Richtlijnantwoorden van het examen van de FFP d.d. 12 december 2014 Uitdrukkelijk zij vermeld dat het hier gaat om richtlijnantwoorden ten behoeve van de correctoren. Deze richtlijnantwoorden geven slechts een niet limitatieve opsomming van elementen zoals deze genoemd kunnen worden door de kandidaat. 1. Geef cijfermatig inzicht in het CBI van Daan en Emilie over 2014. Geef een aanvullende toelichting op de posten van het CBI. Bepalen netto besteedbaar inkomen in 2014 (in €): Man Besteedbaar
Fiscaal BOX 1: Salaris Daan Auto van de zaak Eigen bijdrage auto van de zaak Salaris Emelie Eigenwoningforfait Rente E.W.S. ABC Bank Rente E.W.S. Jaspers BV Bijdrage ZVW (5,40% over € 51.414) Bijdrage ZVW Subtotaal box 1 Inkomstenbelasting Correctie EWS Subtotaal BOX 2 Ontvangsten dividend Subtotaal BOX 3: Rente spaarrekening Dividend effectenportefeuille Uitkering CV Rente obligaties Rente RC Jaspers B.V. Vermogensrendementsheffing Premies KEW
Nr 1 2
3
210.000 25.000
210.000
0
0
15.630 -10.000 -40.000
4
200.630 5
Vrouw Fiscaal Besteedbaar
0
0
0 0
0 0 0
-10.000 -40.000 -2.776
157.224 -97.543 -250 59.431
0
6 0 59.431
7 7
7
0 0
3.000 3.000 5.000 2.000 -20.000 0
0
-5.000
© SC FFP Richtlijnantwoorden FFP-examen 12 december 2014 (deel II)
1
Premies ORV Algemene heffingskorting Arbeidskorting Netto besteedbaar Netto besteedbaar Consumptieve Bestedingen Saldo gezamenlijk vrij besteedbaar inkomen
-750 1.366 367 45.414 45.414 (120.000)
8
1.262 4.262 4.262
1 4 9
-70.324
Berekening vermogensrendementsheffing box 3 voor 2013 (in €): Aandelen Obligaties OG CV Spaarverzekering Opties Spaarrekening Tekort vrij besteedbaar inkomen Totaal bezittingen: RC Jaspers B.V. Opties geschreven put RD Schuldendrempel Totaal schulden:
151.000 100.000 100.000 vrijgesteld 0 100.000 p.m. 451.000 500.000 20.000 (5.800) 514.200
Vermogen per 1 januari 2014: Af: vrijstelling heffingsvrij vermogen (21.139 x 2 =) Grondslag:
- € negatief € 42.278 -/-----------€ 0
Heffing = grondslag x 4% x 30%, dus € 0 x 1,2% = € 0
© SC FFP Richtlijnantwoorden FFP-examen 12 december 2014 (deel II)
2
1.1 Aanvullende toelichting op posten CBI 1. DGA salaris Daan Het salaris van Daan hangt samen met zijn beroep als specialist. Ondanks dat hij zijn beroep uitoefent via een B.V. zal hij een belangrijk deel van de opbrengsten van de vennootschap als salaris moeten uitkeren. Doorgaans wordt rekening gehouden met 30% kosten, zodat circa 70% van de opbrengsten als salaris in aanmerking moet worden genomen. Daan dient te voldoen aan fictief loon regeling aangezien hij werkzaamheden voor Jaspers B.V. doet. Gezien de verhouding tussen het maatschapsaandeel en het salaris lijkt voldaan te zijn aan de fictief regeling. Het salaris van Daan kan de B.V. financieren uit de inkomsten van die samenhangen met het maatschapsaandeel. Specialisten die hun beroep in maatschapsverband uitoefenen ontvangen meer inkomen uit de verrichtingen, dan specialisten in loondienst. De trend is dat de opbrengsten naar elkaar toegroeien, waardoor het inkomen van zelfstandig gevestigde specialisten af zal nemen. Het Zorgakkoord heeft invloed op het inkomen van specialisten en de uitoefening van het beroep binnen een maatschap. Dit kan gevolgen hebben voor de hoogte van de vergoedingen en daarmee ook de waarde van het maatschapsaandeel (goodwill). In 2014 is Jaspers B.V. als werkgever van Daan 16% crisisheffing verschuldigd over het salaris boven de € 150.000, in casu 16% maal € 60.000. Dit is een eindheffing, die voor Daan niet te verrekenen is met zijn aanslag inkomstenbelasting. 2. Auto van de zaak Daan betaalt geen jaarlijkse eigen bijdrage; dit is in zijn geval nadeliger dan wel eigen bijdrage te betalen, de bijdrage vermindert de bijtelling als deze voor privégebruik in rekening wordt gebracht, aldus feitelijk voor 52% in aftrek gebracht en belast tegen gecombineerde vennootschapsbelasting en aanmerkelijk belang heffing van 40% (20% +25%*80%) (over 2014 zelfs 37,60% (20% +22%*80%). De uitstoot van 200 gram levert een bijtelling op van 25%. Uit de casus blijkt niet of de auto ouder dan 15 jaar is, indien zo bedraagt de bijtelling 35%.
