1. Secundaire markten van de overheidsfondsen 1.1
RENTEVERLOOP
De groei van de wereldeconomie, die eind 2008 en begin 2009 abrupt tot stilstand was gekomen, herwon aan kracht in 2010. Hij bedroeg circa 5 pct., maar was veel krachtiger in de opkomende landen dan in de industrielanden. In de Verenigde Staten beliep de groei 2,9 pct. In Japan veerde de economie op met 3,9 pct. In het eurogebied bedroeg de groei gemiddeld slechts 1,7 pct., een cijfer dat zeer uiteenlopende resultaten verhult. Het herstel was uitermate krachtig in Duitsland, dat volop kon profiteren van de opleving van de internationale handel, terwijl de malaise hard toesloeg in Griekenland, Ierland en Portugal, landen waarvan de groei voorheen te sterk had berust op een buitensporige openbare of particuliere schuld, en die werden getroffen door de crisis van de overheidsschuld.
GRAFIEK 1.1
BASISRENTE EN LANGETERMIJNRENTE IN HET EUROGEBIED (maandgemiddelden, tenzij anders vermeld)
5
5
4
4
3
3
2
2
1
1
0
2006
2007
2008
2009
2010
0
Basis-herfinancieringstransacties 1 (minimale inschrijvingsrente of vaste rente) Overheidsobligaties op vijf jaar 2 Overheidsobligaties op tien jaar 2
Bronnen : BIB en ECB. 1 Gegevens aan het einde van de maand. 2 Gemiddelde van de rendementen op de door de lidstaten van het eurogebied uitgegeven obligaties, gewogen aan de hand van de respectieve uitstaande bedragen van de overheidsschuld.
11
Gelet op de broosheid van het economische herstel, is het monetair beleid van de belangrijkste centrale banken van de industrielanden zeer accommoderend gebleven, en werden de officiële rentetarieven op een zeer laag peil gehandhaafd. De Bank of Japan besloot in de maand oktober zelfs het leidinggevend rentetarief – dat sinds eind 2008 op 0,1 pct. was vastgelegd – te verlagen tot een niveau tussen 0 en 0,1 pct. Aanvullende programma’s voor de aankoop van effecten op de secundaire markt werden in de loop van het jaar gestart in de Verenigde Staten, Japan en het eurogebied. De ECB steriliseert evenwel de invloed van deze aankopen, in tegenstelling tot de overige centrale banken.
RENTETARIEVEN OP LANGE TERMIJN 1
GRAFIEK 1.2
(eindeperiodegegevens)
6
6
5
E
E EE E
E
E E E E E E EE
EE
E E E
5
EE
E
4
E
E E
EE
E E E EE
E EEE
E 3
E
E
E
E
E
4
E EE E
E E E E
E
E EE
E EE
2
E EE E E EE
E
E
E E
EEEEEEEEE
EE
EEE
3
2
E
EEE
E EE EE
EEEE
E E E E
EEEE
E E EE E E E E E E EE E
1
0
EE EE
1
0 2006
België
2007
Spanje
Verenigde Staten
2008
Duitsland
2009
Frankrijk
2010
Nederland
Japan
1,5
1,5
1,2
1,2
0,9
0,9
0,6
0,6
0,3
0,3
0
0
–0,3
–0,3 2006
2007
2008
2009
2010
België min Duitsland
Bronnen : NBB en Rentenfonds. 1 Brutorendementen van de referentielening op 10 jaar (of « benchmark » ) van de overheidssector op de secundaire markt (zie statistische bijlage, tabel S.3, blz. 47). Elke verandering van referentielening kan aanleiding geven tot een sprong in de grafiek, aangezien er geen correctie wordt toegepast voor de verlenging van de reële looptijd die dan plaatsvindt.
