12 Volledige mededinging TOEPASSING 12.1 – De transitie van Irak (p. 214) Bedenk een aantal criteria waarmee rekening moet worden gehouden om fouten die bij de overschakeling naar een markteconomie in Rusland zijn gemaakt, te voorkomen. In Rusland was bij de overgang van een centraal geleide economie naar een markteconomie geen rekening gehouden met de vriendjespolitiek van de nieuwe marktgerichte president. Alle subsidies die verstrekt werden door bijvoorbeeld IMF en Wereldbank vluchten met de vriendjes Rusland uit. Dit resulteerde uiteindelijk in een nog grotere val van de economie in Rusland; Rusland kende tien jaar na de val van de muur een lager Bruto Nationaal Product dan het jaar vóór de val. Dit risico bestaat nu in Irak misschien op een andere manier, maar is ook zeer zeker aanwezig. Een ander groot risico is dat de VS bij de wederopbouw een te grote rol hebben waardoor de meeste investeringen en vooral die in de belangrijke infrastructuur zoals de olie-, water- en elektriciteitsvoorziening, het televisie- en telefoonnet, door Amerikaanse bedrijven worden gedaan. Hierdoor dreigen vooral Amerikanen beter te worden van de wederopbouw van Irak, terwijl het op de lange termijn voor Irak heel belangrijk is dat zoveel mogelijk plaatselijke ondernemingen deelnemen.
TOEPASSING 12.2 – One day I’ll fly away... (p. 218) LaMa-Airlines weet het aantal vluchten uit te breiden en slaagt er tegelijkertijd in de marginale opbrengsten boven het niveau van de marginale kosten te brengen. Wat zijn de gevolgen voor de bezettingsgraad en voor de winstverwachting van deze operatie? Zodra de marginale opbrengsten boven de marginale kosten uitkomen, is het voor elke onderneming zinvol om uit te breiden. Het is voor LaMa-Airlines profijtelijk om deze kosten- en tariefstructuur meer passagiers te werven. Het verlies dat de onderneming leed, zal door deze uitbreiding verminderen, en op termijn, ceteris paribus, omslaan in winst. Bedenk of de operatie die LaMa-Airlines uitvoerde, ook zou kunnen slagen voor de volgende (voorheen) tijdelijk verlieslijdende ondernemingen: • • • • •
©
Philips KPN (voorheen) Credit Lyonnais Bank Vedior Vendex KBB
u i t g e v e r ij
cout inho
c
Uitwerking van de toepassingen Toegepaste micro-economie, deel IV – blz. 1/11
Voor alle ondernemingen geldt dat als ze in staat zijn hun marginale opbrengsten boven hun marginale kosten te krijgen, uitbreiden de winstverwachting vergroot.
TOEPASSING 12.3 – Koortsig op zoek naar een pikhouweel (p. 224) In de overgang van de zeer korte naar de korte termijn zijn ondernemingen in staat om de productiecoëfficiënt aan te passen. Beredeneer wat de consequenties hiervan zijn voor de winst. Nieuwe ondernemingen treden toe en bestaande ondernemingen breiden hun productie uit. De toename van het aanbod vermindert de spanning op de markt, waardoor de prijs van houwelen daalt en de overwinsten verdwijnen. Als een nieuw evenwicht tussen vraag en aanbod is bereikt, maken ondernemingen alleen nog maar normale winst. Dat is voldoende om het productieproces te continueren. Illustreer vergelijking 10 aan de hand van bovenstaande casus. Door toetreding en uitbreiding neemt het aanbod toe. Dat wakkert de concurrentie tussen de ondernemingen aan, waardoor deze worden gedwongen efficiënter te produceren. Dit betekent dat elke onderneming ernaar streeft zo veel af te zetten dat het minimum van de GTClt-curve wordt bereikt. Op de lange termijn zal elke onderneming door investeringen en een betere organisatie proberen de ligging van de GTClt-curve te verlagen. Maximale winst wordt bereikt als de marginale opbrengsten gelijk zijn aan de marginale kosten (MO = MC), zowel op de korte als op de lange termijn. Aangezien de ondernemingen zich bevinden op een markt waar volkomen concurrentie heerst, hebben ze geen invloed op de prijs (hoeveelheidsaanpasser). De opbrengst die dan per product wordt gegenereerd, is dan gelijk aan de prijs die betaald wordt voor het product: p1 = MO1. Alles aan elkaar koppelend, brengt ons dat tot vergelijking 10. Wat gebeurt er op de lange termijn met de winst van fabrikanten van pikhouwelen? Zie voorgaande: de winst tendeert op de lange termijn (weer) naar nul.
