concept versie 11 november 2012
Notitie Harmonisatie Peuterspeelzaalwerk en Kinderopvang Almere
1 Waarom deze notitie? Op … november 2012 heeft de gemeenteraad van Almere besloten tot harmonisatie van de voorschoolse voorzieningen in Almere. Onder harmonisatie wordt verstaan dat de verschillen die op dit moment bestaan tussen kinderopvang en peuterspeelzaalwerk, - in regelgeving, financiering en kosten voor ouders, het aanbod van voor- en vroegschoolse educatie, kwaliteitseisen en toezicht- gelijk worden getrokken. Met ingang van 1 januari 2014 wordt het peuterspeelzaalwerk overgenomen door de kinderopvang: de kinderopvang wordt verantwoordelijk voor de gehele voorschoolse periode (opvang, peuterspeelzaalwerk, voorschoolse educatie). Achtergrond van dit besluit is de invoering van de Wet OKE (Wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie), die gemeenten verantwoordelijk maakt voor het organiseren van een doorgaande ontwikkelingslijn voor kinderen met een risico op onderwijsachterstand, door het aanbieden van een passend aanbod voor- en vroegschoolse educatie (VVE). De huidige versnippering van verantwoordelijkheden maakt het niet eenvoudig deze verantwoordelijkheid waar te maken. Harmonisatie is een belangrijke stap in de richting van de vorming van integrale kindcentra, de koers die de gemeente Almere sinds medio 2012 met overtuiging is ingeslagen. Directe aanleiding zijn de wachtlijsten die de afgelopen jaren zijn ontstaan in het peuterspeelzaalwerk, waarover moties waren ingediend door Groen Links en VVD. Door de stelselwijziging zullen vraag en aanbod beter op elkaar aansluiten en zullen de wachtlijsten zich in de toekomst oplossen. Ter voorbereiding van de beslissing tot harmonisatie is een onderzoek uitgevoerd naar harmonisatie van peuterspeelzaalwerk en kinderopvang door Buitenhek Management & Consult in opdracht van de gemeente Almere1. Bij de uitwerking van dit onderzoek waren alle partijen die op dit gebied een rol hebben nauw betrokken. Het gekozen scenario is ontwikkeld van onderop en kan rekenen op de steun van alle betrokken organisaties: kinderopvang, peuterwerk en onderwijs. De belangrijkste voorwaarde voor een succesvolle operatie is daarmee aanwezig. Door het besluit tot harmonisatie vindt in Almere een majeure wijziging plaats van het stelsel, die gevolgen heeft voor veel gezinnen, de instellingen die op dit gebied functies vervullen, het onderwijs en de gemeentelijke organisatie. Deze notitie heeft tot doel de gemeenteraad en de betrokken organisaties op een toegankelijke manier te informeren over het doel van de harmonisatie, de achterliggende ontwikkelingen in hun onderlinge samenhang en de grote veranderingen die het besluit met zich mee brengt. Ook staan de stappen beschreven die nu gezet moeten worden om de harmonisatie te implementeren.
1 ‘Onderzoek harmonisatie peuterspeelzaalwerk en kinderopvang Gemeente Almere’, Buitenhek Management & Consult, Utrecht 15 oktober 2012.
2 Achterliggende ontwikkelingen? In de periode van 0-12 jaar bestaan op dit moment veel soorten van aansturing en veel verschillende financieringsregelingen en toezichtsystemen. De verantwoordelijkheden voor de verschillende onderdelen van het aanbod zijn versnipperd. Dat gaat ten koste van de kwaliteit en effectiviteit van de begeleiding en ontwikkeling van de kinderen. Ouders die zorg en werk willen combineren hebben last van de versnippering. De stapeling van regelingen maakt het voor de gemeente moeilijk een efficiënte regie te voeren en dus ook om de doorgaande lijn in de ontwikkeling van kinderen te realiseren die de wet OKE voorschrijft. De wet OKE betekent dat lokale overheden moeten zorgen voor: - een optimaal ontwikkelingsklimaat voor alle jonge kinderen, - een optimaal en toegankelijk aanbod van voorschoolse educatie voor zogenaamde ‘doelgroepkinderen’ (kinderen met een risico op taalachterstanden), - afspraken met schoolbesturen over de vroegschoolse periode. De wet stelt bovendien landelijke eisen aan de kwaliteit voor peuterspeelzalen en voorschoolse educatie. Om alle kinderen in onze gemeente optimale kansen te bieden om zich te ontwikkelen stimuleert de gemeente Almere de ontwikkeling van integrale kindcentra. Op 20 juli 2012 heeft de gemeenteraad een raadsbrief ontvangen met een bijbehorende notitie “Almere op weg naar integrale kindcentra”. In de notitie wordt uiteen gezet dat breed toegankelijke voorschoolse voorzieningen en daarbinnen een kwalitatief hoogwaardige uitvoering van VVE belangrijke bouwstenen zijn voor de totstandkoming van de doorgaande lijn tussen de voorschoolse periode en de schoolperiode. Het kindcentrum biedt mogelijkheden de bestaande versnippering op te heffen, niet alleen voor de voorschoolse periode maar voor de gehele doorgaande lijn