1. CONTACT In den beginne was er Niets. Niets dat mensen ooit kunnen bevatten.
Vervelende spam, dacht ik, heb je dat nu ook al met WhatsApp? Ik sloeg er verder geen acht op en draaide nog twee consulten af. Ik had haast, de boekhouder moest morgen worden bediend met de kwartaalgegevens voor de BTW-aangifte. Ik schaamde me, psychotherapie kan je niet haastig geven. Toch was dat meer schaamte tegenover mijzelf. Beide cliënten konden het niet hebben gemerkt, zoveel professionele zelfkennis had ik wel. Ik wuifde het weg; je hebt een eigen praktijk of niet. Nadat ik de laatste cliënt had uitgelaten, ruimde ik het bureau op en legde m’n sleutels, agenda – ik ben nog van de ouderwetse boekagenda’s; één week op twee pagina’s – en mobiel op de kast. Terloops zag
7
ik dat het scherm nog steeds oplichtte met het spambericht erin. Hé, dacht ik, ’dat is vreemd, normaal gesproken had m’n mobiel al in de slaapmodus moeten staan. Zeker na tweemaal ruim een uur. Over uren gesproken, ik keek naar de klok. Christus, half zes, die zooi moést af anders kon Car, Caroline, m’n assistente, allesregelaar en alleskunner, morgen de spullen niet in orde maken. Ik was die dag vrij. M’n verbazing over bericht en mobiel werd bedolven onder de drukte en ik dook in de cijfers van de afgelopen drie maanden. Ellende. Ik verheugde me op het maandelijkse ‘Avondje Frits’ dat die avond zou zijn in de Eindhovense muziekzaal Frits Philips, met onze muziekvrienden Theo en Will. Claire, mijn vrouw, kwam op eigen gelegenheid en ik zou onderweg wat eten. Ik dwong mijzelf naar dat doel toe te werken en bijna als vanzelf ontstond het bedrijfsresultaat; eerst op papier en even later verschenen de relevante gegevens op het scherm. Exact half acht mailde ik de spreadsheet naar Car. Ik rekte me uit, heerlijk. Nu alleen de map nog met bonnen en nota’s voor haar archief en ik kon gaan. In het voorbijgaan naar Cars kamer griste ik mijn jas van de
8
kapstok en deed hem met één hand aan. Wat heeft Caroline toch altijd haar kamer op orde, dacht ik terwijl ik de map pontificaal en rechtop op haar bureau zette. Bijna eng gewoon. Het leek wel alsof ze niet leefde tijdens haar werk. Het was dat ik haast had, anders had ik weer eens een kijkje genomen in haar laatjes. Maar zover ik mij kon herinneren was het ook daarin altijd spik en span, op die intrigerende gouden zegelring van haar na dan. Maar goed, daar had ik nu geen tijd voor. Snel mijn spullen, een laatste check en dan wegwezen. Dit was wel vreemd. Ik had de mobiel in mijn hand en staarde ernaar. Nog steeds was het scherm verlicht – dat het accuutje dat in zich had – en de letters waren nu omgeven door een rode waas. Ik wist niet eens dat dat kon. Ze trilden zelfs. Of kwam dat omdat ik er zo lang naar staarde? In den beginne was er Niets. Niets dat mensen ooit kunnen bevatten.
Het fascineerde me en het duurde even voordat ik mij realiseerde dat er geen afzender boven het bericht stond. De adresbalk was gewoon leeg, grijs.
9
Zoveel verstand had ik niet van dit soort dingen, maar wat ik hier zag was wel erg ongebruikelijk. Met mijn jas nog aan ging ik voorzichtig op de punt van de moderne divan zitten en tikte: Wie stuurde mij dit bericht?
Zou ik het zenden? Kon ik het überhaupt verzenden? Misschien was het wel een virus. Volgens mij zou Floor, onze twintigjarige zoon en computergeek zoals ze dat soort knullen tegenwoordig noemen, dit nooit geloven. Deze en meer gedachten buitelden over elkaar terwijl ik mijn duim op de zendknop had. Het waren de ongebruikelijke rode letters waardoor ik uiteindelijk drukte. Vrijwel meteen kwam er antwoord: Iets waardoor jij Martin van Hezewijk een glimp krijgt van het Niets.
Een vreemde, nieuwsgierige opwinding maakte zich van mij meester. Hoe wist hij of zij mijn naam? Even dacht ik aan Floor, maar wees dat idee meteen van de hand. Mijn zoon en ik hebben een goede band, maar mij zo te grazen nemen met techniek,
10
dat was niet zijn stijl. Naast de nieuwsgierigheid werd ik ook een beetje boos. Wat dacht diegene wel, met z’n iets? Van die rare trucjes uithalen met m’n mobiel? Ik whatsappte terug: Zeg, zijn we spelletjes aan het spelen of ga je nog zeggen wie je bent?
Net als de eerste keer kwam meteen daarna een reactie. Met mijn ogen onafgebroken op het scherm gericht deed ik mijn jas uit. Hier ging ik eens even voor zitten. Spelletjes kennen wij niet. Je kan mij beter leren kennen op een andere manier dan via dit apparaat. Wil je dat?
Ik was volledig geconcentreerd op mijn mobiel en tikte ‘ja’ voordat ik er erg in had. Toch stuurde ik het niet meteen weg. Alleen ‘ja’ stond zo kaal. Ik moest tegenwicht bieden, me niet helemaal overgeven aan nieuwsgierigheid en aan het initiatief van dit… van deze… onbekende tekstverstuurder. Ja. Zeg wat ik daarvoor moet doen. Dan beslis ik of ik daaraan gehoor geef.
11