler, de ADC, de Logik, de vertraging en de inverter geactiveerd worden. Op de uitgang kan direct een relais (Conrad bestnr. 502892, niet meegeleverd) of een relaisprintplaat (Conrad bestnr. 585498, niet meegeleverd) aangesloten worden. De uitgang heeft een controle-LED, die de schakelprocedure optisch weergeeft. • •
Klik onder „1 Alarm-uitgang“ bij „Bezet“ op het vakje en selecteer onder „Alarm inschakelen voor“ bijvoorbeeld 1 minuut. Als er nu door een signaal aan een geactiveerde ingang een SMS of email wordt verstuurd, wordt deze uitgang 1 minuut lang ingeschakeld en automatisch na 1 minuut weer uit.
De alarmuitgang „ALA“ is bijv. voor een alarmsirene of flitslamp bedoeld, waarvan de tijdsduur instelbaar is van 0,2 seconden tot 4 uur (in 12 stappen).
e) Flash-uitgang „FLS“ Bij elk signaal op een ingang kan een SMS en/of e-mail verstuurd worden. Bij een aangesloten camera wordt bijkomen een foto gemaakt en met de e-mail meegestuurd. De GX110 verstuurt de volgende 10 minuten wel geen verdere SMS of e-mail, maar er worden verdere foto’s gemaakt. Elke keer als er een beeld wordt gemaakt, zal de uitgang „FLS“ kort inschakelen, dit geldt ook als het beeld niet wordt opgestuurd. Zo kan bijvoorbeeld de ingang „IN1“ ingesteld worden, alleen beelden te maken naar niet opsturen en hier een akoestisch signaal aansluiten. Op de uitgang kan direct een relais (Conrad bestnr. 502892, niet meegeleverd) of een relaisprintplaat (Conrad bestnr. 585498, niet meegeleverd) aangesloten worden. De uitgang heeft een controle-LED, die de schakelprocedure optisch weergeeft.
24
f) Inverter-uitgang „INV“ De uitgang „INV“ wordt bij elke impuls op ingang „INV“ geïnverteerd. Bij het in- en/of uitschakelen van de vanwege een impuls kan een SMS of een (foto) e-mail verstuurd worden. Op de uitgang kan direct een relais (Conrad bestnr. 502892, niet meegeleverd) of een relaisprintplaat (Conrad bestnr. 585498, niet meegeleverd) aangesloten worden. De uitgang heeft een controle-LED, die de schakelprocedure optisch weergeeft. Op ingang „INV“ kan een gelijkspanning van 0 tot 12 V/DC aangesloten worden. Op de markering links wordt de minpool aangesloten, rechts daarnaast de pluspool. Vanaf ongeveer 2,5 V wordt logisch „HIGH“ herkent, onder 1 V logisch „LOW“. Deze inverter maakt van elke toets-ingang de aan/uit werking van een schakelaar, doordat hij bij elke stijgende flank op de ingang de uitgang „INV“ omdraait. •
Klik onder „1 Inverter uitgang“ bij „Bezet“ op het vakje. Hiermede wordt de inverter geactiveerd.
•
Als er nu bijkomend „Alarm bij inschakelen“ geactiveerd wordt, dan zal elke keer als door een impuls op de ingang de uitgang „INV“ ingeschakeld en extra een SMS en/of e-mail verstuurd worden.
Dit principe vindt men bij impulsschakelaars, die toegepast worden wanneer meerdere schakelaars een gezamenlijke verbruiker besturen, zoals bijv. lichtschakelaars in een gang.
