Oost kantoor Almelo
1
>
Telefoon 0800 - 0543 Postbus 5105
Telefax
7600 GL ALMELO
(0546) 47 28 01
Kennisgroep CAO
WENb Postbus 9009 6800 DL ARNHEM
. . . . . . . . . . . . .
Datum
7 mei 2012 Uw kenmerk
Kenmerk
TM12-02-kg Energie NWb Betreft
Beoordeling CAO NWb op fiscale aspecten
Geachte heer , In mijn brief van 27 augustus 2009 heb ik u geïnformeerd over de fiscale aspecten van de CAO Energie. Vanaf 1 mei 2011 gelden de CAO Netwerkbedrijven en de CAO Productie- en Leveringsbedrijven, zoals deze zijn overeengekomen tot en met 30 april 2013. Ook deze CAO’s heb ik op fiscale aspecten beoordeeld. In deze brief informeer ik u over het resultaat van de beoordeling van de CAO Netwerkbedrijven. Een belangrijke doelstelling van de beoordeling is, onveranderd, de werkgevers in staat te stellen om hun fiscale verplichtingen zo goed mogelijk na te komen. Net zoals de vorige keer heb ik mijn beoordeling beperkt tot de in mijn ogen belangrijkste fiscale aspecten. De beoordeling heeft plaatsgevonden naar de wet- en regelgeving zoals die geldt per 1 januari 2012 en is dus inclusief nieuwe regels rondom de werkkostenregeling. Wellicht ten overvloede vermeld ik dat u aan deze beoordeling alleen vertrouwen kunt ontlenen voor zover ik fiscale aspecten expliciet benoem. Ik verzoek u om de CAO-partijen van de inhoud van deze brief op de hoogte te stellen. Ik ga ervan uit dat ik u hiermee voldoende heb geïnformeerd. Als u vragen of opmerkingen heeft, kunt u mij bereiken op doorkiesnummer 0546 - 472 386. Uiteraard kunt u ook bij mij terecht als u informatie wenst over de fiscale aspecten van niet in deze beoordeling betrokken CAO-bepalingen.
Hoogachtend, Namens de inspecteur
ON 505 - 1Z*1ED
Belastingdienst/Kennisgroep CAO
Bezoekadres In uw antwoord datum en kenmerk van deze brief vermelden
Stationsstraat 5 ALMELO
Kenmerk
2
TM12-02-kg Energie NWb Bijlage CAO Netwerkbedrijven 2011-2013 In deze rapportage verwijs ik naar het Handboek Loonheffingen 2012 (hierna: Handboek). U kunt het Handboek raadplegen op of downloaden van de site van de Belastingdienst (www.belastingdienst.nl). Uiteraard vindt u hier ook steeds het laatste nieuws, waarover u zich ook door middel van een rss-feed kunt laten informeren. Op de site kunt u ook de door de Belastingdienst uitgevoerde cao-beoordelingen terugvinden (zoekterm: cao-beoordeling). Met ingang van 1 januari 2011 is de werkkostenregeling ingevoerd. Dit is de nieuwe regeling van kostenvergoedingen en voorzieningen voor de werknemer. Hiertoe is de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB) gewijzigd en zijn tevens de uitvoeringsbepalingen herschreven. De nieuwe uitvoeringsbepalingen zijn vervat in de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011 (hierna: URLB 2011). Tot 2014 kunnen werkgevers jaarlijks aan het begin van het jaar kiezen om de oude regeling toe te passen. Met ingang van 1 januari 2014 is toepassing van de werkkostenregeling verplicht. Informatie over de werkkostenregeling vindt u in het Handboek en ook op de site van de Belastingdienst (www.belastingdienst.nl/Zakelijk/Personeel en loon/Werkkostenregeling). De (loon)begrippen voor de diverse wetten waarop de loonheffingen zijn gebaseerd kunnen verschillen. De loonheffingen bestaan uit de loonheffing (loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen), de premies werknemersverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw). Ook voor de toepassing van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (hierna: WVA) geldt dat soms sprake is van afwijkende begrippen. Als sprake is van loon voor de loonheffingen en tevens van WVA-loon, dan gebruik ik de term “loon”. Artikel 1.3
Structuur
Volgens dit artikel geldt voor de bedrijven tevens een bedrijfs-cao, waarin de cao-partijen op ondernemingsniveau nadere afspraken maken, onder meer over het Benefit Budget. Hoewel deze bedrijfscao’s niet onder de reikwijdte van de onderhavige beoordeling vallen, wil ik hier toch een kanttekening bij plaatsen. Vanaf medio 2009 hebben de WENb en de Belastingdienst regelmatig overlegd over de fiscale gevolgen van het Benefit Budget. Ondanks het constructieve en zorgvuldige centrale overleg is gebleken dat over deze gevolgen gemakkelijk misverstanden ontstaan. Indien en voor zover bedrijven twijfelen over de fiscale aspecten van het in de onderhavige CAO geregelde Benefit Budget (zie bij artikel 13.1 en verder) kunnen zij, onder verwijzing naar deze brief, contact opnemen met de bevoegde inspecteur. Een dergelijke afstemming ligt, zo mogelijk, nog méér in de rede als sprake is van nadere afspraken over het Benefit Budget in een bedrijfs-cao. Artikel 1.7
Pensioenregeling
Volgens dit artikel is de pensioenregeling ondergebracht bij Stichting Pensioenfonds ABP. Deze pensioenregeling heb ik niet beoordeeld. Artikel 2.3
Bijdrage aan de werknemersorganisatie
In dit artikel is overeengekomen dat de werkgever aan de gezamenlijke vakorganisaties die partij zijn bij de cao een jaarlijkse bijdrage in de kosten van het scholings- en vormingswerk verleent van € 16, - per werknemer. Deze betaling behoort in deze context niet tot het loon, omdat er geen sprake is van een schuld van de werknemer die de werkgever voor zijn rekening neemt. Er kan wel sprake zijn van loon als de werkgever kan bepalen wat zijn eigen werknemer in dit verband (via de vakorganisatie) weer zal genieten.
