02-TV WB5 BLOK2 24-06-2009 11:32 Pagina 12
Blok LB LES 1 EEN KLODDER MODDER 2 16-17 Lees de tekst in het leesboek nog niet.
1
De tekst gaat over de modderman. Waar denk jij aan bij modder? Kleur die vakjes. schoon
de aarde
glijden
de blubber
nat
de modder
het varken
vies
de zon
smeren
spelen
2
droog
De modderman is een verhaal. Hoe weet je dat? Kruis aan. Ik ken een school waar je voor modderman kunt leren. Mijn moeder koopt iedere week modder op de markt. Mijn opa smeert altijd modder op zere plekken.
Lees nu de tekst in het leesboek.
3
Soms lachen mensen de modderman uit. ‘Je bent vies en je stinkt!’ roepen ze dan. En ze vergelijken zijn zwarte nagels met roet. Kleur het let op!-woord van vergelijking. ‘Je nagels zijn zo zwart als roet.’ De modder van de modderman smeert heel lekker. Er zitten geen harde stukjes in. Waar wordt het smeren van de modder mee vergeleken? Lees het tweede stukje van de tekst. Maak de zin af. De modder smeert zo lekker
12
02-TV WB5 BLOK2 24-06-2009 11:32 Pagina 13
4
Sommige let op!-woorden vertellen wanneer iets gebeurt. Welke twee woorden doen dat in deze zinnen? Zet er een streep onder. En dan komt er altijd wel iemand. ‘Wat heb je daar?’ vraagt hij dan.
5
Waarom zou ik modder achter mijn oren smeren? Daar heb ik toch zeker geen pijn! Daar is een let op!-woord dat vertelt waar iets gebeurt. Deze kinderen hebben pijn. Het let op!-woord daar vertelt waar het pijn doet. Jij bent de modderman. Smeer modder op de zere plek. Maak de zin af. 1 Ik smeer de modder
, daar doet het pijn.
2 Ik smeer de modder
, daar doet het pijn.
6
De modderman verkoopt de beste modder. Waarom is die modder zo goed? Zet een kring om de goede woorden. sappig | vers | smeerbaar | goedkoop | duur | blubberig | vies | oud | droog | glad
7
Bij het lezen van het verhaal Hier is de modderman!, voelde ik me vrolijk. Dat kwam doordat ik het zo grappig vond. Mijn vriendin werd een beetje boos, omdat ze het maar een raar verhaal vond. Hoe voelde jij je? En wat vond je van het verhaal? Maak de zin af. Toen ik dit verhaal las, voelde ik me Dat kwam doordat
13
02-TV WB5 BLOK2 24-06-2009 11:32 Pagina 14
Blok LB LES 2 EEN SAAI VERHAAL 2 18-19 Lees de tekst in het leesboek nog niet.
1
Het jongetje vertelt een verhaal aan de giraffe. Die valt in slaap. Waarom valt de giraffe in slaap, denk je? Kies het juiste antwoord. Een giraffe slaapt graag. Het is ook nog zo vroeg. De giraffe verstaat het gewoon niet. De giraffe vindt het verhaal erg saai.
2
De tekst is een gedicht. Hoe kun je dat zien? Kruis een of twee goede zinnen aan. De laatste woorden van de regels rijmen. De tekst bestaat uit vijf (bijna) dezelfde stukjes. De regels zijn even lang. Er zijn vijf stukjes tekst en vier tekeningen.
Lees nu de tekst in het leesboek.
3
Dat kleine, dikke jongetje stond in de dierentuin voor aap. Want de giraffe viel op de helft van zijn verhaal alweer in slaap. Kleur het let op!-woord van oorzaak. Twee zinnen horen door dit woord bij elkaar. Zet een kring om die twee zinnen. Het jongetje is klein en dik. | Het jongetje in de dierentuin staat voor aap. | De giraffe valt in slaap. | Het verhaal is voor de helft af.
4
Lees het derde stukje van de tekst nog eens. Het jongetje wil het verhaal weer aan de olifant vertellen. Waarom wil hij dat? Kijk eens achter het let op!-woord want. Maak de zin af. Het jongetje vertelt het verhaal nog eens aan de olifant, want
14
02-TV WB5 BLOK2 24-06-2009 11:32 Pagina 15
5
De giraffe vindt het verhaal van het jongetje saai. Hij valt in slaap. Wat vindt de olifant van het verhaal? Zet een kring om het goede woord. De olifant vindt het verhaal
6
saai | grappig | spannend
De dikhuid nam een grote stap. En toen was het dikkertje pap. Door het let op!-woord toen weet je wat er gebeurde, toen de olifant een grote stap nam: was het dikkertje pap! Verbind het let op!-woord van tijd met het goede deel van de zin. Trek een lijn. 1 En toen 2 Voordat 3 Het is altijd
7
viel de giraffe alweer in slaap ging een klein, dik jongetje naar Artis hetzelfde lied, een dier in Artis luistert niet
4 ’s Ochtends vroeg
ik naar huis toe loop, ga ik nog naar de olifant
5 Op de helft van zijn verhaal
was het dikkertje pap
Is het dikkertje echt pap geworden? Wat denk jij? Kruis aan. Nee, het is een grapje van de olifant. Ja, de olifant maakt pap van het dikkertje.
