Kantoor Rotterdam
1
Postbus 50960
3007 BB ROTTERDAM
Centrale Organisatie voor de Vleessector Postbus 61 2700 AB ZOETERMEER
. . . . . . . . . . . . .
Telefoon Telefax unit ITO DV
0800 - 0543
Datum 6 juni 2013 Uw kenmerk
Kenmerk CAO voor de vleessector
Betreft cao-beoordeling
Geachte heer,
In het besluit d.d. 9 november 2011, nr. 18484, onder UAW nr. 11229, heeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de bepalingen van de Cao voor de Vleessector algemeen verbindend verklaard tot 1 april 2013. Op 29 april 2013 is de cao met het “Onderhandelingsresultaat CAO onderhandelingen Vleessector” op enkele punten aangepast en geldt nu tot 1 april 2014. De huidige cao-bepalingen heb ik beoordeeld op fiscale aspecten van de loonheffingen. Het doel hiervan is onder meer dat werkgevers zo goed mogelijk in staat zijn om hun fiscale verplichtingen na te komen. Ik heb de beoordeling beperkt tot de in mijn ogen belangrijkste fiscale aspecten. In de bijgevoegde rapportage informeer ik u over het resultaat van deze beoordeling. Wellicht ten overvloede vermeld ik dat u aan deze beoordeling alleen vertrouwen kunt ontlenen voor zover ik fiscale aspecten expliciet benoem. De beoordeling heeft plaatsgevonden naar de wet- en regelgeving zoals die geldt per 1 januari 2013, en is dus inclusief regels rondom de werkkostenregeling. Ik verzoek u om de caopartijen van de inhoud van deze brief op de hoogte te stellen. Ik ga ervan uit dat ik u hiermee voldoende heb geïnformeerd. Indien u vragen of opmerkingen heeft, kunt u mij bereiken op bovengenoemd doorkiesnummer. Uiteraard kunt u ook bij mij terecht als u informatie wenst over de fiscale aspecten van niet in deze beoordeling genoemde cao-bepalingen.
ON 542 - 1Z*1ED
Hoogachtend, Belastingdienst/Kennisgroep CAO namens de inspecteur
Bezoekadres In uw antwoord datum en kenmerk van deze brief vermelden
Laan op Zuid 45 ROTTERDAM
Kenmerk
2
CAO voor de vleessector
Aanhef van de bijlage In deze rapportage verwijs ik naar het Handboek Loonheffingen 2013 (hierna: Handboek). Dit Handboek bestaat uit twee versies: het Handboek Loonheffingen 2013 Werkkostenregeling en het Handboek Loonheffingen 2013 Vrije vergoedingen en verstrekkingen. Deze laatste versie is bedoeld voor werkgevers die nog niet gebruik maken van de werkkostenregeling en de oude regelgeving (overgangsregeling) toepassen. Indien de nummering van paragrafen en hoofdstukken in beide versies van het Handboek uiteenloopt, verwijs ik in de rapportage eerst naar het Handboek Loonheffingen 2013 Werkkostenregeling en vervolgens naar het Handboek Loonheffingen 2013 Vrije vergoedingen en verstrekkingen. U kunt beide versies van het Handboek raadplegen op of downloaden van de internetsite van de Belastingdienst (www.belastingdienst.nl). Uiteraard vindt u hier ook steeds het laatste nieuws, waarover u zich ook door middel van een rss-feed kunt laten informeren. De door de Belastingdienst uitgevoerde cao-beoordelingen zijn ook te vinden op de site van de Belastingdienst, www.belastingdienst.nl, met de zoekterm “cao-beoordelingen”. Met ingang van 1 januari 2011 is de werkkostenregeling ingevoerd. Dit is de nieuwe regeling van kostenvergoedingen en voorzieningen (verstrekkingen en het ter beschikking stellen van zaken) voor de werknemer. Hiertoe is de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB) gewijzigd en zijn ook de uitvoeringsbepalingen herschreven. De nieuwe uitvoeringsbepalingen zijn vervat in de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011 (hierna: URLB 2011), de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 is vervallen. De werkkostenregeling houdt kort gezegd in dat de werkgever een vrije ruimte heeft