1. Volledige rechtsmacht inzake geldboeten
-2-
a) Verordening nr. 11 van de Raad van 27 juni 1960 ter uitvoering van artikel 79, lid 3, van het Verdrag betreffende de opheffing van discriminaties inzake vrachtprijzen en vervoervoorwaarden 1
Artikel 25 2. Met toepassing van artikel 172 van het Verdrag wordt aan het Hof van Justitie volledige rechtsmacht verleend ten aanzien van elke sanctie, opgelegd krachtens de artikelen 17 en 18. De Commissie kan de sanctie eerst na het verstrijken van de beroepstermijn ten uitvoer leggen. *
2
b) Verordening nr. 17 van de Raad van 6 februari 1962 Eerste verordening over de toepassing van de artikelen 85 en 86 van het Verdrag
3
Artikel 9 1. Onverminderd het toezicht van het Hof van Justitie op de betreffende beschikking, is uitsluitend de Commissie bevoegd om de bepalingen van artikel 85, lid 1, van het Verdrag overeenkomstig artikel 85, lid 3, buiten toepassing te verklaren. Artikel 17 Het Hof van Justitie heeft volledige rechtsmacht in de zin van artikel 172 van het Verdrag* ter zake van beroep tegen beschikkingen van de Commissie waarin een geldboete of dwangsom wordt vastgesteld; het kan de opgelegde geldboete of dwangsom intrekken, verlagen of verhogen.
1
PB 1960, blz. 1121.
*
Thans artikel 229.
2
3
Artikel 17 van de verordening voorziet in sancties wanneer de ondernemer niet de verlangde gegevens verschaft, en artikel 18 wanneer discriminaties zijn vastgesteld. PB 1962, blz. 204. Voor de artikelen 85 en 86, zie blz. 000.
-3-
c) Verordening (EEG) nr. 1017/68 van de Raad van 19 juli 1968 houdende de toepassing van de mededingingsregels op het gebied van het vervoer per spoor, over de weg en over de binnenwateren 4
Artikel 24
4
PB 1968, L 175, blz. 1.
-4-
Het Hof van Justitie heeft volledige rechtsmacht in de zin van artikel 172 van het Verdrag ter zake van het beroep tegen beschikkingen van de Commissie waarin een geldboete of dwangsom wordt vastgesteld; het kan de opgelegde boete of dwangsom intrekken, verlagen of verhogen. *
d) Verordening (EEG) nr. 4056/86 van de Raad van 22 december 1986 tot vaststelling van de wijze van toepassing van de artikelen 85 en 86 van het Verdrag op het zeevervoer 5
Artikel 21 Het Hof van Justitie heeft volledige rechtsmacht in de zin van artikel 172 van het Verdrag* ter zake van beroep tegen beschikkingen van de Commissie waarin een geldboete of dwangsom wordt vastgesteld; het kan de opgelegde geldboete of dwangsom intrekken, verlagen of verhogen. e) Verordening (EEG) nr. 3975/87 van de Raad van 14 december 1987 tot vaststelling van de wijze van toepassing van de mededingingsregels op ondernemingen in de sector luchtvervoer 6
Artikel 14 Het Hof van Justitie heeft volledige rechtsmacht in de zin van artikel 172 van het Verdrag* ter zake van beroep tegen beschikkingen van de Commissie waarin een geldboete of dwangsom wordt vastgesteld; het kan de opgelegde geldboete of dwangsom intrekken, verlagen of verhogen. f) Verordening (EEG) nr. 2299/89 van de Raad van 24 juli 1989 betreffende gedragsregels voor geautomatiseerde boekingssystemen (luchtvervoer) 7
Artikel 17 Het Hof van Justitie heeft volledige rechtsmacht in de zin van artikel 172 van het Verdrag ter zake van beroep tegen beschikkingen van de Commissie waarin een geldboete wordt opgelegd; het kan de opgelegde geldboete vernietigen, verlagen of verhogen. *
*
Thans artikel 229.
5
PB 1986, L 378, blz. 4.
6
PB 1987, L 374, blz. 1.
7
PB 1989, L 220, blz. 1.
*
Thans artikel 229.
-5-
g) Verordening (EEG) nr. 4064/89 van de Raad van 21 december 1989 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen 8
Artikel 16 Het Hof van Justitie heeft ter zake van beroep tegen beschikkingen van de Commissie waarbij een geldboete of dwangsom wordt vastgesteld, volledige rechtsmacht in de zin van artikel 172 van het Verdrag*; het kan de opgelegde geldboete of dwangsom intrekken, verlagen of verhogen.