Kenmerk
3
TM12-02-kg Energie NWb
De werkgever kan in een concreet geval, eventueel onder verwijzing naar deze brief, uitsluitsel vragen aan de bevoegde inspecteur. Artikel 2.13
Verbod beïnvloeding door derden
Dit artikel verbiedt de werknemer om, anders dan met toestemming van de werkgever, in verband met zijn arbeidsovereenkomst vergoedingen, beloningen en giften en dergelijke van derden aan te nemen. Wanneer de werknemer zonder medeweten van de werkgever loon van derden ontvangt (onder welke naam dan ook) valt dit niet onder het bereik van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB). In dat geval moet de werknemer dat loon als inkomen in zijn aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen aangeven. Indien sprake is van dergelijk mèt toestemming van de werkgever aanvaard loon behoort dat (wel) tot het loon waarover de werkgever loonheffingen moet inhouden. De werkgever of de werknemer kan desgewenst met de bevoegde inspecteur afstemmen of een beloning etc. van een derde tot het loon behoort. Artikel 2.18
Aansprakelijkheidsverzekering
Dit artikel geeft de werkgever in bepaalde situaties van schade, indien sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid, verhaalsrechten op de werknemer. Betalingen door werknemers aan werkgevers op grond van deze rechten vloeien voort uit het civiele recht en vormen geen negatief loon. Zie paragraaf 4.10 van het Handboek. Als de werkgever geen (of onvoldoende) gebruik maakt van zijn verhaalsmogelijkheden kan sprake zijn van loon voor de loonheffingen. Artikel 2.20
Vergoeding schade
Dit artikel geeft de werknemer in bepaalde situaties van schade recht op een schadevergoeding door de werkgever. In voorkomende gevallen behoort een dergelijke schadevergoeding mogelijk niet tot het loon. Ik verwijs naar paragraaf 19.42 van het Handboek. De werkgever kan, eventueel onder verwijzing naar deze brief, in concrete gevallen uitsluitsel vragen aan de voor hem bevoegde inspecteur. Artikel 2.23
Reis- en verblijfkosten
Volgens dit artikel heeft de werknemer ter zake van reizen in het belang van het werk recht op vergoeding van reis- en verblijfkosten. Deze vergoedingen zijn geregeld in de bedrijfscao’s. Ik heb de bedrijfscao’s niet beoordeeld. Voor wat betreft de fiscale gevolgen van reis- en verblijfkostenvergoedingen verwijs ik naar het Handboek. Paragraaf 4.5 van het Handboek behandelt de hoofdregels van vrije vergoedingen. Hoofdstuk 20 van het Handboek is gewijd aan het vergoeden van reiskosten. Artikel 2.25
Preventief medisch onderzoek
Volgens dit artikel moet de werkgever de werknemer in het kader van het gezondheidsbeleid periodiek een preventief medisch onderzoek aanbieden. Voor de fiscale aspecten van dit artikel is van belang of de werkgever wel of niet de werkkostenregeling toepast.
Kenmerk
4
TM12-02-kg Energie NWb Als de werkgever de werkkostenregeling toepast en het medisch onderzoek plaatsvindt op de werkplek èn dat onderzoek tevens als een voorziening op grond van de Arbeidsomstandighedenwet kwalificeert, geldt voor de voorziening een zogenoemde nihilwaardering. Feitelijk betekent dit dat de waarde van de voorziening weliswaar tot het loon behoort, maar dat zij toch (door de nihilwaardering) onbelast blijft. Van belang is onder meer dat sprake moet zijn van een voorziening. Deze term is bedoeld om vergoedingen uit te sluiten. Als de werkgever aan de werknemer de kosten van een preventief medisch onderzoek vergoedt, behoort de vergoeding tot het loon voor de loonheffingen. Ik verwijs naar paragraaf 19.4 van het Handboek. Als de werkgever de werkkostenregeling (nog) niet toepast geldt de facto géén uitsluiting voor vergoedingen. Wel geldt onverkort de voorwaarde dat de voorziening of vergoeding op de Arbeidsomstandighedenwet moet zijn gebaseerd. Ik verwijs naar paragraaf 19.4 van het Handboek. Artikel 3.4
Telewerken/thuiswerken
Volgens dit artikel kunnen de werkgever en de werknemer in een telewerkovereenkomst nadere afspraken maken om thuis te werken en/of te telewerken. Voor de fiscale aspecten van dit artikel is van belang of de werkgever wel of niet de werkkostenregeling toepast. Als de werkgever de werkkostenregeling toepast is van belang dat een werkruimte in de eigen woning van de werknemer niet als werkplek kwalificeert. Fiscaal geldt voor sommige werkplekvoorzieningen, al dan niet onder voorwaarden, een nihilwaardering. Dit betekent dat de voorziening als zodanig weliswaar loon vormt maar feitelijk, door dit loon op nihil te waarderen, toch onbelast blijft. Omdat de werkruimte thuis géén werkplek in fiscale zin is, kan in beginsel geen nihilwaardering gelden. De enige uitzondering betreft voorzieningen die rechtstreeks uit het arbeidsomstandighedenbeleid voortvloeien dat de werkgever op grond van de Arbeidsomstandighedenwet voert. Uitsluitend voor deze voorzieningen kwalificeert de werkruimte thuis wèl als werkplek in fiscale zin. Uitsluitend deze voorzieningen komen dus in aanmerking voor een nihilwaardering. Ik verwijs naar de paragrafen 17.1.4 en 19.55 van het Handboek. Tevens verwijs ik naar onderdeel 4.10 van het besluit van 25 november 2011, nr. BLKB2011/1828M, waarin meer informatie is opgenomen inzake het begrip werkplek. Als de werkgever de werkkostenregeling (nog) niet toepast gelden voor de werkruimte thuis en de inrichting hiervan aparte fiscale regels. Voor meer informatie over de vergoeding van de kosten van thuis telewerken verwijs ik naar de paragrafen 3.3.1, 4.4 en 19.55 van het Handboek. Artikel 3.5