g) Vertragingsuitgang „DEL“ De uitgang „DEL“ kan bij het schakelen van de ingang „DEL“ vertraagd inschakelen en/of vertraagd uitschakelen. Bijkomend kan bij verandering van het ingangssignaal en geactiveerde schakelvertraging een SMS en een (foto-) email verstuurd worden. Op de uitgang kan direct een relais (Conrad bestnr. 502892, niet meegeleverd) of een relaisprintplaat (Conrad bestnr. 585498, niet meegeleverd) aangesloten worden. De uitgang heeft een controle-LED, die de schakelprocedure optisch weergeeft. Op ingang „DEL“ kan een gelijkspanning van 0 tot 12 V/DC aangesloten worden. Op de markering links wordt de minpool aangesloten, rechts daarnaast de pluspool. Vanaf ongeveer 2,5 V wordt logisch „HIGH“ herkent, onder 1 V logisch „LOW“. •
Klik onder „1 vertraging-uitgang“ bij „Bezet“ op het vakje.
•
Selecteer onder „Duur van de schakelvertraging“ de tijd met die de uitgang vertraagd in- of uitgeschakeld zal worden.
•
Selecteer de in- en/of uitschakelvertraging. Hiermede is de schakelvertraging geactiveerd.
•
Als u nu bij „Melding“ een SMS en/of e-mail selecteert, dan wordt bijkomend elke keer een SMS en/of email verstuurd zodra de ingang schakelt.
Voorbeeld: Er is alleen de inschakelvertraging geactiveerd en op 1 uur ingesteld. Als nu de bijbehorende ingang „HIGH“ wordt, zal direct een SMS verstuurd worden en men heeft 1 uur de tijd om de fout te verhelpen (bijv. om de alarminstallatie onscherp te zetten). Wanneer de fout niet wordt verholpen (dus ingang gaat binnen de ingestelde tijd weer op „LOW“), zal na 1 uur de uitgang ingeschakeld worden, op welke bijv. een sirene is aangesloten.
25
Bij het uitschakelen van de ingang wordt in onze voorbeeld de uitgang direct uitgeschakeld zonder een SMS of Email te versturen. Een inschakelvertraging kan bijvoorbeeld toegepast worden om het scherp zetten van een alarminstallatie te vertragen (om nog voldoende tijd te hebben de ruimte te verlaten). Een uitschakelvertraging wordt bijv. toegepast voor een ventilator-naloop of bijv. bij een trappenhuisverlichting: deze schakelt direct bij een druk op de schakelaar in en na de ingestelde tijd weer uit. Hiertoe moet bij de ingang een schakelaar aangesloten worden, welke bij het bedienen „HIGH“ is en na het loslaten „LOW“. De in- en uitschakelvertraging kan ook tegelijkertijd geactiveerd worden. Er wordt dan vertraagd ingeschakeld en vertraagd uitgeschakeld. Als pas na het vertraagd schakelen een SMS zal verstuurd worden, kan met deze uitgang een spanning worden doorgeschakeld en met een van de beide optocoupler-ingang „IN1“ of „IN2“ worden verbonden.
h) Logik-uitgang „LOG“ Dit is de uitgang „LOG“, welke voor het in- en uitschakelen logisch verbonden kan worden met de beide ingangen AND, NAND, OR, NOR of EXOR. Op de uitgang kan direct een relais (Conrad bestnr. 502892, niet meegeleverd) of een relaisprintplaat (Conrad bestnr. 585498, niet meegeleverd) aangesloten worden. De uitgang heeft een controle-LED, die de schakelprocedure optisch weergeeft. Op beide ingangen „LOG“ kan een gelijkspanning van 0 tot 12 V/DC worden aangesloten. Op de markering links wordt de minpool aangesloten, rechts daarnaast telkens de pluspool. Vanaf ongeveer 2,5 V wordt logisch „HIGH“ herkent, onder 1 V logisch „LOW“. •
Klik onder „1 Logik-uitgang“ bij „Bezet“ op het vakje.
•
Selecteer onder „Ingangslogik“ de verbinding van beide ingangen. Hiermede is de logik-schakeling geactiveerd.
•
Als u nu bij „Melding“ een SMS en/of e-mail selecteert, dan wordt bijkomend elke keer een SMS en/of e-mail verstuurd zodra de uitgang schakelt.