tot 12 jaar. Kindcentra zijn samenwerkingsvormen van in ieder geval basisonderwijs, kinderopvangvoorzieningen2 en tussen- en naschoolse opvang, waarin gewerkt wordt vanuit één pedagogische/didactische visie, onder aansturing van één leidinggevende. Voor- en vroegschoolse educatie (VVE) is een belangrijk onderdeel van het aanbod voor jonge kinderen. Op het gebied van VVE voert Almere al vele jaren een actief beleid. De gemeente zet in op de volgende speerpunten: - een doorgaande ontwikkelingslijn van de voor- en vroegschoolse periode, - uitbreiding van het aanbod van VVE plaatsen in de kinderopvang, - verbetering van de kwaliteit van VVE, - verbeteren van de ouderbetrokkenheid. Over vroegschoolse educatie zijn afspraken gemaakt in het kader van de Onderwijsimpuls, het programma dat Almere uitvoert om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren. Begin 2012 is er bovendien een stedelijk plan VVE vastgesteld3 dat voorziet in extra uitbreiding van de capaciteit van het VVE-aanbod en aan het verbeteren van de kwaliteit van het aanbod. De gemeente werkt dus op veel fronten aan het verbeteren van het voorschoolse aanbod en het realiseren van een doorgaande ontwikkelingslijn voor het jonge kind. Harmonisatie van de voorschoolse periode is de volgende belangrijke stap op weg naar integrale kindcentra.
2 H ieronder worden verstaan voorzieningen voor voorschoolse opvang voor kinderen van 0-4 jaar. 3 P lan Extra VVE, uitwerking van het Bestuursakkoord G4/G33 over de besteding van de extra VVE rijksmiddelen “Effectief benutten van VVE en extra leertijd voor jonge kinderen”.
Basisonderwijs ----- Doorgaande lijn -----
Voorschoolse voorzieningen peuterwerk
dagopvang
Harmonisatie / integratie
Aan Bureau Buitenhek is in mei 2012 opdracht gegeven een onderzoek te doen naar de mogelijkheden om in Almere te komen tot harmonisatie van het peuterspeelzaalwerk en de kinderopvang. In het onderzoeksrapport wordt een aantal scenario’s beschreven waarlangs de wettelijke kaders van de wet OKE ingevuld kunnen worden. Het rapport bevat ook een advies voor de te volgen koers, op basis van de uitgangspunten van Almere en gesprekken met de relevante maatschappelijke partners.
3 De noodzaak van harmonisatie Voorschoolse voorzieningen; obstakels voor samenwerking Kinderopvang en peuterspeelzaalwerk richten zich beide op kinderen tot 4 jaar. Tussen beide voorzieningen bestaan echter belangrijke verschillen.
Peuterwerk
Kinderopvang
Doelgroep: 2- en 3-jarigen
Doelgroep: 0- tot 4-jarigen
Aantal uren: 3 uur per dag
Aantal uren: 10 tot 11 uur per dag
Financiering: gemeente/ouders
Financiering: ouders (met kinderopvangtoeslag)
CAO: Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening
CAO: Kinderopvang
Personele inzet: 1 beroepskracht/groep
Personele inzet:2 beroepskracht/groep
Ouderbijdrage: verschilt per gemeente
Ouderbijdrage: landelijk vastgesteld
Toezicht: gemeente/ voor VVE Onderwijsinspectie
Toezicht: gemeente/ voor VVE Onderwijsinspectie
Insteek: voorbereiding basisschool
Insteek: arbeidsmarktinstrument
De samenwerking tussen school, peuterspeelzaalwerk en kinderopvang wordt op dit moment om een aantal redenen bemoeilijkt: • Peuterspeelzaalwerk en kinderopvang kennen nog steeds deels hun eigen wetten en regels en hebben een andere CAO, samenwerking en gezamenlijke inzet van personeel wordt hierdoor bemoeilijkt; • Het financiële regime voor peuterspeelzaalwerk en kinderopvang verschilt, hierdoor zijn er soms grote verschillen in de kosten voor ouders. Met de Wet OKE (2010) zijn de kwaliteitseisen aan peuterspeelzalen en kinderopvang al zoveel mogelijk gelijk getrokken. Per 1 augustus 2010 is in de Wet Kinderopvang en Kwaliteitseisen Peuterspeelzalen de definitie van kinderopvang aangepast. Hieraan is toegevoegd dat kinderopvang moet bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen. Daarmee is een belangrijk verschil tussen het aanbod van het peuterspeelzaalwerk en de kinderopvang komen te vervallen. Dat neemt niet weg dat van oudsher peuterspeelzalen altijd veel meer gericht geweest op de ontwikkeling van kinderen en de voorbereiding op de basisschool. De afgelopen jaren is vooral op peuterspeelzalen geïnvesteerd in het aanbod van VVE-programma’s, mede omdat het grootste deel van de doelgroep voor VVE zich op de peuterspeelzalen bevindt. Landelijk is de kinderopvang een inhaalslag aan het maken. Zo wordt op steeds meer kinderdagverblijven ook met VVE-programma’s gewerkt en wordt een ontwikkelingsgericht aanbod steeds meer standaardonderdeel van het dagprogramma van kinderdagverblijven. Er is echter nog steeds sprake van een aantal belangrijke verschillen, zoals de groepsgrootte, het aantal gediplomeerde leid(st)ers op de groep, de gehanteerde CAO en de financiering (zie schema hierboven).
