10. Geloof of bijgeloof? Woordenlijst
* soror, oris: zuster 5.* perficere, io, feci, fectum: voltooien, uitvoeren, maken * mandare, o: opdragen, bevelen * inferus, a, um: wat zich beneden bevindt -- inferior: lager --- infimus: laagst 10.* simulare, o: gelijk maken; veinzen
Basistekst 1 Op het eind van de regering van de laatste koning Tarquinius Superbus deed zich een wonderteken voor: een slang gleed te voorschijn uit een houten kolom en zaaide paniek in het paleis. De koning besloot de goden te raadplegen... Filios Delphos ad maxime clarum in terris oraculum mittere statuit. Comes iis additus orakel
L. Iunius Brutus, Tarquinia sorore regis natus. 5. Postquam Delphis ventum est, perfectis patris mandatis, cupido incessit animos binnendringen ...
iuvenum sciscitandi ad quem eorum regnum navragen
Romanum esset venturum. Ex infimo specu zou ...
grot
vocem redditam ferunt: "Imperium (hier) antwoorden
10.summum Romae habebit qui uestrum primus, o iuvenes, osculum matri tulerit. kus
Quod responsum cum ipsi aliter dit
cf. respondere
interpretarentur, Iunius Brutus, qui cum his uitleggen
profectus erat, prolapsum se simulavit et uitglijden
15.terram osculatus est, scilicet quod ea kussen
natuurlijk
communis mater omnium mortalium esset. 15.* factum, i: daad; gebeurtenis, feit 20.* expellere, o, puli, pulsum: verdrijven
Postea eventus id factum comprobavit. afloop, uitkomst
bevestigen
Nam cum Tarquinius Superbus omnes in odium sui adduxisset, Bruti opera maxime haat
hulp
20.expulsus est, cum regnasset annos XXV. cf. regnum
Tum consules primi creati sunt L. Iunius aanstellen
Brutus L. Tarquinius Collatinus. Naar Livius, Ab Urbe Condita, Boek I, hfdst. 56, §§ 56 en 10 - Periochae van Livius, I
Opgaven 1. Het orakel van Delphi was zeker niet het enige, maar wel het beroemdste van de antieke wereld. Zoek gegevens op over dit orakel: aan wie was het toegewijd? hoe verliepen de orakels? Zie o.a. http://nl.wikipedia.org/wiki/Orakel_van_Delphi Basiswoorden voor je zoekwerk kunnen ook "orakel", "Delphi", "Apollo", "Pythia", ... zijn. 2. Ex infimo specu (r.8): zie opgave 1. Er bestaat veel onzekerheid over hoe de plaats waar de Pythia zat er uit zag... 3. Het antwoord van het orakel in r. 9-11 is, zoals zo vaak, niet eenvoudig te verklaren. Herinner je je nog hoe het orakel luidde dat de Atheners kregen tijdens de Perzische oorlogen, - zie Leestekst 2 van Les 10 van vorig jaar. 4. Communis mater (r.16): de aarde werd inderdaad vergoddelijkt als Gaia, de oude moedergodin en echtgenote van de allereerste oppergod Uranus (Ouranos = hemel). Gaia en Ouranos vormden het allereerste paar oppergoden. We kwamen ze al tegen als "magna parens" in de Basistekst van Les 2 van vorig jaar. Weet je nog hoe het orakel aan Deucalion en Pyrrha toen luidde? 5. L. Iunius Brutus werd in Rome vereerd als de bevrijder van Rome. Over hem doen veel verhalen de ronde, o.a. hoe hij eerst aan het schrikbewind van Tarquinius Superbus was ontsnapt - hij had gedaan alsof hij gek was ... - en hoe hij later met samenzweringen tegen de jonge republiek te kampen had. Zoek je er gegevens over op?
