1.1. fva
Ontwerpverslag van de VLEVA-infosessie van 3 februari 2015 betreffende de prioriteiten van de Europese Commissie en Raad voor milieu, energie en klimaat in 2015 Bestemd voor: Datum: Nummer bijlage: auteur + datum referentie bestandsnaam
Werkcommissie Milieuhygiëne, Werkcommissie Strategie en Governance 26 februari 2015 // Het secretariaat van de Minaraad 05/2015/111 150203-VLEVA-hoorzitting 3 feb 2015-verslag.docx
Toelichting Dit ontwerp werd opgemaakt door Pieter Noens en nagelezen door ondergetekende. Jan Verheeke, secretaris
1. Welkom en introductie Spreker: Ariane Decramer, Vlaams-Europees verbindingsagentschap (vleva).
2. Actuele EU-energiedossiers Spreker: Jan Haers, Vlaamse Overheid – Departement LNE – VVPV. De presentatie van dhr. Haers kan worden geraadpleegd op de website van VLEVA: http://www.vleva.eu/event/prioriteitenEMK2015.
3. Actuele Europese milieu- en klimaatdossiers Spreker: Marjan Decroos, Vlaamse Overheid – Departement LNE – VVPV. De presentatie van mevr. Decroos kan worden geraadpleegd op de website van VLEVA: http://www.vleva.eu/event/prioriteitenEMK2015.
4. Vragen De heer Georges Timmermans (CIR – Isolatie Raad) stelt dat het aspect ‘kosteneffectiviteit’ centraal staat bij het bepalen van de respectievelijke bijdrage van ETS- en non-ETS-sectoren in de totaal beoogde CO2-emissiereductie. Op de vraag of deze afweging op het Europese niveau dan wel door de individuele lidstaten gebeurt, antwoordt dhr. Jan Haers dat dit op Europees niveau gebeurt. Men streeft hierbij naar gelijke marginale kosten in beide sectoren. Mevr. Sofie Vanthournout (European Academies Science Advisory Council - EASAC) peilt naar de motivatie van de nieuwe Europese Commissie om het pakket betreffende de circulaire economie in te trekken. Ook vraagt mevr. Vanthournout of er reeds meer geweten is over de timing die de Europese Commissie voor zichzelf vooropstelt voor het uitbrengen van een nieuw voorstel ter zake. Mevr. Marjan Decroos antwoordt dat dit ook hun vraag is en dat deze beter straks gesteld kan worden aan dhr. Pierre Schellekens als vertegenwoordiger van de Europese Commissie. Ze schat in dat er nog een kleine kans bestaat dat het pakket toch niet (volledig) wordt ingetrokken: de Europese Commissie heeft zichzelf tot eind februari de tijd gegeven om haar werkprogramma te finaliseren. Jammer genoeg heeft het Europees Parlement geen formeel standpunt kunnen innemen over het voornemen tot intrekking van het pakket. Samen met een aantal andere lidstaten heeft België evenwel via een brief aan de Europese Commissie haar teleurstelling laten blijken over dit voornemen. Naast het wijzen op het inhoudelijke belang van het pakket hebben we getracht om in deze brief argumenten aan te halen die verband houden met ‘better regulation’, wat een prioriteit is voor de nieuwe commissie; argumenten zoals daar zijn ‘het stroomlijnen van definities in de afvalwetgeving’, het valoriseren van geleverde inspanningen en dergelijke meer.
