> IS SEKSUELE OPVOEDING PASSÉ? Advies relationele en seksuele vorming op school (RSV) 11 september 2010
MET STEUN VAN SENSOA 1 oIjj
Inhoudstafel 1
Situering
1
2
Inleiding
2
3
Vier criteria voor een RSV-beleid op school
2
4
Aanbevelingen
6
5
Bronnen
6
1
Situering
Elk jaar heeft VSK een thema dat extra aandacht verdient. Voor het schooljaar 2010-2011 kiest VSK voor ‘welbevinden op school’. Het advies rond relationele en seksuele vorming (RSV) past binnen dat jaarthema. VSK vraagt aan scholen om in hun gezondheidsbeleid aandacht te geven aan RSV. De nieuwe vakoverschrijdende eindtermen bieden bovendien een extra stimulans om werk te maken van RSV, vooral binnen de contexten ‘lichamelijke gezondheid en veiligheid’ en ‘sociorelationele ontwikkeling’. De doelgroep van dit advies zijn in de eerste plaats directies, leerkrachten en ander schoolpersoneel. Zij bepalen hoe het schoolbeleid eruitziet en zijn dus het eerste aanspreekpunt. Uiteraard kan iedereen die betrokken is bij RSV op school er inspiratie in vinden, zoals koepelorganisaties, inrichtende machten, pedagogische begeleidingsdiensten, vormingsmedewerkers … De inhoud van deze tekst is het resultaat van verschillende overleg- en discussiemomenten met leerlingen en andere betrokkenen: een workshop en debat rond seksualiteit op school op de VSK-inspraakdag in het Vlaams Parlement in 2007, een pollvraag op de VSK-website, een discussie met de Algemene Vergadering van VSK, een werkgroep rond relationele en seksuele vorming, discussiemomenten in verschillende scholen en een workshop rond holebiseksualiteit op de VSKinspraakdag in het Vlaams Parlement in 2010. Die gesprekken hebben ook de vorm van het advies bepaald: vier criteria waaraan een goed beleid rond RSV op school moet beantwoorden. VSK dankt Sensoa voor de ondersteuning tijdens het voorbereiden en schrijven van dit advies.
1 Vlaams
service- en expertisecentrum voor seksuele gezondheid en hiv
K:\J\SPREEKBUIS\Onderwijsdomeinen\Leven op school\Welbevinden\Relationele en seksuele vorming\VSK-projecten\2010 Advies RSV op school\Advies RSV op school 2010-09-11.docx
pagina 2 > 6
2
Inleiding
Tijdens de ontwikkeling van kind naar volwassene verandert er lichamelijk en emotioneel heel wat. Hoe jongeren daarmee omgaan, wordt beïnvloed door hun ouders, hun vrienden en de media. Ook de school speelt een belangrijke rol omwille van drie redenen. Ten eerste spelen de belangrijkste ontwikkelingen (de overgang van kind naar volwassene) zich af in het secundair onderwijs. Ten tweede kan de school jongeren professionele informatie geven rond relaties en seksualiteit. Ten slotte kan de school voorkomen dat jongeren die van thuis uit geen informatie en begeleiding krijgen, in de kou blijven staan. In de gesprekken met leerlingen valt op hoe groot de verschillen tussen scholen zijn. Een aantal scholen voert een duidelijk beleid waarbij iedereen een rol heeft. Helaas merkt VSK dat in te veel scholen RSV stiefmoederlijk wordt behandeld; nogal wat scholen zien ertegenop werk te maken van RSV op school. In andere scholen komt RSV wel aan bod, maar wordt het eenzijdig aangepakt. RSV blijft steken in de klassieke seksuele opvoeding en het zijn telkens dezelfde vakleerkrachten die het thema oppikken. Soms doen scholen een beroep op externe organisaties om vormingen te geven over seksuele en relationele thema's. Maar de vraag overstijgt het aanbod, waardoor sommige leerlingen uit de boot vallen. Hoewel er voldoende materiaal beschikbaar is om scholen te ondersteunen in het vormgeven van RSV, gaan te weinig scholen ermee aan de slag. Daarom vraagt VSK aan de scholen om zelf werk te maken van een volwaardig beleid rond RSV. VSK benadrukt vier criteria waaraan een beleid rond relationele en seksuele vorming op school moet beantwoorden: -
Een brede invulling
-
Aandacht voor alle doelgroepen en participatie
-
RSV als opdracht voor elke leerkracht
-
Een kader voor regels en afspraken
Naast het advies geeft VSK een vragenlijst als inspiratie. De antwoorden op die vragen geven de directie en de leerkrachten zicht op de sterktes en tekortkomingen van het RSV-beleid op school. Dat beleid krijgt verder vorm door er ook leerlingen bij te betrekken.