© SC FFP Richtlijnantwoorden FFP-examen 12 december 2014 (deel II)
3
3. Eigen woning De eigen woning staat op naam van Daan en Emelie. De schuld staat op naam van Daan en Emelie, Daan en Emelie zijn dus hoofdelijk aansprakelijk voor de gehele schuld. Aangezien zij gehuwd zijn, zijn Daan en Emelie fiscaal partner van elkaar. Aldus kunnen gemeenschappelijke inkomensbestanddelen fiscaal aan elkaar worden toegerekend. Gezien het inkomen van Daan in 2014 hoger is dan het inkomen in box 1 van Emelie, kan er fiscaal voordeel behaald worden met toebedeling van de inkomsten uit eigen woning aan Daan. Op basis van het inkomen van € 210.000 per jaar viel de totale financiering bij de ABC bank verstrekking in 2012 ruim binnen de norm van circa 4,5 bruto jaarinkomen conform de norm gedragscode hypothecaire financieringen. Er is geen sprake van een eigen woning reserve als de woning nu verkocht zou worden voor de waarde economisch verkeer. Voor de lening van de ABC Bank geldt dat deze lening kwalificeert als eigenwoningschuld nu deze voor 1 januari 2013 is aangegaan. Geen aflossingsverplichting. Wat opvalt is dat de werkelijke waarde hetzelfde is als de WOZwaarde, doorgaans lag de werkelijke waarde hoger dan de WOZ-waarde, maar het laatste jaar komt het veelvuldig voor dat huizen lager dan de WOZ-waarde worden verkocht. De betaalde rente aan de B.V. kan wel als dividend worden uitgekeerd na vennootschapsbelasting. Na aanmerkelijk belang heffing resteert er 60% van de betaalde rente. Onduidelijk is of er een geldleningsovereenkomst is en welke zekerheden er door de B.V. zijn bedongen. De vraag is waarom € 1.000.000 gefinancierd is bij de eigen B.V. Wilde de bank niet de gehele financiering van € 1.500.000 verstrekken? Er is sprake van een aflossingsvrije lening met een positief/negatief verklaring. Vraag is of gesteld zal kunnen worden door de Belastingdienst dat er sprake is van een onzakelijke lening. Hierbij is van belang welke zekerheden door Daan en Emelie zijn verstrekt aan de Jaspers B.V. De vraag is verder of het financieel voordeliger is de lening bij de bank aan te gaan of bij de eigen BV. Hierbij is relevant welke rente de bank berekent en welk rendement verwacht mag worden over het belegbare vermogen. Is de overlijdensrisicoverzekering verpand, of zit hier een partner-, of weduweclausule op?
