1
Global Villains – een wetenschapsbijlage over criminaliteit en globalisering
2
Global Villains – een wetenschapsbijlage over criminaliteit en globalisering
Inhoudsopgave Editorial: De Wortel van het Kwaad Door Coco Kanters & Laura Hompus
4
Uw Inzicht: Brieven van onze lezers Door Irfaanah Pahladsingh
6
Criminele Column Door Charlotte Roelofs
7
Hoogmoed: Ontwikkeling als Misdaad Door Coco Kanters
8
Hebzucht: Terug van nooit weggeweest Door Irfaanah Pahladsingh
13
Alles op een Rijtje: Een Line-up van ’s Werelds grootse Schurken Door Suzanne Scheifes
17
Lust: Biodiversiteit: Fragieler dan Gedacht? Door Charlotte Roelofs
20
Jaloezie: Eén wet voor allen, allen voor één wet Door Laura Hompus
25
Recensie: Aandacht voor het Milieu Door Jurriaan Cohrs
29
Gulzigheid: Transnationale Misdaadorganisaties de Gevolgen van Globalisering Door Suzanne Scheifes
31
Luiheid: Illegaal versterkt Broeikaseffect Door Jurriaan Cohrs
36
Colofon
41
3
Global Villains – een wetenschapsbijlage over criminaliteit en globalisering
Editorial: De Wortel van het Kwaad De Wortel van het Kwaad
G
oed en kwaad staan in de menselijke verbeelding lijnrecht tegenoverelkaar: de mens beweegt zich tussen beide categorieën. We hebben een engeltje en een duiveltje aan weerszijden van ons hoofd. Naar wie je besluit te luisteren, bepaalt of je in de voetsporen van moeder Theresa treedt, of in die van Jack the Ripper. Om een onderscheid te maken tussen de twee verschillende stemmen werd er gezocht naar een richtlijn: wat is goed en wat is kwaad? Vanuit deze vraag ontstonden de Zeven Zonden. Verschillende overleveringen vertellen van het bestaan van deze Zeven Hoofdzonden. In de Middeleeuwen werden ze een populair instrument van de Christelijke kerk: aan het begaan van elke zonde kleeft een gruwelijke hellestraf. Vroom zijn was de enige mogelijkheid om hieraan te ontkomen. Dit schrikbeeld erkennen we anno 2008 niet meer. En dat is maar goed ook, want nog steeds maken zeven miljard mensen zich elke dag schuldig aan een van de zonden. Is het dan zo slecht gestelt met de mensheid? Niet per se. Wanneer je een hoofdzonde 'ervaart', ben je niet direct zondig; dit wordt je pas wanneer je een actie onderneemt die gebaseerd is op de betreffende hoofdzonde. Deze wetenschapsbijlage concentreert zich op deze misdadige acties op mondiaal niveau. Misdaad is echter geen strak omlijnde definititie: de zondige daden worden gepleegd op ontelbaar verschillende manieren en op even zo ontelbaar verschillende niveau's. Nu in het kader van de globalisering tijd en ruimte aan het vervagen zijn, worden er criminele kansen gecreeërd, maar er verdwijnen ook mogelijkheden: wanneer misdaad in aanraking komt met het fenomeen globalisering ontstaat er een complex en dynamisch spel, wat gespeeld moet worden volgens de regels van een nieuwe speeltuin. Door in te zoomen op criminaliteit op globaal niveau kunnen we inzicht ontwikkelen in de verschillende dimensies van globalisering. Illegale handel volgt in de schaduw van de legale handel, het onrechtmatig verwoesten van bossen draagt bij aan het klimaatprobleem, de illegale visvangst toont de vicieuze cirkel van de dalende biodiversiteit en het bestaande onrecht in ontwikkelingslanden laat zien dat de combinatie van globale macht en goede intenties niet altijd goed uitpakt. Zoals de Zeven Zonden in Bijbelse tijden voornamelijke een individuele last waren, zo zorgen de vervagende grenzen van de geglobaliseerde wereld anno 2008 ervoor dat de misdaden die uit de zonden voortkomen omvangrijker zijn dan de Middeleeuwse kerk ooit had kunnen bevroeden. Niet alleen zijn de fysieke grenzen aan het vervagen, ook de diverse wetenschappelijke disciplines – die voorheen onafhankelijk van elkaar de wereld om ons heen theoriseerden – overschrijden hun vakgrenzen. Wij hebben daarom, in een poging recht de doen aan de meerdere facetten van misdaad, gekozen voor een interdisciplinaire invalshoek. De globalisering van wandaden, delicten, vergrijpen en misdaden die voortvloeien uit 'de wortels van het kwaad' wordt belicht vanuit verschillende disciplines die – elk op hun eigen wijze – kleur geven aan het fletse rijtje van zeven woorden. Superbia, ofwel hoogmoed, is de zonde van waaruit alle andere zonden voortvloeien. Het excessieve geloof in de eigen vermogens en het gevoel alsof je het centrum bent van de wereld: iedereen begaat in meer of mindere mate deze zonde. Coco Kanters maakt de westerse hoogmoed expliciet in haar antropologisch artikel over het ontwikkelingsdenken en de impact daarvan op Derde Wereldlanden. De globalisering heeft armoede in deze landen dichtbij gebracht en op de kaart gezet waardoor de aandacht voor ontwikkeling ontstond. Het Westen wordt nu als model voor de toekomst gebruikt: ten onrechte wordt hiermee voorbij gegaan aan het belang van de lokale geschiedenis en culturele verschillen, die essentiëel kunnen zijn voor het bepalen in welke vorm de hulp het meest effectief.is. Het Westerse gevoel voor eigenwaarde heeft niet alleen een uitwerking op ontwikkeling. Geschiedkundige Irfaanah Pahladsingh belicht in haar stuk welk onrecht er is voortgekomen uit de zonde Avarita, hebzucht. Ze beschrijft hoe de hoogmoedige kolonisten handelden uit verlangen naar geld en herinnert ons aan het feit dat de slavenhandel een van de fundamenten vormt van 4
Global Villains – een wetenschapsbijlage over criminaliteit en globalisering
globalisering, terwijl deze globalisering vandaag de dag aan de wieg staat van een nieuw soort mensenhandel. Er bestaat een dubbelzinnig verband tussen globalisering en mensenhandel: alweer balanceert de mens in de mistige ruimte tussen goed en kwaad. De slaven moesten, zoals Pahladsingh aantoont, op de plaats van bestemming hard werken. Het was van belang dat er snel en goedkoop geproduceerd werd om de menselijke Luxuria, ofwel lust, naar goedkopere producten te bevredigen. Charlotte Roelofs duikt in haar artikel in de hedendaagse gevolgen van deze zonde en beschrijft hoe de biologische gevolgen van overbevissing, overmatig gebruik van mest en het illegaal introduceren van diersoorten onoverkoombaar zijn. Roelofs toont aan dat de globalisering van vis- en veeproductie in direct verband staat met de enorme daling van de biodiversiteit: het massale gebruik van sleepnetten verwoest bestaande ecosytemen in de oceanen terwijl overbemesting van gewassen - voor vlezig vee - zorgt voor de vervuiling van rivieren en meren: het lijkt erop dat de waterwereld het grootste slachtoffer is van de globalisering in biologisch perspectief. Laura Hompus onderzoekt in haar stuk hoe wenselijk een universeel strafrechtsysteem is: kan de filosofie van het kosmopolitisme worden vertaald in een rechtssysteem of lijdt de mensheid toch onder de zonde Invidia; gunnen we andere nationaliteiten niet wat we onze landgenoten gunnen? Staat jaloezie in de weg van een universele wet? Hompus betoogt dat dit geen obstakel hoeft te zijn. Globalisering stijgt uit boven de nationale grenzen en de voordelen van een universeel wettenssyteem zijn overtuigend: het oppakken en bestraffen van transnationale misdaadorganisaties, die Suzanne Scheifes in haar artikel beschrijft, wordt zo vergemakkelijkt. Scheifes onderzoekt de invloed van globalisering op transnationale misdaadorganisaties en stelt dat deze invloed in veel opzichten vergelijkbaar is met de invloed die globalisering op handel in het algemeen heeft. De Gula, gulzigheid, naar geld wordt aangewakkerd door het openen van grenzen en mogelijkheden voor transnationale misdaad. Het laatste wetenschappelijke artikel van deze editie komt van onze klimaatfysicus Jurriaan Cohrs die beschrijft hoe de Acedia, gemakzucht, van mensen heeft geleid tot het illegaal kappen van bossen. In plaats van participeren in duurzame, intensievere productiemethoden voor hout en landbouw kiezen mensen voor de illegale kap. Cohrs laat zien welke enorme gevolgen dit heeft op de CO2 in de lucht: een van de belangrijkste oorzaken van de globale klimaatverandering. Naast de wetenschappelijke bijdragen van onze experts bevat deze editie natuurlijk ook de maandelijks terugkerende onderdelen en de brievenpagina, waarin onze lezers hun Ira, woede, uiten over het onrecht in de wereld. De column is dit keer geschreven door biologe Roelofs, die zich verwonderd over het menselijke effect op de theorie van survival of the fittest. Cohrs analyseert twee uiteenlopende documantaires die beide een bijdrage willen leven aan de klimaatverandering: An Inconvienant Truth en Earth. In 'Alles op een rij' telt Scheifes in het kader van de Zeven Zonden maar tot zeven en laat ons kennis maken met de meest verschrikkelijke internationale schurken. Geniet van dit kijkje in de duistere onderwereld! Uw hoofdredactrices, Coco Kanters en Laura Hompus
5
Global Villains – een wetenschapsbijlage over criminaliteit en globalisering
Uw Inzicht: Brieven van onze Lezers Door Irfaanah Pahladsingh
U
w Inzicht is het podium voor de lezer in deze bijlage. Heeft u vragen of opmerkingen of wilt u een reactie plaatsen op een artikel? Stuur dan uw brief naar onze redactie: Global Villains, postbus 666, 3571XX te Utrecht of stuur uw e-mail naar
[email protected], o.v.v. ‘Opinie’. Vermeld duidelijk of u uw reactie eventueel anoniem geplaatst wilt zien. Voor meer reacties van lezers verwijzen we u door naar onze website: www.globalvillains.nl zouden kunnen zijn, moeten zo snel mogelijk gepakt worden en zouden nooit meer mogen Kinderhandel terugkeren in de maatschappij! Ik kan zo kwaad worden op dit soort verdorven types, Graag wil ik reageren op het artikel over het gaat mijn gezonde verstand te boven naar kinderhandel uit de vorige editie. In het artikel de mogelijke beweegredenen van deze staat beschreven dat het exploiteren van mannen. kinderen van alle plaatsen en alle tijden is en Dhr. Piyru dat deze exploitatie in vele vormen voorkomt, zoals kinder-prostitutie, kinderarbeid, kindsoldaatjes en nog veel meer. Om aan kinderen te komen, maken kinder-handelaren misbruik van de armoedige omstandigheden waar de kinderen zich in bevinden, maar ook het roven van kinderen is niet ongewoon. In een rapport van de VN heb ik tevens gelezen dat mensenhandel, en dus ook kinderhandel, naast de wapen- en drugshandel één van de belangrijkste bronnen van inkomsten van de internationaal georganiseerde misdaad is geworden. De huidige snelle transport- en communicatie-mogelijkheden maken deze handel enorm winstgevend. Ik vind het bovendien schrikbarend dat deze handel zich nu ook verplaatst heeft van lokale handel naar internationale handel en dat deze sterk gestimuleerd wordt door de grote vraag naar goedkope arbeidskrachten. Conclusie van het artikel en het VN-rapport: dit allemaal wordt mogelijk gemaakt dankzij mondialisering. Ja, mondialisering is een fenomeen waar vele voordelen aan vastzitten, maar zoals gewoonlijk kunnen ontwikkelingslanden niet mee profiteren en krijgen zij de negatieve gevolgen op hun dak. Kinderhandel is daar maar één treurig voorbeeld van. Mw. Jansen Kinderhandel (2) Al die rijke Europeanen die onder andere naar Thailand afreizen om hun perverse lusten te laten botvieren op meisjes die zo oud als hun eigen dochter of zelfs hun kleindochter 6
Kinderhandel (3) Kinderhandel is een internationaal fenomeen geworden en vraagt daarom ook om een internationaal beleid. Zolang overheden geen maatregelen treffen om het individu, en dan vooral het kwetsbare kind, beter te beschermen tegen vormen van uitbuiting zoals kinderhandel, zal dit een verschijnsel zijn dat niet snel aan zijn einde zal komen. Neem bijvoorbeeld het witwassen van kinderen ter illustratie van dit probleem. Vele kinderen worden gestolen of onder valse voorwendselen weggenomen van hun ouders. Vervalste papieren verbergen de illegaliteit van deze handel en zorgen ervoor dat kinderen in het legale adoptiecircuit terechtkomen, waarbij het belang van het kind niet centraal staat. Zonder beter toezicht zal dit een soort open poortje blijven waardoor nog vele duizenden kinderen verhandeld - en uitgebuit - kunnen worden. Anoniem Voedselcrisis Met de stijgende mondiale prijzen voor graan, rijst, maïs en soja lijden vandaag de dag meer mensen honger dan ooit tevoren. Het aantal mensen dat onder de armoedegrens leeft, is ook nog steeds een groeiend aantal. Voedsel lijkt in ons huidige tijdperk in eerste instantie een verhandelbaar goed te zijn geworden, in plaats van een primaire levensbron. Met verbazing heb ik dan ook de brief van Mw. de
Global Villains – een wetenschapsbijlage over criminaliteit en globalisering
Boer gelezen, waarin zij ondanks deze crisis onverstoorbaar pleit voor meer gebruik van biobrandstoffen. Voor deze biobrandstoffen worden gewassen gebruikt die ook voor menselijke consumptie dienen, waardoor biobrandstoffen ook mede verantwoordelijk zijn voor het opdrijven van de voedselprijzen. Mevrouw, mag ik u erop wijzen dat elke 3 à 4 seconden iemand op de wereld sterft door honger? Heeft u dit feit ook meegenomen in uw pleidooi? Uit liefde voor de medemens geloof ik dat het gepaster is te stellen dat de voedselcrisis momenteel meer voorrang verdient. T. van Huis Etnische conflicten Ik wilde graag een opmerking maken op de anonieme brief uit de laatste bijlage over de toename van etnische conflicten in de wereld.
Door de Westerse media lijken wij alleen maar te worden overspoeld met beelden van Afrika waarbij ondervoede mensen, uitgedroogde vlaktes en etnische conflicten centraal staan, maar wij lijken te vergeten dat Afrika helemaal niet zo eenzijdig is. Ook lijkt af en toe te worden vergeten dat wij door een Westerse bril naar de problemen van Afrika kijken, en met Westerse interpretaties de problemen van het continent proberen te verklaren. Hierdoor weet ik al vrijwel zeker dat de meeste conflicten over één kam geschoren worden, dat wil zeggen, over de kam van ‘etnisch conflict’. Zorgen oliecrises bijvoorbeeld ook niet voor conflicten? Ik geloof dat de werkelijke toename van ‘etnische' conflicten wat lager ligt dan nu beweerd wordt. Mw. Visser
Criminele Column Door Charlotte Roelofs
W
iens hart breekt er niet als er weer een zeehondje genadeloos wordt neergeknuppeld op de Arctische vlakte? De aanblik van het lieve witte vachtje besmeurd met bloed, of nog erger de al gevilde karkasjes, heeft menig maag doen omkeren. Het is een perfect voorbeeld van de pure onschuld van de natuur tegenover de brutale genadeloosheid van de mens. De mens botviert zijn kracht op weerloze fruits of nature. Dat wekt natuurlijk heel wat weerzin op. Hetzelfde met nertsen die worden gekweekt voor het bont, om na hun (meestal erg korte) leven te kunnen dienen als jas voor een rijke dame. Veel demonstraties zijn gevoerd met als doel deze onschuldige diertjes vrij te krijgen. Sterker nog, er hebben zelfs omgekeerde razia's plaatsgevonden, waarbij al de opgesloten slachtoffertjes hun vrijheid terug kregen. Maar aanzienlijk minder 7
tranen worden geplengd over de kippen in de legbatterijen of de varkens die opgepropt in een vrachtwagen van boerderij naar slachterij worden vervoerd. Deze hypocrisie heeft meerdere manifestaties: als je een paar uur naar Animal Planet kijkt, word je gebombardeerd met beelden van zielige honden, katten en (once again) zeehondjes. De voice-over vertelt je dat 'zij je niet kan vertellen hoe bang ze is voor de pelsjagers' en of je zo snel mogelijk zoveel mogelijk geld wil storten. Als je dat namelijk binnen nu en één seconde doet krijg je Snowy gratis opgestuurd. Je zou bijna denken dat ze het geld dat ze in Snowy steken nergens anders voor kunnen gebruiken. De reclames laten je niets zien over gekwelde koeien, ongelukkige varkens of geplukte kippen. En waarom niet? Omdat ze niet voldoen aan het universele beeld van schoonheid, de pure onschuld door middel van schattigheid. Zelfs in de wereld van Animal Rescue gaat het allemaal over uiterlijk.
Global Villains – een wetenschapsbijlage over criminaliteit en globalisering
Ben je niet schattig of pluizig genoeg, jammer dan, dan moet je het zelf redden, zonder organisatie die vecht voor jouw rechten en vrijheid. Maar ben je wel lief en zie je er een beetje aandoenlijk uit, dan drommen meerdere organisaties zich om je heen om jou zo goed mogelijk te beschermen. De redenering die aan de basis die van dit schandelijke gedrag ligt, is ons met de paplepel ingeslagen. In sprookjes leren we dat de gemene heks altijd lelijk en oud is. Terwijl de arme mooie prinses gemeen en oneerlijk wordt behandeld door.. juist, de lelijke stiefzusters. Door deze indoctrinatie krijgen wij het beeld dat de buitenkant de ziel reflecteert, dat lelijke mensen automatisch gemeen, kwaadwillig en duivels zijn. Lombroso hielp hier goed aan mee; hij had het geniale idee dat de criminele intentie af te lezen was aan de hand van de symmetrie van een gezicht. Dat gecombineerd met het feit dat symmetrische gezichten het mooist worden gevonden, is slecht nieuws voor de asymmetrici onder ons. Er is ooit onderzoek gedaan naar terechtstellingen. Het blijkt dat mensen met een asymmetrisch gezicht inderdaad eerder worden veroordeeld dan de misdadigers met perfect symmetrische gezichten. Maar hoe valt dit op te lossen? Er bestaat al zoiets als blind op sollicitatie gesprek gaan. Daar krijgen de bazen alleen maar het dossier van de sollicitant te zien, zodat ze geen rekening kunnen houden met uiterlijk en etnische achtergrond. Misschien moeten we deze lijn doortrekken in de
rechtzaal. Je plaatst dan gewoon een groot windscherm om de beschuldigde heen en hoopt dat geen enkel jurylid door de kiertjes heen kan gluren. Dat is een (beetje absurd) idee, maar het zou kunnen werken, je weet maar nooit. Maar hoe moeten de lelijke eendjes van het dierenrijk zich dan verdedigen tegen dit onrecht? De evolutieleer van Darwin leert ons dat de diersoort die het best is aangepast aan de omgeving de grootste kans heeft om te overleven. De genen die verantwoordelijk zijn voor die aanpassing worden dan doorgegeven aan het nageslacht. Op deze manier worden de zwakkeren er uit gezuiverd en blijven alleen de sterksten over, oftewel survival of the fittest. Nu blijkt dat schattigheid een belangrijke troef is voor dieren die liever willen overleven dan uitgeroeid worden - dát of je moet eetbaar zijn, dan is de overleving van jouw soort ook wel verzekerd, alleen is het leven niet echt van de beste kwaliteit. Tenzij het dier natuurlijk het geluk heeft om als scharrelexemplaar geboren te worden, maar de kans daarop is redelijk klein. Maar dit terzijde.. als je de evolutieleer doortrekt zullen we eindigen in een wereld vol van lieve, pluizige, schattige diertjes. Het is niet meer survival of the fittest, maar survival of the fluffiest. Des te pluiziger je bent des te groter de kans dat je de hypocriete harten van Greenpeace-leden voor je wint, en je van je eigen overleving verzekert. Dus, misbaksels der fauna aller landen, verenigt u en weest schattig!