Woordenlijst
10.* celeritas, atis: snelheid * quattuor (hfdtelw.): vier * ecce (tussenwerpsel): ziedaar, kijk; ook 15.* volare, o: vliegen
Basistekst 2 Het zal ons wel niet verwonderen dat een ontwikkeld man als Marcus Tullius Cicero, zelf politicus, filosoof en schrijver, grote twijfels had over orakels, dromen en andere voortekens... Quis enim est, qui credat Apollinis ex oraclo orakel
Pyrrho esse responsum: (1)
"aio te, Aeacida, Romanos vincere posse"? (2)
Primum latine Apollo numquam locutus est; Latijn
5. deinde "vincere te Romanos" nihilo magis in se quam in Romanos valere... Ook over dromen was Cicero sceptisch... Cursor ad Olympia proficisci cogitans visus hardloper
Olympische spelen (3)
denken...
est in somnis curru quadrigarum vehi. Mane vierspan
voeren 's morgens
ad coniectorem iit. At ille "Vinces" inquit; "id droomuitlegger
10.enim celeritas significat et vis equorum." betekenen
Post idem ad alium. Is autem "Vincare" inquit "necesse est; an non intellegis quattuor ante te cucurrisse?" cf. Fr. courir
Ecce alius cursor ad interpretem detulit uitlegger
15.aquilam se in somnis visum esse factum. arend
At ille: " Vicisti; ista enim avi volat nulla vogel
vehementius. " Huic alius respondit "Victum geweldig
25.* vivus, a, um: levend
te esse non vides? Ista enim avis agitans alias aves semper ipsa postrema est... 20.Apud Agathoclem scriptum in historia est (4)
cf. Fr. histoire
Hamilcarem Karthaginiensem, cum (5)
oppugnaret Syracusas, visum esse audire (6)
vocem se postridie cenaturum Syracusis. 's anderendaags
zou eten
Postera die autem magna seditio in castris onenigheid
25.eius inter Poenos et Siculos milites est (7)
facta; quod cum sensissent Syracusani, dit
improviso in castra inruperunt onverwacht
binnenvallen
Hamilcarque ab iis vivus est sublatus. Ita res somnium comprobavit. droom
bevestigen
(1) Pyrrhus was koning van Epirus, een landstreek in het noordwesten van Griekenland (319 - 272 v.Chr.). Tijdens zijn woelige regering kwam hij o.a. de steden van Zuid-Italië ter hulp in hun strijd tegen Rome. Hij behaalde er enkele overwinningen op de Romeinen, maar leed zulke grote verliezen dat hij uiteindelijk naar Epirus terug keerde. (2) Pyrrhus was de zoon van Aiacides - die zelf beweerde af te stemmen van de held Achilleus - en wordt hier zo aangesproken. De Aiaciden waren trouwens een familie die afstamde van de held Aias, neef van Achilleus. (3) De Olympische spelen grepen plaats in Olympia, een stadje in Elis, een landstreek in Zuid-Griekenland. Die spelen werden om de vier jaar gehouden, sedert 776 v.Chr. (4) Agathocles was een Griekse geschiedschrijver uit de 3de eeuw v.Chr. (5) Hamilcar Barkas was de Carthaagse opperbevelhebber in de eerste oorlog tussen Carthago en de Romeinen, de eerste Punische oorlog (264 - 241 v.Chr.). Die oorlog ging vooral om het bezit van Sicilië.
(6) Syracuse was een belangrijke Griekse stad op Sicilië. Ze werd gesticht in 734 v.Chr. en kende een grote bloei in de 5de tot 3de eeuw v.Chr. In 212 werd ze definitief door de Romeinen veroverd. (7) De Poeni of Puniërs is een andere naam voor Carthagers, inwoners van Carthago.
Naar Cicero, De Divinatione, Boek II, hfdst 56, § 116 en 70, §144 / Boek I, hfdst. 24, § 50
Opgaven 1. Het orakel waarover sprake in r.1-2 is dat van Delphi - zie hiervoor opgave 1 van de Basistekst 1 hierboven. 2. Hoe komt het dat in het Latijn - en ook in het Grieks trouwens - zo'n orakelspraak als in r.3 dubbelzinnig kán zijn? 3. Orakels waren vaak mysterieus - zie hiervoor ook opgaven 3 en 4 hierboven. 4. Olympia (r.7) was een heel beroemde plek in Griekenland - zoek er details over op. En wat weet je over de antieke en moderne Olympische spelen? 5. Syracuse (r.22) had in de eerste Punische oorlog de kant van de Romeinen gekozen, tegen Carthago. Er waren in die oorlog dus eigenlijk drie strijdende partijen - wie? Stonden alle Sicilische steden aan dezelfde kant? 6. Wat wil Cicero hier over orakels en dromen bewijzen? 7. Het verhaal van de droom van Hamilcar staat ook beschreven bij Valerius Maximus - zie hiervoor de opgave nr 4 onder de rubriek Activiteiten.