8
PB 1989, L 395, blz. 1.
-6-
2. Bevoegdheid tot uitlegging bij wijze van prejudiciële beslissing
-7-
A. Rechterlijke bevoegdheid en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen a) Protocol betreffende de uitlegging door het Hof van Justitie van het Verdrag van 27 september 1968 betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken 1 2
Artikel 1 Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen is bevoegd om uitspraak te doen over de uitlegging van het Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken en van het aan het Verdrag gehechte Protocol, beide ondertekend te Brussel op 27 september 1968, alsmede van het onderhavige Protocol. Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen is ook bevoegd om uitspraak te doen over de uitlegging van het Verdrag inzake de toetreding van het Koninkrijk Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland tot het Verdrag van 27 september 1968 en tot dit Protocol. Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen is ook bevoegd om uitspraak te doen over de uitlegging van het Verdrag inzake de toetreding van de Helleense Republiek tot het Verdrag van 27 september 1968 en tot dit Protocol, zoals deze zijn gewijzigd bij het Verdrag van 1978. Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen is ook bevoegd om uitspraak te doen over de uitlegging van het Verdrag inzake de toetreding van het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek tot het Verdrag van 27 september 1968 en tot dit Protocol, zoals deze zijn gewijzigd bij de Verdragen van 1978 en 1982.
1
Ondertekend te Luxemburg op 3 juni 1971 door België, Duitsland, Frankrijk, Italië, Luxemburg en Nederland, en voor deze lidstaten in werking getreden op 1 september 1975 (PB 1975, L 204, blz. 28). De hier afgedrukte tekst is het resultaat van de wijzigingen aangebracht bij het Verdrag van 9 oktober 1978 inzake de toetreding van het Koninkrijk Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (PB 1978, L 304), bij het Verdrag van 25 oktober 1982 inzake de toetreding van de Helleense Republiek (PB 1982, L 388), bij het Verdrag van 26 maart 1989 inzake de toetreding van het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek (PB 1989, L 285), en bij het Verdrag van 29 november 1996 betreffende de toetreding van de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden (PB 1997, C 15). De toetredingsverdragen van 1978, 1982 en 1989 zijn van kracht voor alle verdragsluitende staten. Bij het verschijnen van deze uitgave was het toetredingsverdrag van 1996 van kracht tussen Denemarken, Duitsland, Finland, Italië, Nederland, Oostenrijk, Spanje en Zweden.
2
Ten tijde van de ondertekening van dit Protocol hebben de ondertekenende partijen zich bereid verklaard om tezamen met het Hof van Justitie een uitwisseling van inlichtingen te bewerkstelligen betreffende de uitspraken van de rechterlijke instanties genoemd in punt 1 van artikel 2 van voornoemd Protocol ter uitvoering van het Verdrag en van het Protocol van 27 september 1968 (PB 1975, L 204).
-8-
Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen is ook bevoegd om uitspraak te doen over de uitlegging van het Verdrag betreffende de toetreding van de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden tot het Verdrag van 27 september 1968 en tot dit Protocol, zoals deze zijn gewijzigd bij de Verdragen van 1978, 1982 en 1989. Artikel 2 De volgende rechterlijke instanties kunnen het Hof van Justitie verzoeken, bij wijze van prejudiciële beslissing, een uitspraak te doen over een vraagstuk van uitlegging: 1.
2.
in België: het Hof van Cassatie (la Cour de Cassation) en de Raad van State (le Conseil d'Etat);
in Denemarken: Højesteret;
in de Bondsrepubliek Duitsland: die obersten Gerichtshöfe des Bundes;
in Griekenland: 000;
in Spanje: el Tribunal Supremo;
in Frankrijk: la Cour de Cassation alsmede le Conseil d'Etat;
in Ierland: the Supreme Court;
in Italië: la Corte Suprema di Cassazione;
in Luxemburg: la Cour supérieure de Justice siégeant comme Cour de Cassation;
in Nederland: de Hoge Raad;
in Oostenrijk: het Oberste Gerichtshof, het Verwaltungsgerichtshof en het Verfassungsgerichtshof;
in Portugal: o Supremo Tribunal de Justiça en o Supremo Tribunal Administrativo;
in Finland: korkein oikeus/högsta domstolen en korkein hallinto-oikeus/högsta förvaltningsdomstolen;
in Zweden: Högsta Domstolen, Regeringsrätten, Arbetsdomstolen en Marknadsdomstolen;
in het Verenigd Koninkrijk: the House of Lords en de rechterlijke instanties die op grond van artikel 37, tweede alinea, of artikel 41 van het Verdrag zijn aangeroepen;
de rechterlijke instanties van de Verdragsluitende Staten, wanneer zij recht spreken in hoger beroep;
-9-
3.