3
Vier criteria voor een RSV-beleid op school
3.1 Een brede invulling “Elk jaar opnieuw horen hoe je een condoom moet gebruiken … Zoiets word je ook beu, hoor.” In 2007 werd een onderzoek gedaan bij 1212 leerlingen uit het vierde, vijfde en zesde jaar van het secundair onderwijs naar informatie-, advies- en hulpvragen over seksualiteit2. Daaruit bleek dat een meerderheid van de jongeren ooit al les gekregen had over anticonceptie (69%) en soa’s (67%) op school. Ongeveer een tiende van de jongeren had nog nooit les gekregen over deze onderwerpen. 62% van de jongeren (vooral uit TSO en BSO) wou dat de school meer tijd vrijmaakte
Desimpel, A. (2007). Informatie-, advies- en hulpvragen van jongeren in verband met seksualiteit. Een descriptief onderzoek in het hoger secundair onderwijs in Vlaanderen.
2
pagina 3 > 6 om over anticonceptie te praten in de klas. Tot slot gaven de jongeren ook aan dat ze op school graag meer informatie wilden krijgen over tienerzwangerschap, seksuele activiteit, zwangerschapsbeëindiging en gevoelens rond seksualiteit. Leerlingen hebben dus nood aan meer informatie rond de technische en biologische aspecten van relationele en seksuele vorming. Nochtans zijn dat de thema’s die het vaakst aan bod komen binnen RSV. Ze behoren tot de klassieke seksuele opvoeding. Leerlingen geven aan dat de focus daarin te vaak op dezelfde onderwerpen ligt. Er is nogal wat herhaling en overlap in de thema’s die behandeld worden in de verschillende jaren. Dat werkt de interesse en motivatie van de leerlingen niet in de hand. Bovendien ligt de nadruk te vaak op de risico’s, zoals ongewenste zwangerschappen en soa’s. Relaties en gevoelens krijgen onvoldoende aandacht. Leerlingen en leerkrachten gaan ervan uit dat ze privacygevoelige informatie zullen moeten prijsgeven. Dat hoeft niet zo te zijn. Het thema kan ook ruimer aan bod komen. Mogelijke subthema’s zijn liefde, verdriet, rouw, pijn, tienerzwangerschappen, verliefdheid, pestgedrag tussen leerlingen onderling of tussen leerlingen en leerkrachten, culturele diversiteit, zelfdoding …3 Relaties in een schoolse context kunnen net zo goed het onderwerp zijn. Hoe gaan leerlingen en leerkrachten met elkaar om? Kunnen ze gsm-nummers uitwisselen of elkaars vriend worden op sociale netwerksites? Hoe kunnen leerlingen met vragen of problemen bij leerkrachten of de directie terecht? In de verdere tekst komen verschillende thema’s voor die behandeld kunnen worden als onderdeel van RSV.
