1.
MANAGEMENTSAMENVATTING Voorliggende studie spitst zich toe op het inzichtelijk maken van de gevolgen van klimaatverandering en van mogelijke maatregelen om ons hieraan te adapteren. Het eindresultaat bestaat uit twee deelrapporten die elk een andere benadering volgen. Het deelrapport “Literatuurstudie” omvat een uitgebreide internationale literatuurstudie over de gevolgen van klimaatverandering en de bijhorende kosten. De kennis wordt vervolgens vertaald en herschaald naar een inschatting van de kosten van klimaatverandering in Vlaanderen. Het deelrapport “Lokale case-studies” geeft een overzicht van de adaptatiemaatregelen die op lokaal niveau kunnen ingezet worden, aan de hand van vier concrete cases in de vorm van wijken. Voor elke case wordt een inschatting gemaakt van de aan de maatregelen verbonden kosten, en van de mate waarin deze kosten lokaal kunnen gedragen worden. Door middel van de dubbele benadering tracht de studie elementen aan te reiken die ondersteuning bieden aan het beleid en tevens bijdragen tot de noodzakelijke bewustwording rond adaptatie.
1.1
Literatuurstudie Inleiding De gevolgen van klimaatverandering worden duidelijk merkbaar. Zo is er in België tussen 1833 en 2007 een stijging van de gemiddelde temperatuur met 2°C waar te nemen. Zowel op wereldvlak als vanuit Europa is er een groeiend besef ontstaan dat er iets moet gedaan worden. Klimaatverandering vergt twee soorten maatregelen: Eerst en vooral moeten we onze uitstoot van broeikasgassen verminderen (d.w.z. mitigatiemaatregelen nemen) en Op de tweede plaats moeten we aanpassingsmaatregelen (adaptatie) nemen om met de onvermijdelijke gevolgen van klimaatverandering om te gaan. De strijd tegen de klimaatverandering heeft zich tot nu toe vooral gefocust op het eerste soort maatregelen, namelijk de mitigatiemaatregelen. Sinds 2007 besteedt Europa echter ook meer en meer aandacht aan het tweede aspect, de adaptatie aan de onvermijdelijke negatieve (of positieve) klimaateffecten. De literatuurstudie tracht een overzicht geven van de kosten die klimaatverandering, in afwezigheid van adaptatie, met zich meebrengt voor de Vlaamse maatschappij. Dit wordt gedaan aan de hand van klimaatscenario’s die een projectie maken van het klimaat voor de periode 2071-2100. Voor de inschatting van de economische kost van klimaatverandering is het echter niet realistisch uitspraken te willen doen over economische ontwikkelingen die 60 jaar of meer in de toekomst liggen. Voor de socio-economische aspecten is daarom het jaar 2030 als richtjaar genomen; over deze horizon genomen lijkt het nog realistisch de tussenliggende autonome en beleidsgestuurde ontwikkeling in te schatten
Gevolgen op wereldschaal Binnen het kader van het IPCC wordt er uitgebreid onderzoek verricht naar de oorzaken, grootteordes en gevolgen van klimaatverandering. Vertrekkende van de klimaatscenario’s, die vooral ingaan op de fysieke gevolgen van klimaatverandering, wordt er in een aantal onderzoeken een verdere doorvertaling gedaan naar de economische consequenties.
Het bekendste voorbeeld van de doorvertaling van klimaatverandering naar de economische impact is het Stern-review. Dit onderzoek, uitgevoerd in opdracht van de Britse regering, drukt de economische impact uit in percentage van het BBP dat verloren gaat ten gevolge van klimaatverandering. Het Stern-review schat de kosten van klimaatverandering in als 0% tot 3% van het BBP bij een temperatuurtoename van 2°C tot 3°C, en 5% tot 10% van het BBP bij een temperatuurtoename tussen 5°C en 6°C. De doorvertaling van internationale schattingen van de gevolgen van klimaatverandering naar een beperkte, regionale schaal is bediscussieerbaar. De globale schattingen verbergen immers sterke regionale en sectorale variaties die het beeld voor een beperkte, geografische zone sterk kunnen veranderen. Toch kan dit cijfer ook voor Vlaanderen een indicatie geven van de relatieve kost van de klimaatveranderingen en adaptatie, abstractie makend van eventuele regionale of lokale variaties. In Tabel 1-1 is de doorrekening op basis van Stern weergegeven. Bij een ‘beperkte’ klimaatverandering zou de kost voor Vlaanderen tussen nul en bijna acht miljard euro per jaar liggen. Bij een sterkere klimaatverandering zouden de kosten verder oplopen tot tussen de 13 en 26 miljard euro per jaar. Tabel 1-1: Globale jaarlijkse kost klimaatverandering op basis van Stern (2007)
Globale, jaarlijkse kost klimaatverandering op basis van Stern (2007) (miljoen euro - constante prijzen)
BBP Vlaanderen 2030 Tussen 2°C en 3°C Tussen 5°C en 6°C
259.833 0% van BBP 3% van BBP 5% van BBP 10% van BBP
0 7.795 12.992 25.983
Om de impact van klimaatverandering voor Vlaanderen enigszins nauwkeuriger in te schatten, is het echter nodig om deze globale kosteninschattingen te verlaten en gebruik te maken van studies die inschattingen maken voor een lager schaalniveau.