5. Wat voorziet de nieuwe Europese Commissie voor milieu, energie en klimaat? Spreker(s): Pierre Schellekens (adjunct-kabinetschef), Kabinet van de EU-commissaris voor Energie en Klimaat Miguel Arias Cañete Dhr. Pierre Schellekens bevestigt dat het de eerste keer is dat de beleidsthema’s
2
‘Energie’ en ‘Klimaat’ zijn ondergebracht in één bevoegdheidspakket, met name dat van commissaris Miguel Arias Cañete. Terwijl commissaris Arias Cañete bevoegd is voor de toepassing van het energie- en klimaatbeleid, staat vice-president Maroš Šefčovič in voor de coördinatie van de Energie-Unie. Commissaris Vella op zijn beurt is bevoegd voor het thema Milieu, dat met subthema’s als afval, lucht, … een duidelijke link vertoont met Energie en Klimaat. Het jaarwerkprogramma van commissaris Arias Cañete spitst zich toe op de volgende drie grote vragen: 1. Energie-Unie; 2. Marktstabiliteitsreserve (klimaat- en energiepakket 2030); 3. Road to Paris: voorbereiding klimaatonderhandelingen. Als vertrekbasis kan de commissaris alvast rekenen op een duidelijk en krachtig signaal dat recent door de lidstaten werd gegeven bij de totstandkoming van het Klimaat- en Energiepakket 2030: emissiereductie - 40 %, hernieuwbare energie + 27 %, energieefficiëntie + 27 %. 1. Energie-Unie Dhr. Schellekens verduidelijkt dat vice-president Maroš Šefčovič instaat voor het coördinatieaspect van de Energie-Unie. Commissaris Arias Cañete op zijn beurt is bevoegd voor de vertaling van het concept in concrete toepassingen. Veel lidstaten staan achter het concept van een Energie-Unie. De invulling die men er echter wenst aan te geven, kan verschillen. Zo staat voor bepaalde lidstaten het aspect energiebevoorradingszekerheid voorop, terwijl voor lidstaten zoals Denemarken meer wensen te focussen op energie-efficiëntie. Dé uitdaging die zich stelt is dat het Europese energiebeleid vandaag erg gefragmenteerd is: het vormt de optelsom van het onderling onvoldoende afgestemde beleid van 28 individuele lidstaten. Hierdoor vertoont de interne Europese energiemarkt (en in het bijzonder de ‘retail’) een aantal gebreken. Zo zal een lidstaat die geconfronteerd wordt met een verminderde energiebevoorradingszekerheid, vandaag veelal reageren door op nationaal niveau te voorzien in extra capaciteit, eerder dan af te nemen op een Europese markt. Hiermee verbonden stelt zich ook het probleem van een gebrekkige interconnectiviteit tussen bepaalde nationale energienetwerken. Dit is in het bijzonder het geval bij een aantal Zuid-Europese landen, waaronder Spanje en Portugal. Kortom het fragmentaire karakter van het huidige beleid brengt heel wat kosten met zich mee, kosten die vermeden kunnen worden door meer samenwerking inzake het energiebeleid en dus door het versterken van de Energie-Unie. Eind februari ’15 zal de Europese Commissie hierover een strategie en actieplan uitbrengen. Hierbij zal gewerkt worden met volgende drie pijlers: -
gemeenschappelijke markt energiebevoorrading energie-efficiëntie
2. Marktstabiliteitsreserve Door de invoering van een ‘marktstabiliteitsreserve’ beoogt de Europese Commissie het Europese emissiehandelssysteem (ETS) structureel te versterken. Dhr. Pierre Schellekens stelt dat het belang van de invoering van zo’n reserve, met het oog op de goede werking van het ETS, moeilijk te overschatten valt. Hij acht een akkoord tijdens het Letse voorzitterschap over dit dossier mogelijk. Wat de timing van invoering betreft, stelt dhr.
