INHOUD
BLZ
1.
INTRODUCTIE .......................................................................... 2
1.1. 1.2. 1.3.
Aanleiding....................................................................................... 2 Geldend bestemmingsplan............................................................. 2 Leeswijzer ...................................................................................... 4
2.
BESTAANDE EN TOEKOMSTIGE SITUATIE ......................... 5
2.1. 2.2. 2.3.
Ruimtelijke structuur....................................................................... 5 Functionele Structuur ..................................................................... 6 Stedenbouwkundige randvoorwaarden.......................................... 7
3.
BELEID.................................................................................... 12
3.1. 3.2. 3.3. 3.4.
Nationaal beleid............................................................................ 12 Provinciaal beleid ......................................................................... 12 Gemeentelijk beleid...................................................................... 17 Conclusie...................................................................................... 22
4.
OMGEVINGSASPECTEN ....................................................... 23
4.1. 4.2. 4.3. 4.4. 4.5.
Bodem .......................................................................................... 23 Water ............................................................................................ 23 Flora- en fauna ............................................................................. 24 Archeologie .................................................................................. 24 Milieu ............................................................................................ 25
5.
EXPLOITATIE ......................................................................... 31
6.
PROCEDURE .......................................................................... 32
6.1. 6.2.
Vooroverleg .................................................................................. 32 Zienswijzen................................................................................... 32
7.
JURIDISCHE TOELICHTING ................................................. 33
7.1. 7.2. 7.3.
Indeling ......................................................................................... 33 Bebouwing.................................................................................... 33 Artikelsgewijze bespreking ........................................................... 34
BP Antoniuscollege
186-001
januari 2011
1
1.
INTRODUCTIE
1.1. Aanleiding Binnen de gemeente Bodegraven is behoefte aan een nieuwe locatie voor het Antoniuscollege. Begin 2008 is vastgesteld door de gemeente dat op bedrijventerrein Rijnhoek ruimte is voor de school. Het is de bedoeling dat de school plaats biedt aan 150 tot 250 leerlingen. Het is daarnaast de bedoeling om het gebouw al dan niet tijdelijk voor andere functies te kunnen gebruiken. Hierbij wordt gedacht aan kantoorruimte of andere maatschappelijke functies dan onderwijs. De planlocatie ligt aan de Burgemeester Kremerweg ter hoogte van de rotonde Dammekant - Burgemeester Kremerweg. De locatie is gelegen ten noorden van deze weg en wordt ten oosten en ten westen begrensd door de Dammekant. De locatie grenst aan het bedrijvenpark Rijnhoek.
Een onderwijsfunctie past niet binnen de vigerende bestemmingsregeling en er zal dus een nieuw bestemmingsplan voor dit perceel moeten worden opgesteld.
1.2. Geldend bestemmingsplan Het plangebied maakt deel uit van het bestemmingsplan ‘Bedrijvenpark Rijnhoek’. Dit plan is vastgesteld door de raad op 26 mei 2005 en gedeeltelijk goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 20 december 2005. In dit bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemming Verkeersdoeleinden. Gedeeltelijk heeft het perceel de dubbelbestemming Waterkeringsdoeleinden. Het plangebied heeft tevens de dubbelbestemming Archeologisch waardevol gebied.
BP Antoniuscollege
186-001
januari 2011
2
Uitsnede bestemmingsplan
Het bedrijventerrein is bestemd voor kleinschalige subregionale en lokale bedrijvigheid binnen de milieucategorieën 1 tot en met 3.2. In verband met de nabijgelegen woningen is er een milieuzonering aangebracht. De categorie 2 en 3.1 aan de kant van de woningen en de categorie 3.2 voor het overige bedrijventerrein. Zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan, uitgezonderd kleinschalige, lokaalgeoriënteerde kantoren met een 2 omvang van maximaal 750m ter plaatse van de aanduiding ‘be’. Detailhandel, bedrijfswoningen en de vestiging van geluidszoneringsplichtige inrichtingen zijn niet toegestaan. De aanduiding ‘Be’ geldt voor het gedeelte dat de Entree wordt genoemd. Dit betreffen de bedrijfslocaties langs de Burgemeester Kremerweg.
BP Antoniuscollege
186-001
januari 2011
3
1.3. Leeswijzer Hoofdstuk 2: Beschrijft de huidige situatie en de plannen Hoofdstuk 3: Geeft het relevante beleid op verschillende niveaus weer Hoofdstuk 4: Behandelt de milieu- en omgevingsaspecten Hoofdstuk 5: Werkt de financieel economische haalbaarheid van het plan uit Hoofdstuk 6: Beschrijft de doorlopen procedure Hoofdstuk 7: Introduceert de regels behorend bij het plan
BP Antoniuscollege
186-001
januari 2011
4
2.
BESTAANDE EN TOEKOMSTIGE SITUATIE
2.1. Ruimtelijke structuur De Dammekant is een oud lint langs de Oude Rijn. De rivier de Oude Rijn inclusief bijhorende oeverwallen is de meest belangrijke ruimtelijke structuur van Bodegraven. Het vormt de oorsprong van Bodegraven. Karakteristieke kwaliteiten van het lint tussen Bodegraven en Zwammerdam zijn de aanwezige doorzichten, de open ruimten en plaatselijke verdichtingen van de bebouwing. Het westelijke deel van de Dammekant bestaat alleen uit (oorspronkelijke) boerderijen met een duidelijke relatie met het omliggende slagenlandschap. Boerderijen staan soms individueel aan het lint, maar er zijn ook situatie aan te wijzen waarbij de boerderijen in groepjes bijeen staan. De boerderijen staan bijna allemaal op enige afstand van de Dammekant. Tussen deze boerderijen staat af en toe een woning. Al rijdend over de Dammekant ontstaat zo een wisselend beeld van de ene keer één of meerdere boerderijen en dan afgewisseld met een woning. Aan de zuidoostzijde van het plangebied wordt op enige afstand van het lint, tegen het spoor, bedrijventerrein Rijnhoek ontwikkeld. Bedrijvenpark Rijnhoek zal een geheel andere schaal en maat krijgen dan het hierboven beschreven lint. De belangrijkste ontsluiting voor het plangebied is de Burgemeester Kremerweg. Dit is tevens een van de belangrijke toegangswegen naar de kern van Bodegraven. Deze weg ligt ten opzichte van de omgeving verhoogd. Tegen de Burgemeester Kremerweg aan staan o.a. de panden van Stabiplan en HIG. Deze panden vormen de eerste resultaten van de plannen van bedrijventerrein Rijnhoek in het entreegebied. Stabiplan bestaat uit een groot volume dat op ruime afstand van de Burgemeester Kremerweg en de Oude Rijn staat. Toekomstige ontwikkelingen binnen de plannen van Rijnhoek zullen het beeld van de entree van het dorp verder moeten versterken.
plangebied (bron: Google Earth)
BP Antoniuscollege
186-001
januari 2011
5
Foto gebouw Stabiplan (bron: Google Earth)
2.2. Functionele Structuur Het plangebied ligt op de grens tussen het bebouwingslint langs de Oude Rijn en het aan te leggen bedrijventerrein. Aan de oostzijde van de Dammekant, langs de Oude Rijn, is de voornaamste functie een woonfunctie. Tevens zijn in het lint enkele bedrijven gelegen. Het bedrijvenpark Rijnhoek kent een geleding in drie zones, het watercluster, de strip en de entree. Deze zones zijn verschillend van ruimtelijke opzet en functie.
De zone langs de Burgemeester Kremerweg, waar het plangebied deel van uitmaakt, is bedoeld voor kantoorfuncties eventueel met showrooms. Het watercluster in de noord- oostpunt van het bedrijvenpark is bedoeld voor bedrijven die qua bedrijvigheid passen bij het waterrijke milieu. Ten slotte is de strip bedoeld voor kleinschalige bedrijven.
BP Antoniuscollege
186-001
januari 2011
6
2.3. Stedenbouwkundige randvoorwaarden De randvoorwaarden voor de Nieuwbouw van het Antoniuscollege zijn op 14 september 2010 vastgesteld door het college van burgemeester en 1 wethouders . In deze paragraaf wordt ingegaan op de randvoorwaarden die op de stedenbouwkundige aspecten betrekking hebben.