in de gevallen, bedoeld in artikel 37 van het Verdrag, de in dat artikel genoemde rechterlijke instanties. 3
Artikel 3 1. Indien een vraag betreffende de uitlegging van het Verdrag en van de andere in artikel 1 genoemde teksten wordt opgeworpen in een zaak aanhangig bij een rechterlijke instantie genoemd onder punt 1 van artikel 2, is deze instantie, indien zij een beslissing op dit punt noodzakelijk acht voor het wijzen van haar vonnis, gehouden het Hof van Justitie te verzoeken over deze vraag een uitspraak te doen. 2. Indien een vraag te dien aanzien wordt opgeworpen voor een onder de punten 2 en 3 van artikel 2 genoemde rechterlijke instantie, kan deze instantie, onder de in lid 1 bepaalde voorwaarden, het Hof van Justitie verzoeken uitspraak te doen. Artikel 4 1. De bevoegde autoriteit van een verdragsluitende Staat kan aan het Hof van Justitie verzoeken zich uit te spreken over een vraagstuk betreffende de uitlegging van het Verdrag en van de andere in artikel 1 genoemde teksten, indien de door de rechterlijke instanties van deze Staat gegeven beslissingen in strijd zijn met de door het Hof van Justitie of in een uitspraak van een rechterlijke instantie van een andere verdragsluitende Staat, genoemd in de punten 1 en 2 van artikel 2, gegeven uitlegging. De bepalingen van dit lid zijn slechts van toepassing op uitspraken die kracht van gewijsde hebben verkregen. 3
Artikel 37 van het Verdrag, zoals gewijzigd bij de successieve toetredingsverdragen, bepaalt: "Het verzet wordt volgens de regels van de procedure op tegenspraak gebracht: in België, voor de rechtbank van eerste aanleg of het 'tribunal de première instance'; in Denemarken, voor de 'landsret'; in de Bondsrepubliek Duitsland, voor het 'Oberlandesgericht'; in Griekenland, voor de 000; in Spanje, voor de 'Audiencia Provincial'; in Frankrijk, voor het 'cour d'appel'; in Ierland, voor het 'High Court'; in Italië, voor het 'corte d'appello'; in Luxemburg, voor het 'Cour supérieure de Justice siégeant en matière d'appel civil'; in Nederland, voor de arrondissementsrechtbank; in Oostenrijk, voor het 'Bezirksgericht'; in Portugal, voor het 'Tribunal da Relação'; in Finland, voor het 'hovioikeus/hovrätt'; in Zweden, voor de 'Svea hovrätt'; in het Verenigd Koninkrijk: 1. in Engeland en Wales, voor het 'High Court of Justice' of, in geval van een beslissing inzake onderhoudsverplichtingen, voor het 'Magistrates' Court'; 2. in Schotland voor het 'Court of Session' of, in geval van een beslissing inzake onderhoudsverplichtingen, voor het 'Sheriff Court'; 3. in Noord-Ierland, voor het 'High Court of Justice' of, in geval van een beslissing inzake onderhoudsverplichtingen, voor het 'Magistrates Court'. (...)
- 10 -
2. De door het Hof van Justitie naar aanleiding van een dergelijk verzoek gegeven uitlegging heeft geen gevolg ten aanzien van de uitspraken ter gelegenheid waarvan het Hof om uitlegging is verzocht. 3. De Procureurs-generaal bij de Hoven van Cassatie van de verdragsluitende Staten of elke andere door een verdragsluitende Staat aangewezen autoriteit zijn bevoegd, zich met een verzoek om uitlegging als bedoeld in lid 1 tot het Hof van Justitie te wenden. 4. De griffier van het Hof van Justitie geeft kennis van het verzoek aan de verdragsluitende Staten, aan de Commissie en aan de Raad van de Europese Gemeenschappen, die het recht hebben binnen twee maanden, te rekenen vanaf deze kennisgeving, bij het Hof memories of schriftelijke opmerkingen in te dienen. 5. De in het onderhavige artikel omschreven procedure geeft geen aanleiding tot inning noch tot vergoeding van kosten of uitgaven. Artikel 5 1. Voor zover dit Protocol niet anders bepaalt, zijn de bepalingen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap en die van het daaraan gehechte Protocol betreffende het Statuut van het Hof van Justitie, die van toepassing zijn wanneer het Hof bij wijze van prejudiciële beslissing een uitspraak dient te doen, tevens van toepassing op de procedure inzake de uitlegging van het Verdrag en van de andere in artikel 1 genoemde teksten. 2. Het Reglement voor de procesvoering van het Hof van Justitie zal zo nodig worden aangepast en aangevuld overeenkomstig artikel 188 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap.
