1. Secundaire markten van de overheidsfondsen 1.1
RENTEVERLOOP
Twee zware schokken hebben in 2008 de wereldeconomie getroffen : de versnelling van de prijsstijgingen voor grondstoffen tot het midden van het jaar en het hevig oplaaien van de spanningen in het financiële systeem vanaf medio september. Hoewel zij specifieke oorzaken hebben, vinden beide ook hun oorsprong in de financiële excessen van de afgelopen jaren. Het gevolg was, respectievelijk, een tijdelijke opstoot van de inflatie en een fikse vertraging van de activiteit. De groei van de wereldeconomie is teruggelopen van 5 pct. in 2007 tot 3,8 pct. De vertraging van de activiteit, die eerst de Verenigde Staten had getroffen, breidde zich uit over nagenoeg de hele wereld. In het eurogebied is de groei vertraagd van 2,6 tot 1 pct. Vooral de landen die de jaren voordien een krachtige economische expansie en een boom in de vastgoedsector hadden meegemaakt, zoals Spanje en Ierland, werden zwaar getroffen. De activiteit verzwakte in België iets minder uitgesproken
GRAFIEK 1.1
BASISRENTE EN LANGETERMIJNRENTE IN HET EUROGEBIED (maandgemiddelden, tenzij anders vermeld)
5
5
4
4
3
3
2
2
1
1
0
0 2004
2005
2006
2007
2008
Basis-herfinancieringstransacties 1 (minimale inschrijvingsrente of vaste rente) Overheidsobligaties op vijf jaar 2 Overheidsobligaties op tien jaar 2
Bronnen : BIB en ECB. 1 Gegevens aan het einde van de maand. 2 Gemiddelde van de rendementen op de door de lidstaten van het eurogebied uitgegeven obligaties, gewogen aan de hand van de respectieve uitstaande bedragen van de overheidsschuld.
11
dan in de grote Europese landen : de groei van het Belgische bruto binnenlands product vertraagde van 2,6 tot 1,1 pct. Deze jaarcijfers verhullen een duidelijke verslechtering van de economische activiteit in de loop van het jaar, vooral tijdens het laatste kwartaal. De inflatie van haar kant is tot het derde kwartaal bijna overal versneld vanwege de forse stijging van de grondstoffenprijzen. Nadien is ze vertraagd als gevolg van de daling van diezelfde prijzen, die toe te schrijven was aan de plotselinge verslechtering van de vraagvooruitzichten. In het eerste semester van het verslagjaar werd in de voornaamste economieën een verschillende monetaire-beleidsvoering opgetekend. In de Verenigde Staten zette de eind 2007 gestarte versoepeling zich voort. De Federal Reserve verlaagde in vier stappen de rente van 4,25 pct. naar 2 pct. In Japan bleven de basisrentetarieven ongewijzigd. In het eurogebied echter trok de centrale bank
GRAFIEK 1.2
RENTETARIEVEN OP LANGE TERMIJN 1 (eindeperiodegegevens)
6
6
5
5
4
4
3
3
2
2
1
1
0
0 2004
België
2005
Spanje
2006
Duitsland
2007
Verenigde Staten
2008
Japan
0,9
0,9
0,6
0,6
0,3
0,3 0
0
–0,3
–0,3 2004
2005
2006
2007
2008
België min Duitsland
Bronnen : NBB en Rentenfonds. 1 Brutorendementen van de referentielening op 10 jaar (of « benchmark » ) van de overheidssector op de secundaire markt (zie statistische bijlage, tabel S.3, blz. 47). Elke verandering van referentielening kan aanleiding geven tot een sprong in de grafiek, aangezien er geen correctie wordt toegepast voor de verlenging van de reële looptijd die dan plaatsvindt.