3
Schellekens dat de Europese Commissie een eerdere startdatum (dan deze die door haar aanvankelijk werd voorgesteld) niet zal tegenhouden, indien de Raad en het Parlement hierover een consensus bereiken. Nadat er een akkoord werd bereikt over de invoering van de ‘marktstabiliteitsreserve’, zal ook het ETS gereviseerd worden. Daarna is er de klimaattop in Parijs. Na de klimaattop in Parijs tenslotte zullen de doelstellingen, opgenomen in het Klimaaten Energiepakket 2030, vertaald worden naar nationale doelstellingen. Hierbij zal de link tussen het klimaat- en energiebeleid enerzijds en het land- en bosbouwbeleid mee in rekening worden gebracht. 3. Road to Paris: voorbereiding klimaatonderhandelingen Dhr. Schellekens stelt dat de Europese Unie tevreden was over de uitkomst van de klimaattop in Lima. In het bijzonder de gemaakte afspraak dat alle landen begin 2015 hun INDC moeten bekendmaken, vond men positief. Graag had Europa hieraan ook een evaluatieproces binnen een VN-kader gekoppeld, maar dit is evenwel niet gebeurd. Dhr. Schellekens stelt dat de INDC voor Europa duidelijk is: een reductie met minstens 40%. Van zodra de INDC’s van de andere landen gekend zijn, zal enige vorm van evaluatie nodig zijn. De grote vraag tussen vandaag en Parijs betreft de vorm die het nieuwe akkoord volgens de deelnemers hoort aan te nemen. Het zal zonder twijfel andersoortig zijn in vergelijking met het Kyoto-akkoord. Zo blijft Europa uiteraard voorstander van de principes van samenwerking en gedeelde verantwoordelijkheid, maar een loutere verdeling van klimaatinspanningen op basis van de historische bijdrage van de economieën aan de klimaatproblematiek, is volgens de Europese Unie vandaag niet langer houdbaar. Dhr. Schellekens verduidelijkt dat omwille van de veranderde globale (economische) context, het weinig zinvol is om 1992 als referentiejaar te behouden. Sindsdien zagen we de sterke opkomst van een aantal economieën (China, Brazilië, India, …) van wie ook een eerlijke bijdrage verwacht moet worden. Een beter criterium voor de verdeling van de te leveren inspanningen is volgens dhr. Schellekens dan ook deze van de ‘national capacities’. Het aspect van de nationale reductiedoelstellingen zal slechts één luik van een ruimer pakket vormen, waarin ook de thema’s adaptatie, klimaatfinanciering (Noord-Zuid), samenwerking tussen emissielanden … een plaats moeten krijgen. Eind februari zal de Europese Commissie een mededeling publiceren: ‘the road to Paris’. Deze mededeling zal uit twee delen bestaan. In een eerste deel wordt de INDC van Europa bekendgemaakt en toegelicht (i.e. betrokken sectoren). Dhr. Schellekens stelt dat Europa hierbij een stille hoop koestert dat het door haar gebruikte formaat om de INDC kenbaar te maken, inspirerend zal werken voor de andere landen. In voorkomend geval zal dit een vergelijking van de verschillende INDC’s vergemakkelijken. In het tweede deel van de mededeling zal de Europese zienswijze op de totstandkoming van het klimaatakkoord worden toegelicht. De ‘Parijsmededeling’ zal fungeren als startpunt voor een Europese actieve klimaatdiplomatie op tal van fora (G20, G7, …) in de aanloop naar de klimaattop.
4
6. Reacties uit het middenveld Lieze Cloots (Bond Beter Leefmilieu) Binnen de milieubeweging heerst de grote bezorgdheid dat er binnen het werkprogramma weinig aandacht gaat naar het milieu an sich. Mevr. Cloots stelt niet alleen in naam van de Vlaamse milieubeweging, maar ook in naam van het European Nature Bureau. Zo heeft men de voorbije maanden hard gestreden om de pakketten in verband met luchtkwaliteit en afval (circulaire economie) op de agenda te behouden. Ondanks heel veel druk is dit jammer genoeg niet gelukt voor de afvalrichtlijn. Verder stelt men, op basis van het nieuwe werkprogramma, vast dat het 7de Milieuactieprogramma, nochtans een wettelijk bindend instrument, niet meer leidend is voor het Europese milieubeleid. Mevr. Cloots stelt verder dat de overduidelijke wijze waarop de nieuwe commissie een aantal gezondheidsthema’s onderaan de agenda trachtte te plaatsen, blijk geeft van een ideologische overtuiging dat een effectief milieu- en gezondheidsbeleid botst met het (economische) competitiviteitsstreven. Vandaar de duidelijk zichtbare dereguleringstendens met betrekking tot het huidige milieu-ACI. Het voornemen tot het doorvoeren van een ‘fitness check’ op het bestaande milieu-ACI vindt de Bond Beter Leefmilieu een goede zaak, op voorwaarde dat dit gebeurt met een duidelijke doelstelling voor ogen. Voor Bond Beter Leefmilieu zit deze doelstelling vervat in het 7de Milieuactieprogramma. De vrees bestaat dat het efficiëntiedenken primeert boven het streven naar een effectiever milieubeleid. Zo ook werd er met een eenzijdige focus gekeken naar de kosten en lasten die de milieuregelgeving met zich meebrengt. De baten (sociaal, gezondheid, …) die een effectief milieubeleid met zich meebrengt, werden tijdens de opmaak van het nieuwe werkprogramma veel minder in rekening gebracht. Als voorbeeld verwijst mevr. Cloots naar het pakket rond luchtkwaliteit, dat bij aanname heel wat baten zal voortbrengen. Hetzelfde geldt voor het CE-pakket, dat zou leiden tot 180 000 extra jobs in Europa. Ter conclusie stelt mevrouw Cloots dat achter het nieuwe werkprogramma een ideologische overweging schuilgaat, die erop gericht is om een aantal van de gevestigde economische belangen te vrijwaren. De milieubeweging pleit daarentegen voor een sterke en ambitieuze milieuregelgeving, waarbij de hiermee gepaard gaande baten op een evenwichtige manier in rekening worden gebracht. Danielle Van Kalmthout (Gezinsbond) Mevrouw Van Kalmthout stelt dat een aantal van de aandachtspunten die voor de Gezinsbond belangrijk zijn reeds door mevr. Lieze Cloots werden verwoord. Zo vindt ook de Gezinsbond de link niet terug tussen het 7de Milieuactieprogramma en het werkprogramma 2015 van de commissie. In het bijzonder de kwetsbare bevolkingsgroepen hebben nood aan op hen afgestemde milieunormen. De Gezinsbond heeft zich in het bijzonder drukgemaakt over het aanvankelijke voornemen van de commissie om het ‘Clean Air Policy Package’ in te trekken. Bij dit voornemen werden door de commissie gezondsheidsoverwegingen niet in rekening gebracht. Mevr. Van Kalmthout verwijst hiervoor naar het persbericht van Childproof. Uit cijfers van het Europees Milieu Agentschap (EEA) blijkt dat er jaarlijks 400 000 Europeanen vroegtijdig sterven door luchtvervuiling. Het luchtkwaliteitspakket zou dat hoge aantal tegen 2030 met zowat 58 000 verminderen. De Gezinsbond zal de voortgang van dit dossier in het Europees Parlement en de Raad nauwgezet opvolgen.
5
Een tweede belangrijk dossier dat de Gezinsbond aandachtig zal opvolgen is dat van de ‘endocriene verstoorders’. Ellen Vanassche (VOKA) Mevr. Ellen Vanassche stelt dat VOKA als werkgeversorganisatie veel belang hecht aan het klimaat- en energiebeleid. Men is dan ook blij dat de nieuwe commissie hieraan veel aandacht besteed in haar werkprogramma. Men vindt het positief dat Europa een voortrekkersrol blijft opnemen in de strijd tegen de klimaatopwarming en dat de Europese Commissie, door het inzetten op een actieve klimaatdiplomatie, onderkent dat er nood is aan een ‘level playing field’ (i.e. dat niet alleen Europa, maar ook de andere economieën bijdragen in de strijd tegen de klimaatsopwarming). Wat het Klimaat- en Energiebeleid op zich betreft, vindt VOKA het belangrijk dat dit zoveel als mogelijk op Europees niveau wordt vormgegeven en dus niet op het niveau van de lidstaten. Daarom ook vindt VOKA vindt het positief dat er veel aandacht uitgaat in het streven naar een sterke Energie-unie. Wat de verdeling in 2016 betreft van de klimaat- en energiedoelstellingen, is het voor VOKA belangrijk dat deze verdeling niet louter gebeurt op basis van het BBP, maar ook op basis van het aanwezige technische potentieel. Zo niet zal deze verdeling marktverstorend werken. Voorts zijn zowel het behoud van het leefmilieu als van de economische concurrentiekracht belangrijke aspecten voor VOKA. Met het oog op dit laatste is het nodig dat er voldoende aandacht uitgaat naar het verhogen van de energiebevoorradingszekerheid. Tenslotte is het voor VOKA belangrijk dat er blijvend wordt ingezet op innovatie, zodat er nieuwere en effectievere technologieën ingezet kunnen worden in de strijd tegen de klimaatopwarming.