Basistekst 3 Woordenlijst
Bij de satireschrijver Iuvenalis klinkt het natuurlijk wat ironischer, maar de boodschap erachter is dezelfde als bij Cicero...
* nondum (bw.): nog niet
Esse aliquos manes et subterranea regna, (1)
onderaards
Cocytum et Stygio ranas in gurgite nigras (2)
(3)
kikker
afgrond
atque una transire uadum tot milia cumba water
bootje
nec pueri credunt, nisi qui nondum aere lauantur. baden
(1) De Manes zijn de schimmen van de overledenen in de onderwereld (2) Cocytus: de rivier van de jammerklachten in de onderwereld (3) Stygius = van de Styx, de belangrijkste rivier in de onderwereld
Iuvenalis, Satiren, II, vs. 149 - 152
Opgaven 1. In dit kort tekstje maak je kennis met een heleboel gegevens over de onderwereld, het schimmenrijk waar de zielen van de gestorvenen naar toe gingen, volgens de Romeinen. Men stelde zich daar een heel "landschap" voor, waarin er rivieren waren en afzonderlijke gebieden voor de "gelukzaligen" (de Elyzeese Velden) en voor de verdoemden (de Tartarus). Sommige figuren als de hellehond Cerberus (zie Leestekst 1, Les 4) heb je al ontmoet - zoek ook andere gegevens op, b.v. onder "onderwereld", "Tartarus", "Styx", "Charon"... 2. Welke goden heersten over de "subterranea regna" (r.1)? 3. Over de onderwereld werden ontelbare verhalen verteld: denk maar aan de afdaling van Aeneas in de onderwereld (zie vorig jaar, Les 7, Basistekst), aan de legende van Orpheus en Eurydice (zie Les 4 van dit jaar), en ook aan de legendarische straffen van zware misdadigers als Tantalus, Sisyphus, Ixion, enz. Zoek hier eventueel gegevens over op. Weet je trouwens wat een Tantaluskwelling is of Sisyphusarbeid? 4. Wat is Iuvenalis’ oordeel over de legenden in verband met de onderwereld? Wie gelooft er wel in? 5. Qui nondum aere lavantur (r.4): de gewone entreeprijs voor het badhuis (de thermen) was een quadrans, een vierde van een "as". Het is moeilijk om te bepalen hoeveel een "as" waard zou zijn in moderne munten uitgedrukt: men schat dat de "as" 0,054 goudfrank waard was. Op basis van de huidige goudprijs zou een as nu ongeveer 0,15 € waard zijn - hoeveel betaalde men dus om zich te baden?
Basistekst 4
Woordenlijst
In de roman Satyricon van Petronius (1ste eeuw n.Chr.) wordt een eetmaal bij de rijke Trimalchio uitgebreid beschreven. Eén van de gasten, een zekere Ganymedes, klaagt over de "moderne" tijd, over de corrupte politici, over de levensduurte...
* heu (tussenwerpsel): helaas, ach * tamquam (bijw.): (zo)als, alsof * nemo, minis: niemand
Heu heu, quotidie peius! Haec colonia
10.* orare, o: spreken; vragen, bidden, smeken
retroversus crescit tanquam coda vituli.
dagelijks
stad
achterwaarts
staart
kalf
Quid enim futurum est, si nec dii nec zal gebeuren
homines eius coloniae miserentur? Nemo medelijden hebben
5. enim caelum caelum putat, nemo ieiunium vasten
servat, nemo Iovem pili facit, sed omnes haartje, greintje
opertis oculis bona sua computant. Antea bedekken
berekenen, tellen
matronae ibant nudis pedibus in clivum, huisvrouw
bloot
(1)
passis capillis, mentibus puris, et Iovem loshangend
haar
zuiver
10.aquam orabant. Itaque statim urceatim dadelijk
met emmers
plovebat et omnes ridebant udi tanquam regenen
cf. Fr. rire
nat
mures. Itaque dii pedes lanatos habent, muis, rat
wollig
quia nos religiosi non sumus. vroom
(1) clivis = helling, steile straat. Waarschijnlijk is hier de Clivus Capitolinus bedoeld, de steile straat die omhoog liep naar de Capitolinus, vermits op die heuvel de grote tempel van Iuppiter stond. De Clivus Capitolinus was de voortzetting van de Via Sacra die over het Forum Romanum liep.