12
Op de kapitaalmarkt zijn de langlopende referentierendementen in de Verenigde Staten en Duitsland in de loop van het verslagjaar teruggelopen als gevolg van de gematigde inflatie en de krachtige vraag naar activa met een laag risico, die in de Verenigde Staten nog werd aangewakkerd doordat werd geanticipeerd op de in november door de Federal Reserve genomen beslissing om, tot juni 2011, voor een bedrag van $ 600 miljard effecten van de Amerikaanse Schatkist aan te kopen. In schril contrast met het uiterst lage niveau van de Duitse Bund, bereikten de rendementen op door verscheidene andere lidstaten van het eurogebied uitgegeven leningen, een niveau dat sinds het ontstaan van de monetaire unie in 1999 nog nooit was opgetekend. Zo werden rendementsecarts van meer dan 9 pct. genoteerd tussen de Griekse referentielening op tien jaar en haar Duitse evenknie. De crisis van de overheidsschuld is immers uitgedijd naar de meest kwetsbare landen van het eurogebied. In het begin van het jaar, en vooral in april, groeide het wantrouwen tegenover de effecten van de Griekse overheidsschuld. Gaandeweg deden zich besmettingseffecten voor op de markten van de overheidseffecten van andere lidstaten van het eurogebied, in het bijzonder die lidstaten waarvan de economische groei en de begrotingspositie – nog verscherpt door de verlaging van hun rating door de ratingbureaus – fors waren verslechterd. Om de crisis in te dijken en om de financiële stabiliteit in het eurogebied te waarborgen, keurden de Europese autoriteiten en het IMF begin mei eerst een regeling goed om voorwaardelijke financiële bijstand te verlenen aan Griekenland ten belope van € 110 miljard. Vervolgens werd voor een periode van drie jaar een mechanisme ingevoerd voor financiële steun aan lidstaten van het eurogebied tot een bedrag van € 750 miljard. Terzelfder tijd greep het Eurosysteem vanaf de maand mei in om het rendement op de meest getroffen effecten binnen redelijke grenzen terug te dringen, teneinde het transmissiemechanisme van het monetair beleid te vrijwaren. Ondanks de oprichting van nieuwe financiële bijstandsmechanismen, veroorzaakte de aankondiging, in november, van de mogelijkheid om vanaf 2013 de particuliere beleggers te betrekken bij een eventuele herschikking van de overheidsschuld, opnieuw een snelle toename van de renteverschillen. Deze nieuwe spanningen hebben Ierland ertoe genoopt om, eind november, een beroep te doen op internationale hulp voor een bedrag van € 85 miljard, waarbij van Ierland zelf een bijdrage van € 17,5 miljard werd gevraagd. In België is het rendement van de referentielening op tien jaar aanzienlijk gedaald tijdens de eerste acht maanden van het jaar, waarbij het terugliep van 3,72 pct. eind 2009 tot 2,82 pct. eind augustus. Vanaf september werd opnieuw een geleidelijke stijging van het rendement opgetekend, waardoor het aan het einde van het jaar circa 4 pct. bereikte. Het verschil in het rendement op tien jaar ten opzichte van Duitsland liep op van 32 bp. eind 2009 tot 91 bp. eind juni, als gevolg van het voornoemde besmettingseffect van de Griekse schuld op andere landen van het eurogebied. In juli en augustus trad een adempauze in, die gepaard ging met een lichte daling van het renteverschil tot ongeveer 70 bp. Vanaf september trof een opflakkering van de vlucht naar kwaliteit ook België, dat net als Spanje en Italië enigszins werd besmet door de Ierse crisis. De trage vooruitgang in de vorming van een volwaardige federale regering, en de vertraging die daardoor werd opgelopen in de aankondiging van een herstelplan voor de overheidsfinanciën, heeft de druk op de Belgische obligaties verhoogd. Eind november bereikte het verschil 128 bp., maar nadien liep het terug tot ongeveer 1 pct. aan het einde van het jaar.
1.2
gecentraliseerde beursmarkt
Het Rentenfonds heeft als eerste opdracht de liquiditeit op de secundaire markt van de overheidseffecten te waarborgen, hoofdzakelijk ten gunste van personen die op deze markt handelen buiten het kader van een beroepsactiviteit. Het Fonds doet dit hetzij door zelf op de fixingmarkt in te grijpen, hetzij door zich te verzekeren van de medewerking van liquiditeitsverschaffers op de doorlopende markt, op een manier die de belangen van de kleine beleggers beschermt.
