23 mei 2012
INHOUD: 1. Tijdelijke aanpassing werktijden na ouderschapsverlof mogelijk ................... 2 2. Besparingen in nieuw begrotingsakkoord ......................................................... 2 3. Veranderingen in stelsel sociale zekerheid onzeker ......................................... 3 4. Geen zwangerschapsverklaring bij aanvraag zwangerschapsuitkering ......... 3 5. Cursus Sociale Zekerheid in het VO ................................................................... 3 6. Casus..................................................................................................................... 4 7. Vraag uit de praktijk ............................................................................................. 6
Printversie SZ-bulletin 23 mei 2012
1
1. Tijdelijke aanpassing werktijden na ouderschapsverlof mogelijk Op 18 juni 2009 hebben de Europese sociale partners een raamovereenkomst gesloten inzake ouderschapsverlof. Implementatie van de hieruit voortvloeiende Europese richtlijn resulteerde recentelijk in wijzigingen van de Arbeidstijdenwet en de Wet arbeid & zorg. Arbeidstijdenwet Met het nieuwe artikel 4:1b, van de arbeidstijdenwet, geldend per 12 april 2012, kan een werknemer die het recht op ouderschapsverlof volledig heeft gebruikt, de werkgever verzoeken om tijdelijke aanpassing van het werkpatroon in verband met de zorg voor het kind. Het verzoek moet drie maanden voor afloop van het verlof bij de werkgever worden ingediend. De werkgever is verplicht uiterlijk vier weken voor de afloop van het ouderschapsverlof hierover te beslissen, rekening houdend met de eigen behoeften en die van de werknemer. De werkgever heeft dus een periode van twee maanden waarin kan worden vastgesteld of de gevraagde aanpassingen mogelijk zijn, en hij in staat is zo nodig organisatorische voorzieningen te treffen. De aanpassing van het arbeidspatroon beslaat in beginsel een periode van een jaar, maar kan - in onderling overleg - ook korter of langer duren. Wet arbeid & zorg In de Europese richtlijn is verder bepaald dat een werkgever een werknemer die ouderschapsverlof opneemt of wil opnemen, niet mag benadelen. In artikel 7:670 BW was al geregeld dat er een opzegverbod geldt voor werknemers die hun recht op ouderschapsverlof geldend maken. Met de implementatie van de richtlijn in het nieuwe artikel 6:1a van de Wet arbeid en zorg is de bescherming van werknemers die ouderschapsverlof aanvragen of opnemen aangescherpt. Naast het verbod tot opzegging is nu ook wettelijke bescherming geregeld in geval sprake is van een ‘minder gunstige behandeling’ van deze groep werknemers. Bron: kamerstukken II 2011-2012, 33 107, nr. 3 2. Besparingen in nieuw begrotingsakkoord Om de overheidsfinanciën op orde te brengen hebben CDA, VVD, D66, GroenLinks en de ChristenUnie een begrotingsakkoord gesloten. Dit akkoord heeft ook gevolgen voor de arbeidsmarkt en sociale zekerheid. Onder andere de volgende besparingen worden doorgevoerd: - De belastingvrije reiskostenvergoeding wordt afgeschaft; - Werkgevers (geen eigen risicodragers) betalen de eerste zes maanden WW-uitkering; - De AOW-leeftijd wordt sneller verhoogd; - Lonen ambtenaren stijgen voorlopig niet. Met 12 miljard euro bezuinigingen, beleidsaanpassingen en lastenverzwaringen wordt het voorziene begrotingstekort teruggebracht van 4,6 procent naar 3 procent in 2013. Het Centraal Planbureau gaat het pakket doorrekenen. Daarna worden alle maatregelen gepubliceerd. Inwerkingtreding van de maatregelen is afhankelijk van goedkeuring door de Tweede en Eerste Kamer of afkondiging van de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) (http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/wetgeving/vraag-en-antwoord/wat-is-eenalgemene-maatregel-van-bestuur-amvb.html) of ministeriële regeling
Printversie SZ-bulletin 23 mei 2012
2
(http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/wetgeving/vraag-en-antwoord/wat-is-eenministeriele-regeling-mr.html) en publicatie in het Staatsblad of de Staatscourant (https://zoek.officielebekendmakingen.nl/zoeken) .