Hoogmoed: Ontwikkeling als Misdaad Door Coco Kanters If I knew for a certainty that a man was coming to my house with the conscious design of doing me good, I should run for my life... for the fear that I should get some of his good done to me. (Thoreau in Escobar 2004:341)
H
et ontwikkelingsdenken anno 2008 wankelt onder het felle commentaar van critici die het ontwikkelingsdiscours zien als een eurocentrisch en lineair waanbeeld. Het geconstrueerde idee van tijd positioneert ontwikkelingslanden in een 'eerder' stadium van
8
technologische inferioriteit (Arce en Long 2000: 5) zodat het idee ontstaat dat enkele stapjes op de ladder der ontwikkeling de remedie vormt. Dit hardnekkige misverstand legitimeert en organiseert bestaande ongelijkheden, waarmee 'wij' medeplichtig zijn aan het bestaande onrecht in ontwikkelingslanden. In de greep van de westerse hoogmoed worden landen en volkeren gekleineerd en gepositioneerd in een onderdanige houding: ondanks de beloftes van kennis en hulpbronnen wordt het vermogen van de lokale inwoners om voor zichzelf te denken ontkent.
Global Villains – een wetenschapsbijlage over criminaliteit en globalisering
Deze degradatie krijgt vorm in de processen die Fairhead (2000) beschrijft: decivilisering, depolitisering en onteigening. Om deze 'crisis van ontwikkeling' (Escobar 2004:341) te begrijpen is het allereerst van belang om de – vaak vergeten – geschiedenis van het westerse ontwikkelingsdenken te onderzoeken. Vervolgens kunnen we nagaan welke impact dit discours heeft op de betreffende landen en bevolkingsgroepen en hoe valide de argumenten van de voorstanders zijn. Met deze informatie kunnen we een idee krijgen van de mogelijke oplossingen voor de crisis: hoe kunnen we een einde maken aan globale ongelijkheid zonder terug te vallen op eurocentrische en a-historische denkpatronen? Binnen de antropologie bestaat er geen consensus over de weg die ontwikkeling in moet slaan: moet er een ontwikkelingsalternatief komen of een alternatief op ontwikkeling? Dit artikel kan geplaatst worden binnen de laatste categorie en heeft de intentie een bijdrage te leveren aan het vormen van inzicht in een alternatief voor het huidige denkschema: het besef dat er geen universeel recept voor ontwikkeling bestaat. Elk land heeft zijn eigen geschiedenis, cultuur en ideeën van vooruitgang die de westerse hegemonie omzeilen. Deze variëteit aan moderniteiten moet de aandacht krijgen die het verdient (Arce en Long 2000:10), alleen dan kan zich een ontwikkelingsparadigma vormen dat daadwerkelijk ruimte biedt voor hulp.
Historische Context In de de achttiende eeuw raakten mensen door de komst van het industrieel kapitalisme bewust van de acceleratie van de economische, sociale, politieke en culturele ontwikkeling die ze ondergingen. Marx was volgens Leys (2004) een van de figuren die aan de basis stond van de ontwikkelingstheorie met het besef dat de versnelling van sociale evolutie begrepen kon worden door het bestuderen van de geschiedenis. Het gevolg was dat men de kapitalistische maatschappij zag als de uitkomst van een evolutionair proces (Leys 2004:109). Nieuwe theorieën over ontwikkeling werden volop ontwikkeld toen het einde van de kolonisatie naderde in 1945 (Arce en Long 2000:5). Westerse overheersers raakten betrokken bij het moderniseringsproces van hun voormalige kolonies: de landen werden gepositioneerd in een eerder stadium van 9
ontwikkeling, aangezien ze het proces van industrialisatie en technologische vooruitgang nog niet hadden doorlopen was het van wezenlijk belang om ze te helpen deze achterstand in te halen. De academici die de theoretische achtergrond vormden voor dit project zochten naar traditioneel culturele en institutionele obstakels die ontwikkeling in de weg zouden staan (Arce en Long 2000:5). Leys (2004) stelt hierbij dat de context waarin de ontwikkelingstheorieën werden gevormd, sterk van invloed was op de focus van de academici: het fundamentele verband tussen geschiedenis en ontwikkeling werd genegeerd omdat dit betekende dat het werk van Marx serieus genomen moest worden (Leys 2004:110). Dit was ten tijde van de Koude Oorlog iets wat wetenschappers hun baan kon kosten. Er werd volgens Arce en Long (2000) volledig voorbijgegaan aan de historische achtergrond van ontwikkeling en de optie dat er andere vormen van beschaving bestonden voor de koloniale overheersing: de unieke geschiedenis van elk land werd ontkent en een gefabriceerde beschaving naar westers model werd het einddoel (Arce.en.Long.2000:5). Het economische Bretton Woods systeem is ook van belang geweest voor de vorming van de ontwikkelingstheorie (Leys 2004:110). Staten regelen in dit systeem hun interne economie ten einde werkgelegenheid en groei te maximaliseren. De aandacht gaat hierbij overwegend uit naar het managen van de economie; volgens Leys (2004) was het gevolg dat de ontwikkeling van de ex-koloniën ook gericht was op de nationale economische groei. Deze optimistische evolutionaire visie, met economische idealen in de hoofdrol, duurde voort tot begin 1960. Het resultaat van beleid gebaseerd op ontwikkelingstheorieën viel uiteindelijk tegen en critici kwamen in opstand tegen de zelfkritiekloze en ahistorische natuur van de ontwikkelingstheorie (Leys 2004:110). De Medeplichtigheid van Ontwikkeling Het is allereerst van belang te benadrukken dat ontwikkeling niet aan de basis staat van het onrecht in de Derde Wereldlanden.
Global Villains – een wetenschapsbijlage over criminaliteit en globalisering
Ferguson (2002:145) stelt dat ontwikkeling bovenop de al bestaande geo-politieke hierarchieën kwam. Veroveringen, koloniale overheersing, eeuwen van roofzuchtig geweld en economische uitbuiting vormen het fundament van de slechte positie die ontwikkelingslanden innemen (zie ook Pahladsingh, deze uitgave). Het concept van ontwikkeling voorzag wel in de middelen om de ongelijkheid in stand te houden en te legitimeren (Ferguson 2002:145). Illustratief voor dit argument zijn drie processen die (Fairhead 2000) met elkaar koppelt: decivilisering, depolitisering en onteigening. De term decivilisering leent Fairhead (2000) van Hobart en staat voor de separatie van het ontwikkelingsdiscours en zijn subject. Het vermogen van inheemse bevolkingsgroepen om voor zichzelf te denken wordt ontkent: ze worden volgens Fairhead als te dom gezien om dialoog mee te voeren, laat staan om mee te beslissen over de invulling van ontwikkeling. Het ontwikkelingsdenken komt hiermee los van zijn onderwerp (de mens) en als gevolg ook van hetgeen dat we beschaving noemen (Fairhead 2000:100). Depolitisering is afgeleid van het boek de anti-politics machine van Ferguson (1990) en wijst op de separatie van ontwikkeling en de politieke context. Er wordt geen aandacht meer besteed aan bestaande machtsverhoudingen waardoor de politieke en historische problemen van de mensen worden genegeerd (Fairhead 2000:101). Ferguson raakt hiermee de kern van de misvatting in het ontwikkelingsdenken: deze landen hebben een geschiedenis en verkeren niet in een soort oorspronkelijke situatie of periode waaruit een nieuwe start gemaakt kan worden (Irogbe 2005). De term onteigening leent Fairhead van Roe en heeft betrekking op de ecologische hulp: het betoog dat ontwikkelingsorganisaties houden over vermeende ecologische crisissen legitimeert het claimen van beheer over land en hulpbronnen (Fairhead 2000:101). De bevolking wordt als crimineel bestempeld vanwege het lokale landgebruik en wordt regelmatig verdreven uit de.leefomgeving.1
Deze gedwongen ontwikkeling heeft ook psychologische sporen nagelaten: er is een destructieve vorm van zelfmedelijden ontstaan in ontwikkelingslanden (Ferguson 2002:145). De werkelijkheid van ontwikkelingslanden is volgens Escobar (2004:343) getekend door het hardnekkige vertoog van economen, ecologen, voedingsdeskundigen, demografen en dergelijke. Escobar stelt dat de mogelijkheid van de lokale bevolking wordt afgenomen om hun eigen belangen te bepalen, op hun eigen termijn. In de westerse poging om alle problemen uit te roeien, werden ze juist uitvergroot en vermenigvuldigd (Escobar 2004:343).
1
“Living Beyond Our Means: Natural Assets and Human Well-being (Statement of the MA Board)” . New York: Verenigde Naties
In de biologie wordt deze werkwijze aangeduid met de term old profesionalism. Meer hierover in: Millenium Ecosystem Assessment Board (2005)
10
Neoliberale Illusie Voorstanders van het idee van vooruitgang beargumenteren echter dat de problemen van ontwikkeling te maken hebben met het beperkt toelaten van het vrije marktprincipe (Brakman 2004:22). De grenzen moeten simpelweg open naar het neo-liberale model: de overheid draagt niet bij aan een oplossing maar is deel van het probleem (Leys 2004:113). Leys benadrukt dat overheden vaak corrupt, inefficiënt en niet toegewijd aan de ontwikkeling van het land zijn; een afname van de overheids interventie is volgens voorstanders de beste oplossing voor bijvoorbeeld corruptie (Leys 2004:113). Maar volgens Irogbe (2005) heeft het neoliberalisme tot nu toe geen postieve vruchten afgeworpen. Ze stelt dat het verplicht open stellen van de grenzen en het beperken van de overheidsinterventie ontwikkelingslanden sterk afhankelijk maakt van externe, sterkere, economieën. Door de ongelijke politieke en economische relatie tussen de afhankelijke economie en de dominante externe economie wordt de structuur van de afhankelijke economie meer gevormd door de vereisten van de dominante economie dan door de nationale behoeften (Irogbe 2005:42), dit blokkeert de opbouw van een politiek, economisch en sociaal gezond.land.
Global Villains – een wetenschapsbijlage over criminaliteit en globalisering
Een tweede argument voor het openen van de grenzen is de opkomst van China. De Wereld Bank stelt in het rapport van 2002 over globalisering en economische vooruitgang dat de exponentiële groei van China toe te schrijven is aan het realiseren van het vrije markt principe (Kalb 2005:194). Maar China en de overige NIC's demonstreren volgens Leys (2004) juist het tegenovergestelde van het neoliberalisme: dat er een krachtige, systematische economische interventie nodig is die uitgevoerd wordt door een sterke centrale staatsmacht (Leys 2004:120). De Chinese kapitaalstromen lijken bijvoorbeeld volledig open maar staan in werkelijkheid onder strenge controle van de overheid. De Chinese 'openheid' geldt volgens Kalb (2005:194) allereerst voor Chinees kapitaal uit het buitenland, dankzij de wereldwijde diaspora van de Chinese bevolking. We moeten de neiging onderdrukken om de ontwikkeling van het ene land als sjabloon te gebruiken voor een ander land. Hier komt het foutieve liniaire idee van vooruitgang naar voren en wordt er voorbijgegaan aan het belang van de geschiedenis: nu blijkt dat het westerse sjabloon heeft gefaald gaat men weer opzoek naar een nieuwe mal waarin ontwikkeling kan worden gegoten. Ferguson (2002:145) stelt dat de realiteit van armoede wordt beschouwd als een technisch probleem, in afwachting van de oplossing die ontwikkeling zal aandragen. Conclusie Wat valt er nu te concluderen uit het voorgaande? Het huidige ontwikkelingsvertoog heeft geen degelijk fundament: de wortels van het ahistorische gedachtegoed en het evolutionaire idee van vooruitgang zijn nog steeds aanwezig. Wetenschappers als Brakman (2005) wijzen naar China en India als voorbeeld van geslaagde ontwikkeling door het vrije markt principe en passen hiermee opnieuw het – foutieve – ahistorische sjabloon toe. Deze theorie wordt volgens Fairhead (2000) uitgewerkt in ontwikkeling die ongelijkheden organiseert en legitimeert door de stem van de lokale bevolking te negeren, 11
machtsverhoudingen te ontkennen en belerend op te treden. Zo ontstaat er een neerwaartse spiraal die doorbroken kan worden door de ontwikkelingstheorie te verwerpen (Escobar.2004). Een stelsel waarin aandacht voor de lokale bevolking centraal staat kan volgens verschillende auteurs (Escobar 2004; Ferguson 2002,2004; Arce en Long 2000) de eerste stap zijn in het bestrijden van globale ongelijkheid zonder terug te vallen op eurocentrische en ahistorische denkpatronen. Wanneer ontwikkeling 'over de bevolking' gaat in plaats van 'met de bevolking' wordt er al snel een eenzijdig denkbeeld gevormd waarin de complexe realiteit wordt ontkent (Arce en Long 2000). Zoals dit artikel heeft beschreven is deze visie op ontwikkeling niet constructief. Als er ruimte wordt gemaakt voor het besef dat er verschillende manieren bestaan om de werkelijkheid te interpreteren kunnen de valkuilen van ontwikkeling vermeden worden (Escobar 2004; Ferguson 2002,2004; Arce en Long 2000). Een dialoog met de bevolking is hierbij volgens Arce en Long (2000) onvermijdelijk: de uiteenlopende zienswijzen (ofwel moderniteiten) ontstaan vanuit de kern van samenlevingen en kunnen niet opgelegd worden door externe invloeden (Arce en Long 2000:19). Het gevaar van een westerse hegemonie wordt hiermee ontweken. Maar in welke vorm moet die aandacht voor verschillende moderniteiten gegoten worden? Het denken over alternatieven op ontwikkeling vereist volgens Escobar (2004) een transformatie van de bestaande opvattingen over ontwikkeling, moderniteit en economie. Escobar stelt dat sociale bewegingen essentieel zijn in het creeëren van alternatieve visies op de maatschappij omdat ze het bereik en de vorm van mogelijke veranderingen bepalen. Voorstellen voor een nieuw soort ontwikkeling moeten dus gelinkt worden aan het werk van deze bewegingen (Escobar 2004:344). Volgens Escobar zijn sociale bewegingen niet afhankelijk van de staat en beschikken ze over een scala aan lokale kennis. Vanwege de fluïde structuur zijn ze te beschouwen als nomadisch en staan ze dicht bij de dagelijkse problemen van de bevolking (Escobar 2004:344). Omdat ze participeren in het sociaal-culturele leven
Global Villains – een wetenschapsbijlage over criminaliteit en globalisering
worden sociale bewegingen volgens Escobar continue geconfronteerd met verschillende moderniteiten zodat het voor hen onmogelijk is een eenzijdig denkbeeld te handhaven; op het terrein van de sociale bewegingen kan een alternatief op ontwikkeling worden gevormd (Escobar.2004:344). Een transformatie van bestaande opvattingen over de economische conditie is hierbij echter ook van belang (Escobar 2004:344). Arce en Long (2000:8) stellen dat het bestuderen van alternatieve zienswijzen ons in staat stelt met een andere blik naar het huidige mondiale systeem te kijken. Leys (2004:123) sluit zich hierbij aan door te betogen dat ontwikkeling gezien moet worden als het domein van kritisch onderzoek naar de kapitalistische wereldorde (zie ook Hompus 2008, deze uitgave), met noodzakelijke implicaties voor het handhaven van de beschaving in elk werelddeel. Wanneer dit niet gebeurt blijft ontwikkeling volgens Frank (1991, in Leys 2004) beïnvloedt door de huidige wereldorde van een onaantastbaar vrije markt principe. Frank (1991, in Leys 2004) stelt dat het focussen op alleen nationale ontwikkeling niet langer mogelijk is in de omstandigheden van de opkomende
wereldmarkt. Frank onderbouwt zijn idee door te wijzen op de schulden die ontwikkelingslanden moeten afbetalen, waardoor er slechts 'ontwikkeling van het onderontwikkelde' mogelijk is door de 'desinvestering' in infrastructuur en kapitaal, met het verlies van concurrentievermogen in de wereldmarkt als gevolg (Frank 1991 in: Leys 2004). De nieuwe ontwikkelingstheorie moet volgens Frank gebaseerd zijn op een theorie van de wereldgeschiedenis met de nadruk op wereldkapitalisme, alleen dan kan er op een constructieve manier naar de ontwikkeling van de wereld als geheel gekeken worden omdat de aandacht voor het nationale niveau is vervangen voor de theorie dat de wereld een samenhangend systeem is en alles met elkaar in verband staat (Frank 1991 in Leys 2004:120). De focus op globale processen aan de ene kant en de aandacht voor culturele verschillen aan de andere kant zorgen voor een dynamisch en complex stelsel waarin de lege ruimte van het eurocentrische gedachtegoed wordt opgevuld door de gecombineerde kennis van lokale bevolkingsgroepen en nieuwe visies op de kapitalistische wereldorde.