© SC FFP Richtlijnantwoorden FFP-examen 12 december 2014 (deel II)
4
De overlijdensriscoverzekering bedraagt € 300.000 gelijkblijvend voor de komende 5 jaar. Dit valt net binnen het executierisico van 20% voor de bank. Bij een verzekerd bedrag vanaf € 160.000 geldt een uitgebreidere medische keuring Aangezien het een losse overlijdensrisicoverzekering is zal de verzekering in box 3 vallen en (haast) geen afkoopwaarde hebben. De rente op de eigen woning is maximaal 30 jaar fiscaal aftrekbaar. Indien 2012 de eerste eigen woning was is de rente aftrekbaar tot 2042. Het aftrekpercentage neemt af van 51,5% in 2014 naar 38% in 2042. De netto te betalen rente aan Jaspers B.V. is 48,5%* 4% = 1,94%. Zonder rekening te houden met het eigenwoningforfait en met een netto rente van 1,94% zal in box 3 een rendement van circa 3,14% (1,94% + 1,2%) behaald moeten worden in de afweging of voordelig is de lening eigen woning financieel aan te houden of af te lossen uit de liquiditeiten/beleggingen in privé. Hierbij speelt ook nog het verschil in maandrente en jaarrendement, waardoor omslagpunt feitelijk wat hoger ligt. De netto te betalen rente aan ABC Bank is 48,5%* 2% = 0,97%. Zonder rekening te houden met het eigenwoningforfait en met een netto rente van 0,97% zal in box 3 een rendement van circa 2,17% (0,97% + 1,2%) behaald moeten worden in de afweging of voordelig is de lening eigen woning financieel aan te houden of af te lossen uit de liquiditeiten/beleggingen in privé. De huidige beleggingen in privé brengen naar verwachting op dit moment kijkend naar rente en dividend minder op dan 3,14% maar meer dan 2,17% ((€ 3.000 + € 2.000 + € 5.000) / €370.000=2,7%) echter is de vraag of dat in de toekomst ook zo zal zijn. Met het koersresultaat kan het rendement meer dan 3,14% bedragen. Daarbij komt nog de ontvangen premie voor de optiecontracten Er is niet gegeven of de effectenportefeuille is privé verpand is aan de bank; vooralsnog wordt hier niet van uitgegaan. Variabele rente is historisch gezien goedkoper dan een vaste rente. Door de schommelingen in het rentetarief ook risicovoller.
4. Bijdrage ziektekostenverzekering In 2014 is door Daan een inkomensafhankelijke bijdrage verschuldigd over zijn DGA salaris. De bijdrage is 5,40% over dit salaris met een maximum van € 51.414.
© SC FFP Richtlijnantwoorden FFP-examen 12 december 2014 (deel II)
5
Emelie is geen inkomensafhankelijke bijdrage verschuldigd, aangezien ze geen box 1 inkomen heeft uit tegenwoordige of vroegere arbeid.
5. Inkomstenbelasting Daan valt met zijn inkomen in box 1 in 52% tarief. Vanaf AOW-gerechtige leeftijd valt Daan en Emelie in lager tarief voor de eerste twee schijven. 6. Aandelenbelang Jaspers B.V. Daan heeft een belang van 100% in Jaspers B.V. Op grond van de Wet IB 2001 kwalificeert zijn belang als een aanmerkelijk belang. Emelie is geen aanmerkelijkbelanghouder, aangezien het verkregen is onder uitsluitingsclausule en er geen gemeenschap is waartoe de aandelen behoren. De activa en passiva van de maatschap worden naar rato van het maatschapsaandeel toegerekend aan Jaspers B.V. Dividenduitkeringen worden als regulier voordeel in de inkomstenbelasting in box 2 betrokken. Er wordt bij de belastingheffing rekening gehouden met de door de bv terzake van het dividend ingehouden dividendbelasting. Aan Emelie kan het dividend worden toegerekend voor de inkomstenbelasting, omdat dit een gemeenschappelijk inkomensbestanddeel is. Voor de lening t.b.v. de eigen woning en het rekeningcourantkrediet dat is opgenomen bij Jaspers B.V. geldt dat deze tegen zakelijke condities overeengekomen moet zijn. Als dit niet het geval is, dan zou er sprake kunnen zijn van een verkapte dividenduitkering. Er bestaan verschillende mogelijkheden om het belegbaar vermogen in de bv te structureren. Afhankelijk van het verwachte rendement en het aanwezige verlies, kan het voordelig zijn om het vermogen in de bv, privé na dividenduitkering dan wel via een leenvariant te structureren. Hierbij dient wel rekening te worden gehouden met de economische waarde van het pensioen, anders zou er ten gevolge van uitkering van dividend sprake kunnen zijn van afkoop met bijtelling en revisierente tot gevolg. In 2014 kan BV dividend uitkeren tegen 22% inkomstenbelasting tot max. € 250.000 per belastingplichtige (voor fiscale partners het dubbele). Het meerdere is belast tegen 25%.