13
De vastrentende lineaire obligaties 1 en de staatsbons worden genoteerd op de doorlopende markt. De liquiditeit van deze markt wordt gewaarborgd door het optreden van een door NYSE Euronext aangewezen liquiditeitsverschaffer 2. De overeenkomst als liquiditeitsverschaffer voor de rentemarkt wordt vooraf ter advies aan het Rentenfonds en aan de Schatkist voorgelegd. Het Fonds waarborgt op de fixingmarkt de liquiditeit van de minst liquide, genoteerde leningen. Daartoe bepaalt het één koers per week en per lening. Bij het vaststellen van de koers stelt het Fonds zich tot doel de particuliere beleggers een correcte prijs te waarborgen, gelet op de specifieke kenmerken van elke lening. Tegen de vastgestelde koers stelt het zich tegenpartij voor het aanbod- of vraagoverschot, met inachtneming van een eventuele vermindering van de orders van de professionele beleggers 3.
Tabel 1.1
Volume Van de transacties op de beursrentemarkt (nominale waarde in € miljoen)
Doorlopende markt
Fixingmarkt
Globaal volume
lineaire obligaties
Staatsbons
Totaal
(a)
(b)
(c) = (a) + (b)
(d)
(e) = (c) + (d)
113,7
181,5
295,2
259,0
78,7
337,7
2006 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
113,7
–
2007 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
156,6
102,4
2008 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
151,1
114,7
265,8
14,8
280,6
2009 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
86,1
99,3
185,4
0,5
185,9
2010 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
69,1
110,5
179,6
0,5
180,1
2010 Januari . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
3,5
10,5
14,0
0,1
14,1
Februari . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
8,3
8,5
16,8
…
16,8
Maart . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
11,5
10,2
21,7
…
21,7
1
april . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
9,1
17,2
26,3
…
26,3
Mei . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
8,3
11,4
19,7
…
19,7
Juni . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
4,2
10,5
14,7
…
14,7
Juli . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
2,3
3,6
5,9
0,1
6,0
augustus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
3,7
8,2
11,9
…
11,9
September . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
4,2
6,6
10,8
0,1
10,9
Oktober . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
3,5
7,5
11,0
0,1
11,1
November . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
4,8
8,4
13,2
0,1
13,3
December . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
5,7
7,9
13,6
…
13,6
bronnen : NYSe euronext brussels en Rentenfonds. 1 De doorlopende markt is gestart op 6 maart 2007 voor de staatsbons.
1 De OLO met variabele rente die op 22 juni 2011 vervalt, wordt daarentegen wekelijks genoteerd op de fixingmarkt. 2 De vennootschap Florint B.V. 3 Het reglement van de rentemarkt bepaalt in artikel 27 dat het Rentenfonds in het kader van zijn regulerende opdracht onvoorwaardelijk een order op de fixingmarkt aan een gedeeltelijke uitvoering mag onderwerpen door het te verminderen tot het kleinste van de hieronder volgende nominale bedragen : – € 125.000 voor de in euro uitgedrukte renten ; – 1 per duizend van het in omloop zijnde nominale kapitaal van de bewuste rente.
14
1.2.1
VOLUME VAN DE TRANSACTIES
Het volume op de doorlopende markt is gedaald met 3 pct., namelijk van € 185,4 miljoen in 2009 tot € 179,6 miljoen. Bij de OLO’s liep de activiteit sterk terug, namelijk van € 86,1 miljoen in 2009 tot € 69,1 miljoen in de loop van het verslagjaar. De staatsbons hebben op de doorlopende markt een omzet van € 110,5 miljoen opgeleverd, tegen € 99,3 miljoen in 2009. De particuliere beleggers die actief zijn op de beursmarkt, geven in het algemeen de voorkeur aan staatsbons, waarvan de looptijd beter aansluit bij hun beleggingshorizon, veeleer dan aan lineaire obligaties. Het totale volume op de fixingmarkt heeft zich in 2010 gestabiliseerd op € 0,5 miljoen. Sinds 2008 blijft er enkel nog een wekelijkse fixing over, waarop de OLO met variabele rente, de eeuwigdurende leningen en de lotenleningen zijn genoteerd, waarvan het activiteitsvolume ontoereikend is om een dagelijkse fixing te rechtvaardigen.