TOEPASSING 12.4 – De invloed van snooker (p. 231) Na deze finale zijn meer mensen de snookersport gaan beoefenen, ook in Nederland. Daardoor schaften steeds meer cafés snookertafels aan. Wat zijn nu de effecten op het lange-termijnevenwicht van deze vraagvergroting voor: •
©
De producenten van snookerkeus, die van redelijk normaal hout zijn gemaakt? Aangezien een producent van snookerkeus op de houtmarkt slechts een heel kleine extra vraag uitoefent (er worden zoveel meer dingen gemaakt van hout, dat de vraag naar hout voor snookerkeus verwaarloosbaar klein is in vergelijking tot de totale vraag naar hout) heeft dit geen invloed op de prijs. → fig. 12.7 – constante productiekosten.
u i t g e v e r ij
cout inho
c
Uitwerking van de toepassingen Toegepaste micro-economie, deel IV – blz. 2/11
©
•
De producenten van snookertafels, waarin veel tamelijk schaars leisteen is verwerkt? Op het moment dat de snookertafelproducent extra tafels wil maken, zet hij op de markt voor leisteen een prijsopdrijvend mechanisme in gang, aangezien hij een groot deel van de vraag bepaalt op de leisteenmarkt. De vraagcurve verschuift door de autonome vraagtoename naar rechts. De prijs van leisteen gaat daardoor omhoog. → fig. 12.8 – toenemende productiekosten.
•
De enige snookerdocent die Nederland toen rijk was? De snookerdocent was niet instaat aan de grote extra vraag te voldoen en moest dus anderen opleiden. Na verloop van enige tijd neemt het aantal snookerdocenten toe, waardoor de aanbodcurve van snookerlessen naar rechts verschuift, en de prijs voor snookerlessen daalt → fig. 12.9 – afnemende productiekosten.
u i t g e v e r ij
cout inho
c
Uitwerking van de toepassingen Toegepaste micro-economie, deel IV – blz. 3/11
13 Monopolie TOEPASSING 13.1 – David en Goliath op internet (p. 235) Maak een inschatting over het verloop en de waarden van de concentratiegraad in de markt voor internetbrowsers tussen 1998 en 2003. Aangezien de internetbrowsermarkt bestaat uit eigenlijk één heel grote onderneming en verder een hoop kleine ondernemingen, is de markt redelijk geconcentreerd. H is gelijk aan (bijvoorbeeld): 0,902 + 0,022 + 0,022 + 0,022 + 0,022 + 0,022 = 0,812. Hoe zal deze concentratiegraad zich in de nabije toekomst ontwikkelen? De concentratie zal alleen maar toenemen met het uit de markt werken/kopen van de andere ondernemingen door Microsoft. De waarde van de Herfindahl-Hirschman-index zal dan naar 1 tenderen. Stel dat Microsoft één onderneming overneemt of uitkoopt, dan neemt het marktaandeel toe tot 92% en er zijn nog slechts vier anderen op de markt. De Herfindahl-Hirschman-index is dan: 0,922 + 0,022 + 0,022 + 0,022 + 0,022 = 0,848.
TOEPASSING 13.2 – Eenmaal, andermaal, ... gefopt! (p. 239) Beredeneer over welke vormen van machtsmisbruik of concurrentiebelemmering de genoemde artikelen waarschijnlijk berichtten.
©
1
‘Postzegel is te duur’ Door de enorme machtspositie die TPG heeft, is zij in staat om de prijzen van haar producten relatief hoog te houden. Aangezien er te weinig (potentiële) concurrentie is in deze markt, moet het openbaar bestuur ingrijpen tegen te hoge prijzen en machtsmisbruik.
2
‘NMa valt binnen bij verzekeraars’ Het gerucht ging dat verzekeraars onderling screening- en prijsafspraken hadden gemaakt en daardoor in staat waren klanten een te hoge premie te berekenen. De NMa heeft een inval gedaan om te onderzoeken of dit waar is en dan op basis daarvan mogelijk maatregelen te treffen.