Blauw - uitgeefbaar terrein (max) 3182 m² Geel - bouwvlak I 995 m² - bouwvlak II 770 m²
Functioneel In het bestemmingsplan voor het uitgeefbaar terrein is sprake van een brede bestemming ‘Gemengd’. Hierbinnen passen maatschappelijke functies, waaronder onderwijs. Daarnaast wenst het schoolbestuur de mogelijkheid te hebben om een deel van het gebouw tijdelijk voor andere functies te kunnen gebruiken. Hierbij wordt gedacht aan kantoorruimte. In het bestemmingsplan Bedrijvenpark Rijnhoek zijn zelfstandige kantoren uitsluitend toegestaan binnen de bestemming Be en dan met een maximum brutovloeroppervlak van 750 m2. Het is wel mogelijk verschillende zelfstandige kantoren in één gebouw te realiseren. De bestemming ‘Be’ rust op de andere drie kwadranten rond de rotonde Burgemeester Kremerweg. Elders op het bedrijventerrein zijn geen zelfstandige kantoren toegestaan. Het ligt voor de hand om voor de locatie Antoniuscollege aan te sluiten op de bestemmingsplanvoorschriften voor de andere drie kwadranten van de rotonde. 1
Randvoorwaarden nieuwbouw Antoniuscollege - Gemeente Bodegraven, definitief, 13 september 2010.
BP Antoniuscollege
186-001
januari 2011
7
Massa Uitgangspunt voor de plannen binnen Rijnhoek is dat toekomstige ontwikkelingen in zone ‘entree’ bestaan uit zelfstandige bebouwing. De maximale hoogte voor de bebouwing tegen de Burgemeester Kremerweg is 20 meter. Daarnaast wordt bij de plannen van Rijnhoek gestreefd naar een samenhang van de diverse massa’s in de omgeving. Dit betekent dat de massa ook enige omvang moet krijgen, zodat de ruimtelijke relatie tussen de overige bebouwing wordt versterkt. Om aan te sluiten bij de positionering van de overige bebouwing van het lint, zal het gebouw zo veel mogelijk naar het westen op de locatie gepositioneerd moeten worden. Het gebouw van Stabiplan, aan de overzijde van de straat, heeft een hoogte van 20 meter. Het huidige parkeerterrein van Stabiplan ligt echter op ongeveer 1,15 m-NAP. De ontwikkelingslocatie ligt daarentegen op ongeveer 1,0m+NAP. Het talud ter hoogte van de rotonde ligt op ongeveer 2,75m+NAP. Door het terrein eventueel op te hogen ontstaat er een extra hoogte accent, waardoor het Antoniuscollege beter op de het naastgelegen gebouw (en andere toekomstige ontwikkelingen in Rijnhoek) zal aansluiten.
zone lint bomenstructuur ontwikkelingslocatie
Noord
BP Antoniuscollege
186-001
januari 2011
8
Vanwege omgevingskarakteristieken wordt het bouwvlak in twee subvlakken verdeeld. Ten aanzien van de massa is hierin geregeld dat: Bouwvlak I -> hoofdmassa Minimaal 50% programma verdeeld over minimaal 3 bouwlagen Hoogte minimaal 12 meter Hoogte maximaal 20 meter (21m+NAP) Bouwvlak II Massa in bouwvlak II, moet direct aansluiten op bouwvlak I (aflopend) Max. 50% hiervan bebouwd Geen vrijstaande bebouwing Hoogte maximaal 8 meter
Massastudie
Architectuur In het beeldkwaliteitplan Rijnhoek worden o.a. donkerrode bakstenen, en een plint voorgeschreven. Het beeldkwaliteitsplan Rijnhoek stelt een plint voor. Deze plint benadrukt niet alleen het onderscheid tussen de diverse hoofdfuncties in een massa (bv plint bedrijfshal – rest kantoor), maar sluit ook aan bij het concept ‘kasteel’. Het beeldkwaliteitsplan wil hiermee de zone rondom de Burgemeester Kremerweg als entree van het dorp benadrukken. Omdat de betreffende locatie aan bijna alle zijden omringd wordt door fietspaden en wegen, is dit een gewenst beeld. De plint kan de relatie tussen de omliggende verkeersruimte benadrukken en sluit aan bij het beeld van de entree zone. Het is van belang dat de ontwikkelingslocatie qua uitstraling zoveel mogelijk aansluit bij de omgeving. Om deze aansluiting te realiseren zal de architectuur met name de verticale geleding moeten benadrukken. Op die manier wordt de hoogte in relatie tot de omliggende massa’s geaccentueerd. Bij de toetsing van het bouwplan wordt (verder) gebruik gemaakt van de Gemeentelijke Welstandsnota (vastgesteld door de raad in september 2007). Groen en beplantingen Uitgangspunten voor het groen zijn het Gemeentelijk Groenbeleidsplan (vastgesteld door de raad in 2009) en het Beplantingsplan Rijnhoek (vastgesteld door B&W op 9 december 2008).
BP Antoniuscollege
186-001
januari 2011
9
Bestaande en te handhaven bomen
Beoogde nieuwe groenstructuren
In een breder verband maakt het groen op de planlocatie deel uit van de verbinding tussen het landschap ten westen van de N11 en ten noorden van de Oude Rijn. Door groenstructuren aan de Burgemeester Kremerweg te koppelen ontstaat er een sterke groene structuur. Binnen dit kader kunnen (stedenbouwkundige) ontwikkelingen plaatsvinden. Daarnaast wordt de planlocatie aan de randen met groen aangekleed. Het aanwezige groen blijft in de nieuwe situatie aanwezig. De nieuwe aan te planten bomen zullen hoofdzakelijk tegen het talud van de wegen worden geplant. Parkeren, stalling en ontsluiting Door de massa naar het westen te positioneren ontstaat er een voldoende ruimte voor de buitenruimte. Deze buitenruimte biedt ruimte ten behoeve van het parkeren van de auto’s, centrale toegang tot het gebouw en ontmoetingsplek. De ontsluiting voor het autoverkeer vindt plaats via de noordelijke ontsluiting. De ontsluiting voor de fietsers, voetgangers en eventuele scooters en bromfietsen vind plaats via de bestaande routes in de omgeving. Een ontsluiting kan mogelijk plaatsvinden via de bestaande routes bij de rotonde of onder de brug door of wellicht via beide routes. Het parkeren dient op eigen terrein opgelost te worden. Voor het bedrijventerrein Rijnhoek geldt de maximum-norm volgens ASVV 2004 (matig stedelijk; rest bebouwde kom) als minimale eis. Voor de locatie Antoniuscollege wordt ook uitgegaan van de maximum-norm. Op deze wijze wordt voorkomen dat in de omgeving van het Antoniuscollege de parkeerdruk toeneemt. De parkeernorm is voor voorbereidend dagonderwijs (VWO, HAVO, VMBO) 1,0 parkeerplaats per leslokaal. De norm gaat uit van circa 30 zitplaatsen per leslokaal. Uitgaande van 250 leerlingen zijn dus minimaal 9 parkeerplaatsen nodig. Om te voorkomen dat bij een functiewijziging (bijvoorbeeld extra kantoorruimte) een tekort ontstaat aan parkeerruimte, zijn de parkeernormen verankerd in dit bestemmingsplan. Indien functiewijziging
BP Antoniuscollege
186-001
januari 2011
10
plaatsvindt, moet aan de parkeernorm worden voldaan en moeten mogelijk extra parkeerplaatsen worden aangelegd. Wat betreft fietsparkeren is het uitgangspunt dat alle leerlingen met de fiets of eventueel met een brommer/scooter komen. Hiervoor dient voldoende stallingsmogelijkheid te zijn op het terrein.
ontsluiting
bebouwingsvlak
mogelijke ontsluitingen (langzaam verkeer)
Noord
BP Antoniuscollege
186-001
januari 2011
11
3.
BELEID
3.1. Nationaal beleid Nota Ruimte De Nota Ruimte (2006) bevat het ruimtelijke beleid van het Rijk. Dit beleid richt zich op voldoende ruimte voor wonen, werken en mobiliteit en de daarbij behorende voorzieningen: groen, recreatie, sport en water. Twee begrippen staan centraal in de Nota Ruimte: basiskwaliteit en nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur (RHS). De RHS bestaat uit de belangrijkste gebieden in Nederland op het terrein van economie, infrastructuur en verstedelijking, water, natuur en landschap. De RHS gebieden zijn dermate belangrijk dat het rijk in de Nota Ruimte voor deze gebieden beleid heeft geformuleerd. Voor de gebieden die geen deel uitmaken van de RHS is het beleid gericht op het waarborgen van de basiskwaliteit. De verantwoordelijkheid voor deze basiskwaliteit ligt bij de provincies. Het rijk geeft aan het begrip basiskwaliteit op een beperkt aantal punten invulling: bundeling van stedelijke activiteiten, waarborgen milieukwaliteit en investeren in de kwaliteit van het landschap. De gemeente Bodegraven is gelegen binnen de begrenzing van één van de Nationale Stedelijke Netwerken, de Randstad. Binnen elk nationaal stedelijk netwerk geeft het rijk indicatief een aantal gebieden aan waar de verstedelijking wordt gebundeld. Grootschalige verstedelijking binnen de Randstad zal conform de afbeelding niet plaatsvinden in de gemeente Bodegraven.