3. Veranderingen in stelsel sociale zekerheid onzeker Als gevolg van de demissionaire status van het kabinet, is niet duidelijk wat er gaat gebeuren met de voorgenomen veranderingen in het stelsel van sociale zekerheid. In de komende periode wordt besloten worden welke wetsvoorstellen controversieel worden verklaard en daarmee van de baan zijn. Zo bepaalt het kabinet binnenkort ook of het voorstel Wet werken naar vermogen controversieel wordt verklaard. Dit wetsvoorstel – dat de Wet werk en bijstand (WWB) zou vervangen - heeft als doel te stimuleren dat zoveel mogelijk mensen door werk in hun eigen onderhoud voorzien. Ook zou de wet directe gevolgen hebben voor Wet sociale werkvoorziening (WSW) en de Wet Wajong. De voorgenomen invoeringsdatum was 1 januari 2013. Het wetsvoorstel is op 1 februari 2012 aangeboden aan de Tweede Kamer. Indien het voorstel controversieel wordt verklaard, wordt de invoering van de Wet werken naar vermogen op de lange baan geschoven. 4. Geen zwangerschapsverklaring bij aanvraag zwangerschapsuitkering Sinds 1 januari 2012 hoeven werkgevers geen zwangerschapsverklaring meer op te sturen naar het UWV als u een zwangerschapsuitkering aanvraagt voor uw werknemer. Het is wel raadzaam om een exemplaar in de eigen administratie op te nemen. U hebt de zwangerschapsverklaring namelijk nodig om de vermoedelijke bevallingsdatum in te vullen bij de aanvraag van de zwangerschapsuitkering. Het UWV kan de zwangerschapsverklaring achteraf opvragen als dat nodig is voor controle. Bewaar de zwangerschapsverklaring dan ook tot minimaal 1 jaar na de uitkering. De aanvraag van een zwangerschapsuitkering kunt u digitaal doen, evenals andere UWVmeldingen. Voor meer informatie ga naar: http://www.uwv.nl/Werkgevers/digizsm/sluit_aan/index.aspx 5. Cursus Sociale Zekerheid in het VO De VO-raad hoort regelmatig signalen over de behoefte aan professionalisering van de sociale zekerheidskennis van P&O-medewerkers. Naar aanleiding hiervan ontwikkelde Loyalis Kennis & Consult de cursus ‘Kennis van Sociale Zekerheid in het VO’. Dit najaar vindt de cursus plaats op meerdere dagen in oktober 2012 in Utrecht en Zwolle. De opleiding draagt bij aan professionalisering van verhoging van het kwaliteitsniveau van sociale zekerheid en kan leiden tot financiële besparingen. In de cursus ‘Kennis van sociale zekerheid in het VO’ komen relevante thema’s op het gebied van werkloosheid (module 1) en ziekte en arbeidsongeschiktheid (module 2) op interactieve wijze aan bod. De modules zijn ook los te volgen. U bent weer helemaal op de hoogte van de stand van zaken en kunt de regelgeving adequaat toepassen in uw eigen organisatie. Voor meer informatie en aanmelding, ga naar: http://www.arbo-vo.nl/agenda/kennis-vansociale-zekerheid-in-het-vo
Printversie SZ-bulletin 23 mei 2012
3
6. Casus Een school heeft zijn medewerker meneer Klaassen door middel van een brief van 9 april 2010 medegedeeld dat de arbeidsovereenkomst per 1 augustus 2010 wordt opgezegd. Tevens wordt meneer Klaassen tot 1 augustus 2010 vrijgesteld van werk tot 1 augustus 2010, met volledig behoud van salaris. Meneer Klaassen heeft hiertegen op 24 april 2010 beroep aangetekend bij de Centrale Commissie van Beroep voor het Katholiek Voortgezet Onderwijs. Op 1 juli 2010 is het beroep ten overstaan van de commissie te Eindhoven behandeld. De feiten Meneer Klaassen is als leraar in dienst van de school gekomen op 1 augustus 1974. Per 1 november 2007 is Klaassen met FPU gegaan. Deze keuze kwam voort uit het feit dat Klaassen sinds 2000 naast zijn functie bij de school een eigen bedrijf had, waarmee hij als leerlingbegeleider diensten verleende. In 2007 heeft Klaassen de stap gezet om voor zijn bedrijf te kiezen, met FPU als financiële basis. Daarnaast is hij voor een beperkt aantal uren (laatstelijk 0,3023 werktijdfactor) door middel van een projectaanstelling benoemd als leerlingbegeleider bij de school voor de duur van 1 jaar. Daarbij heeft de school de intentie uitgesproken