NIEUWSBRIEF NOVEMBER
Inhoud 1. Vermogensplanning: gesplitste koop – nieuw fiscaal standpunt 2. Wie betaalt er welke kosten bij de verkoop van een woning? 3. Fiscaalvriendelijke incorporatie van belaste reserves __________________________________________________________
1. Vermogensplanning: Gesplitste koop (art. 9 W.Succ.): (alweer) nieuw standpunt van fiscale administratie Eric Spruyt, notaris-vennoot Berquin Notarissen, docent KU Leuven, docent HUB & Fiscale Hogeschool, Brussel Ter opfrissing Het verhaal van de gesplitste aankoop is ondertussen gekend. In het kader van vermogensplanning kopen de ouders voor het vruchtgebruik een onroerend goed en hun kinderen de blote eigendom van hetzelfde goed. Tijdens hun leven kunnen de ouders, als vruchtgebruikers, dan het gekochte goed zelf benutten (bijvoorbeeld appartement aan de kust) of genieten van de huuropbrengsten (bijvoorbeeld investeringsgoed). Bij het overlijden van de ouders groeit het vruchtgebruik automatisch aan bij de blote eigendom en worden de kinderen volle eigenaar van het goed … en dit zonder successierechten te betalen. Op de verkrijging van vruchtgebruik uit erfenis zijn namelijk geen successierechten verschuldigd. De fiscus stapt in dit verhaal slechts onder bepaalde voorwaarden mee. In principe beschouwt ze deze constructie als niet-bestaande en doet ze alsof het onroerend goed toch in volle eigendom tot de erfenis van de ouders behoort. Fiscaal-technisch lost art. 9 W.Succ. dit op door bij wijze van fictie te doen alsof de kinderen-blote eigenaars als bijzonder legaat het onroerend goed geërfd hebben. Toch kon er vanouds ontsnapt worden aan art. 9 W.Succ. Aan volgende voorwaarden moest gecumuleerd voldaan zijn: a) De kinderen moeten op de sterfdag van de ouders bewijzen dat ze over geld beschikten om destijds hun deel blote eigendom in de koop te financieren. b) Ze moesten bovendien aantonen dat ze dat 'eigen' geld daartoe ook effectief aangewend hebben. c) Het prijsaandeel vruchtgebruik versus blote eigendom moet correct berekend worden, met name rekening houdend met de sterftetabellen en de coëfficiënten die deze opleveren. Waar knelde niettemin vaak het schoentje? De kinderen hadden zelf geen geld om hun deel blote eigendom te kopen. Niet getreurd. De vermogensplanners hadden een pasklare oplossing. De ouders schenken gewoon voorafgaand aan de koopakte aan hun kinderen de geldsom nodig voor de betaling van het prijsaandeel overeenstemmend met de blote eigendom. Over de voorafgaande schenking
[- 1 -]
2013
NIEUWSBRIEF NOVEMBER
Lange tijd lag de fiscus niet wakker van dergelijke voorafgaande schenking in het kader van een gesplitste koop. De voorafgaande schenking werd aanvaard en art. 9 W.Succ. werd niet toegepast bij later overlijden van de ouders-vruchtgebruikers. Vermaarde hoge fiscale ambtenaren schreven al lange tijd geleden dat dergelijke voorafgaande schenking geen enkel fiscaal probleem stelde en de werking van art. 9 W.Succ. ontzenuwde (VAN ACOLEYEN, O, Successierecht, Deel 1, uitgave Fiscale Hogeschool, 1976, nr. 141, p. 181). De fiscale administratie zelf besliste in het verleden tot tweemaal toe dat dergelijke voorafgaande schenking toegelaten was (Beslissing van 10 juli 2002, Rec.gén.enr.not., 2004/2, nr. 25.418, p. 84; Beslissing van 13 december 2007, nr. E.E./101.855, Rep RJ, S9/06-03). So far, so good. Nieuwe