1
HET
2
DE
3
LEVENSBEDREIGENDE
4
DE
G E W O N D E PAT I Ë N T
5
DE
Z I E K E PAT I Ë N T
6
ZWANGERSCHAP
E N S P O E D B E VA L L I N G
7
HULPVERLENING
AAN KINDEREN
8
URGENTIES
9
P S YC H I AT R I S C H E
MENSELIJK LICHAAM
EERSTE MINUTEN
AANDOENINGEN
D O O R O M G E V I N G S FA C T O R E N
URGENTIES
10
V E R P L A AT S E N
11
RAMPENGENEESKUNDE
12
O R G A N I S AT I E
13
TECHNIEKEN
14
AANVULLINGEN
15
WOORDENLIJST
VA N D E PAT I Ë N T
14 AANVULLINGEN
INHOUD
14.1 Registratieformulier van het ambulancevervoer 14.2 Het verkeersreglement betreffende prioritaire voertuigen 14.3 De oxymetrie van de puls 14.4 De bevrijding van een gekneld slachtoffer 14.5 Wondverzorging en verbanden 14.6 Psychologische stress in de dringende geneeskundige hulpverlening
A a n v u l l i n g e n 14.2
Hoofdstuk 14
14.1 Registratieformulier van het ambulancever voer
INLEIDING
Het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu heeft dit formulier ontworpen om een beter administratief beheer en evaluatie van dringende geneeskundige hulpverlening mogelijk te maken. Aldus kunnen de beschikbare middelen beter worden ingezet. Bovendien zal het een bijdrage leveren tot een betere opleiding van de hulpverlener-ambulancier. Om aan deze doelstellingen te kunnen voldoen dient er een eenvormig formulier te zijn voor heel België; het dient gebruiksvriendelijk te zijn en een vlugge codering door middel van aankruisvakjes mogelijk te maken. Het registratieformulier ziet eruit als een pagina met twee doorslagen: • de voorpagina is bestemd voor het medisch dossier • een eerste doorslag is bestemd voor de administratie van uw dienst • een tweede doorslag is bestemd voor de centrale administratieve dienst van het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu.
ALGEMENE RICHTLIJNEN VOOR HET I N V U L L E N VA N H E T F O R M U L I E R
Het formulier dient ingevuld te worden van boven naar onderen en van links naar rechts. Vakje met schaduw ❒ : deze vraag dient steeds beantwoord te worden. Vakje zonder schaduw : dit is een mogelijkheid waarop een antwoord gegeven kan worden of wanneer één of meer mogelijkheden dienen aangekruist te worden. De vakjes met schaduw ❒ JA ❒ NEEN dienen steeds ingevuld te worden. Het symbool Ø dient te worden ingevuld wanneer je niet over het nodige materieel, noch over de nodige informatie, noch over de gepaste opleiding beschikt om een zinvol antwoord te formuleren. Het cijfer 0 wordt ingevuld wanneer je na een correcte meting geen meetbaar resultaat verkrijgt.
A a n v u l l i n g e n 14.3
Hoofdstuk 14
Het document is onderverdeeld in zes hoofdingen: • identiteit van de patiënt • identiteit van de ambulanciers • beschrijving van de oproep • uren van de interventie en kilometerstand van het voertuig • beoordeling ter plaatse • beslissing
B E S P R E K I N G VA N H E T D O C U M E N T PER HOOFDING
Identiteit van de patiënt
12.6
De eerste hoofding betreft de identiteit van de patiënt. De naam wordt bij voorkeur in hoofdletters ingevuld. Vervolgens kan je het adres, de geboortedatum en het geslacht van de patiënt invullen. Je moet één document per patiënt maken. Door de bovenste strook van het formulier af te knippen op de lijn aangegeven door het symbool van een schaar, blijft de identiteit van de patiënt anoniem voor de administratie. Het beroepsgeheim is derhalve gevrijwaard.
IDENTITEIT VAN DE PATIENT (Vertrouwelijk) Naam: ............................................................................................................... Straat: ............................................................................................................... Postcode: !.....!.....!.....!.....! Geboortedatum: ......./......./...........
Voornaam: ......................................................... nr: ......................... BP Postbus: ........
Woonplaats: ....................................................................................................................... Geslacht: " (V)Vrouw " (M)Man
Identiteit van de ambulanciers
✂
Onder deze hoofding worden de volgende gegevens samengebracht: • het nummer van het verslag • het officiële nummer van het ingezette voertuig • de datum waarop de interventie plaatsheeft • de dienst waartoe de ambulanciers behoren • de identiteit van de beide ambulanciers en hun officieel nummer De gebruikte nummers dienen overeen te stemmen met de officiële identificatienummers die toegekend worden door het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu. De gegevens die onder deze hoofding vermeld worden, zullen niet gebruikt worden ter individuele controle van de ambulancier. Ze zullen slechts aangewend worden voor een globale evaluatie van diensten.
IDENTITEIT VAN DE AMBULANCIERS Verslag Nr: .................................................. Dienst: ......................................................... Ambulancier 1: ............................................
100 Nr: ......................................... Datum: ......./......./........... Nr: ............. Ambulance Nr:......................................... Nr: ............. Ambulancier 2: ........................................
Nr: ...........
A a n v u l l i n g e n 14.4
Hoofdstuk 14
Beschrijving van de oproep
2.2
Onder deze hoofding worden de volgende gegevens samengebracht: • wie heeft een tussenkomst gevraagd? • waarom is de tussenkomst noodzakelijk? • betreft het een dringende interventie? Onder rechtstreekse getuige verstaat men een omstander. Onder levensbedreigend verstaat men een kritieke toestand, een dringende oproep geldt voor een toestand die mogelijk toch kritiek is of kan evolueren naar een kritieke toestand en een niet-dringende oproep staat voor een probleem dat niet kritiek is. Het inschatten van de hoogdringendheid gebeurt door de aangestelde van het hulpcentrum 100. Dit betekent dat deze graad van hoogdringendheid ingevuld moet worden zoals de aangestelde van het hulpcentrum 100 je deze informatie doorgeeft.
IDENTITEIT VAN DE AMBULANCIERS Verslag Nr: .................................................. Dienst: ......................................................... Ambulancier 1: ............................................
100 Nr: ......................................... Datum: ......./......./........... Nr: ............. Ambulance Nr:......................................... Nr: ............. Ambulancier 2: ........................................
Nr: ...........
BESCHRIJVING VAN DE OPROEP Rit op vraag van: □(1)Patiënt
□(2)Arts
□(3)Familie
□(7)Mug
□(8)Pol/Rijks
□(9)Andere
Reden :
□(1)Ongeval
□(2)Ziekte
□(3)Vergiftiging
Hoogdringenheid:
"(1)Levensbedreigend "(2)Dringend "(3)Niet dringend
UREN
!.....!.....!.....!.....! !.....!.....!.....!.....! Aankomst ter plaatse: Aankomst op bestemming : !.....!.....!.....!.....! Oproep:
Uren en kilometerstand
Vertrek van standplaats: Vertrek ter plaatse: Terug op standplaats:
□(4)Ziekenhuis
Getuige : □(4)Verloskunde
□(5)Rust-huis
□(6)Ambulance
"(1)Rechtstreekse
"(0)Onrechtstreekse
□(5)Preventie
□(6)Overbrenging
Overgemaakt door 100 centrum :
!.....!.....!.....!.....! !.....!.....!.....!.....! !.....!.....!.....!.....!
"(1)Ja "(0)Neen
KM Teller Terug:
!.....!.....!.....!.....!.....!.....! (km)
Teller Vertrek:
!.....!.....!.....!.....!.....!.....! (km)
Verschil:
!.....!.....!.....!.....!.....!.....! (km)
Wees nauwkeurig bij het invullen van de uren en de kilometerstand. Vul de tijd in uren en minuten in. Bij latere raadpleging van het document zal je beter in staat zijn om de omstandigheden van de oproep en de tussenkomst te evalueren. Bij de kilometerstand staat de waarde van het vertrek onder deze van de kilometerstand bij terugkomst. Door de kilometerstand bij het vertrek af te trekken van de kilometerstand bij je terugkomst, verkrijg je de afgelegde kilometers die de tussenkomst heeft gevergd.
BESCHRIJVING VAN DE OPROEP Rit op vraag van: □(1)Patiënt
□(2)Arts
□(3)Familie
□(4)Ziekenhuis
□(7)Mug
□(8)Pol/Rijks
□(9)Andere
Reden :
□(1)Ongeval
□(2)Ziekte
□(3)Vergiftiging
Hoogdringenheid:
"(1)Levensbedreigend "(2)Dringend "(3)Niet dringend
UREN
!......!.....!.....!.....! Aankomst ter plaatse: !......!.....!.....!.....! Aankomst op bestemming : !......!.....!.....!.....! Oproep:
Vertrek van standplaats: Vertrek ter plaatse: Terug op standplaats:
Getuige : □(4)Verloskunde
□(5)Rust-huis
□(6)Ambulance
"(1)Rechtstreekse
"(0)Onrechtstreekse
□(5)Preventie
□(6)Overbrenging
Overgemaakt door 100 centrum :
!......!.....!.....!.....! !......!.....!.....!.....! !......!.....!.....!.....!
KM
"(1)Ja "(0)Neen
Teller Terug:
!.....!.....!.....!.....!.....!.....! (km)
Teller Vertrek:
!.....!.....!.....!.....!.....!.....! (km)
Verschil:
!.....!.....!.....!.....!.....!.....! (km)
A a n v u l l i n g e n 14.5
Hoofdstuk 14
Beoordeling ter plaatse
2
Deze hoofding verzamelt de gegevens zoals je ze zelf ter plaatse waarneemt. Steeds noteer je de eerste vaststelling. Indien deze gegevens evolueren kan dit bij de opmerking onderaan het formulier worden vermeld. De meeste gegevens heb je geleerd in hoofdstuk 2 “De eerste minuten”. Uitzonderingen hierop zijn: bloeddrukmeting en zuurstofsaturatie. Indien je met deze metingen niet vertrouwd ben, vul je het symbool Ø in. Plaatscode De plaatscode beschrijft de plaats van de tussenkomst. Door verscheidene vakjes aan te kruisen kan je deze plaats nauwkeurig beschrijven. Bij voorbeeld een sportongeval tijdens een schoolactiviteit wordt aangeduid door middel van 2 vakjes: ✘ school ✘ sportterrein Aanwezige personen Bij aankomst noteer je de aanwezigheid of afwezigheid van omstaanders. Onder ‘leek’ verstaat men een persoon die geen opleiding tot hulpverlener, verpleegkundige of arts heeft. Worden wel beschouwd als hulpverlener: politie, rijkswacht, brandweer en civiele bescherming. Vastgestelde reden Alle hieronder aangehaalde mogelijkheden kunnen samen voorkomen. Je kruist best zoveel mogelijk vakjes aan om de reden zo nauwkeurig mogelijk te beschrijven. Bij voorbeeld een ongeval op de weg waarbij het slachtoffer dronken blijkt, wordt als volgt aangeduid: ✘ ongeval ✘ verkeer ✘ vergiftiging ✘ alcohol Gebruikte afkortingen: ‘psy’ staat voor psychiatrie, ‘CO’ staat voor koolstofmonoxide. Het onderscheid tussen bevalling en vroegtijdige bevalling situeert zich op de grens van 28 weken zwangerschap.
2.2
Ademhaling De gegevens die je hier moet invullen vind je tijdens de eerste beoordeling van de patiënt. Of de ademhaling al dan niet normaal is, werd beschreven in tabel 2.1. Een ademhaling van minder dan 10/min wordt als langzaam beschouwd. Een ademhalingsfrequentie tussen 10 - 24/min is normaal. Een ademhalingsfrequentie van meer dan 24/min wordt als snel beschouwd.
A a n v u l l i n g e n 14.6
Hoofdstuk 14
2.2
2.2
4.5
Circulatie Om het hart en bloedvatenstelsel te evalueren kun je gebruik maken van de werkwijze beschreven in hoofdstuk 2 “De eerste minuten”. In tabel 2.2 wordt samengevat of de pols abnormaal is. Onder bloeding verstaat men: ernstige bloedingen die het leven van de patiënt kunnen bedreigen. Indien je er voor opgeleid bent kan je ook de bloeddruk en de zuurstofsaturatie meten. Indien je na een correcte techniek bij de meting geen meetbare waarden noteert, vul je het cijfer 0 in. Indien je geen bloeddrukmeter hebt of niet opgeleid bent voor deze meting vul je het symbool Ø in. Indien je niet over een zuurstofsaturatiemeter beschikt, vul je eveneens het symbool Ø in. Bewustzijn Tijdens de snelle eerste beoordeling kan je nagaan of het bewustzijn normaal is. Hiervoor gebruik je de WAPA-methode. Een nauwkeuriger methode werd beschreven in hoofdstuk 4.5: de Glasgow Coma Score of de Glasgow Coma Schaal. Wanneer je een waarde hebt toegekend voor achtereenvolgens: openen van de ogen, mondeling antwoord en motorisch antwoord, tel je deze waarden op en verkrijg je de Glasgow Score. Verwondingen Deze kan je in grote mate opsommen na de tweede beoordeling. Ze worden onderverdeeld in breuken, kneuzingen, wonden en brandwonden. De volgende afkortingen worden in het document gebruikt: BLR : bovenste lidmaat rechts BLL : bovenste lidmaat links OLR : onderste lidmaat rechts OLL : onderste lidmaat links Opmerking Het document biedt plaats voor de eerste observatie van de ademhaling, de circulatie en het bewustzijn. Indien ze evolueren, dient dit vermeld te worden onderaan het document bij opmerking.
A a n v u l l i n g e n 14.7
Hoofdstuk 14
Hoogdringendheid De evaluatie van de reden tot oproep en van ademhaling, circulatie, bewustzijn en verwondingen laat je toe te besluiten tot de hoogdringendheid. Levensbedreigend komt overeen met kritiek, dringend komt overeen met mogelijke evolutie naar een kritieke toestand, niet-dringend komt overeen met een niet-kritieke toestand van de patiënt. BEOORDELING TER PLAATSE Aanwezig personen: "(1)JA □(1)Openbare weg □(7)Privaat plaats
Plaatsnaam :
..................................................................... Straat: ..............................................................................
Postcode:
□(2)Openbare plaats □(8)Ziekenhuis
□(1)Leek □(2)Andere ambulancier □(3)Arts
Plaatscode:
!....!....!....!....!
□(3)Werk □(9)Rust-Huis
□(1)Ademhaling □(2)Hart □(1)Alcohol □(2)Drug
□(4)Ontploffing □(9)Verhanging
□(5)Elektohutie □(A)Andere
□(3)Psy □(4)Spijsvertering □(5)Stofwisseling □(3)Geneesmiddel □(4)CO □(5)Chemisch
□(2)Bloeding □(3)Bevalling
□(4)Vroegtijdige bevalling
"(N)Normaal Circulatie: "(N)Normaal "(A)Abnormaal "(A)Abnormaal Pols: !......!......!......! (/min) Bloeding: "(1)Ja "(0)Neen Ademhalingsfrequentie "(0)Afwezig " (1)Regelmatig "(2)Onregelmatig "(0)Afwezig Ademhaling:
"(1)Langzaam "(2)Normaal "(3)Snel Bloeddruk: !......!......!......! (<10) (10-24) (>24) Verwondingen: Hoofd Breuken Kneuzingen Wonden Brandwonden
"(1)JA
Hoogdringendheid:
□ □ □ □
/
!.....!......!.......! (mmHg) SatO2: !......!......! (%)
"(0)NEEN
Halswervelzuil Wervelzuil
□ □ □ □
□(6)Artsenpraktijk
Nr: .............
Bewustzijn: "
□(2)Val □(3)Brand □(6)Verdrinking □(7)Wapen □(8)Vechtpartij
□(4)Verloskunde □(1)Pijn
"(0)NEEN
□(4)Mug
□(5)Sportterrein
PB: .............
Gemeente: .........................................................................................................................
Vastgestelde reden: □(1)Ongeval □(1)Verkeer □(2)Ziekte □(3)Vergiftiging
□(4)School □(A)Andere
□ □ □ □
BLR
BLL
Borstkas
Buik
Bekken
OLR
OLL
□ □ □ □
□ □ □ □
□ □ □ □
□ □ □ □
□ □ □ □
□ □ □ □
□ □ □ □
"(1)Levensbedreigend Beslissing
"(2)Dringend
(N)Normaal
"
(A)Abnormaal
Openen van ogen: " Spontaan " Op aanspreken " Op pijn " Geen reactie
(4) (3) (2) (1)
Mondeling antwoord: Behoordijk Verward Onsamenhangend onverstaanbaar Geen reactie
(5) (4) (3) (2) (1)
" " " " "
Motorisch antwoord: Voert bevelen uit (6) Gericht (5) Weert af (4) Buigreactie (3) Strekreactie (2) Geen reactie (1) !....!....! Glasgow score
" " " " " "
"(3)Niet dringend
Onder deze hoofding worden drie punten behandeld: • heb je aanvullende hulp nodig? • welke handeling heb je verricht? • zijn er bijzonderheden van het transport? Al naargelang de ernst van het probleem zal je aanvullende hulp moeten vragen. Deze kan komen van de MUG (Mobiele Urgentie Groep), van een arts, van een andere ambulance of van de brandweer (BW). Het document biedt je de mogelijkheid de bijkomende hulp te identificeren. Je dient de tijdstippen van oproep en aankomst van bijkomende hulp nauwkeurig te vermelden. Indien bijkomende hulp niet beschikbaar is kan dit vermeld worden onderaan het document bij Opmerking.
3.1
Handelingen In deze rubriek vermeld je welke handelingen je hebt uitgevoerd. Het begrip ‘houding’ wijst hier op een behandeling en mag niet verward worden met dezelfde term tijdens het transport. Onder ‘adempijpje’ verstaat men een Mayo- of een Guedelpijpje.
A a n v u l l i n g e n 14.8
Hoofdstuk 14
Transport Indien je de patiënt vervoert dien je de houding te vermelden waarin dit gebeurt en de bestemming. Indien de toestand van de patiënt tijdens het transport evolueert kan je dit aanduiden. Het document sluit af met 9 mogelijke redenen waarom je een patiënt niet vervoerd hebt. Vastgestelde reden: □(1)Ongeval □(1)Verkeer
□(2)Val □(6)Verdrinking □(7)Wapen
□(3)Brand □(8)Vechtpartij
□(4)Ontploffing □(9)Verhanging
□(2)Ziekte
□(1)Ademhaling □(2)Hart
□(3)Psy
□(4)Spijsvertering □(5)Stofwisseling
□(3)Vergiftiging
□(1)Alcohol
□(3)Geneesmiddel □(4)CO
□(4)Verloskunde □(1)Pijn
Ademhaling: "(N)Normaal
"(A)Abnormaal
Ademhalingsfrequentie
"(0)Afwezig "(1)Langzaam "(2)Normaal "(3)Snel (<10)
(10-24)
Verwondingen: Hoofd Breuken Kneuzingen Wonden Brandwonden
(>24)
□(2)Bloeding □(3)Bevalling
Circulatie:
Hoogdringendheid:
□(4)Vroegtijdige bevalling
!.....!.....!.....! (/min)
" "(0)Afwezig "(1)Regelmatig "(2)Onregelmatig
Pols:
Bloeddruk: !.....!.....!.....!
/
Bloeding:
(1)Ja
!.....!.....!.....! (mmHg) SatO2: !.....!.....! (%)
□ □ □ □
BLR
BLL
Borstkas
Buik
Bekken
OLR
OLL
□ □ □ □
□ □ □ □
□ □ □ □
□ □ □ □
□ □ □ □
□ □ □ □
□ □ □ □
"(1)Levensbedreigend
Oproep JA NEEN MUG: "(1) "(0) Arts: "(1) "(0) Andere ambul.: "(1) "(0) BW: "(1) "(0)
"(2)Dringend
□(1)Zittend □(1)Halskraag □(1)Drukverband □(2)Halfzittend □(2)Spalk □(2)Afsluitend □(3)Liggend □(3)Schepbrancard □(4)Trendelenburg □(4)Vacuummatras □(5)Velligheidshouding
Uren: Naam: .......................................................... Naam: .......................................................... Naam: .......................................................... Naam: ..........................................................