van - in 2013 1,5% van het totaal van de individuele fiscale lonen van zijn werknemers. Tot dit bedrag kan de werkgever onbelast kostenvergoedingen en voorzieningen geven aan zijn werknemers. Daarnaast gelden nog enkele specifieke vrijstellingen en bovendien zijn er voorzieningen die de werkgever, hoewel ze als loon (in natura) zijn aan te merken, tegen een lagere waarde of nihil waarde in aanmerking mag nemen. De werkgever kan in de jaren 2011, 2012 en 2013 jaarlijks, in het begin van het jaar, kiezen om de oude regelgeving (overgangsregeling) toe te passen. In dat geval hanteert hij de regelgeving zoals die luidde per 31 december 2010. Meer informatie over de werkkostenregeling kunt u vinden op de site van de Belastingdienst met de zoekterm “wkr”. Inmiddels heeft de staatssecretaris toegezegd dat de overgangsregeling zal worden verlengd tot 1 januari 2015. De (loon)begrippen voor de diverse wetten waarop de loonheffingen zijn gebaseerd kunnen verschillen. De loonheffingen bestaan uit de loonheffing (loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen), de premies werknemersverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw). Ook voor de toepassing van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (hierna: WVA) geldt dat soms sprake is van afwijkende begrippen. Als sprake is van loon voor de loonheffingen en tevens van WVA-loon, dan gebruik ik de term “loon”.
Kenmerk
3
CAO voor de vleessector
Artikel 1b Definities werkgever/ werknemer De cao geldt voor werknemers van werkgevers in de vleessector. Dat zijn degene die een arbeidsovereenkomst zijn aangegaan, maar ook ZZP-ers indien en voorzover deze in de regel werkzaam zijn voor één opdrachtgever. Verder geldt deze cao na drie maanden voor de uitzendkracht. De regels van de loonheffingen zijn van toepassing op alle arbeidsverhoudingen die fiscaal als dienstbetrekking zijn aan te merken. In de loonheffing en de WVA spreken we bij een werkgever meestal van een inhoudingsplichtige. Bij de premieheffing werknemersverzekeringen en de zorgverzekeringswet spreken we wél van werkgever. In deze beoordeling gebruik ik de term werkgever ook voor de inhoudingsplichtige. Het Handboek beschrijft in hoofdstuk 16/15 verschillende situaties waarin sprake is van inhoudingsplicht. Van een werknemer in fiscale zin is in ieder geval sprake als hij een arbeidsovereenkomst sluit. Een zgn. ZZP-er kan onder omstandigheden in dienstbetrekking staan tot zijn opdrachtgever. Er bestaat dan bij de opdrachtgever inhoudingsplicht voor de loonheffingen. Echter, indien de opdrachtgever van deze arbeidskrachten een geldige VAR-WUO of VAR- dga in zijn administratie heeft en tevens aan andere voorwaarden voldoet, blijft de inhoudingsplicht alsnog achterwege (Handboek, paragraaf 1.1.6). Van een werknemer in fiscale zin is ook sprake als een arbeidskracht een werk persoonlijk aanneemt, tenzij diegene een ondernemer is. De inhoudingsplicht van de opdrachtgever geldt ook voor de hulpen. Voor de loonheffingen zijn er speciale regels om de loonheffingen te berekenen. Ik verwijs u naar het Handboek, paragraaf 16.2 / 15.2. Uitzendkrachten zijn in echte of fictieve dienstbetrekking bij de uitlener (het uitzendbureau) als aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Het uitzendbureau moet dan de loonheffingen inhouden, aangeven en afdragen. Ik verwijs naar paragraaf 16.20 / 15.20 van het Handboek. Voor de verdeling van de eventuele afdrachtvermindering tussen het uitzendbureau en de inlenende werkgever verwijs ik naar paragraaf 25.1.1 / 24.1.1 van het Handboek. Voor het in de WVA gehanteerde begrip werknemer verwijs ik naar de inleiding van Hoofdstuk 25 / 24 van het Handboek.
