Overzicht van de bezwaarschriften ontvangen naar aanleiding van de openbare consultatie in België en Nederland voor het project van de n.v. Fina-Eolia: windmolenpark ten Noorden van de Vlakte van de Raan. 1.
Inleiding
De n.v. Fina-Eolia diende 6 februari 2003 een aanvraag tot vergunning en machtiging voor de bouw van een windmolenpark ten Noorden van de Vlakte van de Raan in bij de toenmalige Minister van Leefmilieu. De BMM startte de milieuvergunningsprocedure. Conform artikel 19 en 20 van het koninklijk besluit van 20 december 2000 houdende de procedure tot vergunning en machtiging van bepaalde activiteiten in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België werd in België en Nederland een openbare consultatie georganiseerd. Tijdens de openbare consultatie waren de milieuvergunningsaanvraag en het milieu-effectenrapport (MER) opgemaakt door de aanvrager consulteerbaar. Om daadwerkelijk tot stand te kunnen komen, vereist een project zowel een milieuvergunning als een domeinconcessie. Eind juni 2003 weigerde de toenmalige Staatssecretaris voor Energie de domeinconcessie aan de n.v. Fina-Eolia. Ten gevolge van deze weigering besloot de n.v. Fina-Eolia op 27 juni 2003 haar milieuvergunningsaanvraag in te trekken. De milieuvergunningsprocedure werd stopgezet. Op dat ogenblijk was de openbare consultatie in België reeds beëindigd en had de BMM 15 bezwaarschriften ontvangen. De periode om bezwaarschriften vanuit Nederland in te dienen was daarentegen nog niet afgelopen en de BMM ontving slechts één brief. Hoewel dit aantal niet representatief is, werd de inhoud van deze brief alleszins opgenomen in dit document.
2.
Overzicht ontvangen brieven
In totaal werden dus 16 brieven ontvangen. Zoals vermeld was één daarvan afkomstig uit Nederland. Tabel 1 geeft een overzicht van de sectoren die bezwaren indienden. Tabel 1 Overzicht van de sectoren die bezwaren indienden
België
Nederland
sector particulier NGO officiële instantie politieke partij NGO
1
aantal brieven 3 4 7 1 1
Dit document vat de belangrijkste argumenten (milieu en niet-milieu), aangehaald in de ontvangen bezwaarschriften, samen. Gemakkelijkheidshalve werden de argumenten gegroepeerd in de volgende categorieën: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13.
Wetgevende en beleidsmatige aspecten Hydrodynamica en sedimentologie Geluid en trillingen Avifauna Zeezoogdieren Benthos, vissen en biodiversiteit Risico’s en gevolgen van mogelijke rampen Landschap en locatie Ruimtelijk beleid Materiële goederen en menselijke activiteiten Economische aspecten Energetische aspecten Overige argumenten
Er wordt opgemerkt dat dit document enkel een weergave is van de argumenten zoals ingediend door de bezwaarhebbenden als reactie op het aanvraagdossier en het MER, zoals ingediend door de aanvrager. De BMM spreekt zich hierbij niet uit over de relevantie en/of de juistheid van de argumenten.
2.1.
Wetgevende en beleidsmatige aspecten
Verschillende bezwaarhebbenden stellen dat de voorzorgs-, preventie- en herstelprincipes van de MMM-wet geschonden worden daar het MER-rapport nog vele onzekerheden en onbekenden bevat, o.a. betreffende effecten van substraatwijziging, geluid, onderwatertrillingen, lichtflikkering, magnetische velden, effecten op trekvogels, scheepvaartongevallen... Zij vinden dat de onbekende aspecten onderzocht moeten worden vóóraleer de bouw van het park aanvangt en dat windmolens geleidelijk dienen te worden geplaatst om de effecten, o.a. op de zeevogels, beter te kunnen evalueren. Vier bezwaarhebbenden wijzen erop dat het onderhavige project niet in lijn is met de Langetermijnvisie voor het Schelde-estuarium. Dit document stelt dat ingrepen die de natuurlijke morfologie van het estuarium en het mondingsgebied aantasten niet kunnen. De bezwaarhebbenden vinden dat, ook al is de visie afgesloten tussen de Vlaamse Gemeenschap en Nederland, de federale overheid haar verantwoordelijkheid moet opnemen. Tegenover Nederland moet aangetoond worden dat het park de natuurwaarden en de dynamiek van de Vlakte van de Raan en de morfologie van het Scheldemondingsgebied niet negatief beïnvloedt. Eén officiële instantie stipt aan dat de ontwikkelingen in het kader van de Langetermijnvisie voor het Scheldeestuarium van bijzonder belang zijn aangezien de verdere verdieping van de Schelde in de context van deze visie wordt bestudeerd. Drie officiële instanties wijzen op de schorsing van de vergunning en machtiging van het park van Electrabel-Jan De Nul door de Raad van State. Zij menen dat een nieuw project niet goedgekeurd kan worden terwijl een ander werd geschorst. Volgens zeven bezwaarhebbenden hypothekeert het bouwen van windmolenparken vóóraleer