(Klimaat)scenario’s voor Vlaanderen De Vlaamse overheid werkt momenteel met drie scenario’s (Laag, Midden, Hoog) die ook in deze studie gebruikt worden, om maximale coherentie te bekomen. Naast de drie ‘Vlaamse’ klimaatscenario’s is er in het kader van deze studie ook een extreem klimaatscenario opgesteld. De sleutelkenmerken van de verschillende klimaatscenario’s worden weergegeven in onderstaande tabel. Tabel 1-2: Overzicht klimaatscenario’s
Zomer
Winter
Toename temperatuur Toename neerslag Toename regendagen Toename PET Toename zomerstormen Toename temperatuur Toename neerslag Toename regendagen Toename PET
Toename hoogwaterdagen Toename laagwaterdagen Stijging zeespiegel
Laag + 2,32°C - 48 mm - 7 dagen + 8% - 28% + 1,24°C - 1 mm - 2 dagen + 3%
Midden + 4,35°C - 26 mm - 4 dagen + 22% + 8,25% + 2,86°C +12 mm + 1 dag + 23%
Hoog + 7,19°C - 5 mm - 1 dagen + 53% + 34% + 4,31°C + 41 mm + 3 dagen + 61%
Extreem + 12,5°C +10 mm - 2 dagen + 70% + 50% + 7,5°C + 70 mm + 5 dagen + 75%
- 5 tot 9 dagen + 2 tot 12 dagen
- 2 tot +2 dagen + 25 tot 76 dagen
+ 9 tot 12 dagen + 56 tot 139 dagen
Toename Toename
+60 cm
+80 cm
+130 cm
+200 cm
De klimaatscenario’s geven aan dat er veranderingen zullen optreden in het algemene klimaat en de leefomgeving: wijzigingen in de gemiddelde temperatuur en neerslag, stijging van de zeespiegel. Daarnaast zullen zich ook veranderingen manifesteren in het voorkomen van “uitzonderlijke”1 gebeurtenissen zoals zomerstormen, hoog- en laagwaterdagen en extreme neerslag. Het socio-economische scenario dat wordt gehanteerd schetst het beeld van een Vlaanderen dat in 2030 rijker, ouder en nog dichter bevolkt is dan in 2010. De economie evolueert verder richting een diensteneconomie, met een verdere verschuiving van de tewerkstelling naar diensten en de gezondheidssector. Er wordt meer ruimte gemaakt voor natuur en bos, maar ook de bebouwing neemt toe, door een uitbreiding van woningen en handel. Dit gaat in hoofdzaak ten koste van landbouwareaal. De sluiting van de kerncentrales wordt opgevangen door nieuwe steenkoolcentrales, maar ook een sterke toename van hernieuwbare energie waaronder biomassa. Voorts worden ook aanzienlijke energie-efficiëntiewinsten geboekt.
Beschikbare gegevens en methode De indeling in sectoren is afgestemd met het Vlaams Adaptatieplan. Echter, omdat niet voor alle sectoren kwantificeerbare impacts kunnen berekend worden (leefmilieu, natuur, industrie en diensten), sommige impacts overlappen (bebouwde omgeving en energie) of de impacts niet rechtstreeks van toepassing zijn op Vlaanderen (ontwikkelingssamenwerking), worden niet alle sectoren kwantitatief meegenomen. Figuur 1-1 geeft aan wat is meegenomen. Sommige sectoren zitten evenwel vervat onder andere impactgroepen (zo is bijvoorbeeld bebouwde omgeving gedeeltelijk vervat in waterbeheer en energie). Voor een aantal impactcategorieën van klimaatverandering zijn er voldoende gedetailleerde resultaten beschikbaar. In onderstaande figuur zijn deze in de rechtse kolom in donkergrijs weergegeven. Vlaams Adaptatieplan Waterbeheer Leefmilieu Natuur Industrie en diensten
Internationale literatuur Waterbeheer Leefmilieu Natuur Industrie en diensten
Kwantificatie / Vlaanderen Waterbeheer Leefmilieu Natuur Industrie en diensten
Energie
Energie
Energie
Mobiliteit
Mobiliteit
Mobiliteit
Toerisme Landbouw Visserij Bebouwde omgeving Gezondheid Ontwikkelingssamenwerking
Toerisme Landbouw Visserij Bebouwde omgeving Gezondheid Ontwikkelingssamenwerking
Toerisme Landbouw Visserij Bebouwde omgeving Gezondheid Ontwikkelingssamenwerking
Figuur 1-1: Beschikbare gegevens uit internationale literatuur
Bij de berekening van de economische impact is steeds een top-down benadering gehanteerd, vertrekkende van geaggregeerde cijfers. Op basis van de individuele berekeningen van de
1
Een aantal van de gebeurtenissen zullen, afhankelijk van de intensiteit van de klimaatverandering, niet meer zo uitzonderlijk zijn, bijvoorbeeld laagwaterdagen.