Artikel 5 Afroepcontracten en stagiairs Stagiairs mogen geen reguliere arbeidsplaats innemen. Als een stagiair voor zijn werkzaamheden een beloning ontvangt die niet uitsluitend bestaat uit het ontvangen van onderricht is hij voor de toepassing van de loonheffingen in dienstbetrekking. Dit kan een echte dienstbetrekking zijn of een fictieve dienstbetrekking. Ik verwijs naar de paragrafen 1.1.1 en 1.1.2 van het Handboek. Als er sprake is van een (fictieve) dienstbetrekking kunnen werkgevers stagebeloningen onder voorwaarden toch onbelast uitkeren. Ik verwijs naar paragraaf 16.10 / 15.10 van het Handboek. Voor stagiairs in (fictieve) dienstbetrekking geldt dat de afdrachtvermindering onderwijs van toepassing kan zijn. Ik verwijs naar de inleiding van hoofdstuk 25 / 24 en paragraaf 25.1 / 24.1 van het Handboek. Voor algemene heffingsaspecten met betrekking tot de inkomsten van stagiairs verwijs ik tevens naar het besluit van 14 december 2010, nr. DGB2010/2202M, Stcrt. 2010, nr. 20500.
Artikel 6 Deeltijdarbeid Bij een deeltijdwerker is eerst van overuren sprake als er ook voor een voltijder sprake zou zijn van overuren.
Kenmerk
4
CAO voor de vleessector Indien sprake is van loon voor overuren in de fiscale betekenis van een beloning voor arbeid welke een werknemer verricht gedurende de tijd die uitgaat boven de voor die werknemer geldende normale arbeidsduur, mag de werkgever voor de loonheffing de tabellen voor bijzondere beloningen toepassen. Ik verwijs naar paragraaf 7.3.6 van het Handboek. Dit overwerkloon behoort niet tot het WVA-loon. Dit is anders in het geval de werkgever de deeltijdfactor vaststelt aan de hand van het aantal uren waarover het loon verschuldigd is in plaats van het contractueel vastgelegde aantal uren. In dat geval moet de werkgever vooraf, voor de periode van een kalenderjaar, vastleggen dat hij van deze mogelijkheid gebruik maakt en voor welke categorie werknemers hij dit doet. Ik verwijs naar paragraaf 25.1.11 / 24.1.11 van het Handboek.
Artikel 11 Werkkleding De werkgever is verplicht de aanschaf en het onderhoud van bedrijfskleding en schoeisel en persoonlijke beschermingsmiddelen voor zijn rekening te nemen. Werkkostenregeling Indien de werkgever de werkkostenregeling toepast, dan behoren zowel de vergoeding en verstrekking van (werk-)kleding als de ter beschikking gestelde (werk-)kleding tot het loon van de werknemer. De werkgever kan deze vergoeding of de waarde van de verstrekte of ter beschikking gestelde kleding als eindheffingsloon aanwijzen en onderbrengen in de vrije ruimte. Voor de waardering ervan verwijs ik naar paragraaf 4.5 van het Handboek. Voor ter beschikking gestelde kleding geldt een uitzondering. Als ter beschikking gestelde kleding geheel of deels op de werkplek wordt gebruikt, is de waarde hiervan nihil in de volgende drie situaties: a) de kleding is uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt om tijdens de vervulling van de dienstbetrekking te worden gedragen; b) de kleding is voorzien van een of meer duidelijk zichtbare, aan de inhoudingsplichtige gebonden beeldmerken met een oppervlakte van samen tenminste 70 cm2 per kledingstuk; c) de kleding blijft achter op de werkplek. Mogelijk kwalificeert de kleding als een arbovoorziening. Arbovoorzieningen die de werkgever verstrekt of ter beschikking stelt, behoren niet tot het loon indien de werknemer deze gebruikt of verbruikt op de werkplek. Ik verwijs naar paragraaf 20.2.7 van het Handboek. Het onderhoud van de kleding volgt het regime van de kleding; de vergoeding of de waarde van de verstrekking van het onderhoud behoort tot het loon tenzij de kleding onder de hierboven genoemde nihilwaarderingen valt. Overgangsregeling Indien de werkgever gebruik maakt van de oude regelgeving van vrije vergoedingen en verstrekkingen dan behoort de vergoeding, de verstrekking of de ter beschikkingstelling van kleding tot het loon tenzij sprake is van een van de volgende situaties: a) er sprake is van werkkleding in fiscale