Ouderschapsverlof Inleiding Het doorbetalingpercentage bij betaald ouderschapsverlof zal met ingang van 1 januari 2007 verlaagd worden van 75% naar 55%. De reden hiervoor is dat de fiscale regeling afdrachtvermindering ouderschapsverlof, die de werkgever ontving, met ingang van 1 januari 2007 zal vervallen1. Kort gezegd is de afdrachtvermindering ouderschapsverlof voor de werkgever overgegaan naar de werknemer. De CAO-partners konden daarom afspreken dat de salarisdoorbetaling vanaf 2007 van 75% naar 55% gaat. Werknemers die deelnemen aan de levensloopregeling en gebruik willen maken van de regeling ouderschapsverlof gaan er dan toch niet in salaris op achteruit, omdat zij van de volledige ouderschapsverlofkorting gebruik kunnen maken. Wat betekent het voor de Werknemer De nieuwe regeling is zodanig opgesteld dat een werknemer er ten opzichte van de huidige regeling er in salaris weinig of niets op achteruit gaat als hij met ingang van 1 januari 2007 gebruik maakt (of blijft maken) van het betaald ouderschapsverlof en de ouderschapsverlofkorting van de Belastingdienst. Sommige personeelsleden zullen er zelfs op vooruit gaan. De werknemer dient zelf de aanvraag naar de Belastingdienst te verzorgen. De ouderschapsverlofkorting bedraagt maximaal het verschil tussen het fiscale jaarloon in het huidige kalenderjaar en het fiscale jaarloon in het voorgaande kalenderjaar. Deze korting is ook overdraagbaar aan de partner. Met ingang van 1 januari 2006 kan de werknemer bij deelname aan de levensloopregeling in aanmerking komen voor een aanvullende heffingskorting van de Belastingdienst. Deze korting bedraagt 50% van het wettelijk minimumloon (per 1 juli 2006: € 1284,60 per maand). Dit komt neer op € 3,71 per uur. De werknemer kan met een voorlopige beschikking via de Belastingdienst deze teruggave aanvragen. Om hiervoor in aanmerking te komen, is alleen het afsluiten van een levenslooprekening voldoende. De hoogte van de storting is daarbij niet van belang. Wel krijgt een werknemer een extra heffingskorting via de werkgever van een jaarlijks door de Belastingdienst vast te stellen bedrag. Dit bedrag bedraagt voor 2006 maximaal € 185,--. Deze krijgt de werknemer bij inleg van dit bedrag in de levensloopregeling als heffingskorting weer terug. Ook kan de werknemer het gespaarde bedrag opnemen tijdens de verlofperiode. De werknemer in het onderwijs met een normbetrekking heeft met ingang van 1 januari 2007 recht op: • 415 uur (1/4 van de normjaartaak) betaald ouderschapsverlof en krijgt voor deze uren 55% loon doorbetaald van de werkgever en • 415 uur ouderschapsverlofkorting van de Belastingdienst en krijgt voor deze uren een heffingskorting van € 3,71 per uur (totaal maximaal € 1539,65) bij deelname levensloopregeling en daarnaast nog 1
Officieel is de afdrachtvermindering betaald ouderschapsverlof voor de werkgever per 1 januari 2006 afgeschaft, maar doordat deze regeling in het onderwijs al bestond op 31 december 2005, heeft de werkgever nog tot 31-12-2006 recht op deze afdrachtvermindering.
• •
588 uur onbetaald ouderschapsverlof in het primair onderwijs en 415 uur onbetaald ouderschapsverlof in het voortgezet onderwijs. De ouderschapsverlofkorting bedraagt maximaal het verschil tussen het fiscale jaarloon in het huidige kalenderjaar en het fiscale jaarloon in het voorgaande kalenderjaar
Deze regeling geldt voor alle werknemers met kinderen die de leeftijd van 8 jaar nog niet hebben bereikt. Werknemers die in het verleden al gebruik hebben gemaakt van de regeling (betaald en/of onbetaald) ouderschapsverlof kunnen hier niet opnieuw voor in aanmerking komen. Werknemers die in het kalenderjaar 2006 gebruik maken van de ouderschapsverlofkorting en op grond van de huidige regeling tot 1 januari 2007 nog 75% doorbetaald krijgen van de werkgever, krijgen niet de volledige ouderschapsverlofkorting, omdat zij anders boven 100% salaris komen. Voorbeeld: Werknemer neemt 3 maanden betaald ouderschapsverlof van 1 februari tot 1 mei 2007. Salaris van de werknemer bedraagt bij een fulltime dienstverband € 2715 per maand. Zijn salaris wordt in deze periode voor 55% doorbetaald door de werkgever, t.w. 3 maanden x € 2715,- x 55% = 3 x € 1493,25 = 4479,75. Van de Belastingdienst krijgt deze werknemer: 415 uur x € 3,71 = € 1539,65. In 2006 was het jaarsalaris: 12 maanden x € 2715,+ 8% vakantietoeslag + 4,1% eindejaarsuitkering + 0,8% levensloop Totaal:
= € 32.580,00 = € 2.606,40 = € 1.335,78 =€ 260,64 = € 36.782,82
In 2007 wordt het jaarsalaris: 9 maanden x € 2715,00 3 maanden x € 1493,25 + 8% vakantietoeslag + 4,1% eindejaarsuitkering + 0,8% levensloop Totaal
= € 24.435,00 = € 4.479,75 = € 2.313,18 = € 1.185,50 =€ 231,18 = € 32.644.61
Van de Belastingdienst :
= € 1.539,65 (netto).
