DC
12
Sportbeleidsstukken
1 Inleiding In dit thema bespreken we het overheidsbeleid ten aanzien van sport. We besteden aandacht aan de sportnota ‘Tijd voor Sport’. Het ministerie van VWS heeft in 2011 een beleidsbrief uitgebracht met de titel ‘Sport en bewegen in Olympisch perspectief ’. Hier bespreken we de hoofdlijnen uit. Ook kijken we naar de belangrijkste punten uit de ‘Rapportage sport 2010’ van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP).
Sportbeleidsstukken: • Tijd voor Sport • Sport en bewegen in Olympisch perspectief • Rapportage sport 2010
1
SB DC 12 Sportbeleidsstukken
1
2 Tijd voor Sport Met de sportnota ‘Tijd voor sport’ geeft het kabinet uitdrukking aan de wens om te komen tot een sportieve samenleving. Sport vertegenwoordigt belangrijke waarden: gezond leven, meedoen en topprestaties leveren, sportieve omgangsvormen. In een sportieve samenleving komen dergelijke waarden naar voren. De nota bevat de hoofdlijnen van het beleid voor de periode 2006 - 2010. Inmiddels is besloten het beleid van deze nota voort te zetten. De overheid probeert allerlei trends en ontwikkelingen te volgen en maakt daar beleid op. Zo heeft men de sportdeelname van Nederlanders onderzocht. Uit dit onderzoek blijkt het volgende: • Bijna 60% van de Nederlanders gaat tenminste 12 keer per jaar sporten. • Ruim 40% beweegt te weinig. • 70% van de basisscholen en 50% van de scholen voor voortgezet onderwijs doet onvoldoende aan sport. • Slechts 1/3 van de jongeren voldoet aan de Nederlandse norm gezond bewegen. • Vrouwen en ouderen zijn met een sportieve inhaalslag bezig. De deelname van allochtonen en mensen met een beperking blijft nog steeds achter. Voor wat betreft de sportbeoefening zijn de volgende trends waarneembaar: • Nederlanders sporten in toenemende mate ongeorganiseerd. • Er komen nieuwe sporten bij (skaten, golfen, skateboarden, fitness) die overwegend recreatief beoefend worden. • Wedstrijdsport (teamverband) komt steeds verder onder druk te staan • Het commerciële sportaanbod neemt toe. • Sportverenigingen krijgen het steeds moeilijker (concurrentie, vrijwilligers). De overheid heeft de volgende doelen gekozen. Ze worden in de nota ‘Tijd voor Sport’uitgewerkt: • Bevorderen van de gezondheid (bewegen). • Vergroten van de maatschappelijke samenhang (meedoen). • Bevorderen van fair play. • Stimuleren van topsport (presteren).
2
SB Digitale Content
Bewegen: bevorderen van de gezondheid
Het dagelijks leven vraagt steeds minder om inspanning, er ontstaat bewegingsarmoede en er is in toenemende mate sprake van verkeerde voedingspatronen. Tijd om weer gezond door sport te worden. Om dit te bereiken heeft de overheid twee programma’s ingezet: • Nationaal Actieplan Sport & Bewegen (NASB), gericht op mensen die (te) inactief zijn zoals allochtonen en mensen met een beperking. • programma Gezonde sportbeoefening, gericht op sportmedische begeleiding. Meedoen: vergroten van de maatschappelijke samenhang
Sport kan een belangrijke rol spelen bij de integratie van verschillende bevolkingsgroepen. Het is de bedoeling dat meer mensen elkaar ontmoeten via de sport en meedoen aan maatschappelijke activiteiten. Met richt zich met name op ouderen, allochtone jeugd en mensen met een beperking. De volgende programma’s worden hierop ingezet: • opvoeden door sport en school (sportieve leefstijl, samenwerking school en sportvereniging); • vernieuwen lokaal sportaanbod (gezond houden van de sportvereniging, ontschotten, aanbod voor mensen met beperking); • meedoen allochtone jeugd door sport (sportverenigingen en sportscholen); • versterken waarden en normen door sport (fair play, gedragscode, vandalisme, agressie); • integrale buurtaanpak en sport (BOS-impuls). Presteren: stimuleren van topsport
Sportprestaties (83%) vormen de belangrijkste reden waarom mensen trots zijn op Nederland. Het kabinet steunt het streven om Nederland tot de internationale Top-10 op sportgebied te laten behoren. Nederland topsportland probeert men te bereiken door onder andere de volgende programma’s: • talentherkenning en -ontwikkeling; • maatschappelijke mogelijkheden voor topsporters (combinatie baan bij overheid); • hbo-studie voor topcoaches; • voorkomen dopinggebruik; • evenementen en accommodatie.