Voorbeeld: Er is een AND-verbinding geselecteerd. De uitgang wordt alleen dan „HIGH“, als op beide ingangen een niveau aanligt. Bijkomend kan bij het inschakelen van de uitgang een SMS of een (foto-) email verstuurd worden.
26
16. Installatie en configuratie van de ingangen a) 2 optocoupler-ingangen (IN1 – IN2) De ingangen “IN1” en “IN2” kunnen bij een signaalverandering op de ingang een SMS en/of e-mail versturen. De tekst in de SMS kan vastgelegd worden in de configuratiesoftware. Zonder externe spanning op de ingangen IN1 en IN2, die bijv. door een rookmelder wordt geleverd, zijn de ingangen in schakeltoestand “LOW”. Als er een externe spanning tussen 3-12 V/DC is aangesloten, worden de ingangen op “HIGH” gezet. De op de ingangen „IN1“ en „IN2“ aangesloten apparaten (bijv. een rookmelder) moet in het geval van een melding een „signaalspanning“ van 3 - 12 V/DC kunnen leveren., anders moeten de apparaten met een „hulpspanning“ worden geschakeld. Er kan geen uitgang worden geschakeld behalve de alarmuitgang. De verandering van het ingangssignaal moet tenminste 250 milliseconden aanhouden totdat deze herkent wordt. Omdat de GSM-module na het opnieuw starten pas na ongeveer 1 minuut alle veranderingen op de ingangen gecontroleerd heeft, moet u de controle van de schakeling-functie met deze tijd vertragen. Wordt op de ingangen bijv. voor het testen een bewegingsmelder aangesloten, raden wij aan om de apparaten
pas na 1 minuut te verbinden. Voor de configuratie handelt u als volgt: • • • • • • • • • • • •
Zet in de besturingssoftware onder „2-optocoupler-ingangen“ onder „Ingang 1“ bij „bezet“ een vinkje zodat de ingang geactiveerd wordt. Geef onder „Meldtekst“ een benaming voor de ingang 1 in (bijv. brandalarm). Activeer “Melding wanneer ingang High“. Selecteer (zoals in de vorige hoofdstukken reeds uitgelegd) het telefoonnummer van uw mobiele telefoon. De invoer moet u onder „Communicatie“ naar de GSM-module verzenden (klik op „verzenden“). Het bericht „Alle gegevens zijn verzonden“ moet verschijnen. Als u de wijziging permanent wilt behouden, slaat u deze ook in de besturingssoftware op. Klik in de software onder „Communicatie” op „Status“. De GSM-module moet zich nu inloggen in het netwerk en de toestand van alle in- en uitgangen weergeven. Na een wachttijd van tenminste één minuut, sluit u op de „IN1“ een gelijkspanning aan van 3 tot 12 V/DC (op de linker klem de minpool en op de rechter klem de pluspool). Zodra de spanning aangesloten is, moet in de besturingssoftware de „IN1“ als „HIGH“ worden herkent. Aansluitend moet de weergave „SMS verzonden“ verschijnen en de SMS met de betreffende meldtekst (Alarm IN1: brandalarm) komt binnen op uw mobiele telefoon.
Er wordt alleen één SMS verzonden. Pas als de ingang weer „LOW“ was en daarna „HIGH“, zal opnieuw een SMS verstuurd worden. Dit geldt ook analoog voor het omgekeerde geval, als “Melding wanneer ingang Low” is geselecteerd wordt.. Alleen foto’s maken: Standaard maakt iedere ingang bij een gebeurtenis alleen dan een foto, wanneer een e-mailadres is geactiveerd. De foto wordt dan via e-mail direct meegestuurd en de GSM-module stuurt in de volgende 10 minuten wel geen verdere SMS of e-mail, maar maakt nog verdere foto’s. Dit is de enigste ingang, die een foto kan maken zonder dit aan een e-mailadres te versturen. Hiertoe wordt gekozen voor „IN1/2 alleen foto’s maken“. Hiertoe heeft u uiteraard de uitbreidingsprintplaat met camera nodig. Dit is bedoeld voor het geval dat er foto’s alleen op de SD-kaart worden geplaatst (bijv. omdat er ’s nachts vaak dieren door de PIR-detectie lopen en daardoor vele e-mails verstuurd zouden worden) of indien de foto’s sneller gemaakt moeten worden (omdat het verzenden van een foto via e-mail iets langer kan duren en dan in deze tijd geen foto’s gemaakt kunnen worden).