12
de rentetarieven op. Zo verhoogde het Eurosysteem op 3 juli de minimale inschrijvingsrente op de basisherfinancieringstransacties van 4 tot 4,25 pct. wegens een verslechtering van de inflatievooruitzichten. Toen de financiële crisis meer dramatische proporties aannam, en de inflatoire dreiging derhalve verzwakte, versoepelden de centrale banken hun rentebeleid. In de Verenigde Staten werd de doelstelling inzake de federal funds rate in drie stappen teruggebracht van 2 pct., het niveau waarop ze op 30 april was vastgesteld, naar een renteband tussen 0 en 0,25 pct. De Federal Reserve voerde bovendien een versoepelend beleid, zowel kwantitatief door haar balans aanzienlijk aan te dikken, als kwalitatief door staatsleningen op de actiefzijde van deze balans te vervangen door meer risicodragende vorderingen. De Japanse centrale bank verlaagde twee keer de rente met 20 bp. tot 0,10 pct. In het eurogebied werd de rente voor de basis-herfinancieringstransacties van het Eurosysteem in vier stappen verlaagd van 4,25 pct. begin oktober naar 2 pct. begin januari 2009. De rendementsverschillen tussen de Duitse referentielening op tien jaar en de referentieleningen van de andere landen van het eurogebied zijn tijdens het verslagjaar merkelijk gestegen. Een eerste opstoot in de verschillen werd bereikt tussen februari en medio maart, toen de problemen van de investeringsbank Bear Stearns een eerste maal de financiële spanningen verscherpten. Die toename was zeer uitgesproken in de landen waar de overheidsschuld hoog blijft, zoals België en Spanje. In Frankrijk en Nederland, daarentegen, twee landen met dezelfde kredietrating als Duitsland, was de sprong beperkter. Die grotere verschillen weerspiegelden deels een herwaardering van het soeverein kredietrisico door de beleggers. In België speelden de bezorgdheid om de politieke spanningen en de onzekerheid omtrent het verloop van de begrotingscontrole ook een rol bij de toename van het ecart. De rendementsverschillen verhoogden verder aanzienlijk in het paniekklimaat dat de financiële markten verstoorde als gevolg van de ineenstorting van Lehman Brothers in september. De daaruit voortvloeiende vlucht naar kwaliteit ging gepaard met een verschuiving naar de meest liquide en risicoloze overheidseffecten. Gemiddeld over het jaar 2008 bedroeg het rendementsverschil tussen de Duitse en de Belgische referentielening op tien jaar 42 bp., tegen 10 bp. in 2007. Aan het einde van het jaar beliep het verschil 82 bp., tegen 14 bp. in 2007. De Nederlandse en Franse referentieleningen presteerden beter dan hun Belgische tegenhanger waardoor de verschillen met die laatste tussen eind 2007 en eind 2008 opliepen van respectievelijk 6 en 5 bp. tot 23 en 37 bp. Op het einde van het jaar overschreed het Spaanse tienjaars rendement daarentegen het Belgische met 5 bp. terwijl het een jaar eerder 7 bp. lager uitviel.
1.2
GECENTRALISEERDE BEURSMARKT
Het Rentenfonds heeft als eerste opdracht de liquiditeit op de secundaire markt van de overheidseffecten te waarborgen, hoofdzakelijk ten gunste van personen die op deze markt handelen buiten het kader van een beroepsactiviteit. Het Fonds doet dit hetzij door zelf op de fixingmarkt in te grijpen, hetzij door zich te verzekeren van de medewerking van liquiditeitsverschaffers op de doorlopende markt op een manier die de belangen van de kleine beleggers beschermt. Het Fonds waarborgt op de fixingmarkt de liquiditeit van de minst liquide, genoteerde leningen. Daartoe bepaalt het één koers per week en per lening. Bij het vaststellen van de koers stelt het Fonds zich tot doel de particuliere beleggers een correcte prijs te waarborgen, gelet op de specifieke kenmerken van elke lening. Tegen de vastgestelde koers stelt het zich tegenpartij voor het aanbod- of vraagoverschot, met inachtneming van een eventuele vermindering van de orders van de professionele beleggers.1 1 Het reglement van de rentemarkt bepaalt in artikel 27 dat het Rentenfonds in het kader van zijn regulerende opdracht onvoorwaardelijk een order op de fixingmarkt aan een gedeeltelijke uitvoering mag onderwerpen door het te verminderen tot het kleinste van de hieronder volgende nominale bedragen : - 125.000 euro voor de in euro uitgedrukte renten ; - 1 per duizend van het in omloop zijnde nominale kapitaal van de bewuste rente.