© SC FFP Richtlijnantwoorden FFP-examen 12 december 2014 (deel II)
6
In de bv wordt in aandelen belegd, de spreiding is geregeld via beleggingsfondsen over regio’s. Individuele aandelen beperkte spreiding, vraag waarom Daan hiervoor heeft gekozen. De overige bezittingen van de bv zijn vastgelegd in vordering op privé en liquide middelen. Wanneer gaat het pensioen uitkeren? Voor het tot 2014 opgebouwde pensioen kan de uitkering op 65 jarige leeftijd en het vanaf 2014 opgebouwde pensioen vanaf 67 jarige leeftijd, tenzij er sprake is van actuariële korting. Naar mate de uitkeringsdatum dichterbij komt zal er voldoende cashflow moeten zijn om de uitkering te financieren. Pensioenbrief is niet actueel gezien AOW-datum 67 jaar, anders is er sprake van een onzuiver pensioen. Jaspers B.V. is voor Daan pensioenpremie verschuldigd. In 2014 € 28.500 voor het pensioenfonds voor medisch specialisten. Daarnaast op basis van de beschikbare premie regeling. Indicatie pensioenpremie over 2014 is circa € 16.299. Dit is als volgt berekend: (20,8%*(€ 210.000 + € 25.000- € 19.619)) - € 28.500.
© SC FFP Richtlijnantwoorden FFP-examen 12 december 2014 (deel II)
7
7. Effectenportefeuilles Niet duidelijk is wat het doel van Daan was bij het inkleden van de beleggingsportefeuille. Gezien de omvang en inkleding van de portefeuille is het duidelijk dat is uitgegaan van een lange beleggingshorizon en dat Daan geen inkomensdoelstelling heeft aangegeven. De vraag is of hieraan een zorgvuldige inkomensanalyse ten grondslag ligt. Er is geen sprake van hoge cash dividenden; vraag is of dit in de toekomst niet anders zou moeten zijn. Het lijkt er op dat er is geïnvesteerd in groeiaandelen. Daan zou gezien de samenstelling van de portefeuille gekenmerkt kunnen worden als een offensieve belegger. De vraag is natuurlijk of Daan tegen de risico’s van beleggen in aandelen kan en de samenstelling hoort bij zijn risicoprofiel. Voor de effectenportefeuille geldt het deposito garantiestelsel niet; op dit moment € 100.000. Deze geldt zowel voor de bv, als Daan en Emelie afzonderlijk. Wat opvalt is dat er zowel in Jaspers B.V. als bij Daan in privé geen liquiditeiten zijn. De spreiding over verschillende assetcategorieën heeft een verbetering van de rendements/risicoverhouding tot gevolg. Binnen de asset categorie aandelen is er “spreiding” over 2 aandelen, 1 obligatie, 2 opties en een OG CV. Ondanks de lage rente noteert de obligatielening pari. In 2033 zal de obligatie ook tegen pari aflossen. Op de belegging in Apple loopt Daan een valutarisico en Jaspers B.V. loopt koersrisico over de waarde van de belegging in DOW tracker. De koers van de Euro ten opzichte van de US Dollar is relevant voor het nettorendement. Herbespreken van de portefeuille met een DSI-adviseur ligt voor de hand. De investering in het OG CV zal gedaan zijn voor de spreiding over OG. Onduidelijk is hoe de constructie zal zijn en wat de verwachte uitkering is. Verder is door de aanzienlijke waarde van de eigen woning overwaardering van OG. De OG CV betreft een directe investering in vastgoed, wat de verhandelbaarheid niet ten goede komt. De vraag is ook of gezien de markt en de verhandelbaarheid dit goed tot uitdrukking is gebracht in de ingeschatte waarde per heden. Het lijkt er op dat er rond de aandelen Royal Dutch een optiepositie is gebouwd, om extra premie opbrengst te krijgen. Afhankelijk van de koersontwikkeling zullen de aandelen geleverd of gekocht moeten worden tegen een bepaalde prijs. © SC FFP Richtlijnantwoorden FFP-examen 12 december 2014 (deel II)
8
De geschreven putoptie levert een afnameverplichting op van de aandelen, als de koers van € 25 gelijk blijft tot december 2015. Het verschil met de uitoefenprijs van € 5 geeft een verplichting, die rekening houdend met de tijds- en verwachtingswaarde nu al tot uitdrukking komt in de prijs van de optie. Bij expiratie moet Daan de aandelen afnemen en € 120.000 (40*100* € 30) betalen. Dit bedrag heeft hij momenteel niet liquide in privé, zodat hij beter de positie kan sluiten.