SB DC 12 Sportbeleidsstukken
3
De overheid probeert de doelen te bereiken door een goede samenwerking met sportverenigingen, commerciële sportaanbieders, zorgverzekeraars, gemeenten en onderwijs. Daarnaast stopt de overheid flink wat geld in de verschillende projecten. De komende jaren is ongeveer 100 miljoen euro per jaar beschikbaar voor sport en bewegen. Dit bedrag is als volgt verdeeld over de speerpunten: • gezond door sport: loopt op van 4.5 miljoen in 2005 naar 19.1 in 2010; • meedoen door sport: loopt op van 39.9 miljoen in 2005 tot 57.8 miljoen in 2010; • sport aan de top: loopt op van 20.5 miljoen in 2005 tot 21.8 miljoen in 2010; • totaal bedrag loopt op van 67.4 in 2005 via ruim 98 miljoen in 2005/6 tot ruim 100 miljoen in de resterende jaren.
4
SB Digitale Content
3 Beleidsbrief 2011 ‘sport en bewegen in Olympisch perspectief’ Er zijn drie prioriteiten voor het sport- en beweegbeleid waar dit kabinet de komende jaren het verschil wil gaan maken: 1. sport en bewegen in de buurt; 2. werken aan een veiliger sportklimaat; 3. uitblinken in sport. Daarnaast omarmt het kabinet de Olympische ambitie van Nederland en het streven om de Olympische en Paralympische Spelen naar Nederland te halen. Om deze prioriteiten te bereiken gaat dit kabinet de volgende acties in gang zetten: • ontwikkelen van één programma rond sport en bewegen in de buurt. Dit programma richt zich op het realiseren van vraaggericht sport- en beweegaanbod in de buurt met publieke en private partners; • uitbreiden en verbreden van het aantal mensen met een combinatiefunctie; • instellen van belemmerende wet- en regelgeving; • opzetten van sportloketten bij revalidatiecentra en daarbij aandacht voor talentherkenning; • investeren in de Nederlandse topsport door het invoeren van een variabele financiële bijdrage aan topsporters en intensivering van topsportmedische begeleiding; • ontwikkelen van een nieuw evenementenbeleid met meer aandacht voor strategische topsportevenementen en de maatschappelijke en economische effecten hiervan; • uitwerken van de bijdrage van de Rijksoverheid aan de ambities uit het Olympisch Plan 2028.
SB DC 12 Sportbeleidsstukken
5
4 Rapportage sport 2010 We geven hier een samenvatting van de belangrijkste onderzoeksgegevens uit de rapportage sport 2010 van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP): Sportdeelname
De sportdeelname (40 keer of meer per jaar) is het hoogst (76%) bij kinderen in de basisschoolleeftijd. In de puberteit neemt de sportdeelname sterk af (62%). Daarna blijft deze tot ongeveer de leeftijd van 65 constant. De verschillen in sportdeelname tussen leeftijdsgroepen zijn in de loop der jaren steeds kleiner geworden. Dit komt vooral door de toename bij ouderen. Vrijwilligerswerk
Vrijwilligerswerk in de sport wordt vooral verricht door jongeren (12-24 jaar) en volwassenen (35-54 jaar). Deze laatste groep bestaat vooral uit ouders van sportende kinderen. Vrijwilligers willen vooral waardering krijgen en ervaring opdoen die van belang is voor het werkende leven. Jeugd
In Nederland onderscheiden we een aantal beweegnormen, zoals de NNGB (Nederlandse Norm Gezond Bewegen), de fitnorm en de combinorm. Voor jongeren tot 18 is de NNGB dat men minimaal 60 minuten per dag matig intensief moet bewegen. Van de 6- tot 11-jarigen voldoet hier 32% aan en van de 12- tot 17-jarigen maar 13%. Het lidmaatschap van een sportvereniging blijft tussen 6 en 18 jaar redelijk constant (ongeveer 65%), daarna daalt het snel tot een kleine 50%. Volwassenen
Meer volwassenen tussen de 18 en 64 jaar zijn de afgelopen jaren aan sport gaan doen. Rond de 70% voldoet aan de combinorm voor volwassenen: minstens vijf dagen per week een half uur matig intensief bewegen of drie keer per week twintig minuten intensief bewegen. Er komt binnen het bedrijfsleven steeds meer aandacht voor een gezonde leefstijl van werknemers. Opvallend is de stijgende populariteit van fitness (met name bij jongvolwassenen) en golf onder volwassenen.
6
SB Digitale Content
Ouderen
Steeds meer ouderen voldoen aan de beweegnorm en steeds minder ouderen zijn inactief. De gunstige trend lijkt echter af te vlakken. Georganiseerde sportaanbieders
Bridge, kegelen en jeu de boules hebben overwegend oudere leden. Taekwondo heeft de meeste jeugdige leden. De snelst groeiende sporten zijn golf en hockey. Informele sportgroepen
Steeds meer mensen sporten informeel (ongeorganiseerd). Dit geldt met name voor volwassenen. Vanaf 65 jaar zoekt men weer meer aansluiting bij de georganiseerde sport. Ruimte en sportaccommodaties
Afstand of reistijd wordt nauwelijks als belemmering voor sportdeelname ervaren. Uitgaven aan sport
De uitgaven aan sportbeoefening zijn sterker gestegen dan de consumptieve bestedingen in totaal.
SB DC 12 Sportbeleidsstukken
7