antimisbruikbepaling & Beslissing 19 april 2013 Op 1 juni 2012 trad in het registratie- en successierecht de nieuwe algemene antimisbruikbepaling in werking (art. 18, §2 W.Reg. en art. 106 W.Succ., zoals gewijzigd door de Programmawet van 29 maart 2012, B.S. 6 april 2012, ed. 3). Via deze weg wil de fiscus bestrijden dat de belastingplichtige zich door toedoen van 'gekunstelde constructies' buiten de fiscale doelstelling van fiscale wetteksten plaatst. Toen de fiscus in haar daaropvolgende circulaire nr. 8/2012 van 19 juli 2012 (Rec.gén.enr.not., 2012/7, nr. 26.410, 319-321; zie ook www.fisconetplus.be) in haar inmiddels beruchte 'zwarte lijst' oplijstte welke constructies ter vermijding van registratie- en/of successierechten zij voortaan op grond van de antimisbruikbepaling zou aanvechten, bleek dat de gesplitste koop gepaard gaande met een schenking vooraf door de vruchtgebruiker voortaan toch aanleiding zou geven tot de toepassing van art. 9 W.Succ. De verrichting werd dus als fiscaal misbruik gekwalificeerd. Maar een klein jaar later komt de nieuwe circulaire nr. 5/2013 van 10 april 2013 uit (Rec.gén.enr.not., 2013/6, nr. 26.518, 251-253; zie ook www.fisconetplus.be). Wat blijkt? De gesplitste koop met voorafgaande schenking staat niet langer op de 'zwarte' lijst. Het is dus niet langer misbruik. Maar de vreugde is van korte duur. Enkele dagen later maakt de fiscale administratie een nieuwe fiscale beslissing kenbaar: de Beslissing van 19 april 2013 (nr. E.E./98.937, Rep RJ, S 9/06-07; Rec.gén.enr.not., 2013/6, nr. 26.524, p. 278; zie ook www.fisconetplus.be), die uitwerking zou krijgen voor aankopen vanaf 1 september 2013. Uit die beslissing blijkt dat de voorafgaande schenking bij gesplitste koop vanaf dan toch niet meer zou kunnen. De fiscus, zich beroepend op de oude parlementaire stukken die aan de basis liggen van art. 9 W.Succ., is de mening toegedaan dat ze haar visie volledig moet herzien. Er wordt beslist dat de aanwezigheid van een voorafgaande schenking in feite een bevestiging is van het wettelijk vermoeden van bedekte bevoordeling vervat in art. 9 W.Succ. Het allernieuwste standpunt: Beslissing 18 juli 2013 Het stond in de sterren geschreven dat de beslissing van 19 april 2013 geen lang leven zou lijden. Vrij snel na het uitbrengen van laatstgenoemde beslissing ontstond er namelijk tumult in de Kamercommissie Financiën en Begroting. De koerswijziging werd door diverse leden van deze commissie op de korrel genomen (Mond. Vr. nr. 17388 en 17537 Carl Devlies, 17553 en 17761 Veerle Wouters, 17623 Luk Van Biesen, 17729 Olivier Maingain en 17753 Hagen Goyvaerts, 15 mei 2013, Kamercommissie Fin., Criv 53 Com 746, 16-21). De kritiek vond gehoor bij de Minister van Financiën die stelde dat hij zijn administratie zou verzoeken 'het geheel van de problematiek aan een bijkomend nieuw onderzoek te onderwerpen en om haar standpunt bij te stellen…' (Integraal Verslag, Kamercommissie voor Financiën, 15 mei 2013, CRIV 53 COM 746, 16 e.v.). Ondertussen nam de fiscus – aangevuurd door de Minister van Financiën - een nieuwe beslissing: de Beslissing van 18 juli 2013, nr. E.E./98.937, Rep RJ, S9.06, www.fisconetplus.be. [- 2 -]
2013
NIEUWSBRIEF NOVEMBER
Wat zegt de nieuw beslissing? Een voorafgaande schenking wordt voortaan wel aanvaard als tegenbewijs voor de toepassing van art. 9 W.Succ. in 2 gevallen: 1.