Tevens is het mogelijk, indien de werknemer een bedrag van € 185.- gestort heeft in een kalenderjaar en dit geld weer opneemt, in aanmerking te komen voor de levensloopheffingskorting. De werkgever dient een loonheffingskorting van € 185,- toe te passen voor elk gespaard jaar. De levensloopheffingskorting is gelijk aan het opgenomen bedrag uit de levensloopregeling met een maximum van € 185.- per gespaard kalenderjaar. Dus bij 2 jaren levensloop sparen, geeft dit nog een extra korting van 2 x €185 = € 370,-. Betrokkene dient dit bedrag dan ook op te nemen uit de levensloopregeling.
Voorbeeld: Als een werknemer geld opneemt uit de levensloopregeling en hij heeft 2 jaar gespaard, verrekent u maximaal 2 x € 185,- = € 370-. Als de werknemer in het eerste jaar € 100,- en in het tweede jaar € 200,- ingelegd heeft, verrekent u € 100,- en € 185,- (maximale vergoeding), dus € 285,- met de berekende loonbelasting/premie volksverzekeringen. Vanuit de oude situatie (tot 1 januari 2007 met 75% doorbetaling) zou de werknemer het volgende hebben ontvangen: 9 maanden x € 2715,00 = € 24.435,00 3 maanden x € 2036,25 = € 6.108,75 + 8% vakantietoeslag = € 2.443,50 + 4,1% eindejaarsuitkering = € 1.252,29 + 0,8% levensloop =€ 244,35 Totaal = € 34.756,89 Administratieve afwikkeling van de werkgever: Voor de ouderschapsverlofkorting heeft uw werknemer na afloop van het kalenderjaar een verklaring van u nodig met de volgende gegevens: • • • •
uw naam, adres en loonheffingsnummer; de naam en het sofi-nummer van uw werknemer; de periode in het kalenderjaar waarin uw werknemer ouderschapsverlof heeft gehad; het aantal uren in het kalenderjaar dat uw werknemer ouderschapsverlof heeft gehad.
Regeling ouderschapsverlof in de CAO PO 2006-2008 De regeling betaald en onbetaald ouderschapsverlof staat vermeld in de artikelen 8.19 tot en met 8.21 van de CAO PO 2006-2008. Met ingang van 1 januari 2007 wordt het doorbetalingspercentage 55%. De formule genoemd in art. 8.21 lid 3 van deze CAO wordt vanaf dat moment: Over de uren waarin de werknemer betaald ouderschapsverlof geniet, behoudt hij 55% van zijn salaris. Dit wordt geëffectueerd door in elke maand waarin de werknemer betaald ouderschapsverlof geniet een gelijk percentage op zijn salaris in mindering te brengen. Dit percentage wordt berekend met behulp van de formule (A/(415 x wtf) x (135%/B), waarin A gelijk is aan het aantal uren betaald ouderschapsverlof en B gelijk is aan het aantal maanden waarin betaald ouderschapsverlof wordt genoten. De omvang van het volledige ouderschapsverlof bedraag 415 uur (ofwel 233 lesgebonden uren) op basis van de normjaartaak van 1659 uur in 12 maanden. Dit betekent dus 3 maanden volledig ouderschapsverlof. De totale korting bedraagt dan ook vanaf 1 januari 2007 45% x 3 maanden = 135%.
Er is geen overgangsregeling voor ‘lopende gevallen’. Iedere werknemer heeft vanaf 1 januari 2007 nog maar recht op 55% doorbetaling, ook als het ouderschapsverlof al voor 1 januari 2007 is ingegaan. Een werknemer die zijn ouderschapsverlof wil uitsmeren over een heel schooljaar, dus bijvoorbeeld van 1 augustus 2006 tot 1 augustus 2007, heeft vanaf 1 augustus 2006 tot 1 januari 2007 recht op 75% doorbetaling van het salaris over de ouderschapsverloffactor en vanaf 1 januari 2007 tot 1 augustus 2007 recht op een doorbetaling van 55% over de ouderschapsverloffactor. De Besturenraad adviseert om de periode van ouderschapsverlof van de verlofganger gelijk te laten lopen met de vervanger. De werknemer die het ouderschapsverlof over een heel jaar wil uitsmeren, zal geneigd zijn dit verlof te laten lopen van de eerste schooldag (bijvoorbeeld 15 augustus) tot en met de laatste schooldag (bijvoorbeeld 29 juni). Consequentie hiervan is dat de vervanger slechts betaald krijgt van 15 augustus tot en met 29 juni van het volgend jaar en dus de 6 weken zomervakantie ‘mist’. Formeel is dit niet geregeld in de CAO PO, maar vanuit het oogpunt van goed werkgeverschap, vinden wij het gewenst om het ouderschapsverlof dan van 1 augustus tot 1 augustus te laten lopen, zodat de vervanger niet de dupe wordt en de salarisbetaling gedurende de 6 weken zomervakantie mist. In de CAO PO is niet geregeld wie de pensioenbijdrage over het ouderschapsverlof betaalt: werkgever en/of werknemer. Ons advies is om deze betaling te laten plaatsvinden alsof er geen verlof wordt genoten, d.w.z. de werknemer betaalt het werknemersdeel van de pensioenpremie en de werkgever blijft het werkgeversdeel van de pensioenpremie betalen.