27
b) ADC-ingang De ADC-ingang kan spanningen van 0 tot 14 V/DC meten. De te meten spanning wordt op de ingang in het midden (ADC) aangesloten en op de rechter ingang de minus. Op de linker klem (+) is er een hulpspanning van +4 V. De GSM-module kan boven of onder een instelbare spanning via SMS een melding activeren. De grenswaarde wordt in millivolt (mV) ingevoerd. Voor de configuratie handelt u als volgt: •
Open de besturingssoftware.
•
Voer onder „1 ADC ingang“ een meldtekst in.
•
Stel de grenswaarde bijv. op 1,0 V (1,0 V = 1000 mV).
•
Markeer „overschrijden“.
•
Selecteer het telefoonnummer van uw mobiele telefoon.
•
De wijziging moet u onder „Communicatie“ naar de GSMmodule verzenden (klik op „verzenden“).
•
Verbindt, na een wachttijd van tenminste 1 minuut, de ADC-ingang via de klemmen met een spanning tussen 1 en 14 V/DC (bijv. van een droge batterij met 1,5 V). Let hierbij beslist op de juiste polariteit. Sluit in geen geval een hogere spanning dan 14 Volt aan.
•
In de besturingssoftware onder „communicatie“ kunt u de status bekijken.
•
Achter de afkorting „ADC“ moet zich nu de aanduiding veranderen op de spanning die met de ingang verbonden is.
•
Zodra de spanning boven 1,0 V komt (waarde boven „1000“), moet het bericht „SMS verstuurd“ verschijnen en de ingevoerde meldtekst moet als SMS op uw mobiele telefoon aankomen.
Deze ADC is bedoelt voor bijv. een analoge vulstandsindicatie; de module kan dan een waarschuwing uitgeven, voordat het reservoir leeg is of overloopt (en een foto sturen). Bij de grenswaardebepaling kan het reservoir op de gewenste hoeveelheid opgevuld worden, in de status de weergegeven waarde afgelezen en als grenswaarde in de software ingevoerd worden. Belangrijk! Principieel worden door de GSM-module alleen veranderingen gemeld, die ten minste 1 seconde duren resp. boven of onder de grenswaarde komen. Als u een nieuwe configuratie naar de GSM-module heeft gestuurd zal deze automatisch opnieuw opstarten. De GSM-module is daarna pas na 1 minuut na het opstarten klaar om veranderingen van de sensoren of bevelen uit te voeren. Deze wachttijd dient beslist in acht worden genomen! U heeft dus na het opnieuw opstarten ongeveer 1 minuut de tijd om een spanning aan te leggen zonder dat een SMS en/of email verstuurd zal worden.
28
17. SMS-dienst Met deze module kan men, zoals met een mobiele telefoon, op eenvoudige wijze een SMS opstellen en versturen. De SMS wordt dan door de GSM-module via de ingelegde SIM-kaart verzonden. Let daarom ook op de kosten die door het versturen van een SMS ontstaan. Nadat de GSM-module zich bij een GSM-netwerk heeft aangemeld, kan onder Communicatie / SMS-dienst een SMS-tekst worden opgesteld. Daarbij is de tekst begrensd tot 160 tekens. Onder “SMS versturen” kunt u het resterende aantal tekens zien. Met “SMS versturen” kunt u de SMS aan het vooraf ingestelde telefoonnummer versturen. Let op! Speciale tekens zoals bijv. een umlaut (ä,ö,ü) kunnen niet worden gebruikt.