Bibliografie Arce, Alberto en Long, Norman, Reconfiguring modernity and development from an anthropological perspective. In Alberto Arce en Norman Long (eds.). Anthropology, Development and modernities. Londen: Routledge (2000). Pp 1 – 31. Brakman, Steven, Van oude en nieuwe globalisering. Rede uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt van bijzonder hoogleraar mondialisering aan de Rijksuniversiteit Groningen op dinsdag 18 mei 2004 Escobar, Arturo, Imagining a Post-Development Era. In Marc Edelman en Angelique Haugerud (eds.), The Anthropology of Development and Globalization. Malden: Blackwell Publishing (2004). Pp 382 – 390. Fairhead, James, Development discourse and its subversion: decivilisation, depoliticisation and dispossesion in West Africa. In Alberto Arce en Norman Long (eds.). Anthropology, Development and modernities. Londen: Routledge (2000). Pp 100 – 111. Ferguson, James, Global Disconnect: Abjection and the Aftermath of Modernism. In Jonathan Xavier Inda en Renato Rosaldo (eds.), The Anthropology of Globalization. Malden: Blackwell Publishing (2002).Pp 136 – 154. Kalb, Don, From Flows to Violence: Politics and Knowledge in the Debates on Globalization and Empire. In: Anthropological Theory, 2005, Vol. 5 Issue 2.Pp 177-205. 12
Global Villains – een wetenschapsbijlage over criminaliteit en globalisering
Kema, Irogbe, Globalization and the Development of the Underdevelopment of the Third World. Journal of Third World Studies, 2005, Vol. 22 Issue 1. Pp 41-68 Leys, Colin, The Rise and Fall of Development Theory. In Marc Edelman en Angelique Haugerud (eds.), The Anthropology of Development and Globalization. Malden: Blackwell Publishing (2004).Pp 109 – 125 Pahladsingh, Irfaanah,Terug van nooit weggeweest. In Coco Kanters en Laura Hompus (eds.), Global Villains. Utrecht: LAS University Press (2008). Pp 13-17
Hebzucht: Terug van nooit weggeweest Door Irfaanah Pahladsingh
S
inds mensenheugenis bestaan er slaven en slavenhandel. Slavenhandel is het verschijnsel waarbij handelaren individuen als goederen verhandelen, kopen en verkopen. Slavernij is het onvrijwillig in dienst staan en gedwongen te werk worden gesteld door een slaveneigenaar. Dit eeuwenlange gebruik laat één van de slechtste kanten van de mens naar voren komen: hebzucht. In feite zijn er vier periodes1 waarin grote stromen van slavenhandel aan te wijzen zijn in de wereldgeschiedenis. Echter, wanneer er vanuit Westers perspectief gesproken wordt over dé slavenhandel wordt meestal de Trans-Atlantische slavenhandel bedoeld. Deze driehoekshandel tussen WestEuropa, West-Afrika en Noord-Amerika kent een periodisering vanaf ongeveer de ontdekking van de Nieuwe Wereld in 1492 tot aan de afschaffing van deze slavernij en slavenhandel. Er is geen sprake geweest van gelijktijdige afschaffing; tot laat in de 19de eeuw vond er nog slavernij dan wel slavenhandel plaats. Slavernij veroorzaakte slavenhandel; maar net zo meedogenloos bracht de slavenhandel nieuwe slavernij. De vraag of de een ook daadwerkelijk de ander veroorzaakte en vice versa, zal waarschijnlijk een raadsel blijven in de sociale geschiedenis (Manning 1996:xv). Duidelijk mag wel zijn dat de Trans-Atlantische slavenhandel en slavernij invloed hebben gehad op de wereld doordat de handel van deze tijd bijgedragen heeft aan het begin van de integratie van mondiale economieën. Samen met positieve gevolgen als groei en voorspoed die voornamelijk ondervonden worden door de Westerse wereld, bracht deze handel echter ook leed en uitbuiting mee, deze gevolgen zijn vooral bij de nietwesterse landen merkbaar (Harms 2003). In de globaliserende wereld van vandaag is arbeid nog steeds een belangrijk fenomeen en met de steeds
13
meer vervagende landsgrenzen lijkt er een nieuwe stroom van slavenhandel op gang te komen in Azië en Afrika om aan de groeiende vraag naar arbeid te voldoen. Stimuleert globalisering slavenhandel, of stimuleert slavenhandel globalisering? In het volgende artikel zullen de Trans-Atlantische slavenhandel en de gevolgen hiervan aan bod komen. Verder wordt de nieuwe, huidige stroom van slavenhandel behandeld en wordt er gekeken naar de rol die globalisering speelt in deze nieuwe slavenhandel. Slavernij en slavenhandel werden voor lange tijd praktisch doodgezwegen, men wilde liever niet meer herinnerd worden aan alle ellende die de slaven doorgemaakt hebben en aan de grote aantallen slaven die overleden zijn in deze periode. Om te voorkomen dat vandaag de dag dezelfde houding aangenomen wordt tegenover de nieuwe slavenhandel, is het belangrijk dat deze meer aandacht krijgt, meer begrepen wordt en er meer duidelijkheid ontstaat over de drijfveren van deze handel.
Het ontstaan van de Trans-Atlantische slavenhandel Toen Columbus in 1492 de Nieuwe Wereld ontdekte, zette hij een kettingreactie van internationale rivaliteit over koloniale bezettingen in werking (Williams 1994: 3), waarbij vooral Portugal, Spanje, Engeland, Frankrijk en Nederland gebieden voor zichzelf begonnen op te eisen. Williams (1994:4) onderscheidt twee typen van kolonies: het eerste type is de zelf-voorzienende economie van kleine boeren en het tweede type heeft de mogelijkheden om grote hoeveelheden exportproducten voort te brengen. Het is het
Global Villains – een wetenschapsbijlage over criminaliteit en globalsering
tweede type kolonie waar plantages van suiker, tabak, koffie en katoen ontstonden. Om productie op grote schaal mogelijk te maken, brachten de Europeanen Afrikaanse slaven naar de plantages omdat de toen nog kleine bevolking van Europa niet aan de grote vraag naar arbeid kon voldoen (Williams 1994:6). Ook was er een tekort aan bekwame arbeiders en omdat Afrikanen al een millennium lang aan landbouw deden en dus de goede vaardigheden hadden om werk op de plantages te verrichten (Blackburn 1997:102), waren ze erg gewild als slaaf. Manning (1996:70) noemt de grote vraag naar arbeid tevens de belangrijkste ‘pull factor’ van de slavenmigratie. Als belangrijkste ‘push factor’ om Afrikaanse slaven over de oceaan te sturen noemt Manning (1996:75) oorlog en hongersnood. Aanvankelijk waren Afrikaanse producten zoals goud de reden waarom de Europeanen naar Afrika reisden, maar toen zij hun vraag naar producten omschakelden naar een vraag naar slaven, was het aanbod aanwezig (Inikori 2000:1). Dit komt doordat de West-Afrikaanse bevolking al bekend was met slavenhandel door de Trans-Sahara slavenhandel, die al enkele eeuwen plaatsvond. De Europeanen konden hierdoor gebruik maken van een prima werkend systeem waarmee goederen voor mensen verhandeld konden worden (Clark 2005:274), zodat deze slaven vervolgens naar de koloniën in onder andere No ord-Amerika konden worden gebracht door middel van schepen. Schepen met koloniale goederen vertrokken op hun beurt vanuit Noord-Amerika naar West-Europa en om slavenhandelaren in
14
West-Afrika te kunnen betalen brachten de Europeanen tot slot goederen zoals wapens mee, waardoor de driehoekshandel compleet gemaakt werd. De overtocht echter, verliep niet vlekkeloos. Meer dan anderhalf miljoen gevangenen zijn gestorven tijdens de middenpassage tussen Afrika en de Nieuwe Wereld, een onbekend aantal tijdens het ‘inladen’ van de schepen en eenmaal in de Nieuwe Wereld aangekomen stierf nog eens een aantal tussen een tiende en een vijfde van de slaven (Blackburn 1997:3). Naast deze verhoogde sterftekansen voor slaven, hadden zij ook vrijwel dagelijks te maken met geweld en mishandeling. Racisme is hierbij een belangrijk begrip geweest, omdat het gebruikt werd om slavernij en geweld te verklaren en te rechtvaardigen (Bales 1999:10). De invloed slavenhandel
van
globalisering
op
De slavenhandel bereikte eind 18de eeuw zijn hoogtepunt, een periode die in de literatuur ook genoemd wordt als het formele begin van globalisering. Taylor (2002:6) categoriseert het einde van de 18de eeuw in zijn overzicht van de evolutie van de wereldeconomie, als de periode waarin zowel de ‘flesh’ als de ‘spirit’ sterk waren. De ‘flesh’ definieert Taylor als de economische en technologische krachten die economische globalisering promoten door marktintegratie, waarbij de mogelijkheid om goederen te vervoeren of de mogelijkheid om sneller te kunnen communiceren over grotere afstanden en met lagere kosten, inbegrepen zijn. De ‘spirit’ zijn de politieke en institutionele krachten die globalisering versterken of remmen. Deze theorie klopt in de context van de Trans-Atlantische slavenhandel, omdat het einde van de 18de eeuw nieuwe technologieën zoals stoomkracht en betere communicatiemiddelen zoals de telegraaf met zich meebracht. Compressie van tijd en ruimte begon zich te uiten in het feit dat goederen en mensen sneller en goedkoper vervoerd konden worden en informatie ook sneller haar bestemming bereikte dan voorheen. Het einde van de 18de eeuw wordt door Richardson (1996:305) ook opgemerkt als een periode waarin er een sterke groei van
Global Villains – een wetenschapsbijlage over criminaliteit en globalsering
de Noord-Atlantische economieën plaatsvindt. Als voorbeeld noemt hij Groot-Brittannië waar een grote, groeiende vraag naar koloniale goederen zoals suiker is. Dit is volgens Richardson te zien doordat er aan de ene kant sprake is van een groei in bijvoorbeeld de Britse slavenhandel en koloniale suikerproductie, en aan de andere kant een versnelling in de groei van Britse industriële productie waar te nemen is. Anstey (1975:ix) stelt daarnaast dat al het kapitaal dat verworven is tijdens de slavenhandel voor de industriële revolutie in Groot-Brittannië heeft gezorgd. Deze revolutie heeft uiteraard ook voor een enorme impuls voor, in dit voorbeeld, de Britse economie gezorgd. De opkomst van nieuwe technologieën, verbeterde communicatiemiddelen en groeiende economieën zorgden voor een stroomversnelling in de slavenhandel. Intensievere handel betekent ook intensiever contact met andere, voorheen onbekende, bevolkingsgroepen. Met de Trans-Atlantische migratie van de slaven kwamen bijvoorbeeld ook hun eigen culturen, gebruiken, gewoontes, taal, religie, muziek en klederdracht mee (Manning 1996:79), waarvan sporen nu nog steeds terug te vinden zijn in onder andere de ex-koloniën. Andere immigranten, die als vrije personen naar de Nieuwe Wereld kwamen, kregen de mogelijkheid om gemeenschappen op te bouwen voor mensen met dezelfde culturele achtergrond, om contact met elkaar en met het thuisland te onderhouden. Transnationale stromen brachten dus veel meer met zich mee dan voorzien en de gevolgen, zoals het creëren van deze eigen gemeenschappen, zorgden onder andere voor een hechtere Afrikaanse samenleving in de Nieuwe Wereld. Een schaduwkant van globalisering: de opkomst van mensenhandel Sinds de afschaffing van Trans-Atlantische slavenhandel, wordt slavernij als één van de grootste inbreuken op de vrijheid van de mens gezien (Kapstein 2006:3). Helaas wordt er tegenwoordig nog regelmatig gedacht dat slavernij en slavenhandel zaken van het verleden zijn. Het tegendeel is waar: slavernij 15
en slavenhandel komen nog steeds overal op de wereld voor, hoewel mensenhandel een ietwat gangbare term is voor de ‘slavenhandel’ van vandaag. De voornaamste redenen voor de groei van deze nieuwe handel is de explosieve mondiale bevolkingsgroei en de snelle economische en sociale veranderingen die ook mondiaal plaatsgevonden hebben. Om te kunnen concurreren op de arbeidsmarkt moeten vooral de armere mensen de prijzen van hun producten en diensten verlagen, hierdoor wordt hun positie nog kwetsbaarder. En dit is precies de groep die in de handen van mensenhandelaren vallen. Mensenhandel speelt zich vooral uit het zicht af en onder valse voorwendselen, waardoor het lastig is om aan te tonen wanneer er precies sprake is van mensenhandel: door de grote onzichtbaarheid van het probleem, ontbreken ook cijfers van aantallen ‘slaven’. Bales (1999:8) heeft met alle gegeven informatie een schatting gemaakt die laat zien dat er waarschijnlijk tegen de 27 miljoen slaven op de wereld zijn, een aantal die de ongeveer 12 miljoen weggevoerde slaven (Blackburn 1997:3) van de Trans-Atlantische slavenhandel ruimschoots overstijgt. Deze slaven zitten verspreid over de hele wereld maar het merendeel zit in India, Pakistan, Bangladesh en Nepal. Ze worden voornamelijk gebruikt voor traditioneel werk zoals werk in de landbouw, werk in mijnen, prostitutie en huishoudelijk werk (Bales 2000:9). Met behulp van misleiding door middel van valse beloftes en dwang worden slachtoffers de grens overgebracht en daar aan het werk gezet. Vergeleken met de oude slavenhandel heeft racisme en het idee van ‘ras’ niet een zodanige belangrijke rol in de nieuwe mensenhandel (Bales 2000:10), maar geweld wordt echter ook hier nog steeds regelmatig gebruikt als machtsmiddel. De drijfveren achter de nieuwe handel Mensenhandel is erg winstgevend door de lage prijzen van slaven, maar ook interessant voor handelaren doordat de kans op arrestaties erg klein is en straffen erg laag zijn. Overheden doen nu nog redelijk weinig om mensen tegen slavenhandel te beschermen en
Global Villains – een wetenschapsbijlage over criminaliteit en globalsering
de grote hoeveelheid geld die de handelaren binnenhalen, wordt ook makkelijk gebruikt om overheidsfunctionarissen en lokale politie om te kopen om slachtoffers de grens over te krijgen (Kapstein 2006:3). Volgens het schema van Taylor (2002:6) zou hierdoor deze periode het best benoemd kunnen worden als een periode waarin de ‘flesh’ sterk is, maar de ‘spirit’ zwak. De voornaamste reden hiervoor is dus de grotere mate waarin overheidscorruptie nu voorkomt. Inikori (2000:1) stelt dat er twee voorwaarden nodig zijn om slavenhandel in stand te houden. Ten eerste is er een markt voor slaven en een ontwikkeld systeem nodig, dat in staat is om slaven zo goedkoop mogelijk naar deze markt te vervoeren. Ten tweede is ook het bestaan van zwak georganiseerde gemeenschappen nodig, waarvan de leden met zo min mogelijk kosten gevangen genomen en verkocht kunnen worden. Om dus te voorkomen dat gemeenschappen gevangen genomen en tot slaaf gemaakt worden, is volgens Inikori de aanwezigheid van een overheid die over voldoende macht beschikt belangrijk, zodat er onder andere geen interne fragmentatie plaatsvindt. De overheid moet ook in staat zijn slavenhandelaren die aan de vraag van de slavenmarkt willen beantwoorden, beter in de gaten te houden en indien nodig, voldoende te straffen. Het vraag en aanbod principe is een vicieuze cirkel die niet doorbroken wordt wanneer slaven met lage prijzen gepresenteerd blijven worden en handelaren het nog de moeite waard blijven vinden om voor deze prijzen aan de vraag te voldoen. Hiermee wordt gelijk al een knelpunt aangestipt. Veel Afrikaanse landen zijn bijvoorbeeld nog steeds gefragmenteerd door vele oorlogen en andere rampen. Sommige waarnemers schrijven de problemen waar Afrika vandaag mee te maken heeft, toe aan het feit dat het continent zo actief deelnam aan de Trans-Atlantische slavenhandel (Clark 2005:273). Armoede overheerst, en om aan geld te komen wordt het voor vele Afrikanen erg verleidelijk om familieleden te verkopen als slaaf of naar het buitenland te sturen om aan geld te kunnen komen.
16
Conclusie De Trans-Atlantische slavenhandel heeft er voor gezorgd dat verschillende regio’s van de wereld met elkaar verbonden werden, maar is zeker geen voorbeeld van een vredige uitbreiding van Europese invloed (Manning 1996:xxviii). Geweld, rijkdom, macht en hebzucht hebben een centrale rol gespeeld. Het intensieve contact tijdens deze driehoekshandel heeft er niet alleen voor gezorgd dat de West-Europese economieën sterk groeiden maar ook mede door de grote technologische vooruitgang uit deze periode, tijd en ruimte sneller overbrugd werden en meer contact tussen verschillende bevolkingen plaatsvond. Het zijn onder andere deze kenmerken die samen het fenomeen globalisering beschrijven, maar ook criminaliteit heeft aan de wieg gestaan van dit fenomeen. In de afgelopen jaren is mensenhandel steeds meer gaan groeien als een soort antwoord op de grote mondiale vraag naar arbeid, een vraag die mensenhandelaren graag beantwoorden omdat deze handel erg winstgevend is: slaven zijn goedkoop en praktisch eindeloos door te verkopen en te verhandelen. Armere bevolkingsgroepen komen vaak ook door een verminderde concurrentiekracht en een consequent volgende economische noodzaak in dit handelscircuit terecht. Globalisering heeft ervoor gezorgd dat internationale markten meer geïntegreerd zijn dan ooit tevoren. Door compressie van tijd en ruimte en tevens ook door het vervagen van landsgrenzen kan mensenhandel snel en bijna discreet plaatsvinden. Kortom, de TransAtlantische slavenhandel en de nieuwe mensenhandel verschillen in vele aspecten van elkaar, maar hebben ook enkele overeenkomsten. In relatie tot globalisering kan over het geheel gezien, geconcludeerd worden dat er sprake is van een wisselwerking op elkaar. Waar de oude slavenhandel het begin van globalisering heeft gestimuleerd, lijkt de nieuwe slavenhandel te worden gestimuleerd door globalisering.
Global Villains – een wetenschapsbijlage over criminaliteit en globalsering
Noten 1
Volgens Manning (1996) zou je aan de ene kant kunnen stellen dat er één geschiedenis van slavenhandel is, die een periode vanaf de Middeleeuwen tot aan het begin van de 20ste eeuw beslaat, maar aan de andere kant verschillende periodes zou kunnen onderscheiden die onderling verschillen op bepaalde aspecten zoals het gebied waar de handel plaatsvond. Manning komt dan met vier periodes: de eerste periode van slavenhandel de ontstond laat in de Middeleeuwen en eindigde in de 16 eeuw waarbij de handel gecentreerd was in het Middellandse Zeegebied. In de 16de eeuw breidden de Portugezen, de Spanjaarden, de Ottomaanse en Russische samenlevingen hun gebieden uit waarbij ook slavenhandel plaatsvond. Deze handel daalde in de 18de eeuw. De derde periode is de Trans-Atlantische slavenhandel die samen met de uitbreiding van het de de commerciële kapitalisme ontwikkelde, tijdens de 17 en 18 eeuw door Nederlandse, Engelse, Franse en Braziliaanse slavenhouders. Tot slot wordt de slavenhandel die samen met het industriële kapitalisme groeide in de 19de eeuw, als vierde periode door Manning genoemd.