zin; b) er sprake is van ter beschikking gestelde kleding die tevens aantoonbaar op het werk achterblijft; c) de vergoeding of de verstrekking van kleding vormt een arbovoorziening. Kleding is slechts in fiscale zin als werkkleding aan te merken indien zij: a. uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt is om tijdens de vervulling van de dienstbetrekking te worden gedragen; b. is voorzien van een of meer duidelijk zichtbare, aan de inhoudingsplichtige gebonden beeldmerken met een oppervlakte van samen tenminste 70 cm2 per kledingstuk. Als de kleding een arbovoorziening vormt gelden de volgende (aanvullende) voorwaarden: - de werkgever heeft een arboplan; - de verstrekking van kleding maakt in redelijkheid deel uit van dat arboplan;
Kenmerk
5
CAO voor de vleessector - de kleding wordt overwegend tijdens werktijd gedragen; - de werknemer hoeft geen eigen bijdrage te betalen; - er is geen sprake van een aanmerkelijke privé-besparing voor de werknemer. Ik verwijs naar paragraaf 19.3 van het Handboek. In de praktijk kan men ervan uitgaan dat in ieder geval sprake is van een aanmerkelijk privévoordeel als de privé-uitgaven van de werknemer op jaarbasis € 454 lager zullen zijn dan de privé-uitgaven van met hem vergelijkbare werknemers. In alle overige gevallen moet de werkgever de vergoeding of de waarde van de verstrekte of ter beschikking gestelde kleding tot het loon rekenen. Ik verwijs naar paragraaf 19.42 van het Handboek. Voor de onderhoudskosten van kleding geldt dat, als er sprake is van werkkleding in fiscale zin of van een arbovoorziening, de werkgever het onderhoud belastingvrij mag vergoeden of verstrekken. Is geen sprake van werkkleding, dan behoort de werkgever de vergoeding van onderhoudskosten en/of de waarde van de verstrekking tot het loon te rekenen. Voor de waardering van zowel de kleding als van de onderhoudskosten verwijs ik naar paragraaf 4.5 van het Handboek. WVA Voor de WVA geldt dat voor zover ter zake van kleding sprake is van loon voor de loonheffingen, tevens sprake is van WVA-loon, tenzij de werkgever de desbetreffende vergoeding of verstrekking in de regel slechts eenmaal of in de regel eenmaal per jaar toekent. Ik verwijs naar paragraaf 25.1.10 / 24.1.10 van het Handboek.
Artt. 23 t/m 32 Toeslagen en uitkeringen De cao kent diverse toeslagen. Het kan gaan om een ploegen-, inconvenienten- of overwerktoeslag. Het kan ook gaan om een toeslag bij ongunstige uren, een persoonlijke toeslag, een toeslag voor een extra opkomst, een toeslag “ehbo-diploma” of een diplomatoeslag. De cao kent ook een vakantietoeslag, een eindejaars- en overlijdensuitkering. In artikel 27 van de cao valt het woord vleespakket. De vergoeding van het reguliere uurloon met daarbij één of meerdere toeslagen behoort tot het loon. Indien sprake is van overwerkloon in fiscale zin mag de werkgever voor de loonheffing de tabellen voor bijzondere beloningen toepassen. Ik verwijs naar mijn opmerkingen bij artikel 6 van deze cao. Ook een vakantietoeslag en een eindejaars- en overlijdensuitkering behoren tot het loon en ook de tabellen voor bijzondere beloningen kunnen aan de orde zijn. Een toeslag of uitkering welke eenmaal of in de regel eenmaal per jaar wordt toegekend, behoort niet tot het WVA-loon. Ik verwijs naar paragraaf 25.1.10 / 24.1.10 van het Handboek. Voor de overige gevolgen van (de aanspraak op) een (eenmalige) overlijdensuitkering voor de loonheffingen verwijs ik naar de paragrafen 19.1.7 en 19.1.8 / 18.1.7 en 18.1.8 van het Handboek. In deze paragrafen staan uitvoerig de gevolgen beschreven van een aantal te onderscheiden situaties. Een vleespakket behoort tot het loon. Een werkgever die de werkkostenregeling toepast kan dit loon in natura als eindheffingsloon onderbrengen in de vrije ruimte. Ik verwijs naar de paragrafen 4.5 en 4.7.2 van het Handboek. Indien de werkgever nog de oude regelgeving toepast, kan deze kiezen voor eindheffing. Ik verwijs ook naar de paragrafen 23.3 en 23.5 van het Handboek.