3.2 Aandacht voor alle doelgroepen en participatie
“Vorig jaar werd een meisje op school gestalkt. Iedereen was ermee bezig maar in de klas werd er niet over gepraat. Waarom hebben we daar nooit een klasgesprek over gehad?” Een goed beleid rond relationele en seksuele vorming houdt rekening met de kenmerken van de leerlingen op school. Die leerlingengroep kan erg divers zijn qua leeftijd, studiekeuze, sociaal-culturele achtergrond … Een school moet haar beleid rond RSV op die diversiteit baseren en inspelen op de noden van de verschillende doelgroepen. Participatie is een sleutel tot succes. Het is evident dat directieleden, leerkrachten en leerlingenbegeleiders bij het vormgeven van het RSV-beleid betrokken worden. Scholen zouden ook de reflex moeten hebben om leerlingen en ouders te betrekken. Leerlingen weten waar ze nood aan hebben en kunnen bestaande initiatieven evalueren. Ouders kunnen aangeven welke rol ze van de school verwachten. Zo wordt de kans op hiaten in de relationele en seksuele vorming van jongeren minimaal. RSV betekent een extra uitdaging voor scholen met een cultureel-religieus diverse leerlingengroep. Ook voor hen is er materiaal beschikbaar, alleen hebben scholen er niet altijd zicht op4. Sommige groepen leerlingen dreigen uit de boot te vallen bij het vormgeven van het RSV-beleid. VSK vestigt daarom de aandacht op hen. Het is noodzakelijk dat een school richtlijnen of een draaiboek opstelt voor enkele bijzondere situaties. Het gaat hier bijvoorbeeld om transgenderjongeren5, leerlingen die het slachtoffer zijn van seksueel misbruik, jonge tienermoeders of –vaders, leerlingen met HIV … Ook leerlingen die intern zijn, vragen extra aandacht. Het internaat neemt voor een deel de rol van de ouders over. Het is belangrijk dat de school in samenspraak met het internaat een concrete invulling geeft aan die rol.
Op www.sensoa.be vinden scholen lesmateriaal rond verschillende subthema’s zoals grensoverschrijdend gedrag, internetgebruik, seks, gender … Op www.sensoa.be vinden scholen lesmateriaal zoals de Idriss-koffer of het educatieve spel Shalimar. Die zijn aangepast aan het werken met allochtone leerlingen. 5 Jongeren die leven als het andere geslacht, en daarbij hun rol, kledij en/of lichaam aanpassen, of jongeren die tussen man en vrouw in balanceren.
3
4
pagina 4 > 6 “Ik heb niets tegen homo’s. Maar waarom zijn die altijd zo verwijfd?” Holebi-jongeren vormen een extra kwetsbare groep. Onderzoek wijst uit dat 11% van de holebi-jongeren gepest wordt op school6. 15% van de lesbische en bi-meisjes heeft voor de leeftijd van 23 jaar al een eerste zelfmoordpoging ondernomen7. Bovendien heeft bijna 43% van de jongens en 14% van de meisjes een negatieve houding tegenover holebirechten8. De rol van de school is daarin niet te onderschatten. Leerlingen en leerkrachten moeten een duidelijk signaal krijgen dat homofoob gedrag niet getolereerd wordt.
3.3 RSV als opdracht voor elke leerkracht Leerlingen ervaren relationele en seksuele vorming te vaak als iets ‘vrijblijvends’: een projectweek rond interculturele relaties, een themadag rond HIV, een toneelvoorstelling rond holebiseksualiteit waar verder weinig mee gedaan wordt … Die versnippering zorgt ervoor dat leerlingen weinig houvast hebben en de rode draad verliezen. De school heeft nood aan een leerlijn die duidelijk weergeeft in welke jaren welke aspecten aan bod komen. Het is belangrijk dat zoveel mogelijk leerkrachten betrokken worden bij het opstellen van die leerlijn. “Willen leerlingen