om de projectaanstelling na evaluatie jaarlijks te verlengen tot het moment dat Klaassen met pensioen zou gaan. Sedertdien is de projectaanstelling nog twee keer verlengd, laatstelijk tot 1augustus 2010. Vanaf november 2009 ontstonden oplopende problemen tussen Klaassen en zijn leidinggevende, de zorgcoördinator. Daarop zijn bemiddelende gesprekken gevoerd, uitgebreid naar het hele team van leerlingbegeleiders. De laatste week voor de kerstvakantie heeft Klaassen, vanwege toenemende spanningen, de school verlaten om na de kerstvakantie weer terug te keren. De bedrijfsarts werd ingeschakeld, waaruit interne coaching van Klaassen voort kwam. In de periode daarna hebben er incidenten rondom het functioneren van Klaassen plaatsgevonden, met als gevolg dat op 31 maart 2010 is besloten dat Klaassen zou worden vrijgesteld van werk. Vanaf deze datum is Klaassen niet meer werkzaam geweest voor verweerster. Bij brief van 9 april 2010 volgde de opzegging van de school. Ter zitting is komen vast te staan dat de schoolleiding ingevolge protocol bevoegd was de bestreden besluiten te nemen. De standpunten van partijen Meneer Klaassen stelt het volgende. Omdat de school nog graag van zijn kennis en ervaring gebruik wilde maken, is overeengekomen dat Klaassen tot zijn pensioengerechtigde leeftijd aan de school verbonden zou kunnen blijven voor een beperkt aantal uren als leerlingbegeleider. Vanwege de FPU-uitkering kon dat alleen in de vorm van een tijdelijke projectaanstelling, telkens voor de duur van 1 jaar. Sinds 2007 is het dienstverband 2x probleemloos verlengd, zonder evaluatie. De schoolleiding heeft niet nagelaten steeds te benadrukken hoe blij ze waren met de inbreng van appellant. Op 21 maart 2010 heeft de schoolleiding aan Klaassen de toegang tot de school ontzegd. Op 1 april 2010 is zonder medeweten van Klaassen per e-mail het personeel ingelicht. Na ontvangst van de brief van 9 april 2010 heeft Klaassen onmiddellijk bezwaar aangetekend bij de school. Op 15 april 2010 heeft de school geantwoord dat er geen sprake is van ontslag, noch van een disciplinaire maatregel. Van de gevoerde gesprekken zijn geen verslagen, er is geen dossier. Er zijn geen functioneringsgesprekken gevoerd. Er zijn geen beschuldigingen, er is geen sprake van laakbaar handelen of iets dergelijks. Klaassen vraagt zich af of het onderhavige besluit van de schoolleiding niet een bestuursbesluit dient te zijn en of zijn 33jarig dienstverband buiten beschouwing mag worden gelaten. Op het standpunt van de school zal hierna, voor zover nodig, worden teruggekomen.
Printversie SZ-bulletin 23 mei 2012
4
De motivering De commissie stelt het navolgende voorop. Zoals Klaassen ter zitting heeft bevestigd, betreft zijn beroep niet alleen het ontslag maar ook de, naar zijn stelling plaatsgevonden hebbende, schorsing. Ter zitting is komen vast te staan dat de school bevoegd was de bestreden besluiten te nemen. De commissie overweegt als volgt. a. ten aanzien van het ontslag Ingevolge artikel 8.b.2 lid 4, aanhef en sub d van de CAO VO kan een aanstelling voor bepaalde tijd plaatsvinden ingeval van een projectaanstelling, zulks voor ten hoogste 3 jaar. In het onderhavige geval moet daarom als uitgangspunt gelden dat sprake is van een geldige arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tot 1 augustus 2010. Ingevolge artikel 9.a.1 lid 2 van de CAO VO kan beëindiging van een verlengd dienstverband voor bepaalde tijd geschieden door opzegging. Daarbij zijn de opzeggingsgronden niet beperkt tot de in artikel 9.a.5 van de CAO VO genoemde gronden voor opzegging, nu deze laatste opzeggingsgronden slechts gelden bij opzegging van een dienstverband voor onbepaalde tijd of tussentijdse opzegging van een dienstverband voor bepaalde tijd. Opzegging kan derhalve plaatsvinden op iedere redelijke grond. De commissie is van oordeel dat in dit geval van een redelijke grond van opzegging sprake is. Vast is komen te staan dat er een oplopend verschil in opvattingen is