Artikel 11 De verdragsluitende Staten doen aan de Secretaris-generaal van de Raad van de Europese Gemeenschappen mededeling van de teksten van hun wettelijke bepalingen die een wijziging van de lijst van de in artikel 2, punt 1, genoemde rechterlijke instanties met zich brengen. Artikel 12 Dit Protocol wordt voor onbeperkte tijd gesloten. Artikel 14 Dit Protocol, opgesteld in één exemplaar, in de Duitse, de Franse, de Italiaanse en de Nederlandse taal , welke vier teksten gelijkelijk authentiek zijn, zal worden nedergelegd in het archief van het Secretariaat van de Raad van de Europese Gemeenschappen. De Secretarisgeneraal zendt een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan toe aan de Regering van elke ondertekenende Staat. 4
4
Ingevolge de successieve toetredingsverdragen zijn ook de teksten in de Engelse, de Deense, de Spaanse, de Griekse, de Ierse, de Portugese, de Finse en de Zweedse taal authentiek.
- 11 -
b) Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken gedaan te Lugano op 16 september 1988 5
i) PROTOCOL nr. 2 betreffende de eenheid in de uitlegging van het Verdrag Artikel 1 De gerechten van elke verdragsluitende Staat houden bij de toepassing en de uitlegging van dit Verdrag naar behoren rekening met de beginselen vervat in alle relevante beslissingen van de gerechten van de andere verdragsluitende Staten met betrekking tot het onderhavige Verdrag. Artikel 2 1. De verdragsluitende Partijen komen overeen een systeem in te stellen voor de uitwisseling van informatie betreffende de uit hoofde van dit Verdrag gegeven beslissingen en de relevante, uit hoofde van het Verdrag van Brussel gegeven beslissingen. Dit systeem omvat:
toezending aan een centrale instantie, door de bevoegde autoriteiten, van de door de gerechten van laatste aanleg en het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen gegeven beslissingen, alsmede van andere in kracht van gewijsde gegane en uit hoofde van dit Verdrag of het Verdrag van Brussel gegeven beslissingen die van bijzonder belang zijn;
classificatie van die beslissingen door de centrale instantie, met inbegrip van, voor zover nodig, het maken en publiceren van vertalingen en samenvattingen;
toezending, door de centrale instantie, van documentatie aan de bevoegde nationale autoriteiten van alle ondertekenende en toetredende Staten bij dit Verdrag en aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen.
2. De centrale instantie is de griffier van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen.
ii) VERKLARING van de Vertegenwoordigers van de Regeringen van de Staten die het Verdrag van Lugano hebben ondertekend en lid zijn van de Europese Gemeenschappen
5
PB 1988, L 319, blz. 9. Dit tussen de lidstaten van de Europese Gemeenschappen en die van de Europese Vrijhandelsassociatie gesloten verdrag is thans van kracht tussen de vijftien lidstaten van de Europese Unie en IJsland, Noorwegen en Zwitserland.
- 12 -
Op het tijdstip van de ondertekening van het Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken te Lugano op 16 september 1988, VERKLAREN DE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE REGERINGEN VAN DE LIDSTATEN VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN dat zij het juist achten dat het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen bij de uitlegging van het Verdrag van Brussel naar behoren rekening houdt met de jurisprudentie over het Verdrag van Lugano.
iii) VERKLARING van de Vertegenwoordigers van de Regeringen van de Staten die het Verdrag van Lugano hebben ondertekend en lid zijn van de Europese Vrijhandelsassociatie Op het tijdstip van de ondertekening van het Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken te Lugano op 16 september 1988, VERKLAREN DE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE REGERINGEN VAN DE LIDSTATEN VAN DE EUROPESE VRIJHANDELSASSOCIATIE dat zij het juist achten dat hun gerechten bij de uitlegging van het Verdrag van Lugano naar behoren rekening houden met de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen en van de gerechten van de lidstaten van de Europese Gemeenschappen inzake de bepalingen van het Verdrag van Brussel die in hoofdzaak in het Verdrag van Lugano zijn overgenomen.