13
Tabel 1.1
Volume Van de transacties op de beursrentemarkt (nominale waarde in miljoenen euro’s)
Fixingmarkt aangekochte effecten
Doorlopende markt
Verkochte effecten
Totaal
aantal transacties (duizenden)
lineaire obligaties
Staatsbons
(g)
(h)
door de beleggers
door het Rentenfonds
door de beleggers
door het Rentenfonds
(a)
(b)
(c)
(d)
(e) = (a) + (b) = (c) + (d)
(f)
2004 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
78,2
205,5
213,7
70,0
283,7
29,8
2005 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
36,4
164,0
169,4
30,7
200,3
22,4
2006 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
44,9
136,5
145,5
36,0
181,5
20,1
113,7
2007 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
20,7
58,0
62,5
16,2
78,7
9,6
156,6
102,4 2
2008 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
2,6
12,2
12,1
2,7
14,8
2,7
151,1
114,7
2008 Januari . . . . . . . . . . . . .
0,4
3,3
3,3
0,4
3,7
0,6
14,6
10,0
Februari . . . . . . . . . . . .
0,8
2,7
2,6
0,9
3,5
0,6
26,5
9,4
Maart . . . . . . . . . . . . . .
0,6
3,8
3,8
0,6
4,4
0,5
12,8
10,2
april . . . . . . . . . . . . . . .
0,5
2,0
2,0
0,5
2,5
0,5
10,8
11,2
– 53,7 1
– – –
Mei . . . . . . . . . . . . . . . .
…
…
…
…
…
0,1
8,3
10,0
Juni . . . . . . . . . . . . . . . .
0,1
…
…
0,1
0,1
0,1
9,4
17,8
Juli . . . . . . . . . . . . . . . .
0,1
…
…
0,1
0,1
0,1
3,2
6,0
augustus . . . . . . . . . . .
…
…
…
…
…
…
1,0
4,5 11,8
September . . . . . . . . . .
…
…
…
…
…
0,1
13,5
Oktober . . . . . . . . . . . .
0,1
0,4
0,4
0,1
0,5
0,1
39,8
9,9
November . . . . . . . . . .
…
…
…
…
…
…
7,3
6,9
December . . . . . . . . . .
…
…
…
…
…
…
4,0
7,0
bronnen : euronext brussels en Rentenfonds. 1 De doorlopende markt is gestart op 4 april 2005 voor de lineaire leningen. 2 De doorlopende markt is gestart op 6 maart 2007 voor de staatsbons.
De vastrentende lineaire obligaties 1 en de staatsbons worden genoteerd op de doorlopende markt. De liquiditeit van die markt wordt gewaarborgd door het optreden van een door Euronext aangewezen liquiditeitsverschaffer 2. De overeenkomst als liquiditeitsverschaffer voor de rentemarkt wordt vooraf ter advies voorgelegd aan het Rentenfonds en de Schatkist. De overheveling van de laatste staatsbons 3 naar de doorlopende markt vond plaats op 22 april, na de wijziging 4 van artikel 18 van het koninklijk besluit van 14 juni 2005 betreffende de rentemarkt, op grond waarvan overheidseffecten voortaan mogen worden toegelaten tot de verhandeling op de doorlopende markt, wanneer op het ogenblik van die toelating ten minste één liquiditeitsverschaffer door Euronext is aangewezen. Voorheen bepaalde dat artikel dat er ten minste twee liquiditeitsverschaffers moesten zijn. Nadat een liquiditeitsverschaffer zich had teruggetrokken en het onmogelijk bleek er een tweede te vinden, was een wijziging in de regelgeving noodzakelijk.
1 2 3 4
De OLO met variabele rente wordt daarentegen wekelijks genoteerd op de fixingmarkt. De vennootschap Florint B.V. De staatsbons met vervaldatum september. Zie jaarverslag 2007, blz. 13 en 14. Koninklijk besluit van 8 april 2008 tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 juni 2005 betreffende de rentemarkt (Belgisch Staatsblad van 16 april 2008).