Als de voorafgaande schenking aan de heffing van het registratierecht voor schenkingen werd onderworpen. 2. Als wordt aangetoond dat de begunstigde van de schenking vrij over de gelden heeft kunnen beschikken, wat bijvoorbeeld het geval kan zijn als wordt aangetoond dat de schenking door de verkrijger van het vruchtgebruik niet specifiek bestemd was voor de financiering van de aankoop van de blote eigendom in het kader van de gesplitste aankoop. In de beslissing wordt 'of' gebruikt, beide gevallen hoeven dus niet cumulatief vervuld te worden. Eerste uitzondering: geregistreerde schenking Een schenking van de benodigde geldsom vooraf door de vruchtgebruiker mag dus voortaan op voorwaarde dat ze onderworpen wordt aan schenkingsrechten (op roerende goederen). Deze vallen best mee en bedragen in rechte lijn 3% (3,3% in het Waals Gewest). Deze schenkingsrechten zullen sowieso opeisbaar zijn als de schenking gebeurt via Belgisch notaris (toepassing van art. 19,1° W. Reg.). In de beslissing wordt niettemin de tussenkomst van de Belgische notaris niet geëist. Dus ook een voorafgaande schenking die in se belastingvrij is, zoals die ten overstaan van een buitenlands (bijvoorbeeld Nederlands of Zwitsers) notaris, net als de handgift en bankgift, komen in aanmerking op voorwaarde dat men in deze gevallen spontaan tot aanbieding ter registratie van de schenking overgaat. Tweede uitzondering: begiftigde heeft vrij over de geschonken gelden kunnen beschikken Kan men aantonen dat de begunstigde van de schenking vrij over de gelden heeft kunnen beschikken, dan is de schenking bij machte de werking van art. 9 W.Succ. te ontkrachten. Uit de schenking mag dus niet blijken dat de schenker in de schenking opgelegd heeft dat het geschonken geld moet dienen voor de financiering van het deel blote eigendom in het kader van een op stapel staande gesplitste aankoop. Als dit 'moeten' in het 2e uitzonderingsgeval uit de schenking of de omstandigheden eigen aan het dossier kan afgeleid worden, zal dit niet aanvaard worden. Een dergelijk 'moeten' zal volgens ons manifest aanwezig zijn wanneer de schenking van het geld gepaard gaat met een last die er in bestaat het geschonken geld verplicht aan te wenden voor de aankoop van blote eigendom. Dus schenkingen onder dergelijke last zijn absoluut 'not done' als men het 2e uitzonderingsgeval wenst toe te passen en aan schenkingsrechten wil ontsnappen. Maar er zullen ook veel rand- en dus twijfelgevallen zijn. Wat als een schenking van geld pakweg 1 jaar geleden plaatsvond en nadien volgt toch een gesplitste koop met het geld? Is 1 jaar voldoende om aan te tonen dat er geen band is tussen de schenking en de gesplitste koop en het geld dus niet 'specifiek' daarvoor bestemd was? Er wordt ook al her en der 'gefluisterd' dat het raadzaam is om er voor te zorgen dat het geschonken geld niet exact overeenstemt met het prijsaandeel dat de blote eigenaar moet betalen in de koop. Daarbij rijst dan inderdaad de vraag of de fiscus zal aanvaarden dat wanneer de prijs voor de blote eigendom bijvoorbeeld 100 bedraagt en de blote eigenaar krijgt 80 geschonken en financiert met eigen spaargeld [- 3 -]
2013
NIEUWSBRIEF NOVEMBER