Bibliografie
Clark, A.F. The Atlantic Slave Trade Revisited. Journal of Third World studies, Volume: 22, Issue: 1 (March 1, 2005), pp: p273, 12p Inikori, Joseph. "Wonders of the African World" And The Trans-Atlantic Slave Trade. The black scholar; vol. 30 (2000), afl. 1 (01 03), pag. 30 (2 p) Kapstein, E. B. The New Global Slave Trade. Foreign affairs, Volume: 85 Issue: 6 (November 1, 2006), pp: p103, 13p Manning, P. Migrations to the Americas: The Impact on Africans, Africa, and the New World. In Patrick Manning.(ed.), Slave trades, 1500-1800 : globalization of forced labour. Aldershot [etc.] : Variorum (1996). Pp 65-82 Richardson, D. The Slave Trade, Sugar, and British Economic Growth, 1748-1776. In Patrick Manning.(ed.), Slave trades, 1500-1800 : globalization of forced labour. Aldershot [etc.] : Variorum (1996). Pp 303-333 Taylor, A.M. Globalization, Trade, and Development: Some Lessons From History. National Bureau of Economic Research Working Paper No. 9326. Cambridge (2002), 39p
Anstey, R., 1975. The Atlantic Slave Trade and British Abolition 1760-1810. London [etc.] : Macmillan Bales, K., 1999. Disposable People: New Slavery in the Global Economy. Berkeley : University of California Press Blackburn, R., 1997. The making of new world slavery : from the Baroque to the Modern, 1492-1800. London [etc.] : Verso Manning, P.ed., 1996. Slave trades, 1500-1800 : globalization of forced labour. Aldershot [etc.] : Variorum Williams, E., 1994. Capitalism & Slavery. Chapel Hill [etc.] : Univ. of North Carolina Press
17
Global Villains – een wetenschapsbijlage over criminaliteit en globalsering
Harms,
R.,
2003.
Early
Globalization
and
the
Slave
Trade.
http://yaleglobal.yale.edu/display.article?id=1587 (Geraadpleegd: 2 juni 2008)
Ales op een Rijtje: Een lin-up van ’s Werelds grootste Schurken Door Suzanne Scheifes
E
r zijn misdadigers die zich bezig houden met kleine criminaliteit: auto’s stelen, huizen inbreken of fraude op kleine schaal plegen. Er zijn ook misdadigers die het wat groter aanpakken, zoals bijvoorbeeld de misdadigers die zich bezig houden met de activiteiten genoemd in de andere artikelen uit deze bijlage. De misdadigers die echter de meeste invloed hebben op een samenleving of zelfs op verschillende landen en hiermee onder ‘global villain’ kunnen worden genoemd, zijn in veel gevallen de mensen die niet direct als misdadiger gezien worden. Een misdadiger in de ogen van de één betekent namelijk niet altijd een misdadiger in de ogen van de ander. Verdeelde meningen over iemands daden en motieven zorgen in landen waar verdachten door een jury worden veroordeeld dagelijks voor conflict. Een klassiek voorbeeld is natuurlijk Robin Hood. Hij stal van de rijken en werd door hen als een misdadiger gezien, maar hij gaf het aan de armen die hem als een held zagen. Een gelijke verdeeldheid van meningen gaat op voor de zeven grootste global villains die in dit stuk genoemd zullen worden.
Osama Bin Laden Osama Bin Laden is onmisbaar op deze lijst. Zijn daden overschrijden vele grenzen en hij is al jaren regelmatig wereldnieuws. Nadat op 11 september 2001 terroristen met gekaapte boeings op het World Trade Center in New York en op het Pentagon in Washington in zijn gevlogen en er hierbij duizenden doden vielen, is zijn naam zo goed als synoniem aan het woord terrorist. Zijn terreurgroep Al-Qaeda wordt nog steeds als een belangrijke terroristendreiging op het niet-islamitische westen gezien. Bin Laden is echter al langer actief en niet alleen als terrorist. Toen de Sovjet-Unie Afghanistan binnenviel, trok hij hiernaartoe om in de heilige oorlog te vechten. Op dit 18
moment heeft hij al vele belangrijke contacten en vecht hij actief mee in de oorlog. Als de Sovjet-Unie zich uiteindelijk terugtrekt, wordt Bin Laden als een held gezien in een groot deel van de islamitische wereld.
George W. Bush George W. Bush is vanuit Westers oogpunt gezien misschien een vreemde keuze voor deze lijst. Zijn Christelijke beleid spreekt vele Amerikanen aan en hij is niet voor niks herkozen. Hoewel er ook velen zijn de het niet eens zijn met zijn regeren, is misdadiger voor velen misschien een erg sterke term. Vele inwoners uit het Midden-Oosten en dan met name Afghanistan en Irak denken hier anders over, wat meteen zijn internationale invloed aangeeft. Zijn War on Terror die losbarste na 11 september 2001, heeft vele levens, ook onschuldige, gekost in deze landen. In Irak alleen al zo’n 655.000 mensen om het leven gekomen die misschien nog geleefd zouden hebben als de VS Irak niet was binnengevallen. Adolf Hitler Als man achter de tweede wereldoorlog, is ook Adolf Hitler onmisbaar op deze lijst van global villains. De gevolgen van zijn beslissingen en zijn besluit om Duitsland en vervolgens een groot deel van de Europese bevolking van alle nietArische invloeden te ontdoen, hebben grote
Global Villains – een wetenschapsbijlage over criminaliteit en globalsering
gevolgen gehad voor vele landen. Tot aan Japan, die solidariteit voor Duitsland verklaarde, was de invloed van Hitler te merken. Bij de Holocaust zijn miljoenen mensen, vooral Joden, om het leven gebracht. Hoewel solidariteit aan Hitler in deze tijden gelukkig schaars is, was Hitler voor vele mensen in zijn tijd een voorbeeld en een held. Aan het begin van zijn regering was het dankzij hem dat Duitsland herstelde van de economische crisis van de jaren ’20 en ’30.
koelakken (rijke boeren) zorgde ervoor dat miljoenen boeren omkwamen. Zijn ‘Grote Zuivering’ waar hij in de jaren ’30 mee begon, zorgde voor nog meer slachtoffers Het was echter ook Stalin’s Rode Leger dat de Duitsers uit Oost-Europa verdreef en zo een grote rol speelde in het verslaan van Hitler, die als global villain ook in de deze lijst voorkomt. Bevrijd van de Duitsers, hadden de Oostbloklanden dankzij de opdeling in invloedsferen nu echter te maken met Stalin.
Fidel Castro
Mao Zedong
Fidel Castro zorgde dankzij zijn banden met de Sovjet-Unie voor huizen, onderwijs, medische zorg en voedsel en maakte echte armoede iets zeldzaams. Hiermee won hij vele Cubanen voor zich. Zijn strakke regime waarin hij geen oppositie duldde en schending van de mensenrechten in de vorm van martelen zorgde echter voor vele vluchtelingen waarvan er veel zich richting de Verenigde Staten bewogen. Fidel Castro heeft voor veel internationale ophef gezorgd. De VS en Castro konden niet door één deur. Toen Castro besloot een verdrag met de Sovjet-Unie te sluiten over de import van olie, verbraken de VS alle diplomatieke banden met Cuba. Castro kon inmiddels rekenen op economische en militaire steun uit de Sovjet-Unie.
Mao Zedong werd leider van China na een burgeroorlog tussen de nationalisten en de communisten. Onder zijn beleid werd China een communistisch land. Gedwongen collectivisatie en ‘De grote sprong voorwaarts’ kostten duizenden levens dankzij Mao’s slechte landbouwpolitiek en de levering van voedsel aan de Sovjet-Unie en zorgde voor miljoenen vluchtelingen. Aan de andere kant nam het analfabetisme sterk af en nam de levensverwachting enorm toe van 35 jaar (1949) tot 70 jaar (1970) in de tijd dat Mao aan de macht was (Gamberg 1977:41), Ondanks zijn regime had hij toch een aanzienlijk aantal aanhangers. Toen zijn macht verzwakte tijdens de Culturele Revolutie, begonnen zijn aanhangers een landelijke terreuractie die hem weer in het centrum van de macht bracht.
Jozef Stalin Jozef Stalins’ beleid is één van de bloedigste geweest in de afgelopen eeuwen. Hoewel hij wel probeerde de Sovjet-Unie te industrialiseren met zijn vijfjarenplan, kostte zijn dictatoriale regime miljoenen levens. Zijn strijd tegen de 19
Klaas Bruinsma De enige Nederlander op de lijst. Als drugsbaron staat hij misschien wat vreemd tussen de voorgaande politieke leiders en dictators, maar dat maakt hem geen mindere ‘global villain’. Als leider van een grote criminele organisatie hield hij zich bezig met drugshandel, liquidaties en illegale kansspelen door heel Europa. Vooral zijn banden met Joegoslavië waren sterk en hij
Global Villains – een wetenschapsbijlage over criminaliteit en globalsering
haalde hier regelmatig mensen vandaan om bijvoorbeeld liquidaties uit te voeren. Hij stond bekend als een harde man die fair was. Zijn bijnaam ‘De dominee’ kwam van het feit dat hij vaak mensen de les las. Bibliografie Gamberg, Ruth. Red and Expert (New York: Schoken, 1977), p. 41. Smith, Frank. 2005: http://www.fsmitha.com/h2/ch11.htm geschiedenis.vpro.nl http://news.bbc.co.uk/1/hi/world/middle_east/6040054.stm www.nos.nl www.novatv.nl http://rwor.org/a/1248/mao_china_setting_record_straight.htm
Lust: Biodiversiteit: Fragieler dan gedacht? Door Charlotte Roelofs
G
lobalisering en handel zijn niet los van elkaar te beschrijven. De mens moet met elkaar handelen als ze behoefte krijgt aan producten die niet in de eigen maar wel in de omgeving van de ander te vinden zijn. Door zulke handelsrelaties komen verschillende mensen met verschillende achtergronden met elkaar in contact. Daarom kun je spreken van globalisering door handel - terwijl globalisering zelf ook heeft gezorgd voor de opbloei van internationale handel (Deepak Nayyar, 2005). Culturen spreiden zich op een gelijkende manier uit over een groot gebied: gewoonten worden meegenomen en in sommige gevallen zelfs overgenomen. Een voorbeeld van zo’n gewoonteoverdracht is de vleesconsumptie in Europa. Door globalisering kwamen ook gerechten de grenzen over. In Europa leerde men daardoor vlees van Argentijnse bodem kennen, dat van een hogere kwaliteit was dan het vlees van eigen bodem. Zo ontstond er vraag naar het betere Argentijnse vlees. De markt conformeerde zich aan deze drang naar vlees van hogere kwaliteit: de vleesimport van Argentinië naar Europa kwam tot stand. Om aan de nieuwe vraag te kunnen voldoen werd er door Argentijnse boeren grond vrijgemaakt voor het cultiveren van gewassen voor het voedsel van het vee. Om de grond zo snel mogelijk vruchtbaar te maken, gebruikten de
20
boeren extra veel mest, zonder daarbij acht te slaan op de mogelijke gevolgen voor het lokale ecosysteem (Torrent et al. 1995). Door zulk overmatig mestgebruik ontstond er een overschot aan mineralen in de bodem. Alle niet opgenomen mineralen kwamen in het grondwater terecht en stroomden via beekjes uiteindelijk de zee in. Dit leidde tot explosieve algengroei, waardoor bijna al het andere leven binnen dat aquatische ecosysteem stierf (Millenium Ecosystem Assessment 2001; P.A. Green et al. 2004). De visconsumptie werkt op eenzelfde manier door in het creëren van aanbod: om te voldoen aan de vraag naar vis moet men internationale wateren bevissen, aangezien vis zich niet houdt aan politieke grenzen (J. Cambray, 2003). Met het oog op een zo groot mogelijke winst, zullen vissers per keer dat ze uitvaren zoveel mogelijk vis willen vangen. Vaak leidt dit tot overbevissing, waardoor bepaalde vissoorten met uitsterven bedreigd worden. Blijkbaar zijn de kosten van vlees- of visconsumptie indirect groter dan de prijs die ervoor wordt betaald in de supermarkt. Globale vormen van milieucriminaliteit zoals het overbevissen en -bemesten zorgen ervoor dat de fauna van onze planeet aanzienlijk lijdt. Deze criminaliteit manifesteert zich op verschillende niveau’s en verandert habitats in onleefbare gebieden; zorgt voor het verdwijnen van hele
Global Villains – een wetenschapsbijlage over criminaliteit en globalsering
diersoorten; en is de oorzaak van algehele degeneratie van de dierenwereld. In dit artikel zal ik aantonen dat de vaak onherroepelijke gevolgen van geglobaliseerde milieucriminaliteit leidt tot een complete afname van mondiale biodiversiteit. Dat zal ik doen aan de hand van voorbeelden van crimineel gedrag in de vee- en visproductie. Allereerst zal ik spreken over overbemesting en eutrofiëring in het kader van de veeproductie. Daarna zal ik omtrent visproductie ingaan op drie soorten overbevissing, het introduceren van nieuwe vissoorten en het terugwerpen van vis bij sportvissen.