Uitsnede PKB-kaart Nota Ruimte (Bodegraven nader aangeduid)
Tevens is Bodegraven gelegen binnen het Nationale Landschap “Groene Hart”. Nationale landschappen zijn gebieden met internationaal zeldzame en nationaal kenmerkende kwaliteiten op landschappelijk, cultuurhistorisch en natuurlijk gebied. Deze kwaliteiten moeten worden behouden, duurzaam beheerd en waar mogelijk versterkt. De begrenzing van het nationale landschap Groene Hart is door het rijk in de Nota Ruimte vastgesteld en moet door provincies worden overgenomen. De provincies zijn verantwoordelijk voor de uitwerking van het beleid voor nationale landschappen.
3.2. Provinciaal beleid Structuurvisie Zuid Holland De provincie Zuid-Holland heeft ervoor gekozen één integrale ruimtelijke structuurvisie voor haar hele grondgebied op te stellen. Op 2 juli 2010 heeft Gedeputeerde Staten de Structuurvisie Zuid Holland vastgesteld.
BP Antoniuscollege
186-001
januari 2011
12
Deze structuurvisie bevat de ambities van provinciaal belang voor de periode tot 2020 met een doorkijk naar 2040. Bundeling van verstedelijking Het uitgangspunt voor de leef, werk en woonomgeving in 2020 is bundeling van verstedelijking. Dit is meer dan het concentreren van wonen in steden. Zuid-Holland richt zich op de relatie tussen infrastructuur en verstedelijking, het onderling afstemmen van de verschillende voorzieningen en intensivering van het stedelijk gebied. Intensief benutten, meervoudig ruimtegebruik, herstructurering & transformatie Zuid-Holland wil dat voor alle stedelijke ontwikkelingen het principe geldt: eerst intensiveren van bestaand gebruik, vervolgens nagaan of door herstructureren de beschikbare ruimte in het bestaand bebouwd gebied beter benut kan worden en pas dan uitbreiden. Dit geldt ook buiten het stedelijk netwerk. Bebouwingscontouren De provincie kiest ervoor om verstedelijking zoveel mogelijk in bestaand bebouwd gebied te concentreren. Hiermee wordt de kwaliteit van het bebouwde gebied behouden en versterkt. Op de Functiekaart zijn het stedelijk netwerk en alle daarbuiten gelegen kernen in Zuid-Holland omgeven door bebouwingscontouren. Deze geven de grens van de bebouwingsmogelijkheden voor wonen en werken weer. Verstedelijking buiten deze bebouwingscontouren is in principe niet toegestaan, het zogenoemde 'nee tenzij'-beleid. Het plangebied is op de functiekaart gelegen binnen het bestaand stedelijk gebied van Bodegraven. Aan de oostzijde van het plangebied (omgeving Oude Rijn) is sprake van zogenaamd nieuw stedelijk- en dorpsgebied.
plangebied
Uitsnede Functiekaart 2020 ontwerp 22 september 2009 BP Antoniuscollege
186-001
januari 2011
13
De oude Rijnzone De Oude Rijnzone is het gebied langs de rivier de Oude Rijn, grofweg tussen Leiden en Bodegraven. De gemeenten Leiden, Leiderdorp, Zoeterwoude, Rijnwoude, Alphen aan den Rijn, Bodegraven, het Hoogheemraadschap van Rijnland, het Rijk en de provincie Zuid-Holland werken samen om de ontwikkeling van de Oude Rijnzone in veel opzichten te stimuleren. Bij het project zijn ook verschillende organisaties van bewoners en gebruikers betrokken. De partijen spannen zich gezamenlijk in om te komen tot herstructurering en integrale ontwikkeling van dit gebied, die erop is gericht de kwaliteit te verbeteren. Provinciale verordening Zuid Holland Sinds de inwerkingtreding van de Wro beschikt de provincie over een nieuw instrument: de provinciale ruimtelijke verordening. Met deze verordening kan de provincie zijn provinciale belangen veilig stellen. Ze kunnen gemeenten verplichten hun bestemmingsplannen binnen een bepaalde periode aan te passen. Op 2 juli 2010 hebben Gedeputeerde Staten de Verordening Ruimte Zuid Holland vastgesteld.
planlocatie
Uitsnede Bebouwingscontouren behorende bij de Verordening Ruimte
In artikel 2 lid 1 ‘Bebouwingscontouren’ is opgenomen dat er geen verstedelijking buiten de bebouwingscontouren mag plaatsvinden. Bestemmingsplannen voor gronden buiten de bebouwingscontouren sluiten bestemmingen uit die nieuwvestiging of uitbreiding van stedelijke functies, intensieve recreatieve functies of bebouwing voor extensieve recreatieve functies mogelijk maken. Het plangebied is gelegen binnen
BP Antoniuscollege
186-001
januari 2011
14
de bebouwingscontour van Bodegraven zoals opgenomen op bovenstaande kaart. In artikel 8 lid 3 staat aangegeven dat bestemmingsplannen voor gronden die zijn gelegen op bedrijventerreinen (waaronder het plangebied) bedrijven uit de hoogst mogelijke milieucategorie passend bij de omgeving mogelijk moeten maken. Als dit vanwege toekomstige ontwikkelingen niet mogelijk blijkt, dan moet de toelichting van het bestemmingsplan een motivering bevatten waarbij in ieder geval worden ingegaan op de relatie tussen de hoogst mogelijke milieucategorie en de lokale omstandigheden. Streekplan Zuid-Holland Oost 2003 Provinciale Staten van Zuid-Holland hebben op 12 november 2003 het streekplan Zuid-Holland Oost 2003 vastgesteld. Op 28 juni 2006 zijn vervolgens de bebouwingscontouren gewijzigd vastgesteld door Provinciale Staten. Het provinciebestuur presenteert in dit streekplan haar visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Zuid-Holland Oost voor de periode tot 2015.
Uitsnede plankaart Streekplan Zuid-Holland Oost 2003
Het streekplangebied Zuid-Holland Oost kent waardevolle en unieke landschappen. Om deze te behouden en verbeteren worden in het streekplangebied duidelijke grenzen getrokken tussen het stedelijk en het landelijk gebied door middel van bebouwingscontouren. Het intensiveren van het gebruik van het stedelijke gebied staat voorop. De internationale, nationale en provinciale natuurgebieden zijn van een groene contour voorzien. Binnen de bebouwingscontouren biedt het streekplan de mogelijkheid tot herstructurering, functiemenging en meervoudig grondgebruik. Het doel van deze maatregelen is ruimte te creëren voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen, bijvoorbeeld door het uitplaatsen van (milieu)hinderlijke bedrijvigheid. Hierbij moet rekening worden gehouden met cultuurhistorische waarden en van het in principe per saldo behouden van functies. In het streekplan zijn transformatiezones aangeduid. Binnen Bodegraven behoort de zogenaamde Oude Rijnzone tot één van deze transformatiezones. Langs de belangrijke dragers als de RijnGouweLijn en de N11 zijn mogelijkheden voor nieuwe verstedelijkingslocaties. Derde partiële herziening Oude Rijnzone Op 30 mei 2007 hebben Provinciale Staten de herziening van het streekplan Zuid-Holland Oost voor de Oude Rijnzone vastgesteld. De herziening gaat over een aanpassing van een aantal hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid om een kader te geven aan de door de provincie en de regio in de Transformatievisie Focus Oude Rijnzone (vastgesteld door de
BP Antoniuscollege
186-001
januari 2011
15
Uitsnede plankaart partiële herziening Streekplan Oude Rijnzone
stuurgroep Oude Rijnzone, 2007) voorgestane ontwikkeling van de Oude Rijnzone Een belangrijk doel van de transformatie is het herstructureren van de rivieroevers om daar het leefklimaat te verbeteren en de bestaande cultuurhistorische waarden in ere te herstellen. Hiertoe zijn maatregelen nodig op het gebied van ontsluiting, verplaatsing van bedrijvigheid, het herstellen van de relaties tussen bebouwing en het groen. Daarnaast zijn er nieuwe ruimtelijke claims op het plangebied Oude Rijnzone (woningen, bedrijvigheid). Bij alle kernen in het gebied, met uitzondering van Zwammerdam, zijn de contouren aangepast ten opzichte van de "Reparatie bebouwingscontouren c.a." uit 2006. De wijzigingen ten opzichte van het Streekplan betreffen met name wijzigingen de kaart. Nota Regels voor Ruimte Ruimte voor Zuid-Holland is het centrale thema in het Collegewerkprogramma. Om die ruimte ook daadwerkelijk te realiseren moeten we niet gehinderd worden door onnodige en overbodige regels. Met als uitgangspunt ‘minder regels, meer ruimte’ is daartoe de Nota planbeoordeling fundamenteel herzien. De Nota Regels voor Ruimte vormt samen met de streekplannen het belangrijkste instrument om de provinciale ruimtelijke belangen te beschermen. In de streekplannen zijn de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid en de bijbehorende opgave opgenomen. In deze nota is verwoord waaraan vanuit provinciale optiek gemeentelijke en regionale ruimtelijke plannen moeten voldoen om die opgave te kunnen verwezenlijken. Ten aanzien van bedrijventerreinen zijn de volgende voor dit plan relevante regels opgenomen: Op een bedrijventerrein moeten bedrijven uit de hoogst mogelijke milieucategorie worden toegelaten. De hoogst mogelijke milieucategorie wordt daarbij mede bepaald door de lokale omstandigheden. Het bruto vloeroppervlak van bedrijfskantoren mag per bedrijf ten hoogste 50 procent van het totale bvo bedragen tot een maximum van 3.000 m2. Op een bedrijventerrein mogen niet worden toegelaten: zelfstandige kantoren, behoudens het gestelde onder knopen; detailhandel, behoudens het gestelde onder detailhandel; bedrijven die geen gebruik maken van transport over water, voorzover het betreft de kades van natte bedrijventerreinen; bedrijven uit een lagere milieucategorie, voorzover het betreft specifiek daarvoor aangewezen delen van bedrijventerreinen voor milieuhinderlijke bedrijvigheid; bedrijfswoningen, behoudens woningen behorende bij woonwerkeenheden op (delen van) bedrijventerreinen waar maximaal milieucategorie 2 is toegestaan.