□(1)Mond-keel □(2)Maag □(3)Ander
....................................
Infuus: " (1)Ja "(0)Neen Monitoring Defibrillatie CPR "(1)Ja "(1)JA(Aantal: .............) "(1)JA (Duur: .........................(min)) (Resultaat: " (1)+ " (2)-) "(0)Neen "(0)Neen "(2) Niet beschikbaar "(2)Niet beschikbaar "(0)NEEN
Bewustzijn: "(N)Normaal
"(A)Abnormaal Openen van ogen: " Spontaan (4) " Op aanspreken (3) " Op pijn (2) " Geen reactie (1) Mondeling antwoord: " Behoorlijk " Verward " Onsamenhangend " Onverstaanbaar " Geen reactie
(5) (4) (3) (2) (1)
Motorisch antwoord: " Voert bevelen uit " Gericht " Weert af " Buigreactie " Strekreactie " Geen reactie
(6) (5) (4) (3) (2) (1)
!.....!.....!
Glasgow score
"(3)Niet dringend
Verricht handelingen : "(1)JA "(0)NEEN Houding Immobilisatie Verband Drain/Aspiratie Ademhaling "(1)JA "(0)NEEN "(1)JA "(0)NEEN "(1)JA "(0)NEEN "(1)JA "(0)NEEN "(1)JA "(0)NEEN
Opmerking :
"
(0)Neen
"(0)NEEN
Halswervelzuil Wervelzuil
□ □ □ □
□(5)Chemisch
"(N)Normaal "(A)Abnormaal
"(1)JA
□ □ □ □
BESLISSING
□(2)Drug
□(5)Elektrokutie □(A)Andere
□(1)Neussonde □(2)Adempijpje □(3)Masker □(4)Endotrach. tube □(5)Beademingsballon □(6)02
"(1)<3L "(2)5-10L "(3)>10L
Oproep
Aankomst
!.....!.....!.....!.....! !.....!.....!.....!.....! !.....!.....!.....!.....! !.....!.....!.....!.....!
!.....!.....!.....!.....! !.....!.....!.....!.....! !.....!.....!.....!.....! !.....!.....!.....!.....!
Transport: "
(1)JA Houding:
"
"
"
Bestemming: "(1)Ziekenhuis "(2)Rust-huis "(3)Thuis Naam: ......................................................................... Straat: ......................................................................... Gemeente: .................................................................. Evolutie tijdens het transport:
"(0)NEEN
□(1)Overleden na CPR □(2)Overleden zonder CPR □(3)Behandeld ter plaatse □(4)Valse oproep
"$
"%
"&
□(5)Weggevoerd door andere □(6)Weigering van transport □(7)Rit afgezegd □(8)Geen patiënt □(9)Preventie interventie
...............................................................................................................................................................................................................................................
Min. Volksgezondheid AFAD1.0
A a n v u l l i n g e n 14.9
Hoofdstuk 14
VOORBEELDEN
Voorbeeld 1 Je wordt door het hulpcentrum 100 uitgestuurd naar een drenkeling die volgens de aangestelde “bewusteloos door redders op het strand gebracht werd”. Het hulpcentrum 100 werd opgeroepen door een omstander. De oproep gebeurde om 14.02 u en je bent ter plaatse om 14.07 u. Bij het vertrek bedroeg de kilometerstand 20.512 km. Je vindt de drenkeling tussen talrijke omstanders op het strand in K. ter hoogte van de kiosk. Ze hebben nog geen hulp geboden. De eerste beoordeling toont een bewusteloze patiënt met adem- en hartstilstand. De MUG wordt door ambulancier 1 opgeroepen om 14.08 u. Ambulancier 2 start ondertussen met CPR. Tot bij aankomst van de MUG uit ziekenhuis Y om 14.11 u is er geen verbetering van de toestand. De drenkeling wordt door de arts van het MUG-team geïntubeerd, geaspireerd en krijgt maximaal zuurstof. ALS wordt gestart en na 5 minuten wordt een zeer zwakke pols gevoeld. Je helpt de arts van het MUG-team bij het aanleggen van een halskraag. De zuurstofsaturatie blijkt 75%. Monitoring toont een zeer langzaam ritme. Er wordt verder gereanimeerd tijdens het ver voer naar ziekenhuis X. Je vertrekt naar dit ziekenhuis om 14.45 u en komt aan om 14.55 u. Bij aankomst bedraagt de bloeddruk 8, de pols 40 en de zuurstofsaturatie 75%. De kilometerstand van je voertuig is bij terugkomst op je standplaats 20.520 km. Je inter ventie is beëindigd om 15.00 u.
A a n v u l l i n g e n 14.10
Hoofdstuk 14
FIG. 14.1 FORMULIER BIJ VOORBEELD 1
BESCHRIJVING VAN DE OPROEP Rit op vraag van: □(1)Patiënt
□(2)Arts
□(3)Familie
□(7)Mug
□(8)Pol/Rijks
□ '(9)Andere
Reden :
□(1)Ongeval
□(2)Ziekte
□(3)Vergiftiging
Hoogdringenheid:
' "
(1)Levensbedreigend
UREN
"
(2)Dringend
14 02 14 07 14 55
!. .!. .!. .!. .! !. .!. .!. .!. .! Aankomst ter plaatse: Aankomst op bestemming : !. .!. .!. .!. .!
Oproep:
Plaatsnaam : Postcode:
□(1)Openbare weg □(7)Privaat plaats
Getuige : □(4)Verloskunde
"
Vertrek ter plaatse: Terug op standplaats:
!.....!.....!.....!.....!
' "
"(0)Onrechtstreekse
□(5)Preventie
KM
14 03 14 45 15 00
!. .!. .!. .!. .! !. .!. .!. .!. .! !. .!. .!. .!. .!
□(3)Werk □(9)Rust-Huis
!.....!.
Teller Vertrek:
!.....!.
Verschil:
□(4)School □(A)Andere
□(3)Arts
□(1)Ademhaling □(2)Hart
□(3)Psy
□(4)Spijsvertering □(5)Stofwisseling
□(3)Vergiftiging
□(1)Alcohol
□(3)Geneesmiddel □(4)CO
" ' " (A)Abnormaal
Ademhalingsfrequentie
□(2)Bloeding □(3)Bevalling
Circulatie: Pols:
"
(N)Normaal
0
□(5)Elektohutie □(A)Andere
' " (A)Abnormaal
□(5)Chemisch
!.....!.....!. .! (/min)
Bloeding:
"
(1)Ja
' "
80
" Behoordijk " Verward " Onsamenhangend " onverstaanbaar ' " Geen reactie
(0)Neen
Hoofd Breuken Kneuzingen Wonden Brandwonden
Halswervelzuil Wervelzuil
□ □ □ □
□ □ □ □
Hoogdringendheid: BESLISSING
75
□ □ □ □
BLR
BLL
Borstkas
Buik
Bekken
OLR
OLL
□ □ □ □
□ □ □ □
□ □ □ □
□ □ □ □
□ □ □ □
□ □ □ □
□ □ □ □
' " (1)Levensbedreigend
Oproep JA NEEN MUG: ' " (1) "(0) Arts: "(1) ' " (0) Andere ambul.: "(1) ' " (0) BW: "(1) ' " (0)
"(2)Dringend
(5) (4) (3) (2) (1)
Motorisch antwoord:
' " (0)NEEN
"(1)JA
(4) (3) (2) (1)
Mondeling antwoord:
(A)Abnormaal
"(0)Afwezig ' " (1)Regelmatig "(2)Onregelmatig " '(0)Afwezig "(1)Langzaam "(2)Normaal "(3)Snel Bloeddruk: !......!. .!. .! / !.....!.....!.....! (mmHg) SatO2: !. .!. .! (%) (<10) (10-24) (>24) Verwondingen:
PB: .............
Openen van ogen: " Spontaan " Op aanspreken " Op pijn ' " Geen reactie
□(4)Vroegtijdige bevalling
' "
Nr: ..............
Bewustzijn: "(N)Normaal
□(2)Ziekte
(N)Normaal
□(6)Artsenpraktijk
K.................................................................................................................... □(4)Ontploffing □(9)Verhanging
□(4)Verloskunde □(1)Pijn
"(0)NEEN
□(4)Mug
□(5)Sportterrein
□(3)Brand □(8)Vechtpartij
Ademhaling:
' " (1)Ja "(0)Neen
2.!.0.!.5.!.2.!.0.! (km) 2.!.0.!.5.!.1.!.2.! (km) !.....!.....!.....!.....!.....!.8.! (km)
Teller Terug:
□(2)Val □ (6) Verdrinking □(7)Wapen ' □(2)Drug
□(6)Overbrenging
Straat:................................................................................. Gemeente:
Vastgestelde reden: □ □(1)Verkeer '(1)Ongeval
□(6)Ambulance
(1)Rechtstreekse
'(1)Leek □(2)Andere ambulancier ' " (1)JA □
□ (2)Openbare plaats ' □(8)Ziekenhuis
kiosk strand........................................
□(5)Rust-huis
Overgemaakt door 100 centrum :
(3)Niet dringend
Vertrek van standplaats:
BEOORDELING TER PLAATSE Aanwezig personen: Plaatscode:
□(4)Ziekenhuis
" Voert bevelen uit " Gericht " Weert af " Buigreactie " Strekreactie ' " Geen reactie Glasgow score
(6) (5) (4) (3) (2) (1)
!.0.!.3.!
"(3)Niet dringend
Uren: Naam: ziekenhuis Y ............................. Naam: .......................................................... Naam: .......................................................... Naam: ..........................................................
Oproep
14 02
!. .!. .!. .!. .! !.....!.....!.....!.....! !.....!.....!.....!.....! !.....!.....!.....!.....!
Aankomst
14 11
!. .!. .!. .!. .! !.....!.....!.....!.....! !.....!.....!.....!.....! !.....!.....!.....!.....!
Verricht handelingen : ' Transport: ' " " (1)JA "(0)NEEN " (1)JA Houding: " " ' Bestemming: " '(1)Ziekenhuis "(2)Rust-Huis "(3)Thuis Houding Immobilisatie Verband Drain/Aspiratie Ademhaling " (1)JA "(0)NEEN "(1)JA ' " (0)NEEN ' " (1)JA "(0)NEEN ' " (1)JA "(0)NEEN Naam: ziekenhuis X........................................... " '(1)JA "(0)NEEN ' □(1)Zittend □(1)Halskraag □(1)Drugverband □(2)Halfzittend □(2)Spalk □(2)Afsluitend □ '(3)Liggend □(3)Schepbrancard □(4)Trendelenburg □(4)Vacuummatras □(5)Velligheidshouding
□ '(1)Mond-keel □(2)Maag □(3)Ander
....................................
Infuus: " (1)Ja ' " (0)Neen Monitoring Defibrillatie CPR ' " (1)Ja "(1)JA(Aantal: .............) ' " (1)JA (Duur: ....48.................(min)) (Resultaat: " "(0)Neen " '(0)Neen ' (1)+ " (2)-) "(2) Niet beschikbaar "(2)Niet beschikbaar "(0)NEEN Opmerking : Min. Volksgezondheid AFAD1.0
□(1)Neussonde □(2)Adempijpje □(3)Masker □ '(4)Endotrach. tube '(5)Beademingsballon □ □ '(6)02
"(1)<3L "(2)5-10L ' " (3)>10L
Straat: .......................................................................... Gemeente: ................................................................... Evolutie tijdens het transport:
"
' "$
"%
"&
(0)NEEN
□(1)Overleden na CP □(2)Overleden zonder CPR □(3)Behandeld ter plaatse □(4)Valse oproep
□(5)Weggevoerd door andere □(6)Weigering van transport □(7)Rit afgezegd □(8)Geen patiënt □(9)Preventie interventie
Bij aankomst in het ziekenhuis bloeddruk 5, pols 40 en Sat 02 80%.....................................
Hoofdstuk 14
A a n v u l l i n g e n 14.11
Voorbeeld 2 Je wordt door de aangestelde van het hulpcentrum 100 naar een patiënt gestuurd met volgende inlichtingen: intoxicatie met een grote dosis slaapmiddelen, oproep door de familie. Het betreft een dringende oproep. Adres: Watermolenstraat 6 te 9002 G... Uur van de oproep: 08.17 u. Kilometerstand bij vertrek: 14.221 km. Aankomst ter plaatse: 08.26 u. De familie van de patiënt is ter plaatse. Zij tonen een lege verpakking van slaapmiddel X. De patiënt is aanspreekbaar en goed georiënteerd. Voorzichtigheidshalve overhaal je hem naar het ziekenhuis te gaan. Hij stemt hierin toe na aandringen van zijn familie. Je verneemt van zijn familie dat hij ook lijdt aan epilepsie. Zijn ademhaling is 14/min en normaal. Hij heeft een regelmatige pols van 70/min. De zuurstofsaturatie bedraagt 95%. Het bewustzijn is normaal en je meet een Glasgow Score van 15. Je oordeelt dat de toestand van de patiënt niet dringend is. Je ver voert hem halfzittend met 2 l zuurstof via neusbril. Vertrek naar ziekenhuis Y om 08.35 u. De toestand van de patiënt blijft stabiel tijdens het vervoer. Aankomst in ziekenhuis Y om 08.45 u. De kilometerstand bedraagt bij terugkomst 14.228 km. De inter ventie is beëindigd om 08.55 u.
A a n v u l l i n g e n 14.12
Hoofdstuk 14
FIG. 14.2 FORMULIER BIJ VOORBEELD 2
BESCHRIJVING VAN DE OPROEP □(2)Arts
□ '(3)Familie
□(7)Mug
□(8)Pol/Rijks
□(9)Andere
Reden :
□(1)Ongeval
□(2)Ziekte
□ '(3)Vergiftiging
Hoogdringenheid:
"
Rit op vraag van: □(1)Patiënt
(1)Levensbedreigend
UREN
' "
08 17 08 26 08 45
!. .!. .!. .!. .! !. .!. .!. .!. .! Aankomst ter plaatse: Aankomst op bestemming : !. .!. .!. .!. .!
Oproep:
(2)Dringend
Getuige :
Vertrek van standplaats: Vertrek ter plaatse: Terug op standplaats:
Plaatsnaam :
..................................................................... Straat:
□(2)Openbare plaats □(8)Ziekenhuis
□(5)Preventie
KM
08 18 08 35 08 55
□(4)Verloskunde □(1)Pijn
!.....!.
Teller Vertrek:
!.....!.
□(4)School □(A)Andere
□(3)Arts
□(4)Ontploffing □(9)Verhanging
□(3)Psy □(4)Spijsvertering □(5)Stofwisseling □ □(5)Chemisch '(3)Geneesmiddel □(4)CO
□(2)Bloeding □(3)Bevalling
Circulatie: Pols:
' "
(N)Normaal
70
□(4)Vroegtijdige bevalling
Bloeding:
"
(1)Ja
' "
(0)Neen
Wonden Brandwonden
Hoogdringendheid: BESLISSING
95
' " (0)NEEN
Halswervelzuil Wervelzuil
□ □ □ □
□(6)Artsenpraktijk
Mondeling antwoord:
"
(A)Abnormaal
!......!. .!. .! (/min)
"(1)JA
□ □ □ □
Breuken
"(0)NEEN
"(A)Abnormaal Openen van ogen: ' " Spontaan (4) " Op aanspreken (3) " Op pijn (2) " Geen reactie (1)
□(5)Elektohutie □(A)Andere
Ø
Kneuzingen
□(4)Mug
□(5)Sportterrein
"(0)Afwezig ' " (1)Regelmatig "(2)Onregelmatig "(0)Afwezig "(1)Langzaam " '(2)Normaal "(3)Snel Bloeddruk: !......!......!. .! / !.....!......!.......! (mmHg) SatO2: !. .!. .! (%) (<10) (10-24) (>24) Hoofd
1.!.4.!.2.!.2.!.8.! (km) 1.!.4.!.2.!.2.!.1.! (km) !.....!.....!.....!.....!.....!.7.! (km)
Teller Terug: Verschil:
' " (1)Ja "(0)Neen
Bewustzijn:' " (N)Normaal
□(1)Ademhaling □(2)Hart □(1)Alcohol □(2)Drug
Verwondingen:
□(6)Overbrenging
Gemeente:
□(2)Val □(3)Brand □(6)Verdrinking □(7)Wapen □(8)Vechtpartij
Ademhalingsfrequentie
"(0)Onrechtstreekse
!. .!. .!. .!. .! !. .!. .!. .!. .! !. .!. .!. .!. .!
□(3)Werk □(9)Rust-Huis
Vastgestelde reden: □(1)Ongeval □(1)Verkeer
' " "(A)Abnormaal
' "
Watermolenstraat ................................. Nr: 6 ......... PB: ............. G. ...................................................................................................................
!.9.!.0.!.0.!.2.!
(N)Normaal
□(6)Ambulance
(1)Rechtstreekse
'(1)Leek □(2)Andere ambulancier ' " (1)JA □
□(1)Openbare weg □ (7)Privaat plaats '
Ademhaling:
□(5)Rust-huis
Overgemaakt door 100 centrum :
(3)Niet dringend
Plaatscode:
□(2)Ziekte □ '(3)Vergiftiging
□(4)Verloskunde
"
BEOORDELING TER PLAATSE Aanwezig personen:
Postcode:
□(4)Ziekenhuis
□ □ □ □
BLR
BLL
Borstkas
Buik
Bekken
OLR
OLL
□ □ □ □
□ □ □ □
□ □ □ □
□ □ □ □
□ □ □ □
□ □ □ □
□ □ □ □
"(1)Levensbedreigend
Oproep JA NEEN MUG: "(1) ' " (0) Arts: "(1) ' " (0) Andere ambul.: "(1) ' " (0) BW: "(1) ' " (0)
"(2)Dringend
' " Behoordijk " Verward " Onsamenhangend " onverstaanbaar " Geen reactie
(5) (4) (3) (2) (1)
Motorisch antwoord:
' " Voert bevelen uit " Gericht " Weert af " Buigreactie " Strekreactie " Geen reactie Glasgow score
(6) (5) (4) (3) (2) (1)
!.1.!.5.!
' " (3)Niet dringend
Uren: Naam: .......................................................... Naam: .......................................................... Naam: .......................................................... Naam: ..........................................................
Oproep
Aankomst
!.....!.....!.....!.....! !.....!.....!.....!.....! !.....!.....!.....!.....! !.....!.....!.....!.....!
!.....!.....!.....!.....! !.....!.....!.....!.....! !.....!.....!.....!.....! !.....!.....!.....!.....!
Verricht handelingen : "(1)JA ' Transport: ' " " " (0)NEEN " (1)JA Houding: " ' Bestemming: " '(1)Ziekenhuis "(2)Rust-Huis "(3)Thuis Houding Immobilisatie Verband Drain/Aspiratie Ademhaling " (0)NEEN "(1)JA ' " (0)NEEN "(1)JA ' " (0)NEEN "(1)JA ' " (0)NEEN ' " (1)JA "(0)NEEN Naam: ziekenhuis y ............................................ "(1)JA ' □(1)Zittend □(1)Halskraag □(1)Drugverband □(2)Halfzittend □(2)Spalk □(2)Afsluitend □(3)Liggend □(3)Schepbrancard □(4)Trendelenburg □(4)Vacuummatras □(5)Velligheidshouding
□(1)Mond-keel □(2)Maag □(3)Ander
....................................
Infuus: " (1)Ja ' " (0)Neen Monitoring Defibrillatie CPR "(1)Ja "(1)JA(Aantal: .............) "(1)JA (Duur: .........................(min)) (Resultaat: " (1)+ " (2)-) "(0)Neen "(0)Neen "(2) Niet beschikbaar "(2)Niet beschikbaar ' " (0)NEEN Opmerking :
□ '(1)Neussonde □(2)Adempijpje □(3)Masker □(4)Endotrach. tube □(5)Beademingsballon □(6)02 □ '(1)<3L "(2)5-10L "(3)>10L
Straat: .......................................................................... Gemeente: ................................................................... Evolutie tijdens het transport:
"
"$
' "% "&
(0)NEEN
□(1)Overleden na CP □(2)Overleden zonder CPR □(3)Behandeld ter plaatse □(4)Valse oproep
□(5)Weggevoerd door andere □(6)Weigering van transport □(7)Rit afgezegd □(8)Geen patiënt □(9)Preventie interventie
epilepsie.........................................................................................................................................................................................................................