Veeproductie In het artikel 'The Influence of Location on Productivity: Manufacturing Technology in Rural and Urban Areas' van Martin et al. wordt aangetoond dat de lokatie van een fabriek van belang is. Vroegere studies omtrent beslissingen over lokaties van industrie waren gebaseerd op het idee dat bedrijven lokaties kozen die de transportkosten van materialen, afgewerkte producten en diensten minimaliseerden. Maar economen realiseerden zich snel dat dit niet het geval was en dat de beslissing omtrent lokatie gebaseerd was op winstmaximalisatie. Een bedrijf zou efficiënter zijn, en meer winst genereren als ze zich zouden concentreren op de kwaliteiten van de omgeving waarin hun fabrieken en industriën gevestigd zijn. Voor een vleesproducerende fabriek is dat een plaats met een excellente transport infrastructuur, zodat een betrouwbare aanvoer van rauwe materialen verzekerd is. Daarbij is het voor sommige productieprocessen beter om naar een ruraal gebied te gaan door de lagere land- en arbeidskosten, gebrek aan verkeersopstoppingen en soms betere luchten waterkwaliteit. Dit verklaart waarom vleesproducerende fabrieken naar een ruraal gebied neigen, aangezien deze vaak al geëxploiteerd worden in nabije omgeving, kan dit leiden tot outsourcing naar het buitenland. Er komt meer kijken dan alleen fabrieken bij het produceren van vlees. Het vee moet voer hebben en de gewassen die hiervoor dienen worden gecultiveerd op vrijgemaakte velden. Deze verhoging van menselijke activiteit in 21
landbouw heeft de omgeving van weilanden drastisch veranderd (Green et al. 2004). Om de velden snel vruchtbaar te krijgen, worden ze vaak overbemest (Torrent et al. 1995). Over-bemesting vindt plaats als er meer nutriënten worden gebruikt dan de bodem op kan nemen. Door deze overmaat aan nutriënten, vaak stikstof en fosfor, vindt er eutrofiëring plaats. Eutrofiëring is een ernstig gevolg wat ingrijpende veranderingen in een ecosysteem kan teweeg brengen. Het uit zich in de explosieve groei van algen. Deze plant onttrekt al het zuurstof uit het water, waardoor bijna geen ander leven mogelijk is in het aquatische ecosysteem. Carpenter (2005) verklaart in zijn artikel 'Eutrophication of Aquatic Ecosystems: Bistability and soil phosphorus' dat de eutrofiëring van meren wordt veroorzaakt door een overvloed aan fosfor. Fosfor komt van riolering, indrustrieel afval en agrarische afvloei. De agrarische afvloei komt van het overmatig gebruik van mest, waardoor fosfor in de bodem accumuleert. Fosforrijke grond wordt door regen in meren gespoeld, waar een gedeelte van het fosfor oplost en de groei van fytoplankton en aquatische planten stimuleert, zoals algen. Sommige meren hebben zich na lange tijd hersteld nadat de invoer van de mineralen was gereduceerd. Andere meren blijven jarenlang na het stoppen van het overmatig gebruik van de mineralen nog eutrofisch. De langzame flux van fosfor uit de overbemeste weilanden draagt bij aan het langzame herstel van de meren. Eutrofiëring is een mondiaal probleem wat waarschijnlijk gaat intensiveren in de komende decennia door de groeiende menselijke populatie, vraag naar voedsel, landomzetting, mestgebruik en stikstofafzetting. Visproductie McFarlane et al. (2006) beschrijven de theorie van vissen, deze gaat ervan uit dat elke vissoort een surplus produceert, wat niet noodzakelijk is voor de overleving van de soort. Als wetenschappelijk wordt vastgesteld hoe groot het surplus is, kan dat worden gevangen zonder de groei van de populatie te
Global Villains – een wetenschapsbijlage over criminaliteit en globalsering
beschadigen. Bij overbevissing wordt er een dergelijke hoeveelheid vis weggenomen dat de populatie zich niet in grootte kan herstellen. Dit is het geval als de vangst groter is dan de maximale populatiegroei. Er zijn twee manifestaties van overbevissing. Enerzijds als de gevangen vis te jong is, growth overfishing, waardoor individuen maar een klein percentage van hun potentiele groei bereiken. Anderzijds recruitment overfishing, dit reduceert het aantal kuitschietende exemplaren zodat de juveniele vissen de populatie niet kunnen aanvullen (J.F. Caddy & J.A. Gulland, 1983). McFarlane et al. definiëren een derde soort, longetive overfishing, dat is de eigenlijke eliminatie van hogere leeftijdsklassen in een populatie waardoor het afbreuk doet aan de aanvulling van de populatie. Ze beschrijven aan de hand van een model omtrent de zandivs, een commerciële vissoort uit Canadese en Amerikaanse wateren, de effecten van longetive fishing. Als hogere leeftijdsklassen een grotere weerstandsvermogen hebben dan de jongere vissen tegen veranderingen in het milieu, houdt longetive overfishing de wederopbouw tegen van een populatie na periodes van ongeschikte oceanische condities. Bij een onproductief jaar zal de beviste populatie niet in staat zijn zich natuurlijk in grootte te herstellen, zelfs wanneer gunstige oceanische condities wederkeren, door de afwezigheid van oudere vissen. Een visserij reduceert het aantal nieuwe vissen en de totale biomassa, maar na het stoppen van het vissen reageert de populatie direct en wederkeert naar de prebeviste staat. Maar mochten de juveniele vissen niet dusdanig productief zijn als de oudere vissen zijn, zou er een opgelopen sterftecijfer zijn. Wanneer het verhoogde sterftecijfer van jongere vissen wordt meegerekend zal de populatie na 100 jaar minder dan de helft van zijn originale, onbeviste biomassa bedragen. De zandvis is geëvolueerd tot een langlevende vis, omdat oudere vissen beter in staat zijn om de populatie weer op te bouwen na een onproductief jaar. Overbevissing verwijdert de oudere exemplaren van een populatie, wat rampzalig is voor een vis zoals de zandvis. Voor grote roofvissen geldt hetzelfde, omdat 22
de grote vissen hogere kans hebben om gevangen te worden kan de populatiestructuur veranderen als de vrouwtjes weg worden gevist. Een 59 cm lange schorpioenvis produceert 17 keer de hoeveelheid jongen die een 36 cm lange vis zou produceren (Gewin 2004). Een andere vis die lijdt onder overbevissing is de steur, de moeder van de welbekende kaviaar. E.S Iversen beschrijft in zijn artikel 'Fishing for black gold' de ondergang van de steur. Zijns inziens is de vraag naar kaviaar de laatste honderd jaar ver boven het aanbod uitgeschoten. Omdat de vissen worden vermoord voor hun eitjes is het aantal steuren sterk gedaald. Rivierbodems, de steur's voorkeurshabitat, werden vroeger alleen bedreigd door damconstructies en watervervuiling. Maar vanwege langzame groei, druk door vissen, en verlies van zijn voorkeurs-habitat, is de hoeveelheid steur sterk gedaald. Daardoor is de prijs van kaviaar sterk gestegen, wat criminaliteit teweeg heeft gebracht. Na de val van de Berlijnse Muur en het communisme is de staatsmonopolie en staatscontrole van de Sovjet-Unie op de steur weggevallen. Daardoor werd er ongecontroleerd steur uit de rivieren en zeeën gehaald. Als de steur niet werd gevangen door een crimineel, dan wel door een vislijn gespannen door een arme arbeider. Elke steur brengt namelijk zeker een maandloon of twee op. Deze steuren worden verkocht aan de plaatselijke maffiabaas, die er meer voor betaalt dat de officiële viscoöperatie. Hierdoor worden de zeeën en rivieren leeggevist, er zijn bijna geen steuren meer over. In het artikel 'Troubled waters: the future of global fisheries' van Virginia Gewin staan confron-terende cijfers over de stand van zaken omtrent vissoorten. In het meest recente rapport van de FAO (United Nation's Food and Agriculture Organization) staat dat 28% van de mondiale hoeveelheid aan vissen significant is overbevist. 47% is ten volle geëxploiteerd of zit tegen de grens aan. Helaas komt veel van de informatie van elk land's eigen visindustrie, deze informatie is dus vaak incorrect, als resultaat van ongerapporteerde schending van regels, overbevissing, en verkeerde vastlegging van vangsten. Het
Global Villains – een wetenschapsbijlage over criminaliteit en globalsering
rapport schat dat de illegale, ongerapporteerde, ongereguleerde (IOO) visserijen de quota's met 300% overstijgen. IOO-vissers gaan te werk in gebieden waar vissen niet is toegestaan, gebuiken verboden technologiën of netten, of sjoemelen met de vangstcijfers. Andrew Constable, ecoloog bij de Scientific Committee of the Commission for the Conversation of Antarctic Marine Living Resources, zegt 'These rates of IUU (IOO) fishing could reduce stocks to threshold levels in some areas in two to five years'. Het feit dat zelfs duurzame visserijen vispopulaties en habitats snel verkleinen wordt vaak vergeten. Door sleepnetten worden bodemlevensomgevingen zo veranderd dat het de overleving van verschillende diersoorten kan bedreigen. Het zorgt voor het verdwijnen van de habitats van onder andere bodemvissen, het breekt clusters van mossels en draait stenen waar algen aan groeien om (L.G. Harris & M.C. Tyrrell, 2000). De mondiale oceaan heeft meer dan 90% van zijn grote roofvissen verloren. Als een predator weg wordt gevist, dan zullen de soorten die hij at of mee concureerde groeien. Het probleem is dat het ecosysteem op zo'n manier verandert dat herstel belemmerd wordt doordat de ruimte die een verdwenen soort achterlaat, gevuld of veranderd wordt (Gewin, 2004). Één van de meest verraderlijke dreigingen voor het mondiale behoud van vissen is de al dan niet opzettelijke introductie van vissoorten (Cambray, 2003). Voor recreationale doeleinden zijn verschillende vissoorten geïntroduceerd. J. Cambray (2003) zegt in zijn artikel 'Impact on indigenous species biodiversity caused by the globalisation of alien recreational freshwater fisheries' dat de Global Invasive Species Programme 8 invasieve vissoorten beschrijft, 3 daarvan waren uitsluitend voor sportvissen geïntroduceerd. Historisch gezien was de sociale waarde van recreationeel vissen belangrijker dan het behouden van de 23
biodiversiteit. Globalisatie van uitheemse vissoorten voor recreationele doeleinden wordt het best weergegeven door de verspreiding van de regenboogforel, nu al aanwezig in 82 landen en nog steeds aan het verspreiden. De forel kan een trofische cascade veroorzaken (een predator die een reactie doorheen een geheel voedselweb teweeg brengt). Uitheemse invasieve recreationele vissoorten zijn een mondiaal probleem resulterend in afname van de biodiversiteit. Zoetwatervissen worden bedreigd door habitatdegeneratie en -fragmentatie en soortintroducties. Op een UN conferentie omtrent uitheemse soorten in Noorwegen in 1996 concludeerden experts dat uitheemse invasieve soorten de grootste bedreiging, op habitatdescructie na, is voor het behoud van de biodiversiteit (J. Cambray, 2003). 'A review of catch-and-release angling mortality with implications for no-take reserves' van Bartholomew en Bohnsack vertelt dat de teruggeworpen vis een grote kans heeft om te sterven. Sommige vissers, die ervan uit gaan dat de vis er geen blijvend letsel aan overhoudt, verdedigen het catch-and-release (C&R) principe. Maar het is aangetoond dat de vis wel pijn en angst voelt, waardoor het sterftecijfer van teruggeworpen vis relatief hoog is. Het is bewezen dat recreationeel vissen een belangrijke rol speelt in het totale sterftecijfer van mariene soorten. Conclusie Dit artikel toont aan dat fabrieken van vleesproductie naar het buitenland gaan voor verscheidene redenen. Ten eerste omdat de productie lokatie-afhankelijk is, en ten tweede omdat de grond in rurale gebieden goedkoper kan zijn. Uiteindelijk gaan ze naar het buitenland om de winst te maximaliseren (Martin et al., 1993). Het vee heeft overal voedsel nodig, velden worden bewerkt om er gewassen op te kunnen cultiveren. Helaas worden de meeste velden overbemest (Torrent et al., 1995), waardoor er stikstof
Global Villains – een wetenschapsbijlage over criminaliteit en globalsering
(Green et al., 2004) en fosfor (Carpenter, 2005) in de bodem terecht komt. Deze stoffen vloeien door naar rivieren en komen uiteindelijk in meren (Carpenter, 2005) en zeeën terecht. Daar zorgen ze voor eutrofiëring, wat leidt tot algengroei en het verdwijnen van bijna al het andere aquatische leven (Carpenter, 2005). Overbevissing speelt een grote rol bij de afname van de biodiversiteit. Er zijn drie types overbevissing aan bod gekomen, growth overfishing, recruitment overfishing en longetive overfishing (McFarlane et al., 2006). McFarlane et al. beschreven het effect van die soorten overbevissing aan de hand van een model gebaseerd op de langlevende zandvis. De steurpopulatie gaat drastisch achteruit (Iversen, 1990). Voor de kaviaar vangt iedereen de steur, inclusief mannetjes, te jonge vissen en geen kuitdragende vrouwtjes. Zelfs duurzaam vissen heeft veel negatieve
gevolgen, door de sleepnetten worden habitats op de bodem van de zee kapotgemaakt (Gewin, 2004; Harris & Tyrrell, 2001). Introductie van een uitheemse vissoort zorgt voor degeneratie van de biodiversiteit. Er is een mondiaal probleem omtrent vissen die voor recreationale doeleinden uitgezet werden (Cambray, 2003). Zelfs als de visser de vangst weer teruggooit is er een grote kans dat de vis het niet overleeft (Bartholomew & Bohnsack, 2005). Het is aangetoond dat globalisering van de vlees- en visproductie negatief uitpakt voor de biodiversiteit. Door de gewassen die verbouwd moeten worden voor het consumptievee, sterft het meeste leven in de omringende rivieren en meren. Overbevissing is een serieus gevaar voor het behoud van de biodiversiteit. De sleepnetten treffen niet alleen vis, ook ander marien leven dat op de bodem van de zee leeft wordt slachtoffer.
Bibliografie Bartholomew, A.; Bohnsack, J.A. (februari 2005). A Review of Catch-and-Release Angling Mortality with Implications for No-Take Reserves. Review in Fish Biology and Fisheries,15, 129-154 https://www.myuu.nl/http://www.springerlink.com/content/p58127u76733u42n/fulltext.pdf Caddy, J.F.; Gulland, J.A. (oktober 1983). Historical Patterns of Fish Stocks, Marine Policy, 7, 267-278 https://www.myuu.nl/http://www.sciencedirect.com/science?_ob=ArticleURL&_udi=B6VCD469WGXX33&_user=6068255&_coverDate=10%2F31%2F1983&_rdoc=1&_fmt=&_orig=search&_sort=d&view= c&_acct=C000021878&_version=1&_urlVersion=0&_userid=6068255&md5=0c5025e771c214c81a3d 17143d06a7f7 Cambray, J.A. (juni 2003). Impact on Indigenous Species Biodiversity caused by the Globalisation of Alien Recreational Freshwater Fisheries. Hydrobiologia, 500, 217-230 https://www.myuu.nl/http://www.springerlink.com/content/h28682535w762056/ Carpenter, S.R. (22 juni 2005). Eutrophication of Aquatic Ecosystems: Bistability and Soil Phosphorus. Proceedings of the National Academy of Sciences of the United States of America, 102, no. 29 https://www.myuu.nl/http://www.pnas.org/cgi/content/full/102/29/10002 Gewin, V. (april 2004). Troubled waters: future of global fisheries. PloS Biology, 2, 422-426 https://www.myuu.nl/http://web.ebscohost.com/ehost/pdf?vid=2&hid=9&sid=72f7d6b1-ac3b-46fcb200-1d7e2c9cf60c%40sessionmgr3 Green, P.A.; Vörösmarty, C.J.; Meybeck, M.; Galloway, J.N.; Peterson, B.J.; Boyer, E.W. (2004). Preindustrial and Contemporary Fluxes of Nitrogen through Rivers: a Global Assessment Based on Typology. Biogeochemistry, 68, 71-105 https://www.myuu.nl/http://www.springerlink.com/content/h724mp103r70q710/ Harris, L.G.; Tyrrell, M.C. (2001). Changing Community States in the Gulf of Maine: Synergism 24
Global Villains – een wetenschapsbijlage over criminaliteit en globalsering
between Invaders, Overfishing and Climate Change. Biological Invasions, 3, 9-21 https://www.myuu.nl/http://www.springerlink.com/content/r0089806x4h3068g/fulltext.pdf Iversen, E.S.(mei/juni 1990). Fishing for Black Gold. Academic Search Elite, 36 https://www.myuu.nl/http://web.ebscohost.com/ehost/detail?vid=2&hid=13&sid=a85a534f-0e984144-acba-e8dc79f4b6bd%40sessionmgr9 Martin, S.A; McHugh, R.; Johnson, S.R. (herfst 1993). The Influence of Location on Productivity: Manufacturing Technology in Rural and Urban Areas. Growth and Change, 24, 459-486 https://www.myuu.nl/http://web.ebscohost.com/ehost/pdf?vid=2&hid=2&sid=9d51dc02-925f4299-a7da-89b5445802c5%40sessionmgr7 McFarlane, G.A.; Beamish, R.J.; Benson, A. (februari/maart 2006). Longevity Overfishing. Progress in Oceanography, 68, 289-302 https://www.myuu.nl/http://www.sciencedirect.com/science?_ob=ArticleURL&_udi=B6V7B4JKJSXC1&_user=6068255&_coverDate=03%2F31%2F2006&_rdoc=1&_fmt=&_orig=search&_sort=d&view=c &_acct=C000021878&_version=1&_urlVersion=0&_userid=6068255&md5=1f7390159fb3e4589f00cd 95d3506499 Millenium Ecosystem Assessment Board (2005) “Living Beyond Our Means: Natural Assets and Human Well-being (Statement of the MA board)” . New York: Verenigde Naties. Nayyar, D. (24 augustus 2005). Globalisation, History and Development: a Tale of two Centuries. Oxford Journals, no. 8 https://www.myuu.nl/http://cje.oxfordjournals.org/cgi/content/full/30/1/137 Torrent, J.; Barberis, E.; Marsan, F.A.; Scalhenge, R.; Lammers, A.; Schwertmann, U.; Edwards, A.C.; Maguire, R.; Wilson, M.J.; Delgado, A. (oktober 1995). European soils overfertilized with phosphorus: Part 1. Basic properties. Nutrient cycling in Agroecosystems, 45, 199-207 https://www.myuu.nl/http://www.springerlink.com/content/ml0q7225612t3576/
Jaloezie: Eén wet voor allen, allen voor één wet Door Laura Hompus
I
n 2004 heeft de Europese Unie een verdrag opgesteld die voor het grootste deel allerlei losse verdragen van de Europese Unie had moeten vervangen. In 2005 hebben Frankrijk en Nederland in referenda hun “Nee” gegeven aan deze Europese “Grondwet”. In andere landen zijn geen referenda gehouden, of heeft men “Ja” gestemd. Vooralsnog is er nog geen sprake van een “Europese Grondwet”, maar sinds deze tegenstem is de EU bezig geweest om het verdrag aan te passen en bij te schaven. Daar is nu het verdrag van Lissabon uitgekomen, maar na de tegenstemmen van 3 jaar geleden, durft geen enkele regering meer de mening van het volk te vragen. De ophef over de invoer van een grondwet binnen de EU die de nationale wetten en verdragen met het buitenland moeten aanvullen, heeft me aan het denken gezet. Het feit dat er gedacht wordt aan een universele wet
25
impliceert een diepliggende behoefte aan een dergelijke wet. Dat is niet verwonderlijk, als we bedenken dat door het fenomeen globalisering de grenzen steeds meer vervagen, en landen meer en meer naar elkaar toekomen. Zoals Scheifes noemt in haar stuk, is daardoor de drempel om over te gaan tot internationale criminaliteit steeds kleiner geworden. Hierdoor zijn grote verschillen aan het licht gekomen in rechtspraak en strafopleggingen tussen landen onderling. Zo kun je in Singapore al opgepakt worden voor het op straat gooien van je kauwgom, terwijl je in Nederland er niet eens op aangesproken wordt. Geïnspireerd door het stoïcijnse idee van een wereldburgerschap, kunnen we verder kijken: Is het wenselijk om wereldwijd een universele wetgeving in te voeren? Daartoe wordt eerst uiteen gezet hoe deze vraag zich verhoudt tot globalisering door een uitleg te geven van de term wereldburgerschap. Daarna wordt nagegaan wat
Global Villains – een wetenschapsbijlage over criminaliteit en globalsering
de motivatie van mensen is geweest om voor of tegen de EU grondwet te stemmen. Dan wordt aandacht besteed aan de voor- en nadelen die een universele wetgeving voor de aardbolbewoner met zich meebrengt. Hierbij komt ook het element naar voren van de universele rechten van de mens.
Stoïcisme in de moderne Wereld Globalisering heeft tot gevolg dat de afstanden die in de Middeleeuwen bijna onwerkelijk groot waren, vandaag de dag gemakkelijker en sneller te overbruggen zijn. De komst van elektronische communicatie, snellere en geavanceerdere vervoersmiddelen en media als radio en televisie dragen hier in meer en mindere mate aan bij. Door de verkleining van de afstanden zijn mensen makkelijker in staat om in contact te komen en te blijven met de rest van de wereld. Dat is een goede ontwikkeling, als je Plato en zijn eragenoten mag geloven. Vanuit de Stoïcijnse leer werd er gestreefd naar een samenkomst van alle mensen op de wereld, een eenheid (Ley, 2007). Alle mensen zijn wezens met dezelfde logos, ofwel gezond verstand en simpel genomen heeft elk mens min of meer een zelfde gevoel voor goed en kwaad (Lecq, 2008). In de ideale wereld van stoïcijnse filosofen, zo ook Martha Nussbaum, laten mensen hun chauvinisme en patriottistische gevoelens achterwege. Nussbaum beschouwt deze gevoelens zelfs als gevaarlijk (Nussbaum, Patriottism and Cosmopolitanism, 1994). Uiteindelijk moeten we ons één voelen, als wereldburgers van een grote wereldsamenleving. Volgens Nussbaum zijn alle mensen in de kern gelijk. Wanneer we even vergeten dat iedereen een eigen invulling aan zijn of haar dagelijks leven geeft door middel van cultuuruitingen, kunnen we tot de conclusie komen dat we allemaal dezelfde aarde delen. We krijgen allemaal te maken met klimaatproblemen. Door media als televisie en internet worden we bijna dagelijks geconfronteerd met beelden van hongersnood en rampen die aan de andere kant van de wereld plaats vinden. De ware kosmopoliet overschrijdt de grenzen van zijn of haar eigen natie, en heeft een hoger doel: namelijk het gevoel van verantwoordelijkheid 26
uiten jegens je medewereldbewoner (Nussbaum, Patriottism and Cosmopolitanism, 1994). Pogge maakt onderscheid tussen twee vormen van kosmopolitanisme, namelijk Legal cosmopolitanism waarbij er een concreet politiek ideaal wordt uitgedragen waarin elk mens dezelfde rechten en plichten heeft jegens zijn medewereldburger; moral cosmopolitanism houdt in dat ieder moreel in relatie tot elkaar staat, wat inhoudt dat er beperkingen aan ons gedrag zijn en aan onze inspanningen een universeel systeem te construeren (Pogge, 1992:49). Bij een kosmopolitisch wereldbeeld hoort ook een eigen bestuursvorm. De ideale staat wordt bestuurd door de meest wijze mensen in de samenleving. Dat bestuur moet echter eerder gebaseerd zijn op goede wetten dan slechte bestuurders (Lecq, 2008). Ieder persoon heeft een niche in de samenleving, en hij of zij doet waar hij het beste in is (Lecq, 2008). Als we met zijn alleen één wereldgemeenschap vormen, kan dat dus ook betekenen dat niet elk land afzonderlijk evenveel bestuurders levert. Ik kom er later nog op terug op wat de knelpunten bij deze benadering zijn. Wenselijkheid van een Universele Wet Zoals in de inleiding al aan bod is gekomen, hebben de Nederlandse en de Franse overheid referenda georganiseerd om algemene opinie over het Europese Verdrag te peilen. Kijkend naar de uitslag zijn er meerdere dingen te concluderen. Aan de ene kant lijken Nederland en Frankrijk een universele grondwet niet wenselijk te achten. Landen die ja hebben gestemd blijkbaar wel. Waar is dat verschil uit voortgekomen? Zijn de neestemmers tegen een verenigde wereld? Is het omdat men zich niet een voelt met de rest van de wereld? Wil men koste wat kost vasthouden aan de eigen gang van zaken en eigen maatstaven voor redelijkheid? Of is het antwoord veel simpeler, en was men gewoon niet goed genoeg geïnformeerd om een zinnig woord over te kunnen zeggen. Hebben mensen ‘nee’ gestemd uit angst voor het onbekende? En de landen die wel hun goedkeuring hebben gegeven, waren zij beter op de hoogte van de inhoud van het verdrag,
Global Villains – een wetenschapsbijlage over criminaliteit en globalsering
of hebben zij een groter gevoel van saamhorigheid met de rest van de wereld? Dit zijn stuk voor stuk vragen die een heel andere discussie openen, maar die ik nu onbeantwoord laat2. Ik blijf bij nu de kern, met de vraag waarom de EU in de eerste plaats met een universeel verdrag is gekomen. De Europese Unie is een verbond tussen diverse landen op ons continent, met een voornamelijk economisch en politiek karakter. Bij de oprichting van de EU, of vroeger EGKS, ging het er met name om dat er een gemakkelijkere weg ontstond voor internationale handel en het bedrijven van politiek. Doordat steeds meer landen bij de EU komen, werd het op een gegeven moment lastig om volgens de oude verdragen tot een snelle besluitvorming te komen (NOS Journaal, 2005). Daarbij werd echter ook gekeken naar een universeel rechtssysteem. Op dit moment zijn er al tal van internationale verdragen die een gestandaardiseerde manier van handelen in geval van internationale criminaliteit moet geven. Deze krijg je er ‘gratis’ bij wanneer je lid wordt van de EU. In het nieuwe verdrag zijn ook grondrechten voor burgers opgenomen, maar hier kom ik later op terug. In die verdragen is de mogelijkheid opgenomen om persoonsgegevens zoals DNA-profielen en andere dingen over te leveren naar andere landen. Dit was wenselijk, omdat door de stijgende criminaliteit die globalisering tot gevolg heeft (Scheifes, deze uitgave) het op die manier makkelijker wordt gemaakt om verdachten op te pakken. Een gezamenlijk strafstelsel was gewenst, omdat men ervan uit ging dat iedereen binnen de EU vertrouwen had in de strafrechtelijke beslissingen van andere lidstaten. De Opbrengst van een Universele Wet Nu de wenselijkheid van de Europese grondwet is behandeld, zal ik aangeven wat de voor- en nadelen van een universele wet zijn voor de mensen op aarde. Als men dan vraagt voor wie die voor- en nadelen gelden, geef ik ten antwoord: voor elk mens. Vanuit de kosmopolitische manier van denken, wordt er 2
Voor meer informatie over dit onderwerp verwijs ik u naar http://www.grondwethoezo.nl/.