impactcategorieën van klimaatverandering voor Vlaanderen, is het mogelijk een overzicht te geven van de totale, economisch kwantificeerbare impact van klimaatverandering voor Vlaanderen. Het samenbrengen van de individuele berekeningen van iedere impactcategorie geeft een beeld van de economische impact van klimaatverandering voor Vlaanderen. Dit beeld is echter niet exhaustief door het ontbreken van een aantal impactcategorieën waar onvoldoende betrouwbare gegevens voor beschikbaar waren. Vooral rond mobiliteit is er nog sprake van een blinde vlek, waarbij de literatuur bovendien niet duidelijk aanwijst of klimaatverandering een netto-kost of netto-baat zal betekenen. Rond visserij en energieopwekking zijn er eveneens onvoldoende gegevens beschikbaar, maar wijzen bestaande onderzoeken vooral in de richting van een netto-kost van klimaatverandering. Rond gezondheid, waterbeheer en landbouw zijn er ten slotte een aantal mogelijke effecten die (nog) niet voldoende gekend zijn, maar zouden de meegenomen effecten wel de grootste impact inhouden en is de onderschatting eerder beperkt.
Resultaat De belangrijkste berekende schadekosten van klimaatverandering zijn kustoverstromingen en sterftegevallen door hittestress. Rivieroverstromingen en schade aan de landbouw vormen een meer bescheiden schadekost. De andere gezondheidskosten blijken beperkt te blijven. De totale, jaarlijkse kost van klimaatverandering varieert van 1,7 miljard euro in het lage scenario, tot 2,5 miljard euro in het midden scenario, 4,2 miljard euro in het hoge scenario en 9,9 miljard euro in het extreme scenario. Dit komt overeen met respectievelijk 0,66%, 0,93%, 1,61% en 3,81% van het BBP van Vlaanderen in 2030. Deze kosten liggen lager in vergelijking met Stern (2007), waar er een range van 0 tot 10% van het BBP werd gehanteerd. Tegenover de kost van klimaatverandering staan er ook (meer bescheiden) baten. Hierbij gaat het vooral om toerisme, dat een aanzienlijke toename zou kennen, en vermeden sterftegevallen door koudestress. Ook besparingen op energie bij de huishoudens vormen een negatieve kost van klimaatverandering. In totaal gaat het over 600 miljoen euro in het lage scenario, 1 miljard euro in het middenscenario, 2 miljard euro in het hoge scenario en 3,6 miljard euro in het extreme scenario. Het resultaat is een netto-kost (kosten min baten) van klimaatverandering van 1 miljard euro per jaar (of 0,4% van het BBP) in het lage scenario, tot ongeveer 3,5 miljard euro per jaar (1,3% van het BBP) in het extreme scenario.
Figuur 1-2: Overzicht economisch kwantificeerbare impact klimaatverandering
1.2
Lokale case-studies Overzicht klimaatproblematiek op wijkniveau Als eerste stap in het luik van de case-studies werd een overzicht gemaakt van de adaptatiemaatregelen die potentieel kunnen ingezet worden om de gevolgen van de klimaatverandering op wijkniveau terug te brengen tot beheersbare proporties. Een theoretisch overzicht van alle denkbare gevolgen van klimaatverandering is vervolgens afgetoetst aan relevantie voor de (Vlaamse) context om te komen tot een relatief beperkte verzameling maatregelen die op lokaal niveau een antwoord kunnen geven aan de (lokale) problemen. Uit de verzameling zijn vervolgens maatregelen geselecteerd die in de praktijk toegepast kunnen worden op het niveau van de verschillende wijken. Bij deze keuze is rekening gehouden met de eigenheid van de wijken. Door het selectief toepassen van verschillende maatregelen in functie van de karakteristieken komen we tot een maatregelenpakket op maat van iedere, individuele wijk. Uiteraard is het zo dat de lijst met op lokaal niveau toepasbare maatregelen eindig is. Bovendien bevinden alle wijken zich relatief dicht bij elkaar, zeker op het niveau van eventuele verschillen in omgevingsklimaat. Hierdoor zijn er dus, naast duidelijke verschillen, ook veel overlappingen in de maatregelenpakketten van de verschillende wijken. De case-studies focussen zich op die aspecten van de klimaatverandering die lokaal een duidelijk effect hebben en die ook lokaal minstens deels kunnen opgevangen of gemilderd worden. De relevante impacts van klimaatverandering, vanuit dit lokaal perspectief, zijn: Wateroverlast door neerslag; Wateroverlast door zeespiegelstijging of hogere rivierpeilen; Verdroging; Hittestress.