Kenmerk
6
CAO voor de vleessector Artikel 34 Uitruil van arbeidsvoorwaarden De werkgever in de vleessector kan met werknemers die niet permanent in Nederland woonachtig zijn van de cao afwijkende arbeidsvoorwaarden afspreken. Het loon kan deels in natura worden voldaan of in de vorm van vergoedingen in verband met extraterritoriale kosten van die werknemer. Het kan gaan om vergoedingen en/of verstrekkingen voor dubbele huisvestingskosten, vervoerskosten van en naar de woonplaats in het land van herkomst en extra uitgaven van levensonderhoud. Deze uitruil geldt ook voor dergelijke inleen- en uitzendkrachten. Er kan fiscaal sprake zijn van belastingvrije vergoedingen, verstrekkingen of gerichte vrijstellingen. De fiscale regelgeving over vervoer is beschreven in het hoofdstuk 21 / 20 van het Handboek. De regelgeving over huisvesting is beschreven in de paragrafen 20.2.12, 20.3.4. / 19.21 (huisvesting buiten de woonplaats), 19.24 (inwoning) en 19.56 (woning). Voor werknemers die van buiten Nederland in dienstbetrekking worden genomen, kunnen onder voorwaarden verstrekkingen en vergoedingen voor o.a. extra kosten van levensonderhoud onbelast blijven (zie hiervoor paragraaf 20.1.7 / 19.54 van het Handboek en het Besluit van 11 februari 2004, nr. CPP2003/641M). Het is aan de werkgever om de kosten, die hij aan de uitzendkracht vergoedt, aannemelijk te maken. Als de werkgever bijvoorbeeld huisvesting of vervoer verstrekt, dan maakt de werknemer ter zake geen kosten en kan voor huisvesting of vervoer geen vrijgestelde vergoeding worden gegeven. Van de kosten die zijn vergoed of de verstrekkingen die zijn gedaan dienen bewijsstukken in de (loon)administratie te worden bewaard. Uitruil van arbeidsvoorwaarden Vanuit fiscaal oogpunt staat het werkgevers en werknemers vrij om arbeidsvoorwaarden uit te ruilen. Dit moet voldoende realiteitswaarde hebben. Daarbij is het belangrijk een situatie waarin sprake is van een wijziging van de overeengekomen beloning duidelijk te onderscheiden van de situatie dat sprake is van besteding van (al genoten) loon. De vormgeving van de keuzemogelijkheid is van belang om sterk gelijkende situaties met verschillende gevolgen voor de loonheffingen van elkaar te onderscheiden. De uitruil van de arbeidsvoorwaarden dienen werkgever en werknemer te beschouwen en duidelijk vast te leggen als een wijziging van of een aanvulling op de arbeidsovereenkomst. Als werkgevers en werknemers hier onvoldoende aandacht aan besteden is het mogelijk dat de wijziging niet de beoogde fiscale gevolgen heeft. Als sprake is van het besteden van loon, is het loon fiscaal reeds genoten, en wel voorafgaand aan of door de ruil. Het loon is dan belast. Ik verwijs naar paragraaf 4.14 / 19.7 van het Handboek en het besluit van 28 januari 2011, nr. DGB2011/1M, Stcrt. nr. 2130. Een periodieke vaste uitruil veronderstelt constante extraterritoriale kosten. Voor de regels over onbelaste vaste kostenvergoedingen verwijs ik naar het Handboek 4.6.1. De vergoeding van in een eerder jaar gemaakte kosten behoort in beginsel tot het loon. Dit is slechts anders als de werknemer in dat eerdere jaar reeds een onvoorwaardelijk recht op die vergoeding had. Bij een uitruilsysteem ontstaat zo’n onvoorwaardelijk recht eerst als de werknemer zijn keuze daadwerkelijk aan zijn werkgever kenbaar maakt. Een loonsverlaging leidt in beginsel tevens tot een verlaging van het pensioengevend loon. Onder voorwaarden kan deze verlaging achterwege blijven. Deze voorwaarden staan in onderdeel 4 van het besluit van 9 september 2010, nr. DGB2010/2733M, Stcrt. nr. 14304.