27
niet gekeken naar culturele verschillen tussen mensen. Natuurlijk zijn er grote verschillen aan te wijzen in leefomgeving, financiële situaties en de beschikbaarheid van eten en drinkwater en dergelijke. Het gaat hier echter om een ideologie, zodat gevoelsmatig elke wereldburger dezelfde opbrengst heeft. In de huidige situatie bestaan er conflicten tussen landen, afgegrensde gebieden, en deze worden conflicten nog al eens opgelost door militaire competitie en politieke spelletjes. Hierdoor hebben landen de mogelijk om zich te ontwikkelen tot militaire grootmachten (kijk naar Amerika of Rusland) en worden biologische en nucleaire wapens niet geschuwd. De gevolgen van een wereldoorlog als die nu plaats zou vinden zouden daarom des te ramzaliger zijn. Door de invoer van en universele wet kunnen lokale regeringen die macht ontnomen worden. De nationale en internationale veiligheid kan hiermee enorm verhoogd worden (Pogge, 1992:62). Een ander voordeel van een universele wet, is dat overheden de macht ontnomen kan worden om eenwording met andere landen te verhinderen. Door een land haar soevereiniteit “af te nemen”, kan het makkelijker worden gemaakt om wereldburgers zich te laten verspreiden over de wereld. Er kan minder gediscrimineerd worden op het gebied van werk en migratie (Pogge, 1992:62). Door het vervagen van de grenzen en controles in Europese landen heeft de misdaad de mogelijkheid gekregen om zich internationaal te verspreiden (zie ook Scheifes, deze uitgave). De bestraffingen die landen echter hanteren om deze criminaliteit en recidive te voorkomen, verschillen onderling sterk. Wanneer overtredingen in het buitenland worden begaan, zijn er veelal uitleveringsverdragen die het voor een delictpleger in sommige gevallen mogelijk maken in eigen land gunstiger te worden berecht. De vraag is of dit terecht is. Een universele wetgeving vaagt het gedoe rondom uitleveringen uit. Wanneer men overal even zwaar wordt bestraft, zal iemand er een tweede keer over nadenken een bepaald delict te plegen, omdat het eventuele vangnet van een mildere thuishaven wegvalt.
Global Villains – een wetenschapsbijlage over criminaliteit en globalsering
Mensenrechten en cultuurverschillen Naast de vele voordelen die een mondiale constitutie lijkt op te leveren, is er ook kritiek. Nussbaum noemt in haar essay ‘Woman and Cultural Universals” een paar van die mogelijk kritiekpunten. Zij noemt dat de meeste kritiek op universele projecten is gebaseerd op de assumptie dat universele projecten moeten berusten op een eeuwige waarheid, die los staat van menselijke cultuur en geschiedenis. Zij geeft echter ook aan dat dit geen beperking hoeft te zijn. Mensen zijn door hun gedeelde levenservaring in staat om het menselijk leven in de brede zin van het woord te begrijpen. Elk persoon weet in meer of mindere mate waar hij of zij behoefte aanheeft, zonder dat deze behoeftes aan culturele patronen gebonden zijn (Nussbaum, 2006:368). Elke wetenschapper op het gebied van mensenrechten moet zich vroeg of laat afvragen of er zoiets als universele mensenrechten bestaat (Leonard, 2006:151). Wanneer we accepteren dat een dergelijk iets bestaat, dan moeten we accepteren dat de belangrijkste spelers op het internationale toneel een bepaalde norm op het gebied van mensenrechten hooghouden, ondanks het bestaan van lokale geschiedenis en cultuur. We zijn als mensen geneigd om de meningen van buitenstaanders af te doen als irrelevant, en de capabiliteit om beslissingen te maken, wordt veelal beoordeeld op geografische herkomst (Pogge, 1992:65). Hoewel het noodzakelijk is om een basisnorm vast te leggen, zijn veel universalistische beelden van de mens arrogant en beledigend geweest, en werden culturele verschillen genegeerd (Nussbaum, 2006:369). Pogge stelt zichzelf de vraag of deze cultuurverschillen in acht genomen moeten worden of dat ze irrelevant zijn (Pogge, 1992:68). Een definitie van mensenrechten is niet gebaseerd op principes van een statische moraliteit of een absolute weergave van de waarheid, maar is onderhevig aan een subjectieve norm of ideaal. Wanneer er dus gesproken wordt over globale mensenrechten en wetten die opgesteld zijn om die rechten te waarborgen, moet een definitie veralgemeniseerd worden. De wereldgemeenschap zal die norm dan 28
moeten accepteren (Leonard, 2006:155). Dat dit proces niet zonder slag of stoot zal gaan, is een understatement. Zoals Kanters in haar artikel in deze uitgave beschrijft (Kanters, 2008), heeft het machthebbende Westen nogal eens de neiging om andere, minder invloedrijke landen haar wil op te leggen. Hoe er bepaald wordt wat de norm is waar we ons naar dienen te voegen, is een obstakel. Stoïcijnen gaan er, zoals gezegd, van uit dat elke mens een gemeenschappelijk gevoel voor goed en kwaad heeft. In de praktijk blijkt dit niet het geval, dat kunnen we alleen al concluderen uit het feit dat sommige landen wel de doodstraf hanteren en sommigen niet. Zelf binnen de grenzen van de Verenigde Staten zijn de meningen per staat verdeeld. Daarbij komt nog: Kant, zoals geciteerd in Reynolds, zegt dat oordeel een onzeker, onbepaald en subjectief iets is dat het idee van een universeel gedachtegoed ondergraaft (Reynolds, 1999:73). Zolang er een pluraliteit van zelfbehoudende culturen blijft heersen, blijft het verantwoordelijkheidsgevoel van volkeren beperkt tot de grenzen waarbinnen ze leven. Pas wanneer men ook ideologisch deel uit gaat maken van een internationale samenleving, met een systeem van internationale wetten, handel en diplomatie, zal men zich meer betrokken gaan voelen wanneer mensenrechten met voeten getreden worden (Pogge, 1992:51). Ook dit gaat helaas niet probleemloos: het bestaan van een universele wet heeft niet direct het bestaan van een gemeenschap waarin ieder alles met de ander wil delen tot gevolg (Pogge, 1992: 56). Daarnaast: veel van de mondiale documenten waarin een universele wet of vastleggingen van mensenrechten zijn beschreven, zijn afhankelijk van acceptatie (Leonard, 2006:155). Zolang die documenten bestaan zonder dat iedereen ze accepteert, zijn we geen centimeter verder. Om dat te kunnen bereiken, moet de besluitvorming zoveel mogelijk gedecentraliseerd moeten worden (Pogge, 1992:65). Pogge komt echter tot de conclusie dat culturele verschillen irrelevant zijn, en dat overeenkomsten in cultuur en dergelijke mensen geen automatisch recht op bemoeienis geven, net als het feit dat het ontbreken van
Global Villains – een wetenschapsbijlage over criminaliteit en globalsering
overeenkomstige culturen een argument is tegen een gemeenschappelijk systeem (Pogge, 1992:68). Conclusie De vraag die in dit artikel onderzocht is, is of het wenselijk is om een universele grondwet in te voeren. Er zijn verschillende argumenten voor en tegen gegeven, maar het zwaarst wegen in mijn optiek de voordelen. Globalisering is een proces dat niet te stoppen
is. We kunnen zoveel meer winnen als we vertrouwen op het beoordelingsvermogen van onze medewereldburgers. Criminaliteit wordt ook gevoed door globalisering, en we kunnen het ons simpelweg niet veroorloven om ons door een abstract, fluïde construct als cultuur te laten vastklemmen in het oude patroon. De wereld en haar daden veranderen, en daar moeten we op dezelfde manier in mee veranderen. De wereld wacht niet, en criminaliteit al helemaal niet.
Bibliografie Beitz, C. R. (2005). Cosmopolitanism and Global Justice. Journal of Ethics , 11-27. Kanters, C. (2008). Ontwikkeling als Misdaad. De Zeven Zonden , 8-13. Lecq, R. v. (2008). Wereldburgers: filosofie en Globalisering. Utrecht. Leonard, E. K. (2006). Globalization and the Construction of Universla Human Rights. Human Rights & Human Welfare , 151-163. Ley, H. d. (2007). Antieke Wijsbegeerte: van Thales tot Augustinus. Retrieved 06 09, 2008, from Filisofie in de Hellenistische Periode: Epikouros en de Stoa: http://www.flwi.ugent.be/cie/1ba/epikouros%20&%20stoa.html NOS Journaal. (2005, 02 14). Dossier: JA/NEE. Retrieved 06 19, 2008, from NOS Journaal: http://www.nos.nl/nosjournaal/dossiers/europesegrondwet/grondwet_faq.html Nussbaum, M. (1994). Patriottism and Cosmopolitanism. The Boston Review . Nussbaum, M. (2006). Women and Cultural Universals. In R. E. Miller, & K. Spellmeyer, New Humanities Reader (pp. 357-385). Boston: Houghton Mifflin Company. Pogge, T. W. (1992). Cosmopolitanism and Sovereignty. Ethics , 48-75. Reynolds, R. (1999). Kant: The Audacity of Judgement. Res Publica , 69-84. Scheifes, S. (2008). Transnationale Misdaadorganisaties - De gevolgen van Globalisering. De Zeven Zonden , 31-36.
Recencie: Aandacht voor het milieu Door Jurriaan Cohrs An inconvenient truth en Earth zetten de toon.
H
et milieu is een actueel probleemstuk waarover veel ophef bestaat. Het valt te generaliseren: iedereen is zich ervan bewust dat het milieu 29
achteruitgaat. De hoogmoed onder de cynici van de afgelopen jaren lijkt eindelijk niet meer te kunnen opwegen tegen de harde feiten. Het valt niet mee, de draagkracht van de
Global Villains – een wetenschapsbijlage over criminaliteit en globalsering
aarde gaat achteruit (Miller, 2007). Terwijl het milieu op criminele wijze wordt gebruikt door niet duurzame antropogenische praktijken (bijvoorbeeld het verbranden van fossiele brandstoffen), lijkt er eindelijk een verschuiving in denkwijze te ontstaan: duurzame praktijken ontwikkelen zich en de aandacht voor het milieu ligt hoger dan ooit. Aandacht voor het milieu schijnt onder niet-wetenschappers in cycli van zeven jaar te verschijnen, aldus Dhr J. W. Dol, coördinator communicatie woordvoerder bij Greenpeace Nederland. Klimaatverandering is het afgelopen 5 jaar een hot item geweest. Niet te ontkennen valt dat Al Gore met zijn film: An inconvenient truth, 2006, het wereldwijde milieuprobleem bij het publiek op de kaart heeft gezet. Als we de theorie van Dhr J. W. Dol aanhangen, zou het over twee
jaar gedaan zijn met de aandacht voor het milieu. Gelukkig lijkt het milieu probleem nu definitief op de kaart te staan. De succesvolle documentaire Earth van de BBC is afgesloten met een film die lovende kritieken heeft mogen ontvangen, net als Al Gore met zijn film: An inconvenient truth. Zouden deze twee kaskrakers de cyclus van aandacht voor het milieu kunnen doorbreken? De Film van Al Gore: een ongemakkelijke waarheid, heeft de doorgewinterde politici verheven tot milieu-guru en Nobelprijswinnaar. Zijn interesse voor het milieu is opgewekt door zijn professor: Keeling, die in 1950 begonnen is met CO2 metingen in de atmosfeer. Al Gore zag het naderende milieuprobleem dichterbij komen en trok aan de bel. Tot zijn grote verbazing reageerde vrijwel niemand op de confronterende feiten die hij presenteerde. Hierdoor werd een hardere aanpak vereist en ook gerealiseerd: massamediale
30
communicatie voor globale doeleinde, een film. In zijn film zet Al Gore een doomscenario uit waarin de wereld vergaat als wij op deze voet doorblijven leven met de natuur. Met zijn krachtige illustraties over de disproportionele toename van CO2 in de atmosfeer lijkt hij iedereen in zijn ban te hebben. Vanaf een hoogwerker strijkt het doomscenario boven over onze hoofden neer. Wetenschappers plaatsen echter een paar kanttekeningen bij deze illustratie: het is namelijk lastig te bepalen of de temperatuurstijging een gevolg is van een toenemende CO2 concentratie, of vica versa. Al met al lijkt Al Gore de feiten goed te presenteren, al heeft hij soms de neiging om feiten sterker en heftiger te presenteren dan dat ze werkelijk zijn. Desalniettemin is deze film precies wat een passief publiek nodig heeft, stimuli. Het zit in onze natuur om af te wachten: we kijken eerst wat de buurman doet, vervolgens analyseren we zijn doen en pas daarna ondernemen wij zelf actie. Al Gore is die buurman, de toon is gezet, de reactie is aan de rest van de wereld. De tweede populaire film die de toon weet te zetten, en aandacht voor het milieu weet te verkrijgen is Earth. Deze film is de slotakte van de populaire BBC documentairereeks: Planet Earth. Vijf jaar lang heeft de filmploeg van BBC prachtige natuurbeelden geschoten, die van de Noordpool tot aan Nieuw Guinea laten zien hoe mooi en kostbaar onze aarde is. De mooiste beelden werden bewaard voor de finale: een anderhalf uur lang durende film waarin we van de hak op de tak worden overspoelt met de mooiste natuurbeelden. Mijn inziens is er één reden waarom de natuurbeelden zo tot onze verbeelding spreken: de gebruikte techniek om deze beelden vast te leggen. Alle opgenomen shots zijn vastgelegd met highdefinition camera’s. Deze camera’s hebben een zeer dynamisch bereik. Ze zijn in staat om
Global Villains – een wetenschapsbijlage over criminaliteit en globalsering
zowel hoge lichten als schaduwen natuurgetrouw weer te geven. Deze techniek zorgt ervoor dat alle natuurbeelden haarscherp en in volle kleur overkomen. (Sony, 2007) Juist omdat deze techniek nog nooit eerder massamediaal vertoond is voor natuurbeelden, slaat deze film aan bij het filmpubliek. Net als Al Gore met zijn film, raakt de film Earth bij het publiek de juiste stimuli. Als er aandacht voor een probleemstuk moet komen is het cruciaal om de juiste stimuli te zoeken bij het probleem. Naar schatting is 95 % van ons gedrag automatisch gedrag. Dit betekend dat we maar over 5 % van ons gedrag nadenken (Pol e.a., 2007). Automatisch gedrag is te doorbreken door middel van Priming. Dit houd in dat door de juiste stimuli aan te spreken, je onbewust toch veranderingen in het gedrag bij mensen kan creëren. Beide films maken goed gebruik van dit gegeven. Door bewustzijn te creëren over het feit dat verloren natuur en klimaat, niet meer terug te halen is, ziet men in dat we de
verkeerde kant op gaan. Nu is de vraag echter nog: waarom deze films niet tien of twintig jaar eerder? Heel simpel, priming en mooie natuurbeelden waardoor we bewustzijn creëren is niet genoeg. Het lijkt wel of een probleem pas echt de moeite waard is om op te lossen als de schade al onomkeerbaar is. Pas zodra de grens van ernst wordt bereikt, is de politiek willend genoeg om een plekje te creëren op de politieke agenda. Wees nou eerlijk, zonder politieke consensus is een probleem gewoon een probleem. Zodra de G8 top er aan te pas komt mogen we pas spreken over een wereldwijd probleem. Vaak is het dan al te laat. Of het te laat is voor het milieu moeten we afwachten. Of de theorie van Dhr J. W. Dol klopt zullen we over twee jaar weten, dan zullen we zien of de theorie van cycli van zeven jaar stand houd. Het zou goed zijn voor het milieu om deze theorie te ontkrachten, zodat de cyclus van zeven jaar kan worden doorbroken en de aandacht voor het milieu blijft.