Een eerste reeks onderzochte maatregelen betreffen ruimtelijk-infrastructurele maatregelen en maatregelen op niveau van gebouwen. Om een selectie te maken van relevante en geschikte maatregelen werd rekening gehouden met volgende criteria: Mate van “no regret”; Impact op mitigatie; Effectiviteit; Secundaire (positieve) effecten. Niet alle maatregelen kunnen in de praktijk in gelijke mate ingezet worden in de verschillende cases en onder de verschillende scenario’s. Voor elke combinatie case-scenario werd een maatregelenpakket samengesteld dat zo goed mogelijk beantwoordt aan de adaptatienoden. Een overzicht van de pakketten is terug te vinden in Tabel 1-3 en worden verder toegelicht in de besprekingen van de individuele wijken. De voorstellen van concrete ingrepen zijn het resultaat van een confrontatie van de inzetbaarheid van de voorgestelde maatregelen met de specifieke karakteristieken van elke wijk. Daarnaast is er voor iedere wijk een oplijsting gemaakt van maatregelen, vertrekkende van beperktere maatregelen bij het lage scenario tot meer ingrijpende maatregelen bij het hoge scenario. Bij het extreme scenario botst men al gauw op de limieten van lokale klimaatadaptatie en zullen er voornamelijk ingrepen op een hoger beslissingsniveau aangewezen zijn. Tabel 1-3: Overzicht maatregelen ruimtelijk-infrastructureel en gebouwniveau
Brugse Poort
Eilandje
De Wijers
Clementwijk
L M H E L M H E L M H E L
M H E
Ruimtelijk-infrastructureel niveau Slimme verdichting
X X X X X X X X
X X X X
Open, gesloten buffering zonder infiltratie
X X X
X X X
X X X
X X X
Open, gesloten buffering met infiltratie
X X X
X X X
X X X
X X X
Aanpassen rioleringsstelsel
X X X
X X X X X X X
Dijken/waterbarrières
X X X
Meer ruimte geven aan waterlopen
X X X
Tijdelijke waterbuffering ter hoogte van lozingspunten Herbruik van regenwater georganiseerd op wijkniveau Dubbel circuit aanleggen van drinkwater en ander water
X X X X X
Verharde oppervlakte beperken
X X X X X X X X X X X X X X X X
Halfverharding, waterdoorlatende verharding
X X X X X X X X
Donkere oppervlakken beperken
X X
X X X X X X X X
Groen als verkoelend element
X X X X X X X X
X X X X
Water als verkoelend element
X X X X X X
X X X X
Wind als verkoelend element: windcorridors
X X X X X X
X X X X
X X X X X X X X
X X X X
Creëren van schaduw (door bomen)
Brugse Poort
Eilandje
De Wijers
Clementwijk
L M H E L M H E L M H E L
M H E
X X X X X X
X X X X
Bereikbaar maken van groenvoorzieningen
X X X X X X X X
X X X X
Inzetten op soorten die temperatuur en droogte aankunnen
X X X X X X X X X X X X X X X X
Bereikbaar maken van water in de stad
Natuurvriendelijke oevers voor bufferbekkens
X X X
X X X
X X X
X X X
X X X
Op niveau van gebouwen en percelen
X X X
Individuele inrichting voor waterbuffering voor hergebruik Groene gevels
X X X
Witte/lichte gevels, opritten en daken voorzien Eco-efficiënte koeling en ventilatie Goed geïsoleerde woningen
X X
Regentuinen
X X X
X X X
X X X
X X
X X
X X
X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X
Schaduw in de tuin, op het terras,… Voorzien van zonnewering
X X X
X X X
X X X
X X X
X X X X X X
Een tweede reeks maatregelen betreffen bestuurlijke en sociale maatregelen die door een lokale overheid genomen kunnen worden en een effect beogen op wijkniveau. Het gaat om volgende groepen van maatregelen: Planning: het gaat hierbij vooral om studies die bij nieuwe ontwikkelingen onderzoeken hoe projecten bijdragen aan of last ondervinden van onder meer hittestress, hevige wind en verstoring van de waterhuishouding en hoe die effecten gemilderd kunnen worden. Een lokale overheid kan hiertoe bijdragen via bijvoorbeeld stedenbouwkundige voorschriften, verkavelingsplannen, milieuvergunningen, etc. Beheer: ook in het beheer van de openbare ruimte en het patrimonium van een lokale overheid kan de overheid een invloed uitoefenen op de hinder die ondervonden wordt van klimaatverandering. Een aantal maatregelen zijn een waterboekhouding, harmonisch park- en groenbeheer en beheersmaatregelen voor de lokale luchtkwaliteit. Communicatie naar en met de bevolking: klimaatadaptatie vereist op verschillende vlakken ook een gedragswijziging. De meest gangbare manier waarop overheden dat bewerkstellingen, zijn informatiecampagnes naar specifieke doelgroepen zoals ouderen, mensen met gezondheidsproblemen, etc. Lokaal sociaal beleid: de huidige generatie lokale sociale beleidsplannen is van kracht voor de periode 2008-2014. In de opvolgers van de huidige lokale sociale beleidsplannen zou klimaatadaptatie een thema kunnen zijn. Crisisplanning: de aanpak van noodsituaties door de overheden wordt beschreven in noodplannen. Een maatregel die op verschillende niveaus uitgevoerd kan worden, is het actualiseren van noodplannen in het licht van scenario’s die rekening houden met de gezamenlijke gevolgen van klimaatverandering.
De tweede reeks maatregelen zijn niet verder uitgewerkt naar iedere, individuele wijk aangezien deze maatregelen door iedere, lokale overheid kunnen genomen worden. In de volgende besprekening van de verschillende wijken wordt dan ook voornamelijk ingegaan op de specifieke eigenheden van de wijken en hoe dit zich vertaalt naar de nodige adaptatiemaatregelen(pakketten) op het vlak van inlichting van de open ruimte, infrastructuur en gebouwen.