Medische keuringen
Volgens dit artikel is op medische keuringen in verband met het aangaan of wijzigen van een arbeidsverhouding de Wet op de medische keuringen van toepassing. Daarbij is tevens bepaald dat de kosten van de medische keuring voor rekening van de werkgever komen. Ik verwijs naar de fiscale aspecten bij artikel 2.25 van de CAO. Artikel 4.8
Jubileumgratificatie
In dit artikel is het recht op een jubileumgratificatie geregeld. Zo heeft de werknemer die 10, 20, 30, 40 of 50 onafgebroken bij (rechtsvoorgangers) van de werkgever in dienst is geweest recht op een gratificatie die oploopt van 25% tot 200% van het salaris. Daarnaast voorziet de regeling in enkele aanwijzingen voor de berekening van de in aanmerking te nemen diensttijd en salaris. Fiscaal geldt een - afwijkende - regeling voor diensttijduitkeringen. Een gratificatie tot maximaal het loon over een maand is vrijgesteld na het bereiken van een diensttijd van tenminste 25 jaar of tenminste 40
Kenmerk
5
TM12-02-kg Energie NWb jaar. Ik verwijs naar paragraaf 19.14 van het Handboek, waarin onder meer staat welk salaris de werkgever in aanmerking mag nemen. Voor het bepalen van de diensttijd mag de werkgever alleen die perioden meetellen gedurende welke de werknemer van - in materieel opzicht - dezelfde werkgever loon heeft genoten. Ook de tijd welke is doorgebracht bij eerdere werkgevers vallend onder dezelfde CAO telt mee voor het berekenen van de diensttijd. Artikel 5.7
Reistijdvergoeding
Volgens dit artikel komt de werknemer die in verband met een dienstreis tenminste één uur extra moet reizen, onder voorwaarden, in aanmerking voor een compensatie van de extra reistijd in de vorm van een uitkering op basis van het salaris per uur. Voor de toepassing van de WVA mag de werkgever deze uitkering als overwerkloon beschouwen. Ik verwijs naar paragraaf 24.1.3 van het Handboek en naar het besluit van 29 juni 2011, nr. BLKB 2011/66M. Artikel 5.13
Financiële gevolgen bij verandering van rooster
Volgens dit artikel mag de werkgever het rooster van de werknemer veranderen. Hij moet dan de voor de werknemer onvermijdelijk direct daaruit voortvloeiende financiële gevolgen voor zijn rekening nemen. In voorkomende gevallen behoort een dergelijke schadevergoeding mogelijk niet tot het loon. Ik verwijs naar paragraaf 19.42 van het Handboek. De werkgever kan, eventueel onder verwijzing naar deze brief, in concrete gevallen uitsluitsel vragen aan de voor hem bevoegde inspecteur. Artikelen 6.1 t/m 6.4
Overwerktoeslag
In deze artikelen is het recht op overwerktoeslag geregeld. De vergoeding van het reguliere uurloon met daarbij de toeslag voor overwerk behoort tot het loon. Indien sprake is van overwerkloon in de betekenis van een beloning voor arbeid welke een werknemer verricht gedurende de tijd die uitgaat boven de voor die werknemer geldende normale arbeidsduur mag de werkgever voor de loonheffing de tabellen voor bijzondere beloningen toepassen. Ik verwijs naar paragraaf 7.3.6 van het Handboek. Voor de WVA geldt als hoofdregel dat overwerkloon niet tot het WVA-loon behoort. Ik verwijs naar paragraaf 24.1.3 van het Handboek. In aanvulling hierop informeer ik u dat in situaties waarin sprake is van overwerk in verband met een extra opkomst, bedoeld in artikel 6.1 lid 4 van de cao, de vergoeding voor dat overwerk integraal als overwerkvergoeding kwalificeert. Ik verwijs naar het besluit van 29 juni 2011, nr. BLKB 2011/66M. Een uitzondering op de hoofdregel geldt in de gevallen dat de werkgever de deeltijdfactor vaststelt aan de hand van het aantal uren waarover het loon verschuldigd is in plaats van het contractueel vastgelegde aantal uren. In dat geval moet de werkgever vooraf, voor de periode van een kalenderjaar, vastleggen dat hij van deze mogelijkheid gebruik maakt en voor welke categorie werknemers hij dit doet. Ik verwijs naar paragraaf 24.1.4 van het Handboek. Artikel 6.4 en 6.5
Toeslag verschoven werktijd
In deze artikelen is het recht op een toeslag voor verschoven werktijd geregeld. De vergoeding van het reguliere uurloon met daarbij de toeslag voor verschoven werktijd behoort tot het loon voor de loonheffingen. Als een werknemer deze toeslag maar één keer of in de regel één keer per jaar ontvangt, behoort deze niet tot het WVA-loon. Ik verwijs naar paragraaf 24.1.3 van het Handboek.