20, het 2e toepassingsgeval uitwerking zal hebben. We betwijfelen dat. En waar ligt in zulke gevallen dan wel de grens? Hoe groot moet de 'gap' dan wel zijn tussen het geschonken bedrag en de prijs overeenstemmend met de blote eigendom? Een oeverloos debat waarbij elke mogelijke oplossing noodzakelijkerwijs arbitrair is. Het is duidelijk dat het 1e uitzonderingsgeval, de geregistreerde voorafgaande schenking, in de praktijk de grootste rechtszekerheid zal bieden! Inwerkingtreding Wat de inwerkingtreding betreft, wordt in de nieuwe beslissing van 18 juli 2013 gesteld dat het kersverse standpunt toepasselijk is op alle rechtshandelingen gedaan vanaf 1 september 2013. En bovendien wordt gepreciseerd dat deze nieuwe beslissing de vorige beslissing van 19 april 2013 vervangt. Er mag aangenomen worden dat onder 'rechtshandeling' – zoals het geval was met de vorige beslissing van 19 april 2013 - de gesplitste koop moet verstaan worden. De datum van de authentieke aankoopakte is dus bepalend. ***************
[- 4 -]
2013
NIEUWSBRIEF NOVEMBER
2. Wie betaalt er welke kosten bij de verkoop van een woning? Alexis Lemmerling, notaris-vennoot Berquin Notarissen Algemeen principe: de koper betaalt de kosten Dat de koper niet enkel de prijs van de woning moet betalen, maar ook de daarbij horende kosten, is bekend. Zo betaalt de koper ook: registratierechten (10% in Vlaanderen, 12,5% in Brussel en Wallonië) btw (bij nieuwbouw) erelonen en kosten van de notaris voor het verlijden van de verkoopakte kosten van het hypotheekkantoor, zodat de aankoopakte tegenover iedereen afdwingbaar is Gaat de koper daarnaast ook een hypothecair krediet aan om de aankoop te financieren, dan betaalt de koper uiteraard ook de daarmee gepaard gaande registratierechten, erelonen en kosten. Verkoper betaalt de vastgoedmakelaar Indien de woning verkocht wordt via een vastgoedmakelaar, dan worden zijn/haar erelonen en kosten gedragen door de verkoper. Het is namelijk de verkoper die een beroep doet op de makelaar, en er een contract mee afsluit. Kiest de koper een eigen makelaar (wat eerder uitzonderlijk is), dan betaalt de koper uiteraard zijn/haar 'eigen' makelaar. De verkoper kan uiteraard vrij overeenkomen met de koper dat deze laatste de kosten van de vastgoedmakelaar op zich neemt, ook al is hij/zij hier wettelijk gezien niet toe gehouden. Indien partijen dit beslissen, dan zal de koper niet enkel registratierechten verschuldigd zijn op de prijs, maar ook op het bedrag van de kosten van de makelaar. De fiscus redeneert namelijk dat de koper blijkbaar bereid is om niet enkel de verkoopprijs te betalen voor de woning, maar daarnaast ook een extra last op de schouders wil nemen (de kosten van de makelaar) die zij of hij eigenlijk niet verschuldigd is. Daardoor blijft de werkelijke waarde van de woning niet beperkt tot de koopprijs, maar moeten de kosten van de makelaar bij deze prijs opgeteld worden. Op die totale som worden dan de registratierechten berekend. Administratieve attesten zijn ten laste van de verkoper Bij het te koop stellen van een woning komen ook steeds meer administratieve verplichtingen kijken. Zo moet de verkoper al bij de tekoopstelling van het pand beschikken over: bodemattest energieprestatiecertificaat (EPC) proces-verbaal van keuring van de elektrische installaties en binnenkort ook een as-builtattest Al deze attesten vallen ten laste van de verkoper. Het is namelijk de verkoper die wettelijk verplicht is al deze informatie aan de koper te bezorgen. Zo is het ook met de verplichte inlichtingen van de syndicus, die bij de verkoop van een appartement aan de koper moeten worden bezorgd. Rekent de syndicus hiervoor kosten aan, dan vallen deze ten laste van de verkoper. Eenzelfde verhaal met de [- 5 -]
2013
NIEUWSBRIEF NOVEMBER
stookolietank: moet er een conformiteitsattest (onder meer inzake overbevulbeveiliging) aangevraagd worden, dan betaalt de verkoper hiervoor.