1.3
door het rentenfonds geReGLEMENTeerde buitenbeursmarkt
1.3.1
INLEIDENDE METHODOLOGISCHE TOELICHTINGEN
De inwerkingtreding, op 1 november 2007, van de MiFID-richtlijn ging gepaard met een volledige herziening van de organisatie van de reporting die het Rentenfonds een algemeen overzicht biedt van de transacties in lineaire obligaties, gesplitste effecten en schatkistcertificaten, die in de EER worden uitgevoerd 1. Vanaf 2009 neemt het Rentenfonds in de gepubliceerde transactievolumes de transactie-informatie op die het verkrijgt via het Europese systeem voor de uitwisseling van transactiegegevens TREM 2 en die het niet heeft vernomen via de rechtstreekse transactiemeldingen aan het Fonds. Hierdoor is een belangrijk deel van de aankoop‑ / verkooptransacties die worden afgesloten door niet-marktleden, voor wie de verplichte reporting aan het Rentenfonds niet van toepassing is, voortaan opgenomen in de statistieken betreffende de gepubliceerde transactievolumes. De integratie van de via TREM verkregen transacties maakt de vanaf 2009 berekende totale volumes moeilijk vergelijkbaar met de voorheen volgens de oude methodologie vastgestelde volumes. Naast de opneming van de via TREM verkregen informatie in de statistieken van de transactievolumes, heeft het Rentenfonds, vanaf 2009, ook de methodologie voor de opmaak van die statistieken verfijnd. Hoewel deze nog altijd een aantal sell / buybacktransacties omvatten, die verwant zijn aan cessies-retrocessies, konden die methodologische wijzigingen hun invloed op het berekende transactievolume aanzienlijk beperken. Eens te meer leiden de aangebrachte methodologische veranderingen ertoe dat de reële totale volumes, zoals ze werden herberekend door de sell / buybacktransacties af te trekken, sinds 2009 niet meer vergelijkbaar zijn met die van de voorgaande jaren.
1.3.2
LINEAIRE OBLIGATIES
Het volume van de aankoop- / verkooptransacties in lineaire obligaties is met ongeveer 19 pct. gestegen, namelijk van € 896,3 miljard in 2009 tot € 1.064,8 miljard. Na aftrek van de in die bedragen opgenomen sell / buybacktransacties 3, liep het geraamde reële volume van de
1 Zie hoofdstuk 2, punt 2.2.2, blz. 24 tot 28. 2 Zie jaarverslag 2009, blz. 26 en 27. 3 Namelijk € 34,1 miljard tijdens het verslagjaar en € 65,8 miljard in 2009.
15
Gereglementeerde buitenbeursmarkt van de lineaire obligaties, de gesplitste effecten en de schatkistcertificaten 1
Marktonderneming Het Rentenfonds is de marktonderneming van de gereglementeerde buitenbeursmarkt van de lineaire obligaties, de gesplitste effecten en de schatkistcertificaten.
Afbakening van de markt De gereglementeerde buitenbeursmarkt omvat de aankoop- en verkooptransacties in lineaire obligaties, gesplitste effecten en schatkistcertificaten waarbij een lid van de markt 2 optreedt, hetzij voor eigen rekening, hetzij voor rekening van derden. De transacties die worden uitgevoerd op een andere gereglementeerde markt, op een MTF of die intern worden afgesloten via een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling, enerzijds, en de onderhands afgesloten transacties, anderzijds, vallen niet onder het toepassingsgebied van deze markt.
Marktregels Het Rentenfonds stelt de marktregels vast, die de werking van de gereglementeerde buitenbeursmarkt bepalen.
Reportingverplichting De leden van de markt dienen aan het Rentenfonds alle op de gereglementeerde buitenbeursmarkt afgesloten aankoop- / verkooptransacties te melden, ongeacht of ze werden afgesloten voor eigen rekening of voor rekening van één of meerdere cliënten 3.
Markttransparantie Dag na dag publiceert het Rentenfonds de referentiekoers alsook het volume en het aantal van de aankoop- / verkooptransacties voor alle op de gereglementeerde buitenbeursmarkt genoteerde effecten.