Kenmerk
7
CAO voor de vleessector Artikel 35 Koffiegeld Werkgevers zullen geen kosten van thee en koffie doorberekenen aan de eigen werknemer. Werkkostenregeling Consumpties die u op de werkplek van de werknemer verstrekt zijn onbelast. Het gaat hier bijvoorbeeld om koffie, thee, gebak, een stuk fruit en andere tussendoortjes van weinig waarde (maaltijden vallen hier dus niet onder). Een vergoeding voor consumpties op de werkplek is loon van de werknemer. U kunt deze vergoeding ook als eindheffingsloon onderbrengen in uw vrije ruimte. (Handboek paragraaf 20.2.6.) Overgangsregeling Een vergoeding of verstrekking van consumpties die tijdens werktijd worden genuttigd, behoort niet tot het loon. Het gaat hier bijvoorbeeld om koffie, thee, gebak, een stuk fruit en andere tussendoortjes van weinig waarde. Maaltijden vallen hier niet onder. Voor deze consumpties kunt u zonder nader bewijs aan de werknemer een onbelaste vergoeding betalen van maximaal € 0,55 per dag. Dit geldt niet als u de werknemer tegelijkertijd consumpties tijdens werktijd verstrekt (Handboek paragraaf 19.8).
Artikel 38 Onbetaald verlof Werknemers hebben in overleg het recht om onbetaald verlof op te nemen. Als de werkgever wegens onbetaald verlof de loonbetaling staakt, eindigt het loontijdvak. Dit heeft onder meer gevolgen voor de berekening van de premies werknemersverzekeringen en voor de tabeltoepassing. Ik verwijs naar de paragrafen 5.5.2 respectievelijk 7.3.4 van het Handboek.
Art. 46 Vakantierechten bij einde dienstbetrekking Bij het einde van de dienstbetrekking worden niet genoten verlofuren uitbetaald. Teveel genoten verlofuren worden verrekend met het laatste salaris. Een vergoeding wegens te weinig genoten verlofuren behoort tot het loon. Voor de loonheffing mag de werkgever naar keuze de tabellen voor bijzondere beloningen of de tijdvaktabellen toepassen. Als de tabellen voor bijzondere beloningen tot een lagere inhouding leiden of als de werkgever uitsluitend premie voor de volksverzekeringen op het loon inhoudt, dan is het gebruik van die tabellen verplicht. Ik verwijs naar paragraaf 7.3.6 van het Handboek. Een eenmalige vergoeding wegens te weinig genoten vakantiedagen behoort niet tot het WVA-loon. Ik verwijs naar paragraaf 25.1.10 / 24.1.10 van het Handboek. Bij verrekening in geld van teveel genoten vakantiedagen is sprake van negatief loon. Ik verwijs naar paragraaf 4.10 van het Handboek. De verrekening van teveel genoten vakantiedagen verlaagt het WVA-loon niet. Ik verwijs naar paragraaf 25.1.10 / 24.1.10 van het Handboek.