Naar Petronius, Satyricon, hfdst. 44
Opgaven 1. Het tekstje valt uiteen in twee delen, telkens ingeleid door een bijwoord: welke twee delen en welke bijwoorden? 2. Waarover klaagt de spreker hier vooral? Waaraan hechten de mensen alleen maar belang? 3. Hoe gedroegen de vrouwen zich vroeger en waaruit bleek hun godsdienstigheid? En had dat resultaat? 4. Pedes lanatos (r.12): wat zou de spreker hiermee bedoelen? Wat zou een goede vertaling kunnen zijn: zachte voeten, geklede voeten, trage voeten, zware voeten...? 5. Geloofd Ganymedes zelf nog in de goden? Waar blijkt dat? 6. Petronius heeft zijn roman in een echte volkstaal geschreven, met veel volkse woorden en uitdrukkingen. Waar zie je zulke uitdrukkingen? 7. Even een tekstprobleempje. Zoals je weet werden de oude teksten voor ons bewaard doordat ze voortdurend werden overgeschreven, in handschriften - in de middeleeuwen vaak door monniken. Daardoor slopen er natuurlijk vaak fouten in de tekst. In sommige handschriften waarin de tekst van Satyricon bewaard is, staat er "redibant" in plaats van "ridebant" (r.11). Hoe zou je dan moeten vertalen? Welke versie verkies je?
Grammatica 1. De bepaling van gesteldheid a. Observeer: - consules primi creati sunt L. Iunius Brutus L. Tarquinius Collatinus (Basistekst 1, r.21-22) = Iunius Brutus en Tarquinius Collatinus werden aangesteld als eerste consuls - Hamilcarque ab iis vivus est sublatus (Basistekst 2, r.28) = Hamilcar werd levend door hen meegevoerd - Nemo enim caelum caelum putat (Basistekst 4, r.4-5) = Niemand beschouwt de hemel als de hemel. b. Besluiten: (1) De zinsdelen "als eerste consuls", "levend" en "als de hemel" zeggen in welke toestand iemand of iets zich bevindt. Men noemt dat een bepaling van gesteldheid. (2) De bepaling van gesteldheid congrueert (komt overeen) in naamval en - als het om een adjectief gaat - in geslacht en getal met het zinsdeel waarop het slaat.
(3) Men vindt deze bepaling van gesteldheid in het bijzonder bij de werkwoorden - putare, existimare, arbitrari, habere = beschouwen als - appellare, vocare, dicere = noemen - facere, reddere = maken (tot) (4) (V) In het Nederlands wordt een bepaling van gesteldheid vertaald als een bepaling bij het substantief waarbij ze staat, vrij vaak met behulp van het woordje als. 2. Het verbindingsrelatief a. Observeer: - Quod responsum cum ipsi aliter interpretarentur, ... (Basistekst 1, r.12-13) = Toen zij dit antwoord anders uitlegden, ... - quod cum sensissent Syracusani, ... (Basistekst 2, r.26) = Toen de inwoners van Syracuse dit gewaarwerden,... b. Besluiten: (1) Soms gebruikt het Latijn het betrekkelijk voornaamwoord aan het begin van een zin, en dit om de twee zinnen nauwer aan elkaar te binden. Dat qui dat in het begin van een zin staat noemen we een verbindingsrelatief (2) Volgens ons Nederlands taalgevoel is dat geen betrekkelijk voornaamwoord - we vertalen het meestal met een aanwijzend voornaamwoord (3) We zouden het dus als volgt kunnen stellen: Qui, quae, quod aan het begin van een nieuwe zin = et is, ea, id / sed is, ea, id. (4) Zo zijn er ook enkele typische verbindingsformules: - qua ex re = en hierdoor - qua de causa = om deze reden - quam ob rem = en daarom. Zie je LS nr. 92. 3. Herhaling van de verbuigingen - bijwoorden - comparatief en superlatief - telwoorden - de 5 verbuigingen van de substantieven: zie L.S. nrs 12, 14, 16, 18-19, 23 en 25 + de geslachtsregels in LS nr 29 - de verbuiging van de belangrijkste groepen adjectieven: zie L.S. nrs 33 en 37 + het zelfstandig gebruik van de adjectieven in LS nr 47.