De rol van de gemeente De formele positie van de gemeente ten opzichte van de partners die samen zorg dragen voor kinderen van 0-6 jaar is zeer verschillend. Op het peuterspeelzaalwerk kan de gemeente direct invloed uitoefenen via het gemeentelijk subsidie-instrument en op VVE vanwege de Wet OKE. De gemeente is de toezichthouder voor zowel kinderopvang als peuterspeelzaalwerk. Het toezicht op de kwaliteit van voor- en vroegschoolse inspectie berust bij de Onderwijsinspectie. Met de overdracht van het jeugdbeleid van de provincie naar de gemeente wordt de regiefunctie van de gemeente voor het jeugdbeleid als geheel versterkt. De mogelijkheden om te sturen op de kinderopvang zijn zeer beperkt, aangezien deze sector privaat is georganiseerd. Ook de mogelijkheden ten aanzien van het door het Rijk bekostigde onderwijs zijn beperkt. Hier heeft de gemeente de Lokale Educatieve Agenda, het stimuleringsbeleid (Onderwijsimpuls), het huisvestingsbeleid en de leerplicht als voornaamste aangrijpingspunten. Voor een effectieve regierol van de gemeente is integrale regelgeving een voorwaarde. Het past binnen de koers die de Rijksoverheid heeft ingezet met de invoering van de Wet OKE, met het kersverse regeerakkoord Bruggen slaan (29 oktober 2012) wordt die koers voortgezet.
Harmonisatie van peuterspeelzaalwerk en kinderopvang betekent dat (wettelijke) regels en financiering van de twee voorschoolse voorzieningen gelijk worden getrokken. Dat heeft een belangrijk voordeel. Voor alle ouders die gebruik maken van voorschoolse opvang ontstaat een gelijk recht op de kinderopvangtoeslag. Hierdoor vallen gemeentelijke subsidiemiddelen vrij die kunnen worden ingezet voor het realiseren van extra peuterplaatsen voor ouders die geen gebruik kunnen maken van de kinderopvangtoeslag. Ook ontstaat de mogelijkheid een kwalitatief beter VVE-aanbod tot stand te brengen.
4 D e bestaande situatie: omvang en kwaliteit van het aanbod versus behoeften Kinderopvang en peuterspeelzalen Op dit moment zijn er twee verschillende soorten voorschoolse voorzieningen in Almere: peuterspeelzaalwerk en kinderopvang. De kinderopvangsector in Almere is omvangrijk en versnipperd, met 78 particuliere aanbieders op 125 locaties. Slechts één van de aanbieders (UK) heeft een marktaandeel van 16%, de rest is aanzienlijk kleiner. Het aantal beschikbare kindplaatsen is 4207. Het peuterspeelzaalwerk valt grotendeels onder De Schoor, met 30 gemeentelijk gesubsidieerde peuterspeelzalen; daarnaast worden 2 peuterspeelzalen gerund door de Stichting Vrije Peuterspeelzalen4. In totaal zijn er 1.528 gesubsidieerde kindplaatsen5 beschikbaar bij De Schoor en 55 bij de Vrije Peuterspeelzalen. Buitenschoolse opvang wordt aangeboden op 176 locaties met 5641 kindplaatsen. Daarnaast is een onbekend aantal gastouders actief. In Almere is sprake van flinke wachtlijsten in de peuterspeelzalen. Deze zijn in eerste instantie veroorzaakt door de bezuinigingen die vanuit het Rijk werden opgelegd aan de gemeente, waardoor veel locaties moesten sluiten. Door de rijksbezuinigingen op de kinderopvangtoeslag voor ouders loopt de bezetting van de kinderopvang terug. De kinderopvang probeert dat te beperken door het aanbieden van andere vormen van opvang, zoals halve dagopvang en aanbod van kortere dagdelen, de zogenaamde peuteropvang. Hierdoor ontstaat concurrentie met het huidige peuterspeelzaalwerk en bestaat de kans dat ook de peuterspeelzaalmarkt versnipperd raakt. Hoe dan ook blijkt het tot op heden onvoldoende om de wachtlijsten terug te dringen.