Artikel 47 Scholing De werkgever is verplicht een studiefaciliteitenregeling vast te stellen. De werkgever die een beroep wil doen op een vergoeding uit het Fonds Collectieve Belangen Vleessector is verplicht een opleidingsplan op te stellen. De werkgever is verplicht de cursus “Nederlands op de werkvloer” aan te bieden. Vergoedingen of verstrekkingen in verband met een studie of een opleiding die een werknemer volgt in het kader van de dienstbetrekking dan wel voor het verkrijgen van inkomsten uit werk en woning, behoren, voor zover er werkelijk sprake is van beroeps- of studiekosten, niet tot het loon. Voor meer informatie over de vergoeding van beroeps- en studiekosten verwijs ik naar de paragrafen 20.1.4 en 20.1.5 / 19.11 en 19.38 van het Handboek.
Kenmerk
8
CAO voor de vleessector Een vergoeding voor reizen is vrijgesteld als de vergoeding niet uitgaat boven de werkelijk gemaakte kosten. Voor vergoeding van binnenlandse reizen in verband met een opleiding of studie met het oog op het verwerven van inkomen uit werk en woning geldt dat de vergoeding van de werkelijke kosten gemaximeerd is tot € 0,19 per kilometer. Ik verwijs naar hoofdstuk 21 / 20 van het Handboek voor administratieve verplichtingen met betrekking tot reiskostenvergoedingen. Een vergoeding van het fonds aan de werkgever raakt de berekening van loonheffingen niet. De cursus “Nederlands op de werkvloer” behoort enkel niet tot het loon als er sprake is van een werknemer die tijdelijk verblijft buiten het land van herkomst in het kader van de dienstbetrekking.
Artikel 49 Verrekening WGA-premie Indien het fiscaal mogelijk is, zal de WGA-premie van de werknemer ingehouden worden op het brutoloon. Het is fiscaal niet mogelijk de premie in te houden op het brutoloon. De op de werknemer verhaalde premie blijft buiten de berekening van loonheffingen en beïnvloedt enkel het nettoloon. Ik verwijs naar paragraaf 5.4.6 van het Handboek.
Artikel 50 Medische keuring Voor sommige functies is de werknemer verplicht zich medisch te keuren op kosten van de werkgever. Werkkostenregeling Als de werkgever de werkkostenregeling toepast en de keuring plaatsvindt op de werkplek èn de keuring tevens als een voorziening op grond van de Arbeidsomstandighedenwet kwalificeert, geldt voor de voorziening een zogenoemde nihilwaardering. Feitelijk betekent dit dat de waarde van de voorziening weliswaar tot het loon behoort, maar dat zij toch (door de nihilwaardering) onbelast blijft. Van belang is onder meer dat sprake moet zijn van een voorziening. Deze term is bedoeld om vergoedingen uit te sluiten. Als de werkgever aan de werknemer de kosten van een keuring vergoedt, behoort de vergoeding tot het loon voor de loonheffingen. De werkgever kan deze vergoeding als eindheffingsloon aanwijzen en onderbrengen in de vrije ruimte. Ik verwijs naar paragraaf 20.2.5 van het Handboek. Overgangsregeling Als de werkgever de werkkostenregeling (nog) niet toepast geldt de facto géén uitsluiting voor vergoedingen. Evenmin geldt als voorwaarde dat de keuring op de werkplek plaats moet vinden. Wel geldt onverkort de voorwaarde dat de voorziening of vergoeding op de Arbeidsomstandighedenwet moet zijn gebaseerd. Ik verwijs naar paragraaf 19.3 van het Handboek.
Artikel 51 WIA-verzekering De werkgever verzekert de werknemer voor arbeidsongeschiktheid. De premie komt voor 75% voor rekening van de werknemer en wordt ingehouden op het loon. Aanspraken op uitkeringen op grond van de WIA zijn vrijgesteld. De uitkeringen zijn wel belast. Het werknemersdeel van de premie komt in mindering op het brutoloon bij de berekening van de loonheffingen.
Kenmerk
9
CAO voor de vleessector
Artikel 52 Terugdringing ziekteverzuim Er kan sprake zijn van een wachtdag bij ziekte van de werknemer. De werknemer ontvangt dan geen loon. De wachtdag is van invloed op het WVA-loon in het loontijdvak. Dat wordt lager. De dag behoort echter nog steeds tot de contractueel overeengekomen arbeidsduur. Dat betekent dat er geen sprake is van een breuk in het loontijdvak met de hieraan verbonden consequenties voor (onder meer) de tijdvaktabel, de franchisetoepassing en het maximumpremieloon.