Brugse Poort, Gent De Brugse poort is gelegen ten noordwesten van de binnenstad van Gent en maakt deel uit van de 19de eeuwse gordel rondom de stad. Het rijke industriële verleden van metaal- en textielnijverheid leidde tot de snelle uitbouw van de dichtbebouwde en -bevolkte arbeiderswijk, die gekenmerkt wordt door een chaotisch stratenpatroon en beluiken. Vanaf 1965 vallen de industriële activiteiten stil en trekken de arbeiders weg, waardoor de buurt met zijn kleine woningen langzaam verpaupert. In 2003 wordt de Brugse Poort in het Ruimtelijk structuurplan Gent ingekleurd als stadsvernieuwingsgebied. Het project ‘zuurstof voor de Brugse Poort’ is een integraal stadsvernieuwingsproject met ruimtelijke ingrepen, socio-culturele en socio-economische stimulansen. Naar klimaatverandering toe zal bij de Brugse Poort de toename van de temperatuur verder versterkt worden door het heat island effect, veroorzaakt door een sterk verstedelijkte omgeving. Ook de toename van de piekneerslag in de vorm van zomerstormen, leidt tot een verhoogde kans op wateroverlast. Dit wordt verergerd door de wijd verspreide verharde oppervlaktes in de wijk waardoor het water niet of slechts zeer beperkt in de bodem kan infiltreren.
Een overzicht van de ruimtelijk-infrastructurele maatregelen en van de maatregelen op gebouwenniveau die voorgesteld worden voor de Brugse Poort, voor elk van de vier bestudeerde klimaatscenario’s, is terug te vinden in Tabel 1-3. Hieronder wordt kort ingegaan op een aantal specifieke impacten en ingrepen voor de Brugse Poort, per klimaatscenario. Bij het laag scenario treedt er in de Brugse Poort een temperatuurstijging op, versterkt door het heat island effect. Deze impact, gepaard met een bijhorende toename in aantal en ernst van hittegolven, is een aandachtspunt voor de Brugse Poort. Een aantal gerichte ingrepen in de publieke ruimte gaan het heat island effect zoveel mogelijk tegen. De verharde oppervlakte wordt maximaal gereduceerd en er wordt meer publieke groene open ruimte gecreëerd. Deze groene ruimten vormen een omgeving waar de bevolking van de Brugse Poort kan ontspannen en verkoeling vinden. Ook straatbomen zorgen voor schaduw, behalve in straten die er te smal voor zijn. Droogte-en hitteresistentie zijn belangrijke criteria bij de keuze van deze bomen en van ander publiek groen. Op het niveau van de gebouwen wordt gezorgd voor een goede isolatie om de hitte in de zomer buiten te houden. Bij het middenscenario neemt de temperatuurstijging verder toe in de Brugse Poort. In de zomer valt er dan weer meer regen onder de vorm van korte, intense buien die voor wateroverlast kunnen zorgen. Een groot deel van de bijkomende adaptatiemaatregelen is bijgevolg gericht op het beperken van deze wateroverlast. Dit wordt nagestreefd door de rioleringstelsels aan te passen en neerslagwater zoveel mogelijk te bufferen en te doen infiltreren. Deze laatste maatregelen helpen ook de effecten van de toegenomen droogte te milderen. Door infiltratie probeert men de grondwatervoorraden op peil te houden terwijl het gebufferde water kan hergebruikt worden voor huishoudelijk of ander gebruik. De toegenomen zomerhitte wordt nu vooral bestreden op het niveau van de individuele gebouwen door het voorzien van groengevels en zonneweringen. Bij het hoog scenario nemen de hitte, de droogte en de intensiteit van de zomerstormen nog verder toe. De middelen om het heat island effect te bestrijden zijn inmiddels bijna uitgeput; enkel het actief beperken van donkere oppervlakten kan nog wat bijkomend soelaas brengen. Maar bijkomende maatregelen zijn nodig. Zo worden windcorridors gecreëerd in het weefsel van de wijk, bijkomende
waterpartijen aangelegd en wordt het aanwezige oppervlaktewater toegankelijker gemaakt voor de bewoners. Door de drinkwatervoorziening los te koppelen van de voorziening van water voor ander gebruik wordt een zuinigere benutting van het schaars geworden drinkwater nagestreefd. Op het niveau van de individuele huizen en andere gebouwen wordt nu ook ingezet op actieve koeling en ventilatie. Wateroverlast wordt nu ook hoe langer hoe meer veroorzaakt door meer neerslag in de winter, met gestegen rivierpeilen als gevolg. De controlemechanismen binnen de bekkens van Leie en Schelde zorgen er echter voor dat de situatie in Gent onder controle blijft. Een groter gevaar komt van de zeespiegelstijging, die in het hoog scenario ruim tweemaal hoger is dan in het laag scenario.