1 De gereglementeerde buitenbeursmarkt zou in principe op 1 september 2011 ophouden te bestaan. 2 De lijst van de marktleden kan worden geraadpleegd op de website van het Rentenfonds www.rentenfonds.be. 3 De primary dealers in Belgische Schatkistwaarden dienen aan het Rentenfonds al hun aankoop- en verkooptransacties te melden in lineaire obligaties, gesplitste effecten en schatkistcertificaten, ongeacht of ze werden afgesloten op of buiten de gereglementeerde buitenbeursmarkt.
aankopen / verkopen in OLO’s op tot € 1.030,7 miljard, een stijging met 24 pct. ten opzichte van het in 2009 verhandelde bedrag van € 830,5 miljard. Die toename is enerzijds toe te schrijven aan de steeds delicatere situatie voor bepaalde soevereine emittenten van het eurogebied vanaf de maand april, die sommige categorieën van houders ertoe heeft aangezet effecten te verkopen, met inbegrip van effecten van de Belgische overheidsschuld. De effecten van emittenten in de periferie van het eurogebied (Griekenland, Ierland en Portugal) werden verkocht ten gunste van de emittenten van de « core »-groep, die onder meer de Duitse, Nederlandse en Franse obligaties omvat. De Belgische en Italiaanse overheidseffecten
16
Tabel 1.2
Volume Van de transacties op de buitenbeursmarkt Van de oVerheidsfondsen 1 (nominale waarde in € miljard)
Globaal volume 2
Waarvan elektronische markten MTS belgium
euroMTS
ICaP brokerTec
bGC eSpeed
TradeWeb
bondVision
a. lineaire obligaties
2006 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
784,0
80,7
8,0
…
0,1
56,0
11,9
2007 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
902,0
96,0
9,2
0,6
0,1
72,8
10,6
2008 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
938,0
48,1
3,1
2,0
0,3
52,9
10,8
2009 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
896,3
48,4
2,7
8,8
3,5
47,6
14,4
2010 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1.064,8
81,7
5,2
9,7
3,2
104,1
14,2
–
…
–
…
b. Strips
2006 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
5,3
0,4
–
2007 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
8,3
0,7
–
–
…
–
…
2008 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
8,5
0,3
–
…
…
–
…
2009 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
4,9
…
–
…
…
–
…
2010 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
11,1
…
–
…
…
–
…
C. Schatkistcertificaten
2006 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
271,4
45,5
–
…
…
9,8
4,8
2007 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
241,9
37,4
–
…
…
21,6
5,0
2008 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
299,3
39,4
–
1,3
…
11,7
2,6
2009 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
457,5
73,1
–
4,6
…
14,5
1,6
2010 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
631,6
140,6
–
16,3
…
36,7
1,8
bronnen : Nbb en Rentenfonds. 1 De transacties worden gegroepeerd op basis van hun transactiedatum. Het gemiddelde van de aankopen en de verkopen wordt geboekt. 2 De methodologie voor de opstelling van de statistieken van de transactievolumes werd vanaf 2009 aangepast, zie dit hoofdstuk, punt 1.3.1, blz. 15. De statistieken zijn gezuiverd van de saldi van de verrekende transacties door lCH.Clearnet.
hebben ook gedeeltelijk voordeel getrokken van de herbelegging van de opbrengst van deze verkopen. Daarnaast zouden sommige portfolio managers bedrijfsobligaties van de financiële sector van de hand hebben gedaan in ruil voor niet-perifere Europese overheidsobligaties, zoals lineaire obligaties, die meer in aanmerking zouden komen voor een mandaat voor het beheer van een kredietportefeuille (« spread ») dan dat van een risicoloze obligatieportefeuille zoals in het verleden. Sinds 1 april 2008 mogen de primary dealers hun noteringsplicht vervullen op één of meer van de drie elektronische verhandelingsplatformen die de primary dealers hebben geselecteerd uit de in aanmerking komende platformen waarvan de Belgische Schatkist een lijst had opgesteld, namelijk MTS Belgium, ICAP BrokerTec en BGC eSpeed.