Artikel 61 Vormings- en ontwikkelingsfonds Deze cao regelt het CAO Fonds Collectieve Belangen. Dit fonds kent een subsidiereglement. Deze cao en het subsidiereglement zijn een bijlage bij de cao voor de vleessector en maakt zo deel uit van de arbeidsvoorwaarden van de werknemer. De werkgever kan een subsidie krijgen en is premie aan het fonds verschuldigd. Werkgeversubsidies en -premies raken de berekening van loonheffingen niet. De diplomatoeslag voor de leerling van € 204 behoort tot het loon van de werknemer. Dit geldt ook voor de “blijftoeslag” na één jaar van € 272. De werkgever is in alle gevallen inhoudingsplichtig. Deze éénmalige toeslagen behoren niet tot het WVA-loon. Slechts de werkgever heeft onder voorwaarden recht op afdrachtkortingen.
Artikel 62 Employability De werknemer kan een bijdrage krijgen van maximaal € 500 per jaar voor scholing ter verbetering van de positie op de arbeidsmarkt. Er kan sprake zijn van een bijdrage aan de werknemer voor een loopbaanadvies van maximaal € 750,De bijdrage wordt via het sociaal secretariaat van het Fonds Collectieve Belangen Vleessector uitbetaald. Dit secretariaat brengt de kosten in rekening bij de werkgever. Voor de fiscale regels met betrekking tot scholing verwijs ik u naar mijn opmerkingen bij artikel 47 van deze cao. De werkgever is inhoudingsplichtig ingeval er sprake is van een vergoeding voor scholing die tot het loon behoort. Een bijdrage aan de werknemer voor een loopbaanadvies behoort niet tot het loon. (Handboek 20.1.4 / 19.26)
Artikel 63 EVC Werknemers kunnen een EVC certificaat behalen op kosten van het Fonds Collectieve Belangen Vleessector. Met een EVC procedure kan de werknemer zijn competenties laten vaststellen en - leggen. Als de kosten van de procedure worden vergoed, behoort die vergoeding niet tot het loon. De werkgever heeft onder voorwaarden recht op een afdrachtvermindering van € 327 per procedure. Ik verwijs u naar het Handboek paragraaf 25.1.8 / 24.1.8.
Kenmerk
10
CAO voor de vleessector
Artikel 64 Vakbondsfaciliteiten Werkgevers zullen vakbondscontributies in mindering brengen op het brutoloon en vervolgens netto weer aan de werknemer uitkeren, dit binnen de fiscale mogelijkheden. In de werkkostenregeling behoort de vergoeding voor de contributie van een vakbond tot het loon van de werknemer. De werkgever kan de vergoeding aanwijzen als eindheffingsloon en in de vrije ruimte onderbrengen. In de oude regelgeving behoort een vergoeding voor de contributie van een vakbond niet tot het loon. Ik verwijs naar paragraaf 19.10 van het Handboek. Uitruil van arbeidsvoorwaarden De werkgever mag bij de berekening van de loonheffingen de vergoeding niet in mindering brengen op het (belastbaar) tabelloon. Dit cao-artikel maakt het wèl mogelijk om een individuele afspraak te maken over een van de cao afwijkend overeengekomen loon. Ik verwijs naar mijn opmerkingen bij artikel 34 van deze cao. Het gebruik van het model “declaratieformulier vergoeding van de lidmaatschapskosten van een werknemersorganisatie” leidt tot zo’n individuele afspraak, mits de het lagere loon in december ook doorwerkt naar andere daaraan gekoppelde arbeidsvoorwaarden. Een loonsverlaging leidt in beginsel tevens tot een verlaging van het pensioengevend loon. Onder voorwaarden kan deze verlaging achterwege blijven. Deze voorwaarden staan in onderdeel 4 van het besluit van 9 september 2010, nr. DGB2010/2733M, Stcrt. nr. 14304.