De comparatief en superlatief van adjectieven en bijwoorden: LS nrs 41, 42 en 43. - de verbuiging van de belangrijkste voornaamwoorden: * de persoonlijke voornaamwoorden: zie L.S. nr 72 * de bezittelijke voornaamwoorden: zie L.S. nr 75.0 * de aanwijzende voornaamwoorden: zie L.S. nrs 81.1, 82.1, 83.1, 85.1, 87.1 en 90.1 + het gebruik van hic, iste en ille: zie LS nr 84 - de vorming van de bijwoorden: zie LS nrs 51-52 - de belangrijkste telwoorden: zie LS nr 61. 4. Herhaling van het gebruik van de naamvallen Je kent nu al volgende gevallen van het gebruik van de naamvallen: - de nominatief voor onderwerp en gezegde: zie LS nrs 300 en 303 - de vocatief voor de aanspreking: zie LS nr 308 - de genitief voor de bijv. bep. van bezit: zie LS nr 310 - de datief voor het meewerkend voorwerp: zie LS nr 320 - de accusatief voor het lijdend voorwerp en na sommige voorzetsels: zie LS nrs 330-331 - het onderwerp en het gezegde van de infinitiefzin in de accusatief, zie LS nr 304 - de ablatief voor veel bijwoordelijke bepalingen, na sommige voorzetsels en als handelend voorwerp: zie LS nrs 340, 341, 342, 343, 344, 345 en 347 - het onderwerp van de losse ablatief, zie LS nr 352.
Oefeningen 1. Om in Latijnse zinnen goed te kunnen zien welke functie een woord heeft moet je twee dingen goed doen: (1) de substantieven/adjectieven/voornaamwoorden goed kunnen determineren (naamval en getal herkennen) en (2) goed het gebruik van de naamvallen kennen. Hiervoor maak je de volgende herhalingsoefening in twee stadia: Determineer volgende woorden uit de Basisteksten van deze les. Verklaar daarna de naamval. Voorbeeld: filios (Basistekst 1, r.1) is acc.mv. van filius omdat het lijd. vw. van het werkwoord "mittere". Basistekst 1: terris (r.1) - regis (r.3) - cupido (r.6) - iuvenum (r.7) - regnum (r.7) - vocem (r.9) - imperium (r.9) - matri (r.11) - ipsi (r.12) - mortalium (r.16) - omnes (r.18) - Bruti (r.19) consules (r.21)
Basistekst 2: Romanos (r.3) (!) - somnis (r.8) - celeritas (r.10) - se (r.15) - huic (r.17) - aves (r.19) - Hamilcarem (r.21) - die (r.24) - milites (r.25) - castra (r.27) - vivus (r.28) - res (r.29) Basistekst 3: milia (r.3) - pueri (r.4) Basistekst 4: homines (r.4) - (eerste) caelum (r.5) - (tweede) caelum (r.5) - bona (r.7) pedibus (r.8) - omnes (r.11) - pedes (r.12). 2. Alle woorden van oefening 1 konden slechts op één manier gedetermineerd worden omdat ze in de tekst maar één functie hebben. Maar - ALS je niet naar het tekstverband kijkt! - welke woorden van oefening 1 kunnen dan op meerdere manieren gedetermineerd worden? Hou voor het gemak GEEN rekening met de vocatief, die bijna altijd gelijk is aan de nominatief... Voorbeelden: filios kan alleen acc. mv zijn, maar terris kan zowel datief als ablatief mv. zijn...