Gulzigheid: Transnationale misdaadorganisaties – de gevolgen van globalisering Door Suzanne Scheifes
E
én van de kenmerken van globalisering, is dat de grenzen van veel landen worden geopend. Op het gebied van economie houdt dit vooral in dat het handelsproces wordt gestimuleerd. Minder heffingen op import en/of export zorgen voor een meer geïntegreerde markt waarbij internationale handel toeneemt. Deze internationale handel is erg gunstig voor de economie. Kijk bijvoorbeeld eens naar India en China, deze twee derdewereldlanden zijn er economisch gezien enorm op vooruit gegaan en dit allemaal nadat ze hun grenzen voor handel geopend hadden. Het openen van de grenzen op het gebied van handel heeft niet alleen een effect op de legale internationale handel: ook de illegale handel profiteert hiervan mee. Ook andere
31
effecten van globalisering op nationale economieën en internationale economie dragen hieraan bij. Staatssoevereiniteit verdwijnt, wat inhoudt dat de belangrijke beslissingen over de economie van een land niet meer zozeer bij de regering liggen, maar meer bij de grote multinationals. Dit heeft verscheidene gevolgen voor de beslissing die omtrent handel genomen worden. Waar er bij regeringen en openbare instellingen een enigszins verplichte openheid is en er mogelijkheid is tot controle op de gang van zaken en beslissingen, is dit veel minder het geval bij de grote multinationals. Hierdoor gaat een groot deel van de transparantie verloren, omdat deze multinationals op dit moment (nog) niet dezelfde verplichtingen en verantwoordelijkheden hebben als regeringen en openbare instellingen. Hierdoor gaat ook een deel
Global Villains – een wetenschapsbijlage over criminaliteit en globalsering
van de controle op handel verloren, wat weer wat meer ruimte overlaat voor illegale handel. In dit artikel zal de nadruk liggen op de illegale handel. De gevolgen van globalisering op handel in het algemeen zijn duidelijk, maar wat betekent globalisering voor internationaal georganiseerde misdaadorganisaties? Er zal gekeken worden of de opengestelde grenzen, handelsovereenkomsten en de vele communicatiemogelijkheden zoals internet de de stroom van geld en goederen van deze transnationale misdaadorganisaties bevorderen, net zoals bij de legale handel. Om tot een conclusie te komen, zal eerst de definitie van georganiseerde misdaad bekeken worden. Vervolgens zal de algemene invloed van globalisering op handel beschreven worden door te kijken naar mobiliteit en technologie. Hierna komen transnationale witwaspraktijken en illegale transnationale handel en smokkel aan bod. Daarna zal kort gekeken worden naar de globaliserende georganiseerde misdaad in een sociaal-culturele context en zal ook gekeken worden naar het tegengaan van deze transnationale misdaadorganisaties.
Georganiseerde misdaad als begrip Georganiseerde misdaad is een breed begrip. Volgens Michael Woodiwiss betekent georganiseerde misdaad in de breedste zin opgevat elke systematisch georganiseerde illegale handeling en is het hiermee al zo oud als regeringen en rechtssystemen en zo internationaal als handel (Beare 2003:3). Het doel van georganiseerde misdaad is net als van vele andere ondernemingen geld verdienen en vooral winst maken. Hun winst halen ze uit het nabootsten van marktsystemen, investeren en uiteindelijk witwassen van hun kapitaal. Een ander kenmerk van georganiseerde misdaad dat het ook onderscheid van andere vormen van criminaliteit en misdaden, is dat er vaak veel politiek in meespeelt. Georganiseerde misdaad gaat vaak samen met corruptie en fraude en het is dan ook niet vreemd dat veel georganiseerde 32
misdaad via landen zonder stabiele of democratische overheid loopt (Mittelman en Johnson 1999:6). Echter, corruptie komt overal voor en Robert S. Leiken durft zelfs te zeggen dat het hier om een ‘global epidemic of corruption’ gaat (Leiken 1997:5). In dit artikel zal het gaan over georganiseerde misdaad in het algemeen. De nadruk zal liggen op een aantal activiteiten die het meest met transnationale misdaadorganisaties geassocieerd worden, namelijk handel in illegale producten en hierbij ook de activiteit die bij eigenlijk alle misdaadorganisaties gebeurd: het witwassen van geld. Handel, mobiliteit en technologie Technologie is een belangrijk onderdeel van globalisering en heeft ook invloed op de illegale handel. Technologie is wat zowel mobiliteit als communicatie op gang bracht, twee onderdelen die een grote rol spelen bij globalisering zoals wij deze vandaag de dag kennen. De snelheid waarmee alles tegenwoordig kan, zorgt voor het vervagen van de grenzen van tijd en ruimte. Met het vliegtuig duurt een reis van Londen naar Sydney slechts een dag en met de telefoon en internet is de communicatie sneller dan ooit. Dit heeft niet alleen een gunstig effect op bijvoorbeeld toerisme, lokale economieën en handel, maar ook op de illegale handel. Zoals Mittelman en Johnson beschrijven: de opkomst van transnationale misdaadorganisaties wordt aangedreven door deze technologische ontwikkelingen (Mittelman en Johnson 1999:6). Deze mobiliteit en communicatie zorgt voor een hele nieuwe manier van handel. Ten eerste zorgt de mobiliteit voor een verlaging in transportkosten en hiermee een toename in goederenstromen. Nieuwe uitvindingen, zoals nieuwe koeltechnieken, zorgde er samen met deze mobiliteit voor dat bederfelijke producten over grote afstanden getransporteerd konden worden (Brakman
Global Villains – een wetenschapsbijlage over criminaliteit en globalsering
2004:8). Ten tweede is handel in het algemeen toegankelijker geworden voor het grote publiek. De beurs, een erg belangrijke vorm van handel voor zowel bedrijven als particulieren, is dankzij het internet voor praktisch iedereen toegankelijk. Internet heeft de wegen van handel en geld op internationaal niveau geopend. Internetbankieren zorgt er bijvoorbeeld voor dat als je zou willen, je geen voet meer in je bankfiliaal hoeft te zetten. Rekeningpakketten zijn via internet te bestellen (www.abn.nl) en geldtransfers zijn een kwestie van een klik met de muis geworden. Sterker nog, met de juiste gegevens hoef je zelfs niet meer naar de bank om rekeningen te openen en kan alles via de digitale weg. Dit scheelt natuurlijk flink veel tijd. Niet alleen gunstig voor de klanten die niet naar de bank toe hoeven, maar hun geldzaken vanuit huis kunnen regelen, maar ook voor de banken: minder persoonlijk contact betekent dat er minder personeel op de werkvloer nodig is. Een andere kant van deze digitalisering is dat fraude plegen ook een stuk gemakkelijker wordt. Meerdere rekeningen op verschillende namen, rekeningen bij verschillende banken en verspreidt over verschillende landen: dit is allemaal een stuk eenvoudiger geworden. Dit is een uitkomst voor transnationale misdaadorganisaties die veel geld te verplaatsen hebben. Natuurlijk is de controle hierop, vooral in West-Europa en de Verenigde Staten, ook strenger geworden en omdat gegevens nu digitaal vergeleken worden zullen sommige fouten of fraudes eerder worden ontdekt. Dit haalt echter niet weg dat dankzij deze digitalisering en verbeterde mobiliteit de stroom van geld en goederen ook op de illegale markt is toegenomen. De verlaging van import- en exporttarieven hebben vaak minder invloed op transnationale misdaadorganisaties. Zij hebben in tegenstelling tot legale handelsbedrijven vaak helemaal niet te maken met extra tarieven en andere extra kosten die dankzij globalisering verminderen, juist omdat ze deze weten te ontduiken met hun illegale handel. Bij deze organisaties zit het verschil dan ook vooral in de transport- en communicatiekosten. Tijd is geld, ook bij 33
transnationale misdaadorganisaties, dus een kortere transporttijd en snellere communicatie betekent ook hier winst. Witwaspraktijken Bij zowel legale als illegale handel draait het om winst. Globalisering zorgt dankzij open grenzen, lagere invoer- en exporttarieven en lagere transportkosten voor een beter geïntegreerde markt. In een goed geïntegreerde markt is handel voor iedereen gunstiger, waardoor dit meer wordt gestimuleerd. Hoewel voor illegale handel natuurlijk lang niet altijd dezelfde regels gelden, omdat deze er veel weet te omzeilen, profiteren ook zij van deze beter geïntegreerde markt. The International Monetary Fund (IMF) schat dat twee tot vijf procent van het bruto nationaal product uit witwaspraktijken bestaat (International Narcotics Control Strategy Report 2008). Met gebruik van gegevens over het wereldwijde BNP uit 2007, komt dit op ongeveer $2.17 à $3.61 biljoen per jaar. Dit is groter dan het budget van de Verenigde Staten! Tien jaar geleden werd nog gedacht dat het bedrag van internationale witwaspraktijken rond de $300 à $500 miljard lag, wat betekent dat de witwasindustrie, net als de internationale economie, een grote groei heeft doorgemaakt de afgelopen jaren. Volgens de literatuur zijn er drie fasen in het witwassen van geld (http://www.burojansen.nl/). De eerste fase is placement, in deze fase worden de contante opbrengsten uit criminele activiteiten op een bankrekening gestort. Alvorens dit gebeurt, komt het regelmatig voor dat het geld wordt getransporteerd of omgewisseld voor een andere valuta. De tweede fase is layering, ook wel de verhullingfase genoemd. Deze bestaat uit opsplitsing, omwisseling en giraal overboeken van het geld. Hier wordt het dwaalspoor gecreëerd waardoor het vaak zo moeilijk is om één plek te traceren waar de criminele activiteit begon. Soms worden gedeeltes van het geld ook weer contant opgenomen en vervolgens weer op een andere bankrekening gestort. De laatste fase is integration, ofwel de rechtvaardiging van het geld. Het geld moet een ogenschijnlijke
Global Villains – een wetenschapsbijlage over criminaliteit en globalsering
legale herkomst verkrijgen om uiteindelijk vrij besteedbaar te worden. Soms worden niet alle fasen doorlopen, omdat dit simpelweg niet altijd nodig is. In landen waar er gaten zitten in de wetgeving op het gebied van bijvoorbeeld het misbruik maken van bankstelsels, zoals bijvoorbeeld landen in het Caribische gebied, is soms alleen het fysiek verplaatsten van het geld nodig en is daarmee het uiteindelijke doel van integration eigenlijk al bereikt. Volgens R.T. Naylor is er de afgelopen vijftien jaar een verschuiving geweest in de nadruk op het opsporen en aanpakken van georganiseerde misdaad. In zijn stuk ‘Follow the Money-methods in Crime Control Policy’ beschrijft hij de theorie waarbij het bestuderen van geldstromen om te ontdekken wie ergens achter zit centraal staat. Vervolgens wordt de winst van de misdaadorganisaties achteraf afgenomen. Volgens deze theorie staat deze winst namelijk voor zowel het motief als de middelen voor het plegen van verdere misdrijven en zo worden deze dus beide afgenomen (Beare 2003:256). Hoewel Naylor zelf ook al aangeeft dat het in theorie moeilijk in te schatten is hoeveel impact dit op de doelwitten zal hebben, is de ‘follow the money-method’ in principe een goede methode voor het, zij het met terugwerkende kracht, opsporen van transnationale misdaadorganisaties en hun misdaden en witwaspraktijken (Beare 2003:256). Deze methode op zichzelf bestaat al veel langer. De oneliner ‘follow the money’ komt niet voor niets uit All the president’s men uit 1974 en is tegenwoordig zo bekend dat hij zelfs als staande uitdrukking in het woordenboek staat. Hierbij komt de digitalisering echter ook weer terug als een belangrijke verandering. Het bestuderen van geldstromen is dankzij de digitalisering wat makkelijker en exacter geworden. Hoewel de sporen die witwaspraktijken achterlaten een stuk langer en gecompliceerder zijn geworden sinds de digitalisering – de verhullingfase van het geld die bestaat uit opsplitsing, omwisseling en giraal overboeken kan bijvoorbeeld veel sneller gebeuren op deze manier – zorgt deze zelfde digitalisering 34
ervoor dat deze overboekingen makkelijker traceerbaar zijn geworden. Naast de digitalisering is er dankzij de globalisering veel meer contact tussen overheden van verschillende landen. Met bijvoorbeeld de oprichting van de Europese Unie en plannen voor een Europese grondwet zal binnen Europa over een paar jaar de communicatie tussen overheden misschien nog beter zijn. Dankzij verbeterde communicatie kunnen illegale handel en geldtransacties nu veel makkelijker over de hele wereld worden getraceerd (Zie ook Hompus, deze editie. Hompus, 2008). Socio-culturele context Georganiseerde misdaad hangt in vele gevallen sterk samen met de cultuur waarin het zich bevindt. De cultuur heeft ook invloed op de manier van handelen. Door globalisering worden (transnationale) misdaadorganisaties, net als gewone handelsorganisaties en bedrijven, uit hun sociaal-culturele context getrokken. Mittelman en Johnson beschrijven hoe misdaadorganisaties buiten hun oorspronkelijke omgeving doorgroeien dankzij globalisering. Zij gebruiken onder andere het oosten van Azië en het zuiden van Afrika als onderdeel van hun studie. Een belangrijk punt dat zij noemen, is het gevaar dat de groei van deze kleine misdaadorganisaties tot transnationale misdaadorganisaties de groei en ontwikkeling van de lokale economie en samenleving in de weg zit (Mittelman en Johnson 1999:5). Deze transnationale misdaadorganisaties opereren buiten de staat om, ofwel ‘boven, naast en onder de staat’ zoals Mittelman en Johnson schrijven. Boven de staat, omdat ze gebruik maken van effecten van globalisering zoals grenzeloosheid en afwezigheid van regeringscontrole. Ze gaan grensoverschrijdend te werk en nemen het heft in eigen hand. Ze creëren hun eigen regels en verdeling van werk en macht. Verder naast en onder de staat, omdat ze vaak te werk gaan in de lagere sociale structuren die in landen in deze gebieden vaak buiten de standaard wetgevingen vallen (Mittelman en Johnson 1999:6).
Global Villains – een wetenschapsbijlage over criminaliteit en globalsering
Aan de andere kant zijn vooral in de wat armere landen de criminele organisaties op een sterke familiaire basis gebaseerd. Vertrouwen is erg belangrijk en hun handel verloopt dan ook via een netwerk van familiaire maar ook etnische relaties. Binnen deze netwerken gelden ook eigen regels en de regels zullen soepeler zijn voor mensen en misdaadorganisaties binnen deze netwerken, dan voor de organisaties die erbuiten vallen (Mittelman en Johnson 1999:7). Dus hoewel de transnationale misdaadorganisaties de mogelijkheid hebben buiten de grenzen van hun land om te handelen dankzij globalisering, zullen sommige dit niet doen of in ieder geval niet tot het maximale benutten, omdat vertrouwen zo belangrijk is. Conclusie Uit bovenstaande valt te concluderen dat de invloed van globalisering op transnationale misdaadorganisaties eigenlijk vooral stimulerend werkt. Voor veel misdaadorganisaties is globalisering een goede reden om zich over de grenzen heen te bewegen. Echter, niet alle misdaadorganisaties maken volop gebruik van de gevolgen van globalisering. Bij veel transnationale misdaadorganisaties blijft vertrouwen en hun eigen netwerk belangrijker dan de mogelijkheden de globalisering biedt. Mede als een reactie op transnationale misdaad wordt de samenwerking tussen overheden ook versterkt door globalisering en dit zorgt ervoor dat transnationale misdaadorganisaties eerder
gepakt worden. Dankzij de digitalisering van veel gegevens en processen kunnen onder andere witwaspraktijken eerder worden opgespoord. Ook kan tot conclusie gezegd worden dat het verschil tussen gewone handel en illegale handel eigenlijk niet erg groot is. In ieder geval niet als het om de invloed van de gevolgen van globalisering gaat. Verbeterde mobiliteit en communicatie spelen bij beide een grote rol. Voor beide handelsvormen geldt: ‘tijd is geld’ en waar globalisering via sneller vervoer en betere communicatie voor zorgt is dat alles veel sneller gaat, waardoor het een stimulerend effect heeft. Een groot verschil is wel dat illegale handel een stuk minder regels heeft waar het zich aan houdt, en zo een stuk vrijer is. Dat transnationale misdaadorganisaties geld witwassen is een ander belangrijk verschil. Het witwassen van geld is een onmisbaar onderdeel van de criminele activiteiten van transnationale misdaadorganisaties en daarnaast is het een groot onderdeel van de wereldeconomie. De komende tijd zijn we waarschijnlijk nog niet van transnationale misdaadorganisaties af. De globalisering, die de komende tijd niet zal stoppen, heeft een te stimulerend effect op deze organisaties om ze de kop in te drukken of te hopen dat hun activiteit in de nabije toekomst af zal nemen. De legale handel en illegale handel zullen in de nabije toekomst nog doorbloeien en flink profiteren van globalisering.
Bibliografie Beare Margaret E. (ed. by) Critical reflections on transnational organized crime, money laundering, and corruption. Toronto [etc.] : Univ. of Toronto Press. 2003. Brakman, Steven, Van oude en nieuwe globalisering. Rede uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt van bijzonder hoogleraar mondialisering aan de Rijksuniversiteit Groningen op dinsdag 18 mei 2004 Leiken, Robert S. Controlling the Global Corruption Epidemic. Foreign policy, Volume: 0, Issue: 105 (December 1, 1996), pp: p55, 19p MacClean, John David. Transnational organized crime : a commentary on the UN Convention and its Protocols. Oxford [etc.] : Oxford U.P. 2007. 35
Global Villains – een wetenschapsbijlage over criminaliteit en globalsering
Mittelman, James H., Johnston, Robert. The Globalization of Organized Crime, the Courtesan State, and the Corruption of Civil Society. Global governance, Volume: 5, Issue: 1 (January 1, 1999), pp: p103, 24p Siegel, Dina. Bunt, Henk van de. Zaitch, Damián (ed. by) Global organized crime : trends and developments. Dordrecht [etc.] : Kluwer Academic. 2003. International Narcotics Control Strategy Report 2008 http://www.state.gov/p/inl/rls/nrcrpt/2008/vol2/html/100800.htm http://www.burojansen.nl/traa/b10_2_35.htm met gebruik van: (Baldwin en Munro, 1993; Bosworth-Davies en Saltmarsh, 1994; Savona en Defeo, 1994)
Gemakzucht: Illegaal versterkt Broeikaseffect Door Jurriaan Cohrs
G
lobalisering is volgens de discipline fysica sinds 1850, het begin van de industriële revolutie, een doorzettende trend. De gevolgen die globalisering met zich mee brengt zijn voor de tropische regenwouden niet te overzien. Gemiddeld verdwijnt er 16,9 miljoen hectare aan regenwoud per jaar (Kobayashi 1994). Het meeste regenwoud wordt gekapt om te kunnen worden gebruikt voor agricultuur: veeteelt of plantages. Een groot gedeelte van het kappen van regenwoud gebeurt illegaal voor globale doeleinden: internationale houthandel. Tropische regenwouden zijn de rijkste plekken op aarde qua biodiversiteit. Het verdwijnen van deze biodiversiteit “hot spots” (Miller 2007) heeft enorme gevolgen voor de lokale ecosystemen in de regenwouden. Dit respectloos behandelen van de regenwouden zorgt ervoor dat de draagkracht van de aarde met de dag afneemt. Sinds de huidige trend van globalisering (1850) verandert het klimaat. Dit heeft grotendeels te maken met antropogenische invloeden (IPCC rapport 2007). Het is van belang om vast te stellen of er een verband is tussen de (illegale) kap van tropische regenwouden en klimaatverandering. Daarom zal in dit artikel de volgende vraag behandeld worden: ‘ wat voor invloed heeft de (illegale) kap van tropische regenwouden op klimaatverandering?’ Om deze vraag te beantwoorden zullen eerst de mondiale gevolgen van globalisering op klimaatfysica worden besproken, vervolgens de
36
verandering in ecologische en economische diensten, daarnaast zal de opslag van CO2 in tropische regenwouden worden besproken, tevens worden de technologische modellen die hiervoor worden gebruikt besproken en tenslotte zal een in een conclusie antwoord worden gegeven op de behandelde vraag.