BP Antoniuscollege
186-001
januari 2011
16
3.3. Gemeentelijk beleid Structuurvisie Vitaliteit op een knooppunt (2004) In de structuurvisie Bodegraven, vitaliteit op een knooppunt zijn de ambities en beleidsuitgangspunten neergelegd voor een duurzame ontwikkeling van Bodegraven tot 2015, welke als volgt worden samengevat: “Duurzame ontwikkeling van de gemeente Bodegraven tot een vitaal knooppunt in het Groene Hart. Daarbij zal behoud en zo mogelijk versterking van het groenblauwe raamwerk samengaan met een geleide ruimtelijke ontwikkeling van de kernen Bodegraven en Nieuwerbrug binnen de transformatiezone Oude Rijn. Dit alles draagt ertoe bij dat mensen in de gemeente Bodegraven een aangename, schone en veilige leefomgeving treffen, waarin goede mogelijkheden zijn om te wonen, te werken, te recreëren en zich te verplaatsen.“ De structuurvisie is 29 januari 2004 vastgesteld door de gemeenteraad. De knooppuntligging biedt Bodegraven goede kansen voor verdere ruimtelijke ontwikkelingen. De ontwikkeling van de kern Bodegraven tot een vitaal knooppunt zal een bijdrage leveren aan de doelstelling om zuiniger met de schaarse ruimte in het Groene Hart om te gaan. Herstructurering en inbreiding genieten dan ook de voorkeur boven uitbreiding. Daartoe heeft de gemeente Bodegraven een ambitieus programma voor stedelijke vernieuwing opgezet, waarin een kwaliteitsverbetering wordt nagestreefd. Trefwoorden hierbij zijn intensivering van het ruimtegebruik, transformatie, herstructurering en renovatie. Wat betreft wonen en werken wordt gesteld dat de Bodegraafse economie een sterke dynamiek vertoont. Factoren waarmee bij de toekomstige ontwikkeling rekening moet worden gehouden zijn: - de kansen voor economische groei en nieuwvestiging van bedrijven; - de uitbreidings- en verplaatsingsbehoefte van de gevestigde bedrijven. In dit kader wordt het bedrijventerrein Rijnhoek, waar het plangebied deel van uit maakt, ontwikkeld. Ten aanzien van maatschappelijke functies, waaronder scholen, wordt gesteld dat het voorzieningenniveau gehandhaafd moet blijven. Volgens de Structuurvisie uit 2004 heeft de locatie bij de Burgemeester Kremerweg de functie bedrijven. Daarnaast is de locatie aangewezen als zoeklocatie voor een jachthaven. Dit laatste is inmiddels niet meer actueel.
BP Antoniuscollege
186-001
januari 2011
17
Plankaart Structuurvisie Vitaliteit op een Knooppunt
Beleids- en beheerplan groen 2009 - 2013 Het beleids- en beheerplan groen geeft op hoofdlijnen aan op welke wijze de gemeente Bodegraven met haar openbaar groen om wil gaan. Het gaat hierbij zowel om de ontwikkelingen van groenvoorzieningen als het duurzaam in stand houden van het groen. Belangrijkste doelstelling is: het duurzaam (=garanderen van kwaliteit door de tijd heen) veiligstellen en ontwikkelen van kwalitatieve hoogwaardige groenstructuren en groenvoorzieningen met daarin passende functies en daarmee het bevorderen van een aantrekkelijke woon-, leef- en werkomgeving. Wanneer zich een uit- of inbreiding voordoet is de benodigde kwantitatieve kwaliteit middels richtlijnen vastgesteld binnen het beleidsplan. De inrichtingsvisie en kaders die zijn geformuleerd bieden voldoende mogelijkheden om bij gebiedsgerichte ontwikkeling een herkenbare en gedifferentieerde groenstructuur te bewerkstelligen die goed aansluit bij de vastgestelde beheerniveaus. Een belangrijk onderdeel hierbij is het realiseren van structuren, passend bij de functie. Te onderscheiden zijn: - Hoofdgroenstructuren - Doorgaande fiets- en wandelpaden in het groen - Natuurlijk groen met betekenis (park, ecologie, spelen en verblijven) - Parels Deze structuren zijn geen ontwerp, maar vormen het kader voor toekomstige ontwikkelingen.
BP Antoniuscollege
186-001
januari 2011
18
Gekoppeld aan deze structuren is het type beplanting naar functie bepaald. Zo is er hierbij onderscheid tussen: - Hoogwaardig ingerichte gebieden - Cultuurlijk ingerichte gebieden - Natuurlijk ingerichte gebieden Tezamen met de vastgestelde beheerniveaus bepalen deze factoren voor een belangrijk deel de kwaliteit van de woon- en leefomgeving. Een laatste speerpunt is het bomenbeleid. Bomen vormen veelal de dragers van de groenstructuur. Binnen de gemeente Bodegraven wordt er dan ook naar gestreefd om inhoud te geven aan een duurzaam bomenbeleid. Dit betekent dat bomen alleen op een plaats geplant worden waar ze over dermate gunstige omstandigheden beschikken dat ze groot kunnen worden. Dit beleid is verwerkt in de plannen ten aanzien van de groenstructuren, zoals omschreven in het stedenbouwkundig plan. Welstandsnota De gemeenten Bodegraven en Reeuwijk hebben gezamenlijk in 2007 de welstandsnota vastgesteld. Het welstandstoezicht wordt verzorgd door de Stichting Dorp, Stad & Land. Zij toetsen bouwaanvragen aan redelijke eisen van welstand. Met de vaststelling van deze welstandsnota zullen zij bouwplannen aan redelijke eisen van welstand toetsen aan de hand van de in deze nota opgenomen criteria. Het plangebied valt onder het welstandsbeleid voor de kernen. In de kernen Bodegraven en Nieuwerbrug komen verschillende functies, waaronder centrumvoorzieningen en maatschappelijke functies, bijeen. Het uitgangspunt in de kernen is het behouden van de samenhang en eenheid binnen een bouwblok, straat of wijk. Het welstandsbeleid is gericht op de woonfunctie. Voor een gebouw als een school moet worden voldaan aan de algemene welstandseisen. Hiervoor wordt getoetst aan de volgende punten: - Relatie tussen vorm, gebruik en constructie - Relatie tussen bouwwerk en omgeving - Betekenissen van vormen in de sociaal-culturele context - Evenwicht tussen helderheid en complexiteit - Schaal en maatverhoudingen - Materiaal, textuur, kleur en licht Stedenbouwkundige visie met beeldkwaliteit Op 20 mei 2010 is de Stedenbouwkundige visie met beeldkwaliteit door de raad vastgesteld. In deze visie wordt onder andere de hoofdstructuur van Bodegraven beschreven en deze wordt gevormd door zogenaamde dragers en geledingen. De dragers in noord-zuid richting vinden hun
BP Antoniuscollege
186-001
januari 2011
19
oorsprong in de optrekkende verkaveling loodrecht op de Oude Rijn. De geledingen in oost-west richting vormen de overgangen tussen de verschillende wijken en buurten in Bodegraven. Zowel de dragers als de geledingen dragen bij aan de hoofdstructuur van het dorp.