Min. Volksgezondheid AFAD1.0
Hoofdstuk 14
A a n v u l l i n g e n 14.13
Voorbeeld 3 Je wordt door de aangestelde van het hulpcentrum 100 om 15.20 u opgeroepen met de volgende melding: “dringende inter ventie voor een verkeersongeval op Rijksweg 22” aan het kruispunt met de Handelslei op het grondgebied van dorp Z. Oproep van getuige ter plaatse”. De kilometerstand bij vertrek is 8.662 km. Uur van aankomst ter plaatse: 15.40 u. Je vindt een slachtoffer dat door omstanders uit een brandend voertuig bevrijd werd. Het slachtoffer ademt eerder moeizaam met een frequentie van 18/min. Zijn pols is zwak en 85/min. De bloeddruk bedraagt 90/60 mmHg. De zuurstofsaturatie is 99%. De patiënt is bedwelmd door rookuitwasemingen maar aanspreekbaar. Hij lijkt verward maar vertoont bij de minste beweging van het rechterbeen een duidelijke pijnreactie. De tweede beoordeling doet vermoeden dat het slachtoffer een rechter beenbreuk heeft. Bij nader toekijken blijkt het onderbeen rechts gezwollen. Hij heeft brandwonden aan het hoofd en de onderbenen. Je oordeelt dat de situatie dringend is en verwittigt het hulpcentrum voor bijkomende geneeskundige hulp, en de brandweer om 15.42 u. De MUG blijkt niet beschikbaar. Een halskraag wordt aangelegd. Het slachtoffer krijgt 15 l zuurstof per minuut via een masker met reser voir. De patiënt wordt in de Trendelenburghouding gebracht. De brandwonden worden steriel afgedekt. Na het spalken van het rechterbeen wordt de patiënt met een schepbrancard ver voerd. Je vertrekt om 16.20 u naar het ziekenhuis Y. Tijdens het ver voer wordt het slachtoffer in de Trendelenburghouding gelegd. De toestand van de patiënt blijft tijdens het ver voer stabiel. Aankomst in het ziekenhuis Y om 16.20 u. Je bent terug op je standplaats om 16.30 u en de inter ventie eindigt bij een kilometerstand van 8.672 km om 16.30 u.
A a n v u l l i n g e n 14.14
Hoofdstuk 14
FIG. 14.3 FORMULIER BIJ VOORBEELD 3
BESCHRIJVING VAN DE OPROEP Rit op vraag van: □(1)Patiënt
□(2)Arts
□(3)Familie
□(7)Mug
□(8)Pol/Rijks
□ '(9)Andere
Reden :
□ '(1)Ongeval
□(2)Ziekte
□(3)Vergiftiging
Hoogdringenheid:
"
(1)Levensbedreigend
UREN
' "
15 20 15 40 16 20
!. .!. .!. .!. .! !. .!. .!. .!. .! Aankomst ter plaatse: Aankomst op bestemming : !. .!. .!. .!. .!
Oproep:
(2)Dringend
□(4)Verloskunde
"
Vertrek ter plaatse: Terug op standplaats:
Plaatsnaam :
..................................................................... Straat:
□(2)Openbare plaats □(8)Ziekenhuis
!.1.!.0.!.0.!.1.!
' "
"(0)Onrechtstreekse
□(5)Preventie
KM
15 23 16 00 16 30
!. .!. .!. .!. .! !. .!. .!. .!. .! !. .!. .!. .!. .!
'(1)Leek ' " (1)JA □
□ (1)Openbare weg ' □(7)Privaat plaats
□(6)Ambulance
(1)Rechtstreekse
□(3)Werk □(9)Rust-Huis
8.!.6.!.7.!.2.! (km) 8.!.6.!.6.!.2.! (km) !.....!.....!.....!.....!.1.!.0.! (km)
Teller Terug:
!.....!.....!.
Teller Vertrek:
!.....!......!.
Verschil:
□(2)Andere ambulancier □(3)Arts □(4)School □(A)Andere
' " (1)Ja "(0)Neen
□(4)Mug
□(5)Sportterrein
"(0)NEEN
□(6)Artsenpraktijk
Handelslei .................................................... Nr: 144 .. PB: ............. Z. ...................................................................................................................
Gemeente:
Vastgestelde reden: □ □ '(1)Verkeer '(1)Ongeval
Bewustzijn: "(N)Normaal
□(2)Val □(6)Verdrinking □(7)Wapen
□ '(3)Brand □(8)Vechtpartij
□(4)Ontploffing □(9)Verhanging
□(2)Ziekte
□(1)Ademhaling □(2)Hart
□(3)Psy
□(4)Spijsvertering □(5)Stofwisseling
□(3)Vergiftiging
□(1)Alcohol
□(3)Geneesmiddel □(4)CO
□(4)Verloskunde □(1)Pijn
□(6)Overbrenging
Overgemaakt door 100 centrum :
(3)Niet dringend
Plaatscode:
□(5)Rust-huis
Getuige :
Vertrek van standplaats:
BEOORDELING TER PLAATSE Aanwezig personen:
Postcode:
□(4)Ziekenhuis
□(2)Drug
□(2)Bloeding □(3)Bevalling
□(5)Elektohutie □(A)Andere
' " (A)Abnormaal
Openen van ogen: " Spontaan " Op aanspreken ' " Op pijn " Geen reactie
□(5)Chemisch
□(4)Vroegtijdige bevalling
(4) (3) (2) (1)
Mondeling antwoord: " Behoordijk (5) " Verward (4) Bloeding: "(1)Ja ' (0) Neen Pols: !......!. .!. .! (/min) " Ademhalingsfrequentie ' " Onsamenhangend (3) "(0)Afwezig ' " (1)Regelmatig "(2)Onregelmatig "(0)Afwezig " onverstaanbaar (2) "(1)Langzaam " '(2)Normaal "(3)Snel Bloeddruk: !......! .!. .! / !.....!. .!. .! (mmHg) SatO2: !. .!. .! (%) " Geen reactie (1) (<10) (10-24) (>24) Motorisch antwoord: Verwondingen: ' " (1)JA "(0)NEEN " Voert bevelen uit (6) Hoofd Halswervelzuil Wervelzuil BLR BLL Borstkas Buik Bekken OLR OLL " Gericht (5) " ' Weert af (4) □ □ □ □ □ □ □ □ □ □ Breuken ' " Buigreactie (3) □ □ □ □ □ □ □ □ □ □ Kneuzingen " Strekreactie (2) □ □ □ □ □ □ □ □ □ □ Wonden " Geen reactie (1) □ □ □ □ □ □ □ □ □ □ Brandwonden ' ' ' !.0.!.9.! Glasgow score
Ademhaling:
" ' " (A)Abnormaal (N)Normaal
Circulatie:
"
(N)Normaal
85
90
Hoogdringendheid: BESLISSING
"(1)Levensbedreigend
Oproep JA NEEN MUG: ' " (1) "(0) Arts: "(1) "(0) Andere ambul.: "(1) "(0) BW: ' " (1) "(0)
' "
(A)Abnormaal
60
' " (2)Dringend
99
"(3)Niet dringend
Uren: Naam: niet beschikbaar ..................... Naam: .......................................................... Naam: .......................................................... Naam: Korps M. .................................
Oproep
Aankomst
!. .!. .!. .!. .! !.....!.....!.....!.....! !.....!.....!.....!.....! !. .!. .!. .!. .!
!.....!.....!.....!.....! !.....!.....!.....!.....! !.....!.....!.....!.....! !. .!. .!. .!. .!
15 42 15 42
15 50
Verricht handelingen : ' Transport: ' " " (1)JA "(0)NEEN " (1)JA Houding: " " ' Bestemming: " '(1)Ziekenhuis "(2)Rust-Huis "(3)Thuis Houding Immobilisatie Verband Drain/Aspiratie Ademhaling " (1)JA "(0)NEEN ' " (1)JA "(0)NEEN "(1)JA ' " (0)NEEN ' " (1)JA "(0)NEEN Naam: ziekenhuis y ........................................... " '(1)JA "(0)NEEN ' □(1)Zittend '(1)Halskraag □ '(1)Drugverband □ □(2)Halfzittend '(2)Spalk □ □(2)Afsluitend □(3)Liggend '(3)Schepbrancard □ '(4)Trendelenburg □(4)Vacuummatras □ □(5)Velligheidshouding
□(1)Mond-keel □(2)Maag □(3)Ander
....................................
Infuus: " (1)Ja ' " (0)Neen Monitoring Defibrillatie CPR "(1)Ja "(1)JA(Aantal: .............) "(1)JA (Duur: .........................(min)) (Resultaat: " (1)+ " (2)-) " '(0)Neen " '(0)Neen "(2) Niet beschikbaar "(2)Niet beschikbaar ' " (0)NEEN Opmerking :
□(1)Neussonde □(2)Adempijpje '(3)Masker □ □(4)Endotrach. tube □(5)Beademingsballon '(6)02 □
"(1)<3L "(2)5-10L ' " (3)>10L
Straat: .......................................................................... Gemeente: ................................................................... Evolutie tijdens het transport:
"
"$
' "% "&
(0)NEEN
□(1)Overleden na CP □(2)Overleden zonder CPR □(3)Behandeld ter plaatse □(4)Valse oproep
□(5)Weggevoerd door andere □(6)Weigering van transport □(7)Rit afgezegd □(8)Geen patiënt □(9)Preventie interventie
Bedwelmd door rook. ....................................................................................................................................................................................
Min. Volksgezondheid AFAD1.0
A a n v u l l i n g e n 14.15
Hoofdstuk 14
IDENTITEIT VAN DE PATIENT (Vertrouwelijk) Naam: ............................................................................................................... Straat: ............................................................................................................... Postcode: !.....!.....!.....!.....! Geboortedatum: ......./......./...........
Voornaam: ......................................................... nr: ......................... BP Postbus: ........
✂
Woonplaats: ....................................................................................................................... Geslacht: " (V)Vrouw " (M)Man
IDENTITEIT VAN DE AMBULANCIERS Verslag Nr: .................................................. Dienst: ......................................................... Ambulancier 1: ............................................
100 Nr: ......................................... Datum: ......./......./........... Nr: ............. Ambulance Nr: ........................................ Nr: ............. Ambulancier 2: ........................................
Nr: ...........
BESCHRIJVING VAN DE OPROEP Rit op vraag van: □(1)Patiënt Reden :
□(2)Arts
□(3)Familie
□(7)MUG
□(8)Pol/Rijks
□(9)Andere
□(1)Ongeval
□(2)Ziekte
□(3)Vergiftiging
Hoogdringendheid:
□(4)Ziekenhuis □(4)Verloskunde
"(1)Levensbedreigend "(2)Dringend "(3)Niet dringend
UREN
!.....!.....!.....!.....! !.....!.....!.....!.....! Aankomst ter plaatse: Aankomst op bestemming : !.....!.....!.....!.....!
Oproep:
Vertrek van standplaats: Vertrek ter plaatse: Terug op standplaats:
BEOORDELING TER PLAATSE Aanwezig personen: Plaatscode: □(1)Openbare weg □(7)Privaat plaats
"(1)JA
□(2)Openbare plaats □(8)Ziekenhuis
□(5)Rust-huis
□(6)Ambulance
"(1)Rechtstreekse
"(0)Onrechtstreekse
□(5)Preventie
□(6)Overbrenging
Getuige :
Overgemaakt door 100 centrum :
KM
!.....!.....!.....!.....! !.....!.....!.....!.....! !.....!.....!.....!.....!
Teller Terug:
!.....!.....!.....!.....!.....!.....! (km)
Teller Vertrek:
!.....!.....!.....!.....!.....!.....! (km)
Verschil:
!.....!.....!.....!.....!.....!.....! (km)
□(1)Leek □(2)Andere ambulancier □(3)Arts
□(3)Werk □(9)Rust-huis
"(1)Ja "(0)Neen
□(4)School □(A)Andere
□(4)MUG
□(5)Sportterrein
"(0)NEEN
□(6)Artsenpraktijk
Plaatsnaam : ...................................................................
Straat: ........................................................................ Nr: ...............
!.....!.....!.....!.....! Vastgestelde reden: □(1)Ongeval □(1)Verkeer
Gemeente: ........................................................................................................................
Postcode:
□(2)Val □(6)Verdrinking □(7)Wapen
□(3)Brand □(8)Vechtpartij
□(4)Ontploffing □(9)Verhanging
□(2)Ziekte
□(1)Ademhaling □(2)Hart
□(3)Psy
□(4)Spijsvertering □(5)Stofwisseling
□(3)Vergiftiging
□(1)Alcohol
□(3)Geneesmiddel □(4)CO
□(4)Verloskunde □(1)Pijn
Ademhaling: "(N)Normaal
"(A)Abnormaal
Ademhalingsfrequentie
"(0)Afwezig "(1)Langzaam "(2)Normaal "(3)Snel (<10)
(10-24)
Verwondingen: Hoofd Breuken Kneuzingen Wonden Brandwonden
(>24)
□(2)Bloeding □(3)Bevalling
Circulatie: Pols:
!.....!.....!.....! (/min)
Hoogdringendheid:
Bloeding:
"(1)Ja "(0)Neen
"(0)Afwezig "(1)Regelmatig "(2)Onregelmatig Bloeddruk: !.....!.....!.....!
/
!.....!.....!.....! (mmHg) SatO2: !.....!.....! (%)
"(0)NEEN
Halswervelzuil Wervelzuil
□ □ □ □
□(5)Chemisch
□(4)Vroegtijdige bevalling
"(N)Normaal "(A)Abnormaal
"(1)JA
□ □ □ □
BESLISSING
□(2)Drug
□ □ □ □
BLR
BLL
Borstkas
Buik
Bekken
OLR
OLL
□ □ □ □
□ □ □ □
□ □ □ □
□ □ □ □
□ □ □ □
□ □ □ □
□ □ □ □
"(1)Levensbedreigend
Oproep JA NEEN MUG: "(1) "(0) Arts: "(1) "(0) Andere ambul.: "(1) "(0) BW: "(1) "(0)
"(2)Dringend
□(1)Zittend □(1)Halskraag □(1)Drukverband □(2)Halfzittend □(2)Spalk □(2)Afsluitend □(3)Liggend □(3)Schepbrancard □(4)Trendelenburg □(4)Vacuummatras □(5)Velligheidshouding
Uren: Naam: .......................................................... Naam: .......................................................... Naam: .......................................................... Naam: ..........................................................
□(1)Mond-keel □(2)Maag □(3)Ander
....................................
Infuus: " (1)Ja "(0)Neen Monitoring Defibrillatie CPR "(1)Ja "(1)JA(Aantal: .............) "(1)JA (Duur: .........................(min)) (Resultaat: " (1)+ " (2)-) "(0)Neen "(0)Neen "(2) Niet beschikbaar "(2)Niet beschikbaar "(0)NEEN
Bewustzijn: "(N)Normaal
"(A)Abnormaal Openen van ogen: " Spontaan (4) " Op aanspreken (3) " Op pijn (2) " Geen reactie (1) Mondeling antwoord: " Behoorlijk " Verward " Onsamenhangend " Onverstaanbaar " Geen reactie
(5) (4) (3) (2) (1)
Motorisch antwoord: " Voert bevelen uit " Gericht " Weert af " Buigreactie " Strekreactie " Geen reactie
(6) (5) (4) (3) (2) (1)
Glasgow score
!.....!.....!
"(3)Niet dringend
Verricht handelingen : "(1)JA "(0)NEEN Houding Immobilisatie Verband Drain/Aspiratie Ademhaling "(1)JA "(0)NEEN "(1)JA "(0)NEEN "(1)JA "(0)NEEN "(1)JA "(0)NEEN "(1)JA "(0)NEEN
Opmerking :
□(5)Elektrokutie □(A)Andere
PB: .................
□(1)Neussonde □(2)Adempijpje □(3)Masker □(4)Endotrach. tube □(5)Beademingsballon □(6)02
"(1)<3L "(2)5-10L "(3)>10L
Oproep
Aankomst
!.....!.....!.....!.....! !.....!.....!.....!.....! !.....!.....!.....!.....! !.....!.....!.....!.....!
!.....!.....!.....!.....! !.....!.....!.....!.....! !.....!.....!.....!.....! !.....!.....!.....!.....!
Transport: " (1)JA Houding: " " " Bestemming: "(1)Ziekenhuis "(2)Rust-huis "(3)Thuis Naam: ......................................................................... Straat: ......................................................................... Gemeente: .................................................................. Evolutie tijdens het transport:
"(0)NEEN
□(1)Overleden na CPR □(2)Overleden zonder CPR □(3)Behandeld ter plaatse □(4)Valse oproep
"$
"%
"&
□(5)Weggevoerd door andere □(6)Weigering van transport □(7)Rit afgezegd □(8)Geen patiënt □(9)Preventie interventie
...............................................................................................................................................................................................................................................
Min. Volksgezondheid AFAD1.0
Hoofdstuk 14
HHA - revisie - 1999
V e r k e e r s r e g l e m e n t 14.16
14.2 Het verkeersreglement betreffende prioritaire voer tuigen
INLEIDING
Soms kan de snelheid van je tussenkomst belangrijk zijn. Je zal een evenwicht moeten zoeken tussen snelheid en veiligheid. Steeds moet je in de eerste plaats kiezen voor je eigen veiligheid, zelfs indien dit ten koste van snelheid gaat. Het dragen van een veiligheidsgordel is verplicht in een personenwagen. Zoals voor elk ander voertuig, moet de bestuurder van een prioritair voertuig beschikken over een rijbewijs categorie B. Indien de maximale toegelaten massa (MTM) van het prioritair voertuig hoger is dan 3.500 kg moet zijn bestuurder beschikken over een rijbewijs categorie C,CE,D of DE. Een bestuurder van een prioritair voertuig moet een geldig medisch attest van geschiktheid bezitten. Dit attest is voor 5 jaar geldig, ingeval de bestuurder van het prioritair voertuig jonger is dan 50 jaar. Is de bestuurder ouder dan dient dit gezondheidsattest om de drie jaar vernieuwd te worden. De bestuurder van een prioritair voertuig moet altijd defensief rijden: • hij mag zelf geen fouten begaan, • hij moet tijdig de onverwachte reacties van anderen opmerken en opvangen, • hij moet steeds rekening houden met de rijomstandigheden. Zoals elke bestuurder is de bestuurder van een prioritair voertuig verplicht het verkeersreglement te kennen en te eerbiedigen. Dit verkeersreglement bestaat uit: • K.B. 16.03.68 tot coördinatie van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer, • K.B. 01.12.75 houdende het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer, • K.B. 07.04.76 houdende de zware overtredingen tegen het reglement van het wegverkeer, • K.B. 15.03.68 houdende het algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto’s, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen. Hierin zijn een aantal specifieke bepalingen voor prioritaire voertuigen voorzien.
Hoofdstuk 14
HHA - revisie - 1999
V e r k e e r s r e g l e m e n t 14.17
U I T R U S T I N G VA N E E N P R I O R I TA I R VOERTUIG
K.B. 01.12.75 Art. 37.1: Een prioritair voertuig is uitgerust met één of meer blauwe knipperlichten en een speciaal geluidstoestel, zoals bepaald in de technische reglementen van auto’s, bromfietsen en motorfietsen. Blauwe knipperlichten
De blauwe knipperlichten bevinden zich vooraan of op het dak van het voertuig. Tabel 14.1 geeft een opsomming van voertuigen die blauwe knipperlichten mogen gebruiken (K.B. 15.03.68 Art. 28§2.c.4).