- 13 -
B. Recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst a) Eerste Protocol betreffende de uitlegging door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van het Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst, voor ondertekening opengesteld te Rome op 19 juni 1980 6
Artikel 1 Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen is bevoegd uitspraak te doen over de uitlegging: a)
van het Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst, ter ondertekening opengesteld te Rome op 19 juni 1980, hierna "het Verdrag van Rome inzake verbintenissen" te noemen;
b)
van de Verdragen inzake de toetreding tot het Verdrag van Rome inzake verbintenissen van de Staten die lid zijn geworden van de Europese Gemeenschappen na de datum waarop dit Verdrag ter ondertekening werd opengesteld;
c) van het onderhavige Protocol. Artikel 2 Elke hierna genoemde rechterlijke instantie kan het Hof van Justitie verzoeken, bij wijze van prejudiciële beslissing, een uitspraak te doen over een vraag die in een bij deze instantie aanhangige zaak aan de orde is gekomen en die betrekking heeft op de uitlegging van de in artikel 1 genoemde teksten, indien deze rechterlijke instantie een beslissing op dit punt noodzakelijk acht voor het wijzen van haar vonnis: a)
6
in België: het Hof van Cassatie (la Cour de Cassation) en de Raad van State (le Conseil d'Etat),
in Denemarken: Højesteret,
in de Bondsrepubliek Duitsland: die obersten Gerichtshöfe des Bundes,
in Griekenland: 000,
in Spanje: el Tribunal Supremo,
in Frankrijk: la Cour de Cassation en le Conseil d'État,
Ondertekend te Brussel op 19 december 1988 door België, Denemarken, Duitsland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Ierland, Italië, Luxemburg, Nederland, Portugal en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (PB 1989, L 48, blz. 1). De hier opgenomen tekst bevat de wijzigingen voortvloeiend uit het Verdrag van 29 november 1996 betreffende de toetreding van de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden (PB 1997, C 15, blz. 10). Bij het verschijnen van deze uitgave was het protocol nog niet in werking getreden, zie voetnoot bij artikel 6, blz. 000.
- 14 -
in Ierland: the Supreme Court,
in Italië: la Corte suprema di Cassazione en il Consiglio di Stato,
in Luxemburg: la Cour Supérieure de Justice siégeant comme Cour de Cassation,
in Nederland: de Hoge Raad,
in Oostenrijk: der Oberste Gerichtshof, der Verwaltungsgerichtshof en der Verfassungsgerichtshof;
in Portugal: o Supremo Tribunal de Justiça en o Supremo Tribunal Administrativo;
in Finland: korkein oikeus/högsta domstolen, korkein hallinto- oikeus/högsta förvaltningsdomstolen, markkinatuomioistuin/marknadsdomstolen en työtuomioistuin/arbetsdomstolen;
in Zweden: Högsta Domstolen, Regeringsrätten, Arbetsdomstolen en Marknadsdomstolen;
in het Verenigd Koninkrijk: The House of Lords en de andere rechterlijke instanties tegen welker beslissingen geen rechtsmiddel openstaat;
b) de rechterlijke instanties van de verdragsluitende staten wanneer zij in beroep uitspraak doen. Artikel 3 1. De bevoegde autoriteit van een verdragsluitende staat kan aan het Hof van Justitie verzoeken zich uit te spreken over een vraagstuk betreffende de uitlegging van de in artikel 1 genoemde teksten, indien door rechterlijke instanties van deze Staat gegeven beslissingen in strijd zijn met de door het Hof van Justitie of in een uitspraak van een in artikel 2 genoemde rechterlijke instantie van een andere verdragsluitende staat gegeven uitlegging. De bepalingen van dit lid zijn slechts van toepassing op uitspraken die in kracht van gewijsde zijn gegaan. 2. De door het Hof van Justitie naar aanleiding van een dergelijk verzoek gegeven uitlegging heeft geen gevolg voor de uitspraken waarover het Hof om uitlegging is verzocht. 3. De procureurs-generaal bij de Hoven van Cassatie van de verdragsluitende staten of elke andere door een verdragsluitende staat aangewezen autoriteit zijn bevoegd, zich met een verzoek om uitlegging als bedoeld in lid 1 tot het Hof van Justitie te wenden. 4. De griffier van het Hof van Justitie geeft kennis van het verzoek aan de verdragsluitende staten, aan de Commissie en aan de Raad van de Europese Gemeenschappen, die het recht hebben binnen twee maanden na deze kennisgeving bij het Hof memories of schriftelijke opmerkingen in te dienen. 5. Voor de in dit artikel omschreven procedure worden geen kosten geïnd of uitgaven vergoed.