Kenmerk
6
TM12-02-kg Energie NWb Artikel 7.3
Vergoeding van wacht- en storingsdienst
In dit artikel is het recht op een vergoeding van wacht- en storingsdiensten geregeld. Deze vergoeding behoort tot het loon. Als sprake is van een werknemer zonder vast overeengekomen arbeidsduur, dan geldt voor de berekening van de uren nog het volgende. Bij het bepalen van de deeltijdfactor tellen niet zonder meer alle uren mee welke de werknemer zich beschikbaar moet houden. De werkgever mag deze uren (fictief) bepalen door het percentage van het doorbetaalde loon te vermenigvuldigen met het totale aantal uren van de wacht- en storingsdiensten. Voorbeeld: een werknemer moet zich thuis gedurende acht uren beschikbaar houden en ontvangt daarvoor € 50. Het normale uurloon van deze werknemer bedraagt € 12,50. De werkgever betaalt dus 50% van het loon (dat is het percentage van het doorbetaalde loon). De werkgever mag dan bij het bepalen van de deeltijdfactor rekening houden met (50% van acht uren =) vier gewerkte uren. Ik verwijs naar paragraaf 24.1.4 van het Handboek. Artikel 8.5, 8.10 en 8.11
Vergoeding (bij definitief verlaten van) ploegendienst
Volgens deze artikelen heeft de werknemer, onder voorwaarden, recht op een geldelijke vergoeding voor het werken in ploegendienst. Daarnaast geldt, eveneens onder voorwaarden, een vergoedingsregeling voor het definitief verlaten van de ploegendienst. De hierboven bedoelde vergoedingen behoren tot het loon voor de loonheffingen. Zij behoren niet tot het WVA-loon. Ik verwijs naar paragraaf 24.1.3 van het Handboek. Artikel 9.4
Schadevergoeding bij intrekken vakantieverlof
Volgens dit artikel kan de werkgever, bij dringend bedrijfsbelang, verleend vakantieverlof intrekken. Als de werknemer daardoor geldelijke schade lijdt zal de werkgever die schade vergoeden. In voorkomende gevallen behoort een dergelijke schadevergoeding mogelijk niet tot het loon. De werkgever kan, eventueel onder verwijzing naar deze brief, in concrete gevallen uitsluitsel vragen aan de voor hem bevoegde inspecteur. Artikel 11.3
Deeltijd ouderen
In dit artikel is geregeld dat de (oudere) werknemer, in overleg met zijn werkgever, door het inzetten van diverse bronnen zoals (doelgebonden) verlof, het Benefit Budget en de levensloopregeling, zijn arbeidsduur kan verkorten. Indien de werknemer voortijdig stopt met - in voldoende mate - werken kan in fiscaal opzicht sprake zijn van een regeling voor vervroegd uittreden. In dat geval is werkgever een eindheffing verschuldigd van 52% over de werkgeversbijdrage aan die regeling. Ik verwijs naar paragraaf 19.32.2 van het Handboek. Bij de vraag of de werknemer in voldoende mate blijft werken staat de toetsing van het feitelijke werkpatroon per week centraal. De werknemer moet per week gedurende tenminste 50% feitelijk plegen te werken. Deze 50% wordt gerelateerd aan de arbeidsduur van 10 jaar vóór de pensioendatum. Onderbrekingen wegens ziekte, arbeidsongeschiktheid en jaarlijks vakantieverlof zijn daarbij toegestaan zonder dat die het 50%-criterium beïnvloeden. Artikel 12.2
Verhuiskostenvergoeding
Volgens dit artikel ontvangt de werknemer die in het bedrijfsbelang verhuist, onder voorwaarden, een vergoeding van verhuiskosten.