drager ‘Burgemeester Kremerweg’ (noord zuid lijn) entree geleding ‘Oude Rijn met oeverwallen’ (oost west lijn)
kaartsnede uit ‘stedenbouwkundige visie met beeldkwaliteit’
Beleidsregel hogere geluidsgrenswaarden regio Midden-Holland Per 1 januari 2007 is de wijziging van de Wet geluidhinder in werking getreden. Eén van de belangrijkste wijzigingen is het verplaatsen van de bevoegdheid tot het verlenen van hogere grenswaarden geluid van de provincie naar de gemeente (het college van B en W). De gemeenten in de regio Midden-Holland hebben lokaal beleid vastgesteld met betrekking tot het verlenen van hogere grenswaarden. Bij een procedure in het kader van het vaststellen of herzien van een bestemmingsplan moet er akoestisch onderzoek uitgevoerd worden, gericht op het treffen van maatregelen voor het realiseren van de voorkeursgrenswaarden van de Wet geluidhinder voor woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen. Daar waar toepassing van maatregelen, gericht op het terugbrengen van de verwachte geluidsbelasting van de gevel van de betrokken woningen of andere geluidsgevoelige bestemmingen tot de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, onvoldoende doeltreffend zal zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoet van stedenbouwkundige, verkeers- of vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard, zal gebruik worden gemaakt van de mogelijkheid om hogere waarden vast te stellen voor woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen.
BP Antoniuscollege
186-001
januari 2011
20
Beeldkwaliteitplan Rijnhoek De locatie grenst aan Bedrijventerrein Rijnhoek. Daarvoor is een beeldkwaliteitplan vastgesteld door de raad op 7 september 2004. Het plan fungeert als beleidskader, uitvoeringsprogramma en toetsingkader. De beeldkwaliteit van het bedrijvenpark is zeer belangrijk, omdat het de entree van Bodegraven vormt. Tevens vormt het bedrijvenpark de grens tussen het stedelijk gebied en het omringende landschap. Dit vergt een zorgvuldige inpassing Het bedrijvenpark bestaat uit drie delen, het watercluster, de strip en de entree. Voor deze drie delen geldt een ander vestigingsmilieu en andere eisen voor de beeldkwaliteit. Het plangebied maakt niet direct deel uit van één van de deelgebieden, maar kan worden beschouwd als deel van de Entree.
Per deelgebied zijn de algemene kwaliteitseisen zoals gesteld in de welstandsnota nader uitgewerkt. Voor de entree wordt uitgegaan van kantoorbebouwing al dan niet met een showroom. Het gaat om vrijstaande bebouwing van hoge kwaliteit. De kantoorbebouwing moet een visitekaartje vormen voor Bodegraven. Het moet aansluiten bij het dorpse karakter van Bodegraven maar ook bij de functie als bedrijvenstad. Structuurvisie Wonen in Rijnhoek Op 24 juni 2010 heeft de gemeenteraad de Structuurvisie Wonen in Rijnhoek vastgesteld. De locatie van het Antoniuscollege ligt net buiten het plangebied van deze structuurvisie. In de randvoorwaarden voor het Antoniuscollege wordt wel rekening gehouden met het beeld dat met deze Structuurvisie wordt beoogd, door behoud van de bomen langs Dammekant en door een kleiner bebouwingsvolume toe te staan aan de kant van de Oude Rijn.
BP Antoniuscollege
186-001
januari 2011
21
3.4. Conclusie Het provinciale beleid geeft aan dat het plangebied binnen de bebouwingscontouren gelegen is. Op basis van het provinciale en nationale beleid kan gesteld worden dat ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk en gewenst zijn. Met de planlocatie wordt tevens voldaan aan de wens om met name op inbreidingslocaties nieuwe ontwikkelingen te laten plaatsvinden. Het provinciale beleid voor bedrijventerreinen geeft de ontwikkelingsmogelijkheden weer. Een functie ten behoeve van een school wordt op basis van de provinciale Verordening en Regels voor Ruimte niet uitgesloten. Uitgangspunt is wel dat de gronden binnen een bedrijventerrein bestemd dienen te worden voor bedrijven met de hoogst toelaatbare milieucategorie. Het terrein is echter aan de rand van het bedrijvenpark Rijnhoek gelegen. De functie is hier gemengd, er staan woningen en bedrijven. Een school (met eventueel een beperkte kantoorfunctie) wordt hier passend geacht. Het gemeentelijk beleid stelt de randvoorwaarden voor de ontwikkeling. In de uitwerking van het stedenbouwkundig plan is hier nadrukkelijk rekening meegehouden.
BP Antoniuscollege
186-001
januari 2011
22
4.
OMGEVINGSASPECTEN
4.1. Bodem Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient een bodemonderzoek te worden verricht met het oog op de beoordeling van de realiseerbaarheid van een bepaalde (bestemmings)wijziging. Een dergelijk onderzoek is eveneens vereist in het kader van de Woningwet en de Wet milieubeheer. Het bodemadviesbureau Geofox Lexmond heeft op de locatie een 2 historisch verkennend bodemonderzoek uitgevoerd . Het doel van het onderzoek was vast te stellen of de bodem geschikt is voor het voorgenomen gebruik. Daartoe wordt de milieuhygiënische kwaliteit op de locatie onderzocht. Bij het chemisch onderzoek van de bovengrond zijn plaatselijk lichte verontreinigingen met zware metalen, PAK, PCB en minerale olie aangetoond, in gehalten boven de achtergrondwaarde naar alle waarschijnlijkheid te relateren aan het voorkomen van bodemvreemd materiaal. In de ondergrond zijn geen verhoogde gehaltes aangetoond. In het grondwater wordt geen verhoogde concentraties van de geanalyseerde parameters boven de streefwaarde dan wel detectiegrens aangetoond. De aangetroffen concentraties leveren geen milieuhygiënische risico’s op voor de gebruikers of voor het milieu. Het terrein is daarmee vanuit milieuhygiënisch oogpunt geschikt voor het voorgenomen gebruik.
4.2. Water Het bouwen op of buiten de in het bestemmingsplan vastgelegde waterkering is besproken met het waterschap. Het terrein is in het verleden al opgehoogd en daarom is het bouwen buiten de waterkering geen probleem. Heien in de waterkering is ook geen probleem, maar dient wel te worden gemeld bij het waterschap. Het afgraven van een stuk van de waterkering ten behoeve van de bouw of vanwege bodemsanering is mogelijk onder randvoorwaarden. Het waterschap adviseert hoe dan ook een keurvergunning aan te vragen (tegelijk met de bouwvergunning), na toetsing door het waterschap blijkt dan of er onder voorwaarden een vergunning kan worden verleend of dat de aanvraag kan worden beschouwd als een melding. In principe mag het infiltratieoppervlakte (groen) niet verminderen. Regel van het waterschap is dat 15% van het op te heffen groen als wateroppervlak moet worden toegevoegd. In het kader van de ontwikkeling van het bedrijventerrein Rijnhoek zijn compenserende 2
Geofox-Lexmond bv, Historisch en verkennend bodemonderzoek Hoek Burg. Crolesbrug en N11 te Bodegraven; 20101319_a1RAP.doc; 14 juni 2010
BP Antoniuscollege
186-001
januari 2011
23
oppervlaktewatermaatregelen voor de beide oksels Stabiplan en Antoniuscollege verwerkt. Bij het aanvragen van de keurvergunning wordt onderbouwd hoe de compensatie plaatsvindt en of de bouw van de school past binnen de afgesproken compensatie voor het gehele bedrijventerrein.