18.
Foto-aanvraag
Deze module kan met een SMS-commando een actueel foto maken en via e-mail versturen. Hiertoe heeft u de uitbreidingsprintplaat met camera nodig. Stel een SMS-tekst op, waarbij bij het versturen van een SMS een foto gemaakt en als foto-e-mail verstuurd zal worden. Na de ontvangst van de SMS met deze SMS-meldtekst wordt een foto gemaakt en aan de hiervoor ingestelde e-mailadres verstuurd. Bijkomend wordt een bevestigings-SMS naar het aangegeven telefoonnummer verstuurd. Der SMS-tekst is begrensd op 8 tekens. Let hierbij beslist op hoofd- en kleine letters. De antwoord-meldtekst is dezelfde tekst die bij elke SMS en e-mail teruggestuurd wordt. Tijdens het maken van de foto, zal de uitgang „FLS“ kort ingeschakeld om bijvoorbeeld een akoestisch signaal af te geven.
29
19. Eindmontage Zorg ervoor dat u voor de eindmontage met alle functies vertrouwd bent en test het apparaat voor alle toepassingen die u wilt installeren. Voor de montage van de GSM-antenne trekt u de beschermfolie er af van de GSM-antenne. Plak de antenne bij de montageplaats, welke u vooraf getest heeft op storingsvrije ontvangst. Leg en bevestig de antennekabel tot aan de plaats waar u de GSM-module wilt monteren (bijv. met kabelbinders). Monteer met geschikte schroeven (worden niet meegeleverd) de lege behuizing van de GSMmodule via de hiervoor bestemde gaten (daar, waar het deksel geschroefd wordt). Let op! Controleer voor het boren dat zich achter de boorplaatsen geen leidingen bevinden. Bij beschadiging van gas-, stroom-, water- en afvoerleidingen kan levensgevaar of beschadiging aan goederen ontstaan. Voorkom een montage direct naast verwarmingen of apparaten die storingen kunnen veroorzaken (bijv. motoren, schakelkasten enz.). Een buitenmontage is op een tegen spatwater beschermde plaats en die niet aan constante zonnestraling overdag blootgesteld is mogelijk Voor de kabeltoevoer voor de voedingsspanning, de sensoren en de apparaten die op de GSMmodule worden aangesloten, breekt u de noodzakelijke gaten uit de behuizing. Monteer de printplaat van de GSM-module in de behuizing en klem alle kabels aan voor de voedingsspanning, de sensoren en van de apparaten die op de GSM-module worden aangesloten. Let hierbij op de juiste aansluitpolariteit en zorg er voor dat de kabels goed vastzitten. Monteer nu de kabels voor de voedingsspanning, de kabels van de apparaten /voelers die op de GSM-module worden aangesloten. De aansluitkabels worden hierbij door de afsluitingspluggen geleid. De afsluitingspluggen worden dan in de behuizing gemonteerd. Leg de kabels met geschikte kabelbinders of –moffen (worden niet meegeleverd) vast, om het per ongeluk uittrekken uit de behuizing te voorkomen. Na de installatie van alle kabels kunt u de GSM-module in gebruik nemen en alle functies testen. Indien alles naar behoren functioneert sluit u de behuizing met het deksel. Let op een voldoende kabeldoorsnede en het voor elke toepassing geschikte type kabel (vooral wanneer een netspanning (230 V/AC) geschakeld zal worden).
De module mag alleen in gebruik worden genomen wanneer deze eerst aanrakingsveilig in een behuizing is ingebouwd. Voor ingebruikneming van een module moet in het algemeen worden gecontroleerd of deze in principe geschikt is voor de toepassing waarvoor ze bedoeld is. In geval van twijfel dient u beslist contact op te nemen met een vakman, een deskundige of de fabrikant van de gebruikte module!