3
‘MKB verontrust over hogere bankkosten’ Banken hebben een stilzwijgende afspraak over de te maken kosten bij het afsluiten van transacties. Dit soort van prijsafspraken zorgt ervoor dat consumenten in een tamelijk ondoorzichtige markt waar ze hun ‘noodzakelijke’ dienst halen (girale betalingen), een te hoge prijs betalen.
u i t g e v e r ij
cout inho
c
Uitwerking van de toepassingen Toegepaste micro-economie, deel IV – blz. 4/11
4
‘Europese Commissie beboet Sotheby’s om prijsafspraken’ Zie hierover de tekst in het boek. Als prijsafspraken worden gemaakt, vermindert dat de concurrentie en moeten consumenten voor de producten meer gaat betalen dan nodig is.
5
‘EU vervolgt producent Pokémon om prijzen’ Pokémon hanteerde verschillende prijzen voor verschillende landen. Door de verschillende betalingsbereidheden van consumenten in verschillende landen was de producent van Pokémon in staat om prijsdiscriminatie toe te passen. Dit is tegen de Europese wetgeving.
TOEPASSING 13.3 – Worden topfuncties voldoende beloond? (p. 242) Waarom kennen de aandeelhouders topmanagers doorgaans hoge salarissen toe? Door het toekennen van hoge salarissen aan topmanagers is de incentive voor de manager meer in overeenstemming met de wensen van de aandeelhouders. Dat is in ieder geval de bedoeling. Het idee is dus dat managers zich inspannen voor winstmaximalisatie als hun beloning is gerelateerd aan de behaalde winst in plaats van aan de gerealiseerde omzet.
TOEPASSING 13.4 – Voor Nintendo is het ‘game over’ (p. 245) Waarom zou een bedrijf als Nintendo de risico’s van boetes van de Europese Commissie willen lopen dan wel die risico’s willen vermijden door volledig te voldoen aan alle voorwaarden die de Europese Commissie stelt? Zolang de winst die behaald kan worden door prijsdiscriminatie tussen landen hoger is dan de boetes die worden opgelegd door de EU, is het voor Nintendo zinvol om deze strategie te blijven volgen. Die strategie wordt natuurlijk onmiddellijk verlaten als de boetes hoger zijn dan de te maken winsten. Bedenk zelf andere bedrijven die zich op een vergelijkbare manier (hebben) gedragen als Nintendo. Voorbeeld 1: cd’s in de VS zijn tot nu altijd structureel goedkoper geweest dan in Europa. Voorbeeld 2: Nederlanders moeten langer wachten op de introductie van de nieuwe mp3speler van Apple. In april 2004 werd het apparaat buiten de Verenigde Staten geïntroduceerd, terwijl deze toen allang te krijgen was in de VS. De iPod-mini heeft het formaat van een creditcard en is uitgevoerd in vijf kleuren: zilver, goud, roze, blauw en groen. In de VS kost de iPod-mini omgerekend € 65,- minder dan in Nederland. Eerst werd hiervoor als argument gebruikt dat de dollarkoers zo hoog stond (die argumentatie is ook steeds gebruikt voor het prijsverschil van cd’s), maar in de laatste maanden van 2003 en de eerste van 2004 ging dit argument niet meer op, aangezien juist de euro hoog staat. Voorbeeld 3: denk in lijn van het voorgaande aan merkjeans van Levi’s, Diesel, enzovoort.
©
u i t g e v e r ij
cout inho
c
Uitwerking van de toepassingen Toegepaste micro-economie, deel IV – blz. 5/11
14 Oligopolie en monopolistische concurrentie TOEPASSING 14.1 – Zegels en benzine (p. 250) Ga na welke gevolgen de aankondiging van een productievergroting door de OPEC heeft voor de prijzen van benzine bij de verschillende Nederlandse benzinepompen. Op het moment dat de OPEC aankondigt om de totale hoeveelheid benzine (per jaar) te vergroten, betekent dit een autonome toename van het aanbod van olie. Deze autonome toename heeft een prijsdrukkend effect. De ondernemingen moeten zich dan misschien nog meer toeleggen op bijproducten om zich wederom te differentiëren van anderen om winst te maken. Hoe past Tango, dat onbemande tankstations exploiteert, binnen deze markt? De productdifferentiatie die Tango toepast, is de ‘no-service’. Bij Tango moet je alles zelf doen. De stations zijn onbemand. Doordat er geen service is, ligt de prijs van een liter benzine bij Tango structureel lager dan die van andere benzinestations. Tango heeft zichzelf de markt in gewerkt door een specifieke niche te creëren die door anderen nog niet ontdekt en opgevuld was.