8. Consumptieve bestedingen Het lijkt erop dat het CBI van € 120.000 niet goed is ingeschat aangezien er bij Daan en Jaspers B.V. geen liquide middelen zijn en er een aanzienlijke rekening-courantverhouding met Jaspers B.V. is. In het CBI is geen rekening gehouden met de kinderbijslag van: - circa € 274 per kwartaal voor 2 kinderen in categorie 12 t/m 17 jaar - circa € 233 per kwartaal voor 2 kinderen in categorie 6 t/m 11 jaar - circa € 192 per kwartaal voor 1 kind in categorie 0 t/m 5 jaar 9. Tekort 2014 In 2014 is er een tekort van circa € 70.000; vraag is hoe dat de afgelopen jaren is geweest en hoe de tekorten gefinancierd zijn. Het lijkt erop dat het CBI tekort gefinancierd is door opnames in rekening courant bij de B.V. (€ 300.000 minus salaris van € 210.000 minus vennootschapsbelasting).. Vraag is hoe een en ander komende jaren gefinancierd zal worden aangezien de Belastingdienst op een gegeven niet meer akkoord zal gaan met de oplopende rekening-courant verhouding. Alsdan zal ook aanmerkelijk belang heffing afgerekend dienen te worden als sprake is van een (verkapte) dividenduitkering. In de toekomst nemen de uitgaven waarschijnlijk aanzienlijk verder toe met de studiekosten van de kinderen.
10. Overig Emelie heeft nooit gewerkt, wat hier de reden van is blijkt niet uit de casus. Wellicht is de zorg voor de kinderen aanleiding hiervoor, maar een andere reden zou er ook kunnen zijn.
© SC FFP Richtlijnantwoorden FFP-examen 12 december 2014 (deel II)
9
Emilie heeft een niet-opeisbare renteloze onderbedelingsvordering van nominaal € 100.000 op haar moeder, die in box 3 is gedefiscaliseerd. Deze is pas opeisbaar bij het overlijden van haar moeder, of als haar moeder in de wettelijke schuldsanering komt of failliet gaat.
© SC FFP Richtlijnantwoorden FFP-examen 12 december 2014 (deel II)
10
2. Geef cijfermatig aan hoe groot het netto vermogen is van Daan en Emelie, afzonderlijk en gezamenlijk per 1 januari 2014 met daarbij de fiscale box waaronder het vermogensbestanddeel valt. Berekening gezamenlijk vermogen voor 2014 (in €): Bezittingen Eigen woning 1.500.000 Box 1 Spaarverzekering 100.000 Vrijgesteld box 3 Totaal 1.600.000 Schulden Eigen vermogen Lening ABC-bank Lening Jaspers B.V. RC Jaspers B.V. Totaal
(400.000) (500.000) (1.000.000) (500.000) 1.600.000
Berekening vermogen Daan voor 2014 (in €): Bezittingen Aandeel gezamenlijk vermogen (200.000) Pensioen eigen beheer 350.000 Pensioen pensioenfonds Pm Jaspers B.V. 1.540.000 Effectenportefeuille 231.000 Participatie OG CV 100.000 Totaal 2.021.000
Box 1 Box 1 Box 3
Box 1 Box 1 Box 2 Box 3 Box 3
Schulden Eigen vermogen AB-claim Jaspers B.V. (25%) Belastinglatentie ib pensioen (42%) Totaal
1.491.000 (383.000) (147.000)
Box 2 Box 1
2.021.000
Berekening vermogen Emelie voor 2014 (in €): Bezittingen Aandeel gezamenlijk vermogen (200.000) Onderbedelingsvordering 100.000 Spaarrekening 100.000 Totaal (0)
Box 3, vrijgesteld Box 3
© SC FFP Richtlijnantwoorden FFP-examen 12 december 2014 (deel II)
11
Schulden Eigen vermogen Totaal
(0) (0)
© SC FFP Richtlijnantwoorden FFP-examen 12 december 2014 (deel II)
12