30
20. Verhelpen van problemen a) Mogelijke fouten bij de communicatie Stuurprogramma niet geïnstalleerd: - „CP210xVCPInstaller.exe“ op de CD in de map „MCU“ opnieuw installeren Stuurprogramma niet juist geïnstalleerd: - Stuurprogramma deinstalleren en opnieuw installeren COM-poort hoger dan COM10: - COM-poort verschuiven: in apparaatbeheer een vrije COM-poort lager dan COM10 zoeken. Software melding „FOUT: geen antwoord door de module: - USB-verbinding van module naar PC controleren of voeding controleren - Juiste COM-poort in de software selecteren en op „Status“ klokken - Geen of te lage voedingsspanning b) Mogelijke fouten tijdens inloggen SIM-kaart geblokkeerd: - SIM-kaart in een gsm plaatsen en met de PUK ontgrendelen Geen viercijferige pincode: - SIM-kaart in een gsm plaatsen, PIN-opvraag activeren en een viercijferige code instellen Weergave „Niveau = 0“ en signaalsterkte toont alleen rode balken: - Nog niet in het GSM-netwerk ingelogd, wacht tot zich de GSM-module heeft ingelogd - Eventueel standplaats van de antenne wijzigen c) Mögliche Fehler bei der Rückantwort Geen telefoonnummer onder „status“: - Overdracht voor telefoonnummers in de mobiele telefoon activeren SMS komt binnen, antwoord wordt niet verstuurd: - Foutieve telefoonnummer ingevoerd - Telefoonnummer-overdracht deactiveert - Vanaf een andere mobiele telefoon een SMS gestuurd en configuratie niet overgedragen - Hoofdletter en kleine letters niet in acht genomen - Te weinig tegoed op een prepaidkaart
31
d) Mogelijke fouten bij „INCALL“ Bericht deelnemer niet bereikbaar - Module nog niet in het GSM-netwerk ingelogd: kort wachten totdat de module is ingelogd of de antenne verplaatst is Geen telefoonnummer onder „status“: - Overdracht voor telefoonnummers in de mobiele telefoon activeren Bericht „opbellen niet toegestaan“ - Foutieve telefoonnummer ingevoerd - Telefoonnummer-overdracht deactiveert - Vanaf een andere telefoon opgebeld of configuratie niet overgedragen e) Mogelijke fouten bij TEMP1-4 Signaal niet herkent - Tijdsduur te kort: signaal moet tenminste 1 seconde aanwezig zijn. Signaal wordt herkent, status meldt ook bijv. T1=86C, maar verstuurt geen SMS - Signaal direct na het inschakelen aanwezig. De module controleert pas na ca. 1 minuut alle wijzigingen op de ingangen. Signaal afklemmen, kort wachten en opnieuw aansluiten. - Te weinig tegoed op een prepaidkaart f) Mogelijke fouten bij IN1 en IN2 Signaal niet herkent, status meldt niet IN1,IN2=H,L - Foutieve spanning. Het signaal moet een gelijkspanning van tenminste 3 V en max. 12 V/DC zijn - Tijdsduur te kort: signaal moet tenminste 1 seconde aanwezig zijn. - Signaal foutief aangesloten: MIN bij markering „-“ en PLUS rechts aansluiten SMS wordt pas verstuurd na het afklemmen van de spanning - In de software is „Melding wanneer ingang LOW“ geactiveerd. Signaal wordt herkent, status meldt ook IN1,IN2=H,L, maar verstuurt geen SMS - Signaal direct na het inschakelen aanwezig. De module controleert pas na ca. 1 minuut alle wijzigingen op de ingangen. Signaal afklemmen, kort wachten en opnieuw aansluiten. - Te weinig tegoed op een prepaidkaart g) Mogelijke fouten bij ADC Signaal niet herkent - Tijdsduur te kort: signaal moet tenminste 1 seconde aanwezig zijn. Signaal wordt herkent, status meldt ook bijv ADC = 1500 mV, maar verstuurt geen SMS - Signaal direct na het inschakelen aanwezig. De module controleert pas na ca. 1 minuut alle wijzigingen op de ingangen. Signaal afklemmen, kort wachten en opnieuw aansluiten. - Te weinig tegoed op een prepaidkaart
32