TA B E L 1 4 . 1 V O E R T U I G E N D I E M O G E N V O O R Z I E N Z I J N VA N B L AU W E K N I P P E R L I C H T E N
• voer tuigen voor dringende medische inter ventie van de dienst 100 • voer tuigen van politiediensten • voer tuigen van rijkswachtdiensten • voer tuigen van de brandweer • voer tuigen van de Civiele Bescherming • voer tuigen van het reddingsstation van de mijnen • hulpvoer tuig van de N.M.B.S. • hulpvoer tuig bij een ongeval met radioactieve stoffen • militaire voer tuigen • niet gebanaliseerde voer tuigen van - de dienst wegcontrole van het Ver voer te Land - de Administratie van Douane en Accijnzen - de Militaire Politie - de diensten voor het ophalen en vernietigen van explosieven • andere voer tuigen mits ministeriële toelating
De blauwe knipperlichten moeten gebruikt worden wanneer het prioritair voertuig een dringende opdracht uitvoert. Ze mogen gebruikt worden bij de uitvoering van “elke andere opdracht” (K.B. 01.12.75 Art.37.2). Onder “elke andere opdracht” verstaat men alle taken die kaderen in het ambt van de bestuurder. De blauwe knipperlichten mogen gebruikt worden bij hulpverlening op een openbare plaats of indien het prioritair voertuig een hindernis betekent voor het verkeer.
Hoofdstuk 14
Speciaal geluidstoestel
HHA - revisie - 1999
V e r k e e r s r e g l e m e n t 14.18
De prioritaire voertuigen moeten van een speciaal geluidstoestel voorzien zijn. Tabel 14.1 geeft een lijst van voertuigen welke hiervoor in aanmerking komen (K.B. .15.03.68 Art. 43§2.3). Het speciaal geluidstoestel mag slechts gebruikt worden wanneer een prioritair voertuig een dringende opdracht uitvoert (K.B. 01.12.75 Art.37.3). “Dringendheid van een opdracht” veronderstelt dat vertraging een gevaar betekent voor de gezondheid van een persoon in nood.
Opdat deze voertuigen prioritair zouden zijn, dienen zij hun blauwe knipperlichten en hun speciaal geluidstoestel samen te gebruiken.
R E C H T E N E N P L I C H T E N VA N E E N B E S T U U R D E R VA N E E N P R I O R I TA I R VOERTUIG
De toepassing van het verkeersreglement betreffende prioritaire voertuigen geldt voor voetgangers, voertuigen, bestuurders en geleiders van dieren. Het verkeersreglement is van kracht op de openbare weg: een weg toegankelijk voor het publiek. Het verkeersreglement is niet van toepassing op private wegen en geldt niet voor spoorvoertuigen. K.B. 01.12.75 Art. 37.4: Wanneer het verkeer geregeld wordt door verkeerslichten, mag het prioritair voertuig het rode licht voorbijrijden na gestopt te hebben en op voorwaarde dat zulks geen gevaar oplevert voor de andere weggebruikers. De wetgever bedoelt de driekleurige verkeerslichten zoals in het artikel 61 (K.B. 01.12.75) van het verkeersreglement beschreven. De toepassing van dit artikel wordt onder meer uitgebreid tot driekleurige verkeerslichten aan een oversteekplaats voor voetgangers of een versmalling van een rijbaan. Het artikel is niet van toepassing op beurtelings knipperende verkeerslichten aan overwegen noch op tweekleurige verkeerslichten boven rijstroken. Het artikel is ook niet van toepassing op een rood licht boven een rijstrook. De bestuurder van het prioritair voertuig mag in deze situaties het rode licht niet negeren. Ook mag je een overweg niet oprijden indien de slagbomen niet opgehaald zijn of het geluidssignaal werkt. Je kan als bestuurder van een prioritair voertuig het rode verkeerslicht zoals bedoeld in artikel 61 en zijn uitbreidingen voorbijrijden als aan volgende vier voorwaarden voldaan wordt: • het speciaal geluidstoestel moet gebruikt worden, • de blauwe knipperlichten moeten gebruikt worden, • het prioritair voertuig moet gestopt hebben (vertragen is onvoldoende), • het verder rijden van het prioritair voertuig mag geen gevaar opleveren voor andere weggebruikers.
Hoofdstuk 14
HHA - revisie - 1999
V e r k e e r s r e g l e m e n t 14.19
Derhalve, wanneer de bestuurder van een prioritair voertuig een rood licht voorbijrijdt en een ongeval veroorzaakt, zal hij hiervoor verantwoordelijk gesteld worden. K.B. 01.12.75 Art. 59.13: De bepalingen van het artikel 11 (snelheidsbeperking) gelden niet voor voertuigen gebruikt door bevoegde personen noch voor prioritaire voertuigen wanneer een dringende opdracht het rechtvaardigt. In die gevallen moeten de bestuurders van die voertuigen evenmin de door het verkeersbord C-43 (K.B. 01.12.75 Art.11) opgelegde snelheidsbeperking in acht nemen. FIG. 14.4 VERKEERSBORD C43
Toch moet de bestuurder van een prioritair voertuig zijn snelheid aanpassen aan de plaatselijke en tijdelijke omstandigheden. Ook bij het oprijden van een kruispunt dient de snelheid van een prioritair voertuig aangepast te zijn. Een prioritair voertuig moet steeds kunnen stoppen voor elke voorzienbare hindernis en een voldoende veiligheidsafstand houden met voorliggende voertuigen. K.B. 01.12.75 Art. 59.14: De bepalingen van artikel 41 (gedrag tegenover militaire colonnes, groepen kinderen of scholieren, stoeten, wielerwedstrijden en groepen wielertoeristen) gelden niet voor prioritaire voertuigen wanneer een dringende opdracht het rechtvaardigt. Bij het doorbreken van een colonne of een formatie dienen het speciaal geluidstoestel en de blauwe knipperlichten gebruikt te worden. K.B. 01.12.75 Art.72.5: Op een rijbaan met het verkeersbord F-17, is de rijstrook die afgebakend is met een brede onderbroken streep en waarin het woord ‘BUS’ is aangebracht, voorbehouden aan de voertuigen van geregelde openbare diensten voor gemeenschappelijk vervoer en aan voertuigen bestemd voor het ophalen van leerlingen. De prioritaire voertuigen mogen ook in deze rijstrook rijden wanneer hun dringende opdracht het rechtvaardigt. De andere voertuigen mogen hierin slechts rijden om van richting te veranderen.
Hoofdstuk 14
HHA - revisie - 1999
V e r k e e r s r e g l e m e n t 14.20
K.B. 16.07.97. Art.12 (in aanvulling van K.B. 01.12.75 Art.72.6): Een of meerdere witte doorlopende strepen of de markering bedoeld in artikel 77.8 bakenen de bijzondere overrijdbare bedding af die voorbehouden is aan de voertuigen van geregelde diensten voor gemeenschappelijk vervoer. De prioritaire voertuigen mogen over deze bedding rijden wanneer hun dringende opdracht het rechtvaardigt (fig. 14.5). Zij moeten evenwel de verkeerslichten, die eigen zijn aan deze bedding, eerbiedigen.
FIG. 14.5 VERKEERSBORDEN F17 EN F18
K.B. 01.12.75 Art. 81.4.4: (...) de voorschriften met betrekking tot de snelheidsbeperkingen en de verplichting om achter op het voertuig een snelheidsplaat aan te brengen (verkeersbord C43 met vermelding 60 km) gelden niet voor prioritaire voertuigen.
V E R P L I C H T I N G E N VA N E E N P R I O R I TA I R VOERTUIG
De bestuurder van een prioritair voertuig dient te gehoorzamen aan de bevelen van bevoegde personen.
TA B E L 1 4 . 2 B E V O E G D E P E R S O N E N ( K . B . 0 1 . 1 2 . 7 5 A R T. 3 , 4 0 E N 4 1 )
• de rijkswacht, politie en hulpagenten • agenten van het Bestuur van Ver voer • ambtenaren van de Regie der Luchtwegen • ambtenaren van Bruggen en Wegen • ambtenaren van de provinciale wegdiensten • ambtenaren van het Bestuur van Waters en Bossen • douanepersoneel • spoorwegpolitie • ambtenaren van de Algemene Dienst der Militaire Gebouwen • Militaire Politie • brugwachters • agenten van de maatschappij voor gemeenschappelijk ver voer
Hoofdstuk 14
HHA - revisie - 1999
V e r k e e r s r e g l e m e n t 14.21
De bestuurder van een prioritair voertuig dient het stopteken B5 te eerbiedigen. Hetzelfde geldt voor de voorrangsborden.
FIG. 14.6 STOPteken B5
Een bestuurder van een prioritair voertuig dient de verbodsborden (verboden rijrichting, inhaalverbod,...) te eerbiedigen. De bestuurder van een prioritair voertuig moet gehoorzamen aan de gebodsborden (verplichte richting,...).
H O U D I N G VA N W E G G E B RU I K E R S T E N OV E R S TA A N VA N E E N P R I O R I TA I R VOERTUIG
K.B. 01.12.75 Art.38: Zodra het speciaal geluidstoestel het naderen van een prioritair voertuig aankondigt, moet elke weggebruiker onmiddellijk de doorgang vrijmaken en voorrang verlenen; zo nodig moet hij stoppen. Als eerste vereiste geldt dat het prioritair voertuig zijn speciaal geluidstoestel moet gebruiken. De weggebruiker ( d.w.z. bestuurder of voetganger en gelijkgestelden) moet het signaal van het speciaal geluidstoestel kunnen horen. De gewone weggebruiker moet in de eerste plaats de doorgang verlenen aan het prioritair voertuig. Hij moet voorrang verlenen of uitwijken (zelfs, indien nodig, op het voetpad). Doorgang verlenen is in deze gevallen belangrijker dan stoppen.
BESLUIT
De veiligheid is belangrijker dan de snelheid van een prioritair voertuig.
Hoofdstuk 14
HHA - revisie - 1999
O x y m e t r i e v a n d e p u l s 14.22
14.3 De oxymetrie van de puls
W A A RO M D E OX Y M E T R I E VA N D E P U L S ?
1.2
3.1
Zoals je in hoofdstukken 1 en 3 vernam, is zuurstof van levensbelang voor de cellen. Vroeger heb je geleerd, dat de zuurstof die wij inademen opgenomen en uitgewisseld wordt in de longblaasjes door de ademhaling (fig. 1.8). Het hart- en bloedvatenstelsel vervoert de rode bloedcellen die geladen zijn met zuurstof via het bloed naar de haarvaten in de weefsels en het is op deze plaats dat de rode bloedcellen de zuurstof aan de cellen overdragen (fig. 14.7).
FIG. 14.7 DE ZUURSTOFUITWISSELING
van het hart
=O
2 longblaasje
rode bloedcel
haarvat
cel naar de organen Legende: Je ziet hier een schematische voorstelling van de zuurstofuitwisseling ter hoogte van de longblaasjes en de cellen van de organen. Zuurstof gaat doorheen de wanden van het longblaasje en van het bloedvat over naar de rode bloedcel. Daar wordt zuurstof gebonden op de hemoglobine en vervoerd naar de organen. Ter hoogte van de haarvaten wordt zuurstof afgegeven aan de cellen, waar het verder gebruikt wordt voor de verbranding van voedingsstoffen en de produktie van energie.
Hoofdstuk 14
HHA - revisie - 1999
O x y m e t r i e v a n d e p u l s 14.23
In de rode bloedcellen is de struktuur die de zuurststof opneemt en afgeeft een bijzonder eiwit: de hemoglobine. Wanneer de hemoglobine verzadigd is met zuurstof, spreekt men van oxyhemoglobine of verzadigde hemoglobine; in deze vorm heeft de hemoglobine een rode kleur. Wanneer de hemoglobine arm is aan zuurstof, spreekt men van onverzadigde hemoglobine; zuurstofarme hemoglobine heeft een paarsblauwe kleur. De hoeveelheid zuurstof die zal aangeboden worden aan cellen (zoals bij voorbeeld hersencellen, hartspiercellen,…) hangt dus af van: • de hoeveelheid zuurstof op de hemoglobine van de rode bloedcellen, ook de saturatie of zuurstofverzadiging van de rode bloedcellen genoemd, • de hoeveelheid rode bloedcellen die in de haarvaten beschikbaar is, • het debiet van de bloedstroom naar de haarvaten, • de mate waarin de cel de O2 kan opnemen. Waarom kan een patiënt zuurstoftekort hebben?
Je zal begrijpen dat een patiënt te weinig zuurstof kan hebben omwille van verschillende redenen: • door een tekort aan zuurstof in de ingeademde lucht, • door een ontoereikende ademhaling (voorbeeld: obstructie van de bovenste luchtwegen, vergiftiging door heroïne, schedeltrauma, …), • door een verminderde gasuitwisseling ter hoogte van de wand van de longblaasjes (longaandoeningen, zwelling van slijmvliezen door prikkelende gassen, …), • door een tekort aan rode bloedcellen (belangrijk bloedverlies, …), • door een verminderde stroom van rode bloedcellen (hartfalen, shock, …), • door een onmogelijkheid van de hemoglobine van de rode bloedcellen om zich met zuurstof te binden (intoxicatie door CO, …), • door stijging van het zuurstofverbruik (koorts, verwonding, stress, …). De zieke of gewonde moet voldoende zuurstof hebben; zoniet moet je de gepaste maatregelen treffen.
Hoe herken je een patiënt met een tekort aan zuurstof ?
Sommige patiënten zullen meerdere en verschillende redenen hebben, waarom een onvoldoende zuurstofvoorziening voor hun cellen ontstaat. Het is niet altijd duidelijk om aan het uiterlijk van de patiënt te zien of deze een tekort aan zuurstof heeft. Het was dan ook belangrijk voor de dringende geneeskundige hulpverlening een middel te vinden voor de meting van de zuurstofverzadiging van de rode bloedcellen (van 0 tot 100%), alsook een methode voor de meting van de kracht van de puls ter hoogte van de haarvaten. Bovendien moet de methode niet-invasief zijn, wat wil zeggen: te bewerkstelligen zonder prik door de huid. Voor het gebruik in de dringende geneeskundige hulp, moet het materiaal handig en draagbaar zijn. Een dergelijk toestel is momenteel beschikbaar: de oxymeter van de puls.
Hoofdstuk 14
HHA - revisie - 1999
O x y m e t r i e v a n d e p u l s 14.24
WAAROP STEUNT DE GEBRUIKTE TECHNIEK?
De gebruikte techniek is een meting van de zuurstofsaturatie met tegelijkertijd een meting van de puls. Een sensor wordt geplaatst op een zone van de huid die toelaat een gebied van de haarvaten van de patiënt te “zien”. Meestal wordt een vingertop gekozen (fig. 14.8).
FIG. 14.8 PLAATS VAN DE SATURATIE-
© foto: Didier Stuckens
METING
Legende: De saturatiemeting door de sensor gebeurt ter hoogte van de vingertop waarbij de zender ter hoogte van het nagelbed geplaatst wordt.
Eén van de zijden van de sensor zendt een lichtsignaal uit. Deze zender is een lichtbron met twee kleurengolflengten, nauwkeurig en definitief bepaald voor elk toestel. De andere kant van de sensor is een ontvanger (licht detector). Hij ontleedt licht van minstens twee golflengten die gekozen worden voor hun absorptie door de twee soorten hemoglobine die ons interesseren: de verzadigde hemoglobine en de hemoglobine die onverzadigd is door zuurstof. De elektronica van het toestel ontleedt de lichtintensiteit in de golflengten rood en infrarood. De absorptie van het licht is de vermindering van de intensiteit, tussen lichtbron en ontvanger, wanneer een lichtbundel door een bepaalde stof, zoals hemoglobine, gaat (fig. 14.9). Het toestel berekent uit de absorptie het percentage verzadiging door zuurstof van de hemoglobine in de haarvaten die bewaakt worden door de sensor: dit noemt men de oxymetrie.
Hoofdstuk 14
O x y m e t r i e v a n d e p u l s 14.25
HHA - revisie - 1999
FIG. 14.9
haarvat WERKING VAN DE SENSOR
lichtbron
lichtdetector
=O
2
verzadigde hemoglobine absorbeert rood licht onverzadigde hemoglobine absorbeert infrarood licht Legende: Hoe meer oxyhemoglobine aanwezig is, hoe meer rood licht geabsorbeerd wordt. Dit wordt door het toestel vertaald in een hogere waarde zuurstofverzadiging (uitgedrukt in %). Aan de meting van de zuurstofverzadiging van de hemoglobine (de oxymetrie) wordt een techniek voor de meting van de puls gekoppeld. Dezelfde sensor als deze hoger beschreven tekent de verschillen op van de lichtsterkte bij elke puls (fig.14.10). Telkens het hart samentrekt en een puls door de slagaders stuurt, wordt deze pulsgolf gemeten wanneer zij voortgeleid wordt in de haarvaten die door de sensor bewaakt worden.
FIG. 14.10 VOORSTELLINGEN VAN DE
De sensor is dus gemaakt met een dubbel doel: de zuurstofverzadiging en de kracht van de pulsgolf te meten ter hoogte van de haarvaten.
PULSGOLF OP EEN LED-SCHAAL
© foto: Didier Stuckens
© foto: Didier Stuckens
EN OP EEN BEELDSCHERM
Het toestel licht ons voortdurend in over de kwaliteit van doorbloeding van de haarvaten van de patiënt en de zuurstofverzadiging van het bloed.
Hoofdstuk 14
HHA - revisie - 1999
O x y m e t r i e v a n d e p u l s 14.26
HET PERCENT ZUURSTOFVERZADIGING
De normale waarden die gemeten worden bij iemand die gezond is en gewone lucht ademt (21% zuurstof) liggen tussen een verzadiging van 100 tot 96%. Indien de patiënt lijdt aan een onvoldoende toevoer van zuurstof naar de cellen, zijn de gemeten waarden lager: 90%,85%, … Wanneer de toevoer van zuurstof naar de cellen verbetert, verbetert ook de gemeten waarde van het percent zuurstofverzadiging; de evolutie is belangrijker dan één waarde.
IN DE PRAKTIJK…
De evolutie van de techniek maakt dat de oxymeters draagbaar geworden zijn, op batterijen werken en gebruiksvriendelijker geworden zijn. Al de ziekenwagens van de dienst 100 zijn uitgerust met een oxymeter van de puls. Als hulpverlener-ambulancier moet je deze techniek van bewaking kennen. Indien de oxymeters van de puls uitwendig een verscheiden uitzicht kunnen vertonen, werken zij toch allen op de hogervermelde technieken en basisprincipes. Je moet het gebruik kennen van het toestel dat je ter beschikking gesteld wordt. Op je thuisbasis
• Ga de spanning van de elektrische batterijen na. • Kijk of de sensor aangesloten is aan het toestel. Meestal is de sensor een “klem” die op een vingertop geplaatst wordt. Dikwijls herinnert een tekening op de sensor aan de juiste wijze van plaatsing. De lichtbron moet je steeds ter hoogte van de nagel plaatsen en de ontvanger aan de onderkant van de vingertop. • Ga na of de sensor zuiver is en bij het in werking stellen een rood licht uitstraalt.
Bij de patiënt
• Zet het toestel aan. • Plaats de sensor: de vingertop moet zuiver en goed toegankelijk zijn. • Op enkele seconden ijkt het toestel zichzelf. • Van zodra het toestel een voldoende puls meet en een betrouwbare waarde bekomt, geeft het de gevonden waarde van de zuurstofverzadiging weer (in %). • Het toestel zendt een geluidssignaal uit bij elke puls, toont op een scherm de gemeten puls en drukt de resultaten en de tijd van elke meting af. Eventueel gaat het alarm aan volgens de ingestelde grenzen van zuurstofverzadiging.
Na de meting
Vul de eerste waarde van de zuurstofsaturatie (%Sat O2 onder de hoofding circulatie) op het registratieformulier van het ambulancevervoer in; daaropvolgende waarden kunnen ingevuld worden onder de hoofding opmerking.