die godsdienst volgen dan niet leren spreken over hun gevoelens? Minder dan leerlingen die zedenleer volgen?” RSV komt vaak aan bod in de lessen zedenleer of godsdienst, maar in zedenleer gaat er gemiddeld veel meer aandacht naar dan in godsdienst. VSK wil niet dat de keuze voor zedenleer of godsdienst voor het grootste deel bepaalt in welke mate leerlingen gevormd worden op het terrein van relaties en seksualiteit. “In geschiedenis hebben we de seksualiteit tijdens de Victoriaanse periode besproken. In aardrijkskunde hadden we het over landen waar polygamie wettelijk toegestaan is. “ Leerlingen willen over het algemeen niet dat RSV een apart vak is. Ze willen wel de garantie dat het voldoende in de meeste vakken geïntegreerd wordt, zodat zo weinig mogelijk leerlingen uit de boot vallen. Zo kan de tekstkeuze bij taalvakken een aanleiding zijn om het over gevoelens en relaties te hebben. Ook de lesinhouden van geschiedenis en aardrijkskunde bieden aanknopingspunten. RSV kan de focus van de les zijn, maar bepaalde elementen kunnen ook als achtergrond dienen. In wiskunde kan het vraagstuk over twee mannen gaan in plaats van over een man en een vrouw. Nu hangt de keuze om oppervlakkig of uitvoerig op RSV in te gaan, te veel samen met de persoon van de leerkracht. Die zou een veel minder grote rol moeten spelen zodat RSV voor alle leerlingen voldoende en gespreid aan bod komt. “Bij de leerkracht zedenleer kunnen we over heel veel praten. Ze stelt zich vaak op als een soort vriendin.” Hoe zinvol leerlingen RSV vinden, hangt sterk af van de leerkracht of begeleider. Discussies, gesprekken of informatieve momenten vragen inlevingsvermogen en een participatieve houding. Daarbij verwijst VSK naar de basiscompetenties van de leerkracht secundair onderwijs9. Het is aan de leerkracht of begeleider om het juiste evenwicht te vinden tussen informeren en de leerlingen een inbreng laten doen. Soms stellen leerlingen vragen of willen ze het standpunt van een leerkracht kennen. Dan is het van belang dat de leerkracht inlevingsvermogen toont en oprecht reageert. Het is van belang dat de leerkracht weet welke factoren zijn reactie mee vormgeven. Die factoren zijn zijn kennis en levenservaring maar ook het opvoedingsproject van de school.
6
Dewaele, A. e.a. (2008). De schoolloopbaan van holebi- en heterojongeren.
7
Schoonacker, M. (2009). Het Welebi-onderzoek: lesbische en bimeisjes onder de loep.
8
Hooghe, M., e.a. (2007). De houding van jongeren ten aanzien van holebi-rechten. Een kwantitatieve en kwalitatieve analyse. Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de basiscompetenties van de leraren
9
pagina 5 > 6 “We moesten ‘de maandstonden’ uitbeelden. Zoiets is absoluut niet leuk. We voelden ons belachelijk.” De manier waarop RSV behandeld wordt, bepaalt vaak hoe positief leerlingen er tegenover staan. Hoewel het af en toe kan opluchten wat humor te gebruiken, zeker voor jongere leerlingen, mag de balans niet helemaal in die richting doorslaan. Leerkrachten zijn dus beter voorzichtig met spelletjes en grapjes die verkeerd kunnen uitvallen. Het is dus noodzakelijk dat leerkrachten goed gevormd worden om RSV te begeleiden. RSV zou een vast onderdeel van elke lerarenopleiding moeten zijn. Voor directies en leerkrachten zijn nascholingen en vormingen zinvol. De pedagogische begeleidingsdiensten hebben als taak het aanbod van materialen en organisaties kenbaar te maken aan de scholen. Ook Sensoa en de Centra Algemeen Welzijnswerk (CAW’s) kunnen een rol spelen.