Kenmerk
7
TM12-02-kg Energie NWb Met ingang van 1 januari 2009 zijn de fiscale regels voor het onbelast vergoeden van verhuiskosten ingrijpend gewijzigd. Deze wijziging kan voor werkgevers en werknemers zowel positieve als negatieve gevolgen hebben. Enerzijds is het bedrag dat de werkgever maximaal onbelast mag vergoeden verhoogd. Anderzijds heeft de werkgever een zwaardere bewijslast gekregen dat de verhuizing voldoende verband houdt met de dienstbetrekking. Ik verwijs naar paragraaf 19.50 van het Handboek. De werkgever kan, eventueel onder verwijzing naar deze brief, in concrete gevallen uitsluitsel vragen aan de voor hem bevoegde inspecteur. Artikel 12.3
Terugbetaling verhuiskostenvergoeding
In dit artikel is bepaald in welke situaties de werknemer een verhuiskostenvergoeding moet terugbetalen. Een gehele of gedeeltelijke terugbetaling van een vergoeding die niet tot het loon behoort, komt niet in mindering op het loon. Zie paragraaf 4.10 van het Handboek. Artikel 12.4
Pensionkosten
Deze bepaling heeft betrekking op de mogelijkheid om, voorafgaande aan een verhuizing, pension(kosten) te verstrekken. Voor de fiscale aspecten van tijdelijke huisvesting buiten de woonplaats is van belang of de werkgever wel of niet de werkkostenregeling toepast. Ik verwijs naar paragraaf 19.21 van het Handboek. Artikel 13.1
Benefit Budget, doel
Volgens dit artikel heeft het Benefit Budget tot doel om de werknemer arbeidsvoorwaarden op maat te bieden. Door gebruik te maken van het Benefit Budget kan de werknemer zijn arbeidsvoorwaarden op zijn persoonlijke situatie afstemmen. Vanuit fiscaal oogpunt staat het werkgevers en werknemers vrij om de overeengekomen beloning te wijzigen. Daarbij is het belangrijk een situatie waarin sprake is van een wijziging van de overeengekomen beloning duidelijk te kunnen onderscheiden van de situatie dat sprake is van besteding van (al genoten) loon. De vormgeving van de keuzemogelijkheid is van belang om sterk gelijkende situaties met verschillende gevolgen voor de loonheffingen van elkaar te onderscheiden. De wijziging van de arbeidsbeloning dienen werkgever en werknemer te beschouwen en duidelijk vast te leggen als een wijziging van of een aanvulling op de arbeidsovereenkomst. Ik verwijs naar paragraaf 17.7 van het Handboek. Als werkgevers en werknemers hier onvoldoende aandacht aan besteden is het mogelijk dat de wijziging niet de beoogde fiscale gevolgen heeft. Als sprake is van het besteden van loon, is het loon fiscaal al genoten, en wel voorafgaand aan of door de ruil. Het loon is dan belast. Het beleid dat de Belastingdienst hanteert over het wijzigen van beloningen is verwoord in het besluit van 1 februari 2011, nr. DGB 2011/1M. Het Benefit Budget is een cafetaria-achtige regeling die qua opzet aan de daarvoor geldende fiscale voorwaarden voldoet. Voor wat betreft de manier van vastleggen van het wijzigen van de arbeidsovereenkomst verwijs ik naar de fiscale aspecten bij artikel 13.2 van de CAO. Artikel 13.2
Benefit Budget, algemeen
Volgens dit artikel is het Benefit Budget een bruto bedrag dat, naast zijn salaris, maandelijks aan de werknemer ter beschikking wordt gesteld. De werknemer kan periodiek kiezen voor welke arbeidsvoorwaarden hij het budget wil inzetten. Als de werknemer geen keuze maakt dan wordt het budget maandelijks uitgekeerd. Er is sprake van een raamregeling die op ondernemingsniveau in overleg met de vakorganisaties verder kan worden ingevuld. Daarbij geldt als algemene voorwaarde dat
Kenmerk
8
TM12-02-kg Energie NWb toepassing van het Benefit Budget plaatsvindt binnen door de wet, deze CAO, de ondernemingsgewijze salarisregeling en overige regelgeving gestelde grenzen. Fiscaal is van belang dat, zoals hierboven bij artikel 13.1 van de CAO opgemerkt, de werkgever en de werknemer de periodiek gemaakte keuzes beschouwen en duidelijk vastleggen als een wijziging van de arbeidsovereenkomst. Volgens het hierboven aangehaalde besluit geldt als uitgangspunt dat de gemaakte keuzes schriftelijk worden vastgelegd. Onder voorwaarden kan dit ook een digitale vastlegging zijn. Artikel 13.3
Benefit Budget, reconstructie oude arbeidsvoorwaarden
Uit dit artikel blijkt de opbouw van het Benefit Budget. Onder meer oude arbeidsvoorwaarden zoals de vakantie-uitkering, het bovenwettelijke verlof en de levensloopbijdrage zijn ingeruild voor het Benefit Budget. Volgens het vierde lid van artikel 13.3 kan de werknemer jaarlijks kiezen voor een pakket arbeidsvoorwaarden dat gelijkwaardig is aan zijn oude arbeidsvoorwaarden. Hij kan daartoe, aldus de genoemde bepaling, op eenvoudige wijze zijn budget inzetten voor: a) Het voorafgaand aan de introductie van het Benefit Budget voor hem geldende volume bovenwettelijke verlof; b) Een storting van 1,8% op zijn levenslooprekening; c) Een uitkering ineens in de maand mei. Zoals bij artikel 13.1 van de CAO opgemerkt staat het de werkgever en de werknemers uit fiscaal oogpunt vrij om de overeengekomen beloning te wijzigen. Dat geldt dus in beginsel óók voor de keuze om vanuit (!) het Benefit Budget te - kunnen - kiezen voor een gedeeltelijke reconstructie van de oude arbeidsvoorwaarden. In het bijzonder ten aanzien van deze keuzemogelijkheid gelden zware eisen om sterk gelijkende situaties met verschillende gevolgen voor de loonheffingen van elkaar te - kunnen onderscheiden. Dit geldt vooral ten aanzien van de keuze voor de uitkering van het vakantiegeld in de maand mei. Concreet betekent dit het volgende. In het kader van de reconstructie van een op het oude pakket arbeidsvoorwaarden gelijkend pakket én als afzonderlijk product is het