14.1
Hoofdstuk 14
HHA - revisie - 1999
O x y m e t r i e v a n d e p u l s 14.27
D E B E P E R K I N G E N VA N D E Z E T E C H N I E K
De oxymetrie van de puls is een opmerkelijke vooruitgang van de nietinvasieve monitoring (dit wil zeggen bewaking) van de patiënt. Door het weergeven van de meting aan de vinger van de patiënt, is het toestel in staat je te helpen bij de bewaking van de zieke of de gewonde. De techniek is niet gevaarlijk voor de patiënt en de huidige sensoren hebben een grote betrouwbaarheid. Al deze voordelen mogen je niet doen vergeten dat uitwendige oorzaken de meting kunnen verstoren en dat er grenzen aan de techniek zijn. • De bewegingen van de sensor op de vinger verstoren de meting. • Hetzelfde geldt voor nagellak of een zeer donkere huidskleur. • Een sterke uitwendige lichtbron kan een sensor, die niet afgeschermd is, verstoren. • Belangrijke elektromagnetische storingen in de onmiddellijke omgeving van het toestel maken de meting onbetrouwbaar. • Een shock (bij voorbeeld: belangrijk bloedverlies of cardiopulmonaire stilstand…) onderdrukt de doorbloeding van de haarvaten zodat een meetbaar signaal ontbreekt. Verlies in deze situatie geen tijd door kost wat kost een signaal te willen hebben. De behandeling van de patiënt is op dat ogenblik belangrijker. Een belangrijke vasoconstrictie (vernauwing) van de haarvaten ten gevolge van koude of geneesmiddelen (zoals adrenaline) kunnen de meting verstoren. • Een belangrijke anemie (dit wil zeggen een ernstig tekort aan rode bloedcellen) beïnvloedt de meting. • Een intoxicatie met koolstofmonoxyde (CO) vormt de hemoglobine om tot “carboxyhemoglobine”. Het nadeel is dat deze hemoglobine die door koolstofmonoxyde geblokkeerd is door het toestel als normaal hemoglobine gemeten wordt. Dit zal meestal onterecht optimistische dus gevaarlijke - resultaten geven. De hulpverlener-ambulancier moet onthouden dat een intoxicatie met CO vals normale waarden van zuurstofverzadiging geeft.
BESLUIT
De oxymetrie van de puls is een techniek die je toelaat als hulpverlener-ambulancier de zuurstofverzadiging van de weefsels van de patiënt te bewaken. Deze techniek meet het ritme, de kracht van de puls en de zuurstofverzadiging van de rode bloedcellen in de haarvaten. Het toestel helpt je de evolutie van de toestand in te schatten. Een verbetering van een slechte zuurstofverzadiging is het teken van doeltreffende hulp aan de patiënt (bij voorbeeld zuurstof met masker, …). Als hulpverlener-ambulancier moet je de valstrikken en de grenzen van de techniek kennen.
Hoofdstuk 14
HHA - revisie - 1999
G e k n e l d s l a c h t o f f e r 14.28
14.4 De bevrijding van een gekneld slachtoffer
INLEIDING
2
4
Zoals je in de hoofdstukken 2 en 4 gezien hebt, ben je, van zodra je op de plaats van een ongeval aankomt, verantwoordelijk voor één of meerdere slachtoffers. De ernst van een ongeval kan enorm verschillen. Het is als hulpverlener-ambulancier belangrijk die ernst juist in te schatten. In het stroomdiagram van de eerste minuten heb je geleerd hoe je de gepaste maatregelen kan treffen (diagram 2.7). Als een schakel in de keten van dringende geneeskundige hulp weet je dat voor een daadwerkelijke tussenkomst mensen en diensten moeten samenwerken. Vanzelfsprekend moet je samenwerken als een slachtoffer na een ongeval gekneld zit. Het doel van de ontzetting van dat slachtoffer is een bevrijding waarbij de letsels niet verergeren. Snelheid op zichzelf is niet het belangrijkste. Een goede samenwerking met andere diensten, zoals brandweer en politie, heeft een gunstige invloed op de uitkomst voor de patiënt. Die wordt niet alleen bepaald door lichamelijke maar ook door geestelijke factoren.
4.2
11
Een daadwerkelijke hulp in het “gouden uur” na een ongeval zal de overleving en de blijvende letsels van het slachtoffer gunstig beïnvloeden. Verkeersongevallen met een geknelde patiënt vertonen een grote gelijkenis met rampen. Niet alleen het resultaat, maar ook de wijze van bevrijding speelt een grote rol. Onderzoek heeft aangetoond dat een zwaar ongeval verregaande psychische gevolgen kan hebben, zowel voor slachtoffers als voor hun naaste omgeving. Op basis van de ervaring van hulpverleners werden nieuwe denkpistes ontwikkeld en getest voor het ontzetten van geknelde slachtoffers. Deze nieuwe methode van ontzetting kost niet meer tijd, al wordt dit soms verkeerdelijk verondersteld. Door een geordende methode neemt de kwaliteit van de bevrijding echter wel toe. Je zal het meest in aanraking komen met slachtoffers die gekneld zitten in een voertuig. De werkwijze van de bevrijding van een gekneld slachtoffer wordt in deze aanvulling uitvoerig besproken. Er zijn echter verschillende andere omstandigheden waaruit je een slachtoffer moet kunnen bevrijden. Voorbeelden hiervan zijn onder meer: ongevallen met werktuigen, treinen, vaartuigen, instorting van een huis en rampen.
Hoofdstuk 14
HHA - revisie - 1999
G e k n e l d s l a c h t o f f e r 14.29
Bevrijding uit een voertuig geldt als voorbeeld voor de andere omstandigheden; je past steeds de grondregels van de eerste minuten toe.
DE EERSTE MINUTEN BIJ EEN GEKNELD SLACHTOFFER
2
4
Wat doe je bij aankomst?
13.3
13.4
De werkwijze van de hulpverlener-ambulancier bij een slachtoffer met ernstige verwondingen en de procedures tijdens de eerste minuten werden uitvoerig besproken in de hoofdstukken 2 en 4. Deze manier van werken blijft steeds van toepassing. Bij aankomst op de plaats van het ongeval kies je een veilige plaats voor het hulpvoertuig. Kom je als eerste ter plaatse, dan plaats je de ziekenwagen tussen het verkeer en de plaats van het ongeval. Hou steeds rekening met mogelijke gevaarlijke producten, ontploffingsgevaar en de windrichting. Zorg eerst voor je eigen veiligheid. Als hulpverlener-ambulancier moet je zorgen voor aangepaste kledij, stevig schoeisel, handschoenen, een helm en een veiligheidsbril. Beoordeel de omstandigheden en de omgeving. Bestaat er gevaar voor hulpverleners, slachtoffers of omstanders? Je moet door waarneming nagaan hoe ernstig de inslag op het slachtoffer geweest is. In tabel 14.3 worden aanwijzingen van een ernstig ongeval met een gekneld slachtoffer opgesomd.
TA B E L 1 4 . 3 A A N W I J Z I N G E N V A N E E N E R N S T I G O N G E V A L M E T EEN GEKNELD SLACHTOFFER
•een verplaatsing van de voer tuigen bij een frontale botsing naar achteren van meer dan 7 meter •een verplaatsing naar achteren van de vooras van een voer tuig •het binnendringen van het motorblok in de passagiersruimte •een indeuking van de passagiersruimte aan de zijkant - van meer dan 35 cm aan de zijde van het slachtoffer - van meer dan 50 cm aan de andere zijde •een ander slachtoffer is uit de wagen geslingerd •één van de inzittenden is overleden •het voer tuig heeft een koprol gemaakt •de passagiersruimte of de stuurkolom is ver vormd
In het stroomdiagram van de eerste minuten zie je dat de mogelijkheid bestaat om bijkomende technische of geneeskundige hulp te vragen. Is er al een brandweerploeg ter plaatse, dan mag je slechts na toestemming van de bevelvoerder van de brandweer het slachtoffer benaderen.
Hoofdstuk 14
HHA - revisie - 1999
De eerste beoordeling van het slachtoffer
ABC
10.2
De tweede beoordeling van het slachtoffer 2.3
G e k n e l d s l a c h t o f f e r 14.30
Enkel nadat de veiligheid verzekerd is, kan je overgaan tot de eerste beoordeling van de patiënt. Hierbij let je op het bewustzijn en het ABC. Bij een gekneld slachtoffer moet je steeds de aangestelde vragen om bijkomende technische hulp van de brandweer en bijkomende geneeskundige hulp van de MUG. Indien de omstandigheden veilig zijn en in afwachting van de MUG ga je over tot een snelle eerste beoordeling, ondersteun je de vitale functies en leg je met twee hulpverleners-ambulanciers een halskraag aan. Vermijd hierbij flexie, extensie en vooral rotatie van het hoofd. Bij elk gekneld slachtoffer wordt een nekletsel vermoed tot het tegendeel bewezen wordt. Een gekneld slachtoffer heeft, net als andere zwaargewonden, nood aan zuurstof. Indien mogelijk, kun je, na een fijnere eerste beoordeling, een tweede beoordeling uitvoeren. Het belangrijkste blijft echter de controle van het bewustzijn, het ABC en de ondersteuning van de vitale functies. Dit vereist dat je voortdurend bij het slachtoffer blijft, zolang je eigen veiligheid verzekerd is. Het geknelde slachtoffer kan enerzijds een overreactie vertonen en dat onder meer uiten door angst, kreten of door vluchtgedrag. Anderzijds kan het slachtoffer ondermaats reageren, waarbij de patiënt als verdoofd is, bleek is of beeft. Ga er nooit van uit dat het schijnbaar onbewuste slachtoffer dan niets meer hoort. De ervaring leert dat deze veronderstelling onjuist is. Je moet steeds de waardigheid van het slachtoffer eerbiedigen. Hoed je voor ondoordachte uitspraken!
Hoofdstuk 14
HHA - revisie - 1999
G e k n e l d s l a c h t o f f e r 14.31
D E T E C H N I E K VA N E E N B E V R I J D I N G
De bevrijding steunt op een aantal grondregels, die in tabel 14.4 zijn samengebracht.
TA B E L 1 4 . 4 D E G R O N D R E G E L S V A N E E N B E V R I J D I N G
•een juiste beoordeling van de toestand •het overleg tussen de technische en geneeskundige ploegen •het nut van werkcirkels •de taakverdeling (aflegsysteem) bij een ontzetting •de stabilisatie van het voer tuig •het glasbeheer •de bescherming van: - het slachtoffer - de hulpverleners •de toegang tot het slachtoffer •de stabilisatie van het slachtoffer •de verwijdering van het slachtoffer
Een juiste beoordeling van de toestand
Als hulpverlener-ambulancier tracht je te begrijpen hoe een ongeval ontstaan is. Dit laat je toe mogelijke letsels gericht op te sporen. De bevelvoerende brandweeroverste probeert ook een overzicht te krijgen van het ongeval. Hij is verantwoordelijk voor de veiligheid van de slachtoffers, de hulpverleners, de omstanders en de omgeving. Tegelijkertijd kan hij inlichtingen inwinnen die bij de eigenlijke bevrijding van het slachtoffer nuttig kunnen zijn. De toegangsweg tot een slachtoffer wordt grotendeels bepaald door de waarnemingen van de bevelvoerder van de brandweer en de aard van de verwondingen bij het slachtoffer.
Overleg tussen de technische en de geneeskundige ploeg
Het overleg tussen de verschillende betrokken diensten is zeer belangrijk. Eén inlichting kan nuttig zijn voor meerdere diensten.
11
Onder het bevel van de brandweeroverste wordt, na overleg tussen de verschillende diensten, een plan uitgewerkt voor de bevrijding. Na samenspraak wordt de manier van ontzetting bepaald en de beschikbare tijd hiervoor ingeschat. Er wordt volgens dit plan gewerkt. Je moet de bevrijding van een geknelde persoon beschouwen als een rampenplan op kleine schaal, waarbij het hoofd van de brandweer de operatie leidt. De hulpverleners-ambulanciers en de leden van de MUG geven raad aan het hoofd van de brandweer. Hij beslist. De samenspraak moet geordend en opbouwend zijn. Een rustige vorm van overleg heeft een gunstige uitwerking op het slachtoffer.
Hoofdstuk 14
HHA - revisie - 1999
2
Het nut van werkcirkels
FIG. 14.11 HET NUT VAN WERKCIRKELS
10 m 5m
STORT
Legende: Het zwarte punt op de figuur staat voor het wrak. Daaromheen bakenen 2 werkcirkels van 5 en 10 meter de onderverdeling van de werkplaats af. De stortzone bevindt zich minstens buiten de 5-meterzone.
G e k n e l d s l a c h t o f f e r 14.32
Het is belangrijk de geknelde slachtoffers in de juiste volgorde te bevrijden. In tegenstelling tot wat je geleerd hebt in de werkwijze van de eerste minuten, moet je eerst de meest toegankelijke slachtoffers bevrijden. Daarna volgen de slachtoffers die moeilijk ontzet kunnen worden. De overleden slachtoffers worden ter plaatse gelaten op voorwaarde dat zij de werkzaamheden bij de bevrijding van andere slachtoffers niet hinderen. Een ongeval moet vergeleken worden met een werkruimte die veilig en overzichtelijk moet zijn. Er wordt gebruik gemaakt van twee denkbeeldige werkcirkels rond het in het ongeval betrokken voertuig, het wrak. Deze werkcirkels hebben tot doel de werkzaamheden veiliger en overzichtelijker te maken. Het middelpunt van de werkcirkels is het wrak. De eerste werkcirkel heeft een straal van 5 meter rond het wrak. Binnen deze straal bevinden zich enkel die hulpverleners die daadwerkelijk bij de bevrijding betrokken zijn. De anderen staan buiten de 5-meterzone klaar om, indien nodig en na toestemming van de bevelvoerder, bijstand te kunnen verlenen. Binnen de eerste werkcirkel bevinden zich alleen werktuigen die in gebruik zijn. Het gereedschap moet uit de 5metercirkel gehaald worden als het niet meer gebruikt wordt. De tweede werkcirkel heeft een straal van 10 meter rond het wrak. Hier worden de hulpvoertuigen en het materiaal van de hulpverleners op een strategische wijze geplaatst, met aandacht voor het normale wegverkeer. Losse onderdelen worden verzameld op een stortzone minstens 5 meter verwijderd van het wrak. Deze methode schept een werkveld waar hulpverleners niet struikelen over hindernissen en waarin een teveel aan mensen vermeden wordt.
De taakverdeling bij een ontzetting
Bij het bevrijden van slachtoffers mogen zich zo weinig mogelijk hulpverleners in de onmiddellijke omgeving van het wrak bevinden. Een strikte taakverdeling (aflegsysteem) is dus noodzakelijk. Iedereen moet weten wat van hem verwacht wordt. De bevelvoerder van de brandweer is verantwoordelijk en leidt de hele operatie.
De stabilisatie van het voertuig
De stabilisatie van het wrak is zowel voor de hulpverleners als voor het slachtoffer van belang. Een onstabiel voertuig kan gevaarlijk zijn voor de hulpverleners. Bovendien kan elke beweging van het voertuig pijn veroorzaken bij het slachtoffer en de kans op bijkomende letsels vergroten. De stabilisatie van het voertuig kost tijd maar zal, indien deskundig uitgevoerd, zeker ten goede komen aan zowel het slachtoffer als de hulpverleners. De brandweer beschikt over hulpmiddelen om het voertuig te stabiliseren. De gebruikte werkmiddelen zijn afhankelijk van de stand van het voertuig na de aanrijding. Voorbeelden van materiaal dat voor stabilisatie wordt
Hoofdstuk 14
HHA - revisie - 1999
G e k n e l d s l a c h t o f f e r 14.33
ingezet zijn onder meer: houten schorren, wiggen, blokken van kunststof, spanriemen, rammen en vijzels. De brandweer moet dikwijls verschillende middelen samen gebruiken.
FIG. 14.12 DE HULPMIDDELEN VOOR HET STABILISEREN VAN EEN WRAK
Blokken van kunststof ondersteunen het voertuig.
Het ontluchten van de banden geeft een definitieve stabilisatie van het voertuig.
Indien het voertuig nog op zijn wielen rust zal meestal, na de voorlopige maatregelen, het ontluchten van de banden een blijvende stabilisatie van het wrak verzekeren. De bevelvoerder van de brandweer voorkomt dat stabilisatiemateriaal later verwijderd moet worden om de eigenlijke ontzetting van het slachtoffer toe te laten. Hij zal, na de tussenkomst van de hulpdiensten, de ordediensten die een technisch onderzoek naar het ongeval instellen, inlichten over de oorspronkelijke toestand van het wrak en de omgeving.
Het glasbeheer
Glasbeheer is een verzamelnaam voor alle maatregelen die de schade, veroorzaakt door glas, beperken. Bij het begin van een bevrijding is het aangewezen om eerst al het aanwezige glas te verwijderen. Ook glaskorrels in een beperkte kring rond het wrak worden verwijderd. Alzo ontstaat een veilige ondergrond voor het stabilisatiemateriaal. Bovendien neemt de kans dat hulpverleners uitglijden en zich verwonden af. Zowel de ongeschonden als verbrijzelde ruiten moeten verwijderd worden. Zij kunnen immers tijdens de bevrijding plots uiteenspatten. Voor het verwijderen van ruiten bestaan verschillende methoden; zij zijn onder meer afhankelijk van de toestand van de ruit, het soort glas en het beschikbare materiaal. Belangrijk is dat het bewuste slachtoffer door een hulpverlener ingelicht wordt over de handelingen die worden verricht. Samen met het gebruik van een doorzichtige bescherming moet deze voorzorg het slachtoffer enigszins geruststellen.
Hoofdstuk 14
HHA - revisie - 1999
G e k n e l d s l a c h t o f f e r 14.34
FIG. 14.13 HET GLASBEHEER
Scherven, glaskorrels en ruiten worden naar de stortzone gevoerd.
De brandweerman belast met de veiligheid zorgt, naast het storten van de losse delen en het ontmantelde materiaal, ook voor het verwijderen van het glas uit de werkcirkels. Zo neemt de kans op verwondingen voor de hulpverleners en beschadiging van het geneeskundig materiaal af. De bescherming van het slachtoffer en de hulpverlener tijdens de bevrijding
De brandweerdiensten bezitten eenvoudige hulpmiddelen die zowel het slachtoffer als de hulpverleners tijdens de bevrijding beschermen. Dekens en versterkte plasticfolie Dekens geven een goede bescherming, maar zijn niet hygiënisch. Bovendien ontnemen ze het slachtoffer en de hulpverlener het zicht. Het slachtoffer is ongerust over wat hij hoort, maar niet ziet. Beter is het gebruik van doorzichtige en versterkte plasticfolies. Elke bewerking met een metaalschaar of een spreider vormt splinters. Deze folie biedt bescherming tegen glas en splinters. Een doorkijkfolie laat de hulpverlener toe de werkzaamheden te volgen. Hij kan het slachtoffer inlichten over wat komen gaat en hem geruststellen. Het probleem van onderkoeling waar een langdurig geknelde mee te maken heeft, kan door het gebruik van deze folie wat opgevangen worden. Harde beschermplaten Harde doorzichtige platen van kunststof beschermen zowel het slachtoffer als de hulpverleners tijdens de bevrijding. Ze beschermen zeer goed tegen het wegglijden van gereedschap en onverwachte bewegingen van delen van het wrak. De beschermplaten moeten dan ook altijd tussen het slachtoffer, de hulpverlener en het gereedschap opgesteld worden. Een voordeel van de harde doorzichtige beschermplaten is dat de hulpverlener ziet welk lichaamsdeel van het slachtoffer door de werkzaamheden bedreigd wordt. Beschermhoezen Door het ongeval of de bevrijding ontstaan scherpe delen aan het koetswerk van het wrak. Zij kunnen verwondingen veroorzaken bij de hulpverleners. De brandweerman belast met de veiligheid, zorgt voor de afscherming van deze gevaarlijke punten. Hiervoor gebruikt de brand-
Hoofdstuk 14
HHA - revisie - 1999
G e k n e l d s l a c h t o f f e r 14.35
weer onder meer jute zakken, oude persslangen en hoezen uit versterkte kunststof.
FIG. 14.14 BESCHERMINGSMIDDELEN
Versterkte plasticfolie.
Harde beschermplaat.
Beschermhoezen.