- 15 -
Artikel 4 1. Voor zover dit Protocol niet anders bepaalt, zijn de bepalingen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap en die van het daaraan gehechte Protocol betreffende het Statuut van het Hof van Justitie, die van toepassing zijn wanneer het Hof bij wijze van prejudiciële beslissing een uitspraak dient te doen, tevens van toepassing op de procedure inzake de uitlegging van de in artikel 1 genoemde teksten. 2. Het reglement voor de procesvoering van het Hof van Justitie wordt zo nodig aangepast en aangevuld overeenkomstig artikel 188 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap. Artikel 5 Dit Protocol is onderworpen aan bekrachtiging door de ondertekenende Staten. De akten van bekrachtiging worden nedergelegd bij de Secretaris-generaal van de Raad van de Europese Gemeenschappen. Artikel 6 1. Om in werking te treden moet het onderhavige Protocol bekrachtigd worden door zeven Staten ten aanzien waarvan het Verdrag van Rome inzake verbintenissen van kracht is. Dit Protocol treedt in werking op de eerste dag van de derde maand die volgt op het nederleggen van de akte van bekrachtiging door de Staat die als laatste dezer deze handeling verricht. Indien evenwel het op 19 december 1988 te Brussel gesloten tweede Protocol waarbij aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen bepaalde bevoegdheden worden verleend inzake de uitlegging van het Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst, ter ondertekening opengesteld te Rome op 19 juni 1980, op een latere datum in werking treedt, treedt het onderhavige Protocol eveneens in werking op de datum van inwerkingtreding van het tweede Protocol. 7
2. Elke bekrachtiging na de inwerkingtreding van dit Protocol wordt van kracht op de eerste dag van de derde maand die volgt op het nederleggen van de akte van bekrachtiging, mits de bekrachtiging, de aanvaarding of de goedkeuring van het Verdrag van Rome inzake verbintenissen door de betrokken Staat effectief is geworden. Artikel 7 De Secretaris-generaal van de Raad van de Europese Gemeenschappen stelt de ondertekenende Staten in kennis van: a)
het nederleggen van elke akte van bekrachtiging,
b)
de datum van inwerkingtreding van dit Protocol,
7
Bij het verschijnen van deze uitgave was het Verdrag van Rome van kracht ten aanzien van alle lidstaten van de Europese Unie behalve Oostenrijk, Finland en Zweden. Op dat tijdstip was dit protocol bekrachtigd door Duitsland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië, Luxemburg, Nederland, Portugal en het Verenigd Koninkrijk. Voor het tweede protocol, zie voetnoot blz. 000.
- 16 -
c)
de ingevolge artikel 3, lid 3, medegedeelde lijst van aangewezen autoriteiten,
d)
de ingevolge artikel 8 verstrekte mededelingen. Artikel 8
De Verdragsluitende Staten doen de Secretaris-generaal van de Raad van de Europese Gemeenschappen mededeling van de teksten van hun wettelijke bepalingen die een wijziging van de lijst van de in artikel 2, onder a), genoemde rechterlijke instanties met zich brengen. Artikel 9 Dit Protocol heeft rechtswerking zolang het Verdrag van Rome inzake verbintenissen van kracht is, onder de in artikel 30 van genoemd Verdrag bedoelde voorwaarden. Artikel 11 Dit Protocol, opgesteld in één exemplaar, in de Deense, de Duitse, de Franse, de Engelse, de Griekse, de Ierse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Portugese en de Spaanse taal , welke tien teksten gelijkelijk authentiek zijn, zal worden nedergelegd in het archief van het Secretariaatgeneraal van de Raad van de Europese Gemeenschappen. De Secretaris-generaal zendt een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan toe aan de Regeringen van de ondertekenende Staten. 8
8
Ingevolge het toetredingsverdrag van 1996 is ook de tekst in het Fins en het Zweeds authentiek.