Eilandje, Antwerpen Het Eilandje is gelegen ten noorden van het stadscentrum van Antwerpen. Het Eilandje is het oudste havengebied van Antwerpen. Tijdens het Franse bewind worden de eerste twee dokken uitgegraven die een belangrijke rol hadden als Marinebasis. Na de val van Napoleon wordt de aangelegde infrastructuur verder uitgebouwd tot een bloeiende stadshaven. Wanneer de haven nog verder uitbreidt naar het noorden in de 20ste eeuw, verdwijnt de activiteit op het Eilandje en trekken de mensen er weg. Decennialang vormt het Eilandje een verlaten barrière tussen haven en stad. De intentie van de stad is om dit oude havengebied om te vormen tot een bruisende stadswijk aan het water. Hiertoe krijgt het Eilandje in 2002 een masterplan. Naar klimaatverandering toe wordt de temperatuurtoename in deze verstedelijkte omgeving versterkt door het heat island effect. Wel zorgt de aanwezigheid van dokken voor verkoeling van de wijk. De toename van de piekneerslag, in de vorm van zomerstormen, zal in het Eilandje in de praktijk voor weinig overlast zorgen, aangezien de aanwezige dokken voor de nodige buffering kunnen zorgen. Overtollig water zal snel afstromen naar de dokken via de lange boordkanten. Een overzicht van de ruimtelijk-infrastructurele maatregelen en van de maatregelen op gebouwenniveau, die voorgesteld worden voor het Eilandje, is terug te vinden in Tabel 1-3. Hieronder wordt kort nader ingegaan op een aantal specifieke impacten en ingrepen voor het Eilandje, per klimaatscenario. Bij het laag scenario neemt de temperatuur op het Eilandje toe, zowel in de winter als de zomer. Deze temperatuurstijging is een aandachtspunt voor deze wijk. Gerichte ingrepen in de publieke ruimte gaan het heat island effect zoveel mogelijk tegen. De verharde oppervlakte wordt gereduceerd en er wordt meer groene en open ruimtes gecreëerd. De nabijheid van water in de aanliggende dokken vormen een omgeving waar de bevolking van het Eilandje verkoeling kan vinden. Onder luifels en shelters kan er bovendien schaduw worden opgezocht. Op het niveau van de gebouwen wordt gezorgd voor een goede isolatie die in de zomer de hitte buiten houdt. Ook wordt er voorzien in schaduwplekken op de terrassen en in de tuinen van nieuwe projectontwikkelingen om directe blootstelling aan de zon te verminderen. Bij het middenscenario wordt het nog warmer in het Eilandje en valt er in de winter wat meer regen dan in het laag scenario. In de zomer valt veel van de regen in de vorm van korte, intense buien. De nabije dokken worden aangesproken als buffer voor overtollig water, gecombineerd met aanpassingen aan het rioleringsstelsel en betere waterinfiltratie door bijvoorbeeld geperforeerde regenwaterbuizen. Bovendien wordt er ook voorzien in buffercapaciteit op perceelsniveau in de vorm van regenwaterputten. De verder toegenomen zomerhitte wordt nu vooral bestreden op het niveau van de individuele gebouwen, door het aanbrengen van groengevels, zonneweringen en reflecterende dakbedekking. Bij het hoog scenario nemen de hitte, de droogte en de intensiteit van de zomerstormen nog verder toe waarbij vooral de toegenomen hitte een negatieve impact op de leefbaarheid heeft. Enkel het
bijkomend inzetten van actieve koeling en ventilatie brengt verkoeling in woningen, bedrijven en scholen. Een toename van droogteperiodes in de zomer gaat tevens gepaard met zeer intense neerslagpieken in de vorm van zomerstormen. De dokken blijven echter voldoende buffercapaciteit bieden om de piekdebieten op te vangen. Een verdere toename van de neerslag tijdens de wintermaanden leidt echter tot gestegen rivierpeilen. Gecombineerd met de grote zeespiegelstijging, die in het hoog scenario ruim tweemaal hoger is dan in het laag scenario, leidt dit ertoe dat de waterkering die in het kader van Sigmaplan is opgetrokken niet meer in staat is de Stad Antwerpen blijvend te beschermen. Bijkomende maatregelen op Vlaams niveau zullen hier dus nodig zijn.
Clementwijk, Sint-Niklaas De wijk is gesitueerd aan de noordrand van de stad Sint-Niklaas. Het betreft een nieuwe randstedelijke woonontwikkeling in open ruimte-gebied die aansluit op een zuidelijk en oostelijk gelegen wijk. Het project is de eerste fase in de ontwikkeling van een ruimer woonontwikkelingsgebied. De begrenzing ervan valt gedeeltelijk samen met de afbakening van het stedelijk gebied. De stad Sint-Niklaas heeft op deze plek de ambitie om een duurzame nieuwe woonwijk te ontwikkelen met een aantrekkelijke publieke ruimte die de woonkwaliteit van de wijk en zijn omgeving optimaliseert en tegelijk een identiteit en herkenbaarheid geeft aan de Clementwijk in de stad Sint-Niklaas. Voor de Clementwijk werd in 2006 een masterplan opgemaakt dat de basis vormt voor het huidige stadsvernieuwingsproject. Ook in de Clementwijk zal de toename van de temperatuur, veroorzaakt door de klimaatverandering, versterkt worden door het heat island effect. De toename van de piekneerslag, in de vorm van zomerstormen, leidt tot een verhoogde kans op wateroverlast. Dit wordt verergerd door de aanwezigheid van verharde oppervlaktes in de wijk, waardoor het water slechts beperkt in de bodem kan infiltreren. Een overzicht