lekdichtheid
en
Ook 'leveringskosten' zijn ten laste van de verkoper Dat de verkoper moet instaan voor de kosten van haar of zijn vastgoedmakelaar en de opmaak van de administratieve attesten, klinkt de meesten wellicht nog bekend in de oren. Maar er zijn ook nog andere kosten die de verkoper moet betalen, de zogenaamde 'leveringskosten'. Deze kosten zijn noodzakelijk om een onroerend goed te kunnen verkopen en alle wettelijke verplichtingen na te komen die op de verkoper rusten. De notaris heeft deze informatie nodig om de onderhandse verkoopovereenkomst ('compromis') te kunnen opstellen. Denk onder meer aan de volgende kosten en vergoedingen (verschuldigd aan de notaris of vastgoedmakelaar): verkavelingsakte, basisakte en, in het kader hiervan, plannen, afpalingen en metingen stedenbouwkundige inlichtingen kadastrale stukken schrappen van bestaande hypotheek ('handlichtingskosten') Is de verkoper bijvoorbeeld eigenaar van een volledig appartementsgebouw en wil zij/hij 1 enkel appartement verkopen? Dan zal zij of hij de kosten van de 'statuten' (basisakte) van het gebouw moeten dragen. Hetzelfde geldt voor de verkoper van een perceel bouwgrond dat deel uitmaakt van een groter geheel. Hierbij draagt de verkoper dus alle kosten van de verkaveling: niet enkel de verkavelingsvergunning, maar ook de verkavelingsakte. Bij een latere doorverkoop van het voormelde appartement of perceel bouwgrond, zal deze kost uiteraard niet opnieuw ten laste vallen van de verkoper, aangezien er slechts eenmaal een basisakte of een verkavelingsakte moet opgesteld worden. Besluit Anders dan vroeger, is het niet meer zomaar de koper die alle kosten van de verkoop betaalt. De koper staat nog altijd in voor het gros van de kosten (onder meer de belangrijkste kost, zijnde de registratierechten), maar de verkoper moet ook rekening houden met bepaalde, weliswaar beperktere kosten bij de tekoopstelling van zijn of haar pand. -------------------------------------------------------------------
[- 6 -]
2013
NIEUWSBRIEF NOVEMBER
3. Fiscaalvriendelijke incorporatie van belaste reserves Peter Van Melkebeke, notaris-vennoot Berquin Notarissen I. Vaststelling van het maximale vastklikbare bedrag Belaste reserves die zijn goedgekeurd door een algemene vergadering ten laatste gehouden op 31 maart 2013 kunnen, tegen een belasting van 10%, via een tussentijdse dividenduitkering worden onttrokken aan de vennootschap, voor zover en in de mate dat het verkregen bedrag onmiddellijk terug wordt ingebracht in het kapitaal van de vennootschap. Het maximale bedrag van belaste reserves dat mag worden uitgekeerd, kan nooit meer zijn dan deze die blijken uit een jaarrekening goedgekeurd ten laatste op 31 maart 2013. Bovendien mag de uitkering ook niet hoger zijn dan de belaste reserves zoals die blijken uit een door een latere algemene vergadering goedgekeurde jaarrekening, mocht dergelijke latere algemene vergadering hebben plaatsgevonden. Daarnaast moet bij de uitkering de zogenaamde 'balanstoets' gebeuren conform het vennootschapsrecht. Dit betekent dat het bedrag dat wordt uitgekeerd ook niet hoger mag zijn dan het maximaal uitkeerbare bedrag aan winsten zoals dat wordt bepaald door de artikelen 320 (voor bvba), 429 (voor cvba) en 617 (voor nv en Comm. VA) van het Wetboek van vennootschappen. Voor een vennootschap met een boekjaar dat gelijkloopt met het kalenderjaar en haar gewone algemene vergadering bijvoorbeeld in mei houdt, betekent dit dat de belaste reserves zoals die blijken uit de jaarrekening afgesloten op 31 december 2011 en goedgekeurd in mei 2012 kunnen worden weerhouden voor de hier bedoelde uitkering, voor zover dat die belaste reserves niet meer bedragen dan de belaste reserves zoals die blijken uit de jaarrekening afgesloten op 31 december 2012 en goedgekeurd in mei 2013. II. Beslissing tot uitkering en inhouding van 10% roerende voorheffing Eens