14
1.2.1
VOLUME VAN DE TRANSACTIES
Het totale volume op de fixingmarkt is fors teruggelopen na de overheveling van de laatste staatsbons naar de doorlopende markt. Zo blijft enkel nog een wekelijkse fixing over, waarop de OLO met variabele rente, de eeuwigdurende leningen en de lotenleningen zijn genoteerd, waarvan het activiteitsvolume ontoereikend is om een dagelijkse fixing te rechtvaardigen. Bijgevolg is het volume gedaald van 78,7 miljoen in 2007 tot 14,8 miljoen. Zowel de verkopen door de particuliere beleggers zijn sterk ingekrompen, namelijk van 62,5 miljoen in 2007 tot 12,1 miljoen, als hun aankopen, namelijk van 20,7 miljoen in 2007 tot 2,6 miljoen. Per saldo heeft het Rentenfonds op de fixingmarkt een nettobedrag van 9,5 miljoen aangekocht, dat is ongeveer 31,9 miljoen minder dan de in 2007 verworven 41,4 miljoen. Het volume op de doorlopende markt is licht gestegen, namelijk van 259 miljoen in 2007 tot 265,8 miljoen. Die ontwikkeling is deels toe te schrijven aan een effect van communicerende vaten dat voortvloeide uit de overheveling van de laatste staatsbons naar de doorlopende markt op 22 april. De staatsbons hebben op de doorlopende markt een omzet van 114,7 miljoen opgeleverd, tegen 102,4 miljoen in 2007. De activiteit voor de OLO’s was iets lager, met 151,1 miljoen, tegen 156,6 miljoen in 2007. De beleggers vonden de veiligheid van OLO’s bijzonder aantrekkelijk in oktober, in het licht van de grote risicoaversie en de beursverliezen op de aandelenmarkten.
1.2.2
AANPASSING VAN DE MARKTINFRASTRUCTUUR VAN NYSE-EURONEXT, EUROCLEAR EN LCH.CLEARNET
Het verhandelingssysteem van NYSE-Euronext werd volledig vervangen. Op 8 december stapten de obligaties over van het oude NSC-EMM naar het nieuwe systeem, Universal Trading Platform genoemd, dat performanter is en een grotere bedrijfszekerheid biedt. Dat universele systeem bestrijkt nu alle markten, zowel de contantmarkt als de markt voor afgeleide producten. Die verandering werd te baat genomen om de benaming van de op NYSE-Euronext genoteerde obligaties te harmoniseren. Het « Single Order Book » (SOB) en fase 3 van het project « Euroclear Settlement of Euronext-zone Securities » (ESES) 1 in Brussel werden respectievelijk op 14 en 19 januari 2009 operationeel. Het SOB heeft een einde gemaakt aan de notering van éénzelfde waarde op verschillende beursplaatsen van NYSE-Euronext (« multiple listing »). LCH.Clearnet, dat met de clearing van de op NYSE-Euronext uitgevoerde verrichtingen in renten belast is, en de Amerikaanse « Depository Trust & Clearing Corporation » (DTCC) maakten op 22 oktober bekend dat ze overwogen beide entiteiten op 15 maart 2009 te fusioneren 2.
1 Zie jaarverslag 2006, blz. 16 en 17. 2 Een consortium bestaande uit acht banken en Icap kon het niet eens worden over een tegen de vastgestelde datum van 15 maart 2009 te formuleren hoger bod. De Amerikaanse verrekenkamer DTCC heeft de afronding van haar bod op LCH.Clearnet, voorzien voor eind maart 2009, verdaagd.
15
1.3
DOOR HET RENTENFONDS GEREGLEMENTEERDE BUITENBEURSMARKT
1.3.1
INLEIDENDE METHODOLOGISCHE TOELICHTING
De inwerkingtreding, op 1 november 2007, van de MiFID-richtlijn ging gepaard met een volledige herziening van de organisatie van de reporting die het Rentenfonds een algemeen overzicht biedt van de transacties in lineaire obligaties, gesplitste effecten en schatkistcertificaten, die in de EER worden uitgevoerd 1. Tijdens het verslagjaar kwam de nieuwe informatie die het Fonds voortaan krijgt, echter nog niet volledig en snel genoeg ter beschikking om op basis daarvan statistieken te publiceren.
Gereglementeerde buitenbeursmarkt van de lineaire obligaties, de gesplitste effecten en de schatkistcertificaten Marktonderneming Het Rentenfonds is de marktonderneming van de gereglementeerde buitenbeursmarkt van de lineaire obligaties, de gesplitste effecten en de schatkistcertificaten.
Afbakening van de markt De gereglementeerde buitenbeursmarkt omvat de aankoop- en verkooptransacties in lineaire obligaties, gesplitste effecten en schatkistcertificaten waarbij een lid van de markt 1 optreedt, hetzij voor eigen rekening, hetzij voor rekening van derden. De transacties die worden uitgevoerd op een andere gereglementeerde markt, op een MTF of die intern worden afgesloten via een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling, enerzijds, en de onderhands afgesloten transacties, anderzijds, vallen niet onder het toepassingsgebied van deze markt.