Stijgende lijn CO2 concentratie Volgens de samenvatting van het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) rapport dat in 2007 is verschenen, is de disproportionele toename van CO2 (koolstofdioxide) geheel toe te schrijven aan antropogenische invloeden. De globale toename van CO2 concentraties is voornamelijk toe te schrijven aan het verbranden van fossiele brandstoffen. Dit verbranden van niet vernieuwbare bronnen zorgt voor een versterkt broeikaseffect (zie figuur 4). In figuur 4 is te zien dat sinds 1850 de CO2 concentratie disproportioneel is toegenomen. De CO2 concentratie komt hedendag boven de 350 parts per million (ppm). Dit is uitzonderlijk hoog. Deze toename van CO2 heeft effect op het broeikaseffect. Figuur 4: Figuur uit het IPCC rapport over de disproportionele toename van CO2 sinds 1850
Global Villains – een wetenschapsbijlage over criminaliteit en globalsering
Economische en ecologische diensten
Het broeikaseffect is het globale effect dat ontstaat ten gevolge van de aanwezigheid van broeikasgassen in de atmosfeer. Deze gassen zorgen ervoor dat de temperatuur van het aardoppervlak hoger ligt dan op grond van de combinatie van warmte-instraling van de zon en de interne aardwarmte verwacht kan worden(Schuurmans e.a., 1982). Het broeikaseffect is een natuurlijk proces waar wij niet zonder kunnen leven. Sinds de industriële revolutie die rond 1850 begon, zijn de broeikasgassen: CO2, CH4, N2O en CFC’s disproportioneel toegenomen (IPCC en Kobayashi ). Deze broeikasgassen zorgen voor een versterkt broeikaseffect. De atmosfeer wordt verrijkt met broeikasgassen waardoor deze dikker wordt. Er blijft dus meer warmte gevangen tussen de atmosfeer en het aardoppervlak in, waardoor het warmer wordt op aarde. De aarde heeft meerdere natuurlijke processen waarin CO2 wordt opgeslagen en wordt gecirculeerd. Bij één belangrijk proces zijn tropische regenwouden betrokken. Ongeveer 3/4de van de additionele CO2 die aan de atmosfeer wordt toegevoegd, ontstaat door de verbranding van fossiele, niet vernieuwbare brandstoffen. Het resterende deel, ongeveer 1/4de van de extra toegevoegde CO2 aan de atmosfeer, komt door de houtkap van tropische regenwouden. Door deze houtkap veranderen er niet alleen processen waarbij CO2 is betrokken, dit is maar een klein deel van het probleem.
37
Door de illegale houtkap veranderen ecologische en economische diensten die het tropische regenwoud levert. Uit onderzoek blijkt dat tropisch regenwoud vanuit economisch perspectief veel beter gebruikt kan worden voor ecotoerisme dan voor niet duurzame doeleinden (Miller 2007). In Costa Rica wordt jaarlijks ongeveer 750 miljoen dollar verdiend aan ecotoerisme. Costa Rica is dan ook voorloper op het gebied van behoud van regenwoud. Dit duurzame gebruik van niet vernieuwbare bronnen heeft niet alleen gevolgen met betrekking tot economisch optiek, maar ook voor het klimaat. Het is dan ook de vraag waarom het regenwoud meestal niet duurzaam gebruikt? Het illegaal kappen van regenwouden is een profiteerbare handel waarbij de straffen niet hoog liggen. Uit het onderzoek van Cooper, 2007, blijkt dat het illegaal kappen van regenwouden net zo veel geld oplevert als het verhandelen van heroïne. Deze miljarden industrie is in meer dan 70 landen actief en is verantwoordelijk voor het verdwijnen van 32 hectare aan regenwoud per jaar. Het is een profiteerbare handel omdat de controle op hout minimaal is, dit blijkt uit het feit dat de Verenigde Staten de grootste afnemers van illegaal gekapt hout zijn (Cooper, 2007). Waarom zou je legaal hout inkopen als illegaal hout veel goedkoper is en de controle hierop nihil is? Het is moeilijk om controle te werven op het certificeren van “goed” hout, voornamelijk omdat het BBP (bruto binnenlands product) in veel landen afhankelijk is van deze handel: een derde van het BBP in Indonesië is te danken aan de illegale houtkap (Murphy, 2007). Door de grote vraag aan tropisch hout verdwijnt er vele hectare bos per jaar, dit zorgt ervoor dat de ecologische diensten die het regenwoud levert afnemen. Het regenwoud levert ons veel natuurlijke diensten. De meeste van deze diensten zijn voor ons niet direct zichtbaar. Veel mensen zijn niet op de hoogte van de diensten die een regenwoud levert. Dit is jammer aangezien volledige informatie met betrekking tot ecologische en economische kennis, meer steun voor het behoud van het
Global Villains – een wetenschapsbijlage over criminaliteit en globalsering
regenwoud zou kunnen betekenen. Het regenwoud zorgt voor ecologische diensten zoals: het verminderen van grond erosie, het absorberen en loslaten van water ( goed tegen overstromingen ), het zuiveren van water en lucht en het zorgt voor een habitat voor veel dieren en planten (Miller 2007). Dit zijn ecologische diensten waar men vaak niet van afweet of niet over nadenkt. Belangrijker nog zijn de ecologische diensten zoals: het zorgen voor ondersteuning van energie stromen en chemische cyclussen. De chemische cyclus van water is van belang voor het klimaat. Dit heeft een belangrijk effect op de aarde doordat tropische regenwouden evapotranspiration actief zijn. Dit is de som van transpiratie van water vanuit planten en bomen, en de verdamping van water vanaf de grond naar de lucht toe. Dit is een belangrijk proces omdat de chemische cyclus van water energie kost. De energie die hierbij gebruikt wordt, kan dus niet als warmte binnen onze atmosfeer blijven hangen, en zo zorgen voor een versterkt broeikaseffect. Het kappen van bomen en het vernielen van planten hebben op deze manier dus direct invloed op klimaatverandering; ze 38
kunnen namelijk niet meer meedoen aan de natuurlijke chemische cyclus. Dit heeft als het gevolg dat het klimaat verandert. Het regenwoud is van lokale en regionale invloed op het klimaat. De afname van tropisch regenwoud beïnvloedt het lokale/regionale klimaat doordat het gekapte bos ineens veel meer zonlicht ontvangt. Hierdoor neemt de temperatuur onder het oorspronkelijke dak van het bos toe, waardoor de grondoppervlaktetemperatuur toeneemt. Met als gevolg dat de grond uitdroogt en zijn vruchtbaarheid verliest. Dit heeft talloze gevolgen voor het lokale bos: minder vruchtbare grond, context verandering in habitat voor insecten, minder CO2 opname, en talloze andere gevolgen. (Kobayashi 1994). De belangrijkste ecologische dienst die het regenwoud levert is het opslaan van atmosferische C (koolstof). Deze ecologische dienst neemt in een rap tempo af omdat hij direct in verband staat met het aantal hectare tropisch regenwoud. Deze dienst is het belangrijkst voor het klimaat omdat hij direct in verband staat met klimaatverandering. Opslag van CO2 in het Tropisch Regenwoud 1/4de van de additionele CO2 die aan de atmosfeer wordt toegevoegd komt door de houtkap van tropische regenwouden, zoals eerder vermeld. De aarde is bedekt met 4.5 miljard hectare aan bossen, waarvan 43% gedistribueerd in de tropen (Kobayashi 1994). Uit onderzoek van Kobayashi blijkt dat tropische regenwouden van belang zijn voor
Global Villains – een wetenschapsbijlage over criminaliteit en globalsering
het klimaat. Een plant/boom kan 40 % tot 60% van zijn gewicht aan C (koolstof) vasthouden (Kobayashi 1994). Hieruit blijkt dat de hoeveelheid planten en bomen dus een degelijk impact kan hebben op het gehalte aan atmosferische C. Als een plant of boom doodgaat, komt de C die opgeslagen zit in de boom of plant vrij (Miller 2007). Ter voorbeeld is een tropisch regenwoud in Maleisië genomen (figuur 5). Figuur 5 illustreert het C budget van een tropisch regenwoud in Maleisië in ton per hectare. In het figuur te zien dat de meeste C zich bevind in de stam van de bomen, en in de grond (organische materie) van het tropisch regenwoud In de stam bevindt zich 467 ton C per hectare. In de grond bevindt zich relatief minder C, namelijk 66.2 ton C per hectare, maar dit is alsnog een grote hoeveelheid . Per kilo biomassa die geproduceerd wordt, assimileert het bos 1.6 kg CO2, en laat het 1,2 kg CO2 los. Dit betekend dat er per kilo geproduceerde biomassa, 0.4 kg CO2 wordt opgeslagen, die anders aan de extra atmosferische CO2 had moeten worden toegerekend. In een vergelijking ziet dit er als volgt uit: 6CO2+ 6H2O+ 677. Kcal C6H10O5+ 6O2+H2O (Kobayashi 1994). Het tropische regenwoud in Maleisië assimileert 47,9 ton CO2 per hectare per jaar. De losgelaten hoeveelheid CO2 bedraagt 47,3 ton. Wat niet vergeten mag worden is dat niet alleen planten en bomen CO2 opnemen, maar dat organische materie op de grond ook CO2opneemt. Door het kappen van tropische regenwouden gaat tussen de 19.1 en 0.05 ton per hectare aan deze organische materie verloren waardoor er minder CO2kan worden opgenomen, en waardoor de grond minder vruchtbaar wordt. De kap van tropisch regenwoud heeft dus een directe invloed op klimaatverandering; het gekapte hout laat het opgeslagen CO2vrij, en is niet langer in staat om aan de chemische cyclus van CO2 opslag mee te doen. (Marland, 1992). De losgelaten CO2 wordt aan de atmosfeer toegevoegd, en hierdoor wordt het broeikaseffect versterkt. Hierdoor verandert het klimaat: de zeespiegel stijgt, de ijskappen smelten, intensere droogtes en andere extreme weersituaties (IPCC 2007). De paradox tussen globalisering en deze gegevens is enigszins ironisch te noemen. 39
Door globalisering is de internationale houthandel ontstaan: De Verenigde Staten zouden anders immers nooit in staat zijn geweest om hout uit Indonesië te importeren (Murphy, 2007). Als globalisering niet had bestaan had er ook geen onderzoek naar CO2 opslag plaatsgevonden, en was de benodigde technologie hiertoe ook niet geïnnoveerd. Door deze nieuwe technologieën wordt ook duidelijk hoe groot het probleem is. De opslag van CO2 is een belangrijk proces in onze natuur. Het is van cruciaal belang dat we deze modellen gebruiken om het opslaan van CO2 duidelijk te visualiseren. Tegenwoordig zijn er vele nieuwe technieken die met modellen waarheidsgetrouwe simulaties kunnen doen. Welke modellen worden er gebruikt om visuele duidelijkheid te verwerven op het gebied van CO2 opslag? CO2 opslag gevisualiseerd Er zijn vele manieren en modellen om de opslag van CO2 te kunnen visualiseren. Eén van de meest bekende manieren om over het opslaan van CO2meer te weten te komen is het combineren van een gap-model met een ecosysteem model. Met deze methode kan de fluxerende CO2 opname door tropische regenwouden worden onderzocht door fotosynthese, respiratie en transpiratie als variabelen in te calculeren (Smith en Bonan 1992). Een gap-model is een model dat wordt toegepast om de reactie van een bos op klimaatveranderingen te voorspellen. Het gapmodel is een hoog resolutie model, dat wil zeggen: het kan de compositie van soorten voorspellen, als mede de vegetatiestructuur en de geassocieerde productiviteit van staande biomassa als functie van de tijd. Het model is echter gelimiteerd door een spatiale schaal. De gap-modellen functioneren op een jaarlijkse tijdschaal waarin de demografische omstandigheden worden gesimuleerd om zo tot een voorspelling te komen. Deze modellen kunnen de veranderingen in de structuur van een bos voorspellen, als mede de compositie als functie van veranderde omgevingsfactoren (Smith en Bonan 1992). Deze modellen kunnen echter niet voorspellen of er een C flux is tijdens het groei seizoen.
Global Villains – een wetenschapsbijlage over criminaliteit en globalsering
Het ecosysteem model kan dit echter wel. Dit ecosysteem model kan op korte termijn de C flux bepalen aan de hand van variabelen als fotosynthese en respiratie. Om dit te kunnen doen moeten ze wel informatie over de structuur van het bos hebben, dit kan het model zelf niet voorspellen. Door deze twee soorten modellen te combineren kan de flux van C dus worden berekend op korte en lange termijn terwijl veranderende demografische omstandigheden kunnen worden ingecalculeerd. Op deze manier is te berekenen welke invloed het verlies van biomassa (door het kappen van tropisch regenwoud) heeft op de opname van CO2heeft. Dit kunnen we weer terugkoppelen aan klimaatverandering en het broeikaseffect: door de afname van opname van CO2 wordt de atmosfeer dikker, en wordt het broeikaseffect dus versterkt. Conclusie Beginnende met een gewetenskwestie: als het bekend is dat tropisch regenwoud op een makkelijke wijze, veel duurzamer te gebruiken is en tevens ook nog een positievere kostenbaten analyse met zich mee kan brengen, waarom doen we dit dan niet? Helaas is die vraag nu niet te beantwoorden, dit zou nader onderzocht moeten worden. Het verband tussen (illegale) kap van tropische regenwouden en klimaatverandering is niet langer in de doofpot te bewaren. De huidige globalisering maakt de technologische innovaties mogelijk om dit al lang spelende probleem eindelijk te visualiseren. Harde feiten worden gepresenteerd en kunnen niet langer weerlegd worden door gebrek aan bewijzen. Met deze nieuwe gegevens kunnen we het probleem van illegale houtkap een halt toeleggen. De illegale houtkap is een miljarden industrie waar veel levens van af hangen, de
tropische landen waar vanuit het hout geëxporteerd wordt zijn afhankelijk van deze inkomstenbron. Hulp moet worden geboden vanuit de westerse rijke landen, het ironische is echter dat deze landen de grootse afnemers van illegaal gekapt hout zijn. Door deze illegale kap neemt de draagkracht van de aarde af. Deze degradatie van de draagkracht van de aarde heef grote gevolgen voor het klimaat. Door deze degradatie nemen ecologische diensten van onze tropen af. Tropische regenwouden zijn verantwoordelijk voor de chemische cyclus van CO2, dit wil zeggen dat biomassa in staat is om C op te slaan (door fotosynthese bijvoorbeeld). Door het kappen van deze bomen komt de opgeslagen CO2 vrij. Deze additionele CO2 die nergens naar toe kan wordt opgeslagen in de atmosfeer. Tevens kan een dode boom niet meedoen aan de chemische cyclus waardoor uiteindelijk minder CO2 verwerkt en opgeslagen wordt. Hierdoor wordt de atmosfeer dikker waardoor meer zonneenergie tussen de atmosfeer en het grondoppervlak blijft hangen waardoor het warmer wordt op aarde. Dit heeft een neerwaartse spiraal effect. Door de extra warmte smelten de poolkappen nog sneller, waardoor nog minder zonne-energie weerkaatst wordt, dus daarmee wordt het nog warmer. Deze warmte zorgt weer voor meer droogte waardoor tropische regenwouden nog meer onder druk komen te staan (uitdroging, bosbranden). Uit deze spiraal is moeilijk te ontsnappen als onze denkwijze niet verandert.. Er moeten strengere regels komen voor afname van gekapt hout in het westen. Zodat de illegale houtkap minder financieel aantrekkelijk wordt. Al met al wordt het tijd om duurzaam te gaan denken Afsluitende met het wijze motto van Miller: think global, act local.
Bibliografie Bonan, G.B. en Smith. T.M. e.a. (1992). The response of terrestrial c storage to climate change: Modeling C dynamics at varying temporal and spatial scales. Water, air, and soil pollution, 307-326.
Cooper, S (2007). The Timber Racket. Popular mechanics, 78-84. IPCC rapport (2007). Climate change 2007 : The physical Science Basis. Zwitserland. 40
Global Villains – een wetenschapsbijlage over criminaliteit en globalsering
Kobayashi, S (1994). Effects of harvesting impacts and rehabilitation of tropical rain forest. Journal of plant research, 99-106. Marland, S. en Marland, G. (1992). Should we store carbon in trees? Water, air, and soil pollution,181-195. Miller, T,G. (2007). Living in the environment. Canada.
Murphy, D (2007). If a tree falls…Illegal logging in Indonesia. Christian Science Publishing Society, 18-23. Schuurmans, C.J.E. en Oerlemans, J. e.a.. Fysische aspecten van het CO2-probleem. Retrieved: 06 10, 2008. http://igitur-archive.library.uu.nl/phys/2007-0730200333/UUindex.html.
Colofon Deze wetenschapsbijlage is tot stand gekomen dankzij inspanningen van onze redactie. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch of op een andere manier nu bekend of later uitgevonden, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de hoofdredactie.
Hoofdredactie Coco Kanters Laura Hompus Managing Director Gerdien Steenbeek Redactie Irfaanah Pahladsingh Jurriaan Cohrs Charlotte Roelofs Suzanne Scheifes Vormgeving Laura Hompus Coco Kanters CEO Ria van der Lecq Abonnementsprijs Nederland: €50,- per half jaar (6 edities) Klantenservice 0900-666777
41
Global Villains – een wetenschapsbijlage over criminaliteit en globalsering