toegestaan om in de periode juni tot en met mei van het jaar erop een maandelijkse reservering te doen van 8% en het op deze wijze opgebouwde bedrag in mei tot uitbetaling te laten komen. De fiscale afrekening vindt plaats op het moment van uitbetalen (mei). De Belastingdienst verbindt hieraan de volgende voorwaarden: - De keuze voor vakantiegeld is onherroepelijk. Er kan gedurende het lopende jaar van opbouw niet op de gemaakte keuze worden teruggekomen. De opbouw kan niet worden gestopt en het gereserveerde bedrag kan niet voortijdig worden uitbetaald (behoudens bij uit dienst treden of overlijden). - De keuze moet het voordien gebruikelijke percentage vakantiegeld van 8% betreffen. Een afwijkend percentage is niet toegestaan. Ook mag het percentage niet gedurende het lopende jaar van opbouw worden gewijzigd. Artikel 13.5 en 13.9
Benefit Budget, reservering en fiscaal genietingsmoment
In artikel 13.5 van de CAO is geregeld aan welke arbeidsvoorwaardelijke producten de werknemer zijn Benefit Budget kan besteden. De CAO bevat een limitatief aantal producten. Op ondernemingsniveau is het mogelijk hier andere producten aan toe te voegen. De in de CAO opgenomen producten zijn: geld, extra verlofuren, vergoeding vakbondscontributie, levensloop pensioen en “reserveren in het Benefit Budget”. In artikel 13.9 van de CAO is dit laatste product nader uitgewerkt door te bepalen dat de werknemer het maandelijkse Benefit Budget geheel of gedeeltelijk kan reserveren. Dit betekent dat de werkgever het gereserveerde bedrag vooralsnog niet uitbetaalt. De werknemer kan in de loop van het kalenderjaar over de reservering beschikken. Bijvoorbeeld voor de uitkering van een eenmalig bruto bedrag. Aan het einde van het kalenderjaar worden niet gebruikte of ingezette reserveringen in geld uitgekeerd.
Kenmerk
9
TM12-02-kg Energie NWb
De Belastingdienst heeft in 2009 het standpunt ingenomen dat de in artikel 13.9 bedoelde reservering als zodanig, ervan uitgaande dat er geen sprake is van een ongebruikelijk uitstel van het genietingsmoment, niet tot een fiscaal genietingsmoment leidt. Een belangrijk aspect hierbij is dat jaarlijks uiterlijk in december de(ze) reservering volledig wordt besteed. Voor zover de werknemer in december geen (andere) producten heeft aangewezen, moet de werkgever het saldo als onbenoemd loon belasten. Dit standpunt betekent dat de werknemer, vanuit de onderhavige reserveringen, een maandelijks in hoogte wisselend loon-bedrag kan genieten. Dit heeft gevolgen voor de tabeltoepassing. Werkgevers mogen daarbij de volgende gedragslijn hanteren. Als uit het budget de maandelijkse reservering wordt opgenomen (geheel of gedeeltelijk) dan is op die opname de normale tijdvaktabel van toepassing. Wanneer er meer dan de maandelijkse reservering wordt opgenomen dan wordt de gehele opname gezien als een beloning over een afwijkend loontijdvak. Hierop mag de tabel bijzondere beloningen worden toegepast. Ik verwijs naar paragraaf 7.3.6 van het Handboek. Artikel 13.7
Benefit Budget, aankoop extra verlof
Dit artikel bevat nadere regels over de mogelijkheid om het Benefit Budget aan te wenden voor extra verlofrechten. Op basis van de CAO kan de werknemer als aanvulling op het wettelijk verlof maximaal 216 extra verlofuren aankopen. Bedrijfscao’s kunnen de aankoop van een hoger aantal verlofuren fiatteren. De werknemer kan aangekocht verlof niet terug verkopen of in het Benefit Budget terugstorten. Tevens is het de bedoeling dat de werknemer het verlof in het jaar van aankoop opmaakt. Ondanks de in artikel 13.7 van de CAO opgenomen beperkingen kan het aankopen van extra verlof toch tot uiteenlopende fiscale risico’s leiden. Het recht op extra verlof als zodanig behoort niet tot het loon voor zover dit recht aan het eind van het kalenderjaar, samen met alle andere aanspraken op vakantie- en compensatieverlof, niet meer bedraagt dan de arbeidsduur per week, gerekend over een periode van 50 weken. Ik verwijs naar paragraaf 19.51.1 van het Handboek. Voor wat betreft het (ont)sparen van tijd wijs ik op artikel 32ba van de Wet LB en artikel 8.7 van de URLB 2011. Een vermindering van de arbeidsduur als gevolg van het aanwenden van - onder meer - het uit het Benefit Budget aangekochte verlof kan resulteren in een regeling voor vervroegde uittreding zoals bedoeld in artikel 32ba Wet LB. De mate van feitelijk werken mag niet dalen onder de 50% van de arbeidsduur in het laatste kalenderjaar voorafgaand aan het begin van de periode die aanvangt tien jaar direct voorafgaande aan de in de pensioenregeling vastgestelde ingangsdatum. Als dat wel gebeurt is de werkgever, over het tijdens het verlof doorbetaalde loon, naast de reguliere loonheffing, een eindheffing van 52% (2012) verschuldigd. Ik verwijs naar de fiscale opmerkingen bij artikel 11.3 van de CAO en naar paragraaf 19.32.2 van het Handboek. Artikel 8.7 van de URLB 2011 spreekt expliciet van "jaarlijks vakantieverlof". Verlof dat uit het Benefit Budget is aangekocht valt niet onder het begrip "jaarlijks verlof". Tot slot, maar niet in de laatste plaats, wijs ik op het feit dat het aankopen van verlofrechten gevolgen kan hebben voor het pensioengevend salaris. Ik verwijs naar het besluit van 9 september 2010, nr. DGB2010-2733M. Artikel 14.1
Persoonlijk ontwikkelingsbudget
Volgens dit artikel krijgt de werknemer jaarlijks een persoonlijk ontwikkelingsbudget van € 500. Dit budget is bedoeld voor verbetering van zijn employability of versterking van zijn positie op de in- of externe arbeidsmarkt. De werknemer moet het bedrag binnen drie jaar benutten, daarna vervalt het budget.