4.3. Flora- en fauna Op 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Deze wet regelt de bescherming van planten en dieren in Nederland. Beschermde plantensoorten mogen niet vernietigd of beschadigd worden. Beschermde diersoorten mogen niet gedood, verwond of opzettelijk verontrust worden. Daarnaast mogen hun nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfsplaatsen niet beschadigd, vernield, uitgehaald, weggenomen of verstoord worden en mogen hun eieren niet vernietigd of vernield worden. Als dit wel dreigt te gebeuren tijdens het uitvoeren van bouwwerkzaamheden en dit door aanpassing van de plannen niet te voorkomen is, moet een ontheffingsaanvraag ingediend worden. Een onderzoek naar de aanwezige flora en fauna is daarom altijd noodzakelijk voor het uitvoeren van ruimtelijke inrichtingsof ontwikkelingsmaatregelen. Ecologisch adviesbureau Watersnip Advies 3 heeft een flora- en faunatoets uitgevoerd op de locatie . Uit het onderzoek is gebleken dat het plangebied geen directe relatie heeft met beschermde gebieden (Natura 2000, beschermde natuurmonumenten, (P)EHS gebieden of ecologische verbindingszones). De geplande werkzaamheden hebben geen significant effect op beschermde gebieden. Voor de algemeen beschermde soorten (Groene kikker, Bruine kikker, Gewone pad en Mol) geldt in geval van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting een vrijstelling van de Flora- en faunawet. Er hoeft voor deze soorten geen ontheffing aangevraagd te worden. Onderzoek heeft uitgewezen dat het plan niet in strijd is met de Flora- en faunawet en aldus uitvoerbaar kan worden geacht.
4.4. Archeologie Op basis van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (2007) is er de verplichting om bij het opstellen en uitvoeren van ruimtelijke plannen tijdig rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. De Oude Rijn was ooit de noordelijke grens van het Romeinse Rijk. De Romeinse aanwezigheid in Bodegraven blijkt duidelijk uit de aanwezigheid van een castellum nabij de Oud Bodegraafseweg. De Limesweg (noordelijk Romeinse grensweg) liep aan de zuidkant van de Oude Rijn. 3
Watersnip Advies, Flora- en faunatoets Antoniuscollege; Watersnip-rapport 10A024; mei 2010
BP Antoniuscollege
186-001
januari 2011
24
Door archeologisch adviesbureau RAAP is er archeologisch onderzoek uitgevoerd met als doel inzicht te krijgen in de archeologische 4 verwachtingen . Uit het onderzoek blijkt dat het plangebied ligt binnen het komgebied van de Oude Rijn. In alle boringen is ook een dik pakket verstoorde afzettingen aangetroffen. Deze verstoring is een pakket zand dat vermoedelijk is opgebracht in verband met het voorbelasten van het plangebied, mogelijk voor de voormalige N11 dan wel voor de toekomstige inrichting of de huidige wegen er rond omheen. Er zijn geen aanwijzingen voor archeologische vindplaatsen en/of de Limesweg aangetroffen in het plangebied. Mocht de Limesweg in het plangebied gelopen hebben, dan zal deze hoogstwaarschijnlijk door de verstoring reeds zijn vergraven. Aangezien er geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen in het plangebied zijn aangetroffen, hoeft er geen vervolgonderzoek plaats te vinden.
4.5. Milieu Bedrijven en milieuzonering Door de Milieudienst van het intergemeentelijk samenwerkingsverband Midden- Holland is een milieuadvies opgesteld waar tevens wordt 5 ingegaan op het aspect bedrijven en milieuzonering . De bevindingen van de Milieudienst zijn hier weergegeven. Middels de Wet milieubeheer wordt milieuhinder in woonsituaties zoveel mogelijk voorkomen. Alle bedrijvigheden en activiteiten die in potentie hinder zouden kunnen veroorzaken worden middels vergunningen of Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB’s) gereguleerd in het kader van de Wet milieubeheer. In aanvulling op de milieuvergunningen en AMvB’s worden in voorkomende gevallen ook afstanden vastgelegd tussen bedrijven en woonbuurten (woningen). Deze afstanden zijn naast de factoren aard en omvang van het bedrijf mede afhankelijk van de omgeving. Voor een rustige woonomgeving gelden andere afstanden (strengere eisen) dan voor andere gebieden, zoals drukke woonwijken, gemengde gebieden en landelijke gebieden. Het bestemmingsplangebied kan door de aanwezigheid van een spoorlijn en drukkere wegen worden gekarakteriseerd als een gemengd gebied. Een overschrijding van de wettelijke normen (qua geluidsbelasting, stof, geur en gevaar), zoals besproken in voorgaande en volgende hoofdstukken, is echter niet toelaatbaar. Bedrijven zijn in de VNGpublicatie “Bedrijven en Milieuzonering 2007” ingedeeld in een aantal 4
RAAP-notitie 3476 Plangebied Locatie Antoniuscollege; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek; juni 2010 5
Milieudienst Midden-Holland, Milieukundig advies Locatie Antoniuscollege te Bodegraven, rapportnummer 201026496,15 december 2010.
BP Antoniuscollege
186-001
januari 2011
25
categorieën met bijbehorende gewenste afstand tot milieugevoelige functies, waaronder wonen. De belangrijkste zijn: - Categorie 1: grootste afstand 10 meter; - Categorie 2: grootste afstand 30 meter; - Categorie 3.1: grootste afstand 50 meter; - Categorie 3.2: grootste afstand 100 meter; - Categorie 4.1: grootste afstand 200 meter De ontwikkeling betreft een schoolgebouw, dat zowel een gevoelig object (in relatie tot woningen ) als een belastend object (in relatie tot bedrijven) kan zijn. Met behulp van het inrichtingenbestand van de Milieudienst is geïnventariseerd welke bedrijven relevant kunnen zijn voor de geplande ruimtelijke ontwikkeling. Voor het bepalen van de milieuzones is uitgegaan van de afstandnormen op basis van de VNG-publicatie en gegevens uit milieuvergunningen en AMvB’s. Indien de milieuzone het plangebied dicht nadert of overlapt is de situatie nader besproken. Tevens is gekeken naar bestaande woningen in de nabije omgeving. Aan de Dammekant 15 ligt het Transportbedrijf De Kruijf. Volgens de VNG publicatie heeft dit bedrijf een richtafstand van 50 meter (categorie 3.1). De werkelijke afstand betreft 150 meter. Overige bedrijven liggen op meer dan 200 meter afstand. De bestaande bedrijven liggen dusdanig ver van de te ontwikkelen locatie dat de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven door de ontwikkeling naar verwachting niet zullen worden belemmerd. Een schoolgebouw is volgens de VNG-publicatie een categorie 2activiteit met een richtafstand van 30 meter tot milieugevoelige bestemmingen. De bestaande meest dichtbij gelegen woning betreft Dammekant naast nr. 1. Ten aanzien van deze woning dient de richtafstand te worden gerespecteerd. De afstand tussen de woning en het plangebied bedraagt 40 meter. Het plan voldoet derhalve aan de richtafstand. Conclusie De bedrijfsvoeringen van omliggende bedrijven zullen door de ontwikkeling naar verwachting niet worden belemmerd. Door de aanwezigheid van de beoogde vestiging van de school zullen de bestaande woningen naar verwachting geen directe hinder vanwege de bedrijfsvoering van de school ondervinden. Externe veiligheid In verband met de vaststelling van het bestemmingsplan moet de situatie rond externe veiligheid worden beschouwd. Deze beschouwing richt zich op de aanwezige risico’s in en om het plangebied en de beoordeling van
BP Antoniuscollege
186-001
januari 2011
26
deze risico’s. De Milieudienst Midden-Holland heeft alle risicobronnen 6 onderzocht . Mogelijke risicobronnen zijn bedrijven (inrichtingen), waar activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden of transportmodaliteiten bestemd voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals (spoor)wegen en buisleidingen. Binnen of in de directe nabijheid van het plangebied zijn geen inrichtingen gelegen die in het kader van externe veiligheid van invloed zijn op het plangebied. Het plangebied is langs de N458 gelegen. Over deze weg worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Het betreft het transport van brandbare vloeistoffen en brandbare gassen (propaan). Op ongeveer 275 meter ten westen van het plangebied is de N11 gelegen. Over deze weg worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Gezien de afstand tot het plangebied moet alleen rekening worden gehouden met de effecten van een toxische gaswolk. Op deze afstand wordt er vanuit gegaan dat ‘binnen blijven en ramen en deuren sluiten’ voldoende bescherming biedt. Het plangebied grens aan de oostzijde aan de Oude Rijn. Over dit gedeelte van de Oude Rijn worden geen gevaarlijke stoffen vervoerd. Er zijn dus geen belemmeringen voor de ontwikkelingen in het plangebied wat betreft het transport van gevaarlijke stoffen over het water. Ten westen van het plangebied is het spoor Alphen aan den Rijn-Utrecht gelegen. Over dit spoor worden geen relevante (hoeveelheden) gevaarlijke stoffen vervoerd. Er zijn dus geen belemmeringen voor de ontwikkelingen in het plangebied wat betreft het transport van gevaarlijke stoffen over het spoor. Ten westen van het plangebied (parallel aan de andere zijde van het spoor) is op een afstand van 230 meter een hogedruk gasleiding gelegen. Het plangebied valt binnen het invloedsgebied van de gasleiding. De gemeente heeft ten aanzien van het bestemmingsplan het groepsrisico verantwoord. Hieronder worden kort de belangrijkste constateringen en te nemen maatregelen beschreven. Ter hoogte van het plangebied is het groepsrisico aardgasleiding 0,32 maal de oriëntatiewaarde. Aangezien het plangebied op een afstand van 230 meter afstand van de gasleiding is gelegen zal de toename van het groepsrisico door het plan nihil zijn. Ter hoogte van het plangebied is het groepsrisico transport gevaarlijke stoffen over de N458 lager dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Ter beperking van het groepsrisico worden de volgende maatregelen genomen: inrichting plangebied in overleg met de brandweer Bodegraven; eisen aanvulling op ontruimingsplan school; onderzoek bouwkundige maatregelen schoolgebouw; 6
Milieudienst Midden-Holland, Milieukundig advies Locatie Antoniuscollege te Bodegraven, rapportnummer 201026496,15 december 2010.