De toegang tot het slachtoffer
De wijze waarop het slachtoffer uiteindelijk bevrijd wordt, zal bepaald worden door de bevelvoerder van de brandweer in samenspraak met de geneeskundige ploeg. Dit vereist, indien de veiligheid het toelaat, een eerste beoordeling van het slachtoffer. Steeds wordt een halskraag aangelegd. Indien de omstandigheden het toelaten, start je zoveel mogelijk met ondersteunende maatregelen. De weg van de toegang tot en de bevrijding van het slachtoffer worden onder meer bepaald door: de algemene toestand van het slachtoffer, de letsels van de patiënt, de toestand van het wrak en de technische mogelijkheden van de hulpploegen. Om verwikkelingen te voorkomen moet je elke beweging van het slachtoffer vermijden. Bij de redding zal het volgende grondbeginsel worden toegepast: het wrak ontmantelen rond het slachtoffer, niet het slachtoffer verwijderen uit het wrak!
Hoofdstuk 14
HHA - revisie - 1999
G e k n e l d s l a c h t o f f e r 14.36
Ruimte scheppen rond het slachtoffer heeft twee voordelen: het slachtoffer moet minder bewogen worden om bevrijd te worden en de geneeskundige ploeg heeft ruimte om te werken. Overleg tussen de bevelvoerder van de brandweer en de geneeskundige ploeg voorkomt dat voor een geringe verwonding de auto totaal wordt ontmanteld. Een geoefende brandweerploeg werkt niet langer dan twintig minuten om een voertuig te ontmantelen. Bij twijfel over de ernst van de letsels of bij ernstige verwondingen moet je steeds een ruime toegang tot het slachtoffer en een ruime bevrijdingsweg voorzien. FIG. 14.15 OVERLEG TUSSEN DE TECHNISCHE EN GENEESKUNDIGE PLOEG
Overleg tussen de verantwoordelijken.
Een goed overleg tussen de verantwoordelijken van de brandweer en de geneeskundige ploeg is belangrijk. De geneeskundige ploeg geeft raad aan de bevelhebber van de brandweer die beslist. Soms moeten de werkzaamheden onderbroken worden omdat je de vitale functies moet beoordelen of ondersteunen. Vraag toestemmming aan de bevelhebber van de brandweer. Als je ziet dat de toestand van het slachtoffer verslechtert, kan je aan de bevelhebber van de brandweer vragen de bevrijding te versnellen. Zoals je uit tabel 14.5 kan opmaken, zijn er verschillende manieren om ruimte te scheppen.
TA B E L 1 4 . 5 T E C H N I E K E N O M R U I M T E T E S C H E P P E N
•de achterwaar tse dakomslag •de voorwaar tse dakomslag •de zijdelingse dakomslag •de totale dakverwijdering •de deur openen aan de slotzijde •de deur openen aan de scharnierzijde •het wegdrukken van de voor trein •het wegdrukken van het instrumentenbord en de stuurkolom •het omslaan van de zijwand van de onderste beenruimte •het volledig verwijderen van de zijkant van een wagen •het verwijderen van de zetels •het openen van een wagen die op zijn kop ligt
Hoofdstuk 14
HHA - revisie - 1999
FIG. 14.16 TECHNIEKEN OM RUIMTE TE
G e k n e l d s l a c h t o f f e r 14.37
Dit zijn voorbeelden voor personenwagens. Het spreekt vanzelf dat veel van deze technieken bruikbaar zijn bij het ontzetten van geknelde personen uit andere voertuigen.
SCHEPPEN
Verwijdering van de deuren.
Verwijdering van de middelste deurstijl.
Plaatsing van beschermhoezen.
Verwijdering van de voorruit.
Verwijdering van het dak.
Verwijdering van het slachtoffer met behoud van lengteas.
De stabilisatie van het slachtoffer
ABC
2
4
3.4
10.2
14.3
3.1
De verwijdering van het slachtoffer 10.2
In de hoofdstukken 2 en 4 heb je geleerd, aan de hand van een stroomdiagram, wat je moet doen bij een gewond slachtoffer. Dezelfde methode geldt zeker bij een geknelde patiënt. Om de eerste beoordeling te kunnen uitvoeren en levensreddende handelingen te starten, zal, indien nodig, de bevrijding van het slachtoffer kortstondig onderbroken worden. Beoordeel het bewustzijn en het ABC van het slachtoffer. Ondersteun zijn vitale functies en leg een halskraag aan. Bepaal de oxymetrie van de puls. Zodra de MUG ter plaatse komt, kan een intraveneuze lijn geplaatst worden. Let erop dat leidingen van een intraveneuze lijn, kabels van een monitor en zuurstofleidingen niet doorgesneden of geplet worden. Tijdens de verwijdering van het slachtoffer uit het wrak moet je vooral bedacht zijn op letsels van de wervelzuil. Je moet de lengteas van het lichaam van het slachtoffer strikt bewaren. Ter hoogte van de nek gebruik je hiervoor een halskraag. Een halskraag alleen is niet voldoende. Je
Hoofdstuk 14
HHA - revisie - 1999
G e k n e l d s l a c h t o f f e r 14.38
FIG. 14.17 HULPMIDDELEN VOOR DE STABILISATIE VAN DE WERVELKOLOM
Een wervelzuilspalk met 2 verschillende halskragen.
10.1
FIG. 14.18 HET SAMEN GEBRUIKEN VAN EEN WERVELZUILSPALK EN EEN WERVELZUILPLANK
B E V R I J D I N G VA N H E T S L AC H TO F F E R NA V E RW I J D E R I N G VA N D E Z I J K A N T VA N D E WAG E N
Een lange wervelzuilplank.
moet het hoofd met beide handen blijvend ondersteunen. Voor de dorsale wervelzuil, de lumbale wervelzuil en het bekken is het gebruik van een wervelzuilspalk samen met een wervelzuilplank of schepbrancard nuttig. In figuur 14.18 wordt, door middel van verschillende afbeeldingen, het samen gebruiken van een wervelzuilspalk en een wervelzuilplank uitgelegd. • Onder voortdurende immobilisatie van de halswervelzuil moet je eerst een wervelzuilspalk achter het slachtoffer plaatsen. • Na de immobilisatie van de hals en het sluiten van de riemen van de wervelzuilspalk, wordt de rugleuning van de autozetel neergelegd of verwijderd. Je moet het slachtoffer voortdurend ondersteunen en de lengteas bewaren. • Dan wordt een wervelzuilplank tot tegen de stuit van het slachtoffer geschoven. • Op aanwijzing van de geneeskundige ploeg wordt het slachtoffer voorzichtig met drie hulpverleners op de wervelzuilplank gelegd en later hogerop gebracht. • Zodra de patiënt stabiel op de wervelzuilplank ligt, wordt hij naar een brancard gebracht.
Hoofdstuk 14
HHA - revisie - 1999
G e k n e l d s l a c h t o f f e r 14.39
B E V R I J D I N G VA N H E T S L AC H T O F F E R NA V E RW I J D E R I N G VA N H E T DA K VA N D E WAG E N
Indien nodig kan een verdere stabilisatie van het slachtoffer gebeuren, waarna het vervoer naar het ziekenhuis kan aanvangen. Verwittig de aangestelde op het ogenblik dat je vertrekt. Vermijd tijdens het vervoer een bruuske rijstijl. Dit voorkomt verdere onrust bij het slachtoffer en verhoogt de veiligheid van iedereen.
Hoofdstuk 14
G e k n e l d s l a c h t o f f e r 14.40
HHA - revisie - 1999
D E I N V L O E D VA N D E PA S S I E V E V E I L I G H E I D O P D E B E V R I J D I N G VA N E E N G E K N E L D SLACHTOFFER
Je moet een onderscheid maken tussen actieve en passieve veiligheidsmaatregelen. Actieve veiligheid berust op het doen of laten van onder meer de bestuurder, de inzittenden en de omstanders. Actieve verkeersveiligheid wordt vooral bepaald door gedrag. Voorbeelden hiervan zijn onder meer: het gebruik van de veiligheidsgordel, de snelheid aangepast aan de omstandigheden en nuchter rijden. Actieve veiligheid veronderstelt bewuste handelingen van de weggebruiker. Passieve veiligheid berust vooral op voorzieningen in of rond het voertuig. De inzittenden van het voertuig of de omstanders moeten hiervoor niets doen: de uitrusting van de auto of andere voorzorgsmaatregelen werken in hun plaats. Voorbeelden van passieve veiligheid in het verkeer zijn vanzelfsprekend; passieve veiligheid is aanwezig zonder dat je er bewust gebruik van maakt. De industrie levert inspanningen om zowel de bestuurder, de passagiers en de omstanders van een voertuig te beschermen tegen de gevolgen van een ongeval. Deze uitvindingen en aanpassingen verhogen vooral de passieve veiligheid van een voertuig. Enerzijds beschermt de passieve veiligheid de inzittenden tijdens een ongeval. Anderzijds bemoeilijkt zij de bevrijding van slachtoffers uit een wrak. De kreukelzones 4.1
De kreukelzones zijn die delen van de wagen die energie opslorpen door in elkaar te krimpen onder de kracht van de schok. De kreukelzones kunnen een groot deel maar niet de totale kinetische energie van een ongeval opslorpen.
FIG. 14.19
De kreukelzones vóór het ongeval.
De veiligheidskooi
© foto: Volvo
© foto: Volvo
DE KREUKELZONES
De kreukelzones na het ongeval.
De veiligheidskooi is ontworpen om de passagiersruimte bij een aanrijding zo weinig mogelijk te vervormen. Als de energie van de aanrijding te groot is, zal ze toch vervormen. Deuren die dan klemmen in een vervormde veiligheidskooi, zul je moeilijk kunnen openen.
Hoofdstuk 14
G e k n e l d s l a c h t o f f e r 14.41
HHA - revisie - 1999
FIG. 14.20
© foto: Volvo
DE VEILIGHEIDSKOOI
Een veiligheidskooi gaat de vervorming van de passagiersruimte tegen.
Balken die de deuren verstevigen
De balken die de deuren verstevigen verschillen volgens: • de vorm (rond profiel, hoekig profiel, hol of vol), • de plaatsing (dwars,recht of gekruist), • de werking (al dan niet in elkaar schuivend). De balken die de deuren verstevigen, kunnen de ontmanteling van het wrak ernstig vertragen.
Het luchtkussen (airbag)
• Werking Een airbag is een onderdeel van een beveiliging waar, bij een plotse vertraging van het voertuig, een luchtkussen opblaast. Het geheel bestaat uit: - de gevoelszones in de wagen, - een controlepost, - een ontstekingsmechanisme, - het noodcircuit, - de luchtkussenkooi. De controlepost krijgt al dan niet prikkels uit de gevoelige zones. De controlepost kan deze prikkels slechts verwerken indien hij gevoed wordt door een elektrische bron. In normale omstandigheden is dit de batterij. Bij een ongeval gebeurt de ontsteking soms vanuit een noodbron die actief blijft tot 30 minuten na het ongeval. Het opblazen van het luchtkussen gebeurt bliksemsnel bij een plotse vertraging van het voertuig. Door het ontploffen van een ontstekingsmechanisme krijgt deze ontplooiing een zeer grote snelheid en kracht. Bij kleine kinderen kan het luchtkussen verwondingen veroorzaken. Van het ogenblik dat het luchtkussen ontploft, loopt het onmiddellijk leeg en verspreidt veel stof en rook . Veronderstel steeds dat een airbag in het wrak verscholen zit. Meestal zie je aanduidingen die hierop wijzen. Deze aanduidingen (SRS, SIR, …) bevinden zich onder meer op het stuur, het instrumentenbord en de ruiten.
Hoofdstuk 14
G e k n e l d s l a c h t o f f e r 14.42
HHA - revisie - 1999
• De frontale luchtkussens De frontale luchtkussens zijn bestemd voor de bescherming van de bestuurder en de passagier vooraan. In een aantal wagens bevinden zich ook luchtkussens in de rugleuning van de voorzetels. Zij dienen bij een frontale aanrijding voor de bescherming van de passagiers op de achterbank. De frontale luchtkussens verminderen de letsels bij een botsing vooraan op voorwaarde dat de inzittenden hun veiligheidsgordel dragen.
FIG. 14.21 EEN VAN DE SYMBOLEN DIE EEN
© foto: Didier Stuckens
LUCHTKUSSEN AANDUIDEN
• De zijdelingse luchtkussens Voor zijdelingse aanrijdingen werden de zijdelingse luchtkussens ontworpen. Zij bevinden zich meestal in de deur of de rugleuning van de zetels. Ook bij de zijdelingse luchtkussens is de bescherming het grootst wanneer de inzittenden hun veiligheidsgordel dragen. Door knipwerk aan de zijkant van de wagen kan een nog niet opgeblazen luchtkussen in werking gesteld worden, zelfs na het afkoppelen van de batterij. Het opblazen van het luchtkussen veroorzaakt een luide knal. Naast een schrikreactie bij het slachtoffer en de hulpverleners, kan dit letsels geven aan de ogen en de huid.
Een ontplooid luchtkussen hangt duidelijk als een lege zak in het voertuig. Als het luchtkussen ontplooid is, moet je rekening houden met een mogelijke prikkeling van de ogen, de huid en de luchtwegen. Deze prikkeling wordt veroorzaakt door de stofwolk die bij het opbollen van het luchtkussen vrijkomt. Bescherm jezelf met een masker, handschoenen en een veiligheidsbril. Wees erop bedacht dat de metalen delen waarin het luchtkussen opgeborgen zit verhitten tijdens de ontplooiing. Het stuurwiel en het luchtkussen zelf verhitten niet door het in werking stellen van het systeem. Een niet ontplooid luchtkussen kan tijdens de bevrijding problemen veroorzaken. Je moet voorzien dat een opgeborgen luchtkussen tijdens de bevrijding onverwacht kan opblazen. Daarom is het aan te raden om eerst de batterij af te koppelen en zo snel mogelijk een luchtkussenvanger over het stuur te laten bevestigen door de brandweer. Lukt dit niet of gaat het om een passagiersluchtkussen waar nog geen beschermmiddel
Hoofdstuk 14
HHA - revisie - 1999
G e k n e l d s l a c h t o f f e r 14.43
voor op de markt is, probeer dan tussen luchtkussen en slachtoffer weg te blijven. Ook met gereedschappen en hulpmiddelen, want dit zouden wel eens moordende projectielen kunnen worden.
FIG. 14.22 EEN LUCHTKUSSENVANGERSYSTEEM
Plaatsing van het systeem.
Gordelspanners
Beschermhoes tegen stofdeeltjes en rook.
Deze passieve beveiliging voorkomt de voorwaartse beweging van de inzittende bij een frontale aanrijding door het strakker aanspannen van de veiligheidsgordel. Zijdelingse en achterwaartse aanrijdingen of een koprol stellen de gordelspanners niet in werking. Er zijn twee systemen van gordelspanners op de markt: • een veer die ontspant, wat de gordel 6 tot 12 cm strakker aansnoert, • een elektronisch systeem dat de gordel 6 tot 18 cm strakker aansnoert. Wil je een gekneld slachtoffer bevrijden, dan moet je een aangespannen gordel doorsnijden met een gordelmes op twee plaatsen. Het is echter niet altijd duidelijk of een gordelspansysteem in het voertuig gemonteerd is. Wees daarom voorzichtig: je moet minstens 15 cm van de aantrekpunten van de gordels verwijderd blijven. Gordelspansystemen kunnen gemakkelijk verwondingen en brandwonden aan de handen veroorzaken.
FIG. 14.23 DE GORDELSPANNER EN HET GORDELMES
Hoofdstuk 14
HHA - revisie - 1999
G e k n e l d s l a c h t o f f e r 14.44
BESLUIT
Verzeker eerst je eigen veiligheid. Verwittig altijd de aangestelde en vraag bijkomende technische hulp en de MUG. Het bevrijden van een gekneld slachtoffer vergt een samenwerking van diensten. Een geordende werkwijze wordt geleid door de bevelhebber van de brandweer.
Hoofdstuk 14
Revisie - 2002
W o n d v e r z o r g i n g e n v e r b a n d e n 14.45
14.5 Wondverzorging en verbanden
INLEIDING
!
Denk bij het verzorgen van een wonde eerst aan je eigen veiligheid. Gebruik daarom steeds handschoenen! De wondverzorging dient steeds in veilige omstandigheden te gebeuren, zowel voor jezelf als voor het slachtoffer. Staak de wondverzorging onmiddellijk van zodra zich een levensbedreigend probleem voordoet.
2.1
Elke wondzorg, hoe indrukwekkend ze ook is, heeft geen prioriteit op de eerste beoordeling of op de basisregels van het ABC.
4.1
De tijd die je besteedt aan de wondverzorging en het aanleggen van het verband mag niet ten koste gaan van de algemene toestand van de patiënt.
3.4
Tijdens de eerste beoordeling dien je in de eerste plaats de ademweg vrij te maken en het bloedverlies te beperken. Je kent reeds de maatregelen bij shock: zuurstof toedienen en de houding. Bij levensgevaar, moet je onmiddellijk de MUG verwittigen!
VOORLOPIGE WONDVERZORGING 5.1
4.6
Plaats de patiënt steeds in een zittende houding alvorens met de wondzorg te beginnen. Syncopale reacties door pijn of bij het aanschouwen van bloed zijn mogelijk. Wees hierop bedacht en leg desgevallend de patiënt met de benen in hoogstand. Inspecteer altijd eerst de wonde. Dit is maar mogelijk, indien je een redelijk verlicht veld afbakent. Men moet aandacht hebben voor de plaats van de verwonding, vreemde voorwerpen, diepte van de verwonding en voor bloedingen. Men mag nooit een penetrerend voorwerp uit de wonde verwijderen. Dit zou de bloeding kunnen verergeren. Een zeer vervuilde wonde kan eventueel gereinigd worden met steriele fysiologische oplossing. Bedekking van de wonde voorkomt verdere vervuiling tijdens het vervoer. Zorg ervoor dat je de zijde die op de wonde zal rusten niet bevuilt. Belangrijk is dat je het kompres of de kleefpleister groot genoeg kiest.
Hoofdstuk 14
Revisie - 2002
W o n d v e r z o r g i n g e n v e r b a n d e n 14.46
FIG. 14.24 BEDEKKEN VAN EEN WOND
Het aanbieden en aannemen van de verbandstof dient zo te gebeuren dat de binnenzijde van het verband steriel blijft.
Zorg ervoor dat het kompres groot genoeg is, of gebruik voldoende kompressen om de wondranden te bedekken.
Zorg ervoor dat de wonde tijdens het vervoer bedekt blijft. Hiervoor gebruik je kleefpleisters of een verband, afhankelijk van de lokalisatie van de wonde en het soort verband dat je wil aanleggen.
Je kan een bedekkend verband snel en eenvoudig aanbrengen door middel van een steriele kompres en kleefpleister.
Een goede bevestiging van kompressen op een wonde kan je bekomen door gebruik te maken van zwachtelverbanden.
Hoofdstuk 14
W o n d v e r z o r g i n g e n v e r b a n d e n 14.47
Revisie - 2002
VOORLOPIGE VERBANDEN
Algemeenheden
Onderstaande tabel vat de belangrijkste punten samen waarmee je rekening moet houden tijdens het aanleggen van een voorlopig verband.
TA B E L 1 4 . 6 A A N L E G G E N V A N E E N V E R B A N D I N D I C AT I E
DOEL
Breng het lidmaat in hoogstand
Verminder t het bloedverlies de zwelling Beoordeel de ernst van de verwonding Verwijder de zichtbare bevuiling
Algemene inspectie van de wonde Reinig met steriel fysiologisch water Bedek wondranden ruim overschrijden Fixeer het verband zonder hinderen - stuwen
Beveilig de wonde tegen contaminatie
Voorbereiding op transpor t
De snelheid van handelen beperkt het tijdsverlies op de plaats van het ongeval. Soorten verbanden
Enkele soorten voorlopige verbanden zijn samengebracht in onderstaande tabel.