2
mariene beschermde gebieden aangeduid worden, de afbakening van deze gebieden. De inplanting van het park op de Vlakte van de Raan is volgens vier van hen strijdig met het voorstel om dit gebied een beschermd statuut te geven, conform de vogel en/of habitatrichtlijn. Eén NGO wijst erop dat de hele Vlaamse kust is aangeduid als ‘important bird area’ door Birdlife International. Een andere NGO vindt dat het MER-rapport de wederzijdse impact van het project Electrabel-Jan De Nul en het project Fina-Eolia amper bespreekt. Twee bezwaarhebbenden zijn van mening dat een coördinatie met andere windmolenparken in zijn geheel ontbreekt en er geen enkel voorafgaand overleg plaatsvond met de ter zake bevoegde overheden en belanghebbende instanties. Zij duiden ook op een ontbrekende strategische milieu-effectenbeoordeling voor windturbineparken op het Belgisch continentaal plat. Deze twee bezwaarhebbenden vinden dat België zou moeten aansluiten bij het Nederlandse near-shore proefproject en dat de ervaring en gevolgen van de mitigerende maatregelen van dat proefproject ook moeten bijdragen tot de ontwikkeling van Belgische parken. Eén NGO vraagt de bevolking meer te raadplegen.
2.2.
Hydrodynamica en sedimentologie
Twee NGO’s en een officiële instantie vinden de invloed van het park op de stromingen, de geomorfologie en het evolutiepatroon van de zone onduidelijk. Vier bezwaarhebbenden duiden op de wijziging en de verstoring van de zeebodemstructuur, wat tot grote schade aan de mariene fauna en flora kan leiden. Twee bezwaarhebbenden zouden een studie, die de gekozen afbraakmethode evalueert en rechtvaardigt, op prijs stellen. Eén officiële instantie vraagt zich af of de literatuur omtrent dit onderwerp voldoende is en vraagt om meetcampagnes op te starten, o.a. om de erosie en de beschermingsmaatregelen te beoordelen.
2.3.
Geluid en trillingen
Drie bezwaarhebbenden merken op dat de impact van geluid en onderwatertrillingen afkomstig van het park ongekend is. Eén officiële instantie stelt dat geluidshinder vanuit de windparken in geen enkele omstandigheid merkbaar mag zijn aan de kust. Een andere officiële instantie verwacht geen geluidshinder, maar vraagt de overheid alleszins te waken over de geluidsemissie.
2.4.
Avifauna
Drie NGO’s en één particulier wijzen erop dat vogels zullen sterven of bedreigd worden. Vier bezwaarhebbenden stellen zich vragen bij sommige voorgestelde milderende maatregelen, o.a. het stopzetten van de turbines bij slechte zichtbaarheid, de effecten op zeevogels van passieve visserij of de effecten van de beschermde nestelgebieden die voorgesteld werden als maatregel ter compensatie van het verloren foerageergebied voor sternen. Drie NGO’s menen dat er onvoldoende informatie aanwezig is inzake het gedrag van de vogels, zowel overdag als ’s nachts, o.a. omtrent hun reacties op onverwachte constructies, korte afstandsverplaatsingen, vlieghoogte, effecten van verlichting, elektromagnetische velden... Twee NGO’s melden dat het park zich bevindt in een belangrijk overwinteringsgebied en in de herfsttrekbaan van vele vogels. Eén van hen stelt eveneens dat de Vlakte van de Raan een belangrijk foerageergebied voor sternen is. Zij menen dat overwinterende vogels zullen lijden onder het park en dat het park ook tijdens de trek slachtoffers zal maken t.g.v. aanvaring met de
3
wieken. Een NGO verwijst naar de Langetermijnvisie voor het Schelde-estuarium waarin de zone internationaal erkend wordt vanwege het belang als foerageer- en rustgebied. Deze NGO stelt dat internationaal erkende vogelsoorten dreigen te botsen met de rotoren of het gebied zullen mijden.
2.5.
Zeezoogdieren
Twee NGO’s wijzen op een aantal ongekende effecten van het park. Een andere NGO meent dat een voorgestelde mitigerende maatregel voor het verlies van visgrond, zijnde passieve visserij, dodelijke gevolgen heeft voor de zeezoogdieren.
2.6.