Bereik voorschoolse voorzieningen 2012
aantal
%
Aantal peuters 2 en 3 jaar
5.254
100%
Aantal peuters in dagopvang*
3.152
60%
Aantal peuters in gastouderopvang
525
10%
Aantal peuters in gesubsidieerde peuterspeelzaal**
1.147
22%
Aantal peuters in niet-gesubsidieerde peuterspeelzalen (aanname o.b.v. aanbod)
200
4%
Aantal peuters in startgroepen
50
1%
Totaal bereik voorschoolse voorzieningen
5.074
97%
Dubbelgebruik kinderopvang peuterspeelzaal in aantal peuters (inschatting)
-100
Totaal netto bereik van peuters met voorschoolse voorzieningen
4.974
95%
bron: CBS 2011, prognose BM&C en gegevens peuterspeelzaalaanbieders. * Relatief maken meer 2-4-jarigen gebruik van kinderdagverblijven dan 0-2-jarigen, daarom is hier gerekend met 60% gebruik in plaats van het landelijke prognose van 54%. ** Op basis van gemiddelden over de periode januari-april 2012 bij De Schoor en de stand van zaken op 12 juni 2012 bij St. Vrije Peuterspeelzalen.
Uit bovenstaande tabel blijkt dat het totale bereik van alle voorschoolse voorzieningen in Almere op circa 95% uitkomt. Met name in de kinderdagverblijven is het afgelopen jaar sprake van een sterke terugloop in de bezetting. Een deel van deze kinderen komt op de wachtlijst voor een peuterspeelzaal terecht, waardoor deze verder zullen groeien. Op basis van deze cijfers is het non-bereik van 2- en 3-jarigen ca 5%, wat overeenkomt met 280 peuters. Naar schatting vallen daaronder 90 ‘doelgroeppeuters’. 4 In 2012/13 is een derde locatie gestart. 5 Gerekend met 2 dagdelen per peuterplaats.
• Kwaliteit voorschoolse voorzieningen Het is niet eenvoudig om een goed beeld te krijgen van de kwaliteit van het aanbod van alle aanbieders. (GGD? wat weten we van kwaliteit peuterspeelzalen) Bekend is wel dat er grote verschillen zijn in de kwaliteit van het aanbod van de verschillende kinderopvangaanbieders. De gemeente heeft bij de kinderopvangaanbieders aangedrongen op het creëren van waarborgen voor de kwaliteit van het VVE-aanbod. De vier grotere kinderdagopvang-aanbieders (Partou, La Luna, Speel-Mere en UK) hebben daarop in november 2011 een handvest opgesteld waarin richtlijnen zijn opgenomen ten aanzien van de kwaliteit van de kinderopvang. In dit handvest is ook de ontwikkeling van het kind als richtlijn opgenomen.