Kenmerk
10
TM12-02-kg Energie NWb De fiscale gevolgen van het toekennen van dit budget zijn afhankelijk van het beheer. Mogelijk is sprake van loon voor de loonheffingen. Ook als het budget wordt aangewend voor vergoedingen zoals studiekosten (zie paragraaf 19.45 van het Handboek) of outplacementkosten (zie paragraaf 19.30 van het Handboek) is sprake van loon, tenzij de werkgever aantoont dat er sprake is van vrije vergoedingen of verstrekkingen. Omdat de afwikkeling van het budget meerdere kalenderjaren kan bestrijken kunnen zich complicaties voordoen. Een vergoeding van in een eerder kalenderjaar gemaakte kosten kan alleen onbelast blijven als de werknemer in dat eerdere kalenderjaar al een onvoorwaardelijk recht op vergoeding van die kosten had. Ik verwijs naar paragraaf 4.5 van het Handboek. Artikelen 14.2 en 14.3 Studiekostenvergoeding en terugvordering Volgens artikel 14.2 komen de kosten van een bedrijfsgerichte studie en opleiding volledig voor rekening van de werkgever. Als voorwaarde geldt dat de werkgever en de werknemer voor aanvang van de studie of opleiding schriftelijke afspraken maken. In artikel 14.3 is een terugvorderingsregeling opgenomen. Vergoedingen in verband met een studie of een opleiding die een werknemer volgt behoren, voor zover er werkelijk sprake is van beroeps- of studiekosten, niet tot het loon. Een gehele of gedeeltelijke terugbetaling van een vergoeding die niet tot het loon behoort, komt niet in mindering op het loon. Zie paragraaf 4.10 van het Handboek. Zie ook het besluit van 25 november 2011, nr. BLKB2011/1828. Artikel 15.2
Werkgeversbijdrage in de kosten van aanvullende ziektekostenverzekering
Volgens dit artikel heeft de werknemer, onder voorwaarden, recht op een werkgeversbijdrage van bruto € 360 per jaar in de kosten van een aanvullende ziektekostenverzekering. Deze bijdrage behoort tot het loon voor de loonheffingen. Ik verwijs naar paragraaf 19.57 van het Handboek. Als een werknemer deze bijdrage maar één keer of in de regel één keer per jaar ontvangt, behoort deze niet tot het WVA-loon. Ik verwijs naar paragraaf 24.1.3 van het Handboek. Artikel 15.3
Tegemoetkoming arbeidsongeschiktheidsverzekering
Volgens dit artikel heeft de werknemer recht op een tegemoetkoming in de door hem betaalde premie van een door de werkgever af te sluiten collectieve arbeidsongeschiktheidsverzekering. De waarde van de rechten die de werknemer aan de verzekering ontleent behoort als aanspraak tot het loon, tenzij die rechten naar aard en strekking overeenkomen met rechten op grond van werknemersverzekeringen. Indien de aanspraak belast is, behoren eventuele uitkeringen niet (nogmaals) tot het loon. Als sprake is van rechten die naar aard en strekking overeenkomen met de rechten die bijvoorbeeld uit de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering of uit de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen voortvloeien, dan behoren eventuele uitkeringen (wel) tot het loon. Uit de tekst van artikel 15.3 leid ik af dat de werknemer zelf de premie aan de verzekeraar betaalt. Hij ontvangt immers van zijn werkgever een tegemoetkoming in de door hem te betalen premie. Als de rechten tot het loon behoren, vormt de tegemoetkoming een deel van de waarde van die rechten. De werkgever dient in beginsel de volledige premie als loon aan te merken. De betaling van de tegemoetkoming aan de werknemer als zodanig is uiteraard niet (dubbel) belast. Als de rechten niet tot het loon behoren, behoort de tegemoetkoming als zodanig wel tot het loon. Hierdoor treedt gedeeltelijk een dubbele heffing op. De werkgever en de werknemer kunnen deze dubbele heffing voorkomen als de werkgever de (integrale) premie rechtstreeks aan de verzekeraar betaalt. Als de werkgever het door de werknemer te betalen deel van de premie op zijn loon inhoudt behoort dat werknemersdeel niet tot het loon. Ik verwijs naar paragraaf 19.59 van het Handboek.