- 17 -
GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING De Regeringen van het Koninkrijk België, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, Ierland, de Italiaanse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden, de Portugese Republiek en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, Op het ogenblik van de ondertekening van het eerste Protocol betreffende de uitlegging door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van het Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst, voor ondertekening opengesteld te Rome op 19 juni 1980, Geleid door de wens een zo doeltreffend mogelijke toepassing van de bepalingen van dit Verdrag te verzekeren, Verklaren zich bereid om samen met het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen een stelsel op te zetten voor de uitwisseling van gegevens betreffende uitspraken die in kracht van gewijsde zijn gegaan, voor zover deze uitspraken krachtens het Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst zijn gedaan door de rechterlijke instanties bedoeld in artikel 2 van genoemd Protocol. De uitwisseling van gegevens omvat:
de toezending aan het Hof van Justitie door de bevoegde nationale instanties van de beslissingen van de in artikel 2, onder a), genoemde rechterlijke instanties, alsmede de significante beslissingen van de in artikel 2, onder b), genoemde rechterlijke instanties;
het rangschikken en tot documentatie verwerken van deze uitspraken door het Hof van Justitie, met zo nodig het maken van samenvattingen en van vertalingen, alsmede de publicatie van bijzonder belangrijke beslissingen;
de toezending door het Hof van Justitie van de documentatie aan de bevoegde nationale instanties van de Staten die partij zijn bij het Protocol, alsmede aan de Commissie en de Raad van de Europese Gemeenschappen.
- 18 -
b) Tweede Protocol waarbij aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen bepaalde bevoegdheden worden toegekend inzake de uitlegging van het Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst, ter ondertekening opengesteld te Rome op 19 juni 1980 9
Artikel 1 1. Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen heeft met betrekking tot het Verdrag van Rome inzake verbintenissen de bevoegdheden die het Hof worden toegekend door het op 19 december 1988 te Brussel gesloten eerste Protocol betreffende de uitlegging door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van het Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst, voor ondertekening opengesteld te Rome op 19 juni 1980. Het Protocol betreffende het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen en het reglement voor de procesvoering van het Hof van Justitie zijn van toepassing. 10
2. Het reglement voor de procesvoering van het Hof van Justitie wordt zo nodig aangepast en aangevuld overeenkomstig artikel 188 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap. Artikel 2 Dit Protocol is onderworpen aan bekrachtiging door de ondertekenende Staten. De akten van bekrachtiging worden nedergelegd bij de Secretaris-generaal van de Raad van de Europese Gemeenschappen. Artikel 3 Dit Protocol treedt in werking op de eerste dag van de derde maand die volgt op het nederleggen van de akte van bekrachtiging door de ondertekenende Staat die deze handeling als laatste verricht.
9
10
Ondertekend te Brussel op 19 december 1988 door België, Denemarken, Duitsland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Ierland, Italië, Luxemburg, Nederland, Portugal en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (PB 1989, L 48, blz. 17). Bij het verschijnen van deze uitgave hing de inwerkingtreding nog af van de bekrachtiging door België en Denemarken, zie artikel 3. De tekst is niet gewijzigd door het Verdrag van 29 november 1996 betreffende de toetreding van de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden (PB 1997, C 15). Zie blz. 000.
- 19 -
Artikel 4
- 20 -
Dit Protocol, opgesteld in één exemplaar in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Franse, de Griekse, de Ierse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Portugese en de Spaanse taal , welke tien teksten gelijkelijk authentiek zijn, zal worden nedergelegd in het archief van het Secretariaatgeneraal van de Raad van de Europese Gemeenschappen. De Secretaris-generaal zendt een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan toe aan de Regeringen van de ondertekenende Staten. 11
11
Ingevolge het toetredingsverdrag van 1996 is ook de tekst in het Fins en het Zweeds authentiek.
- 21 -
3. Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen
- 22 -
Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen
1
Artikel 1 De gebouwen en terreinen van de Gemeenschappen zijn onschendbaar. Zij zijn vrijgesteld van huiszoeking, vordering, verbeurdverklaring of onteigening. De eigendommen en bezittingen van de Gemeenschappen kunnen zonder toestemming van het Hof van Justitie niet worden getroffen door enige dwangmaatregel van bestuursrechtelijke of gerechtelijke aard. (...) Artikel 12 De ambtenaren en overige personeelsleden van de Gemeenschappen zijn, ongeacht hun nationaliteit, op het grondgebied van elk der lidstaten: a) vrijgesteld van rechtsvervolging voor hetgeen zij in hun officiële hoedanigheid hebben gedaan, gezegd of geschreven, behoudens de toepassing van de bepalingen der Verdragen, die betrekking hebben op de verantwoordelijkheid van de ambtenaren en overige personeelsleden tegenover de Gemeenschappen, en voorts op de bevoegdheid van het Hof om uitspraak te doen in geschillen tussen de Gemeenschappen en hun ambtenaren en overige personeelsleden. Zij blijven deze immuniteit genieten nadat zij hun ambt hebben neergelegd; b) te zamen met hun echtgenoten en de te hunnen laste zijnde verwanten vrijgesteld van immigratiebeperkingen en vreemdelingenregistratie; c) inzake monetaire of deviezenregelingen in het genot van de gebruikelijke faciliteiten welke aan ambtenaren van internationale organisaties worden toegekend; d) gerechtigd om de eerste maal, dat zij hun post bezetten, in het betrokken land hun huisraad en goederen voor persoonlijk gebruik vrij van rechten in te voeren, en bij het neerleggen van hun ambt hun huisraad en goederen voor persoonlijk gebruik uit genoemd land vrij van rechten weder uit te voeren, in beide gevallen met inachtneming van de voorwaarden welke de regering van het land waar dit recht wordt uitgeoefend, als noodzakelijk beschouwt; e) gerechtigd uit een lidstaat hun voor persoonlijk gebruik bestemde personenauto die in het land waar zij het laatst hun verblijfplaats hebben gehad of in het land waarvan zij onderdaan zijn, verkregen is op de voorwaarden die op de binnenlandse markt van dat land gelden, vrij van rechten in te voeren, en deze vrij van rechten weder uit te voeren, in beide gevallen met inachtneming van de voorwaarden welke de regering van het betrokken land als noodzakelijk beschouwt.