VVE Voorschoolse educatie (VVE) wordt in Almere zowel aangeboden door peuterspeelzalen als door kinderopvangvoorzieningen. In het peuterspeelzaalwerk gaat het om 500 VVE-plaatsen. Op 18 kinderdagverblijven wordt VVE aangeboden. Op dit moment maken 444 peuters gebruik van een VVE-aanbod van vier dagdelen per week bij stichting De Schoor. Meer dan de helft van de Almeerse peuters zit op een kinderdagverblijf. Zeven kinderopvangorganisaties hebben de afgelopen periode subsidie gekregen van de gemeente Almere om een VVE-aanbod op te zetten. Uit een opgave van de kinderopvang blijkt dat inmiddels 132 peuters op kinderdagverblijven een VVE-aanbod krijgen. Dit betekent dat Almere in theorie ruimschoots voldoet aan de wettelijke eis (wet OKE) van voldoende aanbod van VVE-plaatsen op basis van de gewichtenregeling.6 In Almere wordt echter, net als overigens in veel andere gemeenten, een bredere definitie van doelgroeppeuters gehanteerd. Dit komt omdat in de praktijk gebleken is dat een deel van de peuters met (taal)achterstand buiten de definitie van de Rijksoverheid valt. Op 10 mei 2012 heeft de gemeentelijke Werkgroep VVE de doelgroepdefinitie voor peuters als volgt vastgesteld: • het kind heeft een gewicht conform de gewichtenregeling en/of • de ouders spreken thuis geen Nederlands en/of • de (taal)omgeving van de peuter is onvoldoende stimulerend en/of • het kind loopt risico op een sociaal-emotionele ontwikkelingsachterstand. Als Almere alle peuters met risico op (taal)achterstand willen bereiken dan moet worden uitgegaan van een hoger aantal doelgroeppeuters. Op basis van het rapport van Buitenhek wordt uitgegaan van een benodigd aantal van 700 VVE plaatsen. Met de uitvoering van de regeling “Effectief benutten van extra leertijd voor jonge kinderen” (Plan Extra VVE) heeft gemeente Almere zich voor 2015 tot doel gesteld om 700 voorschoolse VVE-plaatsen gerealiseerd te hebben. Vroegschoolse educatie wordt aangeboden door de schoolbesturen op 12 locaties. De aansluiting tussen de voorschoolse (2,5-4 jaar) en vroegschoolse (4-6 jaar) periode is vaak een probleem, omdat er in de voorschoolse opvang vaak met andere methoden wordt gewerkt en omdat de leerling-stromen tussen voorschoolse voorzieningen en basisscholen sterk wisselen. Het bereik van vroegschoolse educatieprogramma’s in Almere ligt met ca. 33% sterk onder het landelijk gemiddelde. Het is duidelijk dat de doorgaande ontwikkelings- en leerlijn niet goed georganiseerd is.7 De Onderwijsinspectie heeft in 2011 een landelijke bestandsopname uitgevoerd naar de kwaliteit van de VVE in peuterspeelzaalwerk en kinderopvang, ook in Almere. Hieruit vloeiden een aantal verbeterpunten voort. Almere staat daarin overigens niet alleen. Op basis van de resultaten van de brede bestandsopname VVE van de Onderwijsinspectie zijn de bestuursafspraken met de G4/G33 gemaakt.
6 V olgens de gewichtenberekening zou Almere ca. 400 VVE-plaatsen moeten aanbieden (bron: ‘Onderzoek harmonisatie peuterspeelzaalwerk en kinderopvang Gemeente Almere’, Buitenhek Management & Consult, Utrecht 15 oktober 2012). 7 Bron: Lokale Staat van het Onderwijs in Almere 2010/2011.
Startgroepen De afgelopen jaren heeft de overheid veel geïnvesteerd in het vormgeven van het VVE-aanbod op peuterspeelzalen en kinderdagverblijven en de financiering hiervan via de lokale overheden. Het afgelopen jaar heeft het ministerie van OCW daarnaast het initiatief genomen om 30 pilotprojecten te gaan draaien voor de zogenaamde startgroepen (voorscholen). In deze pilots wordt onderzocht of door een verrijkte leeromgeving taalachterstanden bij jonge kinderen sneller verminderen. Kern van de startgroep is dat de centrale regie over het gehele VVE-programma bij de basisschool ligt. In Almere zijn recent vier pilots voor startgroepen gestart. In totaal zijn ca. 50 peuters geplaatst in startgroepen.
Integrale kindcentra In Almere lopen verschillende initiatieven voor het vormen van kindcentra. Deels gaat het om nieuwe initiatieven, deels om de doorontwikkeling van bestaande Brede Scholen naar een nieuwe organisatievorm. In Poort is de eerste Almeerse Sterrenschool, ‘De Ruimte’, van start gegaan. Te verwachten is dat in de toekomst meer initiatieven worden ontwikkeld van de samenwerkende kernpartners. De gemeente Almere wil met wethouder Peeters als lid van de “Kopgroep wethouders voor kindcentra” deze ontwikkeling ook zoveel mogelijk stimuleren.
5 Veranderingen vanaf 2013 Uitgangspunten In de uitwerking van de mogelijke harmonisatie van peuterspeelzaalwerk en kinderopvang heeft Almere de volgende uitgangspunten vastgesteld: • maximaal bereik van alle kinderen met (taal)achterstanden, • geen segregatie, gezamenlijke voorzieningen voor peuters mét en peuters zonder achterstanden, • geen wachtlijsten voor peuteropvang. Om dit te bereiken wil de gemeente de huidige samenwerking tussen de partners in de (ontwikkeling van) Brede Scholen en kindcentra behouden en benutten. De kwaliteit van het huidige VVE-aanbod moet in stand blijven. Er moet een transparant subsidiestelsel ontstaan, waarin de kosten voor het reguliere peuterwerk en het VVEaanbod beheersbaar blijven. Binnen dit stelsel moeten aanbieders de ruimte hebben voor eigen invulling en lokale oplossingen. Kijkend naar de ontwikkelingen in de verschillende gemeenten in Nederland ten aanzien van de harmonisatie van peuterspeelzalen en kinderopvang dient zich een aantal scenario’s aan. In het onderzoek van Bureau Buitenhek staan de voor- en nadelen can de verschillende scenario’s uitgebreid beschreven.