8
Soms kun je iets leren van een verhaal. De les die je uit een verhaal kunt leren, noemen we de moraal van het verhaal. Wat kun jij leren van dit verhaal? Kies de goede zin. Olifanten houden niet van dikke jongetjes. Ga ’s morgens nooit naar de dierentuin. Vertel nooit een saai verhaal en zeker geen twee keer. Praat niet met dieren, ze begrijpen je niet.
15
02-TV WB5 BLOK2 24-06-2009 11:32 Pagina 16
Blok LB LES 3 LEKKER SNEL, MAAR DAN WEL VEILIG! 2 20-21 Lees de tekst in het leesboek nog niet.
1
Bekijk de foto’s, de titel en de tussenkopjes. Deze tekst is een weettekst. Waarover kom je meer te weten, denk je? Kruis twee antwoorden aan. Als ik deze tekst lees, kom ik meer te weten over: welke skates het best zijn. waarom skaten gevaarlijk is. hoe ik me goed kan beschermen bij het skaten. hoe ik sneller kan skaten. hoe ik beter kan remmen. leuke skate-routes
Lees nu de tekst in het leesboek.
2
Lees het eerste stukje in het leesboek nog een keer. Kijk goed naar de foto die erbij staat. Hieronder zie je drie teksten. Welke tekst hoort bij de foto in het leesboek? Kruis de goede tekst aan. Deze skater rijdt op de weg. Dit mag eigenlijk niet. Skaten op de weg is heel cool. Je gaat lekker snel. Skaten op het fietspad is gevaarlijk. Vaak kunnen skaters niet op tijd remmen. Een skateplein is veilig voor skaters. Daar komen geen auto’s.
3
Het meisje in het leesboek beschermt zich goed. Jij gaat deze jongen ook goed beschermen. Zet een streep onder de goede woorden. Teken de bescherming op de jongen. het mobieltje de polsbeschermers de bril de skatehelm de rugzak
16
de kniebeschermers de pet snoepjes een wijde broek
02-TV WB5 BLOK2 24-06-2009 11:32 Pagina 17
4
Lees het krantenbericht nog eens. En ook de tekst onder het kopje Ongelukken. Wat kan er misgaan bij het skaten? Vul in. Ongelukken die vaak voorkomen bij het skaten, zijn:
,
en
Als je valt, kun je snel iets
5
In welk stukje tekst lees je hoe je ongelukken kunt voorkomen? Schrijf de kop van dit stukje op.
6
Nu heb je de tekst gelezen. Waar gaat de tekst over? Zet een kring om de twee goede zinnen. Wat leuke skate-routes zijn. | Welke skates het best zijn. | Waarom skaten gevaarlijk is. | Hoe ik beter kan remmen. | Hoe ik me goed kan beschermen bij het skaten. | Hoe ik sneller kan skaten. Heb je in vraag 1 dezelfde zinnen gekozen? Zet een kring om je antwoord.
7
ja | nee
De tekst bestaat uit vier stukken. Wat is het belangrijkst in elk stuk? Kruis de goede zin aan. 1 Zonder kopje: Skaters mogen niet op de weg rijden. Soms kunnen skaters niet op tijd remmen voor fietsers. 2 Ongeluk bij school: Laat je nooit meetrekken door een fietser. Het meisje op skates kon niet op tijd stoppen voor de auto. 3 Ongelukken: Jongeren raken gewond, omdat ze niet snel kunnen remmen. Jongeren raken gewond, omdat ze geen bescherming dragen. 4 Bescherming: Draag altijd bescherming als je skate. Zorg ervoor dat je kniebeschermers niet verschuiven.
17
02-TV WB5 BLOK2 24-06-2009 11:32 Pagina 18
Blok LB LES 4 LINKS, RECHTS OF GEWOON RECHTDOOR? 2 22-23 Lees de tekst in het leesboek nog niet.
1
Bekijk de titel, de plaatjes en de tussenkoppen. Waarover gaat deze tekst, denk je? Kruis aan. Over een autorit langs wilde dieren. Over een safari in Afrika. Over een wandeltocht door de Beekse Bergen. Over een avontuur met wilde dieren.
Lees nu de tekst in het leesboek.
2
Lees de tekst in het leesboek goed. Volg de route op deze plattegrond. Welke dieren kom je tegen? Trek een lijn van het dier naar de juiste plek. de neushoorns | de leeuwen | de stekelvarkens | de olifanten | de zebra’s | de ooievaars
3
Kijk goed op de plattegrond in je leesboek. Ga verder bij de ooievaars. Welke dieren kom je daarna tegen? Vul in. 1 Eerst kom ik bij de 2 Dan bij de 3 Even verder zie ik de 4 Nog verderop de En dan: lekker uitrusten in het restaurant.