3.4 Een kader voor regels en afspraken Een school die een goed beleid rond relationele en seksuele vorming voert, schept een duidelijk kader voor regels en afspraken. Die geven de relaties op school vorm. Daarbij gaat het om relaties tussen leerlingen onderling, maar ook om relaties tussen leerlingen en leerkrachten. Kussen mag, handje vasthouden niet (Het Nieuwsblad, 6 maart 2009) “Bij ons op school moeten jongens en meisjes 30 centimeter afstand houden.” “Ik mag wel mijn vriendin kussen, maar niet mijn vriendje.” Het is belangrijk dat er duidelijke regels zijn en afspraken gemaakt worden rond relationele en lichamelijke omgang. De school is een plaats waar jongeren een groot deel van hun tijd doorbrengen en met elkaar samenleven. Het is onrealistisch om te verwachten dat dat altijd probleemloos loopt. Leerlingen geven zelf aan dat ze nood hebben aan grenzen. Daarbij ijvert VSK ervoor dat leerlingen zoveel mogelijk betrokken worden bij het opstellen, evalueren en bijsturen van die regels. Het is van groot belang dat alle leerkrachten en begeleiders die regels ook zelf kennen, naleven en consequent toepassen. Leerlingen willen een eerlijk en ondubbelzinnig antwoord op de vraag of ze elkaars hand mogen vasthouden op school, of ze mogen kussen, wat ze wel of niet tegen elkaar kunnen zeggen, hoe ze negatieve gevoelens kunnen kanaliseren zonder dat ze ontaarden in verregaande conflicten … De school moet die regels helder communiceren en ook aangeven waar ze gelden. Mogen leerlingen arm in arm over straat lopen tijdens een uitstap? Slapen jongens en meisjes op dezelfde kamer of gang tijdens de jaarlijkse reis naar Praag? Hoe probeert de school een koppel dat weinig contact zoekt met andere klasgenoten opnieuw te integreren in de groep? Bij buitenschoolse activiteiten wordt het gedrag van jongeren die volop in ontwikkeling zijn, vaak nog duidelijker. Scholen denken daarom best vooraf na over hoe ze met leerlingen omgaan tijdens een schoolreis, uitstap, bezinningsdag, excursie ... Leerlingen vragen om duidelijke regels en willen samen afspraken maken. “Ik vind dat leerkrachten zelf mogen kiezen of ze leerlingen toevoegen aan hun vriendenlijst op Facebook. Maar ik vraag me wel af of ze die leerlingen dan niet gaan bevoordelen.” Het gebruik van nieuwe media brengt zowel voordelen als nieuwe vragen met zich mee. Scholen en leerkrachten moeten een duidelijk antwoord geven op de vraag of leerlingen en leerkrachten bevriend kunnen zijn op sociale netwerksites, of ze elkaars GSM-nummer mogen vragen en gebruiken, hoe ze elkaar aanspreken, bij wie ze terecht kunnen bij persoonlijke conflicten …
pagina 6 > 6
4
Aanbevelingen
Leerlingen hebben nood aan relationele en seksuele vorming op school. Scholen hebben de opdracht een degelijk schoolbeleid rond relationele en seksuele vorming uit te stippelen. Hieronder volgen enkele aandachtspunten waarmee een goed beleid rekening houdt: -
5
RSV moet zo breed mogelijk benaderd worden. De kenmerken van de schoolpopulatie geven het RSV-beleid mee vorm. Participatie van leerlingen is noodzakelijk. Er moet meer aandacht gaan naar alle leerlingengroepen die nu vaak uit de boot vallen. Scholen moeten werk maken van een duidelijke leerlijn. RSV moet in meer vakken aan bod komen dan biologie of godsdienst/zedenleer. Scholen hebben nood aan leerkrachten die degelijk gevormd zijn om RSV te begeleiden. Leerkrachten die RSV behandelen moeten zich oprecht opstellen en inlevingsvermogen tonen. Scholen moeten duidelijke regels en afspraken hebben, ook bij buitenschoolse activiteiten.
Bronnen
Workshop en debat rond seksualiteit op school op de Inspraakdag voor leerlingen in het Vlaams Parlement (maart 2007) Pollvraag op de VSK-website (december 2009) Discussie met de Algemene Vergadering van VSK (januari 2010) Werkgroep rond RSV (april 2010) Discussiemoment in Sint-Vincentiuscollege Dendermonde (februari 2010) Discussiemoment in KTA 2 Diest (maart 2010) Discussiemoment in KA Koekelberg (april 2010) Discussiemoment in Campus D’hek Landen (april 2010) Workshop rond holebiseksualiteit op school op de Inspraakdag voor leerlingenen in het Vlaams Parlement (maart 2010) Sensoa