3. Geef uw analyse en advies voor Daan en Emelie in het kader van hun financiële planning. 1.1 Belastingen Het is zinvol om goed te letten op de waardebepaling voor de WOZ, vooral als de waarde is gedaald in verband met de economische situatie. De WOZ-waarde wordt fiscaal immers steeds meer gebruikt (OZB, IB, SW…). Het is de moeite waard om in dat kader de verkoopprijzen van vergelijkbare woningen (referentiewoning is op te vragen bij de gemeente) in de omgeving in de gaten te houden. Daarbij is het van belang om op de peildatum te letten, die ligt vaak 1 jaar eerder dan het belastingjaar. De moeder van Emelie kan dit jaar € 100.000 schenken (onder ontbindende voorwaarde) voor de aflossing van de eigenwoningschuld, als Emelie nooit gebruik heeft gemaakt van de eenmalige verhoogde vrijstelling (anders imputatie van de genoten vrijstelling). 1.2 Recht Daan en Emelie zijn gehuwd in koude uitsluiting met een verrekenbeding bij overlijden en echtscheiding. Er is geen bepaling inzake de bijdrage aan de kosten van de huishouding, op grond van de wet zijn partners ertoe gehouden om bij te dragen aan de kosten naar rato van de inkomens. Emelie zal hiertoe alleen de inkomsten uit vermogen voor de berekening moeten laten meetellen. Er is geen periodiek verrekenbeding. Er is geen overschot nu, maar eventueel zou dividend van de B.V. onder het verrekenbeding vallen. Echter de uitsluitingsclausule beperkt dit. Emelie haar moeder leeft nog en laat een vermogen na aan haar dochter van € 100.000 (€ 200.000 – 100.000). Dit is belast tegen 10%, rekening houdend met de vrijstelling. Aandelen staan op naam, dus Daan heeft bestuur over de aandelen Jaspers B.V. De OG CV vormt een besloten CV, waarvan de participaties niet vrij verhandelbaar zijn. De besluiten over de CV worden genomen door de participanten gezamenlijk, Er is geen testament dus wettelijk erfrecht van toepassing en aangezien er een langstlevende en ten minste 1 kind is, geldt automatisch de wettelijke verdeling.
© SC FFP Richtlijnantwoorden FFP-examen 12 december 2014 (deel II)
13
Op grond van de uitsluitingsclausule valt de hele waarde van Jaspers B.V. in de nalatenschap van Daan. Het finaal verrekenbeding heeft hier geen effect op. De vijf kinderen en de langstlevende zijn erfgenaam. Elk erft een gelijk deel, 1/6 deel nalatenschap. Alle goederen gaan naar Emelie bij overlijden van Daan. Er zal dan een overbedelingsschuld ontstaan aan de kinderen, niet opeisbaar gedurende leven van Emelie. Al de kinderen zijn minderjarig, Daan en Emelie hebben hierdoor het gezag over hen. In een testament of door het afleggen van een verklaring bij de rechtbank kunnen Daan en Emelie een voogd benoemen, die na hun overlijden gedurende de minderjarigheid van hun kind(eren) de opvoeding voor zijn rekening kan nemen. In een testament kunnen Daan en Emelie een bewindvoerder benoemen, die na overlijden tot een bepaalde leeftijd het door de kinderen verkregen vermogen beheert. Er is hierdoor ook een scheiding van taken mogelijk tussen opvoeding en beheer van het vermogen. Een combinatietestament kan meer flexibiliteit bieden, zodat de langstlevende goederen in eigendom verkrijgt en/of vruchtgebruik. Hierdoor kan de totale erfbelasting na overlijden beide ouders, afhankelijk van de ontwikkeling van het vermogen van de langstlevende, verminderen.