Marktregels Het Rentenfonds stelt de marktregels vast, die de werking van de gereglementeerde buitenbeursmarkt bepalen.
Reportingverplichting De leden van de markt dienen aan het Rentenfonds alle op de gereglementeerde buitenbeursmarkt afgesloten aankoop-/verkooptransacties te melden, ongeacht of ze werden afgesloten voor eigen rekening of voor rekening van één of meerdere cliënten 2.
Markttransparantie Dag na dag publiceert het Rentenfonds de referentiekoers alsook het volume en het aantal van de aankoop-/ verkooptransacties voor alle op de gereglementeerde buitenbeursmarkt genoteerde effecten. 1 De lijst van de marktleden kan worden geraadpleegd op de website van het Rentenfonds www.rentenfonds.be. 2 De primary dealers in Belgische Schatkistwaarden dienen aan het Rentenfonds al hun aankoop- en verkooptransacties te melden in lineaire obligaties, gesplitste effecten en schatkistcertificaten, ongeacht of ze werden afgesloten op of buiten de gereglementeerde buitenbeursmarkt.
1 Zie hoofdstuk 2, punt 2.2.2, « MiFID-reporting aan de CBFA », blz. 23 en 24.
16
Bovendien moest het Rentenfonds ook de nodige informatica-ontwikkelingen voltooien om ze te kunnen gebruiken. De statistieken met betrekking tot de volumes van de aankoop-/verkooptransacties in dit verslag werden bijgevolg nog volgens de oude methodologie opgesteld. Toch moet worden opgemerkt dat het Rentenfonds vanaf begin 2009 de transactie-informatie die het verkrijgt via het Europese systeem voor de uitwisseling van transactiegegevens TREM opneemt in de gepubliceerde transactievolumes 1. De volgens de oude methodologie opgestelde statistieken, die in hoofdzaak berusten op de gegevens van de reporting die is opgelegd aan de leden van de gereglementeerde buitenbeursmarkt 2, vertonen echter onvolkomenheden. Zo bevatten ze een aantal aan cessiesretrocessies verwante sell/buybacktransacties, die maar achteraf kunnen worden geïdentificeerd aan de hand van een opsporingssysteem. Bovendien komen de aankoop-/verkooptransacties die worden afgesloten door niet-marktleden, voor wie de reporting aan het Rentenfonds niet van toepassing is, en die worden afgewikkeld in de internationale vereffeningsstelsels, wat het geval is voor de meeste van die transacties, niet voor in de volumestatistieken van het Rentenfonds. Er zij opgemerkt dat die twee verschijnselen een tegengesteld effect sorteren op de statistieken en elkaar dan ook gedeeltelijk opheffen. Het aandeel van het uitstaand bedrag dat in de internationale vereffeningsstelsels wordt aangehouden, geeft een aanwijzing van de scheeftrekkingen die de genoemde methodologische onvolkomenheden kunnen veroorzaken. Het bedraagt respectievelijk 47 pct. in OLO’s en 64 pct. in schatkistcertificaten, dat is een daling met 1 pct. voor de OLO’s en 2 pct. voor de schatkistcertificaten.