het maximale vastklikbare bedrag is vastgesteld, is het aan een (bijzondere) algemene vergadering om te beslissen welk bedrag uiteindelijk zal worden uitgekeerd aan de aandeelhouders/vennoten. Dat bedrag kan uiteraard lager zijn dan het maximale bedrag. In de meeste gevallen zal dit moeten gebeuren via een bijzondere algemene vergadering omdat de gewone algemene vergadering die de jaarrekening van het laatst afgesloten boekjaar heeft goedgekeurd, al heeft plaatsgevonden. Bijvoorbeeld: een vennootschap met boekjaar gelijklopend met het kalenderjaar, heeft haar laatste gewone algemene vergadering gehouden in mei 2013. Er moet dus in de komende weken/maanden een bijzondere algemene vergadering worden samengeroepen om alsnog een (tussentijds) dividend uit te keren. Het bedrag dat door de algemene vergadering tot uitkering wordt bestemd, zal een heffing ondergaan van 10% roerende voorheffing, te voldoen door de vennootschap zoals bij elke dividenduitkering. Deze roerende voorheffing moet in de regel aan de fiscus aangegeven en betaald worden binnen 15 dagen na de beslissing van de algemene vergadering tot uitkering. [- 7 -]
2013
NIEUWSBRIEF NOVEMBER
III. Beslissing tot kapitaalsverhoging – notariële tussenkomst Conform de overgangsmaatregel moet het door de aandeelhouders of vennoten verkregen bedrag (na inhouding van de voorheffing, dus 90% van het uitgekeerde bedrag) vervolgens onmiddellijk ingebracht worden in het kapitaal van de vennootschap en dat tijdens het laatste belastbare tijdperk dat afsluit vóór 1 oktober 2014. Uit de administratieve circulaire van 1 oktober 2013 kan worden afgeleid dat deze verplichting per aandeelhouder of vennoot wordt bekeken en dat er ook geen verplichting is om het volledige verkregen bedrag (na inhouding van de voorheffing) in het kapitaal in te brengen. Het nietingebrachte deel van de belaste reserves zal dan de overgangsmaatregel niet kunnen genieten en een heffing van 25% roerende voorheffing ondergaan. Ook de verplichting tot 'onmiddellijke' inbreng werd door de administratieve circulaire ingevuld en zal met de nodige souplesse worden toegepast. 'Onmiddellijk' betekent: “zonder verwijl met inachtneming van de vennootschapsrechtelijke bepalingen”. In een addendum van 13 november 2013 aan de administratieve circulaire van 1 oktober 2013 aanvaardt de administratie voor vennootschappen die hun boekjaar afsluiten tussen 1 oktober 2013 en 30 maart 2014 dat de kapitaalsverhoging zelf ten laatste plaatsvindt op 31 maart 2014. Bij een kapitaalsverhoging in geld betekent dit in eerste instantie dat een bijzondere (onderhandse) algemene vergadering tot de tussentijdse dividenduitkering beslist, waarbij de vennootschap overgaat tot de betaling van de roerende voorheffing. Vervolgens zal het aan de vennoten/aandeelhouders uitgekeerde bedrag zonder verwijl op hun rekening worden gestort, waarna deze vennoten/aandeelhouders dan vervolgens op hun beurt meteen het verkregen bedrag op een geblokkeerde bankrekening op naam van de vennootschap plaatsen en de bankinstelling overgaat tot de aflevering van een bankattest. Vervolgens moet zo snel als mogelijk een tweede algemene vergadering (deze keer een buitengewone algemene vergadering ten overstaan van notaris) samengeroepen worden die dan tot de kapitaalsverhoging in geld zal beslissen. Eventueel kan beroep gedaan worden op de versoepeling opgenomen in het addendum van 13 november 2013. De 'vastklik'-operatie kan ook gebeuren via een kapitaalsverhoging in natura. De redactie van 1 enkel notarieel proces-verbaal van de buitengewone algemene vergadering van de vennootschap volstaat in dat geval. Deze vergadering beslist in eerste instantie tot uitkering van een tussentijds dividend, maar zonder effectieve uitkering. Daardoor ontstaat in hoofde van elke aandeelhouder/vennoot een vordering op de vennootschap en wordt vervolgens deze vordering in het