Het keuzescenario: overname van peuterspeelzaalwerk door kinderopvang De gemeente heeft samen met De Schoor, een aantal organisaties voor kinderopvang en de schoolbesturen voor een voorkeursscenario gekozen. De uitgangspunten van de gemeente waren daarbij leidend. Dit scenario houdt in dat de kinderopvangorganisaties het peuterspeelzaalwerk overnemen, waarbij het financieringsprincipe is “geld volgt kind”. De overname zal per 01-01-2014 ingaan. Schematisch: Fusie/overname peuterspeelzalen door/met kinderopvang in combinatie met vraagfinanciering.
gemeente gemeente Almere Almere
inkoop /
inkoop /
subsidie subsidie
(selectie van)
(selectie van) kinderopvangkinderopvangaanbieders* aanbieders*
Ouderbijdrage Ouderbijdrage betaling // betaling
kinderopvangkinderopvangaanbieders aanbieders
Ouders/ / Ouders kinderen(0-4 (0-4jr)jr) kinderen
KinderopvangKinderopvangtoeslag
toeslag
Rijk/ Rijk/toeslagen toeslagen
Opvangaanbod Opvangaanbod
* Aanbieders die voldoen aan de kwaliteitseisen van de gemeente voor inkoop van peuterplaatsen.
Door de kinderopvang de mogelijkheid te geven de uitvoering van het peuterspeelzaalwerk en VVE op zich te nemen worden de drie uitgangspunten van de gemeente optimaal gehonoreerd: 1. Er worden meer VVE-plaatsen gerealiseerd omdat de mogelijkheden voor financiering worden verruimd. In de uitwerking van dit scenario door Buitenhek wordt uitgegaan van 700 plekken tegenover de huidige 500 plekken; 2. Er ontstaan gemengde groepen. Kinderen van werkende en niet-werkende ouders, VVE-kinderen en niet-VVEkinderen kunnen van eenzelfde voorziening gebruik maken; 3. De wachtlijsten worden opgelost omdat er een groter aanbod van peuterspeelzaalwerk en VVE ontstaat.
Dit zal per wijk en locatie verder worden uitgewerkt. De gemeente heeft wijkanalyses laten maken die een goed beeld geven van de bestaande vraag en het aanbod op wijkniveau. Deze analyses maken maatwerk mogelijk. Uitgangspunt is dat de peuterspeelzaallocaties worden overgenomen door kinderopvangaanbieders met behoud van personeel en kwaliteit. Samenwerking met het onderwijs is voorwaarde. De gemeente zal kinderopvangaanbieders selecteren met wie zij een subsidierelatie aangaat. Hiervoor worden selectiecriteria en kwaliteitseisen ontwikkeld.
Financiering: een nieuw subsidiestelsel Op dit moment worden peuterspeelzaalwerk en VVE gesubsidieerd op basis van het daarvoor beschikbare budget. Het budget bepaalt dus de omvang van het aanbod, niet de behoefte. De uitvoerders van het gesubsidieerde peuterspeelzaalwerk en de VVE, stichting De Schoor en de stichting Vrije Peuterspeelzalen, ontvangen daarvoor middelen van het Rijk (onderwijsachterstandmiddelen, OAB) en van de gemeente (subsidie Peuterspeelzaalwerk). Zowel werkende als niet-werkende ouders profiteren op dit moment van de gemeentelijke subsidie. De ouderbijdragen zijn vastgesteld op basis van inkomen en zijn voor ouders van peuters met een VVE-aanbod zeer laag gehouden. De kinderopvang behoort tot de private sector en ontvangt daarvoor geen subsidie. Wel kon sinds enige jaren vanuit de OAB-middelen ook een beperkt VVE-aanbod in de kinderopvang gesubsidieerd worden. Deze middelen zijn vooral gebruikt om leidsters in de kinderopvang te scholen in VVE-programma’s. Vanaf 2013 stopt deze subsidiemogelijkheid. Ouders hebben recht op kinderopvangtoeslag als beide ouders (of de alleenstaande ouder) werken, studeren of een traject volgen (bijvoorbeeld een re-integratietraject of een verplichte inburgeringcursus). Zo ondersteunt het Rijk de kinderopvang dus wel