TOEPASSING 14.2 – Gevangen in het polderoverleg (p. 254) Verklaar met behulp van het gevangenendilemma het bestaan van waterschappen. Burgers die bescherming zoeken tegen wateroverlast, zijn best bereid te betalen voor een dijk. Nog prettiger is het natuurlijk als anderen die dijk aanleggen zonder dat je daar zelf aan hoeft mee te betalen. Daarvoor moet je je werkelijke voorkeur (voor droge voeten) verborgen houden door te verkondigen dat je af en toe water in huis helemaal niet erg vindt. Maar als iedereen zich zo strategisch gedraagt, blijkt uit niets dat er bij de burgers betalingsbereidheid bestaat voor een dijk. Dan komt die dijk er niet, omdat niemand de kans wil missen te profiteren van een dijk zonder er voor te betalen, dan wel het risico wil vermijden als een van de weinigen te betalen voor een dijk die anderen gratis beschermt. Deze impasse is alleen te doorbreken als de vrijblijvendheid van de beslissing (wel of geen dijk) wordt weggenomen. Daarin voorziet een waterschap al eeuwen. Burgers kunnen meebeslissen over het wel of niet aanleggen van een dijk. Maar als eenmaal voor dijkaanleg is besloten, moet iedereen meebetalen. De parasitaire gedragsmogelijkheden (niet betalen en wel profiteren; en wel betalen, maar anderen profiteren van jouw inspanning) zijn daarmee onmogelijk gemaakt. De enige zinnige keuze blijft dan over: achten de burgers de baten van een dijk hoger dan de kosten van aanleg en onderhoud, of niet?
©
u i t g e v e r ij
cout inho
c
Uitwerking van de toepassingen Toegepaste micro-economie, deel IV – blz. 6/11
TOEPASSING 14.3 – Vandaag broodje bal (p. 257) In welk opzicht concurreren de ‘eetwinkels’ met elkaar, en in welk opzicht is de concurrentie beperkt? De eetwinkels concurreren met elkaar om de gunst van de lunchende klant; binnen de bedrijfstak van lunchaanbieders zijn het allemaal concurrenten van elkaar. De concurrentie is echter ook beperkt, omdat iedere aanbieder zich heeft toegelegd en gespecialiseerd op een beperkt assortiment van lunchproducten (macrobiotisch, vis, hamburgers, enzovoort). De beschreven situatie kan worden gezien als concurrentie binnen de bedrijfstak van lunchaanbieders. Wat zijn de gevolgen voor de concurrentieverhoudingen als de beschreven situatie zou worden gezien als concurrentie tussen bedrijfstakken? Kijken we slechts naar concurrentie tussen de bedrijfstakken, zoals macrobiotische hapjes of de Surinaamse broodjes, dan hebben de meeste ondernemingen hier een vrij grote machtspositie, omdat de volgende concurrent doorgaans een flink eind verderop zit. De markt heeft dan monopolistische karaktertrekken; de vraagcurve verloopt relatief steil.
TOEPASSING 14.4 – De reebok die van de poema en de das wint (p. 250) Beschrijf de positie van een van de genoemde verenigingen met behulp van figuur 14.3. Puma: linkerdeel van de figuur is voor het toetreden van Reebok en Nike. Doordat Puma zich heeft kunnen onderscheiden van anderen, heeft het voor zichzelf een niche gecreëerd binnen de voetbalschoenenmarkt. Ze hebben daardoor enigszins invloed op de prijs (dalende vraagcurve), maar niet extreem veel vanwege ‘indirecte’ concurrentie (een minder steile vraagcurve dan voor een monopolie zou gelden). Door overwinsten worden echter andere ondernemingen aangetrokken tot de markt: Nike en Reebok treden toe. De koek, die even groot blijft, moet nu verdeeld worden over meer ondernemingen. Per onderneming is er dus een kleiner stuk van de koek (figuur b). Puma blijft zich echter richten op zijn specifieke niche in de voetbalschoenenmarkt en behoudt nog steeds enige invloed op de prijs (nog steeds dalende vraagcurve), maar heeft in zijn geheel een kleinere afzetmarkt (vraagcurve ligt lager dan in figuur a). Bedenk andere bedrijfstakken waar monopolistische concurrentie heerst. Praktisch alle markten in West-Europa voldoen hieraan. Loop op de Lijnbaan of door de Kalverstraat en praktisch elke onderneming daar bevindt zich in een situatie van monopolistische concurrentie.