ontstaan tussen Klaassen en zijn leidinggevende over de wijze waarop Klaassen zijn werkzaamheden diende te verrichten. Voorts is komen vast te staan dat daaruit een ernstige verstoring van de persoonlijke verhoudingen tussen Klaassen en zijn leidinggevende is ontstaan, zulks ondanks het feit dat bemiddeling en coaching had plaatsgevonden, terwijl niet aannemelijk is geworden dat de verstoring van de arbeidsverhoudingen in overwegende mate aan de leidinggevende van Klaassen moet worden toegeschreven. Het feit dat er eerder een 33-jarig dienstverband als leraar met Klaassen is geweest, maakt het ontslag niet onredelijk, nu het beperkte dienstverband als leerlingbegeleider als een nieuwe arbeidsovereenkomst met een andere identiteit dan de eerdere arbeidsovereenkomst moet worden beschouwd. In een en ander is daarom een redelijke grond voor het ontslag gelegen. In zoverre zal het beroep ongegrond worden verklaard. b. ten aanzien van de gestelde schorsing De school stelt dat van een schorsing geen sprake is geweest, nu zij bedoeld heeft Klaassen een schorsing te besparen en Klaassen zich voorts niet heeft verzet tegen de gevraagde feitelijke beëindiging van zijn werkzaamheden. Klaassen heeft echter bij brief van 9 april 2010 er geen misverstand over laten bestaan dat hij ernstig bezwaar had tegen het besluit om hem met ingang van 31 maart 2010 uit zijn functie als leerlingbegeleider te zetten. Kijkend naar wat er feitelijk is gebeurd, is sprake geweest van een schorsing bij wege van ordemaatregel als bedoeld in artikel 9.a..6 van de CAO VO. De (goede) bedoelingen van verweerster maken dit oordeel niet anders. Het beroep tegen deze maatregel is gegrond, alleen al vanwege het feit dat de school niet heeft voldaan aan de formele vereisten voor een schorsing als opgenomen in de CAO-VO.
Printversie SZ-bulletin 23 mei 2012
5
De beslissing De commissie verklaart het beroep tegen het besluit tot beëindiging van het verlengd dienstverband voor bepaalde tijd ongegrond en verklaart het beroep tegen het schorsingsbesluit gegrond. Bron: Beëindiging tijdelijk dienstverband en beroep tegen schorsing (http://www.commissievan-beroep-onderwijs.nl/VO/010710VO.htm) 7. Vraag uit de praktijk Vraag Wij hebben een langdurig zieke stagiair. Ik weet dat stagiairs verzekerd zijn voor ZW en ik meen dat zij onder bepaalde voorwaarden in aanmerking kunnen komen voor een Wajonguitkering, klopt dat? Het lijkt mij dan ook logisch dat een langdurig zieke stagiair bij UWV gemeld moet worden. Klopt dat ook? Gelden daarmee ook de normale regels van de Wet Verbetering Poortwachter? Hebben wij als werkgever en heeft de stagiair zelf re-integratieverplichtingen? Antwoord Een stagiair is altijd verzekerd voor de Wajong. Een stagiair die, naast het ontvangen van onderricht, een beloning ontvangt, is ook verzekerd voor de Ziektewet (ZW) en Zorgverzekeringswet (Zvw). Ook indien de beloning bestaat uit een (reële) onkostenvergoeding. Een stagiair is niet verzekerd voor de WW en de WIA, tenzij de stagiair werk doet net als de overige werknemers tegen een reële beloning, bijvoorbeeld het minimum (jeugd)loon. Deze stagiairs zijn verzekerd voor alle werknemersverzekeringen. Als een stagiair ziek is moet de Ziektewetuitkering worden aangevraagd bij UWV. Het is zaak dit zo snel mogelijk te doen (moet uiterlijk op de 4e ziektedag zijn ingestuurd) met het bijgaande formulier: Aanvragen Ziektewet-uitkering - UWV - Voor Werkgevers (http://www.uwv.nl/Werkgevers/formulieren/AG15203191.aspx ) Er geldt overigens geen re-integratieverplichting voor de werkgever en werknemer.
Het SZ-bulletin is samengesteld door de redactie van de Sociale Zekerheidswijzer van Loyalis, de VO-raad en Arbo-VO. Het SZ-bulletin verschijnt maandelijks. Tel: 045-5796024 E-mail:
[email protected] www.arbo-vo.nl Heeft u opmerkingen of suggesties voor verbetering van deze nieuwsbrief of de internetsite? Laat het ons weten via
[email protected] of bel 045- 5796024
Printversie SZ-bulletin 23 mei 2012
6