via de fiscale route. De achteruitgang in het rijksbudget OAB (vanaf 01-01-2011) heeft een forse bezuiniging op het peuterspeelzaalwerk met zich mee gebracht. Hierdoor zijn er wachtlijsten ontstaan voor het peuterspeelzaalwerk. Omdat het Rijk tegelijkertijd ook kinderopvangtoeslag als gevolg van bezuinigingen verlaagde, haalden veel ouders noodgedwongen hun kinderen van de kinderopvang. De druk op het peuterspeelzaalwerk is daardoor verder toegenomen en de wachtlijsten zijn verder gegroeid. De harmonisatie van het peuterspeelzaalwerk en kinderopvang brengt een nieuw subsidiestelsel met zich mee. Dit houdt in dat de gemeente plaatsen peuteropvang en/of voorschoolse educatie inkoopt bij verschillende organisaties. De gemeente betaalt dan dus voor de werkelijke bezetting van plekken volgens het principe “geld volgt kind” in plaats van, zoals nu, volledige groepen te financieren. 2013 overgangsjaar Vanaf 2014 wordt de gemeentelijke subsidie uitsluitend nog ingezet voor de inkoop van plaatsen peuterspeelzaalwerk en/of VVE voor niet-werkende ouders die geen gebruik kunnen maken van de kinderopvangtoeslag en voor werkende ouders met een kind dat een VVE-programma volgt. Voor die laatste groep subsidieert de gemeente de kosten alleen gedeeltelijk.8 Het jaar 2013 is een overgangsjaar. Voor de nieuwe instroom in het reguliere peuterwerk zal deze maatregel al ingaan vanaf 1 september 2013. Het is belangrijk dat zoveel mogelijk ouders die daarvoor in aanmerking komen ook gebruik maken van de kinderopvangtoeslag. En dus geen plaatsen in het gesubsidieerde peuterspeelzaalwerk bezet houden. De partners in de kinderopvang die zich gecommitteerd hebben aan de doelen en de voorwaarden van de harmonisatie, hebben toegezegd te willen werken aan flexibilisering en uitbreiding van hun aanbod (bijvoorbeeld kortere dagdelen opvang) om zoveel mogelijk tegemoet te komen aan de wensen van de ouders. De Schoor zal werkende ouders doorverwijzen naar de kinderopvang. Op deze manier wordt al toegewerkt naar de nieuwe situatie die op 01-01-2014 ingaat en ontstaat in het peuterspeelzaalwerk ruimte voor ouders/verzorgers die geen gebruik kunnen maken van de kinderopvangtoeslag. De extra VVE-rijksmiddelen worden al in 2013 ingezet voor uitbreiding van VVE in de kinderopvang en de verbetering van de kwaliteit.
8 D e gemeente betaalt voor deze categorie ouders het derde en vierde dagdeel peuteropvang, die voorwaarde zijn voor het volgen van een VVE-programma. De eerste twee dagdelen betalen de ouders zelf.
Kwaliteitseisen aan het aanbod Aan het aanbod van peuteropvang worden kwaliteitseisen gesteld. De gemeente wil voorkomen dat er ongewenste concurrentie ontstaat van aanbieders die peuteropvang tegen een lage prijs aanbieden maar onvoldoende kwaliteit bieden. De gemeente heeft daar invloed op door alleen plaatsen te bekostigen op locaties die als “VVE-locaties” zijn geregistreerd en waar sprake is van aantoonbare samenwerking met het basisonderwijs en zorgverleners. Aanbieders moeten niet alleen voldoen aan de eisen die aan VVE vanuit de Wet OKE worden gesteld, maar ook aan de aanvullende eisen die in de bestuursafspraken met de minister zijn vastgesteld. Zo bevordert de gemeente dat er een kwalitatief goed ontwikkelingsgericht aanbod ontstaat. Dat is niet alleen goed voor doelgroeppeuters, maar ook voor peuters die formeel geen VVE-aanbod nodig hebben. Op dit moment wordt binnen gemeente Almere al gewerkt aan het opstellen van kwaliteitseisen en voorwaarden die men aan de peuteropvang wil gaan stellen.