Benthos, vissen en biodiversiteit
Zes bezwaarhebbenden wijzen op het belang van de zone voor vissen en bodemorganismen: het gebied vormt o.a. een belangrijke kweek-, paai- en kraamplaats. Eén NGO stelt dat het wijzigen van de bodemstructuur het benthos en de vissoorten zal beïnvloeden en duidt op het niet gekend zijn van een aantal effecten van het park, zoals onderwatertrillingen, elektromagnetische velden, een verandering van de bodemstructuur en stroming. Deze bezwaarhebbende stelt eveneens dat men niet zomaar kan stellen dat de biodiversiteit in het park zal verhogen en beweert dat windmolenparken de visbestanden bedreigen en de visserijdruk in resterende gebieden waar gevist mag worden verhogen t.g.v. het afsluiten van het projectgebied voor visserij. De NGO meent dat de bouwactiviteiten de zeedieren verstoren en dat het niet geweten is of deze nog zullen terugkeren naar de zone; bovendien is elk biotoopverlies onomkeerbaar. Twee NGO’s zijn van mening dat het beschouwen van een kunstmatig hard substraat als een winsituatie dubieus is. Zij stellen dat de zone van nature enkel geschikt is voor zachtsubstraatbewoners. Eén officiële instantie vindt dat bij de locatiekeuze weinig rekening werd gehouden met het visserijaspect. Zij meent dat het verlies aan visgrond beperkt werd ingeschat.
2.7.
Risico’s en gevolgen van mogelijke rampen
Negen bezwaarhebbenden menen dat de aanwezigheid van windmolenparken op zee de ongevallenkans verhoogt, terwijl het projectgebied zich reeds nabij druk bevaren scheepsroutes bevindt. Eén NGO en een officiële instantie vinden dat er rekening moet gehouden worden met een toenemende tonnenmaat van schepen, een stijgend wereldzeetransport, een verhoogd gebruik van de vaarroute via Westpit, de uitbreiding van de Belgische havens en van de kustvaart. Eén bezwaarhebbende duidt op de extra scheepsbewegingen tijdens de bouwfase en onderhoudswerkzaamheden, van zowel het park van Electrabel-Jan De Nul als van onderhavig project. Er wordt door één NGO specifiek gewezen op het verhoogde risico voor de recreatievaart. Vier bezwaarhebbenden vragen expliciet dat het veiligheidsaspect diepgaander geanalyseerd wordt. Een aantal bezwaarhebbenden vinden dat het MER-rapport onvoldoende is en/of de effecten minimaliseert. Twee van hen eisen de betrokkenheid van en de samenwerking met de bevoegde Vlaamse instanties o.a. voor de opmaak van een gezamenlijk operationeel interventieplan. Een NGO en een officiële instantie stellen zich vragen over de efficiëntie van de voorgestelde mitigerende maatregel om drijvende olieversperringen aan te wenden. Een andere officiële instantie geeft in zijn brief aanbevelingen om de veiligheid van de scheepvaart
4
te garanderen. Zo wordt bv. een veiligheidszone van 500 m, een passende vaarwegmarkering, de markering van de bouwwerf en van de turbines volgens de IALA-richtlijnen, informatie omtrent de werken in “berichten aan zeevarenden”, de zorg dat het scheepvaartverkeer niet gehinderd wordt tijdens de bouwfase... aangeraden. Deze instantie stelt dat een verbetering van de nautische dienstverlening van de scheepvaart naar de havens, ter garantie van hun economische groei, niet doorkruist mag worden door de scheepvaartrisico’s t.g.v. het windmolenpark. Een officiële instantie vindt een veiligheidszone van 500 m niet voldoende om een aanvaring van een op hol geslagen schip met een turbine te vermijden. Eén particulier meent eveneens dat een in het park geblokkeerd schip onmogelijk weggesleept kan worden: een station sleepboot lijkt hem onontbeerlijk. Volgens een officiële instantie zal het park de radarwaarnemingen van de scheepvaart in de vaargeul Westpit verstoren. Een andere officiële instantie vraagt dat de mogelijke invloed op radarapparatuur aan boord van schepen nagegaan wordt.
2.8.
Landschap, locatie
Zes bezwaarhebbenden stellen dat windmolenparken visuele hinder veroorzaken. In de ontvangen brieven komen uitdrukkingen zoals ‘aantasting van de zeelijn’, ‘claimen van beschikbare ruimten op zee’, ‘de horizon dient van onnatuurlijke objecten gevrijwaard te blijven’, meermaals voor. Eén officiële instantie verwijst naar het arrest van de Raad van State, die met reden van visuele hinder de vergunning (en machtiging) van Electrabel-Jan De Nul voor de inplanting van turbines op de Vlakte van de Raan heeft geschorst. Eén NGO wijst erop dat net de ongerepte en natuurlijke ruimte van de Noordzee een zeer belangrijke reden is voor de recreatievaarder om haar als vaargebied te kiezen. Drie bewaarhebbenden zouden het op prijs stellen om de 12-mijlszone te vrijwaren van storende elementen. Eén NGO meent dat cumulatieve effecten met het project van Electrabel-Jan De Nul niet in rekening werden gebracht en dat fotosimulaties bedriegen. Een officiële instantie vraagt de uitvoering van een belevingsonderzoek.