Leestekst 1 In een lange brief vraagt Plinius de Jongere zich af of spoken echt bestaan of dat ze misschien het resultaat zijn van onze angsten... Erat Athenis spatiosa domus sed infamis et in...
ruim
berucht
pestilens. Per silentium noctis sonus ferri, et verderfelijk
cf. Fr./Eng. silence
geluid
si attenderes acrius, strepitus vinculorum opletten
gekletter
boei, keten
longius primo, deinde e proximo reddebatur: 5. mox apparebat idolon, senex macie et weldra
verschijnen
schim, spook
magerte
squalore confectus, promissa barba horrenti vuil uiterlijk
laten staan
cf. baard
overeind staan
capillo; cruribus compedes, manibus catenas haar
been
voetboei
ketting
gerebat quatiebatque. Inde inhabitantes schudden
bewonen
tristes diraeque noctes per metum treurig verschrikkelijk
10.vigilabant; vigiliam morbus et crescente waken, wakker zijn
slapeloosheid
ziekte
formidine mors sequebatur. Deserta inde domus; proscribebatur tamen, te koop/te huur stellen
si quis emere vellet, ignarus tanti mali. onwetend
Venit Athenas philosophus Athenodorus, legit naar...
cf. filosoof
(1)
15.titulum auditoque pretio nihilo minus opschrift
prijs
conducit. huren
Ubi coepit advesperascere, poscit pugillares avond worden
schrijftafeltje
stilum lumen et ad scribendum animum schrijfstift
om te ...
oculos manum intendit, ne vacua mens metus inspannen...
ledig...
20.fingeret. Initio ubique silentium noctis; dein zich verbeelden
overal
= deinde
concuti ferrum, vincula moveri. Ille non schudden...
tollere oculos, non remittere stilum. Tum laten zakken
crebrescere fragor; respicit, videt toenemen
geraas
omkijken
agnoscitque narratam sibi effigiem. Stabat herkennen
vertellen
beeld, spook
25.innuebatque digito. Hic contra ut paulum wenken
vinger
daarentegen
exspectaret manu significat rursusque ceris teken geven
was
et stilo incumbit. Illa scribentis capiti catenis zich wijden aan
insonabat. Respicit rursus, atque sine rammelen
mora tollit lumen et sequitur. Ibat illa lento
30.gradu quasi gravis vinculis. Postquam stap, tred
deflexit in aream domus, repente deserit afbuigen
binnenplein
comitem. Qui herbas et folia signum loco cf. Fr. herbe
blad
ponit. Postero die adit magistratus, monet ut illum locum effodi iubeant. Inveniuntur ossa uitgraven
35.inserta catenis; collecta publice sepeliuntur. verstrengelen
verzamelen
begraven
Domus postea manibus caruit. schimmen
vrij zijn van
(1) Athenodorus was een Griekse filosoof uit de 3de eeuw v.Chr., afkomstig uit Cilicië (deel van het huidige Turkije)
Naar Plinius Minor, Epistulae, Boek V, 27, §§ 5-11
Opgaven 1. Denk je dat Plinius dit spokenverhaal echt gelooft? 2. Was Plinius een gewoon man of een geleerde? Wat weet je over hem? Hoe zullen de gewone mensen dus gedacht hebben over zulke verhalen? 3. Wie noemt hij als bron? Maakt dat het verhaal waarschijnlijker in de ogen van zijn lezers? 4. Ne vacua mens metus fingeret (r.19-20): waarom dus laat Athenodorus zijn schrijfgerief brengen en gaat hij werken? Wat dacht hij dus blijkbaar? 5. Had Athenodorus zich vooraf geïnformeerd over dat huis? Waar blijkt dat uit? 6. Haal uit deze tekst: - 3 echte passieve werkwoordsvormen - 2 deponente werkwoordsvormen - 2 comparatieven - een bepaling van gesteldheid - 1 verbindingsrelatief. 7. In welke tijd staat het verhaal in regels 1-11 ? Waarom? 8. Welke verhaaltijd gebruikt Plinius meestal in regels 14-35? Weet je nog wanneer een schrijver dat doet en hoe je die tijd noemt?
9. Een leuke wedstrijd tussen de twee helften van de klas, waarbij je twee kettingen van leerlingen door de klas kunt laten gaan... De eerste leerling van de eerste klashelft kiest een eerste substantief uit de tekst (begin b.v. met "domus", r.1) en vraagt aan zijn buurman dat substantief te determineren en de naamval te verklaren... De eerste leerling van de tweede helft doet hetzelfde voor zijn buurman. Daarna is de tweede leerling aan de beurt - als die het juist had! - en zo verder. Wie de langste ketting kan maken zonder fouten wint het. Gebruikt het liefst alleen die substantieven die je in de woordenlijst geleerd hebt, want daarvan ken je de nominatief en dus de verbuiging...