1.3.2
LINEAIRE OBLIGATIES
Het aan het Rentenfonds gemelde volume van de aankoop / verkooptransacties in lineaire obligaties is met ongeveer 4 pct. toegenomen, namelijk van 902 miljard in 2007 tot 938 miljard. Na aftrek van een geraamd bedrag van 286,4 miljard aan sell/buyback-transacties 3, is het geraamde reële bedrag van de aankopen/verkopen in OLO’s gestegen van 644,1 miljard in 2007 tot 651,6 miljard, een toename met 1 pct. in vergelijking met een stijging van 12 pct. het voorgaande jaar. Het feit dat de beleggers in een context van ernstige financiële crisis streven naar veiligheid, was gunstig voor de lineaire obligaties, waarvan het renteverschil ten opzichte van Duitsland, Frankrijk en Nederland gedurende het jaar bovendien fors opliep. Hoewel de historische volatiliteit van de rendementen in de loop van het jaar nog toenam, wat doorgaans de trading bevordert, werd de activiteit tussen de markthouders afgeremd door de krachtige stijging van het verschil tussen de bied- en laatkoersen. Gelet op de sterke waardeverminderingen van sommige gestructureerde obligaties en de financieringsproblemen op de interbancaire markten, werd de nochtans winstgevende trading in obligaties teruggeschroefd zodat de volumes in de loop van het jaar ineengeschrompeld zijn en vanaf november een minimum bereikten. Het op MTS Belgium verhandelde volume in lineaire obligaties werd gehalveerd van 96 miljard in 2007 tot 48,1 miljard. De terugval was nog scherper op EuroMTS, waar de activiteit daalde van 9,2 miljard in 2007 tot 3,1 miljard. Die elektronische markten, waarop de trading niet anoniem plaatsvindt, hadden zwaar te lijden onder de vertrouwenscrisis op de interbancaire markten. De situatie verslechterde aanzienlijk vanaf de maand april, na de instorting van Bear Stearns in maart, maar ook vanaf juli, na de reddingsoperatie ten behoeve van de hypotheekverstrekkers Freddie Mac en Fannie Mae. Nadat Lehman Brothers medio september in gebreke was gebleven, volgden lange « fast market » periodes elkaar op, waarin de noteringsplicht voor de markthouders werd opgeschort en noteringen « on a best-efforts basis » werden verstrekt. Zoals in de vorige alinea werd aangestipt, is het verschil tussen de beste aankoop- en verkoopkoers fors toegenomen, wat de transactiekosten verhoogde en de volumes negatief beïnvloedde. 1 Zie hoofdstuk 2, punt 2.2.3, blz. 28 en 29. 2 Zie kader, blz. 16. 3 In 2007 werd een bedrag van 257,9 miljard aan sell/buybacks genoteerd (bijgesteld cijfer).
17
Tabel 1.2
Volume Van de transacties op de buitenbeursmarkt Van de oVerheidsfondsen 1 (nominale waarde in miljarden euro’s)
Globaal volume
Waarvan elektronische markten MTS belgium
euroMTS
ICaP brokerTec
bGC eSpeed
TradeWeb
bondVision
a. lineaire obligaties 2
2004 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
670,3
138,1
20,4
0,1
0,2
50,3
7,1
2005 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
610,5
118,2
16,1
0,1
0,2
55,8
9,2
2006 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
784,0
80,7
8,0
…
0,1
56,0
11,9
2007 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
902,0
96,0
9,2
0,6
0,1
72,8
10,6
2008 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
938,0
48,1
3,1
2,0
0,3
52,9
10,8
b. Strips
2004 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
6,5
1,3 3
–
–
…
–
–
2005 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
6,5
1,0
–
–
…
–
…4
2006 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
5,3
0,4
–
–
…
–
…
2007 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
8,3
0,7
–
–
…
–
…
2008 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
8,5
0,3
–
…
…
–
…
C. Schatkistcertificaten
2004 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
225,6
44,5
–
…
…
0,5 5
0,5
2005 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
204,4
57,8
–
…
…
5,9
2,3
2006 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
271,4
45,5
–
…
…
9,8
4,8
2007 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
241,9
37,4
–
…
…
21,6
5,0
2008 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
299,3
39,4
–
1,3
…
11,7
2,6
bronnen : Nbb en Rentenfonds. 1 De transacties worden gegroepeerd op basis van hun transactiedatum. Het gemiddelde van de aankopen en de verkopen wordt geboekt. 2 De statistieken zijn gezuiverd van de saldi van de verrekende transacties door lCH.Clearnet. 3 MTS belgium introduceerde de strips in zijn systeem in januari 2004. 4 Het multidealerplatform bondVision introduceerde de strips in zijn systeem in juni 2005. 5 De schatkistcertificaten werden in september 2004 opgenomen op het multidealerplatform TradeWeb.