Consequenties voor de kosten voor ouders Bij de invoering van een nieuw subsidiestelsel zullen ook de kosten voor ouders geharmoniseerd worden. De kosten voor ouders die wel recht hebben op kinderopvangtoeslag en ouders die dat niet hebben zullen gelijkgesteld worden. Zo komen ouders met gelijke draagkracht ook voor dezelfde kosten te staan. Dit betekent in de praktijk dat de ouderbijdrage voor ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag wordt afgestemd op de tabel van de kinderopvangtoeslag. Dit leidt tot de volgende situatie: a. Ouders met recht op kinderopvangtoeslag betalen het totaalbedrag van de peuteropvang op basis van het geldende tarief aan de aanbieder en ontvangen de kinderopvangtoeslag via de belastingdienst terug. b. Ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag betalen een inkomensafhankelijke ouderbijdrage aan de aanbieder. De aanbieder ontvangt van de gemeente het verschil tussen het totaalbedrag en de ouderbijdrage. Je zou kunnen zeggen dat de gemeente in dit geval de ‘kinderopvangtoeslag’ betaalt. De hoogte van de ouderbijdrage is mede afhankelijk van de uurtarieven die de aanbieders gaan rekenen en die zijn in deze fase nog niet bekend. De gemeente zal hoe dan ook een maximum prijs vaststellen waarvoor de gemeente peuterplaatsen inkoopt voor ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag. Dat is nodig om de kosten voor de gemeente te kunnen beheersen. Mochten de ouderbijdragen (met name voor de lagere inkomens) hoger worden dan wenselijk is, dan zal de gemeente daar op dat moment een oplossing voor zoeken.
6 Randvoorwaarden en implementatie Voorwaarden Aan de overdracht van het peuterspeelzaalwerk aan de kinderopvang wordt een aantal belangrijke voorwaarden gesteld: - De gemeente, in samenwerking met De Schoor en de schoolbesturen, bepaalt de invulling van de overname van het peuterspeelzaalwerk, op basis van de wijkanalyses. In deze wijkanalyses komt naar voren welke behoefte er per wijk is aan voorschoolse voorzieningen en VVE en welk aanbod al aanwezig is. Ook worden bestaande samenwerkingsverbanden inzichtelijk gemaakt. Uitgangspunt is de huidige samenwerkingsverbanden van de Brede Scholen en kindcentra te behouden; - Er worden strenge kwaliteitseisen aan de uitvoering van VVE gesteld. De kwaliteitseisen VVE van de Onderwijsinspectie en de aanvullende eisen die in het bestuursakkoord “Effectief benutten van VVE en extra leertijd voor jonge kinderen” zijn benoemd zijn hierbij leidend; - Er moet sprake zijn van intensieve samenwerking met het basisonderwijs en een doorgaande leer- en ontwikkelingslijn; - Er moet verder geïnvesteerd worden in samenwerking met de jeugdgezondheidszorg en andere netwerken in Almere (m.n. het Oké netwerk); - Gedane investeringen in kennis en ervaring van de huidige uitvoerder van VVE, De Schoor, mogen niet verloren gaan. De werkgelegenheid voor het personeel moet behouden blijven. De gemeente onderzoekt de mogelijkheid om De Schoor als expertisecentrum VVE in te blijven zetten. - Kinderopvangorganisaties worden getoetst op status van (?) Inspectie door de GGD en bedrijfseconomische gezondheid.
Intentieverklaring Alle partijen hebben meegewerkt aan het onderzoek dat door Bureau Buitenhek is uitgevoerd en onderschrijven de conclusies. Ze hebben op …. een gezamenlijke intentieovereenkomst getekend. In de overeenkomst zijn bovenstaande randvoorwaarden opgenomen. Er is ook een globaal tijdschema voor de implementatie opgenomen, gericht op harmonisatie per 1 januari 2014. Implementatie Na besluitvorming in de gemeenteraad worden de volgende onderwerpen nader ingevuld in een implementatieplan waarin: a. het voorkeursscenario “overname peuterspeelzaalwerk door de kinderopvang” verder wordt uitgewerkt, gebaseerd op wijkgerichte informatie (wijkanalyses) en in nauwe samenwerking met De Schoor, organisaties van kinderopvang en schoolbesturen, uitgaande van bestaande samenwerkingsverbanden, b. er kwaliteitseisen worden ontwikkeld voor peuteropvang en VVE, aansluitend bij wettelijke kaders en toezichtkaders en het landelijke en lokale beleid op het gebied van VVE en Integrale Kindcentra, c. de afspraken over behoud van expertise en werkgelegenheid nader worden uitgewerkt, d. een financiële doorrekening is opgenomen van de harmonisatie ten behoeve van een nieuw subsidiestelsel en subsidieverordening uitgaande van: - een maximum uurprijs voor alle aanbieders, - geharmoniseerde ouderbijdragen, waarbij de laagste inkomens ontzien worden. e. de voorwaarden voor huisvesting van samenwerkingsverbanden en nieuwe initiatieven in beeld worden gebracht, met de doorrekening van de consequenties hiervan, f. de noodzaak van een eventueel aangepast toezichtkader wordt onderzocht; g. een communicatieplan wordt opgesteld, gericht op ouders. Dit implementatieplan wordt ter vaststelling voorgelegd aan de gemeenteraad in het kader van de voorjaarsnota 2013.