kapitaal ingebracht. Vooraf zal de vennootschap een bedrijfsrevisor moeten aanstellen of aan zijn commissaris moeten vragen om een inbrengverslag op te maken. Ook het bestuursorgaan moet een verslag opstellen in het kader van de inbreng in natura. Eén en ander moet voorbereid worden voor men naar de notaris kan stappen om de buitengewone algemene vergadering te houden. Ook belangrijk: de kapitaalsverhoging moet plaatsvinden tijdens het laatste belastbare tijdperk dat afsluit vóór 1 oktober 2014. Voor vennootschappen die per kalenderjaar afsluiten, is dus onmiddellijke actie nodig omdat hun laatste belastbare tijdperk vóór 1 oktober 2014 afsluit op … 31 december 2013. [- 8 -]
2013
NIEUWSBRIEF NOVEMBER
Gezien de versoepeling opgenomen in het addendum van 13 november 2013 is er nu iets meer ademruimte voor de kapitaalverhoging zelf. IV. Nazorg Met de beslissing tot tussentijdse dividenduitkering gevolgd door een kapitaalsverhoging is de kous jammer genoeg niet af. Enkele zaken moeten nog in acht genomen worden. 1. Onttrekking van de vastgeklikte reserves Eens ingebracht in het kapitaal kunnen de reserves er 'gratis' via kapitaalsvermindering terug uitgehaald worden, maar er is wat geduld nodig: Voor kmo-vennootschappen: in de zin van art. 15 van het Wetboek van vennootschappen kan die belastingvrije kapitaalsvermindering pas gebeuren 4 jaar na de kapitaalsverhoging in het kader van de vastklikoperatie. Bij andere vennootschappen moet men zelfs 8 jaar wachten. Doet men dit niet? Dan is er alsnog een bijkomende heffing verschuldigd van 15, 10 of 5% naargelang het jaar waarin de kapitaalsvermindering wordt doorgevoerd. Ook belangrijk om weten is dat elke kapitaalsvermindering die de vennootschap doorvoert eerst wordt aangerekend op het via de vastklikoperatie ingebrachte kapitaal. 2. Ongewijzigde dividendpolitiek Er moet ook nagegaan worden wat de dividendpolitiek van de vennootschap was van de laatste 5 belastbare tijdperken. De dividendratio die blijkt uit die jaren, moet ook op het lopende belastbare tijdperk worden toegepast. De berekening is vrij ingewikkeld en daarom eerder iets voor boekhouders, accountants en fiscalisten. Het komt erop neer dat ofwel de eerstvolgende gewone algemene vergadering conform het bekomen dividendratio verplicht is een dividend uit te keren dat dan onderworpen zal worden aan 25% roerende voorheffing, ofwel, indien deze dividendratio niet wordt bereikt, zal de vennootschap een afzonderlijke aanslag ondergaan van 15% op het verschil tussen het al dan niet uitgekeerde dividend en de dividendratio. 3. Latere uitgekeerde dividenden De wetgever heeft er ook voor gezorgd dat er niet van 2 walletjes kan gegeten worden. Hebben we te maken met inbreng in geld met uitgifte van nieuwe aandelen, dan zijn de dividenden die later worden uitgekeerd en verbonden zijn aan die nieuwe aandelen onderworpen aan een heffing van 15%, voor zover een reeks van regeltjes in acht wordt genomen. Dat is evenwel niet het geval voor dividenden verbonden aan aandelen uitgegeven in het kader van een vastklikoperatie. Die dividenden zijn onderworpen aan een heffing van 25%. V. Conclusie Het gaat hier om een interessante, maar ingewikkelde maatregel waarbij een nauwe samenwerking noodzakelijk is tussen bestuursorgaan, boekhouder, accountant, fiscalist en notaris. Het is ook belangrijk er op tijd mee te starten, ook al is er nu iets meer ruimte gekomen voor de afspraak met de [- 9 -]
2013
NIEUWSBRIEF NOVEMBER
notaris voor het houden van de buitengewone algemene vergadering die zal beslissen tot kapitaalverhoging!
------------------------------------------------------------------Opmerking: wenst u na het lezen van deze tekst meer concrete informatie? Jammer genoeg kan Berquin Notarissen cvba u niet via e-mail adviseren. U kunt eventueel wel telefonisch een afspraak maken met één van onze juristen of notarissen.
[- 10 -]
2013