17
Na twee jaar van beperkte transactievolumes wegens de financiële crisis, heeft de liquiditeit op de elektronische verhandelingsplatformen zich gedeeltelijk hersteld. MTS heeft, zoals in het verleden, voordeel getrokken uit zijn statuut van meest actieve interdealerplatform in lineaire obligaties om een grotere omzet naar zich toe te trekken. Aldus is het op MTS Belgium verhandelde volume in lineaire obligaties toegenomen van € 48,4 miljard in 2009 tot € 81,7 miljard, dat is een forse stijging met 69 pct. EuroMTS, het pan-Europese platform van de MTS-groep waarop eveneens bepaalde lineaire obligaties worden genoteerd, vertoonde een nog sterkere toename van zijn omzet van € 2,7 miljard in 2009 tot € 5,2 miljard, dat is een aangroei met 93 pct. Op ICAP BrokerTec en BGC eSpeed, de twee andere geselecteerde interdealerplatformen, bedroeg het volume respectievelijk € 9,7 miljard en € 3,2 miljard. Voor ICAP BrokerTec betekent dit een stijging met 10 pct. ten opzichte van 2009. Voor BGC eSpeed gaat het om een daling met ongeveer 9 pct. over dezelfe periode. Het Agentschap van de Schuld kocht via een daartoe bestemd specifiek compartiment van MTS Belgium, Belgian BuyBack (BBB), voor een bedrag van € 9,3 miljard terug in de vier OLO’s met vervaldag binnen de twaalf daaropvolgende maanden, wat aanzienlijk meer is dan het in 2009 teruggekochte bedrag van € 4,1 miljard in drie OLO’s. Het Agentschap van de Schuld besliste een veel groter deel van de in 2011 op hun vervaldag komende OLO’s te prefinancieren, namelijk voor ongeveer € 6,4 miljard. Op de twee multidealerplatformen, die institutionele cliënten verbinden met verscheidene markthouders, evolueerde het totale verhandelde volume in tegengestelde zin. De omzet van TradeWeb groeide fors met 119 pct., meer bepaald van € 47,6 miljard in 2009 tot € 104,1 miljard, terwijl het volume van BondVision terugliep van € 14,4 miljard in 2009 tot € 14,2 miljard tijdens de verslagperiode.
1.3.3
EFFECTEN VOORKOMEND UIT DE SPLITSING VAN LINEAIRE OBLIGATIES (« STRIPS »)
De interesten van een gesplitst effect worden afzonderlijk van het kapitaal verhandeld. De aldus gecreëerde effecten fungeren als nulcouponobligaties. Het recht om lineaire obligaties te splitsen en weder samen te stellen, is voorbehouden aan de primary dealers in Belgische Schatkistwaarden en aan de recognized dealers. De aankoop- / verkooptransacties in gesplitste effecten namen toe van € 4,9 miljard in 2009 tot € 11,1 miljard, dat is een opmerkelijke stijging met 127 pct.. De sterke daling van de langetermijnrente heeft de levensverzekeringsmaatschappijen en de pensioenfondsen ertoe aangezet beleggingen op zeer lange termijn te zoeken die meer opbrengen dan de in hun contracten gewaarborgde minimumrendementen 1. Het grootste deel van de volumestijging deed zich voor in de maanden november en december, toen het rendement van de langstlopende kapitaaleffecten sterk was toegenomen. Na aftrek van een onveranderd bedrag van € 0,8 miljard aan vastgestelde sell / buybacktransacties, zou het geraamde reële bedrag van de aankopen / verkopen in gesplitste effecten gestegen zijn van € 4,1 miljard in 2009 tot € 10,3 miljard tijdens de verslagperiode, dat is een toename met 151 pct. Net als in 2009 werd op MTS Belgium, ICAP BrokerTec en BGC eSpeed slechts een verwaarloosbaar volume aan Belgische gesplitste effecten afgesloten.