van de ruimtelijk-infrastructurele maatregelen en van de maatregelen op gebouwenniveau die voorgesteld worden voor de Clementwijk, voor elk van de vier bestudeerde klimaatscenario’s, is terug te vinden in Tabel 1-3. Hieronder wordt kort nader ingegaan op een aantal specifieke impacten en ingrepen per klimaatscenario. Bij het laag scenario wordt het warmer in de Clementwijk. Een aantal gerichte ingrepen in de publieke ruimte moeten het heat island effect in deze wijk temperen. De verharde oppervlakte op pleinen en straten worden doorbroken en er wordt meer groene, open ruimte met waterpartijen gecreëerd. Straatbomen zorgen voor schaduw en open ruimten brengen een verkoelende bries. Bij de aanleg van nieuwe straten in het kader van de verdere ontwikkeling van de wijk, wordt voor lichtere materialen gekozen die het zonlicht (en de warmte) afstoten. Op het niveau van individuele woningen wordt gezorgd voor een goede isolatie. In de tuinen worden schaduwplekken voorzien om directe blootstelling aan de zon te verminderen. Bij het middenscenario wordt het nog warmer. Er valt wat meer regen dan in het laag scenario, maar de zomerdroogte blijft en neemt zelfs toe. In de zomer valt veel van de regen onder de vorm van korte, intense buien die voor wateroverlast kunnen zorgen. Een groot deel van de bijkomende adaptatiemaatregelen is dan ook gericht op het beperken van de wateroverlast, en dit voornamelijk door individuele inrichtingen voor waterbuffering, waarbij ook regentuinen worden voorzien om overtollig water tijdelijk op te vangen. Er worden bufferbekkens aangelegd met natuurvriendelijke oevers zodat ook fauna en flora profiteren van de ingrepen. Regentuinen en bufferbekkens zorgen ook voor de nodige waterinfiltratie om grondwatervoorraden op peil te houden. De bewoners milderen de toegenomen zomerhitte door groene gevels en reflecterende dakbedekking te voorzien, zonnewering te installeren en lichte materialen te gebruiken voor de aanleg van terrassen, opritten, etc.
Bij het hoog scenario nemen de hitte, de droogte en de intensiteit van de zomerstormen nog verder toe. De toegenomen hitte heeft een negatieve impact op de leefbaarheid van de wijk. Er wordt nu ook actieve koeling en ventilatie voorzien in de huizen om de temperatuur tijdens hittegolven dragelijk te houden. Om nog beter om te gaan met de piekneerslag door zomerstormen en de algemene verdroging worden verhardingen heraangelegd met waterdoorlatende materialen.
Wijers, Hasselt-Zonhoven Het projectgebied maakt onderdeel uit van het regionaal gebied de Wijers. De Wijers is een op Vlaams niveau uniek gebied o.a. bestaande uit 1175 vijvers dat in het hart van de provincie Limburg ligt. Het is een regio met een enorme rijkdom aan biodiversiteit, landschap, cultuurhistorisch erfgoed en toeristische trekpleisters. Het case-studiegebied is gelegen in het buitengebied op de grens tussen Hasselt en Zonhoven en wordt gekenmerkt door woonlinten en buitenstedelijke woonwijken in open ruimte gebied. Het gebied kent een uitgebreide waterstructuur met de Slangbeek als ruggengraat. In de case Wijers speelt het thema water dan ook een belangrijke rol. Het gaat dan zowel over een teveel (wateroverlast en overstromingen) als over een tekort (langdurige droogte) aan water, en alle gevolgen die hiermee gepaard gaan. Naast klimaatverandering neemt ook de verstedelijking in De Wijers in snel tempo toe. Het projectgebied bestaat voor een groot deel uit overstroombaar gebied gelegen langs de Slangbeek. Het gebied kent bovendien een ondiepe grondwaterstand en de bodem is er weinig tot niet geschikt voor infiltratie. Langsheen en rondom de vallei van de Slangbeek bevinden zich woonlinten of randen van woonwijken. In het verleden werden reeds overstromingen van private percelen langs de Beverzakbroekweg vastgesteld. Bij De Wijers zal de toename van de temperatuur enigszins gematigd worden door de aanwezigheid van verkoelende natuur. De impact van piekneerslag kan voor De Wijers echter aanzienlijk zijn. Hoewel we ons hier in het buitengebied bevinden leidt een oprukkende aanwezigheid van verharde oppervlaktes tot een vermindering van waterinfiltratie, en daardoor tot een toename in de oppervlakteafstroming. In de Wijers wordt dit bovendien verergerd door de aanwezigheid van de Slangenbeek, die aanvullende waterhoeveelheden van gebieden stroomopwaarts naar de wijk brengt. Een overzicht van de ruimtelijk-infrastructurele maatregelen en van de maatregelen op gebouwenniveau die voorgesteld worden voor de Clementwijk, voor elk van de vier bestudeerde klimaatscenario’s, is terug te vinden in Tabel 1-3. Hieronder wordt kort nader ingegaan op een aantal specifieke impacten en ingrepen per klimaatscenario. Bij het laag scenario wordt het warmer in de Wijers, zowel in de winter als de zomer. Toch blijft de temperatuurtoename eerder beperkt door de afwezigheid van enig heat island effect in dit buitengebied. Een verbetering van de woningisolatie en het voorzien van extra schaduwplekken in tuinen maken het warmere klimaat dragelijker. De maatregelen focussen zich voornamelijk op het opvangen van droogteperiodes door het verbeteren van de waterinfiltratie. Dit wordt vooral nagestreefd door het doorbreken van verharde oppervlakten op perceelsniveau, zoals opritten, terrassen etc. Bij het aanplanten van nieuwe bomen wordt er ingezet op soorten die de toename in temperatuur en weerkerende droogteperiodes beter aankunnen. Bij het middenscenario neemt de temperatuur verder toe in de Wijers. Er valt wat meer regen dan in het laag scenario maar de zomerdroogte blijft en neemt zelfs toe. In de zomer valt veel van de regen onder vorm van korte intense buien. Een groot deel van de bijkomende adaptatiemaatregelen is dan ook gericht op het beperken van de wateroverlast. Een aandachtspunt hierbij is de Slangenbeek die door de Wijers loopt en nu reeds sporadisch voor overstromingen zorgt. Door een verbreding van de