TA B E L 1 4 . 7 S O O R T E N V O O R L O P I G E V E R B A N D E N SOORT
I N D I C AT I E
OPMERKING
Bedekkend verband
Open wonde met weinig bloedverlies Ernstig bloedende wonden
Breed bedekken en fixeren Niet gebruiken bij een vreemd voorwerp en bij een breuk Voorwerp ter plaatse laten Hydrogel verband vochtige steriele doeken
Drukverband
Stabiliserend verband Afkoelend (cooling)
Penetrerend vreemd voorwerp Brandwonde
Hoofdstuk 14
Revisie - 2002
W o n d v e r z o r g i n g e n v e r b a n d e n 14.48
VERBANDEN PER STREEK
Hoofd en hals 4.5
10.2
Bij verwondingen van hoofd en hals moet men bedacht zijn voor letsels ter hoogte van hersenen en ruggenmerg. Leg een halskraag aan alvorens te starten met wondverzorging of het aanleggen van een verband
FIG. 14.25 VERBAND VAN EEN VOORHOOFDVERWONDING MET NEKSTABILISATIE
Voorafgaand aan de wondverzorging, dient men het hoofd in een neutrale positie te plaatsen en een halskraag aan te leggen.
FIG. 14.26 VERBAND VAN EEN ACHTERHOOFDVERWONDING
Het is belangrijk een algemeen overzicht te hebben van de wonde in de behaarde hoofdhuid.
Het aanleggen van het verband begint aan de wonde van het voorhoofd.
De omslagen onder de kin zorgen ervoor dat het verband niet gaat verschuiven.
Bij het aanleggen van een hoofdverband kan je afsluiten met enkele omslagen onder de kin, om verschuiven te voorkomen. Verwondingen van het achterhoofd kunnen op een gelijkaardige wijze verbonden worden.
Ook hier wordt gestart met circulaire omslagen om het kompres te bevestigen.
Verschuiving van het verband kan worden voorkomen door te eindigen met enkele omslagen onder de kin.
Hoofdstuk 14
Revisie - 2002
FIG. 14.27 VERBAND VAN EEN AANGEZICHTSVERWONDING
Bij een weinig bloedende wonde is het voldoende om het kompres te bevestigen met kleefpleister. FIG. 14.28 VERBAND VAN EEN HALSVERWONDING
W o n d v e r z o r g i n g e n v e r b a n d e n 14.49
Bij een verwonding van het aangezicht heb je vaak verschillende manieren om een bedekkend verband aan te brengen. De keuze hiervan zal onder meer afhangen van de plaats en aard van de verwonding en van het beschikbare materiaal.
Werk je met een compres en een zwach- De werkwijze om een oogverband telverband, dan kun je een verband aan te leggen is bij deze verwonding aanleggen met vrijlaten van beide ogen. een goed alternatief.
Oppervlakkig bloedende wonden van de hals worden nooit circulair verbonden. Je kan echter voldoende druk bekomen worden door het verband via de oksel van de niet gekwetste zijde te laten verlopen.
Een oppervlakkig bloedende wonde van de rechter halsstreek.
De wonde dient afgedekt te worden met een voldoende groot steriel kompres.
Met 2 wordt een verband aangelegd vertrekkende van de rechter halsstreek naar de linker oksel.
Via de rechter oksel wordt over het kompres teruggekeerd naar de linker oksel.
Een rechter zijaanzicht van een afgewerkt verband.
Een achteraanzicht van een verband bij een wonde van de rechter halsstreek.
Hoofdstuk 14
Revisie - 2002
W o n d v e r z o r g i n g e n v e r b a n d e n 14.50
Bij letsels van de grote vaten van de hals is het belangrijk de wonde zo snel mogelijk af te dekken en de patiënt neer te leggen om luchtembolen te voorkomen. Schouder
Kompressen aangebracht op verwondingen ter hoogte van de schouder of de oksel worden het best ter plaatse gehouden als je het verband via de andere oksel laat verlopen.
FIG. 14.29 VERBAND VAN EEN OKSELVERWONDING
Vooraanzicht van een verband aangelegd bij een verwonding in de rechter oksel.
Een verwonding in de rechter okselholte kan erg bloeden.
Een voldoende groot kompres zal toelaten om druk uit te oefenen op de wonde.
Achteraanzicht van een verband aangelegd bij een verwonding in de rechter oksel.
Het is aangewezen om de arm te ondersteunen met een driehoeksverband.
Hoofdstuk 14
Revisie - 2002
Armen en voorarmen
W o n d v e r z o r g i n g e n v e r b a n d e n 14.51
Het is soms nodig om kledij stuk te snijden. Een wonde van de onderarm of bovenarm wordt afgedekt met steriele kompressen die op hun plaats gehouden worden door een zwachtel in kruisverband (spica). Het aanleggen van het verband gebeurt van distaal naar proximaal. Een zwachtelverband aangelegd in spica verdient de voorkeur om een gelijkmatige druk te verzekeren en verschuiven van het verband tegen te gaan.
FIG. 14.30 SPICAVERBAND VAN EEN VOORARMVERWONDING
Bij een conisch (kegelvormig) lichaamsdeel, zoals arm of been, kan een circulair of spiraal aangelegd verband wel gaan verschuiven. In onderstaande fotoreeksen kun je zien hoe stapsgewijs een kruisverband en een spiraalverband van de onderarm aangelegd worden.
Hoofdstuk 14
Revisie - 2002
Ellebogen
FIG. 14.31
W o n d v e r z o r g i n g e n v e r b a n d e n 14.52
Bij een verwonding aan de elleboog wordt het kompres goed ter plaatse gehouden door middel van een uiteenlopend schildpadverband (scharnierverband). Gebruik van een driehoeksverband laat toe het gekwetste lidmaat te ondersteunen..
SCHILDPADVERBAND EN IMMOBILISATIE VAN EEN ELLEBOOGVERWONDING
Een algemeen overzicht van een wonde aan de rechter elleboog.
Bij het aanleggen van het verband vertrek je op de elleboog zelf. De arm van het slachtoffer is hierbij geplooid.
Het eindresultaat is een uiteenlopend schildpadverband of een scharnierverband.
Bij het correct aanleggen van een driehoeksverband, dient de stompe hoek van het verband gericht te worden naar het gekwetste lidmaat.
Het knopen van de 2 scherpe hoeken mag pas gebeuren als er een lichte hoogstand is van de onderarm.
Het driehoeksverband wordt afgewerkt door de stompe hoek om te plooien en te bevestigen met kleefpleister of een veiligheidsspeld.
Er bestaan verschillende manieren om een driehoeksverband aan te brengen. Het basisidee blijft echter steeds gehandhaafd.
Hoofdstuk 14
Revisie - 2002
Handen
4.6
W o n d v e r z o r g i n g e n v e r b a n d e n 14.53
Bij letsels aan de handen wordt gekozen voor een functioneel verband. Het slachtoffer behoudt zo de grijpfunctie van handen en vingers.
FIG. 14.32 VERBAND VAN EEN HANDVERWONDING
Een wonde van de handrug wordt afgedekt met steriele kompressen.
De kompressen worden op hun plaats gehouden door een kruisverband.
Het verband wordt afgewerkt met een circulaire slag rond de pols. Merk op, de duim en vingers kunnen vrij bewegen.
Zijn er echter letsels aan de vingers, moet je overgaan tot het aanleggen van een bokshandschoenverband.
Wonden van vingers en handpalm worden afgedekt met steriele kompressen.
Een zwachtel wordt in de handpalm gelegd en het slachtoffer sluit de vingers.
Een bokshandschoenverband begin je steeds met enkele overlangse omslagen in het verlengde van het lidmaat.
Vervolgens werk je in kruisverband het verband af. Indien de duim niet verwond is, mag deze vrijgelaten worden.
Beëndig het verband met een circulaire slag rond de pols.
Eindresultaat van een functioneel verband van de linker hand en een bokshandschoenverband van de rechter hand.
Hoofdstuk 14
Revisie - 2002
Borstkas en buik
W o n d v e r z o r g i n g e n v e r b a n d e n 14.54
Oppervlakkige wonden aan borstkas, buik en rug worden best afgedekt met voldoende grote kompressen die ter plaatse gehouden worden door middel van kleefpleister. Circulair gebruik van zwachtelverbanden kan immers de ademhaling bemoeilijken.
FIG. 14.33 VERBAND VAN EEN VERWONDING AAN BORST OF BUIK
Oppervlakkige verwondingen van borstkas en buik.
4.3
4.4
Voldoende grote kompressen bedekken de wonden en worden bevestigd met kleefpleister.
Bijzondere verwondingen zoals de ‘zuigende thoraxwonde’, het vreemd voorwerp in de borstkas of buik en verwondingen met uitpuilende ingewanden werden reeds besproken in hoofdstuk 4.
Hoofdstuk 14
Revisie - 2002
Onderste ledematen
W o n d v e r z o r g i n g e n v e r b a n d e n 14.55
De algemene richtlijnen zoals beschreven bij wonden van de armen gelden ook bij letsels van de onderste ledematen.
FIG. 14.34 VERBAND VAN EEN VERWONDING AAN DE ONDERSTE LEDEMATEN
Een bebloede, kapotte broekspijp verbergt een wonde van het onderbeen.
Met een aangepaste schaar kan je de broekspijp inknippen tot boven de wonde.
Zo bekom je een afgebakend werkveld.
Een circulair verband van het onderbeen.Aangelegd van distaal naar proximaal.
Een kruisverband van het onderbeen.
Een scharnierverband van de rechter knie.
Voor verwondingen aan de voeten bestaan verscheidene manieren om verbanden aan te leggen. Om afschuiven van de verbanden te voorkomen eindig je altijd met een circulaire slag boven de enkel.
Een verband van de voorvoet en de voetrug.
Een kruisverband van de voet.
Een volledig omsluitend verband van de voet.
Hoofdstuk 14
Revisie - 2002
W o n d v e r z o r g i n g e n v e r b a n d e n 14.56
BIJZONDERE VERBANDEN
Deze onderstaande tabel is een samenvatting van de bijzondere verbanden.
TA B E L 1 4 . 8
Vreemd voorwerp in het oog 4.5
SOORT
I N D I C AT I E
Stabiliserend verband Drukverband met neerleggen van de patiënt Bedekkend, afsluitend verband met 1 vrije hoek Vochtig bedekkend verband Stompverband samengebruik van verbanden en spalken
Vreemd voorwerp aanwezig Letsel van de grote vaten Zuigende wonde Blootliggen van de ingewanden Amputatie
Er bestaat een techniek om een penetrerend voorwerp in het oog beschermend af te dekken. Bedek de wonde met steriele compressen, vervolgens immobiliseer je het vreemde voorwerp met 2 zwachtels en een bekertje. Het verband fixeren met zwachtelslagen rond het hoofd, zonder druk uit te oefenen. Dit is een uitzonderlijke techniek.
FIG. 14.35 VERBAND VAN EEN VERWONDING VAN HET OOG MET EEN VREEMD VOORWERP
Vreemd voorwerp niet verwijderen.
Ook het niet gekwetste oog afdekken om de oogbeweging te beperken.
Zo steriel mogelijk afdekken zonder druk.
Hoofdstuk 14
Revisie - 2002
Amputatie van een lidmaat 4.6
P s y c h o l o g i s c h e s t r e s s 14.57
In hoofdstuk 4.6 heb je al gezien hoe de handelswijze is bij een slachtoffer met een amputatie van een lidmaat. Ook de behandeling van het geamputeerde of afgerukte lichaamsdeel werd daar uitvoerig besproken.
FIG. 14.36 VERBAND VAN EEN GEAMPUTEERD LIDMAAT
8.1
Breng de amputatiestomp in hoogstand.
Breng grote wattenkompressen aan op de stomp en leg met 2 hulpverleners-ambulanciers een stompverband aan.
Na de overlangse slagen begin je in kruisverband van distaal naar proximaal te windelen. Indien nodig moet het bovenliggend gewricht overbrugd worden.
Een drukverband van de rechter onderbeenstomp. Hou het lidmaat in hoogstand.
In hoofdstuk 8.1 staat beschreven hoe je moet handelen bij brandwonden. In het stroomdiagram van de eerste minuten wordt na het veiligheidsaspect en de eerste beoordeling terecht aandacht gegeven aan het koelen van de brandwonden. Voor het vervoer van slachtoffers met brandwonden kunnen naast vochtige steriele doeken: hydro-gel verbanden gebruikt worden.
Hoofdstuk 14
Revisie - 2002
P s y c h o l o g i s c h e s t r e s s 14.58
14.6 Psychologische stress in de dringende geneeskundige hulpverlening bij slachtoffers, familieleden, kennissen en hulpverleners
INLEIDING
Bij een ernstig voorval met al dan niet een belangrijk aantal slachtoffers, wordt in de eerste plaats aandacht besteed aan de lichamelijke letsels van de slachtoffers. Nochtans leert de ervaring dat de sociale, psychologische en materiële gevolgen eveneens belangrijk kunnen zijn zowel voor de rechtstreeks als de onrechtstreeks getroffenen. Hier moet je als hulpverlener-ambulancier rekening mee houden. Naast de lichamelijke zorgen is het nodig om maatschappelijke (sociale) en geestelijke steun te bieden aan allen die in een ernstig voorval zijn betrokken. Dit moet mensen toelaten gemakkelijker het hoofd te bieden aan de eventuele psychische moeilijkheden die zij kunnen ondervinden. Het aanvaarden gedurende de laatste jaren van de begrippen crisispsychologie en slachtofferhulp en hun toepassingen tijdens ernstige voorvallen hebben de overheid en het brede publiek gevoelig gemaakt voor deze vorm van hulpverlening. Het doel hierbij is de emotionele reacties, die volgen op uitzonderlijke omstandigheden, te beheersen en terug te laten normaliseren. Het is belangrijk maatregelen te treffen die de negatieve gevolgen van een stresserende gebeurtenis opvangen. Ook de stress van de hulpverleners die onderworpen worden aan emotionele spanningen mag niet onderschat worden. In dit hoofdstuk zal je leren hoe de gevolgen van een traumatische gebeurtenis kunnen beperkt worden zowel bij de slachtoffers, hun familie als bij de hulpverleners.
ENKELE BEGRIPPEN
De stress
Stress ontstaat uit een toestand waarin het evenwicht van de fysiologische functies in het lichaam is verstoord door te grote lichamelijke of geestelijke spanning. Het zijn nuttige reacties, die energie vrijstellen,afweermechanismen in werking doen treden en aanzet tot handelen.
Hoofdstuk 14
Revisie - 2002
P s y c h o l o g i s c h e s t r e s s 14.59
Deze reacties hebben bij het slachtoffer een uitwerking op verschillende niveaus (vlakken). Het doel of het nut van dergelijke reacties is om de aandacht toe te spitsen op de bestaande alarmtoestand en alle bijkomstige gedachten te onderbreken. Dit moet toelaten een evaluatie van de situatie te maken en een adequaat besluit te vormen: slechts het uiterst noodzakelijke, het onontbeerlijke wordt overwogen en uitgevoerd. Deze stressreacties vragen veel energie en het organisme moet zich kunnen herstellen door terug energie op te laden. Wanneer de gebeurtenissen te hevig of te talrijk zijn, zich teveel herhalen, of indien de herstelperiode te kort is, zullen deze crisissen tot uitputting leiden en de aanpassingsmogelijkheden van het organisme overtreffen. De stress werkt dan eerder nadelig, schadelijk, ongunstig en remmend. Stress is dus een fenomeen met vele facetten: het kan positief werken en toelaten om het hoofd te bieden aan moeilijke situaties, maar het kan ook een remmende en negatieve invloed hebben. Zowel op het lichamelijke als op het geestelijke vlak kan stress een ernstige weerslag hebben op de gezondheid van de betrokkene. De betrokkene
Elke persoon die fysische, psychologische, sociale en/of materiële gevolgen van een gebeurtenis ondergaat, is een betrokken persoon. Men moet een onderscheid maken tussen de rechtstreeks betrokkenen (gewonden, niet-gewonden van hetzelfde voorval, getuigen en aanwezigen op de plaats van het gebeuren) en de onrechtstreeks betrokkenen (samenwonenden, familie, sociale en professionele omgeving). Vooral deze laatste kunnen zeer talrijk zijn.
De mogelijks traumatische gebeurtenis
Een schokkende gebeurtenis wordt omschreven als een ernstig en onverwacht voorval waarbij de dood of de kans op overlijden een rol speelt. Indien een schokkende gebeurtenis schadelijke gevolgen heeft voor het individu spreekt men van een traumatische gebeurtenis. Sommige auteurs hebben lijsten opgesteld van traumatische gebeurtenissen volgens de graad van belang of ernst. De stressreacties kunnen echter ook het gevolg zijn van gebeurtenissen die behoren tot het alledaagse leven en die voor het merendeel van de mensen niet erg storend zijn. Bovendien blijkt dat de meest uitzonderlijke gebeurtenis niet noodzakelijkerwijze moet leiden tot het ontwikkelen van een stressprobleem. Het is dus zeer moeilijk om traumatische gebeurtenissen en ervaringen te rangschikken volgens hun risico op het ontwikkelen van schadelijke gevolgen. Belangrijk om te onthouden is, dat eenzelfde gebeurtenis schadelijke gevolgen kan veroorzaken bij de ene betrokkene, maar daarom nog niet bij de andere. In onderstaande tabel 14.9 volgen een aantal algemene kenmerken om te bepalen wat een traumatisch voorval is
. TA B E L 1 4 . 9 K E N M E R K E N V A N E E N T R A U M AT I S C H E G E B E U R T E N I S
• de gebeur tenis doet zich voor buiten de wil van de persoon en was niet te voorzien • zij veroorzaakt een grote angst • zij veroorzaakt een sterk gevoel van bedreiging van de eigen veiligheid • zij veroorzaakt een gevoel van machteloosheid
Hoofdstuk 14
Soorten stressreacties
P s y c h o l o g i s c h e s t r e s s 14.60
Revisie - 2002
Zoals wij hebben vermeld, is stress een positief gegeven dat middelen vrijstelt, maar stress kan ook negatieve invloeden hebben. De stressvormen die optreden kunnen worden onderverdeeld in 2 tijden: • Enerzijds de stress op korte termijn of acute stress, • Anderzijds de stress op lange termijn. De posttraumatische stress (PTSD = Post Traumatic Stress Disorder) en de ‘burn-out’ behoren tot deze laatste groep. Acute stress treedt tezelfdertijd of kort na de schokkende gebeurtenis op. De PTSD treedt eveneens op naar aanleiding van één specifiek incident, maar de symptomen komen pas na dagen, maanden of zelfs jaren tot uiting. In tegenstelling tot de acute stressreactie en de posttraumatische stress wordt de ‘burn-out’ niet veroorzaakt door één enkele gebeurtenis; ze is het gevolg van aanhoudende blootstelling aan kleine stresserende feiten en ze ontwikkelt zich over een periode van jaren. Voorbeelden van stresserende gebeurtenissen zijn vermeld in onderstaande tabel 14.10:
TA B E L 1 4 . 1 0 E N K E L E V O O R B E E L D E N VA N S T R E S S E R E N D E G E B E U R T E N I S S E N
• • • • • • • • • • •
de dood van een collega bij een tussenkomst een zware verwonding van een collega de dood van een kind bij een poging tot redding een zware verwonding van een kind de dood van een bekend slachtoffer de dood van een slachtoffer na een langdurige reddingsoperatie het falen van een reddingspoging een zware verwonding van een kennis het zelf oplopen van zware letsels het overlijden van het slachtoffer tijdens de hulp (falen van de opdracht) teveel zwaargewonde slachtoffers voor het aantal beschikbare redders (toestand van ramp)
S TRESSREACTIES
OP KORTE TERMIJN
De acute stressreacties kunnen zich uiten op lichamelijk (fysisch) vlak en op geestelijk (psychisch) vlak. Op lichamelijk vlak komen misselijkheid, beven en een verdoofd gevoel vaak voor. Op geestelijk vlak zijn verwardheid, concentratieproblemen, slaap- en eetstoornissen kort na een ‘schokkende gebeurtenis’ niet ongewoon. Onthou hierbij dat het vaak normale reacties zijn op een ongewoon voorval. Zij komen voort uit het aanpassingsproces aan de uitdaging van bijvoorbeeld een ramp en zijn geen tekenen van zwakte of geestelijke ziekte.