BP Antoniuscollege
186-001
januari 2011
27
-
opnemen scenario’s in oefenprogramma brandweer.
Verantwoording Het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad van Bodegraven heeft kennis genomen van de inhoud van deze rapportage en achten de toename van het groepsrisico, na het nemen van de voorgestelde maatregelen, aanvaardbaar. Geluid Wegverkeerslawaai kan de leefkwaliteit van een gebied sterk beïnvloeden. Mensen die veelvuldig worden blootgesteld aan een hoog niveau van wegverkeerslawaai kunnen hier lichamelijk en psychische klachten door oplopen. De Wet geluidhinder (Wgh) verplicht ertoe onderzoek uit te voeren naar de geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen binnen vastgestelde onderzoeksgebieden (zones) langs wegen (art. 74-75 Wgh). Tevens stellen de Wgh en het Besluit geluidhinder regels aan de maximale geluidsbelasting op deze bestemmingen. Onder geluidsgevoelige bestemmingen wordt verstaan (art. 1 Wgh): woningen; onderwijsgebouwen met uitzondering van gymnastieklokalen; ziekenhuizen en verpleeghuizen; geluidsgevoelige terreinen (bij onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen en woonwagenstandplaatsen). Voor deze bestemmingen zijn voorkeursgrenswaarden opgesteld. Deze voorkeursgrenswaarden worden mede bepaald door de locatie van de gevoelige bestemmingen en het type weg. Bij realisatie van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen dient de geluidsbelasting ten hoogste de voorkeursgrenswaarde te bedragen. De Milieudienst Midden-Holland heeft een akoestisch onderzoek 7 uitgevoerd . Uit de berekeningsresultaten blijkt dat de voorkeurgrenswaarde van 48 dB als gevolg van de Dammekant en de Burgemeester Kremerweg wordt overschreden. Als gevolg van Rijksweg N11 kan wel aan de voorkeursgrenswaarde worden voldaan. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat maatregelen zoals stiller asfalt of een geluidsscherm niet doelmatig zijn. Om de bouw van de school mogelijk te maken zal een hogere grenswaardeprocedure gevolgd moeten worden. Hierbij zal worden afgeweken van de beleidsregel van de Milieudienst. Op de locatie waar het Antoniuscollege komt, is de geluidsbelasting als gevolg van wegverkeer van de Burgemeester Kremerweg en de Dammekant op het aangewezen bouwvlak aan alle zijden hoger dan de voorkeurswaarde
7
Milieudienst Midden-Holland, Milieukundig advies Locatie Antoniuscollege te Bodegraven, rapportnummer 201026496,15 december 2010.
BP Antoniuscollege
186-001
januari 2011
28
van 48 dB. Bron- en overdrachtsmaatregelen zijn niet doelmatig omdat de kosten te hoog zijn en de te behalen geluidsreductie onvoldoende is. Handelen overeenkomstig het beleid, gericht op het creëren van minimaal één geluidsluwe gevel en een geluidsluwe buitenruimte, leidt in dit geval tot vergaande beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden van het perceel, waardoor er sprake is van bijzondere omstandigheden die afwijking van de beleidsregel rechtvaardigt: stedenbouwkundig/functioneel: Het perceel voor het nieuwe Antoniuscollege heeft een geringe omvang (ongeveer 3.100 m2) en het daarbinnen aangewezen bouwvlak is nog kleiner (ongeveer 1.765 m2, waarvan maximaal 1.380 m2 mag worden bebouwd). Er mag een gebouw van maximaal 2.500 m2 bvo worden gerealiseerd, exclusief oppervlakte voor stalling van fietsen en auto’s. Tevens dient het gebouw gedeeltelijk een minimale hoogte van 12 meter te krijgen en functioneel te zijn voor in ieder geval onderwijsdoeleinden. Gelet op deze randvoorwaarden is het niet mogelijk om het gebouw zo vorm te geven dat er een geluidsluwe gevel en buitenruimte ontstaan. financieel: Een geluidsluwe gevel zou kunnen worden gemaakt door het toepassen van vliesgevels of gevels met een voorhangscherm. Dit is echter financieel niet haalbaar. De gemeente stelt naast het normbudget voor onderwijshuisvesting reeds extra middelen beschikbaar en ook het schoolbestuur investeert extra in het gebouw. Voor een verdere verhoging van de stichtingskosten is geen ruimte. Gelet op het bovenstaande is de gemeente van mening dat het maatschappelijk en onderwijskundig belang voor de lokale gemeenschap van het realiseren van het nieuwe Antoniuscollege op deze locatie zwaarder weegt dan het vasthouden aan het beleid zoals vastgelegd in de beleidsregels hogere waarden Wet Geluidhinder regio Midden – Holland. Het gebouw blijft binnen de wettelijke grenswaarde van 63 dB. Voornoemde is van toepassing op de ligging van het plan in een binnenstedelijk gebied. Momenteel ligt de locatie nog in een buitenstedelijk gebied. Er wordt momenteel een procedure gevolgd m.b.t. verlegging van de bebouwde kom. Lucht Indien mensen met regelmaat luchtverontreinigende stoffen inademen kan dit leiden tot effecten op de lichamelijke gezondheid. Daarom moet bij ruimtelijke planvorming rekening worden gehouden met de effecten van de plannen op de luchtkwaliteit ter plaatse. Titel 5.2 van de Wet milieubeheer, het Besluit niet in betekende mate en het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) stellen grenzen aan de concentraties van luchtverontreinigende stoffen. De meest kritische stoffen ten gevolge van verkeer zijn stikstofoxide en fijn stof.
BP Antoniuscollege
186-001
januari 2011
29
De Milieudienst Midden-Holland heeft een luchtkwaliteitsonderzoek 8 uitgevoerd . Uit de uitgevoerde berekeningen blijkt niet dat er sprake is van een (dreigende) overschrijding van de grenswaarden voor stikstofoxide en fijn stof. Aldus wordt de realisatie van het bouwplan conform Titel 5.2 van de Wet milieubeheer toelaatbaar geacht. Kabels en leidingen Er is een kaart met kabels en leidingen van 6 november 2009 beschikbaar. Daaruit blijkt dat door het uit te geven perceel geen leidingen lopen. Er liggen wel diverse kabels en leidingen tussen het uitgeefbaar perceel en het fietspad onder de brug. Milieukundige eisen aan het gebouw Voor de nieuwbouw is een wens van de gemeente dat een GPR-norm van minimaal 7 wordt gehaald. Doel van GPR is een zo hoog mogelijke kwaliteit en tegelijkertijd een zo laag mogelijke milieubelasting In GPR wordt een bouwplan op 5 thema’s beoordeeld. Na invoer van de gegevens worden prestaties zichtbaar op de modules Energie, Milieu, Gezondheid, Gebruikskwaliteit en Toekomstwaarde. Per module verschijnt een waardering op een schaal van 1 tot 10. Op elk thema zou minimaal een 7 dienen te worden gescoord. Zie voor meer informatie www.gprgebouw.nl.
8
Milieudienst Midden-Holland, Milieukundig advies Locatie Antoniuscollege te Bodegraven, rapportnummer 201026496,15 december 2010.
BP Antoniuscollege
186-001
januari 2011
30
5.