1
Gehecht aan het Verdrag tot instelling van één Raad en één Commissie welke de Europese Gemeenschappen gemeen hebben, ondertekend te Brussel op 8 april 1965 (PB 1967, nr. 152). Dit Verdrag is afgeschaft bij artikel 9 van het Verdrag van Maastricht, met uitzondering van het hier afgedrukte protocol, dat tevens is aangevuld met een artikel 23 betreffende de Europese Centrale Bank.
- 23 -
Artikel 13 Onder de voorwaarden en volgens de procedure welke door de Raad op voorstel van de Commissie worden vastgesteld, worden de ambtenaren en overige personeelsleden van de Gemeenschappen onderworpen aan een belasting ten bate van de Gemeenschappen op de door hun betaalde salarissen, lonen en emolumenten. Zij zijn vrijgesteld van nationale belastingen op de door de Gemeenschappen betaalde salarissen, lonen en emolumenten. Artikel 14 De ambtenaren en overige personeelsleden van de Gemeenschappen, die zich uitsluitend uit hoofde van de uitoefening van hun ambt in dienst van de Gemeenschappen vestigen op het grondgebied van een andere lidstaat dan de staat van de fiscale woonplaats, welke zij bezitten op het ogenblik van hun indiensttreding bij de Gemeenschappen, worden voor de toepassing van de inkomsten-, vermogens- en successiebelastingen, alsmede van de tussen de lidstaten van de Gemeenschappen gesloten overeenkomsten ter voorkoming van dubbele belasting, zowel in de staat waar zij zich gevestigd hebben als in de staat van de fiscale woonplaats, geacht hun woonplaats te hebben behouden in laatstgenoemde staat, indien deze lid is van de Gemeenschappen. Deze bepaling geldt eveneens voor de echtgenoot voor zover deze geen eigen beroepsbezigheden uitoefent, alsmede voor de kinderen die ten laste zijn en onder toezicht staan van de in dit artikel bedoelde personen. De roerende goederen welke toebehoren aan de in de vorige alinea bedoelde personen en zich verbinden op het grondgebied van de staat van verblijf, worden in de staat vrijgesteld van successiebelasting; voor de heffing van die belasting worden die roerende goederen geacht zich in de staat van de fiscale woonplaats te bevinden, onder voorbehoud van de rechten van derde staten en de mogelijke toepassing van de bepalingen der internationale overeenkomsten betreffende dubbele belasting. De uitsluitend uit hoofde van de uitoefening van een ambt in dienst van andere internationale organisaties verkregen woonplaats wordt niet in aanmerking genomen bij de toepassing van de bepalingen van dit artikel. Artikel 18 De voorrechten, immuniteiten en faciliteiten worden aan de ambtenaren en overige personeelsleden van de Gemeenschappen uitsluitend in het belang van de Gemeenschappen verleend. Elke instelling van de Gemeenschappen is gehouden de aan een ambtenaar of ander personeelslid verleende immuniteit op te heffen in alle gevallen, waarin zulks naar haar mening niet strijdig is met de belangen van de Gemeenschappen.
Artikel 21 De artikelen 12 tot en met 15 en 18 zijn van toepassing op de rechters, de griffier en de toegevoegde rapporteurs van, alsmede op de advocaten-generaal bij het Hof van Justitie,
- 24 -
onverminderd de bepalingen van artikel 3 van de Protocollen betreffende het Statuut van het Hof van Justitie nopens de vrijstelling van rechtsvervolging van de rechters en de advocaten-generaal.