waterloop en een herprofilering van de oevers kan er meer ruimte worden gegeven aan de beek waardoor de toename van piekdebieten en het daarbij horende overstromingsrisico kan gereduceerd worden. De meest effectieve maatregelen zullen echter dienen genomen te worden in het stroomgebied van de Slangenbeek, stroomopwaarts van het studiegebied. Daarnaast wordt ook getracht het neerslagwater zoveel mogelijk te bufferen en op te vangen voor hergebruik. Dit moet helpen vermijden dat bijkomende neerslag in de Slangenbeek terecht komt op een moment dat deze al verzadigd is. De toegenomen zomerhitte wordt vooral bestreden op het niveau van de individuele gebouwen door het voorzien van groengevels en zonneweringen. Bij het hoog scenario nemen de hitte, de droogte en de intensiteit van de zomerstormen verder toe. Door zijn ligging in het buitengebied blijft de temperatuurtoename enigszins dragelijk aangezien er verkoeling is vanuit de omliggende natuur. Op het niveau van de individuele huizen wordt er wel steeds meer ingezet op actieve koeling en ventilatie om de zomerhitte buiten te houden. Ondanks de droogte komen in het hoog scenario in de zomer zeer intense regenbuien voor. Er zijn binnen het gebied van de Wijers echter geen bijkomende maatregelen meer mogelijk om verdere wateroverlast vanuit de Slangenbeek tegen te gaan. Bijkomende maatregelen buiten de wijk zullen nodig zijn om de wateroverlast, veroorzaakt door zomerstormen, te vermijden.
Betalingscapaciteit Naast een verkenning van adaptatiemaatregelen is er ook onderzocht in welke mate deze financieel haalbaar zijn voor de inwoners van de wijken. Hiervoor is er een inschatting gemaakt van de kost van de verschillende maatregelen, en de capaciteit die de inwoners hebben om deze kosten te dragen. Om de betalingscapaciteit van de inwoners van de wijken te beoordelen moet er eerst een beeld gevormd worden van het deel van het budget dat een gezin besteedt aan wonen. Vervolgens worden de berekende kosten vergeleken met dit budget. Aanvullend dient er rekening gehouden te worden met de ongelijke inkomensverdeling en met mogelijkheden om de gemaakte kosten te spreiden in de tijd. Bij het berekenen van de kostprijs van de maatregelen die in iedere wijk moeten genomen worden, is er abstractie gemaakt van het feit dat sommige maatregelen ook financiële voordelen kunnen opleveren, zoals een verlaagd leidingwaterverbruik bij de installatie van een regenwaterput. Deze potentiële ‘baten’ van maatregelen zijn verder niet meegenomen. Voor het lage scenario gaat het om bijzonder lage bedragen in de vorm van een eenmalige investering van €450 (en zelfs geen investeringen op perceelsniveau voor bewoners van de Brugse Poort). Bij het Eilandje gaat het bij het hoge scenario daarentegen om een bedrag van bijna €28.000, wat neerkomt op een jaarlijkse afbetaling van tussen €2.000 en €2.500. Om een zicht te krijgen op de capaciteit van de inwoners om de maatregelen rond adaptatie te dragen, moet in rekening gebracht worden of gezinnen enige financiële reserve hebben in de vorm van hun spaarcapaciteit. Op wijkniveau is het heel moeilijk om een spaarquote te bepalen. Als basis kan een gemiddeld cijfer voor Vlaanderen wel omgerekend worden naar de inkomensverdeling per wijk. Dit leidt tot een schatting van het gemiddelde bedrag dat een gezin kan sparen in elk van de wijken. Uit de cijfers blijkt dat het gemiddelde spaarbedrag per gezin in de Brugse Poort veel lager ligt dan in de andere wijken. Voor de andere wijken, vooral het Eilandje, zijn dan weer de interne inkomensverschillen groter. Daardoor bestaat de kans dat de betalingscapaciteit voor maatregelen gericht op klimaatadaptatie haalbaar lijken, terwijl dat in de praktijk niet zo is. Toch lijkt het er op dat de absolute kost voor het nemen van adaptatiemaatregelen op het niveau van de lijkt over het algemeen meevalt wanneer deze kost over enkele jaren gespreid kan worden. Voor de meeste gezinnen is het allicht wel mogelijk om op deze manier de voorgestelde
adaptatiemaatregelen te dragen. De kost blijkt wel zwaarder te wegen in het budget van gezinnen met de laagste inkomens. In het geval de Vlaamse Overheid actief adaptatiemaatregelen op het niveau van woningen zou willen aanmoedigen, lijkt het aangewezen te zijn om een mix van instrumenten in te zetten, zoals sensibilisering, verplichtingen rond adaptatiemaatregelen en financiële hulp voor de laagste inkomens.