EXPLOITATIE
De door de gemeente te maken kosten worden gedekt uit de grondopbrengsten. Tussen de gemeente en het schoolbestuur zijn afspraken gemaakt over doordecentralisatie van gelden voor 9 onderwijshuisvesting . Daarmee is de financiële haalbaarheid van het bestemmingsplan gewaarborgd.
9
Gemeente Bodegraven en Stichting Carmelcollege, Overeenkomst doordecentralisatie onderwijshuisvesting Stichting Carmelcollege locatie Bodegraven, 17 december 2010.
BP Antoniuscollege
186-001
januari 2011
31
6.
PROCEDURE
6.1. Vooroverleg Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) geeft in artikel 3.1.1 aan dat de gemeente bij de voorbereiding van een ruimtelijke ontwikkeling overleg moet plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Gezien de geringe omvang van het plangebied en de ligging binnen de bebouwingscontouren van de Verordening Ruimte Zuid-Holland is er geen voorontwerp bestemmingsplan gemaakt. Wel is het laatste concept van het ontwerp-bestemmingsplan in december 2010 voor commentaar aan de Inspectie VROM, de provincie Zuid-Holland en het Hoogheemraadschap Rijnland gestuurd. De provincie heeft in een schriftelijke reactie aangegeven dat het bestemmingsplan onvoldoende rekening houdt met het provinciale belang, vanwege het aspect externe veiligheid (gasleiding) en het te toegestane aantal vierkante meters aan kantooroppervlak. De gemeente zal, naar aanleiding van de reactie van de provincie, bij de uitwerking van ontwerp naar het vast te stellen plan, aandacht besteden aan het aspect externe veiligheid en zal tevens nader bestuderen in hoeverre het aantal vierkante meters kantoorruimte in strijd is met het provinciaal belang. Met het Hoogheemraadschap Rijnland is telefonisch overlegd over de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering. De grenzen van de dubbelstemming zijn conform de wensen van het Hoogheemraadschap verwerkt in de verbeelding.
6.2. Zienswijzen Het ontwerp-bestemmingsplan heeft op grond van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht in het kader van de zienswijzen vanaf PM gedurende zes weken voor een ieder ter visie gelegen. Er zijn wel/geen zienswijzen kenbaar gemaakt.
BP Antoniuscollege
186-001
januari 2011
32
7.
JURIDISCHE TOELICHTING
De beleidsdoelstellingen zijn juridisch vertaald in de regels en de bijbehorende verbeelding. De basis voor de verbeelding, de tekening, is een recente kadastrale ondergrond en topografische gegevens. Op de verbeelding is de grens van het bestemmingsplangebied aangegeven. Binnen die grens zijn de verschillende bestemmingen met verschillende kleuren en letteraanduidingen weergegeven. Voorts zijn aanduidingen opgenomen, waarnaar in de regels wordt verwezen. Uitgangspunt voor de regels is het Handboek Bestemmingsplannen van de gemeente Bodegraven, welke is gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP 2008).
7.1. Indeling De regels zijn als volgt opgebouwd: Hoofdstuk 1 bevat de begripsbepalingen en een bepaling over de manier waarop de in het plan genoemde maten zijn bepaald; Hoofdstuk 2 bevat de regeling van de afzonderlijke bestemmingen; Hoofdstuk 3 bevat een aantal algemene en aanvullende bepalingen, waaronder algemene afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden en een gebruiksbepaling. Hoofdstuk 4 tenslotte bevat overgangsbepalingen en de titel van het bestemmingsplan.
7.2. Bebouwing In het bestemmingsplan wordt onderscheid gemaakt tussen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Voor de situering en maatvoering van bouwwerken is het belangrijk dat er regels zijn opgenomen met betrekking tot: Situering gebouwen Teneinde de situatie eenduidig te kunnen reguleren, is de bebouwing “gezoneerd”. Voor bouwwerken is met betrekking tot de situering op de verbeelding en in de regels onderscheid gemaakt door het gebruik van de aanduiding “bouwvlak”. Het bouwvlak is bestemd voor gebouwen. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan. Bouwhoogte en bebouwingspercentage De minimale en maximale bouwhoogte, alsmede het maximum bebouwingspercentage van het bouwvlak(deel), van (hoofd)gebouwen is op de verbeelding opgenomen door middel van de aanduiding “minimalemaximale bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage” of “maximale bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage”. De minimale bouwhoogte geldt voor minimaal 35 % van het grondoppervlak van de bebouwing binnen het aanduidingsvlak.
BP Antoniuscollege
186-001
januari 2011
33
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is opgenomen in de regels in de subparagraaf “bouwwerken, geen gebouwen zijnde”.
7.3. Artikelsgewijze bespreking Hoofdstuk 1: Inleidende regels Begrippen In artikel 1 is een aantal begrippen nader gedefinieerd teneinde onduidelijkheid te voorkomen. Voor de definities is aansluiting gezocht bij het Handboek bestemmingsplannen van de gemeente Bodegraven. Wijze van meten In artikel 2 wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden bij het beoordelen of de maatvoering in overeenstemming is met de regels. Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels In het plan zijn de volgende bestemmingen opgenomen: Gemengd In de bestemmingsomschrijving is een algemene regeling opgenomen, welke verschillende functies toestaat. Door deze algemene formulering is een uitwisseling van functies mogelijk binnen de bestemming. In de bestemmingsomschrijving is opgenomen dat de gronden zijn bestemd voor maatschappelijke functies en kantoren, evenals de daarbij behorende voorzieningen, zoals parkeerplaatsen, groen, paden e.d. De bovenstaande functies zijn echter niet ongelimiteerd mogelijk, in de ‘nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving’ zijn voorwaarden opgenomen waaraan voldaan dient te worden. Voor de kantoorfunctie betreft het voorwaarden met betrekking tot de maximaal toegestane vloeroppervlakte van een kantoor. Tevens zijn voor zowel de maatschappelijke voorzieningen als de kantoorfunctie parkeernormen opgenomen waaraan voldaan dien te worden, er bestaat echter de mogelijkheid om door middel van een omgevingsvergunning hiervan af te wijken, bijvoorbeeld indien elders voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid. In de gebruiksregels zijn wel bepaalde maatschappelijke functies uitgezonderd die niet gewenst of niet passend zijn binnen het plangebied, het gaat hierbij om verzorgingshuizen, psychiatrische inrichtingen, medische centra, poliklinieken, kinderdagverblijven, asielzoekerscentrum, crematorium, opvang van dieren, justitiële inrichting of militaire zaken.
BP Antoniuscollege
186-001
januari 2011
34
Waterstaat – Waterkering (dubbelbestemming) De bescherming van de bij de Oude Rijn behorende waterkering is binnen de dubbelbestemming Waterstaat – Waterkering geregeld. Binnen deze bestemming wordt het bouwen ten behoeve van een onderliggende bestemming getoetst of dit de waterkering zal schaden of dat het onderhoud aan de waterkering wordt belemmerd. Voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden geldt de Keur van het waterschap. Ook het bouwen valt onder de regels van de Keur van het waterschap, maar door de opgenomen afwijkingsregeling wordt voorkomen dat er een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, waarvoor geen ontheffing van de Keur kan worden verkregen. Er is namelijk advies van het waterschap vereist. Hierdoor vindt er afstemming plaats tussen de omgevingsvergunning en de bepalingen uit de Keur. Hoofdstuk 3: Algemene regels Anti-dubbeltelbepaling Met de anti-dubbeltelbepaling wordt geregeld dat grond die reeds eerder bij een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen is meegenomen niet nog eens bij de verlening van een nieuwe omgevingsvergunning voor het bouwen mag worden meegenomen. Deze regel is rechtstreeks overgenomen uit het Besluit ruimtelijke ordening. Algemene gebruiksregels In de algemene regels zijn enkele algemene gebruiksregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden, zoals het verbod om gronden en gebouwen te gebruiken voor prostitutiedoeleinden en stort/opslagplaats voor grond en afval (behoudens een stort/opslagplaats voor normaal gebruik, bijvoorbeeld in het kader van de bedrijfsvoering). Hoofdstuk 4: Overgangsrecht en slotregel Overgangsrecht In dit artikel is een regeling opgenomen voor bestaande zaken en rechten die niet in overeenstemming zijn met de overige regelingen in dit bestemmingsplan. De regels voor het overgangsrecht zijn overgenomen uit het Besluit ruimtelijke ordening, waarin standaard overgangsrecht voor bestemmingsplannen is opgenomen. Slotregel De slotregel bevat de titel van het bestemmingsplan.
BP Antoniuscollege
186-001
januari 2011
35