Leestekst 2 Bij Cicero lezen we de volgende anekdote die zich op Sicilië zou hebben afgespeeld... C. Canius, eques Romanus et satis litteratus, ontwikkeld
cum se Syracusas otiandi, non negotiandi naar...
om... vakantie nemen
om... zaken doen
causa contulisset, dictitabat se hortulos (hier) zich begeven overal zeggen
tuintje
aliquos emere velle, quo invitare amicos cf. Fr. inviter Eng. invite
5. posset. Quod cum percrebuisset, Pythius ei bekend worden
quidam, qui argentariam faceret Syracusis, bankkantoor
in...
venales quidem se hortos non habere, sed te koop
licere uti Canio, si vellet. Simul ad cenam maaltijd
hominem in hortos invitavit in posterum diem. tuin
10.Cum ille promisisset, tum Pythius piscatores cf. Fr. promettre, Eng. promise
visser
ad se convocavit et ab iis petivit, ut ante suos cf. vocare
hortulos postridie piscarentur, dixitque quid vissen
eos facere vellet. Ad cenam venit Canius;
opipare a Pythio paratum convivium, heerlijk
gastmaal
15.cumbarum ante oculos erat multitudo. bootje
Quisque, quod ceperat, adferebat; ante pedes Pythii pisces abiciebantur. vis
neergooien
Tum Canius "quaeso", inquit, "quid est hoc, alstublieft
Pythi? tantumne piscium? tantumne 20.cumbarum?" Et ille: "Quid mirum?" inquit, verwonderlijk
"hoc loco est Syracusis quidquid est piscium!" al wat...
Incensus Canius cupiditate contendit a = cupido
zich inspannen, dringend vragen
Pythio, ut venderet. Gravate ille primo cf. Fr. vendre
ongaarne
respondet, sed tandem Canius impetrat. Emit verkrijgen
25.homo cupidus et locuples tanti, quanti begerig
rijk
voor...
Pythius voluit. Nomina facit, negotium zaak
conficit. Invitat Canius postridie familiares suos, venit = postero die
bekend, bevriend
ipse mature, scalmum nullum videt. Quaerit vroeg
(1)
30.ex proximo vicino, num feriae quaedam buur
of
feest
piscatorum essent, quod eos nullos videret. "Nullae, quod sciam," ille, "sed hic piscari nulli
solent. Itaque heri mirabar quid accidisset." cf. Fr. hier
gebeuren
Stomachari Canius, sed quid faceret? boos zijn
(1) scalmus = de dol, de holte waarin de roeiriem kan bewegen. Hier: bootje
Naar Cicero, De Officiis, Boek III, hfdst. 14, §§ 58-60
Opgaven 1. Satis litteratus (r.1): waarom vermeldt Cicero dit? 2. Venales se hortos non habere (r.7): waarom zegt de sluwe Pythius dit? 3. Dixit quid eos facere vellet (r.12-13): welke instructies geeft hij hun dus - dat blijkt wel uit het vervolg van het verhaal. 4. Waar in het vervolg van het verhaal blijkt weer eens hoe sluw Pythius te werk gaat? 5. Welk hoofdwerkwoord is verzwegen in de regels 5-8? 6. De taal van Cicero is hier vlot, soms bijna spreektaal. Hoe vertaal je in goed Nederlands: - tantumne piscium? tantumne cumbarum? (r.19-20) - hoc loco est Syracusis quidquid est piscium (r.21) - Nomina facit, negotium conficit (r.26-27) - scalmum nullum videt (r.29)? 7. "Stomachari" is een infinitief. Soms kan een infinitief inderdaad de ind. imperfectum vervangen in verhalen. Ook hier spreekt men van een "historische infinitief". Waar zagen we dit ook al in Leestekst 1 hierboven? En kan dat ook in het Nederlands? - tracht "stomachari" maar eens goed te vertalen... Zie je LS nr. 522. 8. Nog een spraakkunstdetail: wat wordt er bij "Syracusas" (r.2) en "Syracusis" (r.6 of 21) verzwegen? Dat is inderdaad vaak het geval bij namen van steden... Zie maar regels 1 en 14 in Leestekst 1. 9. Ook bij deze tekst kun je voor elkaar leuke vraagjes verzinnen, zowel bij werkwoorden als bij substantieven, adjectieven of voornaamwoorden... Voorbeelden: - determineer "contulisset" (r.4) - welk werkwoord hang er af van "dictitabat" (r.3) - verklaar de naamval van "multitudo" (r.15). Bereid elk een vraagje voor en stel het aan wie je wil. Je leraar zal wel zeggen of de vraag of het antwoord goed gevonden is...