1.3 Pensioenen, sociale zekerheid en verzekeringen
Daan bouwt via het verplichte beroepspensioenfonds specialisten pensioen op. Voor elke deelnemer wordt jaarlijks een gelijke aanspraak opgebouwd, naar rato van het gewerkte aantal uren. Afhankelijk van de financiële situatie van het pensioenfonds, kan Daan de uitkering op pensioendatum verwachten. Conversie houdt in dat een toekomstige verhoging kan worden omgezet in een vaste uitkering. Deze uitkering is wel lager, maar daartegenover staat dat de eventuele onzekerheid over de verhoging na pensioendatum wordt weggenomen. Als de maatschap wordt opgeheven in verband met de wijzigingen die voortkomen uit het Zorgakkoord, betekent dit voor Daan dat zijn toekomstige pensioen wordt opgebouwd bij een ander pensioenfonds (bedrijfstakpensioenfonds). Het beroepspensioenfonds is namelijk alleen bestemd voor zelfstandig gevestigde, niet aan het ziekenhuis verbonden specialisten. © SC FFP Richtlijnantwoorden FFP-examen 12 december 2014 (deel II)
14
De opbouw van pensioen bij het beroepspensioenfonds is voor iedere specialist gelijk, wat betekent dat er geen rekening wordt gehouden met het daadwerkelijke salaris tenzij een verzoek wordt gedaan in de situatie dat er een lagere bruto inkomen uit declaraties is van € 186.000. Het bestuur van het pensioenfonds kan er voor kiezen om de pensioenrichtleeftijd te handhaven op 65 jaar, onder de voorwaarde dat de opbouw actuarieel wordt gekort. Vanaf 2015 zijn de fiscaal maximaal toelaatbare opbouwpercentages verlaagd. Jaspers B.V. zal zijn pensioenbrief hierop moeten aanpassen. Echter, de pensioenopbouw van Daan valt naar verwachting ruim binnen de fiscale grenzen, zodat de opbouw niet wijzigt. Emelie heeft geen pensioen opgebouwd en bouwt nu ook geen pensioen op. Daan en Emelie hebben geen recht op een partnertoeslag in de AOW aangezien zij na 2015 65 worden. In het lenteakkoord is bepaald dat in 2024 is bepaald dat in 2024 de AOW leeftijd 67 jaar is. Daan en Emelie gaan dus vanaf 67 AOW ontvangen. Daan is niet verzekerd voor de werknemersverzekeringen. De moeder van Emelie betaalt op dit moment al de maximale AWBZ-bijdrage op grond van haar nabestaandenpensioen. Haar vermogen van € 200.000 in box 3 (ondanks dat zij een overbedelingsschuld heeft aan Emelie) speelt feitelijk geen rol in de berekening gezien de hoogte van het nabestaandenpensioen. Aflossen van deze nominale schuld van de moeder aan Emelie is fiscaal te zien als schenken van het fictief vruchtgebruik. Haar moeder is 76 jaar, dus factor 5, levert een fictief vruchtgebruik op van 30%. Ook met schenken kan haar vermogen worden verminderd.
1.4 Sparen, beleggen en financieringen Als de doelstelling is om het belegd vermogen via vererving in de familie te houden, dan kan rekening worden gehouden met een langere beleggingshorizon. In de bv wordt door Daan in aandelen belegd, met een hoog verwacht rendement. In privé ook in vastrentende waarden. Optimalisatie is mogelijk door beleggingen met hoog verwacht rendement in privé onder te brengen en vastrentende waarden met lager verwacht rendement in de bv. Sluiten van de geschreven put Shell.
© SC FFP Richtlijnantwoorden FFP-examen 12 december 2014 (deel II)
15
4. Voor deze vraag is het uitgangspunt dat Daan op 1 januari 2014 is overleden. Geef uw analyse en advies van de gevolgen voor Emelie van het overlijden van Daan op 1 januari 2014. Beschrijf hierbij ook wat de gevolgen zijn voor het CBI van Emelie. U behoeft niet opnieuw een CBI-berekening te maken.