4
18
Over welk dier gaat de zin? Trek een streep van de zin naar het goede dier. 1 Geen enkel ander dier durft op hem te jagen.
de leeuw
2 In het wild woont hij op de savanne in Afrika.
de ooievaar
3 Vijf vrouwtjes, de jonkies en een mannetje, dat is de harem.
de baviaan
02-TV WB5 BLOK2 24-06-2009 11:32 Pagina 19
5
Je kunt deze tekst niet lezen zonder plattegrond. Waarvoor heb je de plattegrond precies nodig? Kruis de goede zin aan. Om te zien dat het om een dierentuin gaat. Om de tekst nog leuker te maken. Om te zien waar wat is in de Beekse Bergen. Om te weten hoe de verblijven van dieren eruit zien.
6
Je hebt de tekst nu gelezen. Waar gaat de tekst over? Schrijf dat in één zin op.
Heb je hetzelfde antwoord bij vraag 1 gegeven? Zet een kring om je antwoord.
7
ja | nee
De tekst is in vier stukken verdeeld. Wat is het belangrijkste van ieder stuk? Kruis het goede antwoord aan. 1 Op loopsafari in de Beekse Bergen: Je kunt lopend, met de auto of met de bus door de Beekse Bergen reizen. Bij de uitgang kun je ijs eten. Op loopsafari door de Beekse Bergen kom je wilde dieren tegen. Aan het eind kun je lekker zitten in het restaurant. 2 Leeuwen: De leeuw wordt de koning van de dieren genoemd. Andere dieren zijn bang voor hem. Leeuwen wonen liever op de savanne dan in de Beekse Bergen. 3 Bavianen: In een harem zijn de jonkies de baas. Bavianen wonen in een groep, een harem. Het mannetje is de baas over verschillende vrouwtjes en jonkies. 4 Ooievaars: Een ooievaar kleppert met zijn vleugels. Een ooievaar kleppert met zijn snavel bij gevaar en om andere ooievaars te begroeten.
19
02-TV WB5 BLOK2 24-06-2009 11:32 Pagina 20
Blok LB LES 5 TWEE PLUS DRIE IS VIJF 2 24-25 Lees de teksten in het leesboek nog niet.
1
Bekijk de titels, de tussenkopjes en de tekeningen. Waar gaan deze teksten over, denk je? Kruis aan. Spelletjes met stenen. Stenen. Kinderen die spelletjes met stenen spelen. Leren rekenen door spelletjes met stenen.
Lees nu de teksten in het leesboek.
2
Ties en Tanja spelen het spel ‘Hoeveel stenen?’. Kijk naar de plaatjes bij tekst 1. Wie heeft gewonnen? Schrijf op.
3
Lees in tekst 1 de spelregels (regel 17-31). Kijk wat er staat na het let op!-woord als. Dan weet je wanneer je wint, wanneer je nog een keer mag en wanneer het spel stopt. Maak de zinnen af. Je wint
Je speelt nog een keer
Het spel stopt
4
Je speelt ‘Hoeveel stenen?’ met meer dan twee kinderen. Wanneer win je dan? Dat staat na een let op!-woord. Zet een kring om dat woord. Je kunt het spel ook met meer kinderen spelen. Je wint dan, als je er het dichtst bij zit.
20
02-TV WB5 BLOK2 24-06-2009 11:32 Pagina 21
5
Hoe speel je ‘Hoeveel stenen’? Zet de zinnen in de goede volgorde. Schrijf het goede nummer voor de zin. 1
Leg 10 steentjes klaar.
Steek je hand naar voren.
Doe allebei je hand open.
Doe je handen op je rug.
Pak ieder vijf steentjes.
Raad hoeveel steentjes het samen zijn.
Tel nu hoeveel steentjes er samen liggen.
Wie het heeft geraden, is de winnaar. 10 Speel nog een keer, als het getal niet geraden is.
Doe in één hand 0, 1, 2, 3, 4 of 5 steentjes.
6
Wat is het belangrijkste verschil tussen spel 1 en spel 2? Kruis het goede antwoord aan. Bij spel 1 kun je sneller winnen dan bij spel 2. Spel 2 kun je met meer kinderen spelen, spel 1 niet. In spel 1 tel je steentjes op, in spel 2 neem je steentjes weg. Bij spel 1 kun je winnen door goed na te denken, bij spel 2 win je door geluk.
7
Je hebt nu de twee teksten gelezen. Waar gaan tekst 1 en 2 over? Kruis het goede antwoord aan. Spelletjes met stenen. Stenen. Kinderen die spelletjes met stenen spelen. Leren rekenen door spelletjes met stenen. Maak de zin af.
© Noordhoff Uitgevers bv
Voordat ik de teksten ging lezen, dacht ik dat ze zouden gaan over
8
Welk spel lijkt jou het leukst? Zet daar een kring omheen.
Hoeveel stenen? | De laatste steen
Speel het spel dat je het leukst vindt!
21