1 Het voor de levensverzekeringscontracten gewaarborgde minimumrendement bedraagt 3,75 pct. sinds juni 1999.
18
1.3.4
SCHATKISTCERTIFICATEN
Het volume aan schatkistcertificaten is aanzienlijk gestegen van € 457,5 miljard in 2009 tot € 631,6 miljard, dat is een toename met 38 pct. Het geraamde reële volume van de aankopen / verkopen in schatkistcertificaten zou, na aftrek van de sell / buybacktransacties 1, € 607,5 miljard belopen, of eveneens een toename met 38 pct. ten opzichte van de in 2009 opgetekende € 438,7 miljard. De beheerders van monetaire BEVEK’s hebben hun beleid ten overstaan van de Belgische schatkistcertificaten niet gewijzigd terwijl andere emittenten wel met een zeer moeilijke context werden geconfronteerd. In het korte-termijnsegment beschikt België nog altijd over de beste rating. Sommige beleggers verkozen de schatkistcertificaten boven de Belgian Treasury Bills (BTB) op korte termijn, die minder opbrachten. Tegen de achtergrond van twijfels over de politieke stabiliteit van België vanaf het laatste kwartaal, gaven bepaalde beleggers veeleer de voorkeur aan schatkistcertificaten dan aan lineaire obligaties. De rentetarieven op schatkistcertificaten sloten gedurende de eerste twee weken van december ook nauwer aan bij de interbancaire Euriborrente voor de overeenstemmende looptijd, wat een extra vraag kan hebben teweeggebracht. De belangstelling van de beleggers voor die instrumenten kwam tevens ten goede aan de elektronische markten. Het op MTS Belgium verhandelde volume aan schatkistcertificaten is aldus met 92 pct. gestegen, namelijk van € 73,1 miljard in 2009 tot € 140,6 miljard tijdens de beschouwde periode. De aan de primary dealers geboden keuze tussen concurrerende platformen heeft duidelijk de op het interdealerplatform ICAP BrokerTec afgesloten volumes ondersteund. Op dit platform steeg het volume van € 4,6 miljard in 2009 tot € 16,3 miljard, of een toename met 254 pct. Daarentegen kon BGC eSpeed niet profiteren van eenzelfde verschijnsel voor de schatkistcertificaten, aangezien op dit platform geen enkel volume werd afgesloten in deze effecten. De op de multidealerplatformen TradeWeb en BondVision verhandelde omzet in schatkistcertificaten werd eveneens in de hand gewerkt door de aantrekkingskracht van de Belgische schatkistcertificaten. Zo sloot TradeWeb een volume van € 36,7 miljard af, tegen € 14,5 miljard in 2009, dat is een stijging met 154 pct. Tijdens dezelfde periode vertoonde de omzet van BondVision een bescheidener toename met 13 pct., meer bepaald van € 1,6 miljard in 2009 tot € 1,8 miljard.
1.3.5
REPOFACILITEIT
De repofaciliteit van het Agentschap van de Schuld biedt aan de primary dealers en de recognized dealers de mogelijkheid een cessie-retrocessie met de Schatkist af te sluiten ingeval ze ongedekt effecten zouden hebben verkocht en verplicht zouden zijn deze op de markt terug te kopen onder te dure voorwaarden. De repofaciliteit werd tijdens het verslagjaar intensief gebruikt. Het aantal transacties nam explosief toe, van 291 in 2009 tot 2.091. Die stijging ligt hoofdzakelijk aan het zeer sterke gebruik van die faciliteit voor de schatkistcertificaten en, in mindere mate, voor de OLO’s. Per type van effect waren er 177 contracten in OLO’s, 79 in gesplitste effecten en 1.835 in schatkistcertificaten. In 2009 bedroeg de uitsplitsing naar OLO’s, gesplitste effecten en schatkistcertificaten respectievelijk 90, 107 en 94 contracten. Naar volume is de grotere aanwending van de repofaciliteit eveneens opmerkelijk, vooral voor de schatkistcertificaten en de OLO’s : de voornoemde dealers leenden een totaalbedrag van € 5,1 miljard in OLO’s, € 0,2 miljard in gesplitste effecten en niet minder dan € 66,1 miljard in schatkistcertificaten. De overeenkomstige cijfers voor 2009 beliepen respectievelijk € 1,8 miljard, € 1,1 miljard en € 1,7 miljard.
1 Namelijk voor € 24,1 miljard tijdens het verslagjaar en voor € 18,8 miljard in 2009.
19
Het hogere beroep op de repofaciliteit in schatkistcertificaten is deels toe te schrijven aan de stijging van het op de secundaire markt afgesloten volume aangezien de primary dealers aan de vraag tot aankoop van de cliënteel willen voldoen, zelfs als ze het gezochte schatkistcertificaat niet in portefeuille hebben. Een belangrijk deel van de schatkistcertificaten bevindt zich bovendien in « buy and hold »-portefeuilles, waarvan de beheerders deze certificaten niet wensen uit te lenen.
20