7. Vragen uit het publiek
Q - Karen Callebaut (Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen): Zien jullie potentieel in het gebruik van CO2 als grondstof voor de chemie, voedingsindustrie, landbouw, … ? A - Pierre Schellekens Dhr. Schellekens stelt op de hoogte te zijn van de mogelijke bijdrage die de techniek van CCS kan leveren in het verwijderen van het overtollige CO2. Wat het verwachte potentieel is van de inzet van CO2 als grondstof in de opgesomde sectoren, zou dhr. Schellekens moeten navragen.
Q - Matthias Bienstman (Bond Beter Leefmilieu): Hoe zal worden omgegaan met het woord ‘minstens’ in de Europese INDC om tegen 2030 de CO2-uitstoot met minstens 40 % te verminderen? () A - Pierre Schellekens: In het huidige systeem (tot 2020) kunnen landen hun reductiedoelstellingen realiseren door het inzetten van projectgebonden flexibiliteitsmechanismen (i.e. CDM). Het woord ‘minstens’ in de nieuwe INDC wijst erop dat de beoogde emissiereductie met 40 %, gehaald dient te worden door het nemen van interne maatregelen. Indien we bij de andere (niet-Europese) landen een duidelijke klimaatambitie zien, kunnen we als Europa bekijken of we nog bijkomende
6
inspanningen kunnen leveren door bijvoorbeeld het ondersteunen van buitenlandse projecten.
Q - Francies Van Gijzeghem (ODE Bio‐Energie platform): Om een extra impuls te geven aan de hernieuwbare energiesector is er nood aan de toepassing van het principe ‘de vervuiler betaalt’. Om hierbij het ‘level playing field’ te vrijwaren, is het nodig dat dit principe op globaal niveau ingang vindt. Hoe ziet de Europese Commissie dit te bewerkstelligen? A - Pierre Schellekens: Een aantal lidstaten, waaronder Zweden, werken vandaag reeds met een CO2belasting. We stellen echter vast dat de 28 lidstaten er vandaag verschillende subsidiesystemen op nahouden. Een eerste mogelijk nodige stap kan erin bestaan om deze verschillende systemen beter te laten samenwerken. Later kan er, als steun voor de hernieuwbare energie-oplossingen, een duidelijke CO2-prijs worden afgesproken op basis van het emissiehandelssysteem. Zo komt er een tijd waarbij hernieuwbare energie concurrentieel zal worden met de klassieke energie. Dit is reeds bijna zo voor windenergie. Op dat tijdstip is het beter om de subsidies voor hernieuwbare energie af te bouwen en te werken met een CO2-prijs. In een globaal kader zien we dat er steeds meer gewerkt wordt met emissiehandelssystemen. Europa is vragende partij voor een betere samenwerking tussen de verschillende systemen: de samenwerking met Noorwegen ligt vast; de samenwerking met Zwitserland in kader van de luchtvaart wordt momenteel voorbereid. Dhr. Schellekens stelt dat Europa in Parijs er voor zal pleiten om te werken met een CO2-prijs. De prioriteit van de top blijft echter het vastleggen van eenduidige en ambitieuze reductiedoelstellingen.
Q - Jan Haers: Onderzoekt de Europese Commissie de mogelijkheid om een invoerbelasting te heffen op CO2-rijke producten die vervaardigd werden in het buitenland? A - Pierre Schellekens: De huidige richtlijn voorziet wel in deze mogelijkheid, maar het is een moeilijke vraag. Waar komt een product vandaan? We moeten heel voorzichtig zijn dat we door zo’n maatregel onze eigen bedrijven niet straffen. Momenteel geeft de Europese Commissie de voorkeur aan het systeem van vrije allocatie (emissiehandelssysteem).