Hoofdstuk 14
Revisie - 2002
P s y c h o l o g i s c h e s t r e s s 14.61
Indien deze reacties geen acute fysische en psychologische problemen stellen en niet te lang aanslepen, vereisen zij geen professionele tussenkomst en vormen zij geen gevaar voor de gezondheid en het welzijn. DE
GEVOLGEN VAN STRESS OP LANGE TERMIJN
Men kan de uitwerking van stress op lange termijn onderverdelen in verschillende klassen: • de fysische tekenen, • de psychische tekenen met denk- en gedragsstoornissen, • de veranderingen in levensgewoonten. In tegenstelling tot de acute stressreacties zijn de stressreacties op lange termijn (tabel 14.11) schadelijk en ze vereisen dan ook professionele hulp.
TA B E L 1 4 . 1 1 S T R E S S R E A C T I E O P L A N G E T E R M I J N
De fysische tekenen
hoofdpijn, slapeloosheid, maag- darmstoornissen, spierkrampen, vage har tklachten, rugpijn, huiduitslag, voor tdurende lichamelijke vermoeidheid, …
De psychische tekenen ontevredenheid, agressiviteit, concentratiestoornissen, verminderde eetlust, vraatzucht, geheugenverlies, verminderde motivatie, gedaalde voldoening, gedaalde zin voor verantwoordelijkheid, overdreven geldingsdrang op het werk, in zichzelf gekeerd zijn, onverdraagzaamheid, neerslachtigheid, bedroefdheid, smar t, … De veranderingen in levensgewoonten
echtscheiding, opgeven van vrijetijdsbesteding en ontspanning, overmatig gebruik van tabak, koffie, drugs, risicovol gedrag, toegenomen kans betrokken te zijn bij ongevallen, verminderde productiviteit, teruggetrokkenheid ten opzichte van de dienst of collega’s, abnormaal veel werkverzuim wegens ziekte (absenteïsme), …
ACTIES VOOR DE BETROKKENEN: S L A C H T O F F E R S , FA M I L I E , K E N N I S S E N
De noden van de slachtoffers
In een stresssituatie worden de noden van de slachtoffers gerangschikt volgens belang. In tabel 14.12 vind je die noden en de wijze waarop je eraan tegemoet kan komen.
TA B E L 1 4 . 1 2 D E N O D E N V A N D E S L A C H T O F F E R S
• • • •
fysieke veiligheid hulp en geneeskundige verzorging materiële hulp of comfor t onder de vorm van warmte, rust en voeding foutloze, zo volledig mogelijke en verstaanbare informatie om onbegrip, misverstanden en geruchten tegen te gaan • familiale en sociale ondersteuning om het gevoel van eenzaamheid op te heffen • empathie van de hulpverlener met het slachtoffer • het ver trouwen en het vermogen tot handelen herwinnen om het gevoel van machteloosheid tegen te gaan
Hoofdstuk 14
De rol van de hulpverlener
Revisie - 2002
P s y c h o l o g i s c h e s t r e s s 14.62
Enkele raadgevingen die de hulpverlener toelaten om de eerste opvang van een slachtoffer te verzekeren tijdens de redding (tabel 14.13) en na de redding (tabel 14.14).
TA B E L 1 4 . 1 3 V A A R D I G H E D E N T. O . V. S L A C H T O F F E R S , TIJDENS DE REDDING
• Praat met het slachtoffer om hem of haar in te lichten en gerust te stellen. Zeg wie je bent, waar je bent. Situeer t het voor val in tijd. Dit is bijzonder belangrijk indien het slachtoffer gewond is of tijdelijk bewusteloos was. • Zeg wat je van plan bent alvorens te handelen, om te vermijden dat slachtoffer schrikt, vooral wanneer ze angstig zijn. • Geef informatie over uw handelingen opdat het slachtoffer actief zou meewerken. • Bescherm de persoonlijke bezittingen van het slachtoffer, zonder onnodige handelingen te verrichten. • Moedig het slachtoffer aan om zich te uiten. • Wees eerlijk: elke leugen veroorzaakt verwikkelingen. Je moet niet in bijzonderheden treden, maar alles wat je zegt moet juist zijn. Wanneer je niet zeker bent, verdient het de voorkeur dit te zeggen, boven het verstrekken van foute info. • Hoed je voor ondoordachte uitspraken. • Vermijd spot of het gebruik van galgenhumor in aanwezigheid van slachtoffers. • Spreek niet over slachtoffers met andere hulpverleners in het bijzijn van slachtoffers. • Beoordeel niet of een gebeur tenis, voor een slachtoffer ernstig is in beleving of niet. hoor hoe het slachtoffer het beoordeelt. • Respecteer de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
TA B E L 1 4 . 1 4 V A A R D I G H E D E N T. O . V. S L A C H T O F F E R S E N FA M I L I E ( N A B E S TA A N D E N ) , N A D E R E D D I N G
• Neem op een rustige, beleefde en geruststellende manier contact. • Wees klaar en duidelijk in je benadering en je voorstellen, om opnieuw op een begrijpelijke wijze richtpunten aan te bieden die een gevoel van herwonnen stabiliteit bezorgen. • Wees begrijpend, vriendelijk en geruststellend. • Aarzel niet het slachtoffer gerust te stellen door een beschermende lichamelijke aanraking. Neem indien nodig bv het slachtoffer in je armen bij het troosten. • Laat de personen hun gevoelens, hun gedachten, hun emotionele reacties vrij uiten, opdat zij geleidelijk de gevoelens die veroorzaakt werden door het gebeuren terug kunnen beheersen. • Stel de angstige personen zoveel mogelijk gerust. • Houd de slachtoffers zoveel mogelijk samen in een rustige en veilige omgeving waar ze kunnen samenkomen met derden. • Maak vriendelijke maar eerbiedige gebaren. • Verwijder storende personen zo snel mogelijk, want zij kunnen onrust veroorzaken in de groep. • Indien de emotionele reacties van een slachtoffer zorgen baar t, verwijs hem of haar door naar de psychosociale diensten. • Bevorder alle initiatieven die de slachtoffers toelaten hun zelfbeheersing terug te winnen. • Geef de personen ongevaarlijke taken, vooral de hyperactieve. • Hou de familie en (aanwezige) kennissen op de hoogte van de hulp- en verzorgingsmaatregelen die geboden worden aan het slachtoffer. Het gebrek aan informatie meedelen, is ook reeds een belangrijk gegeven. Verstrek binnen je bevoegdheden regelmatig juiste en toetsbare inlichtingen. Indien je dit niet doet, zullen nabestaanden en vrienden zich vastklampen aan elk “gerucht” dat de ronde doet. • Bescherm de slachtoffers tegen een opdringerige belangstelling van de media • Respecteer t ieders recht en vermijdt inmenging in een familie.
Hoofdstuk 14
Revisie - 2002
P s y c h o l o g i s c h e s t r e s s 14.63
De tabel 14.15 toont je wat je moet vermijden bij contacten met slachtoffers, familie, kennissen en nabestaanden:
TA B E L 1 4 . 1 5 W AT T E N A L L E P R I J Z E M O E T V E R M E D E N W O R D E N
• Zedenpreken houden, de mensen dooreenschudden, zeggen: “Ik heb dat ook al beleefd…”. • Zeggen dat hun eerste reactie abnormaal is. • Aan de persoon bevelen “te ontwaken”, hem zeggen dat hij “van slag” is. • Valse geruststellingen geven of het traumatisch voor val minimaliseren: “ Alles gaat goed, trek het u niet aan, de tijd heelt de wonden, het is niet erg,…”. • Medicatie of alcohol toedienen om storende gevoelens te onderdrukken. • Neem geen persoonlijke beslissingen.
D E B E T RO K K E N H E I D VA N D E HULPVERLENERS: HUN EIGEN STRESS
De meerderheid van de redders zullen tijdens een tussenkomst juist reageren dank zij hun opleiding, vorming en ervaring. Dit wil zeggen dat zij op een doeltreffende wijze het hoofd kunnen bieden aan een stresstoestand en hun reactie onder stress positief kunnen aanwenden. Nochtans kent elke tussenkomst een lichamelijk en geestelijk prijskaartje dat moet betaald worden. Er moet voldoende aandacht besteed worden aan factoren zoals rust, hygiëne, voeding, kleding en debriefing. Zolang de toestand onder controle is en zolang de arbeidsbelasting binnen bepaalde grenzen blijft, zal alles goed verlopen en zullen de stressreacties positief zijn. Indien de toestand of werkdruk uit de hand lopen, kunnen sommige redders zeer snel negatieve stressverschijnselen vertonen. Dit zijn “normale tekenen” in een situatie die “abnormaal” is. Wanneer de hulpverlener goed omkaderd is, zal deze snel zijn optimale efficiëntie herwinnen. De reacties van hulpverleners tegenover stress
Zoals we reeds eerder aangehaald hebben, is het belangrijk te beklemtonen dat de reacties van personen die geconfronteerd worden met een schokkend voorval, normale reacties zijn als je rekening houdt met de abnormale toestand waarmee zij in aanraking komen. Dit geldt niet alleen voor slachtoffers en verwanten, maar ook voor hulpverleners. Bij hulpverleners zul je zien dat sommigen hun reactie tegen stress beheersen en zij behouden dan ook een aangepast gedrag. De meeste zullen moeilijk hun stress beheersen en zullen omkadering nodig hebben om operationeel te blijven. De opvang door de groep speelt hierbij een zeer belangrijke rol. Een minderheid kan tekenen van traumatische stress vertonen die een belangrijke zorg vergen. Deze tekenen van ernstig ongemak zoals protesthouding, geestelijke afwezigheid, verlamming of onbeheerste opgewondenheid kunnen enkele minuten tot meerdere uren duren.
Hoofdstuk 14
Revisie - 2002
P s y c h o l o g i s c h e s t r e s s 14.64
Op lange termijn kan een traumatisch voorval geestelijke, emotionele en lichamelijke littekens nalaten. Het is normaal dat een zekere tijd nodig is voor het aanvaarden en verwerken van een traumatisch voorval. Er bestaat echter geen algemene stelregel voor. Sommige toestanden worden nooit vergeten en als hulpverlener zul je er soms blijvend aan herinnerd worden. Het kan dus normaal zijn dat volgende tekenen gedurende verschillende weken optreden (tabel 14.16).
TA B E L 1 4 . 1 6 N O R M A L E R E A C T I E S D I E E N K E L E W E K E N K U N N E N A A N H O U D E N N A E E N T R A U M AT I S C H V O O R V A L
• • • • • • • • • • • • • • • • • •
nachtmerries of dromen over het voor val slaapstoornissen dwanggedachten over het voor val flashbacks (herleven van het voor val) dezelfde gevoelens er varen als tijdens het voor val (herhaling van de stressreactie) alle herinneringen aan het voor val vermijden moeite hebben om het incident te vergeten of te verdringen een onbedwingbare behoefte hebben om over het voor val te praten de indruk hebben geen toekomst meer te hebben onmogelijk zijn gevoelens kunnen uiten de indruk hebben veranderd te zijn, niet meer dezelfde te zijn in zichzelf gekeerd zijn overgevoelig of hyperactief zijn vermoeid zijn, zich lange tijd uitgeput voelen concentratiestoornissen, denkstoornissen opvliegend zijn schuldgevoelens hebben …
Wanneer deze problemen te lang aanhouden, moet je erover praten met collega’s die hetzelfde beleefd hebben of met de arbeidsgeneesheer. Soms is het nodig een specialist te raadplegen die vertrouwd is met het milieu van de hulpverleners. Voorzorgsmaatregelen
Wij maken een onderscheid tussen primaire en secundaire voorzorgsmaatregelen. Primaire voorzorgsmaatregelen worden genomen voor de actie, terwijl secundaire voorzorgsmaatregelen aangewend worden tijdens en na de actie. DE
PRIMAIRE VOORZORGSMAATREGELEN
Enerzijds is er de technische vorming van de hulpverleners, de regelmatige oefeningen en hun ervaring. De oefening en het “professionalisme” (kennis van standaardregels en details) zijn één van de beste voorzorgen tegen negatieve stress. Maar dit volstaat niet. In onderstaande tabel (14.17) vind je basiselementen die je kunnen helpen bij de persoonlijke beheersing van stress.
Hoofdstuk 14
Revisie - 2002
P s y c h o l o g i s c h e s t r e s s 14.65
TA B E L 1 4 . 1 7 P R I M A I R E H U L P M I D D E L E N V O O R S T R E S S B E H E E R S I N G
• een goede en voldoende nachtrust • een evenwichtige levenshygiëne, evenwichtig leven, voldoende ontspanning naast het beroepsleven • wanneer men in goede fysieke conditie is, kan men beter de fysische uitwerking van stress zoals stijging van har tfrequentie en ademhalingsfrequentie beheersen. Regelmatig spor ten en oefenen is dus belangrijk • de vochtvoorziening en voeding: gezien het aanzienlijk vocht- en energieverbruik in een toestand van stress, is het belangrijk voldoende te drinken en te eten • de groepsgeest van het korps: de kwaliteit van de samenhang van de groep en van de sociale ondersteuning is de beste manier voor de bescherming van de enkeling en van de groep op het geestelijke vlak • de familie ver trouwd met het werk van de hulpverlener, vormt vaak een ideale basis waarop kan teruggevallen worden bij eventuele spanningen. Een hechte familieband is een waarborg om zich te kunnen ontspannen na een crisissituatie of ramp • kennis van de symptomen van stress en ver trouwd zijn met het begrip traumatisch voor val laten toe sneller te handelen en bijgevolg het probleem te beheersen • weten wat voor jezelf ‘zwakke punten’ zijn, zodat je zelf of je collega’s hiermee rekening kunnen houden
DE
SECUNDAIRE VOORZORGSMAATREGELEN
Deze maatregelen moeten de hulpverlener ondersteunen gedurende en na de stresserende gebeurtenis om nadelige stressreacties te vermijden. Voorbeelden van deze maatregelen zijn gebundeld in onderstaande tabel 14.18:
TA B E L 1 4 . 1 8 V O O R Z O R G S M A AT R E G E L E N T. O . V. V A N D E G R O E P
• bij de organisatie op het terrein zijn eenvoudige en klare opdrachten het beste middel om de normale stress van de tussenkomst te beheersen • indien mogelijk moet men de stresserende opdrachten beperken tot een maximum van twee uren • rustpauzes van een kwar tier voorzien om de twee uren • de emotionele ondersteuning is belangrijk. In de mate van het mogelijke en in functie van de ernst van de tussenkomst moet men de volgende voorzieningen ter beschikking stellen van de hulpverleners: - een afzonderlijke zitplaats, beschut tegen het guur weer en buiten het gezichtsveld van de media en de slachtoffers - een samenkomst met collega’s of personen die iets gelijkaardig meegemaakt hebben voorzien - psychologisch geschoolde ver trouwenspersonen. • een overgangsperiode en een terugkeer naar het normale is belangrijk om een eerste balans op te maken van de tussenkomst. Deze balans kan technisch zijn en/of meer gericht zijn op de (emotionele) belevenissen tijdens de tussenkomst Soms is het nodig om een “emotionele debriefing” te voorzien vlak na of tijdens een rampgebeuren. Dit gebeur t dan ook best in aanwezigheid van een deskundige
Hoofdstuk 14
Revisie - 2002
P s y c h o l o g i s c h e s t r e s s 14.66
Als hulpverlener-ambulancier heb je al geleerd dat de geestelijke draaglast van een persoon groter kan zijn dan zijn of haar draagkracht. Naast de lichamelijke verzorging moet je dan ook aandacht besteden aan de psychische ondersteuning van het slachtoffer. Door de routine van de dagelijkse tussenkomsten denken de hulpverleners in de eerste plaats aan hulpverlening aan anderen, soms ten nadele van hun eigen geestelijke gezondheid. Nochtans wordt in de opleiding tot hulpverlener-ambulancier beklemtoond dat naast de technische en lichamelijke aspecten van een tussenkomst ook de geestelijke zelfbescherming belangrijk is. In een rampsituatie is het niet anders. Het kunnen delen van je gevoelens met anderen kan hierbij zeer heilzaam zijn. De kans om verwond te geraken door een kogel kun je verkleinen door het dragen van een kogelvrije vest. Om je te beschermen tegen de nadelige gevolgen van stress, kun je enkel terugvallen op andere personen. Gelukkig is men zelden alleen tijdens een tussenkomst.
ENKELE RAADGEVINGEN
Hieronder staan samengevat attitudes die hoe dan ook moeten vermeden worden en raadgevingen voor jezelf.
TA B E L 1 4 . 1 9 R A A D G E V I N G E N V O O R J E Z E L F N A E E N T R A U M AT I S C H V O O R V A L
• Sluit je niet in jezelf op, aanvaard spanningen en emoties. • Spreek over het incident zolang als nodig, laat je emoties de vrije loop. • Verwacht niet dat de herinneringen snel zullen verdwijnen. Geef jezelf voldoende tijd om wat je beleefd hebt te verwerken. • Denk eraan dat verschijnselen van stress na een traumatisch incident normaal zijn. • Probeer het normale levensritme weer op te nemen. • Breng zo veel mogelijk tijd door met je familie, leg hen uit wat je hebt beleefd. • Let op met overdreven gebruik van koffie, tabak, alcohol, medicatie: dit kan de symptomen wel verminderen, maar ze lossen de oorzaak niet op. • Doe zoveel mogelijk aan spor t, eet gevarieerd en evenwichtig. • Informeer je over het incident en de gevolgen. • Neem deel aan de nabesprekingen van het incident (debriefing). • Herneem zo snel mogelijk je professionele activiteiten. • Neem deel aan de rouwplechtigheden na het overlijden van een collega tijdens een tussenkomst. • Als je je machteloos voelt, zoek steun en praat erover. De tijd wist immers geen traumatiserend herinneringen uit als je deze verdringt of afweer t.
Je rol als collega is van groot belang in het verwerken van stress. Je openheid, je luisterbereidheid en je aanwezigheid zijn de beste steun voor een collega die tijdelijk in de problemen zit. In tabel 14.20 en 14.21 enkele basisregels die je moeten toelaten om een steun te zijn voor een collega met stress.
Hoofdstuk 14
Revisie - 2002
P s y c h o l o g i s c h e s t r e s s 14.67
TA B E L 1 4 . 2 0 R A A D G E V I N G E N V O O R S T E U N A A N C O L L E G A’ S
• Informeer je over het voor val of de bron van stress om beter de reacties van je collega te begrijpen. • Spreek je collega aan tijdens koffiepauzes, ontspanningsmomenten,… • Vel geen oordeel over het voor val of de reacties: je kan zelf niet voelen wat de andere er varen heeft. Aanvaard zijn of haar gevoelens (kwaadheid, schaamte, schuldgevoel, droefheid, teleurstelling). Wees objectief en help je collega die gevoelens te begrijpen. • Luister naar wat de andere zegt. Geef aandacht en interesseer je voor wat hij of zij meegemaakt heeft. • Moedig je collega aan om te praten. Hou er rekening mee dat een teruggehouden of in zichzelf gekeerd gedrag vaak voor komt. • “Leg me uit wat er gebeurd is, dat moet verschrikkelijk geweest zijn voor jou, ben je al eens in contact geweest met een dergelijke situatie?,” zijn enkele eenvoudige, maar belangrijke woorden. • Aanvaard de gevoelens, laat je niet afschrikken door tranen of stille momenten. • Ken je grenzen, eerbiedig het ver trouwen dat je collega je geschonken heeft, doe geen beloftes die je niet kunt waarmaken. • Respecteer de ver trouwelijke mededelingen.
TA B E L 1 4 . 2 1 W AT J E M O E T V E R M I J D E N
• • • •
een autoritaire stijl (“herpak je, het is niets,…”) veroordelen (“je had de richtlijnen moeten volgen,…”) zedenpreken houden (“wij deden enkel ons werk,…”) iemand als ziek beschouwen (“je bent ziek, zoek eens een psychiater op,…”) • minimaliseren van de feiten, gevoelens,…(“het is zo erg niet, morgen zal het al veel beter gaan,…”)
CONCLUSIE
De laatste jaren zijn zowel de overheid als de bevolking gevoelig geworden voor de noodzaak van crisispsychologie en slachtofferhulp in de aanpak van een ernstig voorval. Daarbij dient aandacht gegeven te worden aan alle betrokkenen. Ook de betrokkenheid van de hulpverleners, het beheersen van stress en de posttraumatische stress (PTSD) evenals burn-out worden algemeen aanvaard.