Vanaf 1 april mochten de primary dealers hun noteringsplicht vervullen op één of meer van de drie elektronische verhandelingsplatformen die de primary dealers hebben geselecteerd uit de in aanmerking komende platformen waarvan de Belgische Schatkist een lijst had opgesteld 1. Hierdoor verschoof een deel van de activiteit van MTS Belgium naar de twee nieuwe geselecteerde interdealerplatforms Icap BrokerTec en BGC eSpeed, die volumes van respectievelijk 2,0 en 0,3 miljard lieten optekenen. 1 De Belgische Staat heeft toen ook beslist om zijn participatie te verkopen in MTS Associated Markets (MTS AM), dat het elektronisch handelsplatform MTS Belgium exploiteert. Het koninklijk besluit van 30 augustus 2008 dat de Minister van Financiën machtigt tot de verkoop van de deelneming van de Belgische Staat in een naamloze vennootschap « MTS Associated Markets » met als belangrijkste maatschappelijk doel de uitbating van een elektronisch tradingplatform op de secundaire markt van de effecten van de Belgische Staatsschuld (Belgisch Staatsblad van 12 september 2008) heeft de Minister van Financiën gemachtigd deze deelneming te verkopen aan MTS AM, wat op 24 oktober is gebeurd.
18
Het Agentschap van de Schuld kocht via een daartoe bestemd specifiek compartiment van MTS Belgium, Belgian BuyBack (BBB), voor een bedrag van 4 miljard terug in de vier OLO’s met vervaldag binnen de twaalf daaropvolgende maanden, tegen een bedrag van 5,1 miljard in vijf OLO’s in 2007. Op de multidealerplatformen, die institutionele cliënten verbinden met verscheidene markthouders, had het totale verhandelde volume eveneens te lijden van de geringere belangstelling voor de elektronische trading. De omzet van TradeWeb liep terug van 72,8 miljard in 2007 tot 52,9 miljard. In vergelijking met de interdealerplatformen zoals MTS Belgium, verminderde het volume van TradeWeb relatief minder heftig, namelijk met min 27 pct., tegen min 50 pct. voor het eerstgenoemde platform. BondVision, daarentegen, vertoonde een tegengesteld verloop, aangezien het zijn volume zeer licht verhoogde van 10,6 miljard in 2007 tot 10,8 miljard tijdens de verslagperiode. Het marktaandeel van de reële aankopen / verkopen in OLO’s die via de elektronische platformen werden afgesloten, nam om de bovengenoemde redenen af van 29 pct. in 2007 tot 17 pct.
1.3.3
EFFECTEN VOORTKOMEND UIT DE SPLITSING VAN LINEAIRE OBLIGATIES (« STRIPS »)
De interesten van een gesplitst effect worden afzonderlijk van het kapitaal verhandeld. De aldus gecreëerde effecten fungeren als nulcouponobligaties. Het recht om lineaire obligaties te splitsen en weder samen te stellen, is voorbehouden aan de primary dealers in Belgische Schatkistwaarden en aan de « recognized dealers ». De aankoop-/ verkooptransacties in strips stabiliseerden zich op 8,5 miljard, tegen 8,3 miljard in 2007, dat is een stijging met 2 pct. Na aftrek van een geraamd bedrag van 5,4 miljard aan sell / buybacktransacties 1, is het geraamde reële bedrag van de aankopen/verkopen in strips fors afgenomen van 5,8 miljard in 2007 tot 3,1 miljard. Door hun problemen om niet-gewaarborgde interbancaire financieringen op meer dan een week te vinden, werden de banken ertoe aangezet alle beschikbare effecten, met inbegrip van strips, te mobiliseren via de repomarkt. Op MTS Belgium liep, net als voor de OLO’s, het volume scherp terug, namelijk van 0,7 miljard in 2007 tot 0,3 miljard, of nog minder dan het in 2006 bereikte minimumpeil. Icap BrokerTec en BGC eSpeed lieten geen activiteiten voor strips optekenen. Hierdoor is het volume dat in strips werd afgesloten via elektronische verhandelingsplatformen, van het ene jaar tot het andere gezakt van 12 pct. tot 10 pct. van de totale aankoop-/ verkooptransacties.