Q - Sofie Vanthournout (The Royal Academies for Science and the Arts of Belgium): Wat is de motivatie van de Europese Commissie om het Circular Economy Package in te trekken en wat is de planning voor het uitbrengen van een nieuw voorstel? A - Pierre Schellekens: Het afval- en luchtbeleid valt onder het milieubeleid en behoort als dusdanig niet tot de bevoegdheid van commissaris Arias Cañete. Als vertegenwoordiger van de Europese Commissie stelt dhr. Schellekens dat datgene wat zich op het vlak van het milieubeleid voordoet, ook gebeurt voor de andere domeinen. Het past binnen een bredere oefening waarbij de nieuwe commissie nagaat of de reeds voorbereide regelgeving zal toelaten om op een efficiënte en effectieve wijze de beoogde doelstellingen te behalen. Als voorbeeld verwijst dhr. Schellekens naar het pakket inzake luchtkwaliteit, waarbij het volgens hem toch relevant is om dit te aligneren met het nieuwe Klimaat- en Energiepakket 2020 – 2030. Dhr. Schellekens stelt dat het zijn persoonlijke mening is dat een sterke milieuwetgeving één van de succesverhalen vormt van Europa. De nieuwe commissie ziet dit niet anders. Wel wil men bekijken of de huidige werkwijze niet beter kan.
7
Evenzeer zal men evalueren of in bepaalde domeinen misschien niet minder Europa nodig is. Over de inhoud en de timing van een nieuw CE-pakket, kan dhr. Schellekens vandaag geen bijkomende informatie geven.
Q - Liesbet Switten (VREG) Zal men de Richtlijn Hernieuwbare Energiebronnen koppelen aan het nieuwe Klimaat- en Energiepakket 2020-2030? A - Pierre Schellekens: De bestaande Richtlijn Hernieuwbare Energiebronnen zal men inderdaad moeten aanpassen aan de nieuwe klimaat- en energiedoelstellingen. De voorlopige timing hiervoor is 2016.
Q - Els Reynaert (GROEN) Wat is de visie van de Europese Commissie met betrekking tot de subsidiëring van de verschillende energietakken? Welke verhouding (i.e. aandeel) streeft men na voor de verschillende sectoren: nucleair, hernieuwbaar, …? A - Pierre Schellekens: Dit betreft de vraag van het streven naar een capaciteitsmarkt. Idealiter werkt deze markt op Europees niveau. Bij deze oefening zullen we er echter rekening moeten mee houden dat er vandaag in heel wat lidstaten een tegenovergestelde beweging zich voordoet dan deze naar een geïntegreerde Europese capaciteitsmarkt. Dit punt komt ongetwijfeld aan bod bij het bespreken van de Energie-Unie.
Q - Lieze Cloots (Bond Beter Leefmilieu) Juncker voorziet een investeringsfonds (EFSI) ter waarde van € 300 miljard. Lidstaten kunnen kandideren voor deze investeringsmiddelen door projectvoorstellen in te dienen. Welke criteria zal de Europese Commissie hanteren bij de toewijzing van deze middelen? A - Pierre Schellekens: Momenteel is er een verordening in voorbereiding, die het kader zal bieden voor de werking van dit fonds. Verwacht wordt dat deze oefening klaar zal zijn tegen de zomer. Het opzet is dat een groep van experten een ‘steering board’ (met vertegenwoordigers van de EIB en financierende lidstaten) zal adviseren over de toewijzing van de middelen. De aspecten ‘kwaliteit’ en ‘detail van uitwerking/voorbereiding’ van de projectvoorstellen zullen belangrijke beoordelingscriteria zijn. Primaire thema’s zijn ‘energie-efficiëntie’, ‘interconnectedness’, ‘transport’ en ‘SME’s’. Het energiethema is dus sterk vertegenwoordigd.
Q - Stefaan Vanderstraeten (Daikin Europe NV) Komt er een nieuwe richtlijn met betrekking tot de energieprestatie van gebouwen. A - Pierre Schellekens: Ja. Daar wordt dit jaar aan gewerkt.
8. Conclusies Spreker: Jan Verheeke, Secretaris Minaraad
8