2.9.
Ruimtelijk beleid
Zeven bezwaarhebbenden vragen de ontwikkeling van ruimtelijke ordenings- en structuurplannen voor de Noordzee, teneinde te komen tot een ‘zeebeleid’. Twee officiële instantie betreuren dat een strategische milieueffectenrapportering niet werd uitgevoerd voor windturbineparken op het Belgisch Continentaal Plat. Drie bezwaarhebbenden vrezen een verkaveling van het mariene milieu en een industrialisering van de zee t.g.v. de parken en andere economische activiteiten. Eén particulier en de politieke partij zouden een Europese oplossing omtrent mogelijke inplantingsplaatsen op prijs stellen. Een idee zou zijn om één gemeenschappelijke plaats in de gehele Noordzee te zoeken. Een andere NGO vraagt een samenwerking tussen de kuststaten van de Noordzee om een maximaal toelaatbaar ruimtebeslag voor obstakels te bepalen. De politieke partij stelt dat “men niet zomaar op zee kan doen wat men op land niet wil”.
2.10.
Materiële goederen en menselijke activiteiten
Twee NGO’s vrezen dat andere economische activiteiten zullen volgen in het zog van de windmolenparken. Eén officiële instantie meent dat de turbines het huidige samengaan van
5
activiteiten op zee kunnen verstoren. Negen bezwaarhebbenden stellen dat de visserijsector financiële schade zal ondervinden doordat het windmolenpark visrijke gebieden inpalmt. Eén bezwaarhebbende wijst erop dat het verlies aan visgronden niet gecompenseerd wordt, een andere stelt dat alternatieven dit verlies niet kunnen compenseren. Eén officiële instantie merkt op dat het MER-rapport het Besluit van 13 december 2002 van de Vlaamse regering niet vermeldt. Dit besluit doet sommige Belgische en Nederlandse schepen uitwijken naar visserijgebieden buiten de 3-mijlszone, zoals de Vlakte van de Raan, waar de visserijdruk alsdusdanig verhoogt. Eén andere officiële instantie vreest schade aan het kusttoerisme, daar zijn eerste troef, zijnde de vrije horizon, vernietigd wordt. De bezwaarhebbende meent dat de toerist niet met een zicht op industriële activiteiten of windmolens geconfronteerd wil worden.
2.11.
Energetische aspecten
Drie bezwaarhebbenden stellen zich vragen bij de Kyoto-doelstellingen en de mate waarin windenergie kan bijdragen tot het behalen ervan. Eén NGO noemt de bijdrage van het park tot het verminderen van energieopwekking door verbranding van fossiele brandstoffen zeer gering. Drie NGO’s benadrukken dat, in het kader van rationeel energiegebruik, windmolens niet als een “extra”, doch als een volwaardig alternatief beschouwd moeten worden. Rationeel energiegebruik wordt echter niet gestimuleerd door het plaatsen van parken die ver verwijderd staan van de bevolking. Windmolens moeten in de nabijheid van de gebruiker staan; molens ver in zee geven een vals idee dat windenergie naar de toekomst toe een onuitputtelijke energiebron bij uitstek vormt. De geplande uitstap uit kernenergie wordt door twee particulieren bekritiseerd. Drie bezwaarhebbenden zijn van mening dat, vooraleer windmolens in zee geplaatst kunnen worden, alle mogelijkheden van energiebesparing en –productie op land nagegaan en gebruikt moeten worden. Eén particulier beweert dat windenergie voor een instabiliteitsrisico en een overbelasting van het elektriciteitsnet zal zorgen. Twee NGO’s vragen de bevolking nauwer te betrekken bij windmolenprojecten en ze juist in te lichten over de bijdrage van wind als energiebron.
2.12.
Economische aspecten
Eén particulier meent dat windenergie economisch onverantwoord is. Een andere stelt dat de gebruiker windenergie duurder zal betalen daar een geliberaliseerde Europese markt de subventioneringsmechanismen voor windmolens t.o.v. conventionele energiebronnen niet zal kunnen blijven toestaan. Een officiële instantie vindt dat een evaluatie per project van het economisch verlies voor de kustvisserij het economische belang minimaliseert.
2.13.
Overige argumenten
Eén NGO vraagt de overheid financiële en organisatorische zekerheden op te nemen in de mogelijke vergunning teneinde de ontmanteling van het park te verzekeren. Een officiële instantie wijst erop dat de aanlandingsplannen ook bij de Vlaamse overheid ter goedkeuring moeten worden ingediend.
6