©
u i t g e v e r ij
cout inho
c
Uitwerking van de toepassingen Toegepaste micro-economie, deel IV – blz. 7/11
TOEPASSING 14.5 – Hoogvliegers dalen hard (p. 262) Verklaar aan de hand van de theorie van de betwistbare markten de opkomst van nieuwe luchtvaartmaatschappijen als Virgin, Easyjet, Basiqair en Ryanair. Probeer te achterhalen wat er met de prijzen van andere luchtvaartmaatschappijen is gebeurd nadat een of meer van deze prijsvechters tot deze markt toetraden. Aangezien de kosten tot toetreding op deze markt, zoals beschreven, vrij laag zijn, hebben grootkapitaalbezitters zich met relatief kleine investeringen op de luchtvaartmarkt voor passagiers kunnen begeven. Door deze nieuwkomers hebben de gevestigde maatschappijen hun prijsbeleid moeten aanpassen en zijn daarom hun prijzen gaan verlagen. Ga eens na in hoeverre de markt voor mobiele telefonie betwistbaar is. Een nieuwe winkelaanbieder van mobiele telefoons hoeft niet veel kosten te maken: de huur van een pand, wat personeel en een paar etalagekasten. De telefoons (plus abonnementen) komen van de providers. De markt van echte aanbieders van abonnementen is niet echt betwistbaar. Het aanleggen van een netwerk (bouwen en onderhouden van zendmasten) is immers een forse investering. De mededingingsautoriteiten hebben echter bepaald dat nieuwe providers van mobiele telefoondiensten gebruik moeten kunnen maken van al bestaande zendmasten (van andere aanbieders) tot ze eventueel zelf in staat zijn om masten te planten. Dit heeft tot gevolg dat de markt toch enigszins betwistbaar is geworden. Deze spelregel maakt de startkosten voor nieuwkomers immers relatief laag.
TOEPASSING 14.6 – Voorzichtigheid geboden! (p. 265) In welke andere marketingtechnieken is spanning aan te wijzen tussen reclame en consumentensoevereiniteit? Bijvoorbeeld geurenmarketing: de waarneming van geuren wordt direct door de hersenen verwerkt, zonder dat deze waarneming door bijvoorbeeld onze eigen interpretatie bewerkt kan worden. Bij andere vormen van reclame ben je er als het ware zelf bewust bij als je je door de makers laat overtuigen. Als geuren op je inwerken, ontbreekt dit moment van min of meer bewuste afweging. Meerdere winkels, maar ook metrostations, maken gebruik van deze vorm van marketing om zonder interpretatiemogelijkheden van de consumenten hun gedrag of humeur te beïnvloeden. Albert Heijn, bijvoorbeeld, bakt tegenwoordig de broden in de winkel af, omdat consumenten daardoor direct beïnvloed worden.
©
u i t g e v e r ij
cout inho
c
Uitwerking van de toepassingen Toegepaste micro-economie, deel IV – blz. 8/11
15 Prijsmanipulatie door de overheid TOEPASSING 15.1 – De duurste voetballiga ter wereld verliest aan glamour (p. 273) Leg uit hoe een zwarte markt voor entreekaarten totstandkomt en wat daarbij de bepalende factoren zijn. Mensen hebben doorgaans geen tijd om doordeweeks in de rij te gaan staan voor kaartjes voor een wedstrijd. Op de dag van de wedstrijd blijkt er vaak meer vraag naar kaartjes dan plaatsen. De concurrentie om de kaartjes is dus groot. Daar maken handelaren gebruik van door wél in de rij te gaan staan bij de kassa en een flinke hoeveelheid kaartjes te kopen. Deze verkopen ze dan weer aan de hoogste bieder vlak voor de wedstrijd. Potentiële toeschouwers kunnen via deze handelaren dus wel aan kaartjes komen, echter tegen een hogere prijs. Hoe erg is zo’n zwarte markt? In dit geval is de zwarte markt niet ontstaan door overheidsdoelstellingen, maar door een beperking in het aanbod; een stadion kan gewoon niet meer mensen bergen. De handelaren zijn wel gewiekst, maar niet erg netjes, omdat ze gebruikmaken van het gebrek aan tijd van de potentiële toeschouwers. Eigenlijk wordt er gehandeld in tijd. De vraag is dan of de prijsverhoging van de kaartjes op de zwarte markt opweegt tegen de gederfde inkomsten als iemand enkele uren vrij moet nemen om kaartjes te gaan kopen, of niet. Zolang de prijsverhoging lager is dan de gederfde inkomsten, is de zwarte handel in het voordeel van zowel de handelaar als de klant. Zo bezien moeten deze ‘zwarte’ entrepreneurs beloond worden voor hun ondernemingsgezindheid ofwel het voorzien in de vraag. Schets nog enkele situaties waarin zwarte markten zich kunnen voordoen. Voorbeeld 1: in dezelfde sfeer als de voetbalkaartjes liggen gewilde kaartjes voor concerten, of kaartjes voor de olympische spelen. Voorbeeld 2: het nieuwe boek over Harry Potter eerder in de verkoop brengen. Voorbeeld 3: muziek cd’s, dvd’s met films of computerspelletjes kopiëren en verkopen.