Kenmerk
11
TM12-02-kg Energie NWb Kortom: de wijze van betalen maakt in fiscaal opzicht groot verschil! Artikel 16.2
Uitkering bij overlijden
Deze paragraaf bevat het recht op een overlijdensuitkering ter grootte van het salaris over drie maanden. Naast deze uitkering betaalt de werkgever het salaris door over de maand waarin de werknemer overlijdt. Voor de gevolgen van (de aanspraak op) een (eenmalige) overlijdensuitkering voor de loonheffingen verwijs ik naar paragraaf 19.16 van het Handboek. In deze paragraaf staan uitvoerig de gevolgen beschreven van een aantal te onderscheiden situaties. Een overlijdensuitkering behoort niet tot het WVA-loon. Ik verwijs naar de paragrafen 24.1.1 en 24.1.2 van het Handboek. De uitkering waarop de CAO recht geeft is, samen met de doorbetaling over de maand waarin de werknemer overlijdt, hoger dan drie maal het loon over een maand. Hierdoor is een deel van de aanspraak belast. Dat is niet het geval als de werkgever het loon dat betrekking heeft op de maand waarin de werknemer overlijdt als regulier loon belast. Artikel 16.3 en 16.4
Uitkering bij overlijden als gevolg van een bedrijfsongeval
Deze artikelen geven de nabestaanden van een door een bedrijfsongeval overleden werknemer, onder voorwaarden, recht op een tijdelijke uitkering in de vorm van een toeslag op het pensioen. De pensioenregeling heb ik in dit kader niet beoordeeld. Artikel 16.5
Uitkering bij pensionering
Dit artikel geeft de werknemer bij het eindigen van de arbeidsovereenkomst vanwege pensionering of flexibel uittreden, onder voorwaarden, recht op een uitkering van anderhalf maal zijn salaris. Deze uitkering behoort tot het loon voor de loonheffingen. Artikel 16.6
Jubileumgratificatie naar evenredigheid
Volgens deze bepaling ontvangen werknemers die de eerstvolgende jubileumgratificatie als bedoeld in artikel 4.9 van de CAO niet halen, onder voorwaarden, een gratificatie naar evenredigheid van de feitelijke diensttijd. Een dergelijke gratificatie behoort in beginsel tot het loon voor de loonheffingen. Mogelijk is de vrijstelling na het bereiken van een diensttijd van 25 of 40 jaar van toepassing. Ik verwijs naar de fiscale aspecten bij artikel 4.9 van de CAO. Artikel 17.7
Loonaanvulling, bij arbeidsongeschiktheid
Volgens dit artikel heeft de werknemer die minder dan 35% arbeidsongeschikt is, onder voorwaarden, recht op een aanvulling op het loon bij een andere werkgever of op een aanvulling op zijn WW-uitkering. Dergelijke aanvullingen vormen loon uit vroegere dienstbetrekking waarover geen premies werknemersverzekeringen verschuldigd zijn. Als de werknemer zijn loonheffingskorting niet langer bij zijn (oude) werkgever wil laten toepassen, zal hij dat schriftelijk aan die (oude) werkgever moeten verzoeken. Ik verwijs naar paragraaf 2.3 van het Handboek.
Kenmerk
12
TM12-02-kg Energie NWb Artikel 17.15
Bijzondere voorzieningen
Volgens het eerste lid van dit artikel vergoedt de werkgever de kosten van geneeskundige behandeling of verzorging die de werknemer als gevolg van arbeidsongeschiktheid door een bedrijfsongeval moet maken. Als voorwaarde geldt dat sprake is van, naar het oordeel van de werkgever, noodzakelijke kosten. Volgens het tweede lid kan de werkgever over het bepaalde in het eerste lid nadere regels vaststellen. De fiscale gevolgen van de toepassing van het eerste en het tweede lid kunnen verschillen. In het eerste lid is sprake van een voorwaardelijk recht op (een) vergoeding(en). Tot en met 2008 waren vergoedingen die een werkgever vrijwillig gaf voor ziektekosten van een werknemer onder voorwaarden vrijgesteld. Die vrijstelling is met ingang van 1 januari 2009 vervallen. Ik verwijs naar paragraaf 19.57 van het Handboek. Indien de werkgever “nadere regels” stelt zoals in het tweede lid genoemd kunnen die regels fiscaal tot de conclusie dwingen dat het recht op vergoedingen als zodanig al tot het loon behoort. Dat is in elk geval zo als uit die regels rechten voortvloeien die als een ziektekostenregeling kwalificeren. Ik verwijs naar paragraaf 19.58 van het Handboek. Artikel 18.6
Loonaanvulling, bij werkloosheid
Deze bepaling geeft de werknemer die elders een dienstbetrekking aanvaardt onder voorwaarden recht op een aanvulling op zijn WW-uitkering. Ik verwijs naar de fiscale aspecten bij artikel 17.7 van de CAO. Artikel 18.9
Verhuiskosten
Volgens dit artikel heeft de werknemer, onder voorwaarden, recht op een verhuiskostenvergoeding als de verhuizing noodzakelijk is voor een nieuw dienstverband. In het algemeen kan een werkgever verhuiskosten die bij een werknemer opkomen omdat hij een dienstbetrekking elders aanvaardt niet onbelast vergoeden. Als een werkgever dergelijke kosten, in feite kosten van een andere dienstbetrekking van de werknemer, toch vergoedt is die vergoeding in beginsel belast. Uiteraard kan de nieuwe werkgever, beoordeeld vanuit de nieuwe dienstbetrekking, die kosten mogelijk wel onbelast vergoeden. In bijzondere situaties kan de werkgever ook een onbelaste verhuiskostenvergoeding geven aan de werknemer waar hij de dienstbetrekking mee beëindigt. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn als vanwege het einde van de dienstbetrekking de werknemer niet langer van een dienstwoning gebruik kan maken. Indien een werkgever twijfelt over de fiscale gevolgen van de verhuiskostenvergoeding en forse risico’s wil vermijden kan hij, eventueel onder verwijzing naar deze brief, contact opnemen met de voor hem bevoegde inspecteur.