h) Mogelijke fouten bij SMS1 Geen telefoonnummer onder status - Overdracht van de telefoonnummer in de mobiele telefoon activeren SMS komt binnen, SMS1 schakelt niet - Foutieve telefoonnummer ingevoerd - Telefoonnummer-overdracht deactiveert - Vanaf een andere mobiele telefoon opgebeld of configuratie niet overgedragen - Hoofdletter en kleine letters niet in acht genomen
i) Mogelijke fouten bij SMS-dienst SMS komt niet binnen - Te weinig tegoed op een prepaidkaart - Telefoonnummer verkeerd ingevoerd
33
21. Schakelvoorbeeld 1 Relaiscontacten (bijv. van uitgang „INCALL“) 2 Voedingsspanning (bijv. zonne-energie-accu) 3 Verbruiker (bijv. verlichting)
22. Onderhoud, verzorging en reparatie De GSM-module is onderhoudsvrij en heeft geen verzorging nodig. Bij een reparatie neemt u contact op met uw leverancier.
23. Afvalverwijdering Elektrische en elektronische apparaten mogen niet als huishoudafval worden behandeld. Als het apparaat aan het eind van zijn levensduur is, dient u het te verwijderen volgens de geldende wettelijke voorschriften.
24. Conformiteitsverklaring (DOC) Hiermede verklaren wij, Conrad Electronic, Klaus-Conrad-Straße 1, D-92240 Hirschau, dat dit product voldoet aan de essentiële eisen en de andere relevante voorschriften van de richtlijn 1999/5/EG. De conformiteitsverklaring vindt u onder www.conrad.com
34
25. Technische gegevens GSM Quad GSM-band ......................................................... 850, 900, 1800 1900 MHz Type SIM-kaart ............................................................. 3 V SIM-kaart GSM-module Voedingsspanning ........................................................ 5 tot 30 V/DC Benodigde stroomverzorging ....................................... min. 1000 mA Stromaufnahme (bei 12 V) ........................................... Standby: max. 30 mA; met 14 relais: max. 1000 mA Ingangsgrootte IN1, IN2, LOG, DEL, INV ............................................ 0 - 12 V, logisch L bij 0 V, logisch H bij ca. 2,5 V tot 12 V, ca. 5 mA bij 12 V ADC ............................................................................ 0 - 14 V, resolutie 14 mV; voeding 4 V T1 und T2 .................................................................... 0 - 2 V, voeding 4 V, temperatuursensor TC1047A Uitgangsgrootte SMS2 tot LOG .............................................................. 4 V, max. 50 mA Relais INCALL und SMS1 Nom. spanning relaisspoel .......................................... Schakelstroom ............................................................. Schakelspanning........................................................... Nom. belasting..............................................................
5V max. 10 A max. 150 V/DC, 400 V/AC 30 V/DC, 5 A bzw. 250 V/AC, 3 A
Behuizing Beschermingsklasse..................................................... IP54 Temperatuurbereik ...................................................... -20 °C tot +75 °C Afmetingen Printplaat (lxbxh) .......................................................... 120 x 72 x 17 mm Behuizing (lxbxh)..... .................................................... 130 x 94 x 57 mm Totaalgewicht ............................................................... ca. 300 g Accessoires (wordt niet meegeleverd, apart bestellen) Bijpassende relais voor alle uitgangen................................................ Conrad bestnr. 502892 Bijpassende relaisprintplaat voor alle uitgangen................................... Conrad bestnr. 585498 Bijpassende temperatuurvoeler voor de ingangen T1 en T2 ............... Conrad bestnr. 198896 Bijpassende reserve-antenne .............................................................. Conrad bestnr. 199399
35