Activiteiten 1. Om onze overzichten van de voorbije twee jaar Latijn af te sluiten - we begonnen ermee in les 8 - kunnen we nu trachten een chronologisch overzicht van de schrijvers te maken die we in deze twee jaar hebben ontmoet. Dit overzicht kan er op verschillende manieren uit zien, maar het zou in elk geval moeten omvatten: de naam van de schrijver - de periode (een eeuw is al genoeg!) - eventueel zijn bijzonderste werk(en). Misschien kan het uitgebreide overzicht op http://nl.wikipedia.org/wiki/Romeinse_literatuur helpen? 2. Ook interessant kan zijn een vergelijking te maken van thema's, verhalen, gebeurtenissen uit de Romeinse tijd met latere en hedendaagse situaties. Zulke vergelijkingen zijn geregeld aan bod gekomen in de opgaven bij de teksten. Zo'n vergelijking kan nuttig zijn om aan te tonen hoe actueel sommige gebeurtenissen of toestanden uit het verleden zijn. Natuurlijk zijn niet alle feiten of situaties te vergelijken, maar het zou al interessant zijn mocht je, in groep werkend, er enkele vinden. Je leraar zal je zeker wegwijs maken... 3. Ten slotte kan het ook heel nuttig voor de volgende jaren Latijn zijn een kort overzicht te maken van de interessantste websites die we hebben ontmoet of die jullie nog gevonden hebben. 4. De anekdote over de droom van Hamilcar, die we konden lezen bij Cicero in Basistekst 2, r.20-29 komt ook voor bij Valerius Maximus. Die tekst luidt daar als volgt: At Karthaginiensium dux Hamilcar, cum obsideret Syracusas, inter somnum exaudisse uocem credidit nuntiantem futurum ut (= dat hij zou...) proximo die in ea urbe cenaret. Laetus igitur, promissa uictoria, exercitum pugnae conparabat. In quo inter Siculos et Poenos orta dissensione (= onenigheid), castris eius Syracusani subita inruptione (= inval) 5. oppressis, ipsum intra moenia sua uinctum (= geboeid) pertraxerunt. Ita magis spe quam somnio (= droom) deceptus (= misleid) cenauit Syracusis captiuus. (naar Valerius Maximus, Boek I, 7, Ext. 8) (1) Hoe zijn volgende woordgroepen of zinnetjes uit Cicero's tekst weergegeven in de bovenstaande tekst van Valerius Maximus: - cum oppugnaret Syracusas - visum esse audire ovem - se postridie cenaturum Syracusis - improviso in castra inrupuerunt - Hamilcar ab iis vivus sublatus est? (2) Beantwoord volgende vragen met Latijnse woordgroepen uit bovenstaande tekst: - wanneer hoorde Hamilcar een stem? - wat kondigde die stem aan? - waarom maakte hij zich verheugd klaar voor de strijd? - waarom durfden de inwoners van Syracuse het aan Hamilcars kamp aan te vallen? - wat deden ze met Hamilcar? - en hoe kwam zijn droom dus op een andere manier dan verhoopt uit?
(3) Beantwoord nu nog volgende vraagjes: - met welk substantief komt "nuntiantem" (r.2) overeen? - hoe zie je welk geslacht "die" heeft (r.2)? - hoe vertaal je de losse ablatief "inter Siculos et Poenos orta dissensione" (r.3-4) het best: met het voegwoord ofschoon / toen / terwijl / indien? - waar zie je in deze tekst een verbindingsrelatief? - haal twee bepalingen van gesteldheid uit deze tekst.