Aandelen B.V. in nalatenschap plus helft woning minus hypotheek. Verder wordt verrekenbeding uitgevoerd, waardoor er een schuld ontstaat aan Emelie. De effectenportefeuille van Daan kan opgebouwd zijn uit overgespaard salaris, maar kan ook uit een dividend komen. De vraag is of de waarde van de effectenportefeuille op grond van het verrekenbeding moet worden verrekend, gezien eventuele toepassing van de uitsluitingsclausule op het BV-vermogen en daarmee op de vruchten (dividend). Vermogen van Daan is € 1.288.000 (€ 1.491.000 – (€ 350.000 – € 147.000)) en van Emelie € 0 exclusief pensioen. Voor het verrekenbeding is relevant de waarde van de beleggingen van Daan (€ 231.000), de OG participatie (€ 100.000) en de spaardeposito van Emelie (€ 100.000). Dit leidt tot een schuld in de nalatenschap van Daan van € 115.500, doordat zowel Daan als Emelie recht hebben op € 431.000/2 is € 215.500. Aangezien Emelie al € 100.000 heeft, heeft zij nog een vordering op Daan van € 115.500. Derhalve is de waarde van de nalatenschap van Daan € 1.288.000 minus € 115.500 = € 1.172.500. Wettelijk erfrecht van toepassing, met erfdeel voor alle kinderen en Emelie van 1/6 deel, te weten € 195.416,67. Fictief vruchtgebruik als geen rente wordt afgesproken over overbedelingsschuld. Factor 13 leidt tot toerekening van 78% van de onderbedelingsvordering aan Emelie, te weten € 762.125 (78% * (5 * € 195.416,67)). Haar verkrijging komt dan uit op haar erfdeel van € 195.416 plus € 762.125 fictief vruchtgebruik = € 957.541. Emelie zal dus ondanks dat ze maar € 195.416 erft en een hoge vrijstelling heeft, wel erfbelasting betalen. De kinderen hebben een verkrijging van € 42.991 (€ 195.416,67 – € 762.125/5) waarop de vrijstelling van € 19.868 in mindering komt. Ieder kind moet € 2.312 erfbelasting
© SC FFP Richtlijnantwoorden FFP-examen 12 december 2014 (deel II)
16
betalen dat feitelijk door Emelie betaald wordt, zodat de vordering op Emelie € 193.104 per kind is. Emelie kan binnen 3 maanden bij notariële akte de wettelijke verdeling ongedaan maken. Hierdoor ontstaat een onverdeeldheid, waarin alle 6 erfgenamen deelgenoot zijn. Voor haar lijkt dit financieel niet handig. De erfgenamen kunnen een afwijkende renteafspraak maken en bijvoorbeeld kiezen voor 6% samengestelde rente op de vordering/schuld. Hierdoor is er geen fictief vruchtgebruik en wordt rekening gehouden met de nominale erfdelen voor de erfbelasting. In dat geval is meer erfbelasting verschuldigd. Dit lijkt niet fiscaal niet handig voor Emelie. Daarnaast wordt haar vermogen snel uitgehold, zodat zij bij haar overlijden geen vermogen heeft dat zij kan nalaten. Of het voor de kinderen handig is, is afhankelijk van de berekening bij het overlijden van Emelie. Waarde erfdeel is € 195.416,67, er ontstaat een niet opeisbare overbedelingsschuld van € 977.084 (5 maal € 195.416,67) verminderd met de over de verkrijging van de kinderen verschuldigde erfbelasting (€ 11.560), is € 965.520. Emelie kan met de kinderen, die zij zelf vertegenwoordigt rekening houdend met de eventuele rol van de kantonrechter, een renteovereenkomst sluiten voor het afspreken van de rente over de overbedelingsschuld. Binnen de aangiftetermijn voor de erfbelasting leidt dit niet tot schenkingsaspecten. De aangiftetermijn is in beginsel 8 maanden, maar hiervoor kan uitstel worden gevraagd. Emelie krijgt nabestaandenpensioen uit pensioenfonds en B.V. De kinderen ontvangen een wezenpensioen. B.V. moet maatschapsovereenkomst afwikkelen. B.V. krijgt een directe last voor uitkeren pensioen. Beleggingen moeten hierop aangepast worden. Uitkering overlijdensrisicoverzekering. Eventueel belast als er geen goede redactie is in het verrekenbeding ondanks de premiesplitsing. Aanvaarding erfdeel kinderen alleen beneficiair, gezien minderjarigheid. Moeder heeft het vruchtgenot van het wezenpensioen van de kinderen. Fiscaal wordt het wezenpensioen bij de kinderen belast in box 1.
© SC FFP Richtlijnantwoorden FFP-examen 12 december 2014 (deel II)
17
De hypotheeklast is te zwaar bij een afnemend inkomen. Het cbi zal ook dalen nu het gezin kleiner is. Over het beleggingsvermogen in de bv moet de aanmerkelijkbelangclaim van 25% op de winstreserves worden afgerekend. Dit vormt een uitgave voor Emelie. De bv kan binnen 24 maanden dividend uitkeren. Als deze dividenduitkering ten laste komt van de verkrijgingsprijs, is geen aanmerkelijkbelangheffing verschuldigd. Emelie kan op deze manier haar hypotheekschuld verminderen.
© SC FFP Richtlijnantwoorden FFP-examen 12 december 2014 (deel II)
18