1.3.4
SCHATKISTCERTIFICATEN
Het aan het Rentenfonds gemelde volume aan schatkistcertificaten steeg van 241,9 miljard in 2007 tot 299,3 miljard, dat is een toename met 24 pct. Afgezien van de op 36,5 miljard geraamde sell/buybacktransacties, die daalden ten opzichte van 2007 2, groeide het geraamde reële volume van de aankopen/verkopen in schatkistcertificaten van 202,8 miljard in 2007 tot 262,8 miljard, een stijging met 30 pct., terwijl in het voorgaande jaarverslag een daling met 10 pct. was vastgesteld. De onzekerheid op de financiële markten kwam sterk ten goede aan de overheidseffecten op zeer korte termijn en niet enkel aan de Duitse « Bubills ». De extra financiering die de herkapitalisaties van de banken 1 In 2007 werd een bedrag van 2,5 miljard aan sell/buybacks genoteerd (bijgesteld cijfer). 2 In 2007 werd een bedrag van 39,1 miljard aan sell/buybacks genoteerd (bijgesteld cijfer).
19
Fortis en Dexia en de verzekeringsmaatschappij Ethias vereisten, werd onder meer gedekt door een forse stijging van het uitstaand bedrag aan schatkistcertificaten, wat een toename van de activiteit op de secundaire markt in de hand werkte. De belangstelling van de beleggers voor deze instrumenten kwam echter niet ten goede aan de elektronische markten waarvan het marktaandeel verminderde van 32 pct. van het reële volume van de aankoop-/ verkooptransacties in schatkistcertificaten in 2007 tot 21 pct. tijdens het verslagjaar. Hoewel de primary dealers de mogelijkheid werd geboden voor concurrerende platformen te kiezen, is het op MTS Belgium verhandelde volume aan schatkistcertificaten gestegen met 5 pct., namelijk van 37,4 miljard in 2007 tot 39,4 miljard, doordat de beleggers in de tweede jaarhelft op zoek gingen naar de veiligheid van overheidseffecten. Het volume van het interdealerplatform Icap BrokerTec bedroeg 1,3 miljard, dankzij de aanvaarding ervan, vanaf 1 april, als erkend platform voor de primary dealers. Daarentegen kon BGC eSpeed niet profiteren van eenzelfde verschijnsel voor de schatkistcertificaten, aangezien op dit platform geen enkel volume werd afgesloten. In tegenstelling tot de interdealerplatformen, heeft het verhandelde volume in schatkistcertificaten op de multidealerplatformen TradeWeb en BondVision een sterke daling opgetekend. Zo sloot TradeWeb een volume van 11,7 miljard af, tegen 21,6 miljard in 2007, dat is een daling met 46 pct. Tijdens dezelfde periode ging de omzet van BondVision met 48 pct. achteruit, meer bepaald van 5 miljard in 2007 tot 2,6 miljard.
1.3.5
REPOFACILITEIT
De repofaciliteit 1 van het Agentschap van de Schuld biedt aan de primary dealers en de recognized dealers de mogelijkheid een cessie-retrocessie met de Schatkist af te sluiten ingeval ze ongedekt effecten zouden hebben verkocht en verplicht zouden zijn deze op de markt terug te kopen onder te dure voorwaarden. De repofaciliteit werd tijdens het verslagjaar 426 maal gebruikt, tegen 419 maal in 2007. Die stijging is toe te schrijven aan de ruimere aanwending van de faciliteit voor de gesplitste effecten. Per type van effect waren er 140 contracten in OLO’s, 79 in strips en 207 in schatkistcertificaten. In 2007 bedroeg de uitsplitsing naar OLO’s, strips en schatkistcertificaten respectievelijk 149, 32 en 238 contracten. Naar volume werd de repofaciliteit minder gebruikt dan in 2007, vooral voor de schatkistcertificaten : de voornoemde dealers leenden een totaalbedrag van 3,7 miljard in OLO’s, 0,8 miljard in strips en 4,3 miljard in schatkistcertificaten. De overeenkomstige cijfers voor 2007 beliepen respectievelijk 3,8 miljard, 0,4 miljard en 6,8 miljard. Net als de voorgaande jaren werden de schatkistcertificaten nog altijd in ruimere mate dan de andere effecten aangewend in het kader van de repofaciliteit, wegens een geringere beschikbaarheid van bepaalde lijnen in de markt voor effectenleningen. Dit verschijnsel valt te verklaren door de grotere deelname van buitenlandse beleggers – die niet altijd bereid zijn effecten uit te lenen die worden aangehouden bij de internationale vereffeningsstelsels – aan de aanbestedingen, alsook door de aard van deze effecten, die hoofdzakelijk in portefeuille (« buy and hold ») worden aangehouden tot hun vervaldag.
1 Zie jaarverslag 2001, blz. 17.
20