©
u i t g e v e r ij
cout inho
c
Uitwerking van de toepassingen Toegepaste micro-economie, deel IV – blz. 9/11
TOEPASSING 15.2 – Gematigd beleid (p. 278) Bedenk en beargumenteer de mogelijke effecten van loonmatiging op: 1
2
3
verschillende marktvormen Loonmatiging zorgt ervoor dat producenten hun producten tegen lagere prijzen kunnen aanbieden (of in ieder geval tegen minder snel stijgende prijzen, waardoor de inflatie lager wordt) of dat producenten meer winst kunnen maken. Naarmate er minder concurrentie heerst, wordt loonmatiging eerder omgezet in meer winst dan in lagere prijzen. verschillende prijselasticiteiten van de vraag en van het aanbod De effecten van loonmatiging zullen hier minder van belang zijn. Of het nu gaat om noodzakelijke goederen (relatief steile vraagcurve) of luxe goederen (relatief vlakke vraagcurve), loonmatiging drukt de prijzen van de eindproducten, mits er voldoende concurrentie is op de eindproductenmarkt. De prijselasticiteiten geven de mate weer waarin vragers en aanbieders reageren op de prijsontwikkeling, of de laatste nu groot of klein is. verschillende tijdsperioden Loonmatiging blijkt op de lange termijn (meerdere jaren) alleen in uitzonderlijke gevallen vol te houden. Op korte termijn zijn loontrekkers en hun vertegenwoordigers (de vakbonden) vaak wel bereid ‘pas op de plaats te maken’, op de lange termijn is er altijd wel een sector waar het goed gaat en waar dus hogere lonen kunnen worden betaald. Dat is vaak het signaal om ook in de overige sectoren meer loon te vragen. Daarmee is niet gezegd dat de looneisen onredelijk zijn, bijvoorbeeld omdat ze de gemiddelde arbeidsproductiviteitsstijging in de sector te boven gaan.
Toepassing 15.3 – Tabaksaccijns: spekken van de pot of afschrikken? (p. 283) Domineert na een accijnsverhoging op tabak het inkomenseffect of het substitutie-effect, gelet op de prijselasticiteit van de vraag? De reactie van de vraag op een prijsverhoging voor tabak is inelastisch, omdat tabak een zeer noodzakelijk goed is voor mensen die roken en dus verslaafd zijn. Mensen zullen misschien op de korte termijn even wat minder roken (sommigen zullen stoppen, maar dat zijn er over het algemeen niet veel), maar daarna weer snel het oude consumptieniveau bereiken. Op de korte termijn kan dan gezegd worden dat vooral het inkomenseffect een rol zal spelen; ook aangezien er weinig goedwerkende substituten zijn voor tabak. Voor mensen die stoppen geldt misschien het tegenovergestelde; die gaan zwaar aan de kauwgom (als substituut voor tabak).
©
u i t g e v e r ij
cout inho
c
Uitwerking van de toepassingen Toegepaste micro-economie, deel IV – blz. 10/11
Beantwoord deze vraag ook voor een verhoging van de:
©
•
benzineaccijnzen (kwartje van Kok) Voor benzine geldt een vergelijkbare redenering als hierboven voor tabak.
•
huursubsidie Hier zal zowel een inkomens- als een substitutie-effect optreden. Door een hogere subsidie kan een consument meer besteden aan andere goederen. Tevens is het reële inkomen gestegen en houdt een consument dus meer geld over om te spenderen aan andere goederen. De reële koopkrachtstijging is echter lastig uit te geven aan een duurdere (ruimere) huurwoning, aangezien bij duurdere woningen de huursubsidie relatief lager wordt of zelfs geheel vervalt.
•
onroerende zaakbelasting De redenering is hier tegengesteld aan die bij een toename van de huursubsidie: zowel een substitutie- als een inkomenseffect, in die zin dat er voor de woning eigenaar, ceteris paribus, minder te besteden over blijft.
u i t g e v e r ij
cout inho
c
Uitwerking van de toepassingen Toegepaste micro-economie, deel IV – blz. 11/11